KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Leiding - Gas
Artikel 7 Leiding - Riool
Artikel 8 Leiding - Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.4 Conclusie
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Geschiedenis
3.2 Huidige Gebruik
3.3 Bereikbaarheid Plangebied
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
4.1 Planopzet
4.2 Beschrijving Behoefte
Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit
5.1 Bodemkwaliteit
5.2 Niet Gesprongen Explosieven
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
5.4 Trillingen
5.5 Wegverkeerslawaai
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Kabels En Leidingen
5.9 Water
5.10 Natuurwaarden
5.11 Cultuurhistorie En Archeologie
5.12 Duurzaamheid
5.13 Vormvrije Mer-beoordeling
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Inleidende Regels
6.2 Bestemmingsregels
6.3 Algemene Regels
6.4 Overgangsrecht En Slotregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Handhaving
Bijlage 1 Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Notitie Effecten Ontsluiting Extra Vrachtverkeer Via Industrieweg
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Trillingsonderzoek
Bijlage 4 Wegverkeerslawaai Vanwege De Nieuwe Ontsluitingsweg
Bijlage 5 Quickscan Ecologie
Bijlage 6 Memo Vormvrije-mer
Bijlage 7 Verslag Inloopavond 10 Januari 2018
Bijlage 8 Nota Beantwoording Vooroverleg
Bijlage 9 Proces Verbaal Van Oplevering Wsvs-oce Detectie
Bijlage 10 Stikstofdepositieberekening Nieuwe Ontsluitingsweg 27 Januari 2020
Bijlage 11 Aanvullend Onderzoek Nge
Bijlage 12 Onderzoek Geluidwering (Bedrijfs)woningen
Bijlage 13 Verslag Bijeenkomst Bewoners 17 April 2019
Bijlage 14 Verslag Bijeenkomst Bedrijven 7 Mei 2019
Bijlage 15 Verslag Bijeenkomst Bewoners 18 Juli 2019
Bijlage 16 Verslag Bijeenkomst Bedrijven 4 September 2019
Bijlage 17 Besluit College B&w Van 16 Juli 2019 Inzake Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 18 Nota Zienswijzen

Ontsluitingsweg Nutricia

Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer

Vastgesteld op 13-07-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Ontsluitingsweg Nutricia met identificatienummer NL.IMRO.0637.BP00087- van de gemeente Zoetermeer.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 afhaalcentrum

het bedrijfsmatig leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling ten verkoop.

1.6 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd, waaronder mede worden begrepen het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht, zoals een fietsenmaker, kledingreparatiebedrijf, lijstenmakerij, naai-atelier, sleutelmakerij, schoenreparatiebedrijf en klompenmakerij.

1.7 antennedrager

een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12 bedrijf

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, verhandelen en opslag van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.13 bedrijfsgebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie.

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimten die worden gebruikt voor een (aan-huis-verbonden) beroep of bedrijf, winkel of dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, kantine, toiletruimten, lift- en trappenhuizen en dergelijke.

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.

1.17 begane grond

bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als peil.

1.18 beperkt kwetsbaar object

  1. a. verspreid liggende woningen, woonwagens en woonschepen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonwagens of woonschepen per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object, onder c, vallen;
  3. c. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  4. d. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object, onder d, vallen;
  5. e. objecten die met de onder a tot en met c genoemde functies gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  6. f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.19 bestaand

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.30 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reisbureaus, kapsalons, banken, belwinkels en internetcafés, zulks met uitzondering van horeca.

1.33 ecologische waarden

de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling.

1.34 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.35 erfbebouwing

functioneel met een gebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken.

1.36 fte

fulltime equivalent: de rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of personeelssterkte wordt uitgedrukt. Een fte is een volledige werkweek.

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in

artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.39 geluidszone - industrie

een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.40 gezoneerd industrieterrein

terrein waarop bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit omgevingsrecht, zijn toegelaten, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.41 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfs- of beroepsactiviteit.

1.42 horeca

het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken, bereiden voor directe consumptie van voedsel en/of dranken, exploiteren van zaalaccommodatie en het bieden van logies.

1.43 kunstwerk

een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, voorziening ter voorkoming of beperking van vervuiling van de waterhuishouding, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.44 kwetsbaar object

  1. a. woningen, woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen, woonwagens en woonschepen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbaar object, onder a;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.45 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch opzicht.

1.46 LZV

voertuigen zoals bedoeld in artikel 1 onder e de Beleidsregel keuring en ontheffingverlening LZV (laatste wijziging 10-12-2019, stcrt. 2019, 69526).

1.47 natuur- en landschapsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.

1.48 natuurwaarden

de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.49 nutsvoorziening

voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.

1.50 ondergeschikte horeca

horeca dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. Het ondergeschikt gebruik dient van beperkte functionele en/of ruimtelijke omvang te zijn, zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm, geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

1.51 ontsluitingsweg

een weg, pad of doorgang die toegang verschaft tot een perceel.

1.52 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.53 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.54 parkeergelegenheid

ruimte voor het stallen van auto's, fietsen en andere (motor)voertuigen.

1.55 peil

  1. a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad:
    de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:
    het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  3. c. in overige gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.

1.56 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.57 risicovolle inrichting

  1. 1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. 2. een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen.

1.58 roaming

het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators / providers.

1.59 site sharing

het gezamenlijk door twee of meer operators / providers gebruik maken van een antenne-installatie

1.60 voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing langs die weg. Een hoekpand heeft slechts 1 voorgevelrooilijn.

1.61 vuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier en/of professioneel gebruik.

1.62 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, die door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.63 winkelvloeroppervlak (wvo)

het vloeroppervlak in vierkante meters wat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen. Dus exclusief administratieruimte, kantines, toiletten, magazijnruimte, ruimte voor ontvangst van goederen, verwerkingsruimte en dergelijke.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerken als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van een bouwwerk, waar de afstand het kortst is.

2.2 bebouwingspercentage

de verhouding tussen het bebouwde deel van een bebouwingsvlak of bestemmingsvlak en het onbebouwde deel.

2.3 bouwhoogte

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 lengte, breedte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.8 oppervlakte

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

het totale vloeroppervlak van ruimten gemeten langs de binnenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte omhullen.

2.10 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.11 onderlinge afstand

tussen vrijstaande gebouwen onderlinge afstand, daar waar de afstand het kleinst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van motorvoertuigen, caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - portiersgebouw' kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 voor het bouwen van een gebouw met een maximale bouwhoogte van 4 m en een maximaal oppervlakte van 100 m2 mits:

  1. a. de ontsluiting voor vrachtverkeer (inclusief LZV's) van het bedrijventerrein via het bedrijventerrein Rokkehage naar de Oostweg en Bleiswijkseweg niet wordt aangetast;
  2. b. de draaicirkel voor vrachtverkeer (inclusief LZV's) niet wordt aangetast;
  3. c. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig wordt aangetast;

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, wordt hierover schriftelijk advies gevraagd aan een gemeentelijke verkeerskundige. Hiertoe overlegt de aanvrager een technisch ontwerp van de ontsluiting voor vrachtverkeer (inclusief LZV's) van het bedrijventerrein. Van het advies van de verkeerskundige kan alleen gemotiveerd worden afgeweken.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 6.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet onevenredig wordt geschaad en geen kwetsbaar object toegelaten. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Leiding - Riool

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m.
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 7.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Leiding - Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 8.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouw- En Gebruiksregels

10.1 Parkeren en laad- en losvoorzieningen

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' is bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder, de realisatie van geluidsgevoelige objecten -voor zover gelegen binnen een geluidszone- niet mogelijk tenzij wordt voldaan aan:

  1. a. de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel
  2. b. het besluit hogere waarden geluid dat bij dit ruimtelijke plan is gevoegd, met inbegrip van de in dat besluit opgenomen voorwaarden en maatregelen.

11.2 Overige zone - parkeren en geluidgevoelige objecten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - parkeren en geluidsgevoelige objecten' is bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder, de realisatie van geluidsgevoelige objecten -voor zover gelegen binnen een geluidszone- niet mogelijk tenzij wordt voldaan aan:

  1. a. de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel
  2. b. het besluit hogere waarden geluid dat bij dit ruimtelijke plan is gevoegd, met inbegrip van de in dat besluit opgenomen voorwaarden en maatregelen.

11.3 Overige zone - 30 km/u

De ontsluitingsweg (gelegen tussen het terrein Nutricia en de Rokkeveenseweg) mag pas in gebruik worden genomen als ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone – 30 km/u' een maximale snelheid van 30 km/u geldt.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 1 m overschrijden;
  3. c. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
    1. 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
    2. 2. de bouwhoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
  4. d. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2;
  5. e. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40 m;

12.2 Voorzieningen voor telecommunicatie

12.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1 en 12.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

Voor zover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  1. a. in de eerste plaats de regels van Artikel 6 Leiding - Gas;
  2. b. in de tweede plaats de regels van Artikel 8 Leiding - Water;
  3. c. in de derde plaats de regels van Artikel 7 Leiding - Riool.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. 2. Bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Ontsluitingsweg Nutricia.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Nieuwe ontsluitingsweg

Met het voorliggend bestemmingsplan wordt een nieuwe ontsluitingsweg mogelijk gemaakt. Deze nieuwe weg loopt van de oostzijde van Nutricia, over het bedrijventerrein Rokkehage, richting de Bleiswijkseweg en de Oostweg.

De aanleiding om een nieuwe ontsluitingsweg mogelijk te maken is het streven van de gemeente om de leefbaarheid en veiligheid in de wijk Dorp te verbeteren. Op dit moment rijden er aanzienlijke aantallen vrachtwagens door woongebieden, zowel overdag als 's nachts. Dit is historisch zo gegroeid. Deze situatie is echter niet meer van deze tijd en onwenselijk. Door het aan- en afrijdende vrachtverkeer van Nutricia direct via bedrijventerrein Rokkehage buiten de kern te houden verbetert de leefbaarheid en verkeersveiligheid sterk in de wijk Dorp.

Met de nieuwe ontsluitingsweg wordt het bedrijf Nutricia op een andere manier ontsloten dan nu het geval is. Nutricia is een innovatief en modern bedrijf dat zich richt op de toekomst. Een toekomst in Zoetermeer. Op dit moment is Nutricia bezig om haar bedrijfsprocessen te optimaliseren. Dit betekent investeren in een duurzame en toekomstbestendige bedrijfsvoering. Een ontsluiting die buiten de woongebieden ligt is hier onderdeel van, evenals de mogelijkheid tot uitbreiding in de toekomst. De huidige situatie correspondeert hier niet meer mee. Het voorliggende bestemmingsplan draagt dan ook bij aan het toekomstperspectief van Nutricia.

Tenslotte vormt de woningbouwontwikkeling op het terrein naast Nutricia aanleiding om de ontsluiting van Nutricia te verduurzamen. Zoetermeer en specifiek ook de wijk Dorp heeft behoefte aan woningbouw. Voor deze woningbouwlocatie is een apart bestemmingsplan opgesteld.

Overige ontwikkelingen

Naast de nieuwe ontsluitingsweg wordt met dit plan de woonbestemming behorend bij adres Rokkeveenseweg 46A en 46B, omgezet naar de bestemming Bedrijventerrein. Het is vanuit de gemeente Zoetermeer niet langer gewenst dat hier nog gewoond wordt. De woningen zijn aangekocht door de gemeente. De woningen worden nog wel tijdelijk bewoond. Totdat onderhavig bestemmingsplan onherroepelijk is, maken deze woningen namelijk deel uit van de leegstandbeheerregeling. De bewoning zal zijn beëindigd voordat de nieuwe ontsluitingsweg in gebruik is genomen.

Aan de Rokkeveenseweg lag voorheen de tijdelijke woonwagenlocatie 't Oude Gemaal voor drie woonwagens. De locatie maakt onderdeel uit van het plangebied.

Ten slotte heeft de waterzuiveringsinstallatie van Nutricia de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen in dit bestemmingsplan. Dat komt overeen met de vigerende regeling in het bestemmingsplan Nutrihage.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het bestemmingsplangebied ligt ten noorden van de A12. Het plangebied wordt verder globaal begrensd door het bedrijf Nutricia ten westen van het plangebied en het bedrijventerrein Rokkehage ten oosten van het plangebied. Ten noorden van het plangebied ligt een gevangenis waarvoor plannen tot herontwikkeling in de maak zijn door de eigenaar, enkele kantoren en een toekomstige woningbouwlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00087-0003_0001.jpg"

Figuur 1.1: Ligging van het plangebied.

1.3 Vigerende Bestemmingsplan

De beoogde ontsluitingsweg past niet in de vigerende bestemmingsregelingen en voor de ontwikkeling dient dan ook een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. Voor de gronden waar de ontsluitingsweg beoogd is, gelden verschillende bestemmingsplannen. In het noordwestelijk deel van het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Dorp II' (vastgesteld 26 februari 1979). Voor het zuidwestelijke deel geldt het bestemmingsplan 'Nutrihage' (vastgesteld 25 november 2014). Voor het oostelijke/noordoostelijke deel van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Noordelijke bedrijventerreinen' (vastgesteld 24 juni 2013). Tevens gelden voor de gronden de Parapluherziening 'Parkeren en Geluidsgevoelige objecten' (vastgesteld 15 mei 2018).

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en Barro

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker vooropstaat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar de onderstaande nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen.

  • Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  • Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  • Het in standhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Toetsing

Bij de ontwikkeling van de ontsluitingsweg zijn op de beoogde locatie geen rijksbelangen in het geding.

Besluit ruimtelijke ordening

In Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving moet bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing

Uit de handreiking ladder en jurisprudentie blijkt dat infrastructuur niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt gezien. Het gaat bovendien om een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. De behoefte aan een nieuwe verkeersveilige ontsluiting voor Nutricia is in de inleiding beschreven.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Omgevingsvisie Zuid-Holland

Economische groei zorgt voor toenemende drukte op de infrastructuur, zowel wat betreft goederenverkeer als woon-werk verplaatsingen. Zuid-Holland ontleent zijn kracht aan het meerkernige stedelijk netwerk waarin elke stad een economisch profiel heeft. Zuid-Holland moet optimaal verbonden zijn en blijven met regionale, landelijke en internationale centra: de best bereikbare provincie van Nederland. Dat vraagt om een moderne, duurzame en gebiedsgerichte aanpak. De provincie wil verkeersknelpunten aanpakken. Er liggen grote kansen in verbinding van de mobiliteitsopgaven met de verstedelijkingsaanpak, economische transitie en energievernieuwing.

Bevorderen van een goede en veilige bereikbaarheid, met een mobiliteitsnetwerk dat keuzevrijheid biedt en aansluit op de behoeften van reizigers en vervoerders

De provincie zet beleidsmatig in op de zorg voor een optimale bereikbaarheid voor reizigers en vervoerders, door goed met elkaar verbonden en betrouwbare (inter)regionale netwerken. De behoeften van de mobiliteitsgebruiker staan hierbij centraal, met keuzevrijheid voor verschillende mogelijkheden van vervoer. Het bevorderen van een goede verbinding met de (inter)nationale netwerken is onderdeel van deze opgave.

Zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied

Ook zet de provincie in op de zorg voor een goede ruimtelijke ontwikkeling, binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. Onderdeel van deze opgave is het bevorderen van een optimaal gebruik van de binnenstedelijke ruimte.

Toetsing

De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan een betere bereikbaarheid voor bestemmingsverkeer van en naar Nutricia. Dit bevordert daarnaast de verkeersveiligheid en zorgt ervoor dat het bestemmingsverkeer zo min mogelijk door woonwijken moet rijden. Hiermee sluit de ontwikkeling aan op het beleid van de provincie Zuid-Holland.

Omgevingsverordening Zuid-Holland

In samenhang met de omgevingsvisie en het programma ruimte is de Omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor de ontwikkeling van het plangebied is onderstaande van toepassing.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);

b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:

  1. 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
  2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;

c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:

  1. 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
  2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

De leden 2 tot en met 7 van artikel 6.9 zijn niet van toepassing.

Toetsing
Het gebied is aangemerkt als 'steden en dorpen'. Kenmerken als de identiteit van de plek (historische, culturele, toeristische en ruimtelijke kenmerken), de geografische strategische ligging in het stedelijk netwerk en de aanwezige en nieuwe economische dragers maken van iedere stad en ieder centrum in het systeem een unieke plek met een eigen (ruimtelijke) karakteristiek. Een brede waaier aan woon- en werkmilieus is een belangrijke voorwaarde voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Als herstructurering, transformatie of verdichting plaatsvindt binnen de stad, dan draagt dit bij aan de versterking van de ruimtelijke karakteristiek. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van de groen- en waterstructuur als onderdeel van het stads- en dorpsontwerp. De hoogstedelijke centrumgebieden kennen een hoge bereikbaarheid en sterke identiteit. Ze bieden plaats aan (inter)nationale voorzieningen en bijzondere stedelijke woonmilieus.

Het initiatief is niet in strijd met de richtpunten en geeft invulling aan een goede ontsluiting van een bestaand bedrijventerrein. Hiermee wordt aangesloten bij de bestaande gebiedsidentiteit en is sprake van inpassen.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

  1. 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
    1. a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
    2. b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.
  2. 2. Gedeputeerde staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
  3. 3. Gedeputeerde staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.

Toetsing

Het initiatief is in paragraaf 2.1 getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Het betreft een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied die niet als stedelijke ontwikkeling wordt gezien.

Programma ruimte

Het plangebied is in het programma ruimte aangemerkt als bedrijventerrein. De bedrijventerreinen vormen een belangrijke voorwaarde voor de Zuid-Hollandse economie. De schaarse ruimte moet zo efficiënt mogelijk worden benut met aandacht voor kwaliteit. Kwalitatief goede bedrijventerreinen zijn nodig voor een optimaal vestigingsklimaat voor het gehele Zuid-Hollandse bedrijfsleven. Het op lange termijn in evenwicht brengen van de vraag naar en het aanbod van bedrijventerreinen is een belangrijk uitgangspunt voor het bedrijventerreinenbeleid. Het gaat om een combinatie van het beter benutten van bestaande, kwalitatief goede bedrijventerreinen en het ontwikkelen van nieuwe locaties die kwalitatief toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de bestaande voorraad.

Toetsing
In dit geval wordt de bereikbaarheid van een deel van het bestaande bedrijventerrein verbeterd. Hierdoor wordt de locatie van Nutricia beter benut en zal dit een gunstig effect hebben op de leefbaarheid van naastgelegen woongebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00087-0003_0002.png"

Figuur 2.1 Uitsnede kaart strategie voor bedrijventerreinen.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Verkenningennota Structuurvisie 2030 (2011)

De Verkenningennota omvat een aantal thematische verkenningen en wensbeelden die voortbouwen op de opgaven uit de Stadsvisie 2030 en draagt tevens een aantal nieuwe beleidsideeën aan die als onderzoeksvragen in de Omgevingsvisie worden meegenomen.

Toetsing

Het plangebied maakt in de nota deels onderdeel uit van de hoogdynamische A12-zone en bestaand bedrijventerrein. Het bestaand bedrijventerrein is aangemerkt als transformatie gebied voor een gemengd gebied met de combinatie kantoren en bedrijven.

Stadsvisie 2030 (2008)

De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad van Zoetermeer, verwoordt negen opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.

In het kader van dit bestemmingsplan is met name opgave 8 (A12 zone ontwikkelen van een hinderlijk tot een verbindend element) van belang.

De A12 legt beperkingen op voor wat langs de A12 kan worden gebouwd, terwijl daar juist nog veel onbenutte ruime ligt. De genoemde geluidhinder is afgenomen door de plaatsing van geluidschermen.

Toetsing

Het plangebied is aangeduid als 'Ontwikkeling A12 zone'. Hier is hoogwaardige bedrijvigheid, wonen, voorzieningen en betere verkeersafwikkeling gewenst.

Het planvoornemen voorziet in de ontwikkeling van een ontsluitingsweg. Hiermee wordt een betere verkeersafwikkeling voorzien en bestemmingsverkeer voor Nutricia uit een groot deel van het woongebied geweerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00087-0003_0003.png"

Figuur 2.2 Uitsnede kaart Stadsvisie 2030 en plangebied (zwarte cirkel).

Waterplan Zoetermeer (2002)

Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer, het indertijd nog bestaande waterschap Wilck en Wiericke, dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet er meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken. In het Waterplan Zoetermeer is tevens aangegeven dat er gestreefd wordt naar een hoge belevingswaarde van het water. Hiermee wordt water bedoeld dat er aantrekkelijk uitziet, goed zichtbaar is, niet stinkt en past in de stedelijke omgeving. Water biedt aantrekkelijke recreatiemogelijkheden en zorgt voor afwisseling in het landschap. Door variatie van de oevers kan de belevingswaarde van het water vergroot worden.

Toetsing

In de paragraaf 5.9 wordt verder ingegaan op welke wijze in dit plan rekening is gehouden met het aspect water. De conclusie is dat dit plan geen nadelige gevolgen heeft voor het behouden en het versterken van een duurzaam watersysteem.

Gemeentelijk rioleringsplan Zoetermeer 2016-2020 (GRP)

Goede riolering is nodig voor de bescherming van de volksgezondheid, het milieu en het tegengaan van wateroverlast. In het GRP wordt vastgelegd hoe de gemeente zorgt voor deze riolering.

Het GRP is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen de gemeente Zoetermeer, het Hoogheemraadschap van Delfland, het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard.

Toetsing

In de paragraaf 5.9 wordt verder ingegaan op welke wijze in dit plan rekening is gehouden met riolering. Wel kan geconcludeerd worden dat het voorliggende plan geen nadelige gevolgen heeft voor de riolering in en nabij het plangebied.

Mobiliteitsvisie Zoetermeer 2030

Het afgelopen decennium heeft de gemeente Zoetermeer met haar partners invulling gegeven aan de Nota Mobiliteit uit 2005. De doelen die in deze Nota zijn gesteld, zijn verwezenlijkt. Twaalf jaar later is dit beleid tegen het licht gehouden en waar nodig geactualiseerd. Dat heeft geresulteerd in de Mobiliteitsvisie, waarin een nieuwe kijk op de mobiliteit van de toekomst is ontwikkeld. Een visie die past binnen het integraal en gebiedsgericht denken. Een visie bovendien, die rekening houdt met de laatste maatschappelijke en technologische ontwikkelingen. De verwachting is dat de komende jaren maatschappelijke en technische veranderingen zich nog sterker dan voorheen zullen doorzetten. Een richtinggevende mobiliteitsvisie met veel flexibiliteit en mogelijkheden van uitwisseling tussen de modaliteiten kan hiervoor zorgdragen. De keuzes die gemaakt zijn in de Mobiliteitsvisie sluiten aan bij recente beleidsdocumenten van de gemeente Zoetermeer, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH), provincie Zuid-Holland en het Rijk.

In deze visie wordt het realiseren van de ontsluitingsweg voor Nutricia ook expliciet benoemd als gewenste nog te ontwikkelen weg.

Toetsing

Op het aspect verkeer en vervoer is in paragraaf 4.1 ingegaan.

Nota Parkeerbeleid (auto en fiets) Zoetermeer (2019)

De actualisatie van het bestaande parkeerbeleid was nodig omdat het parkeerbeleid uit 2012 op een aantal onderdelen niet meer past bij de huidige visie en ambitie van de stad. Het is met name gewenst om het parkeerbeleidskader meer doelgroepgericht en meer gebiedsspecifiek te maken. Differentiatie naar doelgroepen en gebieden biedt de stad meer mogelijkheden voor gericht maatwerk bij het vaststellen van de parkeer eis bij nieuwe ontwikkelingen.

Zoetermeer heeft hoge ambities op gebied van bereikbaarheid, leefbaarheid, duurzaamheid en economische vitaliteit. Om invulling te geven aan deze ambities is een actueel beleidskader nodig voor auto- en fietsparkeren.

Toetsing

Op het aspect parkeren is in paragraaf 4.1 ingegaan.

Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels Zoetermeer (2019)

Met deze Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels beschrijft de gemeente Zoetermeer het kader ten aanzien van het aantal te realiseren parkeerplaatsen voor fiets en auto bij nieuwbouw of transformatie. De gemeente Zoetermeer zet in deze Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels in op meer flexibiliteit in de omgang met parkeernormen door meer gebiedsgerichte en meer doelgroepgerichte normen.

Deze Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels 2019 vormt een onderdeel van de Beleidsnota Parkeerbeleid 2019.

Toetsing

Op het aspect parkeren is in paragraaf 4.1 ingegaan.

Actieplan Verkeersveiligheid (2013)

Het Actieplan Verkeersveiligheid beoogt om met concrete projecten invulling te geven aan het verder verbeteren van de verkeersveiligheid. De projecten zijn onderverdeeld in participatie, voorlichting, handhaving, educatie en infrastructuur. Het Actieplan Verkeersveiligheid is in 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.

Actieplan Fiets 2014-2030 (2014)

Bij nieuwe ontwikkelingen moet de fiets en de potentie daarvan als ruimtelijke drager uitdrukkelijk worden meegewogen.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt de bereikbaarheid voor fietsers getoetst aan de netwerkkaart en het gewenste toekomstige netwerk voor zover mogelijk ingevuld.

Toetsing

Het hoofdnetwerk fiets wordt gekruist door de nieuwe ontsluitingsweg en deze kruising wordt duurzaam en veilig gerealiseerd.

Er is geen sprake van ontbrekende schakels in het plangebied. Op dit aspect is in paragraaf 4.1 nader ingegaan.

Welstandsnota (2012)

Voor vrijwel het gehele plangebied geldt een intensief welstandsbeleid. Het gebied valt onder gebied 14 'snelweg, hoofdwegenstelsel en Randstadrail'. Het welstandsbeleid is gericht op continuïteit in de beleving van de wegenstructuur en het zichtbaar maken van de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De aanvullende welstandscriteria richten zich op:

  • de karakteristieken van het onderdeel van het hoofdwegenstelsel en de gewenste ontwikkelingen;
  • de betekenis van stadsentrees, knopen en stadsranden in juiste onderlinge verhouding;
  • het belang van een stedelijk front en de daarbij behorende ensemblewerking, in goed evenwicht met de individuele plaats en kwaliteit van een gebouw als onderdeel van een compositie;
  • de onderlinge verhouding tussen weg en bebouwing, begroeiing of openheid van de omgeving;
  • een ordentelijke terreinaanleg met goede vormgeving;
  • zichtlocaties waarop een al te nadrukkelijke confrontatie met bedrijven schadelijk kan werken op het gewenste rustige stadsbeeld;
  • de gemoderniseerde RandstadRail en de vormgevingsconsequenties voor het bouwen in de omgeving van de haltes.

Toetsing

Met de realisatie van de ontsluitingsweg wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van al bestaande netwerken. Daarnaast verandert het gebied niet van karakter met deze ontwikkeling en kan dus als passend gezien worden.

Nota Grondbeleid (2011)

De Nota Grondbeleid schetst de uitgangspunten van het grondbeleid van de gemeente Zoetermeer, binnen de kaders van het ruimtelijk en sectoraal beleid. In de Nota staat hoe de gemeente omgaat met grondverwerving, gronduitgifte, kostenverhaal en risicomanagement. Ook staat in de nota hoe ruimtelijk-fysieke ontwikkelingen financieel worden beheerd. Ten slotte is in de Nota vastgelegd hoe winst uit het Grondbedrijf wordt genomen en op welke manier de gemeente verliesgevende projecten financiert.

Toetsing

Op het aspect financiële uitvoerbaarheid wordt ingegaan in paragraaf 7.1.

Groentrilogie van Zoetermeer

Gelijktijdig met de Groenkaart is ook de Visie Biodiversiteit vastgesteld en in 2011 is het Bomenbeleid vastgesteld door de gemeenteraad. Samen vormen deze documenten als het ware de 'groentrilogie' van Zoetermeer.

De Groenkaart

De Groenkaart zet in op een duurzame, samenhangende recreatieve en ecologische groenstructuur voor de stad, die is verbonden met het regionale netwerk. Dit gebeurt door:

  • gerichte kwaliteitsimpulsen voor de parken;
  • het versterken van de samenhang van de groene ruimte;
  • het verbeteren van de bereikbaarheid en vindbaarheid van de parken;
  • het verhogen van de biodiversiteit.

Om deze groene ambitie te realiseren zijn de vier deelambities uitgewerkt:

  • gerichte kwaliteitsimpulsen voor de parken;
  • het versterken van de samenhang van de groene ruimte;
  • het verbeteren van de bereikbaarheid en vindbaarheid van de parken;
  • het verhogen van de biodiversiteit.

Visie Biodiversiteit

Halverwege de jaren ’60 van de vorige eeuw maakte Zoetermeer een flinke groei door. Toen al stond de ontwerpers van Zoetermeer een groene, natuurrijke stad voor ogen. Doordat er snelgroeiende, overwegend inheemse bomen en struiksoorten geplant werden en dankzij een gifvrij, natuurlijk groenbeheer kon zich er een grote verscheidenheid aan in het wild levende plant- en diersoorten vestigen. Het natuurbeleid staat sinds 1999 vastgelegd in een gemeentelijk natuurbeleidsplan.

De ambitie van de gemeente is om de biodiversiteit en de waardering van de inwoners hiervoor, op peil te houden en waar mogelijk te vergroten. Dat moet gebeuren binnen de financiële mogelijkheden van de gemeente.

Bomenbeleid

Het behoud van het bomenbestand in Zoetermeer staat onder druk. Veel bomen zijn aan het einde van hun levensduur, hebben ondergronds of bovengronds te weinig groeiruimte of kampen met ziektes.

Met deze notitie wordt vastgelegd hoe wordt omgegaan wordt met het bomenbestand in Zoetermeer. Het vormt een toetsingskader voor de aanplant, verwijdering, vervanging en het beheer van bomen. Uitgangspunt is dat het groene karakter van Zoetermeer behouden blijft.

Toetsing

In paragraaf 5.10 is nader ingegaan op de natuurwaarden in en rondom het plangebied. Ook wordt in deze paragraaf onderzocht of de ontwikkeling van invloed is op beschermde natuurgebieden in de omgeving. Het groen dat zich op de gronden van de ontsluitingsweg bevindt verdwijnt en wordt lokaal en functioneel gecompenseerd. Er wordt een haag langs het Bleiswijksepad aangelegd en in de aangrenzende beoogde woonbuurt wordt een park aangelegd.

Verder zal de groene verbinding van het park met het Bleiswijksepad worden versterkt. Onderzocht wordt op welke wijze dit maatwerk kan worden gerealiseerd.

2.4 Conclusie

In paragraaf 2.1 t/m 2.3 is de ontwikkeling getoetst aan het actuele relevante beleid en is de behoefte beschreven. Hieruit blijkt dat er behoefte is aan een verbeterde ontsluiting en dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de beleidsuitgangspunten.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Geschiedenis

Vanaf ongeveer het jaar 1000 trok men vanaf de kust en de rivieren het veengebied in om daar nieuwe nederzettingen te stichten. De eerste bewoners van Zoetermeer vestigden zich langs de oevers van de Noord-Aasche Vliet en het Zoetermeerse Meer (nu de Zoetermeerse Meerpolder). Het gebied was toen drassig met meren, riviertjes, moerassen en kreupelhout. Om het drassige land te kunnen gebruiken als akkerland moest het worden ontwaterd. Men groef sloten om het water af te voeren naar natuurlijke stromen. Om instromend water tegen te houden werden dijken of kaden als waterkering aangelegd.

In de veertiende en vijftiende eeuw werd er op steeds grotere schaal turf gestoken. Later werd er zelfs tot onder de waterspiegel ontveend om te kunnen voldoen aan de vraag naar turf voor de laken- en bierindustrie in de omliggende steden.

Een groot deel van de oorspronkelijk middeleeuwse laagveengronden rond het dorp Zoetermeer/Zegwaard kwam zo permanent onder water te staan. Vanaf het midden van de 17e eeuw werden deze uitgeveende plassen rondom Zoetermeer en Zegwaard drooggemalen, waarbij de zogenoemde droogmakerijen ontstonden. Het plangebied ligt in de Binnenwegsche Polder die is drooggemalen in de periode 1701-1706. Na ontvening van de Binnenwegsche Polder is het gebied in gebruik geweest als landbouwgebied. Vanaf begin jaren '60 is het gebied bouwrijp gemaakt ten behoeve van de aanleg van de bedrijventerreinen Rokkehage.

In 1896 werd in Zoetermeer de voorloper van het huidige Nutricia Advanced Medical Nutrition opgericht: de Stoomzuivelfabriek. Oorspronkelijk werd margarine geproduceerd. Niet veel later ging het bedrijf over op het produceren van een vervanger voor moedermelk. Inmiddels betreft de productie een breed assortiment van medische voedingsproducten.

3.2 Huidige Gebruik

Het meest westelijke deel van het plangebied bestaat uit grasveld, bomen, bosschages en nog in gebruik zijnde installaties behorend bij Nutricia. Verder ligt er een fietspad (onderdeel van hoofdnetwerk) met een verbinding onder de rijksweg A12 door. Naast het fietspad staat een twee-onder-één-kap woning met bijbehorende tuin.

In het voormalige HEMA-magazijn is nu een ateliercomplex, de BaZtille, gevestigd. Het complex wordt beheerd door de Stichting Ateliers Zoetermeer (SAZ). De gemeente Zoetermeer is eigenaar van de grond. Het plangebied ligt ten zuiden van de penitentiaire inrichting. De Rokkeveenseweg is voor het overgrote deel gelegen in het plangebied. Het plangebied loopt via het bedrijventerrein Rokkehage om vervolgens uit te komen bij de Oostweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00087-0003_0004.png"

Figuur 3.1: De directe omgeving van het plangebied

Functies in directe omgeving

Ten noorden van het plangebied is met name functie wonen aanwezig. Het betreft een nog te ontwikkelen woonwijk en de woonwijk Dorp. Ten oosten van het plangebied is het bedrijventerrein Rokkehage gevestigd. De A12 ligt ten zuiden van het plangebied. Ten zuiden van de A12 zijn bedrijfsfuncties aanwezig. Het bedrijf Nutricia ligt ten westen van het plangebied.

Gezoneerd industrieterrein

Vrijwel het gehele plangebied is in de bestaande situatie aangewezen als gezoneerd industrieterrein.

3.3 Bereikbaarheid Plangebied

Gemotoriseerd verkeer

In de huidige situatie wordt Nutricia ontsloten via de Eerste Stationsstraat. Aankomend verkeer bereikt Nutricia via de route Oostweg (zuid), Zuidweg, Eerste Stationsstraat en Frans Halsstraat. De Eerste Stationsstraat is ingericht met een éénrichtingsregime in noordelijke richting. Dit betekent dat vertrekkend verkeer van het terrein van Nutricia zijn weg vervolgt via de route Eerste Stationsstraat, Karel Doormanlaan, Binnenweg en - afhankelijk van de bestemming - naar de Oostweg via de Bleiswijkseweg (voor A12 richting Den Haag) of Fokkerstraat/Van der Hagenstraat (A12 voor de richting Utrecht). Voor de richting Utrecht kunnen vrachtwagens ook de Bleiswijkseweg nemen en vervolgens via de Zoetermeerselaan en de N209 naar de A12 rijden.

Figuur3.2: Huidige ontsluiting Nutricia

Duurzaam Veilig

Op basis van het Duurzaam Veilig-principe zijn de wegen in Zoetermeer in verschillende categorieën ingedeeld. De categorisering is gebaseerd op de functie, verkeersintensiteiten, gebruik en vormgeving van de wegen. Door de categorisering te versterken kan de functionaliteit, vindbaarheid en herkenbaarheid toenemen en daarmee ook de voorspelbaarheid (wat op een weg verwacht kan en mag worden). Hierdoor kan een duurzame basis gelegd worden voor een verkeersveilige wijk. De verschillende typen wegen zijn: stroomwegen, (intensieve/drukke en extensieve/rustige) gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. In en nabij het plangebied zijn alle genoemde typen aanwezig:

Stroomwegen

Stroomwegen zijn wegen die deel uitmaken van de hoofdwegenstructuur van Zoetermeer. De maximumsnelheid op stroomwegen bedraagt overwegend 70 km/u en op deeltrajecten 50 km/u. De dichtstbij het plangebied gelegen stroomwegen zijn de Zuidweg en Oostweg.

Intensieve/drukke gebiedsontsluitingswegen

Intensieve oftewel drukke gebiedsontsluitingswegen zijn wegen, die in intensiteit of in betekenis van dusdanig belang zijn, dat hierop in principe geen langzaam verkeer is toegelaten. De wegen hebben als functie de wijkdelen vlot bereikbaar te maken. Fietsers en voetgangers moeten gebruik maken van de naast de rijbaan gesitueerde en door markering gescheiden fietsstroken of vrijliggende fietspaden en voetpaden. Er is langs deze wegen bij voorkeur geen parkeergelegenheid op of naast de rijbaan aanwezig. Op de wegen geldt een maximumsnelheid van 50 km/u. De Binnenweg en Bleiswijkseweg nabij het plangebied zijn gecategoriseerd als een intensieve/drukke gebiedsontsluitingsweg.

Extensieve/rustige gebiedsontsluitingswegen

Deze wegen hebben tot doel woningen, winkels, voorzieningen en bedrijven bereikbaar te houden. In principe dienen langzaamverkeersstromen ook op deze gebiedsontsluitingswegen te beschikken over vrijliggende fiets- en voetpaden. Op deze wegen geldt een maximale snelheid van 50 km/u. Nabij het plangebied zijn de Industrieweg, Rokkeveenseweg, de Eerste Stationsstraat en de Karel Doormanlaan gecategoriseerd als extensieve/rustige gebiedsontsluitingswegen. De Eerste Stationsstraat en Karel Doormanlaan zijn dan ook voorzien van fiets(suggestie)stroken. De Rokkeveenseweg Zuid is voorzien van een vrijliggend tweerichtingen fietspad aan de oostzijde.

Erftoegangswegen

Deze wegen hebben net als de extensieve/rustige gebiedsontsluitingswegen tot doel woningen, winkels en bedrijven bereikbaar te maken en te houden. De erftoegangswegen bevinden zich echter binnen grote verblijfsgebieden waarbinnen een gemengde verkeersafwikkeling tussen gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer wordt voorgestaan. Kruisingen tussen erftoegangswegen zijn bij voorkeur gelijkwaardig (rechts voorrang) en voorzien van een kruispuntmaatregel. Binnen de verblijfsgebieden geldt op de erftoegangswegen een maximumsnelheid van 30 km/u.

Ontsluiting langzaam verkeer

Fietsverkeer

Met het 'Actieplan Fiets (2014)' streeft de gemeente Zoetermeer naar meer duurzame mobiliteit in de stad. In het actieplan zijn doelen gesteld met betrekking tot de fietsstructuur en het gebruik van de fiets in de gemeente. In Zoetermeer is een fietsnetwerk aanwezig in een stervorm. Hierin lopen belangrijke radiale fietsroutes vanuit het centrum van de stad (het Stadshart en de Dorpsstraat) richting de verschillende woonwijken en stadsdelen. De volgende netwerken onderscheiden op basis van functie, vormgeving en gebruik:

  • regionaal fietsnetwerk;
  • hoofdnetwerken;
  • verbindend fietsnetwerk;
  • verbindend fietsnetwerk plus.

Nabij het plangebied lopen enkele fietsroutes welke onderdeel zijn van het hoofdnetwerk voor fietsers in Zoetermeer. Het betreft de fietsroute via de Eerste Stationsstraat tussen Rokkeveen en het Dorp ten westen van het plangebied. Deze route vormt tevens onderdeel van het recreatieve hoofdnetwerk richting het buitengebied ten zuidwesten van Zoetermeer (Balijbos/Delftsehout) en van het regionale fietsnetwerk binnen Haaglanden. Ten noorden van het plangebied is de fietsverbinding langs de Bleiswijkseweg onderdeel van de fietsverbindingen tussen het centrum van Zoetermeer en het recreatieve hoofdnetwerk richting het zuidoosten buiten de stad (Bleiswijk).

Tevens bevinden zich hoofdnetverbindingen uit het fietsnetwerk langs de Rokkeveenseweg tussen Rokkeveen en Benthuizen, welke hun vervolg hebben via de Zegwaartseweg. Beide fietsroutes kruisen de A12 ongelijkvloers (fietstunnels voor langzaam verkeer) in zuidelijke richting. Aan de zuidzijde van het plangebied bevindt zich een belangrijke fietsroute parallel aan de A12 (noordzijde) welke onderdeel is van de regionale fietssnelweg tussen Gouda en Den Haag. Vanaf het hoofdnetwerk kan geheel Zoetermeer goed bereikt worden via het netwerk van verbindende fietspaden en -routes enerzijds en kan anderzijds het plangebied goed bereikt worden per fiets vanuit geheel Zoetermeer. De nieuwe ontsluitingsweg zal het hoofdnet fiets langs de Rokkeveenseweg ongelijkvloers kruisen zodat de duurzame verkeersveiligheid gewaarborgd is.

Voetgangers

De voetpadenstructuur ligt parallel aan de fietspadenstructuur. Langs de meeste wegen zijn voetpaden aanwezig. Ook kunnen voetgangers net als de fietsers de A12 ongelijkvloers kruisen via de tunnels voor langzaam verkeer onder de A12 vanaf de Eerste Stationsstraat en de Rokkeveenseweg.

Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan

4.1 Planopzet

Huidige route

Het gaat in de huidige situatie om circa 400 vrachtwagens (naar en vertrekkend vanaf Nutricia) en in de toekomst om maximaal 652 vrachtwagens (naar en vertrekkend vanaf Nutricia).

In de huidige situatie wordt Nutricia ontsloten via de Eerste Stationsstraat. Aankomend vrachtverkeer bereikt Nutricia via de route Oostweg (zuid), Zuidweg, Eerste Stationsstraat en Frans Halsstraat. De Eerste Stationsstraat is ingericht met een éénrichtingsregime in noordelijke richting. Dit betekent dat vertrekkend vrachtverkeer van het terrein van Nutricia zijn weg vervolgt via de route Eerste Stationsstraat, Karel Doormanlaan, Binnenweg en - afhankelijk van de bestemming - naar de Oostweg via de Bleiswijkseweg (voor A12 richting Den Haag) of Fokkerstraat/Van der Hagenstraat (A12 voor de richting Utrecht). Voor de richting Utrecht kunnen vrachtwagens ook de Bleiswijkseweg nemen en via de Zoetermeerselaan en de N209 naar de A12 rijden. Met name deze vertrekkende route leidt ertoe dat het vrachtverkeer circa 2 km door de wijk Dorp rijdt. Het vrachtverkeer gaat over drukke wegen met veel kruisend verkeer en schoolgaande jeugd. Het vrachtverkeer is in het Dorp niet gewenst, omdat dit verkeer nadelige gevolgen heeft voor de leefbaarheid en verkeersveiligheid.

Figuur 4.1: Huidige ontsluiting Nutricia

Toekomstige Route

Het tracé voorziet in een nieuwe route voor het aan- en afrijden naar Nutricia. Voor de ontsluiting van Nutricia wordt een nieuwe weg gerealiseerd parallel aan de A12 en vervolgens loopt de ontsluitingsroute via het bedrijventerrein Rokkehage naar de Oostweg en Bleiswijkseweg. Door deze ontsluiting zal het vrachtverkeer niet langs de nieuwe beoogde woonwijk (Uitbreiding Dorp) worden afgewikkeld waardoor daar geen hinder van vrachtverkeer wordt ondervonden. Bovendien zullen zowel de Eerste Stationsstraat, de Karel Doormanlaan, Van der Hagenstraat, de Binnenweg, de Fokkerstraat en een deel van de Bleiswijkseweg worden ontlast. Langs deze wegen staan veel woningen.

In de toekomstige situatie zal zowel het aankomend als het vertrekkend vrachtverkeer via de nieuwe ontsluitingsweg worden afgewikkeld. Deze weg is ten noorden van de A12 gesitueerd en zal in oostelijke richting aansluiten op de bedrijfsontsluitingsstructuur van het naastgelegen bedrijventerrein Rokkehage. Het voornemen is om de nieuwe ontsluiting van Nutricia vanaf de Rokkeveenseweg langs de A12 over de Industrieweg naar de Oostweg of de Bleiswijkseweg te laten lopen. Deze weg kruist daarbij ongelijkvloers het fietspad richting de fietstunnel naar Rokkeveen op de Rokkeveenseweg Zuid. Verder wordt de kruising Industrieweg - Bleiswijkseweg gereconstrueerd waardoor ook het verkeer afkomstig van het bedrijventerrein Rokkehage de Bleiswijkseweg op kan rijden (alleen rechts afslaan is dan mogelijk). In de huidige situatie kan het verkeer afkomstig van het bedrijventerrein Rokkehage via de Industrieweg alleen afslaan naar de Oostweg.

Vrachtverkeer met de bestemming Nutricia kan in de nieuwe situatie vanaf de A12 via de Oostweg en de Bleiswijkseweg het bedrijventerrein Rokkehage oprijden. Vervolgens rijdt men via de Industrieweg aan de oostzijde van de voormalige penitentiaire inrichting. Vanaf de bocht zal een nieuw tracé worden aangelegd, evenwijdig aan de A12. Het traject loopt over de fietstunnel, zodat de hoofdfietsverbinding vrij blijft liggen. Vervolgens loopt het traject om de waterzuivering van Nutricia heen naar de nieuwe ingang van Nutricia.

Vertrekkend verkeer van Nutricia zal ook via deze nieuwe ontsluitingsweg en de Industrieweg rijden. Voor de richting Den Haag zal het verkeer vanaf de Industrieweg afslaan naar de Oostweg om de A12 te bereiken. Voor de richting Utrecht zal het verkeer op het kruispunt van de Industrieweg met de Bleiswijkseweg rechts afslaan naar de Bleiswijkseweg en via de Zoetermeerselaan en de N209 naar de A12 rijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00087-0003_0005.png"

Figuur 4.2 Bovenaanzicht geplande ontwikkeling.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Door Goudappel Coffeng is een notitie (kenmerk 004655.20190625.R1.04) opgesteld om de effecten van de ontsluitingsweg in de directe omgeving te onderzoeken, zie bijlage 1.

Het aantal vrachtritten van Nutricia is in het vekeersmodel 2030 conform de nieuwe milieuvergunning van Nutricia op maximaal 652 gesteld (worst case) en de vrachtritten Nutricia zijn ontsloten via de nieuwe ontsluitingsweg. Voor 2030 is naast andere ontwikkelingen als bouw nieuwe woningen en wegen ook rekening gehouden met de bouw van extra woningen die zijn voorzien in het bestemmingsplan Uitbreiding Dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00087-0003_0006.png"

Figuur 4.3 Aantal motorvoertuigen (afgerond)/etmaal, gemiddelde werkdag

De intensiteiten op de Industrieweg nemen in de toekomst toe door de bouw van woningen en de ontsluiting van Nutricia, maar blijven onder de bovengrens van 6.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm) voor een bedrijventerrein in een 30 km-zone.

In de huidige situatie kan het verkeer vanuit de Industrieweg nabij de aansluiting met de Bleiswijkseweg alleen rechtsaf afslaan naar de Oostweg om richting de A12 (Den Haag) te rijden. Door het toevoegen van een aparte linksafstrook op de Industrieweg en hiervoor de verkeerslichtenregeling uit te breiden wordt mogelijk gemaakt dat het verkeer vanaf de Industrieweg ook rechts kan afslaan naar de Bleiswijkseweg en via de Zoetermeerselaan en de N209 richting de A12 (Rotterdam en Utrecht) kan rijden.

De aanpassing aan het kruispunt Bleiswijkseweg – Industrieweg zorgt voor een nieuwe situatie voor de verkeersafwikkelingen. Aan de hand van intensiteiten komend uit het verkeersmodel, voor het planjaar 2030 is berekend wat de effecten zijn op het kruispunt. In deze intensiteiten zit ook de nieuwe ontsluitingsweg verwerkt en de bouw van extra woningen die zijn voorzien in het bestemmingsplan Uitbreiding Dorp.

Uit de berekeningen kan geconcludeerd worden dat het kruispunt Bleiswijkseweg – Industrieweg met de voorgestelde aanpassingen, zodat verkeer vanaf de Industrieweg ook naar het oosten via de Bleiswijkseweg kan wegrijden, het verwachte verkeersaanbod zonder problemen kan verwerken:

  • de maatgevende cyclustijd is 48 seconden;
  • de gemiddelde verliestijden zijn zeer laag;
  • de maximale wachtrijlengtes zijn zeer acceptabel.

Dit kruispunt is zodoende zeer robuust en heeft voldoende capaciteit om het verkeer goed te verwerken.

Voor een duurzaam veilige verkeersafwikkeling op bedrijventerrein Rokkehage geldt op de Industrieweg in de nieuwe situatie een 30 km/u regime en wordt de inrichting van deze weg hierop aangepast.

Actieplan Verkeersveiligheid

In het Actieplan Verkeersveiligheid (2013) worden ambities op het gebied van verkeersveiligheid uit andere (verkeers)beleidsstukken geconcretiseerd. Het actieplan bouwt verder op het duurzaam veilig-principe. Met het actieplan zijn projectgroepen samengesteld waarbinnen de komende jaren wordt gewerkt om met behulp van participatie, voorlichting, handhaving, verkeerseducatie en de verkeersveiligheid te verbeteren.

De verplaatsing leidt ertoe dat het vrachtverkeer niet meer wordt ontsloten via 'woonstraten', maar via het bedrijventerrein Rokkehage. Het past daarmee in het kader van duurzaam veilig beter bij de functie van de weg en de wegenstructuur van Zoetermeer.

Parkeren

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Nota Parkeerbeleid Zoetermeer 2019 en de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels Zoetermeer 2019. Hierin zijn voor verschillende functies parkeernormen opgenomen. Deze parkeernormen gelden als minimumnorm. Dit betekent dat minder parkeerplaatsen realiseren dan de norm niet is toegestaan, maar meer parkeerplaatsen dan de norm is – onder voorwaarden – mogelijk.

In de nadere uitwerking van de definitieve ontsluitingsweg zal worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen voor auto's en vrachtwagens in een strook langs de weg. De parkeerplaatsen die door de realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg worden opgeheven, worden binnen het plangebied gecompenseerd.

Groenstructuur en water

De geluidswerende maatregelen langs de toekomstige ontsluiting van Nutricia leveren een kans op voor een groene afscherming tussen de ontsluitingsweg en de nieuw te ontwikkelen woonwijk ten noordwesten van het plangebied.

De bestaande watergang wordt meer naar het zuiden verlegd om plaats te bieden aan de nieuwe ontsluiting. De verlegging houdt ook in dat de watergang meer oppervlak aan water krijgt.

Conclusie

De bereikbaarheid van het plangebied voor de verschillende vervoerswijzen is goed te noemen. De ontsluiting op de Rokkeveenseweg zal naar verwachting niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Ook op het gebied van verkeersveiligheid zijn in deze situatie geen knelpunten te verwachten gezien de duurzaam veilige uitvoering. Met de voorliggende ontwikkeling wordt de parkeerbalans intact gehouden. Opgeheven parkeerplaatsen worden gecompenseerd.

4.2 Beschrijving Behoefte

In de afgelopen periode is er hard gewerkt aan het vinden van een oplossing voor een duurzame en veilige ontsluiting voor het vrachtverkeer van en naar Nutricia.

Met de nieuwe ontsluitingsweg wordt bereikt dat de leefbaarheid en de verkeersveiligheid in het Dorp sterk zal worden bevorderd. Langs de huidige route door de wijk Dorp liggen veel woningen. Met de nieuwe ontsluitingsroute zal het verkeer van en naar Nutricia niet meer langs deze woningen rijden.

Ook vormt de woningbouwontwikkeling op het terrein naast Nutricia aanleiding om de ontsluiting van Nutricia te verduurzamen. Zoetermeer en specifiek ook het Dorp, heeft behoefte aan woningbouw. Om woningbouw op deze plek te realiseren is een bestendige, duurzame en verkeersveilige situatie ten aanzien van het aan- en afrijdende vrachtverkeer noodzakelijk.

Tenslotte vormt ook de verdere ontwikkeling van Nutricia aanleiding tot wijziging van de situatie. Op dit moment is Nutricia bezig om haar bedrijfsprocessen te optimaliseren. Een ontsluiting die zoveel mogelijk buiten de woongebieden ligt is hier onderdeel van, even als de mogelijkheid tot uitbreiding van hun bedrijvigheid in de toekomst.

Het verkeer zal toenemen ter hoogte van de bedrijfswoningen op het bedrijventerrein Rokkehage en de woningen nabij het kruispunt Industrieweg-Bleiswijkseweg. Uit onderzoeken (zie hoofdstuk 5) is gebleken dat de nieuwe ontsluitingsweg geen onevenredige toename van de hinder tot gevolg heeft ter plaatse van deze woningen. Er zal geen sprake zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Alle belangen afwegende wordt gekozen voor de verbetering van de verkeersveiligheid en leefbaarheid in de wijk Dorp en een duurzame ontsluiting van Nutricia.

Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit

5.1 Bodemkwaliteit

Beleid en normstelling

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming (Wbb) regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering. Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  1. a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  2. b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  3. c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Onderzoek

Bodemkwaliteitskaart

Uit de Bodemkwaliteitskaart regio Midden-Holland en Zoetermeer (kenmerk: 15M2020.RAP001, d.d. 12 oktober 2015) blijkt dat de onderzoekslocatie gelegen is in zone 14: ‘Lichte industrie en bedrijven’. Van deze zone is bekend dat de bovengrond (0,0 - 0,5 m-mv) gemiddeld voldoet aan klasse ‘Wonen’ op basis van de parameters lood, nikkel, PCB en PAK. De ondergrond (0,5 - 2,0 m-mv) voldoet op basis van de parameters kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink, PCB en PAK gemiddeld aan klasse ‘Landbouw/natuur’.

Bodemonderzoek

Ter plaatse van het plangebied zijn een verkennend milieukundig (asbest) bodemonderzoek en een verhardingsonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 2. Aanleiding tot de onderzoeken is dat grondverzet zal plaatsvinden en een deel van de verhardingsconstructie verwijderd moet worden. Tevens zal ter plaatse van een drietal terreinen het gebruik wijzigen.

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken wordt, per onderzoek en per deellocatie, geconcludeerd dat:

Verkennend milieukundig (asbest)bodemonderzoek

Deellocatie 1A (Terreindelen RWZI/P.I. Haaglanden)

  • zowel de zwak tot matig puinhoudende bovengrond, de zwak puin- en glashoudende bovengrond als de zintuiglijk schone ondergrond maximaal licht verontreinigd zijn met enkele zware metalen, PCB, PAK en/of minerale olie; indicatief getoetst aan het BBK varieert deze grond van ‘Altijd toepasbaar’ tot klasse ‘Industrie’;
  • het grondwater maximaal licht verontreinigd is met barium en/of xylenen;
  • visueel zowel op het maaiveld als in het opgeboorde materiaal geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen;
  • de totaal gewogen asbestconcentratie (max. 1,4 mg/kg d.s.) de interventiewaarde niet overschrijdt. Tevens wordt het criterium voor nader asbestonderzoek niet overschreden;
  • ter plaatse van het woonwagenterrein een laag puin met menggranulaat is aangetroffen die aan de samenstellingswaarden voldoet en herbruikbaar is als bouwstof. Tevens overschrijdt de totaal gewogen asbestconcentratie (0,8 mg/kg d.s.) de restconcentratienorm of het criterium voor nader asbestonderzoek niet;
  • onder de klinkerverharding ter hoogte van de Penitentiaire Inrichting een laag menggranulaat is aangetroffen die aan de samenstellingswaarden voldoet en herbruikbaar is als bouwstof. Tevens overschrijdt de totaal gewogen asbestconcentratie (30,66 mg/kg d.s.) de restconcentratienorm of het criterium voor nader asbestonderzoek niet;
  • er, milieuhygiënisch gezien, geen aandachtspunten zijn ten aanzien van de voorgenomen herinrichting van deellocatie 1A;

Deellocatie 1B (‘Doorsteek’ Industrieweg)

  • zowel de zwak puinhoudende bovengrond als de zintuiglijk schone ondergrond maximaal licht verontreinigd zijn met PCB; indicatief getoetst aan het BBK varieert deze grond van ‘Altijd toepasbaar’ tot klasse ‘Industrie’;
  • het grondwater licht verontreinigd is met barium en xylenen;
  • visueel zowel op het maaiveld als in het opgeboorde materiaal geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen;
  • de totaal gewogen asbestconcentratie (1,0 mg/kg d.s.) de interventiewaarde niet overschrijdt. Tevens wordt het criterium voor nader asbestonderzoek niet overschreden
  • er, milieuhygiënisch gezien, geen aandachtspunten zijn ten aanzien van de voorgenomen herinrichting van deellocatie 1B;

Deellocatie 1C (Industrieweg/Bleiswijkseweg t.h.v. de Oostweg)

  • zowel de zwak puinhoudende bovengrond als de zintuiglijk schone ondergrond niet verontreinigd zijn met de geanalyseerde parameters; indicatief getoetst aan het BBK is deze grond ‘Altijd toepasbaar’;
  • het grondwater niet verontreinigd is met de geanalyseerde parameters;
  • visueel zowel op het maaiveld als in het opgeboorde materiaal geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen;
  • de totaal gewogen asbestconcentratie (max. 31 mg/kg d.s.) de interventiewaarde niet overschrijdt. Tevens wordt het criterium voor nader asbestonderzoek niet overschreden;
  • ter plaatse van het terreingedeelte tussen de Industrieweg en de Bleiswijkseweg een puinlaag is aangetroffen die aan de samenstellingswaarden voldoet en herbruikbaar is als bouwstof. Tevens overschrijdt de totaal gewogen asbestconcentratie (1,0 mg/kg d.s.) de restconcentratienorm of het criterium voor nader asbestonderzoek niet;
  • er, milieuhygiënisch gezien, geen aandachtspunten zijn ten aanzien van de voorgenomen herinrichting van deellocatie 1C;

Deellocatie 1D (Industrieweg tegenover nr. 7A)

  • zowel de zwak puin- en baksteenhoudende bovengrond als de zintuiglijk schone ondergrond maximaal licht verontreinigd is met lood; indicatief getoetst aan het BBK varieert deze grond van ‘Altijd toepasbaar’ tot klasse ‘Industrie’;
  • het grondwater niet verontreinigd is met de geanalyseerde parameters;
  • op het maaiveld geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen;
  • in het opgegraven materiaal ter plaatse van meetpunt 057 asbesthoudende plaatmaterialen zijn aangetroffen. De totaal gewogen asbestconcentratie in de fracties > 20 mm en < 20 mm (418,83 mg/kg d.s.) overschrijdt zowel de interventiewaarde als het criterium voor nader asbestonderzoek;
  • het terrein niet geschikt is voor het voorgenomen gebruik (bedrijventerrein);

Deellocatie 1E (Rokkeveenseweg nr. 46A en 46B)

  • zowel de zwak puinhoudende als de zwak puin- en kolengruishoudende bovengrond en de zintuiglijk schone ondergrond maximaal licht verontreinigd zijn met enkele zware metalen; indicatief getoetst aan het BBK varieert deze grond van ‘Altijd toepasbaar’ tot klasse ‘Industrie’;
  • het grondwater licht verontreinigd is met barium;
  • - visueel zowel op het maaiveld als in het opgeboorde materiaal geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen;
  • de totaal gewogen asbestconcentratie (max. 1,4 mg/kg d.s.) de interventiewaarde niet overschrijdt. Tevens wordt het criterium voor nader asbestonderzoek niet overschreden;
  • het terrein geschikt is voor het voorgenomen gebruik (bedrijventerrein);

Deellocatie 1F (Rokkeveenseweg t.h.v. nr. 46)

  • zowel de zwak puinhoudende bovengrond als de zintuiglijk schone ondergrond niet verontreinigd zijn met de geanalyseerde parameters; indicatief getoetst aan het BBK is deze grond ‘Altijd toepasbaar’;
  • het grondwater niet verontreinigd is met de geanalyseerde parameters;
  • de totaal gewogen asbestconcentratie (max. 1,5 mg/kg d.s.) de interventiewaarde niet overschrijdt. Tevens wordt het criterium voor nader asbestonderzoek niet overschreden;
  • het terrein geschikt is voor het voorgenomen gebruik (bedrijventerrein);

Verhardingsonderzoek

Deellocatie 1G (‘Doorsteek’ Industrieweg)

  • het asfalt ter plaatse van de wegvakken 1 en 2 tot een diepte van minimaal 6 centimeter niet teerhoudend en bruikbaar als bouwstof is;
  • het funderingsmateriaal, dat bestaat uit menggranulaat, voldoet aan de samenstellingswaarden en herbruikbaar is als bouwstof. In het funderingsmateriaal is zintuiglijk en analytisch geen asbest geconstateerd;

Deellocatie 1H (Bleiswijkseweg/Industrieweg t.h.v. de Oostweg)

  • het asfalt ter plaatse van de noordzijde van de weg (binnen wegvak 1) alsmede het overige asfalt binnen dit wegvak tot een diepte van minimaal 6 centimeter niet teerhoudend en bruikbaar als bouwstof is;
  • het asfalt ter plaatse van wegvak 2 (rechtsafstrook aan de Industrieweg) als teerhoudend beschouwd wordt;
  • het funderingsmateriaal, dat bestaat uit menggranulaat met zand en brokken klei en baksteenpuin met brokken klei, voldoet aan de samenstellingswaarden en herbruikbaar is als bouwstof. In het funderingsmateriaal is zintuiglijk en analytisch geen asbest geconstateerd.

Deellocatie 1I (Terrein RWZI)

  • het asfalt niet teerhoudend en bruikbaar als bouwstof is;
  • het funderingsmateriaal, dat bestaat uit grind, voldoet aan de samenstellingswaarden en herbruikbaar is als bouwstof. In het funderingsmateriaal is zintuiglijk en analytisch geen asbest geconstateerd.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat het aspect Bodem geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.

5.2 Niet Gesprongen Explosieven

Risicokaart

Conform de risicokaart van het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard ligt het plangebied grotendeels in onverdacht gebied, een klein stuk is verdacht (roze en rode gebied, deelgebied 2, 5 en 35), zoals te zien in figuur 5.1. In het rapport is aangegeven dat feitelijk in het verleden materiaal is aangetroffen, waaruit blijkt dat er mogelijk verschillende typen explosieven in het onderzoeksgebied zijn achtergebleven tijdens WOII. Hierdoor geldt dat het onderzoeksgebied (deels) verdacht is op de aanwezigheid van explosieven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00087-0003_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00087-0003_0008.png"

Figuur 5.1 Uitsnede historisch vooronderzoek Niet gesprongen explosieven (bron: HHSK)

Het rode gebied is verdacht gebied. Voorafgaande aan werkzaamheden wordt geadviseerd een projectgebonden risicoanalyse of een opsporingsonderzoek uit te laten voeren. Het uitvoeren van de werkzaamheden zonder maatregelen te nemen m.b.t. mogelijk aanwezige explosieven, brengt wezenlijke risico's op schade en letsel met zich mee. De meest gebruikelijke maatregel om dit risico te minimaliseren is het uitvoeren van een opsporingsonderzoek voorafgaande aan de geplande werkzaamheden.

Het roze gebied betreft naoorlogs geroerde grond/beperkt vrijgegeven. Tijdens de tweede wereldoorlog is het gebied geraakt door één of meerdere vliegtuigbommen (afwerpmunitie). Grote delen van het gebied zijn echter ook naoorlogs bebouwd/geroerd. In dit geval wordt dan gesproken over gebieden met een achtergrondrisico. Gebieden met een zogenaamd 'achtergrondrisico' hebben, al spreekt men over verdacht gebied, geen wezenlijk verhoogd risico op aantreffen van explosieven.

Er wordt geadviseerd om werkzaamheden waar een achtergrondrisico aanwezig is onder een werkprotocol uit te voeren. Voorafgaand aan enige grondroerende werkzaamheden dient dus in dit geval een werkprotocol onverwacht of spontaan aantreffen van Conventionele Explosieven opgesteld te worden. Binnen onverdacht gebied kunnen de werkzaamheden regulier worden uitgevoerd. Daarnaast is het belangrijk om te achterhalen welke (grond)roerende werkzaamheden hebben plaatsgevonden om zodoende ook een verticale en horizontale afbakening te maken.

Aanvullend onderzoek

Saricon heeft een aanvullend onderzoek (AO) en Risicoanalyse Conventionele Explosieven (RA) uitgevoerd in verband met de nieuwe ontsluiting en de woningbouwontwikkeling op het voormalige Nutricia-terrein, zie ook bijlage 11. Het onderzoeksgebied is op basis van het aanvullend onderzoek gedeeltelijk verdacht op afwerpmunitie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00087-0003_0009.png"

Figuur 5.2 Verdachte gebieden op afwerpmunitie (bron: Saricon)

Buiten de verdachte gebieden kunnen alle werkzaamheden op een reguliere wijze worden uitgevoerd. Binnen het verdachte gebied, waar grondroerende werkzaamheden of zetting plaatsvindt, wordt geadviseerd oppervlakte- en dieptedetectie uit te laten voeren.

Detectieonderzoek

Het grootste deel van het plangebied is onverdacht. Voor de verdachte locatie is detectieonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 9.

Voorafgaande aan de opsporing is een Risicoanalyse (RA) opgesteld. Hieruit blijkt dat het gebied verdacht is op CE zijnde afwerpmunitie van 250lb. en 500lb. GP en/of MC (geallieerd). De verticale afbakening is vastgesteld op 10,5 m - mv dit komt overeen met 14.8 m - NAP. De gemeente Zoetermeer heeft opdracht gegeven om een explosievenonderzoek uit te voeren in het toekomstige werkgebied. Het explosievenonderzoek bestaat uit non-realtime oppervlaktedetectie en realtime dieptedetectie.

Er zijn tijdens de oppervlakte- en dieptedetectie geen CE zijnde afwerpmunitie van 250lb. en 500lb. aangetroffen. De voorgenomen werkzaamheden, het aanleggen van een nieuwe ontsluitingsweg met bijbehorende kunstwerken, kunnen volgens plan worden uitgevoerd.

Conclusie

Het plangebied is niet langer verdacht voor niet gesprongen explosieven. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering voor vaststelling van het plan.

5.3 Bedrijven En Milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag de richtafstand met één stap worden verkleind.

Onderzoek

Het voorliggende plan maakt de realisatie van de ontsluitingsweg mogelijk en wijzigt een woonbestemming naar een bedrijfsbestemming. Er kunnen hierdoor geen milieugevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan.

Om een duidelijkere planbegrenzing te verkrijgen is in voorliggend bestemmingsplan de waterzuiveringsinstallatie van Nutricia meegenomen, met de bestemming 'Bedrijventerrein'. Dat komt overeen met de vigerende regeling in het bestemmingsplan Nutrihage. In het bestemmingsplan Noordelijke bedrijventerreinen ligt aan de Rokkeveenseweg een woonbestemming op de percelen Rokkeveenseweg 46A en 46B. Deze bestemming wordt met dit plan gewijzigd naar de bestemming 'Bedrijventerrein'. Op deze percelen zijn bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Het plan maakt geen nieuwe bedrijfsactiviteiten mogelijk die kunnen leiden tot hinder ter plaatse van (bedrijfs)woningen in de omgeving. De locaties Rokkeveensweg 46a en 46B liggen op meer dan 30 meter afstand van de overige woningen. Er wordt dan ook ruimschoots voldaan aan de richtafstanden van de VNG-brochure.

Conclusie

Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.

5.4 Trillingen

Beleid en normstelling

In Nederland bestaat geen wetgeving op het gebied van trillingen.

De trillingssnelheden ten gevolge van het vrachtwagenverkeer van Nutricia ter plaatse van de woningen aan de Industrieweg worden getoetst aan de streefwaarden uit de Richtlijnen A "Schade aan gebouwen" en B “Hinder voor personen in gebouwen door trillingen, Meet- en beoordelingsrichtlijn” uit augustus 2002 van de Stichting Bouwresearch (SBR Richtlijn).

Onderzoek

In verband met een mogelijke toename van trillingen in de directe omgeving van de nieuwe ontsluitingsweg, is een trillingsonderzoek (Rapportnummer FAD 15508-2-RA-001) uitgevoerd, zie ook bijlage 3.

Met de realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg ten behoeve van Nutricia zal vrachtwagenverkeer van en naar Nutricia via de Industrieweg over de Bleiswijkseweg en/of de Oostweg rijden. Daarnaast maken ook personenauto's van en naar Nutricia gebruik van de nieuwe ontsluitingsweg. De (bedrijfs)woningen aan de Industrieweg liggen op vier maal kleinere afstand tot de wegrand dan de woningen aan de Bleiswijkseweg. Hiermee zullen de optredende trillingsniveaus ter plaatse van de beschouwde (bedrijfs)woningen aan de Industrieweg bepalend zijn. Indien voor deze (bedrijfs)woningen wordt voldaan aan de richtwaarden mag worden aangenomen dat dit ook geldt voor de woningen aan de Bleiswijkse weg die op een vier maal grotere afstand liggen. Om deze reden zijn geen metingen uitgevoerd in de woningen aan de Bleiswijkseweg.

De trillingsmetingen zijn verricht in de (bedrijfs)woningen aan de Industrieweg met huisnummers 80, 100 en 130. De trillingsmetingen zijn in deze drie (bedrijfs)woningen verricht op zowel de begane grond als de eerste verdieping.

Resultaten onderzoek

Schade aan gebouwen

De hoogste rekenwaarde van de grensstreefwaarde (Vd) bedraagt voor alle frequenties niet meer dan 1,90 mm/s.

Hiermee wordt voldaan aan de (frequentieafhankelijke) grensstreefwaarden. Voor hogere vloeren dan de begane grond wordt eveneens ruimschoots voldaan aan de streefwaarde van 10 mm/s. Hieruit wordt geconcludeerd dat optredende trillingen, ten gevolge van vrachtwagenbewegingen van Nutricia op de Industrieweg, geen schade zullen veroorzaken aan de (bedrijfs)woningen gelegen aan de Industrieweg.

Hinder voor personen in gebouwen

De hoogste statistisch bepaalde grootste waarde van de effectieve gewogen momentane trillingsgrootheid (Veff,max,stat) bedraagt 0,27. De hoogst berekende trillingssterkte over alle beoordelingsperioden (Vper) bedraagt 0,04. Hiermee wordt op twee posities niet voldaan aan de streefwaarde A1 conform de SBR Richtlijn B. Wel wordt voldaan aan de tweede voorwaarde, A2: de streefwaarde voor V eff,max,stat van maximaal 0,4 (nachtperiode) en A3: de berekende trillingssterkten over de beoordelingsperiode (Vper) van maximaal 0,1.

Hiermee is voldaan aan de streefwaarden uit SBR B voor hinder voor personen in gebouwen.

Het trillingsniveau bij een passage bedraagt meer dan 0,1 waardoor niet uitgesloten kan worden dat deze in de (bedrijfs)woning voelbaar zijn.

Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat de trillingsniveaus, ten gevolge van vrachtwagenpassages, ter

hoogte van de woningen aan de Industrieweg de streefwaarden uit de SBR richtlijn A en B

niet overschrijden. Geconcludeerd wordt dat volgens de bestaande praktijkervaring er een aanvaardbaar kleine kans (kleiner dan 1%) is dat schade aan bouwwerken en funderingen zal optreden ten gevolge van de vrachtwagenpassages. Verdergaand wordt geconcludeerd dat de trillingsniveaus naar verwachting niet zullen leiden tot hinder voor personen conform de SBR richtlijn. Wel zijn de trillingsniveaus in de woningen hoger dan 0,1, waardoor niet uitgesloten kan worden dat de trillingen ten gevolge van de vrachtwagenpassages voelbaar zijn.

Het aspect 'trillingen' staat de planrealisatie niet in de weg.

5.5 Wegverkeerslawaai

Beoogde ontwikkeling

De nieuwe route van de personenwagens en vrachtwagens van en naar de nieuwe ontsluitingsweg /bedrijf NV Nutricia zal verlopen via de Industrieweg. Hoewel daar enkele wegaanpassingen zullen plaatsvinden (zoals de aansluitingen op de Bleiswijkseweg en de Rokkeveenseweg en een verschuiving van de rijlijn ter hoogte van het parkeerterrein op de Industrieweg zal geen sprake zijn van een formele reconstructie (Wet geluidhinder), daar de maximum rijsnelheid op de Industrieweg vanwege verkeerstechnische redenen wordt verlaagd naar 30 km/uur.

Voor het vaststellen van de geluidbelasting ten gevolge van de nieuwe ontsluitingsweg op de gevels van bestaande en de geplande woningen in 'Uitbreiding Dorp', is akoestisch onderzoek uitgevoerd (Rapportnummer FAD 15508-3-RA-003), zie bijlage 4. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting van de (bedrijfs)woningen aan de Industrieweg voor de toekomstige situatie eveneens inzichtelijk gemaakt.


Onderzoek en conclusies

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting (Lden) vanwege de nieuwe ontsluitingsweg van NV Nutricia ter hoogte van de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning aan de Rokkeveenseweg 44 ten hoogste 37 dB bedraagt. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai uit de Wgh. Bij de geplande woningbouw van het bestemmingsplan "Uitbreiding Dorp" zal eveneens ruimschoots worden voldaan aan de genoemde voorkeursgrenswaarde.


Voorts blijkt uit het onderzoek dat de gecumuleerde geluidbelasting van de (bedrijfs)woningen aan de Industrieweg ten hoogste 65 dB bedraagt in de toekomstige situatie (peiljaar 2030). De geluidbelasting van 64 à 65 dB treedt op ter hoogte van de (bedrijfs)woningen aan de Industrieweg 80, 100 en 130. De geluidbelasting vanwege de Industrieweg neemt hier met ten hoogste 4 dB toe ten opzichte van de huidige situatie (peiljaar 2019). Bij een dergelijke toename is sprake van enige verslechtering van het akoestisch woon- en leefklimaat. Om te kunnen spreken van een situatie waarin geen onacceptabele hinder optreedt, dient de geluidwering van de gevels voldoende hoog te zijn. Aangesloten kan worden bij de grenswaarden voor nieuwe situaties. Indien aan deze waarden wordt voldaan dan bedraagt het optredende binnenniveau ca. 33 dB.


Indien wordt aangesloten bij een saneringssituatie kan worden uitgegaan van een maximaal binnenniveau van 43 dB voor burgerwoningen. Gezien de ligging van de (bedrijfs)woningen op een bedrijventerrein is het hanteren van een binnenwaarde gelijk aan de maximale waarde van 43 dB aanvaardbaar. De generieke geluidwering moet dan 22 dB bedragen. Om dit te bereiken dient de karakteristieke geluidwering van de gevel (conform het Bouwbesluit 2012) circa 19 dB te bedragen. Een dergelijke waarde lijkt voor de beschouwde (bedrijfs)woningen met de huidige gevelopbouw haalbaar. Hiermee zal dan sprake zijn van een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat in de (bedrijfs)woningen.

Ter hoogte van de Bleiswijkseweg 96/98 neemt de geluidbelasting ten gevolge van de Industrieweg eveneens met ten hoogste 4 dB toe door de toename van de verkeersintensiteit op deze weg. Dit leidt tot een geluidbelasting ten gevolge van de Industrieweg in 2030 van 52 dB (zonder aftrek ex art. 110g Wgh). Gezien de gecumuleerde geluidbelasting van 66 dB die optreedt, is de toename van de geluidbelasting vanwege de Industrieweg zeer beperkt (niet maatgevend) en zal deze niet leiden tot een verslechtering van het akoestisch woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen.


Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er vanuit akoestisch oogpunt geen belemmeringen bestaan voor de realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg en de nieuwe routing naar de ontsluitingsweg over de aan te passen Industrieweg. De aanpassingen van de Industrieweg betreffen het aansluiten op de Bleiswijkseweg en de Rokkeveenseweg en het verschuiven van de rijlijn ter hoogte van het parkeerterrein op de Industrieweg.

5.6 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de tabel 5.1 weergegeven.

Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2)1) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 1 januari 2015
fijn stof (PM10)2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
fijn stof (PM2.5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³ vanaf 1 januari 2015
  1. 4. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  2. 5. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Besluit gevoelige bestemmingen

Volgens het Besluit gevoelige bestemmingen is de vestiging van een nieuwe gevoelige bestemming niet zonder meer mogelijk op een locatie die (gedeeltelijk) binnen 300 m vanaf de rand van een rijksweg is gelegen, dan wel binnen 50 m vanaf de rand van een provinciale weg, en waar sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor fijn stof of stikstofdioxide. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. De vestiging van een dergelijke bestemming is alleen mogelijk indien dit niet leidt tot een toename van het aantal ter plaatse verblijvende personen.

Onderzoek

Door de realisatie van de nieuwe ontsluiting van Nutricia ontstaat een verkeerstoename op de route via het nieuwe wegdeel, de Rokkeveenseweg en de Industrieweg. Vervolgens wordt het verkeer afgewikkeld via de Bleiswijkseweg en de Oostweg naar de A12. De verkeerstoename ten gevolge van de gewijzigde ontsluiting bedraagt in totaal 714 mvt/etmaal (652 vrachtwagenbewegingen en 62 personenautobewegingen). In figuur 5.3 is met de NIBM-tool berekend of de ontwikkeling in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00087-0003_0010.png"

Figuur 5.3 NIBM-tool 2019

Uit de NIBM-tool blijkt dat de planbijdrage mogelijk in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Via de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl), die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, is bekeken hoe hoog de concentraties luchtverontreinigende stoffen ter plaatse van de nieuwe ontsluitingsweg en de aansluitende wegvakken richting de A12 zijn. Hierbij is uitgegaan van de concentraties in 2020 (jaar van planrealisatie). In figuur 5.3 is de ligging van de beschouwde toetspunten weergegeven. Toetspunt 1 is maatgevend voor de toetsing aan de wettelijke grenswaarden, omdat hier de concentraties luchtverontreinigende stoffen het hoogst zijn vanwege de bijdrage van de op korte afstand gelegen A12. Toetspunt 2 is van belang vanwege de op korte afstand gelegen woningen langs de Bleiswijkseweg. Toetspunt 3 geeft de situatie op de Oostweg weer, de weg waar het verkeer afkomstig van de nieuwe ontsluitingsweg op af wordt gewikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00087-0003_0011.png"

Figuur 5.4 Beschouwde toetspunten

In tabel 5.2 is getoetst of in 2020 aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan.

Tabel 5.2: Toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer

Maximale planbijdrage (µg/m3)
volgens
NIBM rekentool
Concentratie in 2020 volgens NSL-monitoringstool (µg/m3) Maximaal optredende
concentratie
(µg/m3)
Grenswaarde Wm
(µg/m3)
1 NO2 4,41 23,98 28,39 40
PM10 0,51 20,21 20,72 40
PM2,5 11,97 25
2 NO2 4,41 23,73 28,14 40
PM10 0,51 20,41 20,92 40
PM2,5 12,02 25
3 NO2 4,41 27,50 31,91 40
PM10 0,51 21,55 22,06 40
PM2,5 12,37 25

Uit de tabel 5.2 blijkt dat wanneer de maximale planbijdrage bij de concentraties luchtverontreinigende stoffen worden opgeteld, alsnog ruimschoots aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan. Voor PM2,5 is geen maximale planbijdrage bekend, maar liggen de concentraties in 2020 dermate ver onder de wettelijke grenswaarde dat in geen geval sprake zal zijn van een overschrijding. Aangezien direct langs de ontsluitende wegen wordt voldaan aan de grenswaarden zal dat ook ter plaatse van de omliggende woningen het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate een locatie verder van de weg is gelegen. Verder is van belang dat door de nieuwe ontsluiting de luchtkwaliteit voor veel omwonenden aan de westzijde van het bedrijf NV Nutricia beter wordt.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.7 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten en/of de opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde, en geen wettelijke norm. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt. Deze verantwoordingsplicht wordt steeds zwaarder naarmate deze de oriëntatiewaarde nadert/overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Transportroutes

Per 1 april 2015 zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.


Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de PR 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.


Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

De inrichting Nutricia valt onder het Bevi vanwege de aanwezige ammoniakkoeling. Het PR rondom de installatie is kleiner is dan 10-6 per jaar en er is geen sprake is van een invloedsgebied voor het GR. Verder is ten zuiden van het plangebied een tankstation gelegen waar verkoop van lpg plaatsvindt. Ook deze inrichting valt onder het Bevi. Het plangebied ligt buiten de PR10-6 contouren. Het invloedsgebied voor het groepsrisico reikt wel tot over een deel van het plangebied, maar er bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied en plangebied. Het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Ten zuiden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de snelweg A12 (wegvak Z17 knooppunt Prins Clausplein-afrit 7 Zoetermeer). Ten zuidoosten van het plangebied vindt tevens vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de N470 (Delft-Zoetermeer). De wijziging van het bestemmingsplan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk (in het invloedsgebied of binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar van deze risicobronnen) en dat betekent dat externe veiligheid daarom geen belemmering vormt voor realisatie van het plan.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Ten zuiden van het plangebied vindt ook vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door de aardgasleiding W-539-06 van de Gasunie. De leiding heeft een diameter van 4.5 inch en een werkdruk van 40 bar. In het noordoosten van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door de aardgasleiding W-539-03. Deze leiding heeft een diameter van 8,63 inch en een werkdruk van 40 bar. De wijziging van het bestemmingsplan geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk maakt (in het invloedsgebied of binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar van deze risicobronnen) en dat externe veiligheid daarom geen belemmering vormt voor realisatie van het plan.

Conclusie

Het aspect Externe Veiligheid vormt geen belemmering voor de planrealisatie.

5.8 Kabels En Leidingen

Afwegingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek en conclusie

In de paragraaf externe veiligheid is reeds ingegaan op de in de omgeving aanwezige risicorelevante gasleidingen. In het plangebied zijn naast deze gasleidingen ook een rioolwatertransportleiding en een watertransportleiding gelegen. Deze planologisch relevante leidingen zijn tezamen met de zakelijke rechtstrook opgenomen op de verbeelding. Ter plaatse gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen.

Er zijn in de omgeving van het plangebied geen overige planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

5.9 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Hoogheemraadschapsbeleid

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan 2016-2021 'Met mensen en water', de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het waterbeheerplan bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het waterschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies, en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard. Met het nieuwe Waterbeheerplan staat het HHSK voor een doelmatig en duurzaam waterbeheer, in directe verbinding met de omgeving. Per 1 januari 2016 is de geactualiseerde Keur in werking getreden. De Keur geeft met verboden aan welke activiteiten in de buurt van water en waterkeringen niet zijn toegestaan. Daarnaast geeft de Keur met geboden aan welke onderhoudsverplichtingen eigenaren en gebruikers van wateren en waterkeringen hebben.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit enkele groenstroken, maar met name bedrijventerrein en verkeersdoeleinden.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigrond. Er is sprake van grondwater trap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand van nature varieert tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand van nature op meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt. De maaiveldhoogte is circa NAP -4,3 m. Het plangebied is gelegen in peilgebied GPG-501 met een vast peil van NAP -5,7 m.

Waterkwantiteit en -kwaliteit

Ten zuiden van het plangebied is een watergang gelegen. Dit water is geen Kader Richtlijn Water (KRW)-lichaam.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet in de kern-/beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

In de Rokkeveenseweg ligt een gemengd hoofdriool dat afvoert naar het hoofdgemaal Rokkeveenseweg. De persleiding vanaf gemaal Rokkeveenseweg loopt door het plangebied.

Toekomstige situatie

Algemeen

Voorliggend plan voorziet in de ontwikkeling van een nieuwe weg, hoofdzakelijk voor de afwikkeling van het (vracht)verkeer van en naar het bedrijf Nutricia.

Waterkwantiteit

Een toename in verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd. Voor de wateropgave kan gebruik worden gemaakt van de waterbalans van Oosterheem.

De watergang ten zuiden van het plangebied wordt meer in zuidelijke richting verlegd. Hierdoor ontstaat er ook 20 m2 extra oppervlaktewater in deze watergang.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen. Dit geldt zowel tijdens de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De beoogde ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheidssituatie in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Door middel van kolken wordt regenwater op de riolering in de Rokkeveenseweg afgewaterd.

Ook kan het regenwater wat van de weg afstroomt, afwateren op de groenstroken langs de weg.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. De inrichting van de nieuwe watergang binnen het plangebied en de oevers zal bij de verdere uitwerking van de plannen worden afgestemd met HHSK en de gemeente Zoetermeer.

In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Het graven/ verleggen van watergangen die op de legger staan, is vergunningsplichtig evenals watercompensatie.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.10 Natuurwaarden

Beleid

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Op basis van een bureauonderzoek is een ecologisch veldonderzoek uitgevoerd. De rapportage is opgenomen in bijlage 5. In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek beschreven.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland of weidevogelleefgebied. Deze gebieden liggen op zeer grote afstand van het plangebied. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. De afstand tot stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden is meer dan 15 kilometer. Gezien de grote afstand tot natuurgebieden en de geringe ontwikkeling kunnen ook verstoring, verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Er is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd waaruit blijkt dat geen sprake is van een berekende bijdrage van het plan aan de stikstofdepositie binnen Natura 2000 (0,00 mol/ha/jaar). De berekening is opgenomen in bijlage 10. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten.

De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Op basis van het flora en fauna onderzoek kan worden geconcludeerd dat het plangebied een beperkte ecologische waarde vertegenwoordigt. Er is geen sprake van situaties waarvoor een ontheffing voor het mogelijk overtreden van verbodsbepalingen aan de orde is. In relatie tot de Wet natuurbescherming gelden de volgende punten:

  • In het plangebied komen diverse niet-jaarrond beschermde vogelsoorten tot broeden; deze dienen in de broedperiode (concreet: maart t/m augustus) te worden ontzien.
  • Het plangebied voorziet niet in rustplaatsen, vliegroutes en/of essentieel foerageergebied voor vleermuizen of overige soorten vermeld in de Habitatrichtlijn.
  • Als er sprake is van sloop van de bakstenen reservoirs; dan is aanvullend onderzoek naar gebruik als rustplaats door vleermuizen noodzakelijk;
  • Als er bomen, meer specifiek de rij Lindes, worden gekapt parallel aan het fietspad, is aanvullend onderzoek noodzakelijk;
  • Overige soorten die onder een strikt beschermingsregime van de Wet natuurbescherming vallen, zijn afwezig.

Conclusie

Gezien het bovenstaande staat de Wet natuurbescherming, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen in de rapportage van het veldonderzoek, de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.11 Cultuurhistorie En Archeologie

Beleid

In Zoetermeer kan het archeologisch onderzoek vooral belangrijke informatie opleveren over de periode van de 11e tot en met de 17e eeuw. Uit de periode vóór de 11e eeuw zijn weinig archeologische resten te verwachten. Enerzijds omdat het landschap ontoegankelijk was voor bewoning, anderzijds doordat een groot deel van dit landschap door latere ingrepen van de mens is verdwenen. Voor de periode ná de 17e eeuw kan de archeologie minder bijdragen aan de kennis over Zoetermeer. Deze periode kan namelijk goed worden onderzocht aan de hand van historische bronnen als registers, landkaarten, schilderijen en uiteindelijk ook foto’s. De 18e en 19e eeuw kunnen echter wel interessant zijn in diachroon verband; als bijvoorbeeld de ontwikkeling van een boerenbedrijf vanaf 16e tot aan de 19e eeuw kan worden onderzocht. Op vindplaatsen waarvan zeker is dat ze pas na 1700 zijn ontstaan zal de archeologie dus tot weinig kenniswinst leiden.

Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bestaande cultuurhistorische en architectonische kwaliteiten te handhaven en nieuwe toe te voegen. Hierbij zijn vooral de Erfgoedwet, de gemeentelijke monumentenverordening en de lijst van gemeentelijke monumenten het kader.

Onderzoek

Cultuurhistorie

In 2006 zijn vijf gebieden in Zoetermeer als beschermd dorpsgezicht aangewezen. Het plangebied behoort hier niet toe. Evenmin is bebouwing in het plangebied aangewezen als gemeentelijk monument.

Archeologie

Op de provinciale waardenkaart van provincie Zuid-Holland is voor het plangebied een (zeer) lage trefkans opgenomen (zie figuur 5.5). In het plangebied en directe omgeving zijn geen vindplaatsen bekend.

In de gemeentelijke Rapportage 'Archeologisch waardevolle gebieden in Zoetermeer' is het plangebied evenmin aangewezen als archeologisch waardevol gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00087-0003_0012.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00087-0003_0013.png"

Figuur 5.5 Fragment provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur

Conclusie

Het plangebied heeft geen belangrijke cultuurhistorische of archeologische waarden.

Deze aspecten staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

5.12 Duurzaamheid

Beleid

Op 7 december 2016 is de energieagenda gepubliceerd door minister Kamp. De agenda schetst het beleid na 2023 dat moet leiden tot een vrijwel CO2-neutrale economie in Nederland in 2050. De agenda beschrijft de overgang naar een gasvrije maatschappij.

Door de toenemende onzekerheid over het aardgas, de effecten van aardgaswinning in Groningen, de toenemende afhankelijkheid van geïmporteerd aardgas en de klimaatdiscussie kiezen projectontwikkelaars, overheden en netbeheerders vaker voor wijken zonder gasleidingen.

Nederland wil in 2050 volledig duurzaam zijn en heeft ook de klimaatakkoorden (Parijs) getekend. Een van de maatregelen om volledig duurzaam te worden en te stoppen met aardgas. Alternatieven kunnen zijn: volledig elektrisch met een warmtepomp, blokverwarming of wijkverwarming uit duurzame bronnen.

Onderzoek

Bij het behouden en versterken van leefbaarheid en duurzaamheid is zowel de uitstoot van gemotoriseerde voertuigen als de geluidsoverlast een aandachtspunt. Dit project draagt daaraan bij door de vrachtwagenbewegingen van Nutricia vanuit de woonwijk naar het bedrijventerrein te verplaatsen. Dit houdt in dat de verkeersbewegingen efficiënter plaatsvinden en dus minder uitstoot produceren, Daarbij wordt met Nutricia gewerkt aan verduurzaming van het transport, onder meer door de route bruikbaar te maken voor langere vrachtwagens.

Conclusie

De nieuwe ontsluitingsweg zorgt voor een vermindering van uitstoot en een beter woon- en leefklimaat binnen de woonwijk 'Dorp'. De ontwikkeling draagt dus op een eigen manier bij aan verschillende aspecten binnen duurzaamheid. Het aspect duurzaamheid staat de planontwikkeling dan ook niet in de weg.

5.13 Vormvrije Mer-beoordeling

Beleid

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (een zogenaamde 'vormvrije mer-beoordeling'). Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Toetsing en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage bestaat geen categorie voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van wegen die niet voldoen aan de omschrijving van de wegen in de categorieën C1.2, C1.3, D1.1 of D1.2. In de Europese richtlijn wordt in categorie II.10e echter "de aanleg van wegen" aangewezen als activiteit waarvoor beoordeeld moet worden of een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Op grond van de Europese aanwijzing moet in de procedures voor plannen en besluiten voor wegenprojecten dus rekening worden houden met een m.e.r.-beoordeling. Omdat er geen verplichtingen gelden op grond van de Nederlandse regelgeving kan deze beoordeling vormvrij worden uitgevoerd, zie ook bijlage 6.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Inleidende Regels

6.1.1 Begrippen

In artikel 1 worden de begrippen die in de regels worden gebruikt omschreven. Sommige begrippen zijn voor meerdere uitleg vatbaar, daarom is het nodig om ze planologisch-juridisch af te bakenen en te preciseren, ten opzichte van het algemeen spraakgebruik. Zonder definitie zou een begrip tot verwarring kunnen leiden.

6.1.2 Wijze van meten

In artikel 2 wordt weergegeven hoe in de regels opgenomen maten voor de bouwhoogte, dakhelling, goothoogte, inhoud, oppervlakte, vloeroppervlakte en ondergeschikte bouwdelen van een bouwwerk moeten worden gemeten.

6.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bedrijven toelaatbaar die voorkomen in de categorieën 1 of 2 van de staat van inrichtingen, zoals weergegeven in de bijlage bij de regels. De staat van inrichtingen is afkomstig uit de brochure van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten 'Bedrijven en milieuzonering'. Bij milieuzonering wordt ervan uitgegaan dat tussen een milieugevoelige bestemming (wonen) en een milieubelastende bestemming (bedrijf) op grond van de verste afstandsafhankelijke milieubelasting een bepaalde ruimte moet worden aangehouden om een zo goed mogelijk klimaat voor beiden te scheppen.
Voor bedrijfsgronden van Nutricia (de waterzuivering) is een maatbestemming opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - nutricia' is ook een bedrijf in baby- en kindervoeding, medische voeding en melkproducten met SBI code 1051 (SBI-2008) tot ten hoogste milieucategorie 4.2 toegestaan.

Daarnaast zijn een aantal specifieke functies beperkt toegestaan. Het betreft een afhaalcentrum met een afhaalpunt van maximaal 20 m² bvo, kleinschalige detailhandel tot een bruto vloeroppervlak van 200 m² of bedrijfsgebonden detailhandel, ondergeschikte horeca met een bedrijfsvloeroppervlakte dat minder bedraagt dan 5% van het totale bvo met een maximum van 100 m² bvo en bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak en minder is dan 3.000 m² bvo.

Gebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak gebouwd worden. In het bouwvlak zijn de maximale bouwhoogte en het bebouwingspercentage van de gebouwen met een aanduiding aangegeven.

Artikel 4 Groen

De bestemming 'Groen' is bedoeld voor groenvoorzieningen, langzaamverkeersroutes, sport- en speelvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen die van wijkoverstijgend c.q. lokaal belang zijn en die een belangrijke functie in de oriëntatie hebben.
Gebouwen zijn niet toegestaan, wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 5 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' is gelegd op route van de ontsluitingsweg met de daaraan of daarlangs gelegen paden, woonstraten, parkeervoorzieningen, voorzieningen voor het openbaar vervoer, groen- en waterelementen. Er wordt een parkeerstrook mogelijk gemaakt ten behoeve van de doorstroming van het verkeer op de Industrieweg. Verder zijn binnen de ruime begrenzing van de bestemming ook gebouwde nutsvoorzieningen met een beperkte omvang mogelijk.

Aan een deel van de gronden is de 'specifieke bouwaanduiding – portiersgebouw' toegekend. Op grond van een binnenplanse afwijking kan op deze gronden een portiersgebouw worden gerealiseerd.

Artikel 6 t/m 8 Leidingen

In het plangebied zijn verschillende leidingen gelegen met een belangrijke (boven)regionale functie op het vlak van de gas-, water- en rioolwatervoorziening. Deze hebben een dubbelbestemming die in het geval van een belangenafweging voorrang heeft boven de eveneens van toepassing zijnde bestemming(en).

Binnen deze bestemming kunnen bouwwerken worden gebouwd, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de hoofdfunctie. Voor elke leiding is een zogenaamde veiligheidszone van toepassing, waarbinnen in principe niet gebouwd mag worden. Ter bescherming van de leidingen is tevens een aanlegvergunningenstelsel van toepassing.

6.3 Algemene Regels

In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen. Dit hoofdstuk bevat antidubbeltelregeling, algemene bouw- en gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels. Deze regels zijn opgenomen in de artikelen 9 t/m 13.

De gebiedsaanduiding 'overige zone - parkeren en geluidsgevoelige objecten' heeft betrekking op zowel parkeren als het toevoegen van nieuwe geluidgevoelige objecten. Het aspect parkeren is geregeld in artikel 10 en het aspect nieuwe geluidgevoelige objecten is geregeld in artikel 11. In artikel 11.3 is een bepaling opgenomen dat het nieuwe gedeelte van de ontsluitingsweg (tussen terrein Nutricia en de Rokkeveenseweg) pas in gebruik mag worden genomen als maximaal 30 km/u mag worden gereden op het gedeelte van de Industrieweg dat ligt tussen de Oostweg en de T-splitsing met Industrieweg. Voor het wijzigen van de maximale snelheid is een verkeersbesluit nodig. In artikel 13 is een voorrangsregeling voor de dubbelbestemmingen. Deze regelt dat bij het samenvallen van verschillende dubbelbestemmingen de dubbelbestemming Leiding-Gas voorrang krijgt van de andere dubbelbestemmingen. De dubbelbestemming Leiding-Water gaat voor de dubbelbestemming Leiding-Riool.

6.4 Overgangsrecht En Slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Ook is een strafbepaling opgenomen voor overtreding van de gebruiksbepalingen. Deze regels zijn opgenomen in artikel 14 en 15. In artikel 16 is de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Er is geen sprake van een aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig. Het merendeel van de benodigde grond is reeds in eigendom van de gemeente. Een klein deel van de benodigde grond is in eigendom bij derden. De raad van de gemeente Zoetermeer heeft besloten krediet beschikbaar te stellen voor de planrealisatie.

Het plan wordt hiermee financieel uitvoerbaar bevonden.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Inloopavond

Op 10 januari 2018 heeft de gemeente Zoetermeer een inloopavond georganiseerd. Het doel van deze avond was tweeledig. Enerzijds is er een toelichting gegeven op het raadsbesluit van 11 september 2017 over de ontsluitingsroute van Nutricia (niveau informeren) en anderzijds reacties ophalen over de invulling van de woningbouwlocatie Nutrihage (niveau raadplegen). Door omwonenden is over de ontsluiting

Nutricia gevraagd of het fietspad aan de zuidkant van de Bleiswijkseweg kan worden opgeheven. Dit is onderzocht en besloten is om een tweerichtingen fietspad aan de noordzijde te realiseren.

Het verslag van deze inloopavond is terug te lezen in bijlage 7.

Samenspraak

Op 17 april 2019 is een informatieavond gehouden voor de omwonenden aan de Bleiswijkseweg waarin het ontwerp van de weg is getoond en toegelicht, zie ook bijlage 13. Op 7 mei 2019 is eenzelfde avond georganiseerd voor de ondernemers in het plangebied, zie ook bijlage 14.

Op donderdag 18 juli 2019 is een tweede bijeenkomst gehouden voor de bewoners, waarbij de bestemmingsplanprocedure en de uitgevoerde milieuonderzoeken toegelicht zijn, zie ook bijlage 15. Op 4 september 2019 is eenzelfde avond gehouden voor de ondernemers in het plangebied, zie bijlage 16.

Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het bestemmingsplan naar de benodigde overlegpartners gestuurd. De overlegreacties zijn samengevat en voorzien van een reactie, zie ook bijlage 8.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken heeft vanaf 16 augustus tot en met 26 september 2019 een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode was het voor een ieder mogelijk om mondeling of schriftelijk een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan te geven.

De ingestuurde zienswijzen zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in de Nota Zienswijzen bestemmingsplan en omgevingsvergunning Ontsluitingsweg Nutricia,

zie ook bijlage 18.

Hoofdstuk 8 Handhaving

Gemeentelijke handhavingsbeleid is gebaseerd op een prioritering. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's naar zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.

Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.

De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.

Bijlage 1 Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 1 Notitie Effecten Ontsluiting Extra Vrachtverkeer Via Industrieweg

Bijlage 1 Notitie Effecten ontsluiting extra vrachtverkeer via Industrieweg

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 3 Trillingsonderzoek

Bijlage 3 Trillingsonderzoek

Bijlage 4 Wegverkeerslawaai Vanwege De Nieuwe Ontsluitingsweg

Bijlage 4 Wegverkeerslawaai vanwege de nieuwe ontsluitingsweg

Bijlage 5 Quickscan Ecologie

Bijlage 5 Quickscan Ecologie

Bijlage 6 Memo Vormvrije-mer

Bijlage 6 Memo vormvrije-mer

Bijlage 7 Verslag Inloopavond 10 Januari 2018

Bijlage 7 Verslag inloopavond 10 januari 2018

Bijlage 8 Nota Beantwoording Vooroverleg

Bijlage 8 Nota beantwoording vooroverleg

Bijlage 9 Proces Verbaal Van Oplevering Wsvs-oce Detectie

Bijlage 9 Proces Verbaal van oplevering WSVS-OCE Detectie

Bijlage 10 Stikstofdepositieberekening Nieuwe Ontsluitingsweg 27 Januari 2020

Bijlage 10 Stikstofdepositieberekening Nieuwe Ontsluitingsweg 27 januari 2020

Bijlage 11 Aanvullend Onderzoek Nge

Bijlage 11 Aanvullend onderzoek NGE

Bijlage 12 Onderzoek Geluidwering (Bedrijfs)woningen

Bijlage 12 Onderzoek geluidwering (bedrijfs)woningen

Bijlage 13 Verslag Bijeenkomst Bewoners 17 April 2019

Bijlage 13 Verslag bijeenkomst bewoners 17 april 2019

Bijlage 14 Verslag Bijeenkomst Bedrijven 7 Mei 2019

Bijlage 14 Verslag bijeenkomst bedrijven 7 mei 2019

Bijlage 15 Verslag Bijeenkomst Bewoners 18 Juli 2019

Bijlage 15 Verslag bijeenkomst bewoners 18 juli 2019

Bijlage 16 Verslag Bijeenkomst Bedrijven 4 September 2019

Bijlage 16 Verslag bijeenkomst bedrijven 4 september 2019

Bijlage 17 Besluit College B&w Van 16 Juli 2019 Inzake Ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 17 Besluit college B&W van 16 juli 2019 inzake ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 18 Nota Zienswijzen

Bijlage 18 Nota zienswijzen