1e herziening Noordelijke Bedrijventerreinen tbv woonwagenlocatie Bleiswijkseweg
Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer
Vastgesteld op 30-11-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan1e herziening Noordelijke bedrijventerreinen tbv woonwagenlocatie Bleiswijkseweg van de gemeente Zoetermeer.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0637.BP00052-0003.
1.3 compartiment
een groep van maximaal 4 woonwagenstandplaatsen, op de verbeelding aangeduid als 'overige zone- compartiment'.
1.4 overige begrippen
met uitzondering van de begrippen als bedoeld in lid 1.1 en 1.2 en 1.3 zijn de begrippen uit het bestemmingsplan 'Noordelijke Bedrijventerreinen' van overeenkomstige toepassing op dit plan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerken als volgt gemeten:
2.1 bouwhoogte
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 goothoogte
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 inhoud
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 oppervlakte
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 vloeroppervlakte
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden aangemerkt als bedrijfsoppervlakte (bvo).
2.6 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw(hoogte)grenzen, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen, tenzij het wonen plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- b. het gebruik van gronden die zijn gelegen buiten het bouwvlak als buitenopslagplaats voor goederen;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor zelfstandige horeca met uitzondering van het bepaalde in 3.1 onder al;
- h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk;
- i. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Wonen - Woonwagenstandplaats
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonwagenstandplaatsen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
met de daaraan ondergeschikt:
- b. groenvoorzieningen;
- c. kunstwerken;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. objecten van beeldende kunst;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. tuinen en erven;
- i. vlaggenmasten en lichtmasten;
- j. water;
- k. wegen en paden;
- l. constructies ten behoeve van brandveiligheid,
met de daarbij behorende bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
6.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
- b. afwijkingen van grenzen van maatvoeringsvlakken met ten hoogste 5 m, mits de grens van het bouwvlak niet wordt overschreden;
- c. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
- d. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
- 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
- 2. de bouwhoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
- e. het bouwen van draagconstructies voor reclamedoeleinden en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 20 m;
- f. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2
- g. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40 m.
6.2 Voorzieningen voor telecommunicatie
6.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.1 en 6.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerk.
Artikel 7 Overige Regels
7.1 Aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht Bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 9 Overgangsrecht Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan '1e herziening Noordelijke bedrijventerreinen tbv woonwagenlocatie Bleiswijkseweg'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
In 2007 heeft de gemeenteraad in het plan van aanpak Normalisatie woonwagenlocaties besloten dat op 4 woonwagenlocaties, waaronder de locatie Bleiswijkseweg in Zoetermeer, een aantal fysieke maatregelen moest worden genomen om tot een normalisatie van de woonwagenlocaties in Zoetermeer te komen. Met normalisatie wordt bedoeld dat sprake moet zijn van een schone, hele en veilige situatie (ook in relatie tot de geldende wet- en regelgeving) en dat er sprake is van normale verhoudingen tussen bewoners en gemeente. Hierbij is een aantal van maximaal 15 standplaatsen op de Bleiswijkseweg genoemd als een resultaat van de normalisatiedoelstellingen.
Voorliggende bestemmingsplan 1e herziening Noordelijke Bedrijventerreinen tbv woonwagenlocatie Bleiswijkseweg, is opgesteld om het maximale aantal standplaatsen op het onderhavige perceel aan de Bleiswijkseweg te verhogen van maximaal 12 standplaatsen, naar maximaal 15 standplaatsen.
Tevens wordt naar aanleiding van ingediende zienswijzen, alsmede ambtshalve, nog een aantal wijzigingen doorgevoerd.
Zo wordt de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte voor de woonwagens verhoogd van 3,5 m resp. 4,5 m, naar 4 m resp 7 m.
Er wordt een brandcompartimentering op de plankaart en in de planregels opgenomen en een deel van de groenzone die grenst aan de autosloperij, wordt toegevoegd aan het plangebied en krijgt een bestemming Bedrijventerrein, zodat de (sloop-) auto's verplaatst kunnen worden.
De partiële herziening beperkt zich tot dit plangebied.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied van de herziening (zie figuur 1.1 en 1.2) ligt op bedrijventerrein Rokkehage en wordt ontsloten via de Bleiswijkseweg. Ten zuiden van het plangebied is een autosloperij gevestigd. Ten noordwesten van het plangebied ligt water, aan de overzijde van dat water ligt een begraafplaats. Een groengebied en de Bleiswijkseweg met woningen liggen ten noorden van het plangebied. Ten zuidoosten van het plangebied staan bedrijfsgebouwen.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Figuur 1.2 Ligging in omgeving
1.3 Geldende Ruimtelijke Planregelingen
Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Noordelijke Bedrijventerreinen' geldig. Dit bestemmingsplan is op 24 juni 2013 vastgesteld en op 20 september 2013 onherroepelijk geworden.
In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen Wonen - Woonwagenstandplaats, Verkeer-Verblijfsgebied en Groen. Met een maatvoeringsaanduiding is aangegeven dat maximaal 12 standplaatsen zijn toegestaan.
1.4 Leeswijzer
In het volgende hoofdstuk is de plansituatie beschreven en in hoofdstuk 3 wordt het beleidskader toegelicht. De sectorale en milieuhygiënische onderzoeken zijn in hoofdstuk 4 opgenomen. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de planregels. Hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige En Nieuwe Situatie
Uitbreiding aantal standplaatsen.
Het plangebied is gelegen in het oosten van Zoetermeer ten zuiden van de Bleiswijkseweg. Binnen het plangebied staan nu 10 woonwagens. Er kunnen op basis van het bestemmingsplan nog 2 woonwagens gerealiseerd worden. Met deze herziening van het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden 15 woonwagens (3 extra) te plaatsen. De woonwagenlocatie wordt heringericht en opgeknapt zodat een schoon, heel en veilig gebied ontstaat met extra parkeergelegenheid.
Bouwhoogte.
Tevens wordt de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van 3,5 m resp. 4,5 m, verhoogd naar 4 m resp. 7 m. Er is al eerder in het verleden door de gemeente meegewerkt aan het realiseren van verdiepingen op een aantal woonwagens, op verzoek van de betreffende eigenaren. Een deel van de bewoners op deze locatie wil ook de mogelijkheid opgenomen zien om een verdieping te kunnen realiseren.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt bezien is er geen bezwaar tegen om de maximale bouwhoogte te verhogen naar 7 m. De woonwagenlocatie is deels omgeven door bedrijfsbebouwing die varieert van 6 tot 15 m hoogte. Zodoende kan gesteld worden dat het zicht vanaf de zijde van de Bleiswijkseweg niet verder wordt belemmerd.
De tegenoverliggende woningen aan de Bleiswijkseweg liggen op een afstand van ca. 65 m. Tussen de woonwagenlocatie en de woningen ligt een verkeersweg en een groengebied. Dit verandert niet. De mogelijke verhoging van 4,5 naar 7 m bouwhoogte heeft geen invloed op de bezonningssituatie of privacy van omwonenden aan de Bleiswijkseweg.
Er wordt voldoende rekening gehouden met de belangen van omwonenden.
Stallingsruimte autosloperij De Eendracht.
De eigenaar van de autosloperij De Eendracht, woonachtig op de woonwagenlocatie, heeft verzocht om zijn auto's, die nu langs de toegangsweg op de openbare parkeerplaatsen zijn gestald, naast zijn bedrijf te mogen stallen.
Het zou inderdaad beter zijn als de auto's verplaatst worden naar een plek dichter bij de autosloperij en die daarvoor ook beter geschikt is. Zodoende kan het terrein afgesloten worden en is er meer toezicht op de handelswaar. De parkeerstrook kan dan ook weer gebruikt worden door bewoners of bezoekers.
Een deel van de aangrenzende groenstrook, ter hoogte van de autosloperij, zou ten behoeve van het stallen gebruikt kunnen worden. Vanaf de Bleiswijkseweg heeft de groenstrook een lengte van ca. 220 m. De laatste ca. 55 m daarvan zou geschikt gemaakt kunnen worden voor het bedrijf. Er blijft dan nog ruim 160 m van de groenstrook over. Het voordeel is dat het zicht vanaf de Bleiswijkseweg verbetert omdat de gestalde (sloop)auto's verplaatst zullen worden naar het nieuwe gebied.
Het betreft een groenstrook waarop struikgewas staat en een aantal bomen. De groenstrook is lange tijd niet onderhouden waardoor de bomen te groot zijn geworden. Voor de bomen dient een kapvergunning verleend te worden. Deze bomen moeten gekapt worden omdat ze inmiddels met de kruin tegen de gevelbeplating van naastgelegen bedrijven staan. Dit is niet wenselijk.
De strook krijgt een bestemming Bedrijventerrein, zonder bouwmogelijkheden, met de aanduiding 'autosloperij', zodat de grond, na herinrichting, gebruikt kan worden ten behoeve van opslag voor dit bedrijf. Er zal een huurovereenkomst met de gemeente moeten zijn gesloten over de huur van de grond. Het terrein zal zo worden ingericht dat een strook van 2 meter breed, grenzend aan de oostelijke perceelsgrens, groen blijft.
Brandcompartimentering
In overleg met de Veiligheidsregio Haaglanden is een regeling voor brandcompartimentering opgenomen. Zodoende is duidelijk dat er niet meer dan de wettelijk maximaal toegestane 4 standplaatsen binnen een compartiment liggen en dat de brandcompartimenten voldoen aan de minimale onderlinge afstand van 5 mt.
Zie ook paragraaf 4.5.
2.2 Noodzaak
In 2007 heeft de gemeenteraad in het plan van aanpak Normalisatie woonwagenlocaties besloten dat op 4 woonwagenlocaties, waaronder de locatie Bleiswijkseweg, in Zoetermeer een aantal fysieke maatregelen moest worden genomen om tot een complete normalisatie van de woonwagenlocaties in Zoetermeer te komen. Met normalisatie wordt bedoeld dat sprake moet zijn van een situatie van schoon, heel en veilig (ook in relatie tot de geldende wet- en regelgeving) en dat er sprake is van normale verhoudingen tussen bewoners en gemeente. Hierbij is een aantal van maximaal 15 standplaatsen op de Bleiswijkseweg genoemd als een resultante van de normalisatiedoelstellingen.
De gemeente en de bewoners van de Bleiswijkseweg zijn al geruime tijd met elkaar in gesprek over een herinrichting van het middenterrein van deze locatie en het uitvoeren van groot onderhoud aan de bergingen van de bewoners. Door de bewoners is eerder aangegeven dat zij extra standplaatsen willen op de locatie Bleiswijkseweg ten behoeve van inwonende (volwassen) kinderen. De gemeente heeft aangegeven in principe bereid te zijn om de herinrichting van het middenterrein van de locatie Bleiswijkseweg te laten samenvallen met het creëren van drie extra standplaatsen. Om dit mogelijk te maken moet echter wel een bestemmingsplanherziening worden doorlopen.
2.3 Parkeren
In de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels juni 2012 zijn voor woonwagens (en woonboten) geen specifieke parkeernormen opgenomen. De parkeernormen zijn gekoppeld aan de bewoonbare oppervlakte/gebruiksoppervlakte van de woningen exclusief tuinen en terrassen.
Dit betekent dat een woonwagen een parkeernorm heeft van de bijbehorende oppervlakte qua gebruiksoppervlakte. Op basis van de Nota Parkeernormen kan gesteld worden dat de woonwagens aan te merken zijn als kleine woningen met een oppervlakte tussen de 90 – 110 m2 BVO. Hiervoor geldt een parkeernorm die ligt tussen de 1,5 -1,7 per woonwagen. Dit is inclusief het bezoekersaandeel van 0,3. Afgerond moeten er dus tussen de 23 en 26 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
Door de herinrichting van het terrein ontstaat een middengebied waar 2 parkeerstroken van circa 80 meter gerealiseerd worden. Per strook kunnen 13 auto's parkeren (80/6= 13,333). Met de aanleg van deze stroken wordt voldaan aan het benodigde aantal parkeerplaatsen. Met de reeds aanwezige parkeervoorzieningen (aan de zuid en oostzijde van het terrein) wordt ruimschoots voldaan aan de parkeernorm.
Bij bedrijfsvoering waarmee auto's gemoeid zijn dient voldoende ruimte voor de bedrijfsvoering aanwezig te zijn en de 'opslag' van deze bedrijfsauto's dient op eigen terrein plaats te vinden en in geen geval in de openbare ruimte.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Na het intrekken van de woonwagenwet in 1999 door het Rijk, maken de woonwagenlocaties onderdeel uit van het reguliere huisvestingsbeleid van de gemeente Zoetermeer. De gemeente voert daarnaast sinds 2007 (raadsbesluit) een normalisatiebeleid. Onder normalisatie wordt in dit verband verstaan dat de standplaatsen voor woonwagens zodanig zijn ingericht dat ze voldoen aan de huidige eisen van (brand)veiligheid en leefbaarheid. Toetsing aan het beleid heeft reeds plaatsgevonden bij het opstellen van het vigerende bestemmingsplan. De functie wonen blijft onveranderd. De woningen passen binnen het woningbouwprogramma van de gemeente en hiermee binnen het gemeentelijk beleid. Geconcludeerd wordt dat het beleid het verlenen van een omgevingsvergunning niet in de weg staat.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Onderzoeken Bestemmingsplan
Ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan vindt uitsluitend een uitbreiding van het aantal toegestane woonwagens plaats. Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan 'Noordelijke Bedrijventerreinen' is al onderzoek verricht naar:
- Bodemkwaliteit
- Bedrijven en milieuzonering
- Geluidhinder
- Leidingen
- Geurhinder
- Natuurwaarden
- Archeologie
Aangezien in onderhavig bestemmingsplan enkel het aantal woonwagens voor deze locatie wordt verhoogd, zijn er vanuit bovenstaande aspecten geen beperkingen.
De toevoeging van het aantal woonwagens heeft wel invloed op de onderstaande aspecten:
- Waterhuishouding
- Verkeer en luchtkwaliteit
- Geluidhinder
- Externe veiligheid
4.2 Waterparagraaf
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.
De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:
- Het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
- De waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
- Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
- Het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.
Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 van het hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 is beschreven hoe het hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.
Volgens de eis van het waterschap dient bij een toename in verharding van 500 m2 of meer watercompensatie plaats te vinden. 5% Van de toename in verharding dient te worden gecompenseerd. De toename van het aantal woonwagens betekent dat het verhard oppervlak kan toenemen. De precieze toename in verharding is nog niet bekend. Binnen het plangebied is echter voldoende grond beschikbaar om in eventuele compensatie te kunnen voldoen. Verdere uitwerking zal plaatsvinden bij de aanvraag van de omgevingsvergunning.
4.3 Verkeer En Luchtkwaliteit
De toename van 3 woonwagens zal leiden tot een zeer gering aandeel extra verkeer op de ontsluitende wegen. Dit leidt dan ook niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Parkeren gebeurt op eigen terrein. Door het terrein her in te richten (zie paragraaf 2.1) ontstaat extra ruimte voor parkeergelegenheid. Hierdoor kan voldaan worden aan de geldende parkeernormen.
Een toename van het aantal verkeersbewegingen heeft invloed op de luchtkwaliteit. Er is echter sprake van een zeer geringe toename van 3 woonwagens. Deze toename is niet in betekenende mate. De toename van het aantal woningen (3) ligt verder onder de grens voor aanvullend onderzoek (1500).
4.4 Geluidhinder
Wanneer geluidgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden worden gerealiseerd dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Woonwagenstandplaatsen worden hierbij gezien als geluidgevoelig terrein. Voor de geluidsbelasting van geluidgevoelige bestemmingen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai, 55 dB voor spoorweglawaai en 50 dB(A) voor industrielawaai.
Volgens de Wet geluidhinder is de woonwagenstandplaats en niet de individuele woonwagen de geluidsgevoelige bestemming. De drie extra woonwagens worden gerealiseerd binnen de daarvoor aangewezen planologische ruimte die in het vigerende bestemmingsplan “Noordelijke Bedrijventerreinen” is vastgelegd. Er worden derhalve geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Er zijn dan ook wat betreft geluidhinder geen belemmeringen voor de beoogde extra woonwagens. Het aspect geluidhinder staat de drie extra woonwagens niet in de weg.
4.5 Externe Veiligheid
Volgens de Risicokaart (www.risicokaart.nl) vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor of het water of zijn er risicovolle inrichtingen aanwezig die van invloed zijn op de risicosituatie in het plangebied.
Over de Bleiswijkseweg en de Oostweg langs het plangebied vindt in dusdanig lage frequentie vervoer van gevaarlijke stoffen plaats dat er geen sprake is van een PR 10-6 contour, plasbrandaandachtsgebied of groepsrisico.
Ook over de rijksweg A12 op circa 370 m ten zuiden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens het Basisnet Weg is er geen sprake van een PR 10-6 contour of plasbrandaandachtsgebied buiten de weg. Het maatgevende invloedsgebied van de weg is 355 m vanwege het vervoer van de stofcategorie GF3. Volgens het Basisnet is het groepsrisico groter dan 0,1 maal de oriënterende waard.
Direct ten noorden van het plangebied is daarnaast de gasleiding W-539-03 (diameter: 8,62 inch, 40 bar, inventarisatieafstand 95 m) gelegen. Gezien de personendichtheid in de omgeving van het plangebied is het groepsrisico hierbij naar verwachting ook groter dan 0,1 maal de oriënterende waarde.
De ontwikkeling is met de realisatie van maximaal 3 woonwagens dusdanig klein dat dit niet leidt tot een meetbare toename van de hoogte van het groepsrisico. Volgens de handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico is het aantal personen per woning gemiddeld 2,4. Dit betekent dat met de beoogde ontwikkeling circa 7,2 personen worden toegevoegd. Vanwege de kleinschaligheid van de ontwikkeling vormt de aanwezigheid van de weg en leiding dan ook geen belemmering.
Verantwoording groepsrisico
Voor het voorliggende bestemmingsplan is een verantwoording van het groepsrisico nodig. Bij deze verantwoording zal aandacht besteed worden aan de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal hierover advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.
De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op 11 mei 2015 advies uitgebracht. Geconcludeerd wordt ten aanzien van externe veiligheid dat de ontwikkeling niet valt onder één van de categorieën uit de notitie van 20 januari 2015, Advisering EV - Veiligheidsregio Haaglanden, waarvoor een specifiek advies wordt opgesteld.
Dat houdt in dat voor de afweging gebruik kan worden gemaakt van de maatregelen zoals deze voor hoge druk aardgastransportleidingen en transport van gevaarlijke stoffen over de weg zijn opgenomen in de genoemde notitie. De betreffende maatregelen die in de notitie worden geadviseerd, zoals voorbereiding interne organisatie en risicocommunicatie, zijn zaken die vooral via het communicatie (rampenbestrijdings-)spoor lopen en niet via het ruimtelijke spoor.
Gezien de niet meetbare toename van het groepsrisico wordt het risico aanvaardbaar geacht.
Voorts meldt de Veiligheidsregio dat wat betreft de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten, de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervooorzieningen voor dit plangebied voldoende wordt geacht.
Brandveiligheid
In overleg met de Veiligheidsregio Haaglanden/Brandweer is een regeling opgenomen over brandcompartimentering. In het Bouwbesluit 2012 (artikelen 2.82 t/m 2.84 en 2.88 t/m 2.90) zijn regels opgenomen met betrekking tot brandveiligheid van woonwagens. Daarin wordt gesproken over brandcompartimenten. Binnen een brandcompartiment zijn maximaal 4 woonwagens met bijbehorende nevenfuncties toegestaan met een maximale gebruiks- oppervlakte van het brandcompartiment van 1.000 m2. Voorts dient de afstand tussen 2 brandcompartimenten minimaal 5 m te bedragen.
Om te kunnen bepalen of de gewenste uitbreiding mogelijk is conform het Bouwbesluit 2012, is een brandcompartimentering opgenomen op de plankaart. Zodoende kan bezien worden of de gewenste uitbreiding mogelijk is en kan voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2012.
Binnen elk compartiment zijn niet meer dan 4 woonwagens opgenomen. Elk brandcompartiment is niet groter dan 1.000 m2. En de onderlinge afstand tussen brandcompartimenten op de plankaart is minimaal 5 m.
Geconcludeerd kan worden dat de uitbreiding met 3 standplaatsen mogelijk is binnen de eisen van het Bouwbesluit 2012, waarbij de compartimentering zoals op de plankaart is aangegeven als uitgangspunt dient voor de verdere uitgifte van de standplaatsen.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels
5.1 Inleiding
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie-, bouw- en gebiedsaanduidingen, en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
5.2 Opzet Van Het Bestemmingsplan
De regels van het vigerende bestemmingsplan Noordelijke Bedrijventerreinen zijn onverminderd van toepassing.
De woonwagenlocatie heeft hierin de bestemming 'Wonen-Woonwagenstandplaats'. Deze blijft onveranderd. Wel worden de regels binnen deze bestemming aangepast.
Op de verbeelding is nu met een maatvoeringsaanduiding aangegeven dat maximaal 15 wooneenheden zijn toegestaan.
De maatvoeringsaanduiding met betrekking tot de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte is aangepast. De maximale goot- en bouwhoogte is verhoogd naar 4 m resp. 7 m.
Er is een regeling opgenomen ten aanzien van brandcompartimentering. Op de verbeelding is de compartimentering aangegeven. Daarbinnen zijn maximaal 4 standplaatsen toegestaan. Ook de bergingen moeten binnen de compartimentering liggen.
En een gedeelte van de oostelijk van de locatie gelegen groenstrook heeft een Bedrijfsbestemming gekregen, zonder bouwmogelijkheden, bedoeld voor opslag van de auto's van het autosloperijbedrijf De Eendracht.
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
In artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij de algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.
In afwijking hiervan is in artikel 6.2.1a (Bro) opgenomen dat bij gevallen waarbij het totaal der exploitatiebijdragen kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000,– er geen exploitatieplan opgesteld dient te worden. In dit geval is hiervan sprake.
Daarnaast heeft de gemeente voldoende middelen beschikbaar gesteld om de voorliggende herziening op te stellen. Deze middelen dekken de kosten voor het opstellen van de herziening en het doorlopen van de planprocedure.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op 2 april 2015 heeft de publicatie van de aankondiging ex artikel 1.3.1 Bro plaatsgehad.
Vervolgens heeft op 7 april 2015 het college van B&W besloten in te stemmen met het concept-ontwerp van de 1e herziening van het bestemmingsplan Noordelijke Bedrijventerreinen tbv van de woonwagenlocatie Bleiswijkseweg.
Op 9 april 2015 is het concept-ontwerp voor overleg ex artikel 3.1.1 Bro gestuurd naar de overlegpartners.
Daarna heeft het college van burgemeester en wethouders besloten om het ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen voor de duur van zes weken.
Vanaf 17 april 2015 heeft het ontwerp bestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegen.
Op 21 april 2015 is een informatie avond georganiseerd ten behoeve van bewoners van de woonwagenlocatie en omwonenden. Deze avond is goed bezocht.
Een ieder kon gedurende de periode van zes weken een zienswijze indienen tegen het ontwerpbestemmingsplan. Tijdens de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn 4 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen, augustus 2015. De Nota Zienswijzen is bijgevoegd in Verbroken kruisverwijzing naar 'Nota Zienswijzen, augustus 2015'.
De zienswijzen zijn aanleiding geweest tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan. Tevens is een aantal ambtelijke aanpassingen doorgevoerd. Alle aanpassingen ten opzichte van het ontwerp zijn opgenomen in de Nota Aanpassingen, augustus 2015, zie Verbroken kruisverwijzing naar 'Nota Aanpassingen, augustus 2015'.
Op 22 september 2015 heeft het college ingestemd met het raadsvoorstel om de herziening gewijzigd vast te stellen.
Op 30 september 2015 zijn indieners van een zienswijze uitgenodigd voor een hoorzitting in de raadscommissie Stad. Van de uitnodiging om te worden gehoord is door niemand gebruik gemaakt.
Bij brief van 13 oktober 2015 zijn de omwonenden ingelicht over de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Dit heeft niet tot reacties geleid.
Op 30 november 2015 heeft de gemeenteraad een besluit genomen over de ingediende zienswijzen en het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen
Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen
Bijlage 1 Nota Aanpassingen, Augustus 2015
Bijlage 1 Nota Aanpassingen, augustus 2015