Nieuwe Driemanspolder - Roeleveen
Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer
Onherroepelijk op 28-09-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder - Roeleveen van de gemeente Zoetermeer, vervat in de toelichting, de plankaart, deze regels en bijlagen.
1.2 aan huis verbonden beroep of bedrijf
een beroep of bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is; groepspraktijken, detailhandel en horeca zijn hiervan uitgesloten.
1.3 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.4 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.5 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.6 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.7 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het (huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.8 bebouwingspercentage
het percentage dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak of bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; ondergronds bouwen wordt hier niet meegerekend.
1.9 begane grond
bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als peil.
1.10 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte die wordt gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep of bedrijf, of dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.11 bestaand
- a. bij bouwwerken : bestaand ten tijde van de ter visielegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van de desbetreffende gebruiksregel.
1.12 bestemmingsvlak
een vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.14 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.
1.15 bouwvlak
een vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond.
1.17 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.18 cultuurhistorische waarden
een waarde die wordt toegekend aan een ruimtelijk relevant element, dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de tijd van een gebied heeft gemaakt.
1.19 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; in dit plan wordt een horecabedrijf niet aangemerkt als detailhandel.
1.21 ecologische waarden
de in dit plan aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling.
1.22 erf
al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.23 extensieve recreatie
vormen van dagrecreatie in de open lucht, waarbij men vooral het landschap en/of de natuur of bepaalde aspecten daarvan beleeft, waaronder wandelen, fietsen en kanoën, en waarbij relatief weinig mensen gedurende een beperkte tijdsduur aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid;
1.24 fte
fulltime equivalent: de rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of personeelssterkte wordt uitgedrukt. Een fte is een volledige werkweek van 38 uur.
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 geluidbelasting vanwege het wegverkeer
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.27 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan.
1.28 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan .
1.29 hoofdgebouw
een gebouw dat, naar zijn bestemming, dan wel constructie en/of afmetingen als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.30 horeca(bedrijf)
een bedrijf, gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken;
1.31 kampeermiddel
- a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.32 kantine
een ondergeschikte vorm van niet-zelfstandige horeca ten dienste van de sportbeoefenaars en eventuele toeschouwers.
1.33 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de sport en sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorzieningen.
1.34 natuurwaarden
de in dit plan aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.35 natuurkampeerterrein
kleinschalig kampeerterrein, formeel erkend als Natuurkampeerterrein door de Stichting Natuurkampeerterreinen, dat voldoet aan de "Richtlijnen voor erkenning, inrichting en beheer van natuurkampeerterreinen 2004", gelegen in een omgeving met natuurlijke waarden, waarbij verstoring door geluid, stank en kunstlicht tot een minimum beperkt blijft. Het voorzieningenniveau is eenvoudig van aard, enkel basissanitair is aanwezig. Het terrein is sober ingericht, dat wil zeggen geen kantine, zwembad en geen auto's naast het kampeermiddel.
1.36 nutsvoorzieningen
voorzieningen voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) afval van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen van algemeen nut.
1.37 operator/provider
aanbieder van een mobiel netwerk.
1.38 paardenpension
een bedrijf gericht op het stallen en verzorgen van paarden en/of pony's tegen betaling.
1.39 peil
Voor het peil gelden de navolgende regels tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald:
- a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad:
de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:
het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk; - c. in overige gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.
1.40 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.41 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.42 roaming
het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van een andere operator/provider.
1.43 site sharing
het gezamenlijk door twee of meer operators/providers gebruik maken van een antenne-installatie.
1.44 stacaravan
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken.
1.45 verlengde van de voorgevel
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing langs die weg.
1.46 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen, zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan.
1.47 Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, inhoudende de regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het tijdstip van vaststelling van het plan.
1.48 Wet op de economische delicten
Wet van 22 juni 1950, inhoudende vaststelling van regelen voor de opsporing, de vervolging en de berechting van economische delicten, zoals deze luidt op het tijdstip van vaststelling van het plan.
1.49 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 1 juli 2008, zoals deze luidt op het tijdstip van vaststelling van het plan.
1.50 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.51 Woningwet
Wet van 29 augustus 1991, (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt op het tijdstip van vaststelling van het plan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde; voor wat betreft een gebouw worden antennes, schoorstenen, lichtkoepels en dakopbouwen, ten behoeve van technische ruimtes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen niet meegerekend.
2.4 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 Bedrijfsvloeroppervlakte:
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
2.7 De hoogte van een windmolen:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de (wieken)as van de windmolen.
2.8 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen,als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen maximaal 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, afmeting en nokrichting van gebouwen in verband met het bepaalde in lid 3.2.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan bepaalde. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. productiegebonden detailhandel met een vloeroppervlak van meer dan 50 m² per bouwvlak;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- d. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van (consumenten)vuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van prostitutie.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.5 onder b voor het gebruik van de bestaande bedrijfsgebouwen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, mits dit gebruik maximaal 30% van de bestaande bedrijfsgebouwen omvat, er sprake is van geen of geringe verkeersaantrekkende werking en de belangen van in de nabijheid gelegen functies niet in onevenredige mate zullen worden geschonden.
3.7 Aanlegvergunning
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de aansluiting aan structurele groenelementen en waterelementen, en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van (consumenten)vuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van prostitutie.
4.5 Aanlegvergunning
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
- a. binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
- b. de hoogte van windmolens mag maximaal 6 m bedragen;
- c. de hoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1,5 m bedragen;
- d. de hoogte van lichtmasten mag maximaal 10 m bedragen;
- e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van kunstwerken ter plaatse van de aanduiding brug, mag maximaal 4 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de aansluiting aan structurele groenelementen en waterelementen
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van (consumenten)vuurwerk;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van prostitutie.
5.5 Aanlegvergunning
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
Binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een maximale hoogte van 1 m.
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2 voor erfafscheidingen tot een maximale hoogte van 2 m, nadat schriftelijk advies over de effecten op de omgeving is overgelegd door een natuur- en landschapsdeskundige. Van dit advies kan alleen gemotiveerd worden afgeweken.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van de gronden voor een paardrijbak of buitenrijbaan;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van (consumenten)vuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van prostitutie.
6.5 Aanlegvergunning
Artikel 7 Sport- Golfbaan
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
- a. Binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met uitzondering van twee gebouwen ten behoeve van schuilgelegenheid met elk een maximale oppervlakte van 10 m²;
- b. de hoogte van de onder a genoemde schuilgelegenheden mag maximaal 3 m bedragen;
- c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
- d. de hoogte van lichtmasten mag maximaal 10 m bedragen;
- e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 1 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de aansluiting aan structurele groenelementen en waterelementen, en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken .
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden voor parkeervoorzieningen en parkeren;
- d. het gebruik van gronden voor detailhandel;
- e. het gebruik van gronden voor horeca;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van (consumenten)vuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van prostitutie.
7.5 Aanlegvergunning
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de aansluiting aan structurele groenelementen en waterelementen, en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken .
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- b. het gebruik van ongebouwde parkeervoorzieningen en terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
- c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van (consumenten)vuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van prostitutie.
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de aansluiting aan structurele groenelementen en waterelementen, en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- b. het gebruik van ongebouwde parkeervoorzieningen en terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken;
- c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van (consumenten)vuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van prostitutie.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats voor grond en/of afval, anders dan voor normaal gebruik, onderhoud en beheer. Voor werkzaamheden aan of in deze bestemming, niet hiertoe behorende, dient een vergunning te worden aangevraagd bij het betreffende Hoogheemraadschap.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de aansluiting aan structurele groenelementen en waterelementen, en
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken .
11.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 11.2.1 onder g voor een goothoogte van meer dan 3 m, indien de helling van het dak van de woningvoortgezet wordt over of herhaald wordt bij het bijgebouw.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 11.5.2 voor een beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 35% van de oppervlakte van de woning en een aan- of uitbouw voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of bij een woning;
- b. indien voor de uitoefening van het beroep of bedrijf tevens gebruik wordt gemaakt van een aan- of uitbouw dient/dienen deze te zijn gelegen achter het verlengde van de voorgevel;
- c. de verkeersaantrekkende werking van het aan huis verbonden beroep of bedrijf moet in overeenstemming zijn met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
- d. voor het gebruiken van een bijgebouw dat is ingericht voor de stalling van één of meerdere auto's, ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf geldt dat tenminste één parkeerplaats op eigen terrein voor de woonfunctie behouden moet blijven;
- e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in het openbaar gebied;
- f. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend; er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan.
Artikel 12 Leidingen
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
12.3 Aanlegvergunning
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
Op de gronden, zoals bedoeld in lid 13.1.1, mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, ten dienste van de in het eerste lid genoemde bestemming, met een maximale hoogte van 5 m.
13.3 Ontheffing van bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 13.2 voor het bouwen van bouwwerken , ten dienste van de in lid 13.1.2 genoemde bestemmingen, conform het bepaalde in de bouwregels van de onderscheiden bestemmingen, voor zover de waterstaatkundige belangen dit gedogen en nadat hierover schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering. Van dit advies kan alleen gemotiveerd worden afgeweken.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Voor werkzaamheden aan of in deze bestemming, niet behorende tot het normale onderhoud, dient een vergunning te worden aangevraagd bij het desbetreffende Hoogheemraadschap.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Ontheffingsregels
15.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- a. de regels, voor het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud per bouwwerk niet meer bedraagt dan 60 m³;
- b. de aangegeven maten, afmetingen en/of percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
- c. het plan, en toestaan dat het tracé of profiel van wegen of langzaam verkeersroutes en/of de aansluiting van wegen en/of langzaam verkeersroutes onderling, in geringe mate wordt aangepast indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit, dan wel de werkelijke toestand van het terrein bij uitmeting, daartoe aanleiding geven;
- d. de aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken en toestaan dat deze grenzen in geringe mate worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- e. de aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken, en toestaan dat deze grenzen worden overschreden door luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
- f. de regels, voor het bouwen van draagconstructies voor reclamedoeleinden en objecten van beeldende kunst;
- g. de regels, voor het bouwen van bouwwerken voor het stallen van tweewielers, mits de hoogte van de bouwwerken maximaal 3,5 m en de inhoud per bouwwerk maximaal 60 m³ bedraagt;
- h. de regels, voor het plaatsen van sirenemasten mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m.
15.2 Voorzieningen voor telecommunicatie
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
16.1 Bouwvlakken en bestemmingsvlakken
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: de situering en/of begrenzing van aangegeven bouwvlakken en/of bestemmingsvlakken wordt gewijzigd, mits:
- a. de oppervlakte van elk bouwvlak en bestemmingsvlak die bij de wijziging is betrokken met niet meer dan 5% wordt vergroot of verkleind;
- b. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer, spoorwegverkeer en of industrielawaai op de gevel van geluidgevoelige gebouwen en op de grens van geluidgevoelige terreinen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 17 Algemene Procedureregel
17.1 Ontheffing
Op de voorbereiding van een besluit tot verlenen van een ontheffing op grond van dit plan is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht Bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 19 Overgangsrecht Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Van De Raad Van State Inzake Nieuwe Driemanspolder Roeleveen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
In februari 2003 is de Nieuwe Driemanspolder (NDMP) met de vaststelling van het streekplan Zuid-Holland West aangewezen als “Openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen” en als “Aandachtsgebied Water” met de aanduiding “Voorraad- en Piekberging”. Daarbij is tevens een aanduiding voor een groenverbinding opgenomen, vanuit het Groene Hart van de Randstad tot aan de natuur - en weidegebieden van het Midden-Delfland (de zogenaamde GroenBlauwe Slinger - GBS). Achtergrond voor deze streekplanaanduidingen was de regionale beleidsontwikkeling in de voorafgaande jaren, die haar neerslag had gekregen in:
- de provinciale Nota “Stad en land in Balans (1999)”, waarin de realisatie van de Groenblauwe Slinger (GBS) formeel als concreet beleidsdoel is vastgelegd;
- het landinrichtingsproject “Landinrichting Leidschendam”, dat voor de Nieuwe Driemanspolder reeds in een ingrijpende herinrichting voorzag (zie het voorontwerp voor de herinrichting uit 1999);
- Rijksbeleid en provinciaal beleid dat voor de bewuste polder in omvangrijke nieuwe natuur- en recreatieontwikkeling voorzag;
- de regionale planvorming in het kader van het project “Beter Water voor Stad en Platteland”, waarmee de provincie Zuid-Holland, de Hoogheemraadschappen van Rijnland en Delfland en de gemeenten Den Haag, Leidschendam - Voorburg en Zoetermeer nut en noodzaak van een regionale waterberging hadden onderzocht.
Rekening houdend met de reeds bestaande beleidskaders hebben de betrokken overheden vervolgens de verdere planvorming voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder ter hand genomen. Belangrijke tussenstappen daarbij waren:
- een milieueffectrapportage (MER) voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder;
- de uitwerking van een voorkeursalternatief voor de herinrichting in het kader van deze MER - procedure;
- de vertaling van dit voorkeursalternatief in een globale inrichtingsschets (het inrichtingsplan 2005);
- de uitwerking van voorontwerpbestemmingsplannen aan de hand van de MER - documenten en het inrichtingsplan 2005;
- de tervisielegging van voornoemde documenten in het kader van een inspraakprocedure in het voorjaar van 2006;
- de herziening van de inrichtingsvoorstellen in het kader van het inrichtingsplan 2008;
- de uitwerking van de ontwerpbestemmingsplannen aan de hand van de resultaten uit genoemde inspraakprocedure en het inrichtingsplan 2008;
- de tervisielegging van de ontwerpbestemmingsplannen in het najaar van 2008.
Van de mogelijkheid tot inspraak is ruimschoots gebruik gemaakt. De reacties hebben in enkele gevallen aanleiding gegeven tot nader onderzoek en in sommige gevallen tot een herijking van bepaalde inrichtingskeuzes. De inspraakreacties inzake de MER zijn besproken met de landelijke Commissie MER. Deze heeft vervolgens een aantal aanbevelingen en suggesties voor de verdere planvorming gegeven.
De inspraakreacties met betrekking tot de voorontwerpbestemmingsplannen zijn door de gemeenten zowel gezamenlijk als individueel beoordeeld en zijn per gemeente opgenomen in een verslag over de inspraak en het vooroverleg ex art. 10 Bro. In dit verslag wordt tevens vermeld of en in welke mate de afzonderlijke reacties aanleiding hebben gegeven tot herijking en / of wijziging van het voorontwerpbestemmingsplan.
Rekening houdend met de aanbevelingen van de Commissie MER en de belangenafweging naar aanleiding van het vooroverleg ex artikel 10 Bro en de inspraakreacties op de MER, de voorontwerpbestemmingsplannen én het voorlopige inrichtingsplan 2005 heeft in 2008 een herziening van het oorspronkelijke inrichtingsvoorstel plaatsgevonden. Het nieuwe inrichtingsplan is daarna door de betrokken gemeenten in ontwerpbestemmingsplannen vertaald. Ook inzake de ontwerpbestemmingsplannen zijn veel zienswijzen ingediend.
Hoofddoel van dit bestemmingsplan is een juridisch bindende regeling voor een functiewijziging en herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder en een aantal aangrenzende plandelen in Roeleveen, het Buytenpark en de Drooggemaakte Grote Polder. Deze hebben vooral betrekking op:
- 1. de vergroting van de recreatieve waarden in het projectgebied inclusief de verruiming en verbetering van recreatieve verbindingen;
- 2. de realisatie van een duurzame waterhuishouding o.a. in de vorm van een seizoens- en piekberging;
- 3. de versterking van de ecologische waarden en natuurwaarden inclusief de verbetering van de ecologische verbindingen van, naar en in het projectgebied.
Kwantitatief kunnen de functiewijzigingen globaal worden vertaald in bovenstaand programma. Her en der zal daarbij sprake zijn van functiestapeling, omdat de herinrichting in sommige deelgebieden aan meerdere functies ten goede komt.
1.2 Plangebied
Het projectgebied van de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder omvat zowel de nog open landschapseenheden van de Nieuwe Driemanspolder als aangrenzende plandelen in Roeleveen, het Buytenpark en de Drooggemaakte Grote Polder. Deze gebieden maken deel uit van oude droogmakerijen en kennen voor zover zij nog als agrarisch gebied worden gebruikt een maaiveldhoogte van ca. - 4,75 m tot - 5,25 m ten opzichte van NAP. Het gebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de rijksweg A12 / spoorlijn Den Haag- Utrecht, aan de oostzijde door de groene uitloopgebieden Buytenpark en Westerpark van Zoetermeer en aan de westzijde door Den Haag, Rijksweg A4 en Leidschendam-Voorburg. Aan de noordzijde is landschappelijk gezien sprake van een minder scherpe begrenzing. De polder gaat hier geleidelijk over in de Drooggemaakte Grote Polder.
Het zuidelijke deel van het plangebied wordt doorsneden door de spoorlijn Den Haag - Zoetermeer (RandstadRail) en de N 469. De westzijde van Roeleveen wordt begrensd door de spoorlijn Den Haag - Rotterdam (eveneens RandstadRail) en de spoorlijn Den Haag - Utecht.
Het huidige grondgebruik is voornamelijk agrarisch: in het noordelijk deel weiland, in het zuidelijk deel wei- en bouwland. Bewoning in het gebied is beperkt aanwezig. Deze is geconcentreerd in bebouwingslinten langs de Voorweg en Wilsveen aan de randen van de polder. In de polder zelf komt geen bebouwing of bewoning voor.
1.3 Actualisering Bestemmingsplannen
Met de verandering van de juridisch - planologische regelingen voor het projectgebied geven de gemeenten invulling aan bestuurlijke afspraken met de provincie Zuid-Holland en de Hoogheemraadschappen van Rijnland en Delfland. Daarnaast voorzien de nieuwe plannen ook in de wettelijk verplichte actualisering van bestemmingsplannen. In Zoetermeer betreft het:
- een deel van het bestemmingsplan Groot Zoetermeer;
- een deel van het bestemmingsplan Verlengde Amerikaweg;
- een deel van het bestemmingsplan Uitbreiding Westerpark;
- een deel van het partieel Plan in Hoofdzaak uit 1962;
- een deel van het bestemmingsplan Recreatie Noord-West '84 en
- een deel van het bestemmingsplan Recreatie Noord-West '91.
1.4 Opzet Van De Toelichting
De opzet van het bestemmingsplan is afgestemd op de standaard voor bestemmingsplannen SVBP 2008. Naast de bindende planonderdelen (regels en plankaart) bevat het bestemmingsplan nog een toelichting op deze planonderdelen en diverse onderzoeken die de motivering voor specifieke belangenafwegingen verhelderen, respectievelijk onderbouwen. De voor dit plan meest relevante onderzoeken omvatten:
- de Milieueffectrapportage op de inrichting van de Nieuwe Driemanspolder en de hierbij behorende onderzoeken;
- het Onderzoek luchtkwaliteit Nieuwe Driemanspolder Zoetermeer;
- het Akoestisch onderzoek Nieuwe Driemanspolder Zoetermeer;
- het Historisch bodemonderzoek;
- het Onderzoek archeologische vindplaatsen- en verwachtingskaart en
- de Lijst van Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten in het plangebied.
De toelichting zelf bevat in de eerste plaats een korte beschrijving van het projectgebied. Daarna volgen een omschrijving van de beleidskaders voor de herinrichting en een algemene beschrijving van de huidige functioneel - ruimtelijke situatie van het plangebied. In hoofdstuk 5 wordt tenslotte de inrichtingsopgave zelf beschreven.
Na deze planbeschrijving geeft de toelichting inzicht in de juridische aspecten van het bestemmingsplan zoals de planvorm en de gekozen bestemmingsregelingen. Ook wordt stilgestaan bij de economische uitvoerbaarheid van het plan en de wijze waarop de betrokken overheden de herinrichting financieel dekken. De toelichting wordt afgesloten met een korte passage over het tot op heden gevoerde inspraaktraject. De feitelijke afweging en reactie op de inspraakreacties en de reacties in het kader van het vooroverleg ex artikel 10 Bro is weergegeven in de bijlagen. Daarna is in de bijlagen de "Reactienota Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder - Roeleveen" opgenomen , waarin de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan zijn samengevat en van een beantwoording voorzien. In de bijlagen is de Nota van aanpassingen opgenomen waarin de overige aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn onderbouwd.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Korte Geschiedenis Van Het Plangebied
Het plangebied voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder maakt deel uit van een aantal droogmakerijen, gelegen tussen de bebouwde kommen van Den Haag, Leidschendam - Voorburg en Zoetermeer. Ondanks de verreikende verstedelijking rond het plangebied heeft de polder veel van zijn oude karakteristiek weten te behouden en kunnen de afzonderlijke ontwikkelingsfasen uit de ontstaansgeschiedenis van het gebied nog goed worden waargenomen. Historische analyses hierover laten zien dat met name de landschapsontwikkeling vanaf de late middeleeuwen (ca. 1200 en later) ertoe bij heeft gedragen, dat de Nieuwe Driemanspolder geleidelijk aan is veranderd van een Oudhollands veenweidegebied in een droogmakerij. De oorspronkelijk afmetingen waren daarbij veel ruimer dan thans in het landelijke gebied waarneembaar is.
Kenmerkend voor de droogmakerijen is op de eerste plaats het landschapspatroon bestaande uit oude ontginningswegen, de hierlangs gelegen “losse” lintbebouwing en de laag gelegen poldereenheden met hun karakteristieke, opstrekkende kavels. Door grootschalige veenwinning tot op de klei gevolgd door droogmaking is het kenmerkende hoogteverschil ontstaan. Dit is in de loop der tijd nog eens versterkt door een continu proces van inklinking en bemaling, hetgeen uiteindelijk in een polderlandschap heeft geresulteerd met grote hoogteverschillen tussen het polderpeil en zijn rechtstreekse omgeving (tot ± 5 m).
Gedurende de veenontginning zijn in het plangebied vanzelfsprekend ook de eerste nederzettingen ontstaan. In oorsprong was er sprake van relatief intensieve lintbebouwing langs de oude landwegen met Wilsveen als belangrijkste “kern” rond een kerk. Door de veenwinning is het gebied sterk ontvolkt. Vanaf de 17e eeuw is het overwegend natte gebied stapsgewijs drooggemalen en geschikt gemaakt voor landbouwkundig gebruik. Daarbij is de bodemgesteldheid van het gebied ook van invloed geweest op de vormen van grondgebruik die zich in de loop der tijd hebben ontwikkeld. Mede hierdoor worden de relatief lagere delen in Leidschendam-Voorburg tegenwoordig bijna allen voor beweiding gebruikt, terwijl forse delen in Zoetermeer thans ook in gebruik zijn als bouwland.
Gedurende de droogmaking verschoof het accent van de bebouwing naar Stompwijk en resteerde een beperkt aantal boerderijen en arbeiderswoningen langs de hoofdwegen en hoofdweteringen (Voorweg, Wilsveen en Stompwijksevaart). De structuur van dit bebouwingspatroon is thans nog steeds waarneembaar ook al zijn enkele cultuurhistorisch interessante elementen zoals een molengang in Potteveen of bebouwing langs het Wilsveen in de loop der tijd verloren gegaan.
2.2 De Huidige Hoofdfuncties
Gezien de huidige landbouwkundige betekenis van het plangebied is het grootste deel van de hierin gelegen gronden in de geldende bestemmingsplannen bestemd als agrarisch gebied. Afwijkende bestemmingen zijn gelegen:
- in de oude ontginningslinten langs de Voorweg, Wilsveen, Roeleveen en de Stompwijkseweg;
- in plandelen waarvoor oorspronkelijk in een ander toekomstperspectief was voorzien, zoals voor de landbouwgronden grenzend aan het golfsportterrein in Zoetermeer.
Binnen de oude ontginningslinten is sprake van uiteenlopende bestemmingen waaronder agrarische bestemmingen met bouwvlakken, bedrijfsbestemmingen, burgerwoningen en specifieke functies zoals een Molendriegang of begraafplaats. Met name de regels voor de huidige agrarische bedrijven en de gewone bedrijfsbestemmingen worden op grond van het toekomstperspectief voor de Nieuwe Driemanspolder opnieuw bekeken. In het bestemmingsplan is geen (voormalig) agrarisch bedrijf meer aanwezig, behoudens de paardenhouderij op het perceel Roeleveenseweg 17.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Een groot aantal overheidsinstanties, waaronder de gemeenten zelf, heeft plannen en nota's voor het ruimtelijk beleid, die ook betrekking hebben op het projectgebied van de Nieuwe Driemanspolder. Het betreft over het algemeen vrij globaal beleid, dat op hoofdlijnen richtinggevend is voor de verdere planvorming en voor de herinrichting van het projectgebied. De meest relevante beleidsplannen en beleidsnota's worden hieronder op een beknopte manier toegelicht.
3.2 Europees Beleid En Rijksbeleid
Nota Ruimte (2004)
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijke beleid is een goede onderlinge afstemming van de verschillende ruimtevragende functies voor zowel stedelijke als landelijke gebieden. Volgens de Rijksnota maken de gemeenten Den Haag, Leidschendam - Voorburg en Zoetermeer deel uit van het stedelijke netwerk Randstad Holland, één van de zes aangewezen nationale stedelijke netwerken.
Op grond van de verreikende verstedelijking in deze netwerken bestaat hier grote behoefte aan voldoende groen- en recreatievoorzieningen, die een bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteit van de woonomgeving. Belangrijke elementen daarbij zijn de zogenaamde Nationale Landschappen en de Rijksbufferzones. Beiden hebben tot doel een ongeremde verstedelijking te voorkomen en de groene kwaliteiten in de betrokken regio's te behouden en te versterken. Dit geldt ook voor het plangebied van de Nieuwe Driemanspolder, dat onderdeel uitmaakt van het nationaal landschap “Groene Hart van de Randstad” en van de Rijksbufferzone Den Haag - Leiden - Zoetermeer. Hier ligt het accent vooral op het behoud van waardevolle groengebieden en open landschapseenheden, de bevordering van de dagrecreatie of landschapsbeleving en de stimulering van gebiedsondersteunende functies passend bij het overwegend landelijke karakter van de bufferzone. Ook dient de bufferzone een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van belangrijke regionale groenverbindingen zoals de Groenblauwe Slinger van het Groene Hart naar het Midden-Delfland. De regiefunctie voor deze ontwikkeling en voor het planologische regime ligt volgens de Nota Ruimte bij de provincie Zuid-Holland.
Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) / Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)
Ter vervanging en vereenvoudiging van een aantal Rijksregelingen hebben de Rijksoverheid en de Provincie Zuid-Holland in de afgelopen jaren een nieuwe beleidsregeling vastgelegd onder de noemer “Investeringsbudget Landelijk Gebied”. Doelstelling is een effectievere aanpak en een voortvarende realisatie van de groenontwikkeling in en rond de stedelijke agglomeraties en de realisatie van oude beleidsdoelstellingen op het gebied van landschap, ecologie en cultuurhistorie. In het verlengde hiervan is op 5 december 2005 door het Rijk, de provincie Zuid-Holland en de vijf regio's binnen de provincie een convenant getekend, waarmee het groenprogramma op het vlak van recreatie en cultuurhistorie uitgevoerd moet worden. Voor de Nieuwe Driemanspolder voorziet dit programma in een groenontwikkeling in een omvang van 325 hectare. Daarbij is tevens sprake van een herbegrenzing van 16 hectare natuur in het kader van de Groenblauwe Slinger.
Ter realisatie van deze doeleinden dienen in de betreffende bestemmingsplannen de hiervoor noodzakelijke bestemmingen op het vlak van groen, water en recreatie te worden opgenomen. Daarnaast dient het plan te voorzien in de mogelijkheid voor nieuwe natuur in beperkte omvang.
Europese Kaderrichtlijn Water, 4e Nota Waterhuishouding (NW4) & het Nationaal Bestuursakkoord Water (WB 21)
Behalve aan de beleidslijnen uit de Nota Ruimte dient met de toekomstige planvorming voor de Nieuwe Driemanspolder ook voldaan te worden aan landelijke doelstellingen op het gebied van het waterbeheer zoals vastgelegd in de 4e Nota Waterhuishouding (NW4), het Nationaal Bestuursakkoord Water/Waterbeheer 21e Eeuw (WB21) en de Europese Kaderrichtlijn Water. Bijzondere aandacht verdienen daarbij kwesties als watertekorten, verdroging, verzilting en de kwaliteit van waterbodems. Deze dienen in het kader van regionale gebiedsvisies of doelgerichte waterplannen te worden aangepakt.
Omtrent de hiervoor genoemde aandachtspunten is tijdens de voorbereiding van de bestemmingsplannen intensief samengewerkt tussen de provincie Zuid-Holland, de waterbeheerders van de Hoogheemraadschappen Rijnland en Delfland en de betrokken gemeenten. Daarbij is geconstateerd dat in de regio's Haaglanden en Holland - Rijnland een sterke vraag bestaat naar voorzieningen voor de opvang van piekwater en naar een duurzaam waterbeheer in het algemeen. Ook is er sprake van specifieke kwaliteitseisen voor het water- en bodemmilieu, die voor de toekomstige ontwikkeling van de Nieuwe Driemanspolder kaderstellend zijn (zie de vertaling van kwaliteitseisen in risiconormen zoals het zogenaamde maximaal toelaatbare risiconiveau (MTR) of het verwaarloosbare risiconiveau (VR).
Tijdens de planvorming voor de Nieuwe Driemanspolder heeft deze samenwerking geresulteerd in een programma van eisen dat naast recreatieve en ecologische doelstellingen ook belangrijke doeleinden voor een duurzaam waterbeheer omvat. Hiertoe behoren de realisatie van een seizoensberging waarmee de kwaliteit van het oppervlaktewater verbeterd wordt en ongewenste kwel in het projectgebied voorkomen wordt. Daarnaast dient in het projectgebied een mogelijkheid te worden geschapen voor een regionale waterberging voor piekwater in een omvang van circa 2 miljoen m3.
EU richtlijnen - Flora- en faunawet - Natuurbeschermingswet
Op het vlak van de ecologie dienen de bestemmingsplannen voldoende zorg te dragen voor het beheer en de instandhouding van de in het projectgebied aanwezige flora en fauna. In dit kader dient rekening te worden gehouden met de “Habitatrichtlijn” van de Europese Unie en de Flora- en faunawet van de Rijksoverheid. Het voortbestaan van specifieke planten en dieren alsmede hun leefmilieu dient te worden gewaarborgd door de aanwijzing van speciale beschermingszones.
De belangrijkste kapstok voor de aanwijzing van dergelijke beschermingszones is het streekplan Zuid-Holland West en hier in het bijzonder toetsingskaart 3 “Groenblauw Raamwerk”, waarop de contouren worden aangeven voor bijvoorbeeld natuurgebieden met een internationale status of de meest relevante leefmilieus voor weidevogels (zie de aanduidingen ter hoogte van de Zoetermeerse Meerpolder). Ook is er sprake van een aanduiding “aandachtsgebied water” in het hart van het projectgebied van de Nieuwe Driemanspolder, die in het kader van de nieuwe planvorming nadere invulling dient te krijgen.
Nota Belvédère
Behalve door de hiervoor genoemde nota's wordt de planvorming voor de Nieuwe Driemanspolder ook beïnvloed door de Nota “Belvedère”. Met deze nota geeft de Rijksoverheid aan op welke wijze cultuurhistorische aspecten en kwaliteiten bij de toekomstige inrichting van Nederland een rol kunnen spelen en welke maatregelen daarvoor getroffen kunnen worden. Het projectgebied van de Nieuwe Driemanspolder valt binnen het Belvédèregebied 'Zoeterwoude-Weipoort', dat wordt gekenmerkt door een veenpolderlandschap met karakteristieke boerderijlinten en droogmakerijen.
Karakteristiek voor de veenontginning zijn de lange, smalle kavels die overwegend als grasland in gebruik zijn. De dorpen zijn tegenover de weidsheid van het landschap juist vrij besloten van aard, door de erf- en wegbeplanting en zijn ontstaan langs hoger gelegen gekanaliseerde veenstromen of weteringen. De bebouwing bevindt zich voornamelijk op de kop van de kavels. De consequentie van de ligging in een Belvédèregebied, is dat er bij ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden met de cultuurhistorische waarden en dat deze, waar mogelijk, zelfs richtinggevend moeten zijn (inspiratiebron) voor de inrichting van het gebied.
Verdrag van Malta
In het verlengde van het vorenstaande is bij de planuitwerking voor de Nieuwe Driemanspolder ook rekening gehouden met het Europese Verdrag van Valletta, ook wel het Verdrag van Malta genoemd. Dit verdrag beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Uitgangspunt van het verdrag is dat het archeologische erfgoed al voordat het tot monument is verklaard, integrale bescherming nodig heeft en krijgt. In de Nieuwe Driemanspolder geldt dit voor het terrein van begraafplaats Wilsveen, dat net als enkele belangrijke gebouwen door de Rijksoverheid als Rijksmonument is aangewezen.
Om het zogenaamde "bodemarchief" beter te beschermen en om onzekerheden tijdens bouwwerkzaamheden te beperken, is het in het verlengde van het verdrag wenselijk dat bij de herinrichting voorafgaand aan graafwerkzaamheden onderzoek plaatsvindt naar eventueel aanwezige archeologische waarden en naar een mogelijkheid om deze te beschermen of te archiveren.
Wet luchtkwaliteit 2007
De nieuwe bestemmingsplannen voor de Nieuwe Driemanspolder dienen te voorzien in een adequate regelgeving ter bescherming van milieuwaarden in het plangebied. Eén van de belangrijkste aspecten daarbij is het aspect luchtkwaliteit. Hieromtrent is sinds 2007 de Wet luchtkwaliteit van kracht, een uitwerking van de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit. Doel van deze richtlijn is de mens te beschermen tegen schadelijke effecten van vervuilende stoffen in de lucht. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn alleen aanvaardbaar indien kan worden aangetoond dat de normen voor luchtkwaliteit in 2010 niet worden overschreden.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit van kracht geworden. De nieuwe wet is noodzakelijk omdat de vaststelling van een groot aantal bestemmingsplannen en het realiseren van bouwprojecten werd stilgelegd door uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De nieuwe regeling geeft meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Zij regelt onder andere dat
zeezout in de lucht niet meegerekend hoeft te worden bij vaststelling van concentraties fijn stof. Zeezout is van natuurlijke oorsprong en ongevaarlijk voor de gezondheid. In de regelingen voor de luchtkwaliteit staat hoeveel zeezout mag worden afgetrokken van de fijn stofconcentratie. De regeling maakt het verder mogelijk om ruimtelijke plannen uit te voeren in gebieden waar te veel fijn stof en stikstofdioxide in de lucht zit.
3.3 Provinciaal Beleid En Regionaal Beleid
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie & Streekplan Zuid-Holland West (2003)
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie beoogt een integrale visie te geven op de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkeling van de provincie Zuid-Holland. Naast de ontwikkeling van het stedelijk gebied en de economische kerngebieden wordt veel aandacht geschonken aan de duurzame ontwikkeling van een groenblauw raamwerk voor de Zuidvleugel van de Randstad.
Belangrijke elementen in dit raamwerk zijn de zogenaamde regioparken of parklandschappen, waaronder het parklandschap van de Groenblauwe Slinger. Hier dienen de hoofddoelstellingen op het vlak van recreatie, waterbeheer en natuurontwikkeling gerealiseerd te worden, waarbij een onderscheid wordt gemaakt in gebieden met een volledige functieverandering (transformatiegebieden) en delen met een beperkte herinrichting (aanpassingsgebieden). Binnen dit kader voorziet het provinciale beleid in een volledige functieverandering voor de Nieuwe Driemanspolder zelf en voor een beperkte inrichting van poldereenheden waarbinnen aanvoerroutes voor zogenaamd piekwater gerealiseerd zullen worden.
In het verlengde van de doelstellingen uit de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie is de Nieuwe Driemanspolder in het streekplan aangewezen als openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen en als locatie voor een regionale waterberging. Verder voorziet het streekplan in de realisatie van een groenverbinding en/of ecologische verbinding van het Groene Hart naar het Midden Delfland. Binnen dit kader is ruimte voor een beperkte uitbreiding van een bestaande golfsportvoorziening in Roeleveen (zie het besluit van Provinciale Staten Zuid - Holland met betrekking tot de 7e partiële herziening van het streekplan van 30 januari 2008).
Groen Blauwe Slinger (GBS) en Landinrichting Leidschendam (1999)
De beleidslijnen zoals die hiervoor globaal zijn omschreven, zijn in sterke mate beïnvloed door de planvorming binnen de Landinrichting Leidschendam en door de Nota “Stad en Land in Balans”, waarmee de Groenblauwe Slinger voor het eerst een formele beleidsbasis kreeg. Met beide projecten hebben de betrokken overheden al ruim voor de vaststelling van het streekplan te kennen gegeven, in de Nieuwe Driemanspolder een verreikende functieverandering tot stand te willen brengen. Daarbij bleef een grootschalige herinrichting aanvankelijk beperkt tot het Zoetermeerse deel van de polder. Met de vaststelling van de "Nota Stad en Land in Balans" is deze insteek echter ingrijpend veranderd. De belangrijkste aanpassingen daarbij waren:
- een uitbreiding van het her in te richten gebied met delen van Leidschendam - Voorburg;
- de verkenning van mogelijkheden voor een regionale waterberging voor piekwater;
- de ontwikkeling van een natte verbinding tussen het Rijnlandse boezemstelsel rond Stompwijk en de Nieuwe Driemanspolder ten behoeve van de aanvoer van piekwater en
- de versterking van de functies water, recreatie en natuur ten kosten van een meer bosbouwkundige inrichting zoals die oorspronkelijk voorzien was in het kader van de Randstadgroenstructuur.
De gewijzigde doelstellingen voor de Nieuwe Driemanspolder hebben daarnaast ook procesmatige consequenties gehad. De belangrijkste effecten daarbij waren:
- een actualisering van de oorspronkelijke opdracht voor de landinrichting;
- een meer moduleachtige aanpak van de landinrichting als geheel, waarin de Nieuwe Driemanspolder als een zelfstandige module werd beschouwd en
- een nieuwe planvorming voor de polder onder andere aan de hand van een nieuwe Milieu Effect Rapportage en de hierbij behorende procedure.
Mede onder invloed van het hiervoor omschreven proces zijn de doelstellingen voor de Nieuwe Driemanspolder in het vervolg ook in tal van andere nota's verwerkt. Hiertoe behoren o.a. het Gebiedsperspectief voor Het Land van Wijk en Wouden, het provinciale Beleidsplan Milieu en Water en de nota Cultuurhistorische Impuls Duin, Horst en Weide 2004. Hun beleidsmatige betekenis was echter vooral volgend of begeleidend van aard in plaats van kaderstellend.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS)
Een zeker kaderstellend effect is daarentegen wel uitgegaan van de provinciale Cultuurhistorische Hoofdstructuur waarmee de hoofdlijnen van het cultureel erfgoed van de provincie worden beschreven. Daaronder vallen zowel de belangrijkste archeologische waarden binnen de provincie als relevante "historisch - landschappelijke" en "historisch - stedenbouwkundige" structuren, patronen. Op grond van de randvoorwaarden vanuit het cultuurhistorisch kader dient bij de planvorming voor de Nieuwe Driemanspolder rekening te worden gehouden met:
- het behoud van de oude ontginningslinten Stompwijkseweg, Wilsveen, Voorweg en (in beperkte mate) de Roeleveenseweg;
- het behoud van de Molendriegang van Wilsveen en
- de handhaving van de karakteristieke opstrekkende kavelstructuur en openheid in Potteveen.
In aanvulling hierop dient aan Zoetermeerse zijde rekening te worden gehouden met de aanwijzing van archeologisch waardevolle gebieden. Het betreft hier een zone tussen de Voorwegwetering, de Limietsloot en het Buytenpark, waar oude kleiwinningsputten (zogenaamde 'Daliegaten') uit de 10e tot 13e eeuw kunnen worden aangetroffen, die zijn aangevuld met onder meer huisvuil uit deze periode.
Verder wordt het wenselijk geacht, om in het kader van nieuwe landschapsontwikkeling te onderzoeken of en hoe karakteristieke elementen en patronen bij de ontwikkeling van nieuwe landschappelijke structuren een rol van betekenis kunnen vervullen. Dit geldt onder andere voor elementen als de begraafplaats van Wilsveen, gemeentelijke monumenten, Rijksmonumenten, beeldbepalende objecten of de plaatselijke kavelstructuur en ontwikkelingsgeschiedenis.
Waterbeheerplan Rijnland
Tot de relevante regionale beleidsnota's behoort naast voornoemde documenten ook het waterbeheerplan “Waterwerk Rijnland 2006-2009” van het Hoogheemraadschap Rijnland. Het waterbeheerplan biedt onder andere inzicht in de ambities en maatregelen van de waterbeheerders voor een duurzaam waterbeheer in de nabije toekomst. Hiertoe behoort ook de realisatie van een zogenaamde piekberging voor calamiteitensituaties in de Nieuwe Driemanspolder.
Verder dient bij de planvorming voor het plangebied rekening te worden gehouden met de bepalingen uit de vergunningenstelsels van de betrokken waterbeheerders (de zogenaamde Keur). In de Keur wordt onder andere gesteld dat voor werkzaamheden in of nabij waterkeringen een keurvergunning nodig is. Voor de nadere details omtrent de regelingen uit de Keur wordt hier kortheidshalve verwezen naar de Keur van de Hoogheemraadschappen van respectievelijk Rijnland en Delfland.
Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) en Vijfjarenprogramma regionale fietsroutes Haaglanden
In het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP), vastgesteld door het algemeen bestuur van het stadsgewest Haaglanden op 16 april 2008, zijn de actuele en toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van de regio vastgelegd. Ook in dit document is de Nieuwe Driemanspolder aangewezen als nieuw regionaal groengebied. Zo voorzien de planstukken van het RSP in de aanduidingen “Regiopark Duin, Horst en Weide” en “Nieuw parklandschap en natuurgebied”. Met de aanduiding “Groene Schakel” wordt daarbij nog onderstreept, dat het plangebied een belangrijke ecologische en recreatieve verbindingsfunctie heeft tussen het Nationaal Landschap “Groene Hart” en de regioparken Pijnacker en Midden - Delfland.
In aanvulling hierop heeft het stadsgewest in het eigen meerjarenprogramma voor langzaam verkeersverbindingen al enige jaren geleden de aanleg van een nieuwe regionale fietsverbinding opgenomen tussen Den Haag / Leidschendam - Voorburg enerzijds en Zoetermeer / Zoeterwoude anderzijds. Meer concreet betreft het hierbij een fietsroute vanuit de bebouwde kom van Leidschendam - Voorburg en Den Haag via de Landscheiding en de Nieuwe Driemanspolder naar de Meerpolder bij Stompwijk.
3.4 Lokaal Beleid
Gemeentelijke Structuurvisies en Masterplannen
De hoofdlijnen voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder zijn door de betrokken gemeenten vertaald in globale beleidsdoelstellingen in hun gemeentelijke structuurvisies (Den Haag en Leidschendam - Voorburg) of hiermee gelijk te stellen nota's (Masterplan Zoetermeer). Alle visies onderstrepen de noodzaak van een groene herinrichting ten behoeve van groen, water en recreatie alsmede natuur en cultuurhistorie.
De nadere uitwerking van deze beleidslijnen heeft haar beslag gekregen binnen het samenwerkingsproject Herinrichting Nieuwe Driemanspolder. Tijdens deze planvorming is rekening gehouden met tal van gemeentelijke beleidsnota's, die deels als kader deels als handleiding voor de nadere uitwerking zijn gebruikt. De belangrijkste kaderstellende eisen kunnen als volgt worden samengevat:
- ontwikkeling van een robuuste groenverbinding en ecologische verbinding tussen het Groene Hart en het Midden-Delfland;
- realisatie van een robuuste buffer tussen de woonwijken / woningbouwlocaties Buytenwegh, Meerzicht en Leidschenveen - Ypenburg;
- verruiming van de mogelijkheden voor dagrecreatie met name vanuit de aangrenzende woonwijken;
- realisatie van een duurzaam, naar mogelijkheid zelfvoorzienend waterbeheersstelsel en
- de aanleg van een piekwaterberging voor calamiteitensituaties.
Beleidsnota's en bestemmingsplannen voor het buitengebied
De juridisch - planologische planvorming voorziet in de herziening of concretisering van tal van bestemmingsplannen of beleidsdocumenten voor het Landelijke Gebied. De meest belangrijke regelingen zijn:
- de Beleidsvisie Buitengebied van de gemeente Zoetermeer;
- het bestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Leidschendam - Voorburg en
- het bestemmingsplan Leidschenveen van de gemeente Den Haag.
Het buitengebied van de gemeente Zoetermeer wordt in de Beleidsvisie Buitengebied ingedeeld in een aantal deelgebieden. Het plangebied behoort in hoofdzaak bij het deelgebied Driemanspolder/Voorweg. Daarvoor wordt gesteld dat dit enerzijds een buffer vormt tussen Zoetermeer en de oprukkende bebouwing van Leidschenveen en anderzijds een onderdeel van de ecologische verbindingszone tussen Midden-Delfland en het Groene Hart, de zogenaamde Groenblauwe Slinger (GBS). Gelet op de ligging en de omvang van dit deelgebied is er voor de nog aanwezige agrarische functies op termijn waarschijnlijk geen plaats meer. Bij een bestemmingsplanherziening voor het gebied wordt hierop nader teruggekomen.
Over de Voorweg zelf wordt gesteld, dat om de historische lijnen in de stad Zoetermeer te verankeren het van groot belang is, dat de huidige bebouwingsstructuur aan de Voorweg aan zo weinig mogelijk verandering wordt onderworpen. Door de realisatie van de nieuwe inrichting van een gedeelte van de Nieuwe Driemanspolder is het mogelijk dat opstallen hun agrarische functie gaan verliezen.
In de toekomstige situatie wordt als functie voor de gronden en opstallen langs de Voorweg de voorkeur uitgesproken voor een woonfunctie met erven en schuren of een gebiedsondersteunende functie. In uitzonderingsgevallen kunnen kleinschalige en milieuvriendelijke bedrijfsfuncties zonder onevenredige verkeersaantrekkende werking aanvaardbaar zijn. Met de reeds aanwezige woningen, kleine bedrijfjes en groene (open) ruimten ontstaat daardoor een multifunctionele structuur.
Het bestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Leidschendam - Voorburg bevat voor het plangebied een aantal beleidslijnen, die weliswaar rekening hielden met een verreikende functieverandering van de Nieuwe Driemanspolder maar concrete (juridisch relevante) bepalingen konden hiermee nog niet worden uitgewerkt. De belangrijkste reden hiervoor was de toen nog aanstaande uitwerking van een MER en de gebiedsuitwerking voor het projectgebied. Aan het betreffende onderdeel is vervolgens door de provincie goedkeuring onthouden, hetgeen tot gevolg heeft dat het nieuwe bestemmingsplan in de betreffende plandelen beleidslijnen uit de jaren '70 en '80 zal gaan vervangen.
Voor plandelen waaraan geen goedkeuring is onthouden, die echter wel in of aan de rand van de Nieuwe Driemanspolder zijn gelegen, is merendeels een conserverende bestemming van toepassing. Dit als gevolg van het overwegend conserverende beleid van de hogere overheden met betrekking tot het Groene Hart en de Rijksbufferzone en de doorwerking hiervan in gemeentelijke nota's. Specifieke nieuwe ontwikkelingsvragen of nieuwe regelgeving kunnen in individuele gevallen echter aanleiding zijn voor een herijking van eerder beleid. Voorbeelden hiervan zijn:
- de mogelijkheid tot uitbreiding van de plaatselijke begraafplaats in Wilsveen en
- de nieuwe standaardregeling voor bestemmingsplannen (SVBP 2008), die een nieuwe plansystematiek met zich meebrengt.
Het Haagse grondgebied voor de Nieuwe Driemanspolder is gelegen in het bestemmingsplan Leidschenveen. Dit plan kent een overwegend conserverend karakter, dat het plaatselijke grondgebruik ten tijde van de uitwerking van het bestemmingsplan heeft vastgelegd. De voorstellen tot herinrichting voorzien hier niet in ingrijpende wijzigingen, zodat ook het nieuwe bestemmingsplan een conserverend karakter zal hebben, zij het binnen de kaders van nieuwe landelijke regelgeving voor de plansystematiek van toekomstige bestemmingsplannen.
3.5 Samenvatting
Vrijwel alle beleidsnota´s met betrekking tot de Nieuwe Driemanspolder voorzien in een functieverandering van grote delen van het plangebied op de lange termijn. Daarbij zal de veehouderij en akkerbouw moeten wijken ten behoeve van groene functies op het vlak van recreatie, waterbeheer, natuur en cultuurhistorie. De belangrijkste randvoorwaarden voor de herinrichting in de nabije toekomst zijn:
- de (voorlopige) handhaving van de status Rijksbufferzone in de Nota Ruimte;
- de hieraan gekoppelde wens de bufferzone een sterkere recreatieve betekenis te geven;
- de aanwijzing tot gebied voor de openluchtrecreatie / stedelijk groen” en een “regionale waterberging” in het streekplan Zuid-Holland West en
- de aanwijzing tot regiopark en groene schakel in het “Regionaal Structuurplan Haaglanden”.
Hoofdstuk 4 Bestaande Situatie
4.1 Cultuurhistorie, Landschap En Archeologie
Zoals in paragraaf 2.1 reeds is aangegeven, is de ontwikkeling van het huidige landschap begonnen met de ontginning van veenweidegebieden in de late Middeleeuwen. In opstrekkende kavels van ca. 50 m breed werd vanuit enkele hoofdwatergangen het wilde veengebied in cultuur gebracht. Na 100 jaar akkerbouw was de bodem door de ontwatering en kleinschalige turfwinning als brandstof zo nat geworden dat op veeteelt moest worden overgeschakeld. Vanaf de 16e eeuw nam door de economische groei de behoefte aan turf sterk toe en werd in vrijwel het hele veenweidegebied het goed winbare veen tot op de klei uitgebaggerd en tot turf verwerkt. Deze werd via de poldervaarten naar oude woonkernen, dorpen en steden vervoerd. Als resultaat van de intensieve veenwinning ontstonden in de oude veenweidegebieden grote waterplassen. Door de verbeterde molentechniek werd het mogelijk deze plassen droog te leggen, in welk verband vanaf ca. 1670 ook de Nieuwe Driemanspolder werd droog gemalen. Voor deze drooglegging is onder andere de huidige Molendriegang langs de Molenvaart van Wilsveen aangelegd (destijds een Molenviergang) en een inmiddels verdwenen Molengang in Potteveen. Van eerstgenoemde molenvaart zijn de molens aangewezen als Rijksmonument met een bijbehorende bescherming in het kader van de zogenaamde “molenbiotoop - regeling”. Hiermee wordt juridisch geregeld dat afgezien van bestaande gebouwen en beplanting een zone van 400 m rondom de molen, de molenbiotoop, in principe vrij moet blijven van opgaande begroeiing en bebouwing. Dit vanwege het oorspronkelijke “windrecht” van de molenaar.
In de 19e eeuw werd de bemaling overgenomen door stoommachines (zie het gemaal “De Antagonist” aan de Stompwijkseweg ten noorden van de Nieuwe Driemanspolder). De kavelstructuur uit de periode voor de droogmakerijen werd na de drooglegging grotendeels hersteld, en de ontginningsbases zijn als bebouwingslinten in het landschap achtergebleven. Na de veenwinning is de polder weer als agrarisch cultuurlandschap ingericht en heeft hij voor een flink deel zijn huidig landschapspatroon gekregen. Karakteristieke elementen hierin zijn:
- de open en transparante lintbebouwing;
- de Molendriegang aan de Molenvaart;
- de hoogteverspringing in het lint van Wilsveen ter hoogte van de Molenvaart;
- de hooggelegen begraafplaats met de funderingen van de kerk van de voormalige grotere woonkern Wilsveen;
- gebiedstypische boerderijen (veelal van het langgerekte hallentype);
- het karakteristieke kavelpatroon met een opvallend verschil in oriëntatie langs de grens tussen Zoetermeer en Leidschendam-Voorburg met in het eerste hoger gelegen deel veel akkerbouw en in het tweede lager geleden deel weiland.
Bijzondere kenmerken van het plangebied zijn vanzelfsprekend de karakteristieke openheid van de droogmakerijen en de hieraan verbonden lange zichtlijnen. Hierdoor zijn de randen van het plangebied goed waarneembaar en is met name aan de kant van Leidschenveen en ter hoogte van Roeleveen en Potteveen de verstedelijkingsdruk vanuit de omgeving goed voelbaar (zie de invloed van de Rijkswegen A12 en de A4 op deze plandelen). Aan de noordkant grenst het plangebied daarentegen aan vergelijkbare open weidegebieden (de Grote Drooggemaakte Polder en de Zoetermeerse Meerpolder) of aan grote groen- en recreatiegebieden.
In cultuurhistorisch opzicht is verder van betekenis, dat het noordelijk deel van de Nieuwe Driemanspolder deel uitmaakt van het nationale Belvedèregebied Zoeterwoude-Weipoort en het provinciale topgebied Cultuurhistorische hoofdstructuur Zoeterwoude – Stompwijk. Zoals alle Belvedèregebieden beschikt ook de Nieuwe Driemanspolder over een aantal landschappelijke kenmerken, die door de eeuwen heen intact zijn gebleven en die bij nieuwe ontwikkelingen (zie de boogde herinrichting van de polder) als kader voor de landschapsontwikkeling dienen. Meer concreet gaat het hierbij om:
- de karakteristieke boerderijlinten Wilsveen en Voorweg;
- de Molendriegang van Wilsveen;
- de Landscheiding als eeuwenoude scheidslijn tussen de beheersgebieden van de Hoogheemraadschappen van Rijnland en Delfland;
- de gebiedstypische strokenverkaveling;
- de veranderende kavelrichting langs de grens tussen Leidschendam-Voorburg en Zoetermeer.
De archeologische waarde van het gebied is beperkt. Een groot deel van het verleden is de Nieuwe Driemanspolder nagenoeg onbewoonbaar geweest. Tijdens het Pleistoceen was het gebied onderdeel van de riviervlakte van Rijn en Maas. In het vroeg Holoceen lag de polder in een waddengebied en in het midden Holoceen in een veengebied achter de strandwallen.
4.2 Natuur, Bodem- En Waterhuishouding
4.2.1 De natuurwaarden van het plangebied
Zoals hiervoor is omschreven, heeft de landschapsontwikkeling in de Nieuwe Driemanspolder geresulteerd in een fraai agrarisch cultuurlandschap met een specifieke flora en fauna. Daarbij gaat het vooral om weidevogel- en plantengemeenschappen, die kenmerkend zijn voor het weidelandschap van droogmakerijen met een relatief hoge grondwaterstand. Volgens flora- en fauna - inventarisaties uit de afgelopen jaren gaat het hierbij met name om de hierna beschreven soorten en groepen.
Planten
De verscheidenheid aan watervegetaties in de polder hangt nauw samen met de waterkwaliteit. In de Nieuwe Driemanspolder is sprake van een matige waterkwaliteit, waardoor alleen algemeen voorkomende vegetaties aanwezig zijn. Het noordelijk gedeelte van de polder, ten zuiden van Wilsveen, heeft een hogere natuurwaarde voor wat betreft watervegetaties. Karakteristieke soorten als Gewoon en Breekbaar kransblad, Holpijp en Zwanenbloem komen vooral in dit gedeelte voor en wijzen op relatief voedselarme omstandigheden. Zwanenbloem, Watergentiaan en Sterrenkroos komen zeer regelmatig voor in de Nieuwe Driemanspolder. In Potteveen komen deze soorten ook, maar in mindere mate, voor. Naast floristische waarden in en om het water, is ook de in het zuiden van de Nieuwe Driemanspolder gelegen kade vermeldenswaardig. Op deze kade komen Kamgras en Veldgerst voor. Beide soorten wijzen op graslanden met een extensief beheer en matige voedselrijkdom. Omstandigheden die in het intensieve agrarische gebied schaars zijn.
Vogels
- weidevogels
De Nieuwe Driemanspolder is vooral voor de vele weidevogels van belang. In 2004 zijn Grutto, Tureluur, Scholekster en Kievit aangetroffen. Met name de Kievit komt zeer veel voor, zowel in de polder Potteveen als in het noordelijk en zuidelijk deel van de Nieuwe Driemanspolder. Ook Scholekster komt verspreid over de polders voor. Slobeend, Grutto en Tureluur, Rode Lijstsoorten, zijn minder algemeen en zijn voornamelijk in Potteveen en het noordelijk deel van de Nieuwe Driemanspolder waargenomen.
- ganzen en zwanen
Het plangebied ligt in het deelgebied Rijnstreek en Leidschendam-Voorburg. Dit gebied wordt voor Zuid-Holland genoemd als één van de belangrijke pleisterplaatsen (foerageergebieden) voor ganzen en zwanen. Het belang van een gebied wordt uitgedrukt met het zogenaamde 1%-criterium, hetgeen betekent dat 1% of meer van de Nederlandse dan wel van de geografische (West-Palearctische flyway) populatie van een soort hier voorkomt (pleisterplaats dan wel slaapplaats). Het deelgebied als geheel kwalificeerde zich volgens dit criterium in de periode 1985-1994 voor Knobbelzwaan en Kleine zwaan voor wat betreft de Nederlandse populatie en voor de laatste soort ook voor de geografische populatie. Voor het deelgebied Rijnstreek en Leidschendam wordt specifiek de Zoetermeersche Meerpolder als belangrijke pleisterplaats genoemd. De Nieuwe Driemanspolder zelf wordt niet expliciet genoemd al worden hier in de wintermaanden ook regelmatig groepen Kolganzen en Kleine zwanen waargenomen.
- uilen en torenvalken
Het plangebied van de Nieuwe Driemanspolder behoort tot het leefmilieu van de steenuil, kerkuil en torenvalk. Omdat het leefmilieu van deze vogels door de herinrichting gedeeltelijk zou worden beperkt, dienen bij de toekomstige inrichting mitigerende en compenserende maatregelen te worden getroffen. In overleg met faundeskundigen zijn hiervoor passende maatregelen bepaald. Daarnaast is met oog op de wetgeving een separate ontheffing aangevraagd in de zin van de Flora- en faunawet. Met het bij de aanvraag ingediende compensatie- en mitigatieplan, kan een ontheffing worden verleend. Dit plan is in de bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.
- overige broedvogelsoorten
De overige aangetroffen vogels zijn vooral vogels van stadstuinen en parken, die voornamelijk aan de randen van het plangebied werden waargenomen. Het gaat hierbij om algemene zangvogels als Putter en Groenling. Onder deze vogelgroep zitten echter ook een paar minder algemene Rode Lijstsoorten.
Amfibieën
In het plangebied zijn alleen algemeen voorkomende amfibieën aangetroffen. Met name Groene Kikkers komen in het gehele gebied veelvuldig voor. In het noordelijk gedeelte van de Nieuwe Driemanspolder zijn deze kikkers het meest aangetroffen. Verder zijn verspreid ook nog waarnemingen van de Bruine Kikker, Gewone Pad en Kleine Watersalamander bekend.
Vissen
In het plangebied komen drie minder algemene vissoorten voor: Vetje, Bittervoorn en Kleine modderkruiper. De meeste waarnemingen zijn gedaan in de bredere watergangen, zoals de Middentocht en de watergang langs de Landscheiding. Het Vetje is alleen aangetroffen in de Middentocht in het zuidelijk gedeelte van de Nieuwe Driemanspolder, de andere twee soorten zijn ook in het noordelijke deel aangetroffen.
Zoogdieren
Op diverse plaatsen in het plangebied werden muizen aangetroffen, echter in zeer lage dichtheden. Hazen zijn veelvuldig en verspreid over het plangebied waargenomen. Ook werden diverse vleermuissoorten aangetroffen. De Gewone dwergvleermuis bleek veruit de algemeenste in het plangebied. Deze en andere soorten zijn vooral langs bredere watergangen zoals langs de Landscheiding en de Dwarssloot gevonden. Verondersteld wordt dat deze weteringen als vaste vliegroutes fungeren, onder andere naar het aangrenzende Westerpark, waar de vleermuizen eveneens boven waterpartijen zijn aangetroffen.
Wettelijke bescherming
- Soortenbescherming
Van de aangetroffen planten- en diersoorten zijn enkele wettelijk beschermd volgens de Flora- en faunawet. Binnen deze wet is een onderscheid gemaakt naar soorten waarvoor een algehele vrijstelling geldt (de zogenoemde algemene soorten), soorten waarvoor een vrijstelling geldt als gewerkt wordt volgens een vooraf goedgekeurde gedragscode (overige soorten) en soorten waarvoor blijvend een ontheffingverplichting bestaat (strikt beschermde soorten). Onder het laatste beschermingsregime vallen onder andere de soorten die Europese bescherming van de Habitatrichtlijn genieten.
In het verlengde van het vorenstaande kan worden gesteld dat voor broedvogels het strengste beschermingsregime van toepassing is. Voor activiteiten buiten het broedseizoen zijn echter geen speciale ontheffingen voor vogels nodig. De kleine modderkruiper is een vis die behoort tot de categorie overige soorten en waarvoor in principe een vrijstelling onder voorwaarde van een gedragscode geldt. Deze gedragscodes zijn momenteel echter nog niet vastgesteld zodat ook voor de kleine modderkruiper nog een ontheffingsverplichting van toepassing is. Voor het merendeel van de aangetroffen beschermde soorten geldt een algehele vrijstelling. Voor een aantal soorten is daarnaast een ontheffing verleend respectievelijk aangevraagd (waaronder de plaatselijke uilenpopulatie).
De waarnemingen van weidevogels, beschermde vissen en vleermuizen strekt zich uit over vrijwel het hele plangebied van de Nieuwe Driemanspolder (zie fig. 4.4). Wel zijn enkele kerngebieden aan te wijzen. Vleermuizen foerageren vooral langs de grenzen van de polder. Vissen komen voornamelijk in de bredere watergangen voor en weidevogels worden vaker op perceelsuiteinden aangetroffen.
- Gebiedsbescherming
Het Nederlandse natuurbeleid richt zich enerzijds op de bescherming van bestaande waardevolle natuurgebieden en anderzijds op het realiseren van verbindingen ertussen. Bescherming van natuurgebieden vindt plaats op basis van de Natuurbeschermingswet. Vanuit het Rijk worden natuurgebieden aangewezen op basis van nationale criteria. Veelal gaat het dan om gebieden met een nationaal belang. Ook gebieden van Europees belang zijn in de Natuurbeschermingswet opgenomen, waarmee deze wet de nationale implementatie is van het Europese beleid inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn. De hiervoor aangewezen gebieden (Natura 2000-gebieden) zijn dus opgenomen in de Natuurbeschermingswet. Noch binnen het plangebied noch in de nabije omgeving van de Nieuwe Driemanspolder liggen beschermde gebieden van de Natuurbeschermingswet. De dichtstbijzijnde Vogelrichtlijngebieden zijn de “De Wilck” (Rijnwoude) en “Meijendel” (Den Haag) op een afstand van ca. 8 km van het plangebied.
Het verbinden van natuurgebieden komt tot uiting in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS moet leiden tot een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden. De lokale invulling vindt plaats door de provincies, de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS), op basis van door het Rijk gestelde doelen. De Nieuwe Driemanspolder grenst gedeeltelijk aan de PEHS. Delen van de polder Roeleveen behoren namelijk tot de PEHS.
Op regionaal niveau kunnen provincies of gemeenten tevens natuurgebieden beschermen door deze te begrenzen in begrenzingen- of bestemmingsplannen, waardoor ze vallen onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Vanwege het voorkomen van grote aantallen Kieviten, Scholeksters, Grutto's en Tureluurs heeft het centrale deel van de Nieuwe Driemanspolder echter wel de status van weidevogelgebied. Deze gebieden kennen echter geen nationaal beschermingsregime.
4.2.2 Bodem- en Waterhuishouding
De landschapsontwikkeling zoals die in paragraaf 4.1 globaal is omschreven is tevens bepalend geweest voor de bodem- en waterhuishouding van de Nieuwe Driemanspolder. Omdat ter plaatse vanaf de late middeleeuwen op grote schaal veen is gewonnen, is vervolgens een landschapstype achtergebleven, dat overwegend gekenmerkt wordt door grondsoorten, behorend tot het zeekleitype. De bouwvoor van de polder heeft in het westen een redelijk moerig karakter en is hier vooral geschikt voor de beweiding respectievelijk de melkveehouderij. Het oostelijke gedeelte van de polder kent een verhoudingsgewijs hoger zandgehalte, waardoor deze gronden ook zeer geschikt zijn voor de “volle grond - groenteteelt”.
Op grond van de landschapsontwikkeling in het verre verleden is in de Nieuwe Driemanspolder plaatselijk sprake van zogenaamde zandlenzen, die her en der relatief dicht onder het oppervlak liggen. Op deze plekken en in de topografisch laagst gelegen delen is sprake van een zeer hoge kweldruk, hetgeen verband houdt met het lage maaiveld in de polder enerzijds en de aanwezigheid van ondiepe en diepe kwelstromen vanuit de strandwallen rond Den Haag en Wassenaar anderzijds.
De maaiveldhoogte in het gebied varieert van ca. - 4,75 m tot - 5,25 m ten opzichte van NAP met uitzondering van de oude ontginningsassen. Variaties in maaiveld worden vooral gevormd door voormalige bovenlandstroken en kreekruggen en de tussengelegen komgronden met slappe klei en een laag restveen. De meest belangrijke kreekruggronden bevinden zich in het Zoetermeerse gedeelte van de Nieuwe Driemanspolder en hier met name ter hoogte van de N 469. De bodemlagen bevatten hier voor een deel zavel op zeer fijn zand waardoor de bovengrond langs de hoofdweg minder weerstand biedt aan plaatselijke kwel en dus de toevoer van chloriden vanuit de diepere bodemlagen.
De kwaliteit van het oppervlaktewater in de polder is matig. Met name op het gebied van chloriden, stikstof en fosfaten is sprake van een redelijk hoog nutriëntengehalte, hetgeen een negatieve invloed kan hebben op de ontwikkeling van de flora en fauna in het oppervlaktewater. Zowel door grondgebruikers als de betrokken waterbeheerders en de betrokken overheden wordt het wenselijk geacht dit waterstelsel een duurzamer karakter te geven. Een en ander is mogelijk door de ontwikkeling van een zogenaamde seizoensberging, bestaande uit een groot aaneengesloten waterstelsel waarmee gebiedseigen water en regenwater op grote schaal kan worden opgevangen. Gekoppeld aan een specifieke waterdiepte en een oever- en watervegetatie met een nutriëntenbindend vermogen kan zodoende een watersysteem worden gestimuleerd dat tot op zeker hoogte als zelfvoorzienend mag worden beschouwd.
Bij de ontwikkeling van een nieuw watersysteem dient rekening te worden gehouden met het afwateringssysteem zoals dit vanaf de 17e eeuw is ontwikkeld. Kernelementen hierin zijn de talrijke sloten waarmee de landbouwgronden worden drooggelegd, die het overtollige water afvoeren naar de hoofdwatergangen. Via deze zogenaamde sloten en tochten wordt het water naar het gemaal Driemanspolder geleid, waar het wordt uitgeslagen in de Stompwijksevaart.
De belangrijkste hoofdwatergangen in de Nieuwe Driemanspolder zijn de Middentocht en de Boventocht. De Boventocht wordt daarbij niet alleen voor de afvoer van gebiedseigen water gebruikt maar in het geval van extreme regenval ook voor de afvoer van oppervlaktewater uit het stedelijk gebied van Zoetermeer of het Westerpark.
Voor het beheer van het oppervlaktewater in en rond de Nieuwe Driemanspolder worden door de waterbeheerders verschillende peilen toegepast. Voor het boezemwater wordt een standaard waterpeil gehanteerd van NAP -0,6 m. De waterpeilen (winter) in de verschillende poldereenheden lopen uiteen van NAP -5,8 m tot -6,0 m ten zuiden van Wilsveen tot NAP -4,6 en -4,8 m ten noorden van Wilsveen en NAP -4,8 m in Roeleveen. Vrijwel overal wordt in de zomer een peil gehandhaafd dat 0,3 m hoger ligt dan het winterpeil. In de zomer wordt incidenteel water vanuit de Nieuwe Driemanspolder naar het stedelijk gebied van Zoetermeer aangevoerd via een tweetal stuwen ten westen van het Westerpark.
Knelpunten in het watersysteem
Het veranderende klimaat en de zeespiegelrijzing vragen al geruime tijd om meer mogelijkheden voor een duurzaam waterbeheer en meer ruimte voor water. Mogelijkheden hiervoor bieden zogenaamde seizoensbergingen, waarmee het oppervlaktewater in regenrijke periodes (met name in de winter) kan worden vastgehouden en waarmee het relatief schone regenwater gebruikt kan worden voor een algemene verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat het gebied in drogere periodes zoveel mogelijk zelfvoorzienend is, waarbij er mogelijk ook water beschikbaar is voor omringende natuur- en landbouwgebieden of het waterstelsel van aangrenzende stadsdelen.
Daarnaast heeft de wateroverlast eind jaren negentig in West-Nederland laten zien dat een overschot aan water veel schade kan toebrengen. De situaties die zich in het Westland hebben voorgedaan kunnen zich in de nabije toekomst ook in de regio Nieuwe Driemanspolder voor gaan doen. Bij harde wind uit noordwestelijke richting treden in het zuidelijk deel van het boezemstelsel van Rijnland in de omgeving van Stompwijk hoge boezemwaterstanden op. Inzet van de boezemgemalen om de waterstanden te verlagen is niet altijd mogelijk. Hoge boezemwaterstanden vormen een gevaar voor de kades en daarmee voor de omliggende polders. Naast uitbreiding van de gemaalcapaciteit (Katwijk) is het noodzakelijk om bij hoge waterstanden in de boezem bij Stompwijk het overschot aan boezemwater tijdelijk te kunnen bergen, de zogenaamde piekberging.
De meest geschikte locatie voor een dergelijke voorziening is geografisch en planologisch gezien de Nieuwe Driemanspolder. In de polder werd en wordt immers al enige tijd in een functieverandering ten behoeve van de waterberging voorzien. Daarnaast biedt ook de korte afstand tot het boezemwater van Rijnland en het probleemgebied rond Stompwijk een uitstekende mogelijkheid de knelpunten in het regionale watersysteem op te lossen.
4.3 Recreatie
De Nieuwe Driemanspolder heeft vooral voor de directe omgeving een functie als recreatief uitloopgebied. De recreatiedruk in het gebied zelf is niet hoog, omdat het gebied slechts door oude polderwegen wordt ontsloten en de landbouwgronden niet voor publiek gebruik zijn open gesteld. Op dit moment is het plangebied dan ook alleen via de polderwegen, delen van de landscheiding en de N 469 te beleven.
Het gebied kent een aantal plekken met verhoogde recreatieve activiteit: de Molenvaart tussen de Stompwijkseweg en het Wilsveen, de fietsroute vanuit de Grote Drooggemaakte Polder, enkele maneges, een horecagelegenheid en een minikampeerterrein aan de Voorweg. Direct ten oosten van het plangebied komen intensieve recreatiegebieden voor zoals de recreatiegebieden Noord-West (met Snowworld), het Westerpark van Zoetermeer en het semi - openbare terrein van een golfclub. Door de openheid en de aanwezigheid van cultuurhistorisch waardevolle elementen zoals de Molendriegang is de belevingswaarde van het gebied hoog en kan deze in de nabije toekomst worden gebruikt voor de verbetering van de recreatieve aantrekkingskracht van het plangebied.
4.4 Economie En Bedrijvigheid
De hoofdfunctie in de Nieuwe Driemanspolder is tot op heden de landbouw met een flink aantal bedrijven dat in de oude ontginningslinten gevestigd is, waarvan drie aan de zuidkant van de Stompwijkseweg, twaalf in het Wilsveen, vier langs de Voorweg en twee agrarische bedrijven langs de Roeleveenseweg. Voor het merendeel van deze bedrijven geldt, dat hun omvang gemeten aan standaard kengetallen te klein is om in te toekomst een volwaardige agrarische bedrijfsvoering veilig te kunnen stellen. Dit zou alleen kunnen worden bereikt door een zekere schaalvergroting hetgeen echter belemmerd wordt door een schaars aanbod aan gunstig gelegen agrarische gronden en door de hoge grondprijzen, die onder andere het gevolg zijn van een hoge verstedelijkingsdruk. De verwachting is dat een deel van deze bedrijven van functie zal gaan veranderen, waarbij de individuele bedrijfssituatie bepalend is voor het nieuwe toekomstperspectief.
Naast de agrarische bedrijven bevinden zich in de lintbebouwing van Wilsveen en de Voorweg ook andersoortige bedrijven waaronder drie opslagbedrijven, drie hippische bedrijven, een botenhandel, een houthandel, een hovenier en een loonwerkersbedrijf. Hun bedrijfsvoering zal - op een enkele uitzondering na - door de toekomstige herinrichting slechts in beperkte mate worden beïnvloed. Het betreft daarbij met name de landschappelijke inpassing van deze bedrijven omdat hun bedrijfshallen en deels omvangrijke buitenopslag het landschapsbeeld sterk beïnvloeden, hetgeen her en der ook negatieve consequenties heeft voor de recreatie respectievelijk landschapsbeleving.
4.5 Verkeerskundige Analyse
Het gemotoriseerde verkeer in en rond de Nieuwe Driemanspolder maakt in de huidige situatie overwegend gebruik van de N 469, die sinds een aantal jaren als nieuwe verbinding tussen Leidschendam-Voorburg en Zoetermeer is gaan fungeren. Het gebiedsvreemde verkeer op de oude verbinding Kostverlorenweg - Wilsveen - Voorweg is hierdoor enigszins afgenomen. De afname van de verkeersintensiteit is echter ook gepaard gegaan met een volgens omwonenden duidelijk waarneembare verhoging van de gemiddelde snelheid op de oude verbinding waardoor de veiligheid op de weg onder druk is komen te staan. De wens bestaat, de gemiddelde snelheid door passende maatregelen weer tot een veilig niveau terug te brengen en gebiedsvreemd verkeer zoveel mogelijk te weren.
Voor niet gemotoriseerd verkeer zijn de verkeersfaciliteiten in de Nieuwe Driemanspolder uiterst beperkt. Publiek toegankelijke wandelpaden of ruiterpaden ontbreken en de fietsvoorzieningen zijn beperkt tot een vrijliggend fietspad langs de N 469 (onderdeel van het regionale fietsroutenetwerk), een fietsverbinding door Roeleveen en fietsstroken langs de oude ontginningsassen Wilsveen en Voorweg.
Gezien de toenemende recreatieve betekenis van de polder (onder andere voor de aangrenzende woonwijken in Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Zoetermeer), is het absoluut noodzakelijk deze situatie ingrijpend te verbeteren en de verkeersveiligheid langs de polderwegen te stimuleren. Verder is het wenselijk dat het bestaande padenstelsel met de toekomstige herinrichting wordt uitgebreid en dat bestaande verbindingen naar aangrenzende deelgebieden zoals het Westerpark, Buytenpark, Leidschenveen en Stompwijk gehandhaafd of verbeterd worden.
Separate aandacht verdient tenslotte de behoefte aan parkeervoorzieningen, waarmee de toenemende recreatiedruk opgevangen zal moeten worden. De meest aangewezen plekken hiervoor lijken plandelen langs de N 469, de entrees naar het plangebied of plekken met specifieke voorzieningen zoals een begraafplaats of recreatief knooppunt.
4.6 Milieuaspecten
Tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan is onderzoek verricht naar de randvoorwaarden die voor de toekomstige inrichting van toepassing zijn. Specifieke onderzoeken hebben plaatsgevonden met betrekking tot de aspecten geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Geluid
Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan dient volgens de Wet geluidhinder (Wgh) onderzoek te worden verricht naar de akoestische kwaliteit ter hoogte van geluidgevoelige bestemmingen met betrekking tot wegverkeer, railverkeer, industrielawaai en eventueel vliegverkeer. Het akoestisch aandachtsgebied van een weg, spoorbaan, bedrijventerrein of vliegveld wordt aangeduid met een geluidzone.
Een geluidonderzoek is van toepassing wanneer er sprake is van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen een geluidzone. Geluidonderzoek is eveneens van toepassing wanneer reeds aanwezige geluidgevoelige bestemmingen vallen binnen de geluidzone van een nieuwe of te reconstrueren weg.
Geluidgevoelige bestemmingen
In de Wet geluidhinder worden de volgende geluidgevoelige bestemmingen genoemd:
- woningen;
- basisscholen;
- scholen voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;
- instellingen voor hoger beroepsonderwijs;
- algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen;
- andere gezondheidsgebouwen.
Het plangebied van Zoetermeer kent de volgende (potentiële) geluidgevoelige bestemmingen:
- zes bestaande burgerwoningen, waarvan één aan de Voorweg en vijf aan de Roeleveenseweg;
- één bestaande bedrijfswoning aan de Roeleveenseweg;
- de bestemming Gemengd aan het einde van de nieuwe ontsluitingsweg, die de mogelijkheid bevat voor een bedrijfswoning gelieerd aan een horecavoorziening.
De bestaande geluidgevoelige bestemmingen liggen niet binnen de geluidzone van een nieuwe of te reconstrueren weg. Nader geluidonderzoek is daarmee niet noodzakelijk.
Binnen het plangebied is ook geen sprake van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen een aanwezige of geprojecteerde geluidzone. De mogelijk te realiseren bedrijfswoning ligt buiten de bestaande geluidzones. Op de nieuwe ontsluitingsweg is vanwege het snelheidsregime van 30 km/uur geen geluidzone van toepassing. Nader geluidonderzoek is ook hier niet noodzakelijk.
Het bestemmingsplan biedt daarnaast de mogelijkheid tot het realiseren van een horecagelegenheid, forellenkwekerij, recreatiegebied, camping en/of uitbreiding van het golfterrein. Dit zijn geen geluidgevoelige functies in het kader van de Wet geluidhinder.
Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit in het plangebied dient te voldoen aan het Wet luchtkwaliteit van 15 november 2007. Daarbij dient aandacht te worden besteed aan een eventuele belasting door stikstofoxide (NOx) of fijn stof (PM10). Voor het plangebied is onderzocht of de beoogde functieverandering negatieve effecten heeft en of dit tot bijstelling van de plandoelstellingen zou moeten leiden. Daarbij is gebruik gemaakt van het verkeersmodel ter bepaling van de geluidhinder en het zogeheten CAR-II-model in de versie 6.1.1. Voor de details van dit onderzoek wordt hier kortheidshalve verwezen naar de bijlage van dit bestemmingsplan.
Geconstateerd is dat de grenswaarde van 40 µg/m3 voor stikstofoxiden respectievelijk fijn stof door het jaargemiddelde niet worden overschreden. Ook de 24-uurgemiddelde concentratie van fijn stof, die maximaal 35 keer per jaar mag worden overschreden voldoet in alle plandelen van Zoetermeer aan de wettelijk gestelde norm.
Milieuhinder door bedrijven
Ten aanzien van eventuele milieuhinder door voorzieningen of bedrijven kan worden geconstateerd dat in het plangebied geen functies zijn gelegen die de toekomstige inrichting zouden kunnen belemmeren. Van de oorspronkelijk in het plangebied gelegen bedrijven zal slechts één bedrijf ook in de toekomst zijn bedrijfsmatige bestemming houden, te weten een paardenhouderij aan de Roeleveenseweg.
Externe veiligheid
Voor de veiligheid van de bewoners en bezoekers in het plangebied dient bij de planvorming rekening te worden gehouden met voorzieningen die een zeker veiligheidsrisico voor hun directe omgeving met zich mee kunnen brengen. Voor het Zoetermeerse plangebied zijn dit:
- een gepland LPG – station aan de Leidschendamseweg / N 469 en
- een 8 inch gasleiding ten noorden van de Voorweg.
Wanneer het genoemde LPG-station daadwerkelijk gerealiseerd zal worden, was ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan nog niet bekend. De invloedssfeer van dit station valt gedeeltelijk binnen het plangebied Nieuwe Driemanspolder / Roeleveen. Ook al wordt in deze zone niet gebouwd, zal op het moment dat het station gerealiseerd wordt, een herijking van het daarmee gepaard gaande eventuele risico plaatsvinden. In de nog te verlenen milieuvergunning zal in dat verband mogelijk een doorzetbeperking worden opgelegd, zodat voor de rechtstreekse omgeving geen onaanvaardbare risico's ontstaan. Voor de volledigheid kan nog worden vermeld dat de invloedssfeer van een LPG-station aan de Voorweg geheel buiten het plangebied Nieuwe Driemanspolder / Roeleveen is gelegen.
Voor de externe veiligheid in het plangebied is van belang dat binnen de plangrenzen een 8 inch - gasleiding met een druk van 40 bar is gelegen ter hoogte van het baggerdepot bij het Buytenpark. Volgens de Circulaire uit 1984 is voor deze leiding een bebouwingsvrije zone van toepassing van 4 meter - gemeten uit het hart van de leiding - en een zogenaamde toetsingsafstand van 20 meter - gemeten uit de as van de leiding. In laatstgenoemde zone mag de gebruikersintensiteit op basis van het beoogde grondgebruik niet hoger zijn dan de beheersnorm of drempelwaarde die door de betreffende beheerder wordt gehanteerd. Omdat in het plangebied echter geen sprake zal zijn van nieuwbouw of hoge gebruikersintensiteiten binnen 20 meter uit het hart van de gasleiding heeft deze regelgeving geen negatieve consequenties voor de toekomstige ontwikkelingen.
Het Ministerie van VROM bereid momenteel een nieuwe AMvB Buisleidingen voor. In de nieuwe regeling zullen de risicoafstanden worden vervangen door een risicobeleid. De Gasunie voert hiervoor een zogenoemde kwantitatieve risicoanalyse uit (QRA). In verband met de plannen in het plangebied is er nabij de gastransportleiding (W-514-19-KR-003 t/m 006) een plaatsgebonden risicoberekening (PR) en een groepsberekening (GR) uitgevoerd met PIPESAFE. Uit deze berekening is naar voren gekomen dat de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicoafstand 0 meter is.
Het groepsrisico is berekend voor die kilometer die in de nieuwe situatie het hoogste groepsrisico oplevert (worst case). Uit deze berekening volgt dat het groepsrisico ver onder de oriënterende waarde ligt (zie de bijlage bij de toelichting voor de volledige berekening).
Geconcludeerd kan dan ook worden dat de desbetreffende buisleiding geen risico's met zich meebrengt.
Met betrekking tot het transport van (gevaarlijke) goederen of stoffen via de weg of spoorwegen wordt erop gewezen, dat alle Rijkswegen en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. De gemeente Zoetermeer heeft een dergelijke route gevaarlijke stoffen niet vastgesteld wat tot gevolg heeft dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in principe altijd via de snelste weg moet gebeuren. Gezien de ligging van het plangebied en de daarin gelegen wegen is het niet aannemelijk dat het transport van gevaarlijke stoffen grote veiligheidsrisico's, en daarmee ruimtelijke consequenties, met zich meebrengt.
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het bestaan of de realisatie van de twee voornoemde voorzieningen voor de herinrichting geen belemmerende consequenties heeft. De met de voorzieningen verbonden risico's zijn dermate laag dat in de directe omgeving daarvan geen andere bestemmingen of inrichtingsmaatregelen hoeven te worden gekozen dan oorspronkelijk al waren voorzien.
Hoofdstuk 5 De Toekomstige Situatie
5.1 De Hoofdlijnen Van Het Plan
Zoals in de voorgaande paragrafen is toegelicht zal de inrichting van de Nieuwe Driemanspolder in de komende jaren ingrijpend veranderen. Daarbij zal een flink deel van het agrarische cultuurlandschap ruimte maken voor andere hoofdfuncties als natuur, water en recreatie. De omvang van de veranderingen heeft ertoe geleid dat het hele voornemen aan een nadere milieutoets is onderworpen. Daarom is een milieueffectrapportage (MER) opgesteld en de hierbij behorende procedure doorlopen. Belangrijke onderdelen van deze procedure waren:
- de uitwerking van een programma van eisen voor de inrichting;
- de ontwikkeling van alternatieve inrichtingsconcepten waarmee een zekere bandbreedte van de toekomstige inrichting is verkend;
- de uitwerking van een zogeheten Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) en een voorkeursalternatief (VA).
Het voorkeursalternatief is uiteindelijk sterk leidend geweest voor een globaal inrichtingsvoorstel voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder. Dit voorstel heeft als basis gefungeerd voor de uitwerking van het voorontwerpbestemmingsplan. De drie documenten (MER - rapportage, inrichtingsplan en voorontwerpbestemmingsplan) hebben in 2006 conform de wettelijke procedures ter visie gelegen. De hierop ingediende inspraakreacties zijn vervolgens individueel beoordeeld en hebben her en der tot aanpassingen geleid van zowel het voorontwerpinrichtingsplan als de plankaart voor het ontwerpbestemmingsplan. Gezien de betekenis van de MER en de inrichtingsschets voor het bestemmingsplan zullen de meest relevante elementen uit deze documenten hieronder nader worden toegelicht.
Op grond van het Meest Milieuvriendelijke Alternatief hebben de gemeenten bij de herinrichting gekozen voor de realisatie van een gecombineerde seizoens- en piekberging in het kerngebied van de Nieuwe Driemanspolder. Ten noorden van dit bergingsgebied (ter hoogte van Potteveen) zal het oude agrarische cultuurlandschap gehandhaafd blijven terwijl ten zuiden van de berging (in het Zoetermeerse parklandschap) een groengebied met flinke bosschages zal ontstaan met recreatieve functies en natuurvriendelijk ingerichte terreinen.
Verder is het de bedoeling dat circa 75% van het kerngebied wordt ingericht als open water voor zoetwatergemeenschappen en circa 25 % als permanent droog gebied met o.a. bloemrijk grasland, bosschages en struweel. De omvang en situering van het bergingsgebied wordt daarbij vooral bepaald door:
- de bergingsbehoefte voor piekwater in een omvang van 2.000.000 m³;
- de noodzaak van veilige, landschappelijk goed in te passen kades;
- de wens tot bestrijding van eutrofe kwel;
- de ligging van kwelgevoelige plekken aan de randen van het plangebied, die de stabiliteit van kades zou kunnen ondermijnen of ongewenste kwel in het bergingsgebied zouden kunnen bevorderen.
Het peilbeheer in het bergingsgebied kan volgens het MMA gericht worden op een zomer- en winterpeil van respectievelijk - 4,25 NAP en - 4,75 NAP. Alleen in het geval van waterpieken zou het waterpeil opgezet kunnen worden tot een niveau van - 3,25 NAP. Daarbij wordt het piekwater via twee aanvoerroutes naar het bergingsgebied geleid:
- de route Ringvaart - Limietsloot voor piekwater van het Hoogheemraadscha Rijnland;
- de route Stompwijksevaart - Molenvaart voor piekwater van het Hoogheemraadschap van Delfland.
Het piekwater zal uiteindelijk worden afgevoerd via een brede waterzoom langs de Landscheiding of via de huidige Middentocht ter hoogte van Potteveen, die ten behoeve van een betere afvoer verbreed zal worden.
Bij de verdere planontwikkeling voor de Nieuwe Driemanspolder [door middel van het voorkeursalternatief (VA) en het voorlopige ontwerp voor de herinrichting (VO)] hebben ten opzichte van het MMA vier principiële wijzigingen plaatsgevonden. Het betreft:
- het toekomstige waterpeil (zomerpeil) van de seizoensberging (-4,35 m NAP in plaats van -4,25 m NAP);
- de inrichting van het zuidelijk deel van de Nieuwe Driemanspolder (meer parkachtig en minder besloten bos);
- de vormgeving van de aanvoerroute voor piekwater van Rijnland (aanvoer door een verbrede Ringvaart in plaats van een nieuwe wetering aan de voet van de Ringvaart);
- de vormgeving van het bergingsgebied (meer samenhangende waterstructuren en minder compartimentering).
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het karakter van de droogmakerij door de functieverandering grotendeels verloren zal gaan. Dit neemt echter niet weg, dat de herinrichting kan worden aangegrepen om een deel van de ontstaansgeschiedenis van de polder op een passende manier inzichtelijk te maken. Basis voor het veranderende landschapsbeeld blijft immers het casco van oude ontginningsassen, Landscheiding en Molenvaart en het oude verkavelingspatroon. Door een situering van het nieuwe oppervlaktewater langs de randen van de polder worden de oude structuurdragers van Wilsveen en Voorweg sterker geaccentueerd en ontstaat een fors binnenterrein dat kan worden ingericht ten behoeve van struinnatuur, extensieve recreatie en een duurzaam waterbeheer. De kades rond de waterberging zijn dan wel nieuw, maar het zijn vertrouwde elementen in het Zuid-Hollandse polderlandschap. Het tracé van de kruin zal strak en recht zijn, parallel aan de oude linten in het landschap. De taluds en het voorland kunnen echter wisselend qua helling en breedte zijn, zodat de voorbijganger toch een afwissend beeld ervaart.
Referentiekader voor de toekomstige inrichting is het landschapsbeeld van petgatenlandschappen, veenplassen en droogmakerijen. De hoofdkenmerken hiervan zijn omvangrijke, relatief ondiepe plassen, droogvallende plandelen met een opstrekkende kavelstructuur en oude restpercelen met een eveneens langgerekt karakter. Dergelijke landschapstypen bieden uitstekende mogelijkheden voor extensieve waterrecreatie enerzijds maar ook voor de realisatie van ecologisch interessante gradiëntsituaties met veel oeverlengte en beschermende biotopen als rietkragen en natte houtwallen.
5.2 Ontwikkeling Van De Natuur, Bodem- En Waterhuishouding
5.2.1 De ontwikkeling van de natuurwaarden
Met de nieuwe inrichting zal het landschap van de Nieuwe Driemanspolder ingrijpend gaan veranderen. Door het verdwijnen van het weidelandschap zal ook de omvang van de leefmilieus voor kenmerkende flora en fauna gaan afnemen, waaronder de biotopen voor weidevogels als de Grutto en Tureluur. Dergelijke negatieve effecten blijven echter zo beperkt mogelijk en worden ruimschoots gecompenseerd door de ontwikkeling van robuuste, overwegend natte struinnatuur in het kerngebied van de polder en door brede, eveneens natte verbindingen langs de aan- en afvoerzones voor piekwater. Een en ander kan als volgt worden samengevat:
Planten
De ontwikkeling van de struinnatuur in het plangebied kent een breed scala aan biotooptypen die kenmerkend zijn voor veenplassen, droogmakerijen of het petgatenlandschap. Vooral in het kerngebied is sprake van een hoge diversiteit aan biotooptypen met ca.:
- 135 ha open water met een gemiddelde diepte van 1,5 - 2 m;
- 19 ha waterriet;
- 5 ha zegge moeras;
- 14 ha nat grasland;
- 21 ha bloemrijk rietland;
- 3 ha natte strooisel ruigte;
- 8 ha droge ruigte;
- 6 ha wilgenstruweel;
- tientallen hectares bloemrijk grasland.
De verwachting bestaat dat deze landschapsontwikkeling zal bijdragen aan de verruiming van natte biotopen met ondiep water. Hiervan kunnen vooral soorten profiteren als riet, lisdodde, egelskop, heen, kalmoes en zwanebloem. Aangevuld met wilg en els kunnen zij beschutting bieden aan diersoorten die zich thuis voelen in of nabij permanent open water en de hierbij behorende overgangszones. Verder is de kans groot, dat op termijn verschillende fasen van verlanding naast elkaar voorkomen, zodat de beoogde hoeveelheden rietland en ruigte ruimschoots gehaald kunnen worden.
Vergeleken met het kerngebied is de biotoopontwikkeling in de aangrenzende deelgebieden van Potteveen en Roeleveen relatief beperkt. Zo blijft het open landschap van Potteveen vooral geschikt voor weidenatuur met een hoge grondwaterstand, terwijl Roeleveen en Wilsveen vooral geschikt zijn voor de verdere ontwikkeling van bloemrijk grasland, houtsingels en erfbeplanting. Deze landschapselementen zijn essentieel voor soorten als steenuil, huiszwaluw, dwergvleermuis en laatvlieger. Daarnaast hebben zijn een betekenis voor broedvogels als de groene en bonte specht, boomkruiper en ijsvogels.
Vogels
De herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder zal naar verwachting vooral voor de vogelwereld ingrijpende consequenties hebben. Zo zal de weidevogelpopulatie in omvang afnemen of zich gaan verplaatsen naar poldergebieden in Potteveen, de Grote Drooggemaakte Polder of de Zoetermeerse Meerpolder. Tegelijkertijd zal de omvang van de watervogelpopulatie vermoedelijk sterk toenemen. De voorgestelde biotoopontwikkeling komt daarbij vooral ten gunste aan watervogels en moerasvogels van de slobeendgroep en de kuifeendgroep.
Als representatieve vogelsoorten respectievelijk doelsoorten gelden daarbij de roerdomp, snor en blauwborst en moerasvogels als de kleine karekiet en de rietzanger. Verder is de kans groot dat ook vogels uit nabij gelegen biotopen (zoals de aalscholvers bij de Plas van Wiegel) het projectgebied zullen gaan opzoeken en hier nieuwe kolonies gaan stichten.
Voor genoemde faunagroepen geldt, dat de inrichting dient te worden afgestemd op de behoefte aan broed- en rustplaatsen enerzijds en aan foerageermogelijkheden anderzijds. De eilanden, oeverzones en watergangen in het biotoopstelsel dienen derhalve zodanig te zijn bemeten, dat zij goede habitatvoorwaarden bieden voor de hiervoor genoemde doelsoorten. Met het thans voorliggende inrichtingsvoorstel kan hieraan worden voldaan.
Omdat met de herinrichting het leefmilieu van steenuilen, kerkuilen en torenvalken nabij het plangebied gedeeltelijk zou worden beperkt, dienen bij de toekomstige inrichting compenserende maatregelen te worden getroffen, gericht op het behoud van de betreffende populaties. In overleg met faundeskundigen zijn hiervoor passende maatregelen bepaald (zie hiervoor de voorstellen uit het "Mitigatie- en Compensatieplan Nieuwe Driemanspolder" zoals genoemd in de bijlage).
Amfibieën
De herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder heeft naar verwachting tevens effecten op de amfibieën in en rond het waterbergingsgebied. De belangrijkste redenen hiervoor zijn het grondverzet en de graafwerkzaamheden tijdens de aanleg van de waterberging. Hierdoor zal het fijnmazige slotenstelsel veranderen in een plassengebied met biotopen van een grotere maat. Op grond van de beoogde inrichtingskenmerken (flauwe taluds, plas-dras biotopen en delen met ondiep water) wordt echter verondersteld dat het amfibieënbestand zich kan handhaven of dat het zich op termijn weet te herstellen.
Vissen
Met de herinrichting zullen de huidige kwelverschijnselen in de Nieuwe Driemanspolder naar verwachting sterk afnemen, omdat het permanente oppervlaktewater van de seizoensberging “tegendruk” biedt aan kwelwater uit de diepere bodemlagen. Dit resulteert over het algemeen in een betere waterkwaliteit met meer ruimte voor onderwaterplanten. Deze planten brengen zuurstof in het water waardoor de kans op een gezond aquatisch ecosysteem wordt vergroot.
Op basis van ervaringgegevens mag worden verwacht, dat de herinrichting dus positieve effecten heeft op de visfauna in het plangebied. Een fauna-inventarisatie aan het begin van de planvorming heeft hieromtrent al enkel jaren geleden laten zien, dat onder de vissoorten van de Nieuwe Driemanspolder ook onverwachte soorten voorkomen zoals bittervoorn, kleine modderkruiper en het vetje. Met de toekomstige inrichting wordt getracht het soortenspectrum vooral te richten op soorten van de snoek en -blankvoorngemeenschap.
Zoogdieren
Behalve op de hiervoor genoemde soorten zal de nieuwe inrichting ook effecten hebben op de zoogdieren in het plangebied en hier in het bijzonder op de vleermuizenpopulatie. De verwachting bestaat dat er vooral betere habitatvoorwaarden zullen ontstaan voor de meervleermuis, die veel baat heeft bij de lange oeverlijnen in het bergingsgebied, die na de herinrichting een vergelijkbare oriëntatiefunctie zullen vervullen als de (hoofd)weteringen van het huidige slotenstelsel.
Successie en beheer
Of de genoemde natuurdoelen allemaal gerealiseerd kunnen worden hangt sterk af van het toekomstige beheer in het plangebied. Ervaring met spontane natte natuurontwikkeling op minerale kleigronden heeft geleerd dat zich op dergelijke gronden gauw een monotoon wilgenstruweel en/of ruig elzenbroekbos ontwikkelt. In dat geval is de verwachting dat de dynamiek van een natuurlijk waterpeil de natuurkwaliteit van het toekomstige biotoop ten goede zal komen.
Verder dient het beheer gericht te worden op het 'temperen” van de successie door een hierbij passend begrazings-, maai en baggerbeheer. Om te voorkomen dat op de kant gezette bagger het gebied te veel verrijkt, voorziet het inrichtingsplan in een tussendepot op Zoetermeers grondgebied in een omvang van 3 - 4 hectare. Dit depot is aan de oostzijde van de Voorweg gesitueerd, in een "enclave" die door de waterbeheerders door haar centrale ligging als een zeer geschikte (tijdelijke) bergingslocatie of "tussendepot" wordt beschouwd.
5.2.2 Bodem- en waterhuishouding
Een belangrijke doelstelling van het ruimtelijke beleid van de provincie Zuid-Holland en het stadsgewest Haaglanden is de realisatie van een waterberging in de Nieuwe Driemanspolder. In het kader van de planvoorbereiding en de hierbij behorende milieueffectrapportage hebben de inrichtingskenmerken van dit bergingsgebied steeds concretere vormen gekregen. De belangrijkste aspecten hierbij waren:
- de bergingscapaciteit;
- de waterkwaliteit;
- het toekomstige waterbeheer (inclusief peilbeheer en aan- en afvoer van het oppervlaktewater);
- de wisselwerking tussen de waterberging en de bodemhuishouding.
Bergingscapaciteit
Het bergingsgebied binnen de nieuw aan te leggen kades omvat een oppervlak van circa 180 ha waarvan circa 2/3 als open water zal worden gerealiseerd. De seizoensberging heeft bij een zomerpeil van NAP -4,35 m een oppervlak van circa 130 ha met een gemiddelde waterdiepte van 1,5 à 2 m. De piekberging biedt daar bovenop de mogelijkheid van een waterberging van circa 2 miljoen m3 met een maximale peilstijging van 1,10 m boven het zomerpeil. Het maximale waterpeil in tijden van calamiteiten bedraagt daarmee NAP -3,25 m.
Daarnaast heeft de Plas van Van de Ende in Roeleveen een belangrijke functie voor de waterberging van de Polder van Nootdorp. Indien bij heftige regenval de Polder van Nootdorp onvoldoende snel het overtollige water op de boezem kan uitslaan dient deze plas als overloopgebied.
Waterkwaliteit en waterpeil
De waterkwaliteit in het plangebied wordt sterk beïnvloed door de fysische samenstelling van de bovengrond, kwelprocessen uit diepere bodemlagen en het langdurige landbouwkundige grondgebruik in de Nieuwe Driemanspolder. Door uitspoeling van voedingsstoffen dragen zij samen bij aan een voedselrijk (eutroof) watersysteem met een relatief hoge concentratie aan fosfaten en chloriden.
Met de herinrichting wordt getracht de waterkwaliteit te verbeteren. Zo bestaat de verwachting dat de plaatselijke kwel door de aanleg van een seizoensberging voor een flink deel verminderd kan worden, omdat het waterpakket van de toekomstige seizoensberging een tegendruk met zich mee zal brengen waarmee kwel onderdrukt kan worden. Daarnaast zal de huidige, voedselrijke bouwvoor in het bergingsgebied zodanig worden verplaatst dat nalevering van voedings- of meststoffen in principe kan worden voorkomen. Een positief effect wordt verder ook verwacht door de permanente berging van het relatief schone regenwater in het plangebied, zodat er in de zomer naar alle waarschijnlijkheid geen (voedselrijk) boezemwater hoeft te worden ingelaten.
Het peilbeheer in het bergingsgebied is zoals vermeld gericht op een zomerpeil van NAP -4,35 m en een piekbergingspeil van NAP -3,25 m. Het beheer buiten de waterbergende zone zal worden gericht op een zomerpeil van NAP - 5,40 respectievelijk NAP - 5,60 m in Potteveen en Wilsveen alsmede een zomerpeil van - 5,80 m in het overige oppervlaktewater (langs de Landscheiding, in het restant van de oude Middentocht en langs de N 469). Hierdoor is binnen het plangebied weliswaar nog steeds sprake van verschillende waterpeilen maar het gedifferentieerde peilbeheer biedt tegelijkertijd een aantal voordelen, zoals:
- mogelijkheden voor een samenhangend peilbeheer tussen het Westerpark en de rand van de Driemanspolder waardoor de barrièrewerking van de N 469 zal afnemen;
- koppeling van de linten langs Wilsveen en Voorweg aan het lagere peil, waardoor deze zones hydrologisch gezien niet geïsoleerd komen te liggen;
- handhaving van de calamiteitenafvoer voor Zoetermeer zonder meerkosten;
- het voorkomen van extra kades langs de provinciale weg, welke bij een hoger peilbeheer om redenen van verkeersveiligheid en grondstabiliteit noodzakelijk zouden zijn.
De wateraanvoer en waterafvoer
Het water zal tijdens de piekberging via twee tracés aangevoerd worden. Het water uit het boezemstelsel van Hoogheemraadschap Rijnland zal worden aangevoerd via de Ringvaart van de Zoetermeerse Meerpolder, die gedeeltelijk zal worden verbreed en de aanleg van een nieuwe watergang ter hoogte van de huidige Limietsloot. De verbreding van de Ringvaart zal in verband met aanwezige bebouwing in de Meerpolder aan de westzijde plaatsvinden. Voordelen van deze tracékeuze zijn:
- de handhaving van de cultuurhistorische waarden van de Ringvaart;
- geen frustratie van de procesvoortgang vanuit het Belvédèrebeleid;
- een minimaal ruimtegebruik van agrarische gronden;
- agrarisch medegebruik van het nieuwe grastalud;
- goede condities voor een soortenuitwisseling tussen de Nieuwe Driemanspolder en de Drooggemaakte Grote Polder;
- een minimalisering van de kosten voor de nieuwe verbinding.
Het water vanuit het boezemstelsel van Hoogheemraadschap van Delfland zal worden aangevoerd via de Vliet, de Stompwijksevaart, de Molenvaart, onder de weg van Wilsveen door en tot slot middels open waterverbinding in de waterberging uitmonden. Beide wateraanvoeren kunnen onder vrij verval plaats vinden.
De waterafvoer van de piekberging kan plaatsvinden via een brede waterzoom langs de Landscheiding en via de Middentocht in Potteveen. Het verdient aanbeveling de zone langs de Landscheiding daarbij vorm te geven als een doorgaande, overwegend natte ecologische verbindingszone met een peil van NAP- 5,80 m. Hierdoor wordt de oude landscheiding als zelfstandig element verbijzonderd en kan de functie van het plangebied als ecologische verbinding worden versterkt.
Bodemhuishouding
Zoals uit paragraaf 4.2 kan worden afgeleid bestaat de bovengrond van de Nieuwe Driemanspolder voornamelijk uit kleigronden; op een aantal plekken in combinatie met een dunne laag restveen. Delen van de polder bevatten echter kwelgevoelige plekken, waar sprake is van zandige of zandhoudende bodemlagen. Zij bieden minder weerstand aan kwel met eutroof kwelwater dat chloriden bevat en zijn derhalve als gevoelige plekken te beschouwen, die de waterkwaliteit in de polder tot op zekere hoogte zouden kunnen beïnvloeden.
Om negatieve effecten voor de waterkwaliteit te voorkomen is bij de uitwerking van nieuwe inrichtingsvoorstellen een ruimtelijke hoofdstructuur gekozen, waarmee deze locaties zoveel mogelijk van grondafgravingen en grondverzet worden ontzien. Hierdoor kan kwel met eutroof kwelwater worden voorkomen en kan een bijdrage worden geleverd aan de stabiliteit van zowel de bestaande kades als de nieuwe dijken en kades. Noodzakelijk hiervoor is onder andere:
- de situering van nieuwe kades op grote afstand van de oude ontginningsassen;
- een kadeprofiel meet een zo breed mogelijk profiel gekoppeld aan flauwe taluds;
- de situering van droge landschapseenheden op plandelen die als kwelgevoelig aangemerkt moeten worden.
Voor de handhaving van de bodemkwaliteit is tenslotte ook van belang dat een aantal slootdempingen tijdens de uitvoering van graafwerkzaamheden meteen wordt verwijderd. Hierdoor kan nalevering van eventuele verontreinigingen worden voorkomen.
Voor het overige moet worden vermeld dat de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder in principe met een gesloten grondbalans kan worden uitgevoerd. Dat wil zeggen dat alle afgegraven grond in het projectgebied kan worden verwerkt. Alleen waar dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is zal bij de aanleg van nieuwe kades gebruik worden gemaakt van bodemmateriaal dat vanuit andere locaties zal worden aangevoerd.
5.3 Recreatie
Na herinrichting zal het plangebied ruimte bieden aan verschillende vormen van recreatie, die allen in meerdere of mindere mate gericht zijn op de natuur- en landschapsbeleving. Meer concreet betreft het hierbij:
- Openluchtrecreatie;
- Recreatie met gebouwde voorzieningen;
- Verblijfsrecreatie.
Openluchtrecreatie
De grote verscheidenheid aan natuurlijke milieus (permanent droge dan wel natte gebieden, overgangszones etc.) is bevorderlijk voor de landschapswaarden en de landschapsbeleving in de Nieuwe Driemanspolder. De grootste recreatievorm in het gebied zal naar verwachting de “routegebonden openluchtrecreatie” zijn. Hierbij moet gedacht worden aan: wandelen, fietsen, kanoën, paardrijden en skeeleren. Ter verbetering van de recreatiemogelijkheden voorziet het toekomstperspectief dan ook in een uitbreiding van het wegen- en padenstelsel en een doelgerichte koppeling met aangrenzende woonwijken. Bijzondere verbeteringen zijn onder andere:
- de uitbreiding van het fietspadenstelsel (omvang na herinrichting ca. 11,5 km);
- de uitbreiding van wandelroutes (omvang na de herinrichting ca. 17 km);
- de aanleg van ruiterpaden in een omvang van 12 km, die gedeeltelijk ook voor de mensport kunnen worden gebruikt;
- de realisatie van een “cultuurhistorische route” door Potteveen en Wilsveen;
- de aanleg van paden in het bergingsgebied, die in het geval van calamiteiten tijdelijk onder water kunnen komen te staan;
- specifieke voorzieningen zoals laarzenpaden, vlonderbruggen of een trekpontje;
- de inrichting van de Hoogeveenseweg als route binnen een groter recreatief netwerk;
- de fiets- en wandelmogelijkheden op de kades rondom de berging;
- recreatierouten op of evenwijdig aan de Landscheiding (met koppelingsmogelijkheden richting Roeleveen);
- de bruggen van en naar vaste oversteekplaatsen bij Leidschenveen.
De droge delen in het bergingsgebied worden volgens het plan ingericht als struinnatuur. Moeraszones en rietkragen zullen hier worden afgewisseld met “vloedzones” of permanent droge delen met ruigte en struweelbeplanting. Door deze van nature slecht toegankelijke delen ontstaat een zonering met een aantal, beschermde rustige plandelen waar de natuur ongestoord haar gang kan gaan.
Voor de bestaande golfbaan in Roeleveen voorziet het toekomstperspectief in mogelijkheden tot een beperkte uitbreiding aan de zuidwestzijde van het golfterrein. Het betreft hier een beperkte uitbreiding ten behoeve van de reeds bestaande 18-holes baan. De uitbreiding zal op een zekere differentiatie van het plaatselijke habitat respectievelijk groentype (grasland) met zich meebrengen in de vorm gazon, ruigteterreinen, houtwallen, solitaire beplanting en nieuw oppervlaktewater.
Recreatie met gebouwde voorzieningen
Rekening houdend met de aanhoudende vraag naar recreatieve voorzieningen vanuit de aangrenzende stadswijken biedt het inrichtingsvoorstel voor de Nieuwe Driemanspolder ruimte voor recreatievoorzieningen gericht op de natuur- en landschapsbeleving. Denkbaar zijn onder andere:
- voorzieningen ten behoeve van de natuurobservatie;
- scouting- of adventureterreinen;
- een roeiboten- of kanoverhuur en een horecavoorziening.
De hiervoor genoemde voorzieningen kunnen in de toekomstige structuur van bosschages, houtwallen en eilanden net zo worden ingepast als de beperkte uitbreiding van de bestaande golfbaan in Zoetermeer. Om de neveneffecten op het vlak van verkeer (doorsnijding en parkeerdruk) zo veel mogelijk te beperken wordt het merendeel van deze voorzieningen langs een centrale ontsluitingszone geconcentreerd, die het gebied vanaf de N 469 toegankelijk maakt. De parkeerdruk zal daarbij worden opgevangen op parkeerplaatsen voor de voorzieningen zelf en op openbaar toegankelijke parkeerplaatsen.
In de bebouwingslinten kan vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing ook voor recreatieve doeleinden worden ingericht, mits het functies betreft waarvan de verkeersaantrekkende werking geen belemmering met zich meebrengt voor de functie van de ontsluitende wegen. Naast bovengenoemde functies, wordt daarbij vooral gedacht aan logiebedrijven en / óf paardensportvoorzieningen.
Verblijfsrecreatie
Ter bevordering van de natuur- en landschapsbeleving biedt het inrichtingsvoorstel voor de lange termijn ook de mogelijkheid voor een camping in een omvang van maximaal 3 ha met 90 standplaatsen. Een dergelijke normering is vergelijkbaar met de richtlijnen voor natuur- en landschapscampings in Nederland en zal samen met de toekomstige inrichting goede randvoorwaarden bieden aan een gebiedsondersteunende functie, die eveneens in de nabijheid van de centrale ontsluiting gesitueerd zal worden. De inrichting van het terrein zal net als de overige delen van het parklandschap zijn gericht op een doelgroep die van de natuur, rust en ruimte in de Nieuwe Driemanspolder wil genieten. Auto's mogen (behalve dan voor laden en lossen) niet bij het kampeermiddel worden geplaatst. Een dergelijke camping biedt naast douches geen luxe voorzieningen. Buiten het seizoen is niet of nauwelijks te zien dat hier tijdelijk mogelijkheden bestaan voor een verblijfsvoorziening in het groen.
Een tweede vorm van verblijfsrecreatie kan voorkomen in de oude bebouwingslinten van Stompwijkseweg, Wilsveen en Voorweg. Hier kan behoefte bestaan om in vrijkomende agrarische bebouwing mogelijkheden te bieden voor logiebedrijven (zie de reeds bestaande Groene Hart logiebedrijven in de directe en wijdere omgeving van het plangebied). Het betreft hierbij dus overnachtingsmogelijkheden in de vorm van bijvoorbeeld bed & breakfast-accommodaties in vrijkomende of te vervangen agrarische bebouwing, die per saldo geen toename van de bebouwing in het plangebied tot gevolg mogen hebben en die tevens niet tot onaanvaardbare verkeershinder mogen leiden
5.4 Economische Ontwikkelingen
De belangrijkste economische activiteit in het plangebied bestaat zoals in hoofdstuk 4 reeds is aangegeven uit de landbouw. De verwachting is dat een deel van deze bedrijven van functie zal gaan veranderen, waarbij de individuele bedrijfssituatie bepalend is voor het nieuwe toekomstperspectief. Met de nieuwe ontwikkelingen zal hieromtrent een functiewijziging mogelijk worden gemaakt die geen negatieve landschappelijke, bouwkundige, verkeers- of milieukundige effecten met zich meebrengt en die in de lijn ligt van provinciaal beleid ten aanzien van functiewijziging of functiebeëindiging van agrarische bedrijven.
Het beleid ten aanzien van de overige meer specifieke bedrijven is erop gericht de huidige planologische regelingen te conserveren of waar gewenst te extensiveren (door gebruik te maken van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid). Van bijzonder belang hierbij is het uitgangspunt, dat de functieverandering niet mag leiden tot een toename van de netto-bebouwing zoals die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestond, en dat zij geen negatieve effecten mag hebben op het gebied van verkeer en milieu.
Nieuwe bedrijfsmatige activiteiten blijven voor zover zij worden toegestaan, beperkt tot recreatieactiviteiten en zij zijn gericht op de natuur- en landschapsbeleving. Hieronder vallen de golfbaan maar ook de eerdere genoemde opties voor een botenverhuur, (ondersteunende) horeca of een beperkte, extensieve kampeervoorziening.
5.5 Verkeer En Vervoer
De verwachting bestaat dat de verkeersaantrekkende werking van het plangebied door de herinrichting licht zal toenemen. Dit betekent echter niet dat hierdoor ook de verkeersintensiteiten in de drukste uren van de dag verder zullen toenemen. In tegendeel: volgens de Milieueffectrapportage moet ervan worden uitgegaan, dat een hoge verkeersdruk door recreatieverkeer vooral op dagdelen moet worden verwacht die buiten de zogenaamde spitsuren voor woon-werkverkeer liggen. Door deze spreiding zullen de verkeersintensiteiten op de hoofdroutes (de N 469 en de as Kostverlorenweg - Wilsveen - Voorweg) tijdens de drukste dagdelen geen significante of schokkende wijzigingen ondergaan.
Tijdens de periode met veel recreatieverkeer zal gedurende de maatgevende uren (vanaf 10.00 uur in de ochtend) rekening moeten worden gehouden met een hogere recreatiedruk. Aangezien er geen strand in het gebied is voorzien geldt de bovengrens van het aantal autoverplaatsingen die in de MER is berekend op ca. 240 verplaatsingen in het drukste uur op basis van 4.900 recreanten op een topdag. Dit is een weekenddag met mooi weer en op deze dag zijn de intensiteiten op de N 469 beperkt. Hierdoor heeft de realisatie van de Nieuwe Driemanspolder geen negatieve effecten op de verkeersafwikkeling in de omgeving. Deze schatting is echter nogal aan de hoge kant, aangezien er voor recreatieve verplaatsingen (toeren/wandelen) in deze regio een autogebruik geldt van ca. 25%, terwijl is uitgegaan een worst case scenario waarin 95% per auto komt (voor de kengetallen autogebruik zie ook CBS Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG) 2000).
Ontsluiting
- Auto
De N 469 is de belangrijkste ontsluitingsweg langs de Nieuwe Driemanspolder en zal met het Wilsveen en de Voorweg moeten zorgen voor ontsluiting van het recreatiegebied. Met aan de westkant van de N 469 Leidschenveen / Den Haag en aan de oostkant Zoetermeer is dit in de spitsperiodes een weg die zwaar belast is. Aangezien een recreatiegebied de meeste bezoekers trekt op weekenddagen, zal de verkeersafwikkeling in de omgeving van het recreatiegebied geen probleem zijn.
- Langzaam verkeer
Zoals in hoofdstuk 4 is gebleken, zijn in het plangebied reeds fietspaden of fietsstroken aanwezig op respectievelijk de N 469, Veenweg, Kostverlorenweg, Wilsveen en Voorweg. Deze fietsroutes zijn onderdeel van het recreatief hoofdroutenetwerk, dat deels onderdeel uitmaakt van het routenetwerk van het stadsgewest Haaglanden. Het bestaande netwerk zal daardoor uitgebreid worden met routes langs de randen van de toekomstige waterberging, delen van de Landscheiding en delen van het Zoetermeerse parklandschap. Het is aannemelijk dat de uitbreiding van het padenstelsel een verplaatsing van het fiets- en wandelverkeer tot gevolg heeft van het huidige routenetwerk naar de rustiger en aantrekkelijk gelegen nieuwe fietspaden. De verkeersveiligheid voor fietsers en voetgangers zal daardoor gaan toenemen. Daarnaast worden er speciale ruiterpaden aangelegd en worden enkele fietspaden geschikt gemaakt voor medegebruik door skeeleraars.
- Openbaar vervoer
Voor openbaar vervoer geldt dat er in de omgeving van de Nieuwe Driemanspolder drie stations zijn gelegen die deel uitmaken van Randstadrail, namelijk Leidschenveen, Forepark en Voorweg. Deze stations hebben echter een te grote loopafstand tot het recreatiegebied om voor een goede ontsluiting te zorgen. Daarnaast is er sprake van busdiensten via de N 469 en Leidschenveen, maar ook hier is ten tijde van de planvoorbereiding nog sprake van een grote loopafstand naar de Nieuwe Driemanspolder. Uit oogpunt van een goede OV - ontsluiting zijn derhalve extra trein- of bushaltefaciliteiten gewenst die dichter bij het plangebied zijn gelegen dan de thans beschikbare voorzieningen.
- Parkeren
In de MER wordt aangegeven dat er op een topdag ca. 4.900 recreanten worden verwacht. Er van uit gaande dat deze op een topdag circa 6 uur in het gebied blijven, levert dit bij een gemiddelde autobezetting van 2,5 een behoefte aan minimaal 245 parkeerplaatsen op. Ter regulering van deze parkeer- en recreatiedruk zullen deze parkeervoorzieningen op de eerste plaats vlak bij de toegang tot het droge plandeel langs de N 469 worden aangelegd. Om negatieve visuele neveneffecten van de parkeerterreinen te voorkomen dienen deze in houtwallen te worden ingepast, aan weerskanten van de centrale ontsluiting in het parklandschap van Zoetermeer.
Daarnaast wordt voorzien in parkeerplaatsen bij:
- de Kostverlorenweg (toegang tot de Nieuwe Driemanspolder als geheel en mogelijk vertrekpunt of tussenstop van een nieuwe “cultuurhistorische route”);
- de begraafplaats van Wilsveen (toegang tot het Leidschendam - Voorburgse deel van de waterberging);
- twee toegangsmogelijkheden vanaf de Voorweg in Zoetermeer (een en ander in combinatie met recreatievoorzieningen in de lintbebouwing).
Met een dergelijke opzet wordt het parkeren in hoofdzaak geconcentreerd bij de belangrijkste entree naar het plangebied en de hier denkbare recreatieve voorzieningen. De overige parkeerdruk wordt evenwichtig gespreid opgevangen bij de secundaire toegangen tot het plangebied in het Wilsveen en aan de Voorweg (voor een meer gedetailleerde toelichting op de opvang van de parkeerdruk wordt hier kortheidshalve verwezen naar de parkeerbalans in bijlage van dit bestemmingsplan).
5.6 Milieuaspecten
Milieuhinder door bedrijven
Omtrent de milieuhinder door bedrijven of voorzieningen kan worden geconcludeerd, dat het inrichtingsvoorstel voor de Nieuwe Driemanspolder de mogelijkheid bevat voor een baggerspeciedepot, dat voor zijn rechtstreekse omgeving van betekenis kan zijn. Het betreft een locatie ten noorden van de Voorweg, dat in de toekomst als doorgangsdepot van baggerspecie uit de Nieuwe Driemanspolder kan worden gebruikt. Het depot zal - indien noodzakelijk - worden gebruikt voor relatief schone baggerspecie (klasse 1 en 2), die na rijping hergebruikt kan worden. Op grond van de beperkte omvang (max. 28.500 m3) en de beoogde kwaliteit van de te storten specie, is deze voorziening niet MER-plichtig. Het depot wordt als een landschapselement beschouwd, waarvoor net als voor andere voorzieningen een gewone milieuvergunning noodzakelijk is. Met deze vergunning zal onder andere worden bepaald hoe eventuele hinder voor de omgeving dient te worden voorkomen. Daarbij moet worden gedacht aan:
- een eventuele drainage ter vermijding van wateroverlast;
- het voorkomen van stof- en geurhinder (o.a. door besproeiing);
- een zekere landschappelijke inpassing door beplanting.
Externe veiligheid
Omtrent het aspect externe veiligheid is reeds in hoofdstuk 4.6 geconstateerd, dat in of bij het plangebied geen voorzieningen zijn gelegen die de beoogde herinrichting zouden kunnen frustreren. Ook het inrichtingsvoorstel zelf bevat geen voorstellen voor nieuwe voorzieningen, die enige vorm van belemmering zouden kunnen vormen. Een en ander betekent, dat het bestemmingsplan uit het oogpunt van externe veiligheid geen andere regelingen behoeft dan thans in de regels van het bestemmingsplan zijn opgenomen.
Overige beperkingen
Met betrekking tot milieuhygiënische aspecten kan worden vermeld dat tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan onderzoek is verricht naar de randvoorwaarden die voor de toekomstige inrichting van toepassing zijn. Daarbij is ook rekening gehouden met tussentijdse wetswijzigingen die gedurende de planvorming hebben plaatsgevonden. Specifieke onderzoeken en afwegingen hebben plaatsgevonden met betrekking tot de aspecten verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit. Geen van de onderzoeken heeft aanleiding gegeven tot een fundamentele wijziging van de inrichtingsprincipes zoals die mede onder invloed van de MER - procedure en een aantal thema-avonden zijn ontwikkeld. Al met al kan derhalve de conclusie worden getrokken dat onderhavig plan uit milieuhygiënisch oogpunt als haalbaar kan worden beschouwd.
Evaluatie mer
Voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanpolder is een milieueffectrapportage (MER) opgesteld. Dit MER zal overeenkomstig artikel 7.39 lid 1 Wet milieubeheer (Wm) geëvalueerd worden. Bij de m.e.r.-evaluatie zullen de volgende aspecten in het bijzonder betrokken worden:
- Wat zijn de effecten van de gekozen maatregelen op de niveaus van stikstof en fosfor in het water? Worden de waterkwaliteitsdoelstellingen bereikt?
- Leidt de combinatie van inrichting- en beheermaatregelen tot de beoogde natuurdoeltypen? Indien dit niet het geval is: wat zijn belemmerende factoren geweest?
- Treedt er verandering op in de aantallen en verspreiding van muggen rond het gebied?
- Is de veronderstelling uit het MER juist, dat de waterberging voor omwonenden niet zal leiden tot wateroverlast van betekenis?
- In welke mate heeft de nieuwe inrichting geleid tot zettingsproblemen?
Waterkwaliteit
Waterkwaliteit beperkt zich niet alleen tot fysisch-chemische karakteristieken maar wordt ook bepaald door de aanwezige planten en dieren. Samen vormt dit de ecologische waterkwaliteit. De fysisch-chemische karakteristieken worden bij voorkeur seizoenaal bepaald en de ontwikkeling van de levensgemeenschappen middels twee-jaarlijkse bemonstering van macrofauna, visstand en waterplanten. Dit betekent:
- Bemonstering waterkwaliteit fysisch-chemisch: 4 keer per jaar
- Bemonstering Macrofauna, visstand en waterplanten: 1 keer per twee jaar
De frequentie van monitoren kan omlaag als er geen wezenlijke veranderingen meer plaatsvinden en de waterkwaliteit past bij de doelstellingen. De monitoring begint een jaar nadat het eerste uitvoeringsbesluit tot realisatie van het waterbergingsgebied is genomen.
Indien de Nieuwe Driemanspolder wordt gebruikt als piekberging zal de waterkwaliteit elke maand gemeten worden. Direct na het leeglopen van de piekberging zullen er metingen moeten plaatsvinden en vervolgens elk kwartaal. De metingen worden vergeleken met de laatste reguliere metingen van voor de periode met piekberging. Het aantal metingen kan worden verminderd als de resultaten van de metingen hier aanleiding toe geven.
Natuurwaarden
Elk halfjaar worden de vegetatietypen, plantensoorten en diersoorten gemonitord. Als de natuurdoelen hier aanleiding toe geven kan ook voor één van deze drie aspecten gekozen worden. De monitoring moet duidelijk maken waarom de natuurdoelen wel of niet gehaald worden (ontwikkeling in de abiotische omstandigheden, bereikbaarheid voor soorten, omvormings- en instandhoudingsbeheer). De monitoring van de natuurwaarden vangt aan een halfjaar nadat het eerste uitvoeringsbesluit tot realisatie van het waterbergingsgebied is genomen en wordt beëindigd 5 jaar nadat het waterbergingsgebied is gerealiseerd.
De migratieroutes voor vleermuizen worden elk kwartaal gemonitord. De monitoring start en stopt gelijktijdig met de monitoring van de natuurwaarden.
Muggen
Tweemaal per jaar zal, op verschillende locaties in het plangebied, gecontroleerd worden of de mitigerende maatregelen ter voorkoming van muggen- en knuttenplagen hun uitwerking hebben. De controles vinden plaats in de maanden april/mei en juli/augustus en beginnen een halfjaar nadat het eerste uitvoeringsbesluit tot realisatie van het waterbergingsgebied is genomen. De controles kunnen achterwege blijven als er zekerheid is over het effect van de mitigerende maatregelen.
Wateroverlast
Er wordt een grondwatermeetnet ingericht op een aantal plaatsen rondom de waterberging. De meetpunten worden zoveel mogelijk gesitueerd in kritische gebieden (laaggelegen maaiveld, woningen met kelders, etc.). De meetpunten worden geplaatst gelijktijdig met de eerste werkzaamheden die zullen leiden tot de waterberging. De metingen kunnen achterwege blijven als de grondwaterstand zich heeft gestabiliseerd.
Zettingen
Voor het volgen van de zetting van de nieuwe kaden zullen hoogtemetingen worden uitgevoerd langs raaien over de nieuwe kaden. De tijdstippen van de metingen zullen daarbij afgestemd worden op het verwachte verloop van de zettingen in de tijd. Deze metingen worden uitgevoerd totdat uit de metingen blijkt dat de eindzetting wordt benaderd.Voorafgaand en tijdens de aanlegwerkzaamheden zal op kritische locaties zetting van het maaiveld worden gemeten. De frequentie van deze metingen bedraat 4 keer per jaar.
Fig. 6.1: Uittreksel plankaart
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Gekozen Planvorm
Het bestemmingsplan is gericht op een verreikende functiewijziging van de Nieuwe Driemanspolder. Met de functiewijziging worden mogelijkheden gecreëerd voor ontwikkeling van natuur en recreatie voor het omliggende stedelijke gebied en een verbetering van de ecologische en recreatieve verbindingen met de omgeving. Tevens wordt beoogd een bijdrage te leveren aan het realiseren van een duurzaam watersysteem door het creëren van mogelijkheden voor seizoens- en piekberging. Bij de functiewijziging wordt rekening gehouden met de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Met de functiewijziging wordt de kwaliteit van de Nieuwe Driemanspolder als buffer tussen het stedelijke gebied van Den Haag, Leidschendam-Voorburg en Zoetermeer versterkt en blijvend gewaarborgd. Samengevat voorziet het bestemmingsplan voor de Nieuwe Driemanspolder en Roeleveen in drie doelen:
- vergroting van de ecologische waarden en natuurwaarden en versterking van de ecologische verbindingen;
- vergroting van recreatieve waarden en versterking van de recreatieve verbindingen;
- bijdrage aan de realisatie van een duurzame waterhuishouding, in de vorm van seizoens- en piekberging.
Het plan is ontwikkelingsgericht en verschaft daarmee het noodzakelijke juridisch instrumentarium om uitvoering mogelijk te maken. De gewenste ontwikkelingen zijn vastgelegd in de vorm van bestemmingen of aanduidingen en in regels in de vorm van bouwregels en gebruiksregels. Naast een programmafunctie vervult het bestemmingsplan ook een belangrijke beheersfunctie voor het gebied door in de eerste plaats als toetsingskader te fungeren voor bouwplannen (via de bouwvergunning) en in aangegeven gevallen voor andere werkzaamheden (via aanlegvergunningen). In de tweede plaats wordt de beheersfunctie ingevuld door bindende regels voor het gebruik van gronden en opstallen.
De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan geschiedt conform de gangbare bestemmingsplannormen (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen - SVBP 2008) en standaards voor digitaal uitwisselbare ruimtelijke plannen (DURP). De plandocumenten omvatten de bindende planstukken, te weten de regels en de plankaart, en de toelichtende planstukken (de toelichting en andere onderzoeken). De regels bevatten een juridische vertaling van de beleidsvoorwaarden vanuit de hogere overheden enerzijds (zie hoofdstuk 3) en van het beoogde ruimtelijke toekomstperspectief anderzijds (zie hoofdstuk 5). De bindende planstukken worden nader onderbouwd met:
- de toelichting op het bestemmingsplan;
- de hierbij behorende bijlagen en
- nadere onderzoeken ten behoeve van specifieke beleidsaspecten op het vlak van water, verkeer, milieu, bodem en archeologie, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
6.2 Inleidende Regels
De artikelen 1 en 2 bevatten de definities en wijze van meten, die van belang zijn voor de toepassing van zowel de bestemmingsregels als de dubbelbestemmingen en algemene regels. Zodoende hebben zij een zekere betekenis voor de handhaving van de regels en de hierin bepaalde eisen ten behoeve van bijvoorbeeld de landschappelijke karakteristiek, monumentale of cultuurhistorische waarden etc.
Fig. 6.2: Uittreksel plankaart
6.3 Bestemmingen En Dubbelbestemmingen
Agrarisch
Deze bestemming omvat gronden die worden gebruikt voor de teelt of het voortbrengen van gewassen en het houden of fokken van dieren. Op deze gronden moeten de specifieke waarden gehandhaafd respectievelijk beschermd worden. Hierbij kan het gaan om archeologische waarden, cultuurhistorische waarden, monumentale waarden van een gebouw respectievelijk onderdelen van de bebouwing, de karakteristieke opzet van de bebouwingsstructuur, waardevolle erfbeplanting, gebiedstypische ontsluiting, de situering van bebouwing ten opzichte van haar omgeving, een kavelstructuur etc.
De ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven binnen deze bestemming worden met name bepaald door het per bedrijf bepaalde bouwvlak, de bouwregels en de gebruiksregels voor deze bestemming. Bij het bepalen van de bouwvlakken is nadrukkelijk rekening gehouden met de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden en met eventueel aanwezige woningen in de nabijheid van de betreffende bedrijven alsmede de impact op het landschapsbeeld.
Binen deze bestemming is enkel een paardenhouderij gelegen aan de Roeleveenseweg. Conform de systematiek SVBP 2008 is deze voorzien van de bestemming Agrarisch met een aanduiding voor de specifieke functie als paardenhouderij. Omdat deze functie past bij de wens tot versterking van het recreatieaanbod binnen het plangebied is dit bedrijf positief bestemd.
De bedrijfsbebouwing van het bedrijf bestaat uit de thans bestaande bedrijfsgebouwen (incl. bedrijfswoning) en bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder voeder- en mestsilo's. Deze dienen geconcentreerd te worden binnen het hiervoor aangewezen bouwvlak. De onbebouwde terreinen mogen, mits van ondergeschikte betekenis, worden gebruikt voor extensieve recreatie en agrarische activiteiten in de hobbysfeer. Dit betekent dat vormen van dagrecreatie zijn toegestaan en dat dieren anders dan vanuit bedrijfsmatig oogpunt kunnen worden gehouden.
In het geval van (gedeeltelijke) beëindiging van de oude bedrijfsactiviteiten zijn de navolgende wijzigingsopties opgenomen:
- wonen;
- dagrecreatieve bestemmingen;
- verblijfsrecreatieve bestemmingen van in omvang extensieve aard;
- maatschappelijke voorzieningen.
Waar zich een dergelijke functieverandering voordoet, zal herbouw moeten worden gericht op:
- het hergebruik van cultuurhistorisch relevante gebouwen;
- herbouw in gebiedstypische hoofdvormen en binnen een eerder aangewezen bouwvlak;
- herbouw bij voorkeur op locaties waar eerder (bedrijfs)gebouwen hebben gestaan;
- herbouw gerelateerd aan kavelkenmerken (hoofdrichting van de kavel, mate van openheid en ligging t.o.v. de ontsluitingsweg);
- handhaving van bestaande zichtlijnen en open ruimte in de huidige lintbebouwing.
Uitgangspunt voor een bedrijfsmatige functieverandering is, dat bedrijven toelaatbaar zijn die niet milieuhinderlijk zijn voor de nabij gelegen (woon)bestemming. In dit verband zijn uitsluitend bedrijven toelaatbaar die voorkomen in de categorieën 1 of 2 van de staat van inrichtingen, zoals weergegeven in bijlage 2 bij de regels "Lijst van bedrijfsactiviteiten". De staat van inrichtingen is afkomstig uit de brochure van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten “Bedrijven en Milieuzonering'. Bij milieuzonering wordt er vanuit gegaan dat tussen een milieugevoelige bestemming (wonen) en een milieubelastende bestemming (bedrijf) op grond van de verste afstandsafhankelijke milieubelasting een bepaalde ruimte moet worden aangehouden om een zo goed mogelijk klimaat voor beiden te scheppen.
Bij alle genoemde wijzigingsbevoegdheden voor nieuwe functies geldt:
- de noodzaak tot functieverandering dient voort te vloeien uit de transformatie van de Nieuwe Driemanspolder;
- het gaat om functies die geen noemenswaardige milieuhinder veroorzaken en geen of weinig verkeer aantrekken;
- gestreefd wordt naar sloop van overtollige bedrijfsbebouwing, met uitzondering van bestaande monumenten en karakteristieke gebouwen;
- de hergebruiksactiviteit dient landschappelijk te worden ingepast.
Om de landschappelijke waarde van het gebied te beschermen is in het bestemmingsplan een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Bij het beoordelen van een aanvraag voor een aanlegvergunning dient een afweging plaats te vinden tussen de (agrarische) belangen die gediend zijn bij het uitvoeren van de activiteiten en de effecten daarvan op het landschap, de natuur of de water- en bodemhuishouding. Als door het stellen van voorwaarden aan de vergunning de onevenredige aantasting van de landschapswaarden en andere waarden kan worden voorkomen kan de vergunning toch worden verleend. Er is geen aanlegvergunning nodig voor activiteiten, die behoren tot het normale onderhoud, gebruik en beheer. Hieronder valt bijvoorbeeld het opschonen van waterlopen en waterpartijen.
Verder is geen vergunning nodig voor activiteiten, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende, dan wel aangevraagde vergunning. Daarnaast is geen aanlegvergunning nodig voor activiteiten, die plaatsvinden binnen het bouwvlak of die nodig zijn voor de bescherming of instandhouding van de aangrenzende waterkering.
Bedrijf
Onder de bestemming Bedrijf zijn regelingen opgenomen voor specifieke voorzieningen in de vorm van een gemaal en een baggerspeciedepot. In aanvulling hierop moet verder worden vermeld, dat voor de bestemming Bedrijf, gemaal - B(gm) een hindercirkel van toepassing is van 30 m gemeten vanaf de perceelsgrens op grond van geluidhinder door de betreffende voorziening.
Binnen de bestemming Bedrijf, baggerspeciedepot - B(bsd) is de realisatie van een tussendepot mogelijk waarin baggerspecie uit het plangebied tijdelijk wordt opgeslagen. Het betreft een voorziening met een omvang van bruto 4,4 ha en een maximale bergingscapaciteit van circa 28.500 m³. Verwacht wordt dat in het gebied eens in de 8 á 10 jaar zal worden gebaggerd. Het baggerspeciedepot is geprojecteerd in een verscholen gelegen restant van het voormalige open weidelandschap, waardoor een intensieve landschappelijke inpassing niet noodzakelijk is. Tussen de woonbebouwing en het baggerspeciedepot is een afstand aangehouden van ten minste 50 meter.
Verder is de bestemming Bedrijf, baggerspeciedepot voorzien van een aanduiding (aw) in verband met de gemeentelijke aanwijzing van de betreffende gronden als archeologisch waardevol gebied (zie ook paragraaf 3.3 van deze toelichting).
Gemengd
De gronden behorende bij deze bestemming mogen worden benut voor de uitoefening van een horecabedrijf en de uitoefening van een botenverhuur; één en ander met in achtneming van de regels van dit bestemmingsplan en van de regels voortvloeiend uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
Binnen de begrenzingen van deze bestemming zijn zowel gebouwen toegestaan als bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals een terras ten behoeve van het horecabedrijf. De bebouwing voor de horeca mag bestaan uit een bedrijfsgebouw met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 450 m² en een inpandige bedrijfswoning met een maximale woninginhoud van 600 m3. Een bedrijf behorend tot deze bestemming dient te voldoen aan de criteria voor zogenaamd “lichte horeca” conform bijlage 1 “Lijst van horeca-activiteiten” behorend bij de regels van dit bestemmingsplan. Ingevolge de Beleidsnota Parkeren Zoetermeer (2005) dient hiervoor te worden voorzien in circa 40 parkeerplaatsen. Deze kunnen worden aangelegd in de bestemming zelf of ter plaatse van rechtstreeks aangrenzende terreindelen van de bestemming Groen.
Bebouwing ten behoeve van de botenverhuur mag bestaan uit één bedrijfsgebouw ten behoeve van de commerciële stalling en verhuur van ongemotoriseerde boten met een maximaal bedrijfsvloeroppervlakte van 400 m². De bebouwing dient qua karakter, dat wil zeggen vormgeving, kleur en materiaaltoepassing goed aan te sluiten bij de karakteristieke bebouwing in de lintbebouwing aan de Voorweg. Aan de vormgeving van een gebouw dient tevens de functie, die het gebouw heeft, afleesbaar te zijn. Zo dient bijvoorbeeld een botenhuis als zodanig herkenbaar te zijn. Ingevolge de Beleidsnota Parkeren Zoetermeer (2005) dient hier te worden voorzien in 20 parkeerplaatsen. Deze kunnen worden aangelegd in de bestemming zelf of in de aangrenzende terreindelen van de bestemming Groen.
Groen
Deze bestemming omvat gronden voor de natuur- en landschapsontwikkeling en het behoud of herstel van natuurwaarden van een regionaal belang. De betreffende gronden vallen gedeeltelijk binnen de provinciale ecologische hoofdstructuur en hebben derhalve een grote (potentiële) ecologische waarde. Binnen deze bestemming is extensieve recreatie toegestaan in de vorm van routegebonden recreatie zoals wandelen, fietsen, kanoën etc. en extensieve dagrecreatie gekoppeld aan specifieke voorzieningen van een bescheiden omvang.
De gronden langs de Landscheiding hebben qua ligging, maat en beheersvoorwaarden naar verwachting de grootste potentie om als ecologische verbinding te gaan fungeren tussen respectievelijk:
- het Land van Wijk en Wouden (onderdeel van het Nationaal Landschap het Groene Hart)
- de Duivenvoordecorridor, de Vlietzone en het Leidschendammerhout;
- de stadsparken van Zoetermeer;
- de Groenzone Berkel - Pijnacker (en in het verlengde hiervan het Midden Delfland).
Hievoor zijn de watergangen en eilanden langs de Landscheiding van een aanduiding / bestemming voorzien die hun ecologische betekenis onderstreept. De betreffende plandelen functioneren als ecologische verbindingszone en maken deel uit van gronden behorend tot een voorstel voor herbegrenzing van het Natuurgebiedsplan van de provincie Zuid-Holland. Dit plan voorzag oorspronkelijk in de realisatie van nieuwe natuur in het deelgebied Roeleveen. Gezien de beoogde robuuste groenontwikkeling in de Nieuwe Driemanspolder is in de afgelopen jaren echter besloten de natuur niet in Roeleveen aan te leggen maar in het bergingsgebied van de Nieuwe Driemanspolder, waar sprake zal zijn van diverse ecologisch relevante habitats en gradiënt- of overgangssituaties.
De bestemming Groen mag onder bepaalde voorwaarden worden gewijzigd in nader omschreven dagrecreatieve voorzieningen. Hiertoe behoren voorzieningen voor de hengelsport of voor een waterscouting. De bestemming biedt voorts een bouwmogelijkheid voor een informatiecentrum / Scouting met een omvang van 100 m² vloeroppervlak en een voorziening voor de (hengel)sport met een omvang van 100 m² vloeroppervlak. De bebouwing dient qua vormgeving, kleur en materiaaltoepassing goed aan te sluiten bij de karakteristieke bebouwing in de lintbebouwing aan de Voorweg.
De gronden behorend tot de bestemming Groen zijn voor het overige van regels voorzien, waarbinnen ook gebouwde voorzieningen zijn toegestaan ten behoeve van extensieve dagrecreatie zoals een informatiepunt, informatieborden, picknicktafels, ruif etc. Verder zijn contouren opgenomen waarbinnen parkeerplaatsen mogen worden aangelegd voor de opvang van de parkeerdruk. Om de natuur-, ecologische en landschapswaarden van het gebied te beschermen is voorts een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Bij het beoordelen van een aanvraag voor een aanlegvergunning dient een afweging plaats te vinden tussen de belangen die gediend zijn bij het uitvoeren van de activiteiten en de effecten daarvan op natuur, landschap en ecologie. De natuur-, ecologische en landschappelijke waarden mogen niet onevenredig worden aangetast. Een vergunning is echter niet nodig voor activiteiten, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende, dan wel aangevraagde vergunning. Daarnaast is geen aanlegvergunning nodig voor werkzaamheden, die nodig zijn voor het beheer van de waterkering.
De bestemming is ter hoogte van het baggerspeciedepot aan de Voorweg voorzien van een aanduiding (aw), in verband met de gemeentelijke aanwijzing van de betreffende gronden als archeologisch waardevol gebied (zie ook paragraaf 3.3 van deze toelichting).
Leidingen
In het plangebied zijn, zoals in hoofdstuk 5 reeds is aangegeven, verschillende leidingen gelegen met een belangrijke (boven)regionale functie op het vlak van de gas-, water- en rioolwatervoorziening. De betreffende leidingen zijn voorzien van de bestemming Leiding met een nadere differentiatie van de hoofdfunctie van de leiding, te weten L-G, L-R en L-W. Het betreft hierbij een dubbelbestemming die in het geval van een belangenafweging voorrang heeft boven de eveneens van toepassing zijnde overige bestemming(en) behalve de overige dubbelbestemmingen.
Binnen deze bestemming kunnen bouwwerken worden gebouwd, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de hoofdfunctie. Voor elke leiding is een zogenaamde veiligheidszone van toepassing, waarbinnen in principe niet gebouwd mag worden. Ter bescherming van de leidingen is tevens een aanlegvergunningenstelsel van toepassing.
Natuur
Deze bestemming is van toepassing voor gronden gelegen in de toekomstige waterberging en voor gronden die in het bestemmingsplan 'Groot Zoetermeer (1968)' zijn, respectievelijk waren bestemd voor Natuur met landgoeddoeleinden. De bestemming heeft tot doel de bescherming van de plaatselijke natuurwaarden en ecologische waarden met bijzondere aandacht voor de zeer volgroeide houtwallen en bijzondere waardevolle solitaire bomen. De gronden gelegen in de waterberging komen op grond van hun functionele betekenis in aanmerking voor een herbegrenzing in het kader van het Natuurgebiedsplan, dat voor gronden elders langs de Landscheiding reeds in zoekgebieden voor nieuwe natuur voorzag.
Fig. 6.4: Uittreksel plankaart
Recreatie
In het gebied is ook een bestemming 'Recreatie' opgenomen met de aanduiding kampeerterrein. Dit is een terrein van 3 ha voor maximaal 90 standplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan de “Richtlijnen voor erkenning, inrichting en beheer van natuurkampeerterreinen 2004”.
Het terrein is gelegen in een omgeving met natuurlijke waarden, waarbij verstoring door geluid, stank en kunstlicht tot een minimum beperkt blijft. Toegestaan zijn kampeermiddelen zoals een tent, caravan of kampeerauto. Het voorzieningenniveau is eenvoudig van aard en is beperkt tot zogenaamd basissanitair. Verder is het terrein sober ingericht zonder kantine, zwembaden of specifieke recreatieaccommodaties en zonder auto's naast de toegestane kampeermiddelen. Verder zijn ook geen onbewoonde kampeermiddelen, vaste standplaatsen of seizoensplaatsen toegestaan.
Sport en Sport - Golfbaan
De bestemming Sport is opgenomen vanwege de wijzigingsbevoegdheid onder de bestemming Groen. Hierdoor is het mogelijk om nadere regels te stellen aan de mogelijke visvijver die in het plangebied wordt gerealiseerd.
Het bestemmingsplan voorziet verder ook in een beperkte uitbreiding van een reeds bestaande golfbaan aan de zuidkant van het Westerpark. Binnen de bestemming Sport - Golfbaan zullen ook water- en groenvoorzieningen worden gerealiseerd als ondersteuning van de ecologische verbinding langs de oude Landscheiding en ter verfraaiing van de golfbaan. Zodoende zal met de uitbreiding van de golfbaan ook een concrete invulling worden gegeven aan eerder geformuleerde, inmiddels gewijzigde natuurdoelstelling voor Roeleveen en omgeving. Op de gronden van deze bestemming geldt het vereiste van een aanlegvergunning voor een aantal werken en werkzaamheden daar waar dit met de aanduiding (cw) voor cultuurhistorische waarden is aangegeven. Het gaat hier om de bescherming van de Landscheiding als cultuurhistorisch waardevol element, hetgeen al enkele eeuwen als scheidslijn tussen de Hoogheemraadschappen van Delfland en Rijnland fungeert.
Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer wordt toegekend aan alle openbare, verharde wegen ten behoeve van doorgaand verkeer en spoorwegen in het plangebied (in veel gevallen inclusief de bijbehorende bermen). Gronden met de bestemming Verkeer mogen worden gebruikt voor zowel gemotoriseerd verkeer als langzaam verkeer. Op gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is daarentegen - uitzonderingen als bestemmingsverkeer daargelaten - geen gemotoriseerd verkeer toegestaan. Het betreft hierbij in principe alleen oude landwegen of fiets- en wandelpaden aan Zoetermeerse kant, die al enige tijd een belangrijke functie vervullen voor langzaam verkeer.
Water
Met de bestemming Water worden alle binnen de plangrenzen voorkomende watergangen en waterelementen geregeld, die voor een stabiele waterhuishouding van het plangebied een centrale afwaterings- of bergingsfunctie vervullen. Voor deze gronden zijn behalve de bestemmingsplanregels ook bepalingen van toepassing zoals deze zijn verwoord in de keur van het Hoogheemraadschap Rijnland en het Hoogheemraadschap van Delfland (zie de plandelen in Roeleveen). Daarbij gaat het onder andere om:
- beschermingszones langs boezemwater;
- bepalingen ten behoeve van waterkeringen;
- bepalingen met betrekking tot andere werkzaamheden zoals grondwerkzaamheden, beplanting etc.
Waterstaat - Waterberging
De gronden waaraan de bestemmingen Water en Natuur zijn toegekend, zijn gedeeltelijk ook voorzien van de bestemming Waterstaat - Waterberging. Het betreft hierbij een dubbelbestemming die in het geval van een belangenafweging voorrang heeft boven de eveneens van toepassing zijnde bestemming(en). In het kader van seizoens- en piekberging kan het waterpeil in het betreffende gedeelte van de bestemming Water tijdelijk worden verhoogd en kunnen de betreffende gronden met de bestemming Natuur tijdelijk onderlopen.
Waterstaat - Waterkering
De in het gebied gelegen waterkeringen zijn gelegen in de bestemming Waterstaat - Waterkering. Het betreft hierbij een dubbelbestemming die in het geval van belangenafweging voorrang heeft boven de eveneens van toepassing zijnde bestemming(en). Op de gronden van deze bestemming mag slechts worden gebouwd voor zover de waterstaatkundige belangen dit gedogen en nadat hierover advies is gevraagd bij de beheerder van de waterkering.
Wonen
Ten behoeve van de woonfunctie is in onderhavig bestemmingsplan de bestemming Wonen opgenomen. Het betreft hierbij individuele vrijstaande woningen, “twee onder één kap-woningen” of clusterbebouwing. Ter bescherming van de karakteristiek van bestaande en toekomstige bebouwingspatronen dient hier op de eerste plaats aandacht te worden besteed aan gebiedstypische bouwvormen en het doorgaans toegepaste bouwprincipe van één bouwlaag met een kapverdieping.
De bouwregels bepalen daarbij de maat van de maximaal toelaatbare bebouwing. Dit plan voorziet in een regeling voor bijgebouwen waarvan het bebouwde oppervlak gezamenlijk niet meer mag bedragen dan 50 m2 aan bebouwd oppervlak bij een maximale bouwhoogte van 3 meter.
De bestemming Wonen voorziet behalve in wonen ook in meer algemene zin in de aanwezigheid van praktijkruimten aan huis en andere ondergeschikte beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Dergelijke praktijkruimten zijn, in de lijn van de jurisprudentie, toegestaan, zolang de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.
Verder is op twee adressen aan de Roeleveenseweg sprake van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. De betreffende complexen zijn gemeentelijk monument. Een beknopte beschrijving van de betreffende complexen en de hieraan gekoppelde waarden zit in de bijlage van deze toelichting.
6.4 Overige Bepalingen
Het laatste hoofdstuk bevat een aantal aanvullende regels van algemene aard. Meer concreet zijn dit:
- de zogenaamde anti - dubbeltelregel;
- de algemene ontheffingsbevoegdheid;
- een ontheffingsbevoegdheid voor voorzieningen voor telecommunicatie;
- procedure- en overgangsregels en
- de slotregel.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Algemeen
In het voorjaar van 2008 heeft de stuurgroep Nieuwe Driemanspolder (NDMP) ingestemd met het voorlopig ontwerp (VO) voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder en zijn rechtstreekse omgeving als robuust water-, groen- en recreatiegebied. Het VO bouwt voort op het conceptinrichtingsplan en de resultaten uit de MER-procedure van 2005, waarbij voor verschillende onderdelen van de inrichting een nadere detaillering of wijziging heeft plaatsgevonden. De belangrijkste kostenposten zijn:
- de realisatie van 325 ha aan (natte) natuur, robuust groen en recreatie;
- het recreatieve netwerk bestaande uit 11,5 km aan fietsverbindingen,17 km aan wandelpaden en 12 km aan ruiterpaden;
- de herinrichting van Potteveen ten behoeve van de afwatering en recreatief medegebruik;
- de (seizoens)waterberging in een omvang van circa 145 ha open water;
- de voorzieningen voor piekwater uit de beheergebieden van de Hoogheemraadschappen Rijnland en Delfland in een omvang van 2,0 miljoen m³.
Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan hebben zich bij de uitwerking van het VO de volgende relevante wijzigingen voorgedaan:
- het waterbergende vermogen van de seizoensberging is met 20 ha toegenomen;
- het hiermee gepaard gaande grondverzet is eveneens toegenomen maar kan volgens thans beschikbare gegevens binnen de kaders van een neutrale grondbalans worden opgevangen;
- de voorzieningen voor de landschapsbeleving zijn aanzienlijk uitgebreid met name voor wandelaars (5 km meer dan in het voorontwerpbestemmingsplan) en paardensportliefhebbers (12 km nieuw padenstelsel);
- de omvang aan specifieke voorzieningen zoals bruggen en duikers is door de verruiming van het padenstelsel en de verdere detaillering van de inrichting eveneens toegenomen.
7.2 De Nieuwe Kostenraming
De nieuwe kostenraming is opgesteld aan de hand van het voorlopige ontwerp voor de herinrichting van maart 2008 en houdt rekening met de resultaten uit de milieueffectrapportage voor de beoogde herinrichting. De totale kosten voor de herinrichting worden thans geraamd op ca. € 50,5 miljoen. Deze vallen uiteen in een bedrag van circa € 19,1 miljoen voor de seizoensberging en een bedrag van ca. € 31,4 miljoen. voor de piekberging. Hierin meegenomen zijn tevens:
- de kosten voor voorbereiding, aanbesteding en toezicht (VAT-kosten);
- reserveringen ten behoeve van onvoorziene kostenposten;
- een BTW-percentage van 19%.
Vergeleken met de kostenraming ten tijde van het voorontwerpbestemmingsplan zijn de kosten voor de aanleg van een robuust groengebied met seizoensberging toegenomen van circa € 16,5 miljoen in 2005 naar € 19,1 miljoen in 2008. Redenen hiervoor zijn de genoemde uitbreiding van het padenstelsel, het grotere oppervlak aan open water en het hiermee gemoeide grondverzet. De kostenstijging ten opzichte van de kostenraming uit 2005 kan volledig worden gedekt uit een hogere rijksbijdrage.
figuur 7.1
De kosten ten bedrage van € 19,1 miljoen worden gedekt uit bijdragen van de deelnemende partijen en uit een rijksbijdrage. De deelnemende partijen hebben op 18 december 2008 besloten over te gaan tot de bijdrageverlening volgens figuur 7.1. Hiermee is een budget van € 19.150.000,- beschikbaar, waarvan door Zoetermeer in totaal €1.560.000,- wordt bijgedragen.
De kostenstijging voor de piekwateropvang is te verklaren door extra investeringen die tijdens de planvorming noodzakelijk bleken, om een veilige aanvoer en berging van het piekwater te kunnen faciliteren. Reeds in het voorontwerpbestemmingsplan was aangegeven, dat omtrent de piekwaterberging nog verschillende kostenposten zouden kunnen wijzigen, omdat de feitelijke kosten destijds nog onbekend waren of omdat civieltechnische redenen hiertoe aanleiding zouden kunnen geven. Tijdens de verdere planvorming is vervolgens gebleken dat de volgende maatregelen een hogere investering vergen:
- de stabiliteit van kades in de aanvoerroute voor piekwater langs de Zoetermeerse Ringvaart;
- civieltechnische voorzieningen langs respectievelijk in deze route;
- civieltechnische voorzieningen in de aanvoerroute voor piekwater vanuit de Molenvaart.
De waterbeheerders hebben hieromtrent te kennen gegeven, dat zij de meerkosten voor deze voorzieningen voor hun rekening zullen gaan nemen.
7.3 Exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht, voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is voorgenomen, bij planontwikkeling een exploitatieplan op te stellen. In het voorliggende bestemmingsplan is een aantal mogelijkheden voor de bouw van (recreatieve) voorzieningen opgenomen. Deze voorzieningen zijn echter allemaal op gemeentegrond gesitueerd waardoor de kosten zullen worden doorberekend in de grondprijs. Tevens kunnen in het koopcontract tussen gemeente en derde een fasering en nadere eisen worden opgenomen. Hierdoor is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen.
7.4 Conclusies
De kostenraming voor het VO laat zien dat de investeringen voor de herinrichting flink hoger uitvallen dan ten tijde van het voorontwerpbestemmingsplan was geraamd. Hoofdredenen hiervoor zijn de meerkosten voor de piekwaterberging.
De deelnemende partijen hebben op 18 december 2008 besloten over te gaan tot de bijdrageverlening volgens figuur 7.1. De gemeenteraad van Zoetermeer heeft €1.560.000,- beschikbaar gesteld. De rijksbijdrage zal worden verhoogd en de waterbeheerders nemen de meerkosten voor de piekberging voor hun rekening. Gelet hierop wordt uitgegaan van de economische haalbaarheid van de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder. Dientengevolge hebben de betrokken partijen op 18 december 2008 het Bestuursconvenant Nieuwe Driemanspolder getekend waarin formeel de uitvoeringsafspraken zijn vastgelegd.
Hoofdstuk 8 Handhaving
8.1 Algemeen
De concretisering van ruimtelijk beleid eindigt niet op het moment van verkrijgen van rechtskracht van het bestemmingsplan. Integendeel, de uitvoering van het plan is evenzeer integraal onderdeel van het beleids- en planproces en maakt derhalve deel uit van de planhorizon. Eén van de belangrijkste elementen van de uitvoeringsfase is de handhaving van de in het plan opgenomen regels door de verantwoordelijke overheid en de naleving daarvan door de betrokken burgers, bedrijven etc.
Handhaving van regels - ook en niet in de laatste plaats regels uit het bestemmingsplan - is door een aantal ingrijpende gebeurtenissen (de cafébrand in Volendam, de vuurwerkramp in Enschede, het parkeerdek in Tiel en de Schipholbrand) weer volop in de aandacht komen te staan. Voor een goed handhaafbaar bestemmingsplan moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan:
- heldere en overzichtelijke regels;
- bekendheid van de gebruikers met de regels;
- toezicht op de naleving van de regels door de overheid en
- een effectieve en gecoördineerde inzet van handhavingsinstrumenten.
8.2 Heldere En Overzichtelijke Regels
Zowel voor de verantwoordelijke overheid als voor de partijen in het plangebied is van belang dat het plan zo helder mogelijk is in zijn bedoelingen en de manier waarop daaraan door middel van regels en het toekennen van bestemmingen uitvoering wordt gegeven. Hoe genuanceerder het beleid is dat beoogd wordt in het plangebied, des te ingewikkelder dreigen de regels al snel te worden. De mate van handhaafbaarheid wordt daarmee onvermijdelijk complexer.
Hoewel in het bestemmingsplan is gestreefd naar een zo groot mogelijke duidelijkheid en overzichtelijkheid, is de karakteristiek van het plangebied en de daarin voorziene ontwikkelingen complex. Daaruit volgt de noodzaak om voor onderdelen van het plangebied vrij globale regelingen op te nemen (zie de bestemming Groen). Desondanks is zowel voor de toezichthouders als voor de gebruiker(s) vrij snel en eenvoudig inzicht te krijgen in wat al dan niet onder bepaalde voorwaarden is toegestaan, zowel waar het gaat om bebouwing als om gebruik van gronden en bouwwerken. Een vereenvoudiging van de thans voorliggende regels zou slechts mogelijk zijn geweest indien de randvoorwaarden voor de ruimtelijke opgave in het plangebied minder complex zouden zijn geweest. Dit geldt zowel voor aspecten als eigendomsverhoudingen en schadeloosstellingen in geval van bedrijfssaneringen, als voor de mate waarin de verschillende bestuurslagen kunnen en willen bijdragen aan een duurzame en groene herinrichting van het plangebied.
8.3 Bekendheid Van De Gebruikers Met De Regels
Ook al streeft de gemeente naar een duidelijk plan met heldere en overzichtelijke regels, dan nog blijft nadrukkelijk de noodzaak bestaan om alle betrokkenen vertrouwd te maken met de regels en hun toepassing.
Daarvoor is gerichte voorlichting aan de gebruikers van het plangebied noodzakelijk, zowel tijdens het proces van totstandkoming van het plan als in de uitvoeringsfase daarna. In elk geval is van belang dat door middel van gerichte voorlichting voor de gebruikers duidelijk wordt voor welke activiteit (zowel gebruik als bouwen) welke vergunning vereist is en welke activiteiten per definitie verboden zijn. Tijdige en gerichte voorlichting zorgt er - en dat is met name in het kader van handhaving belangrijk - ook voor dat gebruikers zich voor het rechtvaardigen van overtredingen niet kunnen verschuilen achter het excuus van onbekendheid en onwetendheid. Het gehele informele en formele bestemmingsplantraject is omkleed met voldoende momenten voor gerichte (zowel algemene als voor specifieke doelgroepen bedoelde) voorlichting. Daarbij wordt gebruik gemaakt van publicaties, informatiebulletins, voorlichtingsavonden, de gemeentelijke website, e.d.
8.4 Toezicht Op Naleving Van De Regels
Voor de geloofwaardigheid van de regels is het van belang dat er voldoende zekerheid bestaat over (effectieve) controle op de naleving daarvan. Wanneer het gaat om bouwen informeren gebruikers zich meestal zorgvuldig over de desbetreffende regels. Dat heeft alles te maken met de relatieve onuitwisbaarheid van bouwen en de hoge kosten wanneer bij het overtreden van de regels de oude situatie moet worden hersteld. Er bestaat op dit vlak een vrij breed gedragen normbesef. Uiteraard staat of valt ook hier de geloofwaardigheid van de regels met controle, gevolgd door de inzet van handhavingsinstrumenten wanneer sprake is van afwijkingen of overtredingen. Het bestemmingsplan, aangevuld met de reguliere bouw- en milieuwetgeving, biedt hier een stevig toetsings- en handhavingskader. Gelet op het belang en de kwetsbaarheid van het plangebied zal hiervan in de uitvoeringsfase gecoördineerd gebruik van worden gemaakt.
Op het vlak van de gebruiksregels ligt het aanzienlijk gecompliceerder. Gebruik in strijd met het plan is vaak niet direct zichtbaar en zelfs na enige tijd nog uitwisbaar. Gebruik van bijvoorbeeld (voormalige) bedrijfsgebouwen met een agrarische bestemming voor andere dan agrarische doeleinden vindt veelal plaats achter gesloten deuren en begint kleinschalig, maar breidt zich meestal langzaam maar zeker uit. Voordat een dergelijke ontwikkeling door de verantwoordelijke overheid wordt geconstateerd zijn soms jaren verstreken. Hierdoor kan sprake zijn van het ontstaan van een al dan niet bewust gedoogde situatie die uiteindelijk de vraag opwerpt of het betreffende gebruik al dan niet positief bestemd moet worden.
Ook al wordt strijdig gebruik pas na verloop van tijd geconstateerd, dan dient toch in beginsel direct handhavend te worden opgetreden om rechtsverwerking te voorkomen. Van geval tot geval moet worden beoordeeld of en in hoeverre afwijkend gebruik van gronden en bouwwerken past binnen de filosofie en doelstellingen van het plan, en of medewerking kan worden verleend aan het zoeken naar een oplossing die ook voor de gebruiker acceptabel is. Gelet op de primaire groen- respectievelijk natuurontwikkelingsdoelstelling én de kwetsbaarheid van het plangebied, en ook de aanwijzing van grote delen daarvan als robuust groengebied zal de (beleids)ruimte daartoe hier overigens zéér beperkt zijn.
Evenals afwijkend gebruik van opstallen is afwijkend gebruik van gronden in het veld vaak niet eenvoudig te constateren respectievelijk tijdig te beoordelen. Meestal gaat het om vormen van grondgebruik die strijdig zijn met de in het plan gegeven bestemmingen. Bekende voorbeelden zijn het verwijderen van houtopstanden langs agrarische gronden of het tijdelijk gebruik voor recreatieve doeleinden in de vorm van kampeerplaats of opslag-/stallingsplaats voor caravans en andere goederen. Het diepploegen of dieper ontwateren in ecologisch waardevolle (agrarische) gebieden is ook zo'n voorbeeld.
Voor de gebruikers van de gronden is van belang dat zij (kunnen) weten welke activiteiten wel en niet toelaatbaar zijn of waarvoor een aanlegvergunning vereist is. Dit plan kent een uitgebreid stelsel van aanlegvergunningen, nodig om de hoge ecologische - en cultuurhistorische waarde van het plangebied te beschermen. Het aanlegvergunningenstelsel kent een strikt toetsingskader waarvan advisering door betrokken deskundigen - zoals waterbeheerders, archeologen e.d.- verplicht onderdeel uitmaakt. Soms kan door aanpassing van beoogde werken/activiteiten in goed overleg een praktische oplossing worden gevonden. De handhaving van de regels op dit vlak ligt echter altijd moeilijker omdat gebruikers vaak het idee hebben dat zij op hun eigen gronden zelf wel mogen uitmaken wat wel en niet kan. Deze gedachte staat in de praktijk vaak op gespannen voet met het belang van de bescherming van ecologische -, landschappelijke - en cultuurhistorische waarden.
Met name de regels voor het gebruik van gronden vallen eigenlijk buiten het bereik van het reguliere bouw- en woningtoezicht. Om ook hier bij de effectieve inzet van handhavingsinstrumenten meer winst te behalen zal aandacht worden besteed aan de coördinatie van een goed samenspel tussen de verschillende toezichthouders en handhavers, maar zal ook worden ingezet op een goed samenspel met en vertrouwen bij de gebruikers.
8.5 Conclusies
De conclusie is gerechtvaardigd dat met de vaststelling van het bestemmingsplan het planproces nog niet is afgerond. De instandhouding en verdere ontwikkeling van een robuust regionaal groengebied vereist dat er met name ook in de uitvoeringsfase op het gebied van communicatie, toezicht en handhaving blijvende inspanningen worden verricht. Uiteraard is het van belang dat reeds bij het opstellen van ruimtelijke plannen (en overige regelgeving) terdege rekening wordt gehouden met de uiteindelijke handhavingsfase. Dat is bij het opstellen van dit bestemmingsplan ook gebeurd: zie bijvoorbeeld het daarin opgenomen aanlegvergunningenstelsel met een grote reikwijdte dat niet alleen voorziet in een beschermend regime maar ook een duidelijke basis biedt voor de inzet van handhavingsinstrumenten.
Handhaving staat de laatste jaren zowel nationaal als regionaal gezien hoog op de politieke agenda. De handhaving van wetten en regels verdient nadrukkelijk aandacht, ook waar het de handhaving van het bestemmingsplan betreft en zeker ten aanzien van groengebieden met lintbebouwing met her en der belangrijke cultuurhistorische waarden. De gemeentelijke organisatie zal daartoe moeten voorzien in voldoende handhavingscapaciteit, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin.
Hoofdstuk 9 Overleg En Inspraak
9.1 Inspraak
Voor elk bestemmingsplan dient volgens de wet een procedure gevoerd te worden conform artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro)(oud). Onderdeel van deze procedure is de consultatie van belanghebbende instanties. Voor onderhavig bestemmingsplan heeft deze parallel plaatsgevonden aan de inspraakperiode voor het voorontwerpbestemmingsplan. De inspraakreacties en de reacties in het kader van het vooroverleg ex artikel 10 Bro (oud) zijn beoordeeld en hebben voor zover noodzakelijk en relevant geleid tot aanpassingen in het voorontwerpbestemmingsplan. Voor de samenvatting van de binnengekomen vooroverleg- en inspraakreacties en de reacties daarop wordt hier kortheidshalve verwezen naar de bijlage van de toelichting.
9.2 Het Toetsingsadvies Van De Mer-commissie
Het herziene voorstel tot herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder is zoals eerder vermeld onder andere gebaseerd op de resultaten van de MER-procedure en de hierop binnen gekomen inspraakreacties. Het nieuwe voorstel is vervolgens getoetst aan het toetsingsadvies dat door de landelijke Commissie voor de milieueffectrapportage voor de MER is uitgebracht. De commissie concludeert in haar rapport dat de MER - rapportage alle essentiële informatie bevat die voor een gedegen belangenafweging noodzakelijk is. Tegelijkertijd doet zij echter ook enkele aanbevelingen voor de planvorming die als volgt kunnen worden samengevat:
- overweeg een verruiming van het bergingsgebied tussen het Wilsveen en de Limietsloot door verlegging van de nieuwe kade tot aan de huidige oude veenkade;
- overweeg het gebruik van de seizoensberging ook voor gebieden buiten het plangebied;
- overweeg een andere aanleg van inlaatpunten ten gunste van een hoger bergingsvolume en de hiermee gepaard gaande effecten op de waterkwaliteit;
- stem het toekomstige inrichtingsperspectief af op het zomerpeil en niet alleen het winterpeil, dit in verband met de consequenties voor de natuurhuishouding;
- gebruik vrijkomende grond uit grondverzet zo veel mogelijk in het plangebied zelf;
- overweeg ook ander mogelijkheden voor het voorkomen van eutrofiëring dan het afgraven van de bouwvoor;
- onderzoek de mogelijkheden voor het behoud van het gebied voor weidevogels;
- verken mitigerende maatregelen ter voorkoming van muggen- en knuttenplagen;
- verken mogelijke neveneffecten van de realisatie voor reeds bestaande bebouwing;
- tref maatregelen voor een evaluatie voor de beoogde herinrichting.
De inspraakreacties en afzonderlijke aanbevelingen van de MER-commissie zijn tijdens de uitwerking van het ontwerp voor de herinrichting meegewogen. De manier waarop met de aanbevelingen is omgegaan kan als volgt worden samengevat.
Verruiming berging
Tijdens de herziening van de inrichtingsvisie voor de Nieuwe Driemanspolder zijn ook de mogelijkheden tot verruiming van de berging verkend. Daarbij is gebleken dat een verruiming theoretisch best haalbaar zou kunnen zijn, maar op de volgende cruciale bezwaren stuit:
- de bestaande Veenkade tussen het Wilsveen en de Limietsloot is te zwak om zelf als waterkering te fungeren;
- een verbreding van de Veenkade zal de stabiliteit van de kade negatief beïnvloeden en dus ook het functioneren van de in het kadeprofiel gelegen hoofdwatergang;
- een verbreding van de Veenkade vergt dure stabiliserende maatregelen over een aanzienlijke lengte (naar verwachting damwandconstructies zowel aan de kant van de waterberging als aan de “buitenkant” van de Nieuwe Driemanspolder) en
- de aanwezigheid van kwelgevoelige locaties kan bijdragen aan opbarstende bodem aan de “buitenkant” van de Nieuwe Driemanspolder.
Gezien deze effecten van een eventuele verruiming van de berging is het oorspronkelijk gekozen inrichtingsconcept op dit punt gehandhaafd.
Inzet seizoensberging
De inzet van de seizoensberging voor andere gebieden dan het projectgebied zal nader onderzocht dienen te worden bij de uitwerking van een definitieve beheersvisie voor het waterstelsel in en rond de Nieuwe Driemanspolder. De aangedragen suggestie heeft echter geen planologische gevolgen voor het onderhavige bestemmingsplan.
Hogere aanleg inlaatpunten
In opdracht van de waterbeheerders zijn twee specifieke onderzoeken verricht naar de meest geschikte civieltechnische oplossing voor de aanvoer van piekwater naar de Nieuwe Driemanspolder. Gebleken is dat noch de aanvoer van piekwater via de Molenvaart noch via de Ringvaart mogelijkheden biedt voor een hogere aanleg van de inlaatpunten. Het principe van een wateraanvoer in vrij verval zal derhalve worden gehandhaafd. Tijdens de uitwerking van de het voorlopige ontwerp voor de herinrichting is wel gebleken dat het gewenste bergingsvolume voor de piekberging een ander zomerpeil noodzakelijk maakt dan oorspronkelijk was voorzien. De planvorming gaat nu uit van een zomerpeil van - 4,35 NAP in plaats van - 4,25 NAP.
Afstemming van de inrichting op het zomerpeil
Zoals uit vorenstaande blijkt is de inrichtingsvisie afgestemd op het zomerpeil, dat naar verwachting bij zal dragen aan een betere kwaliteit van de natuurhuishouding.
Hergebruik vrijkomende grond in het plangebied
Het hergebruik van vrijkomende gronden is reeds vanaf het begin een randvoorwaarde geweest uit het Programma van Eisen voor de herinrichting. De verwachting bestaat dat de herinrichting - afgezien van de aanvoer van extra bodemspecie voor veilige waterkeringen – met een zogenaamd “gesloten grondbalans” kan worden voltooid.
Alternatieve mogelijkheden voor het voorkomen van eutrofiëring
Ook voor deze aanbeveling geldt dat hier geen sprake is van een vraagstuk dat een nadere planologische afweging behoeft. De verkenning van alternatieve mogelijkheden voor het voorkomen van eutrofiëring zal onderdeel zijn van het definitieve inrichtingsvoorstel voor de herinrichting en van de hierbij behorende beheervisie. Met het thans gekozen inrichtingsvoorstel zijn waar mogelijk overigens reeds keuzes gemaakt waarmee de aanbeveling van de commissie wordt gevolgd (zie de suggestie de (huidige) bouwvoor te handhaven op locaties die in de toekomst zullen worden opgehoogd).
Mogelijkheden voor het behoud van het gebied voor weidevogels
Met het inrichtingsvoorstel zoals dit aan het bestemmingsplan ten grondslag heeft gelegen is het mogelijk relevante plandelen te handhaven, die voor weidevolgels van betekenis kunnen zijn. Dit geldt voor de weidegebieden in Potteveen en voor de weidegronden tussen Wilsveen, Limietsloot en de Zoetermeerse Ringvaart, die vroeger door de Ommedijksche wetering meer geïsoleerd hebben gelegen dan thans het geval is.
Mitigerende maatregelen ter voorkoming van muggen- en knuttenplagen
Ook voor deze aanbeveling geldt, dat hier geen sprake is van een vraagstuk dat een nadere planologische afweging behoeft. Hoe dan ook voorziet de inrichtingsvisie in een reeks maatregelen, waarmee getracht wordt de ontwikkeling van muggen en knuttenplagen zo veel mogelijk te voorkomen. Meer concreet betreft het hier:
- het vermijden van plas-dras situaties in de nabijheid van grote woonwijken;
- de stimulering van permanent watervoerende elementen in de nabijheid van de lintbebouwing;
- het vermijden van nat bos en de stimulering van droge ruigte in de nabijheid van Wilsveen en Leidschenveen en
- de beperking van een potentieel habitat voor muggen en knutten tot een specifiek deel van het bergingsgebied.
Voorts geldt ook hier dat het vermijden van eventuele plagen voor een flink deel zal worden beïnvloed door een doelgericht beheer.
Neveneffecten voor bestaande bebouwing
Met het inrichtingsvoorstel zoals dit aan deze planstukken ten grondslag heeft gelegen kan op twee punten na worden voorkomen dat reeds bestaande bebouwing door de herinrichting voorspelbare stabiliteitsproblemen zal gaan ondervinden. Alleen ter hoogte van locaties waar de toekomstige aanvoerroutes voor piekwater de lintbebouwing zullen gaan kruisen zal sprake zijn van enige hindersituaties. De hiermee gemoeide schade zal onderdeel uitmaken van procedures voor schadeloosstelling of planschade.
Maatregelen voor een evaluatie voor de beoogde herinrichting
Ook voor deze aanbeveling geldt, dat hier geen sprake is van een vraagstuk dat een nadere planologische afweging behoeft. Een concretisering van de evaluatiemaatregelen kan worden voorbereid zodra de bestemmingsplannen voor de herinrichting een definitieve status hebben verkregen.
Pas na de vaststelling is er sprake van rechtszekerheid ten aanzien van de beoogde herinrichting en kunnen de hiervoor gewenste monitoringsmaatregelen worden opgezet. Daarbij kan worden gedacht aan flora- en faunastudies over een langere termijn maar ook aan civieltechnische of hydrologische onderzoeken bijvoorbeeld voor vraagstukken als:
- de veronderstelde afname van kwel in het waterbergingsgebied;
- de analyse van kwelprocessen in de laag gelegen lintbebouwing van Wilsveen;
- stoffenbalansen met betrekking tot de kwaliteit van het oppervlaktewater en
- het ecologisch functioneren van de brede waterzoom langs de Landscheiding.
9.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen met ingang van 10 oktober 2008 voor de duur van zes weken. Er zijn 38 ontvankelijke zienswijzen ingediend. Deze zijn verwerkt in een reactienota. Daar waar nodig is het bestemmingsplan aangepast aan de hand van de zienswijzen. De ingediende zienswijzen hebben echter niet geleid tot grote aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. De reactienota is opgenomen in de bijlage. In de bijlagen is ook de Nota van aanpassingen opgenomen waarin de overige aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn onderbouwd.
Bijlagen Behorende Bij De Toelichting (Voor De Papieren Versie Van Dit Bestemmingsplan Wordt Verwezen Naar De Bijlagenboekjes)
Bijlage 1 Parkeerbalans Nieuwe Driemanspolder
Het aantal algemene bezoekers zal worden afgeleid van de opnamecapaciteit van het gebied. Hierbij is gebruik gemaakt van de methodiek zoals de stichting Recreatie heeft beschreven in de publicatie “Rood en groen in balans”. In onderstaande tabel is de opnamecapaciteit voor het uitgewerkte inrichtingsvoorstel uit het VO berekend.
Volgens de berekening is de opnamecapaciteit van het gebied 4.893 recreanten. Om te bepalen wat de parkeerbehoefte is van deze recreanten wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
- 25 procent van de bezoekers komt met de auto;
- gemiddeld 2,5 bezoekers per auto;
- gemiddelde verblijfstijd is 6 uur (zomerse dag duurt 12 uur);
Deze uitgangspunten zijn gebaseerd op recreantenonderzoek bij vergelijkbare recreatiegebieden (o.a. onderzoek door Recreatieschap Midden-Delfland bij het Abtswoudse Bos bij Delft en de Broekpolder bij Vlaardingen).
In totaal zijn er derhalve minimaal 245 parkeerplaatsen voor algemene bezoekers nodig. Daarnaast zal bij de inrichting rekening moeten worden gehouden met een parkeerbehoefte voor specifieke recreatieve voorzieningen zoals een horecagelegenheid in of aan de rand van het projectgebied, een botenverhuur, extensieve kampeervoorziening (zie de beleidsnota Parkeren Zoetermeer (2005) en de richtlijnen voor het parkeren van het CROW).
Locatie van de parkeervoorzieningen
De totale parkeerbehoefte van 390 parkeerplaatsen (145 voor specifieke functies en 245 voor algemene bezoekers) zal op de volgende wijze over het gebied worden gespreid:
- langs centrale ontsluitingsas: ca. 205 pp voor algemeen bezoek en specifieke functies
- ter hoogte van Voorweg 135: ca. 15 pp voor algemeen bezoek en specifieke functies
- ter hoogte van Voorweg 173: ca. 25 pp voor algemeen bezoek en specifieke functies
- in Leidschendam - Voorburg: 61 parkeerplaatsen
Fasering aanleg parkeervoorziening
De aantrekkelijkheid van de Nieuwe Driemanspolder zal in de eerste jaren beperkt zijn, doordat de beplanting e.d. nog moet groeien. Voorgesteld wordt om de parkeerplaatsen gefaseerd aan te leggen. Daarbij kan met name langs de centrale ontsluitingsas in eerste instantie een beperkter aantal parkeerplaatsen worden aangelegd dan voor bezoekerspieken op de lange termijn is voorzien; maar wordt tegelijkertijd vanaf het begin een ruimtereservering getroffen voor meer parkeerplaatsen, die later (bijvoorbeeld na een periode van 5 jaar) definitief kunnen worden aangelegd.
Bijlage 2 Lijst Van Gemeentelijke Monumenten
Gemeentelijk monument Roeleveenseweg 15
“Hoeve Cornelia”,
Vrijstaande boerderij uit 1911, gebouwd in opdracht van M.A. v.d. Helm in overgangsarchitectuur. N.B. Niet in de omschrijving genoemde eventuele andere bouwwerken zijn van bescherming uitgezonderd.
Omschrijving
T – boerderij bestaande uit een dwarsgeplaatst woonhuis en aangebouwde schuur. Aan de linkerkant staan twee achter elkaar geplaatste schuren. Aan de achterzijde staan twee vrijstaande hooibergen met rieten kap. Het woonhuis bestaat uit één bouwlaag met een pannen mansarde kap, evenwijdig aan de straat. De bakstenen voorgevel bezit een brede gepleisterde plint en is gedecoreerd met siermotieven en banden van gele baksteen, die kenmerkend zijn voor de overgangsarchitectuur. De gemoderniseerde vensters zijn aan de bovenzijde afgesloten door strekken van afwisselend rode en gele baksteen. In de voor - en de linkerzijgevel zijn keldervensters met luiken geplaatst. In de beide zijgevels bevinden zich ter hoogte van de zolderverdieping T - vensters met glas-in-lood bovenlichten. De ingang is in de linkerzijgevel van de aangebouwde schuur. Aan de rechterkant van de schuur is een éénlaags aanbouw onder een lessenaarsdak, voorzien van karakteristieke ijzeren stalramen. De beide schuren aan de linkerkant zijn gedekt door resp. golfplaten en pannen zadeldaken.
Erfstructuur
Het complex ligt haaks op de weg, met het woongedeelte aan de voorzijde en het werkgedeelte aan de achterzijde. De bijgebouwen zijn parallel aan het hoofdgebouw gesitueerd. De opgang naar het erf wordt gemarkeerd door twee stenen hekpijlers, bekroond door een piramidevormige dekplaat met knop. Het erf wordt van de weg gescheiden door een heg en bomen. De erfstructuur is gaaf bewaard.
Waardering
De boerderij is gekozen vanwege de architectuurhistorische en cultuurhistorische waarde en de ligging in de oorspronkelijke landelijke omgeving. De architectuurhistorische waarde scoort van de drie criteria het minst hoog; de bouwstijl overgangsarchitectuur is bij deze boerderij niet uitgesproken en de detaillering is gewijzigd. Het type T-boerderij is minder gebruikelijk dan de langhuisboerderij, maar niet uitzonderlijk.
Belangrijker zijn de cultuurhistorische waarden van het totale complex, bestaande uit de boerderij, de bijgebouwen en de beide hooibergen met rieten - en golfplaten kap, dat een goed beeld geeft van de vroegere agrarische levensomstandigheden in Zoetermeer, en de vrije ligging in een deel van de stad waar het oorspronkelijk landelijke karakter onaangetast is. De gebouwen als agrarisch complex en de onaangetaste omgeving vormen samen een voor Zoetermeer bijzondere combinatie.
Gemeentelijk monument Roeleveenseweg 21
Boerderij “Genot en Zorg”
Vrijstaande boerderij uit 1878, gebouwd in opdracht van familie van der Helm in een traditionele bouwstijl. In 1922 werd een gedeelte aan de rechterkant van het woonhuis bijgebouwd. In 1974 werd de boerderij gerestaureerd. Niet in de omschrijving genoemde eventuele andere bouwwerken zijn van bescherming uitgezonderd. Tevens zijn van bescherming uitgezonderd het in 1922 aan het woonhuis aangebouwde deel rechts, de haaks aangebouwde schuur aan de achterzijde van het woonhuis die bij de restauratie in 1974 is gewijzigd en de indeling van het interieur. Aan de achterzijde staat een vrijstaande hooiberg met rieten kap.
Het woonhuis is gebouwd in één bouwlaag met kap bestaande uit een pannen zadeldak. De plattegrond is in belangrijke mate gewijzigd, mede door de niet onder de bescherming vallende aanbouw rechts en de functiewijziging van de niet onder de bescherming vallende schuur.
Erfstructuur
Het complex ligt haaks op de weg. Het woongedeelte is aan de voorzijde gesitueerd en het werkgedeelte met de niet beschermde bijgebouwen en de hooiberg aan de achterzijde. Het erf is van de weg gescheiden door een heg en bomen. De erfstructuur is redelijk bewaard.
Waardering
De boerderij is gekozen vanwege de architectuurhistorische en cultuurhistorische waarde, en de ligging in de oorspronkelijk landelijke omgeving. De architectuurhistorische waarde scoort van de drie criteria het minst hoog; de bouwstijl is traditioneel en niet uitgesproken. In 1922 is rechts een deel aan het woonhuis gebouwd en bij de restauratie van 1974 is de aangebouwde schuur gewijzigd ( vensters, deur, interieur). Ook de zesruits-vensters in de voorgevel zijn in 1974 aangebracht, zij het in de stijl die bij de bouwperiode past (1878). Belangrijker zijn de cultuurhistorische waarden die de boerderij vertegenwoordigt als herinnering aan het agrarische verleden van Zoetermeer en de vrije ligging in een deel van de stad waar het oorspronkelijk landelijke karakter onaangetast is.
Bijlage 3 Verslag Inspraak En Overleg Ex Artikel 10 Bro Voorontwerpbestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder - Roeleveen
Inleiding
De planvorming voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder is begonnen met Randstadgroenstructuur, gevolgd door de Landinrichting Leidschendam eind jaren '90 en de nota 'Stad en Land in Balans' in 1999. Laatstgenoemde nota moet als eerste globale beleidsvisie worden beschouwd, waarmee de realisatie van de Groenblauwe Slinger een formele basis heeft gekregen. In deze nota is de Nieuwe Driemanspolder aangewezen als transformatiegebied voor groen en water en is tevens voor het eerst formeel vastgelegd dat flinke delen van de polder dienen te worden ingericht als robuust, waterrijk groengebied met een regionale betekenis. Een en ander is vervolgens vertaald in een eerste globale inrichtingsvisie (2000 en 2003) en in het streekplan Zuid-Holland West (2003).
Met het oog op de omvang van de herinrichting en mogelijke consequenties hiervan voor het milieu is door de betrokken overheden vervolgens besloten de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder aan een MER - toets te onderwerpen. Deze toetsing heeft plaatsgevonden in de periode 2004 - 2005 en heeft geresulteerd in:
- een verkenning van verschillende inrichtingsalternatieven in het kader van de MER - procedure;
- een nieuwe globale inrichtingsschets op basis van het voorkeursalternatief uit de MER - procedure;
- een vertaling hiervan in voorontwerpbestemmingsplannen voor de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Zoetermeer.
Ten aanzien van het voorontwerbestemmingsplan is met belanghebbende instanties overleg gevoerd volgens artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro). Parallel daaraan heeft ook de inspraakprocedure voor het voorontwerpbestemmingsplan en het voorontwerpinrichtingsplan 2005 plaatsgevonden. Daarnaast is gelijktijdig ook de milieueffectrapportage (MER) met betrekking tot de herinrichitng van de Nieuwe Driemanspolder vanaf 28 augustus 2006 tot 9 oktober 2006 ter inzage gelegd. Daarbij bestond de mogelijkheid zienswijzen op de MER-rapportage in te dienen.
De drie documenten hebben aanleiding gegeven tot reacties. In dit verslag worden de reacties samengevat en voorzien van commentaar. De reacties zijn - waar relevant - van invloed geweest op het voorontwerpinrichtingsplan 2008 voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder dat op zijn beurt weer als basis heeft gefungeerd voor het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan. De reacties op de MER en het voorontwerpinrichtingsplan 2005 zijn ook opgenomen in het verslag.
Insprekers:
- 1. Ballast- van Oord, t.a.v. de heer H.P. van der Meer, Postbus 1505, 3430 BM Nieuwegein,
- 2. Burggolf Zoetermeer, t.a.v. ir. I. Ouwerkerk., Heuvelweg 3, 2716 DZ Zoetermeer,
- 3. Fam. H.. van Dam, Voorweg 155, 2716 NJ Zoetermeer,
- 4. De heer G.P. van Dorp, Voorweg 153, 2716 NJ Zoetermeer,
- 5. H.W. van Dorp MBA, Voorweg 220, 2716 NL Zoetermeer,
- 6. Economisch gebruikers Nieuwe Driemanspolder, t.a.v. de heren J. Groenewegen en J.C. van Dorp, p/a Gaardedreef 4, 2723 AH Zoetermeer,
- 7. Geelkerken & Linskens advocaten, Namens Firma W., D. en M.W. Bos t.a.v. de heer C.M.E. Verhaegh Postbus 2020, 2301 CA Leiden,
- 8. De heer C. Gietelink en mevrouw H. Nelis, P/a Aalscholveroever 11, 2492 TG Den Haag,
- 9. Historisch Genootschap Oud Soetermeer, t.a.v. de heer drs. A.C.J. Vermeulen, Dorpsstraat 7, 2712 AB Zoetermeer,
- 10. De Koning & Witzier, Namens mevrouw M.L. van der Helm, T.a.v. de heer N. Doelman, Oosteinde 32, 3466 LB Waarder,
- 11. De heer J.W. van Ravesteyn, Voorweg 173, 2716 NJ Zoetermeer,
- 12. De heer J.A. Spronk, Voorweg 167, 2716 NJ Zoetermeer,
- 13. De heer H.T.M. Tielemans, Voorweg 230A, 2716 NL Zoetermeer,
- 14. De heer R.P. Verheij
- 15. Voorweg bewoners, t.a.v. de heren, J. Daal, J. van Schie en H. Tielemans, p/a Voorweg 169, 2716 NJ Zoetermeer,
- 16. De heer E.E. de Vries, Roeleveenseweg 21, 2716 RB Zoetermeer,
- 17. Wijkberaad Leidschenveen namens de werkgroep Driemanspolder, Postbus 23, 2260 AA Leidschendam-Voorburg,
- 18. Zoetermeerse Luchtvaart Club “Los van de grond”, t.a.v. de heer J. Fiool, Kofschipkade 25, 2725 AS Zoetermeer,
- 19. Zoetermeerse Kanovereniging “De Sprinters, t.a.v. de heer C. Ramkema, Postbus 7390, 2701 AJ Zoetermeer.
Leeswijzer verslag
De inspraakreacties zijn op onderwerp geselecteerd:
- 1. Functiewijziging
- 2. Waterberging, dijklichaam en kwelzone
- 3. Natuur en milieu
- 4. Recreatie
- 5. Baggerdepot
- 6. Verkeer en vervoer
- 7. Bouwvlakken
- 8. Windmolens
- 9. Beheer
- 10. Financiën en planschade
- 11. Handhaving
- 12. Procedure
Verslag van de inspraak
In de eerste kolom van het verslag zijn de inspraakreacties geformuleerd. Het getal tussen haakjes achter de inspraakreacties verwijst naar de indiener(s) van de inspraakreactie conform de hiervoor genoemde lijst van insprekers. In de tweede kolom is de beantwoording opgenomen en is aangegeven of er aanleiding is geweest om de planonderdelen aan te passen.
SAMENVATTING INSPRAAKREACTIE | BEANTWOORDING |
1) Functiewijziging | |
1. Het is niet duidelijk waarom de agrarische functie in het gebied moet wijken voor waterberging en recreatie. Volgens de inspreker past de agrarische functie uitstekend bij het geldende beleid. Inspreker geeft, aan dat het de bedoeling is, dat de kwaliteit van de bufferzone tussen Den Haag, Zoetermeer en Leidschendam - Voorburg wordt versterkt en blijvend gewaarborgd. De Nieuwe Driemanspolder maakt deel uit van een groenblauw raamwerk. Het hieruit voortvloeiend beleid is gericht op het robuust en duurzaam maken van het raamwerk. Volgens inspreker is een vitale landbouw daarvoor een noodzakelijke randvoorwaarde. Het plangebied valt binnen het Belvedèregebied 'Zoeterwoude-Weipoort'. Dit gebied wordt gekenmerkt door een veenpolderlandschap met karakteristieke boerderijlinten en droogmakerijen. De Nieuwe Driemanspolder maakt deel uit van de Groenblauwe Slinger (GBS). Het ruimtelijk gebruik binnen de GBS bestaat uit groene functies waaronder tuinbouw en landbouw. (7) De plannen om de Nieuwe Driemanspolder in de toekomst als waterberging te gaan gebruiken, maken het onmogelijk om een melk- en vleesveebedrijf op de huidige plaats voort te zetten. Het bedrijf is zonder grond of met weinig grond niet levensvatbaar met de huidige mestwetgeving. Ook is het op stal houden van dieren niet gunstig voor hun gezondheid en welzijn. (12) | De functieverandering is ten eerste het resultaat van provinciaal beleid zoals dat is vastgelegd in de nota “Stad en Land in Balans van 1999” en het streekplan Zuid-Holland West (zie hoofdstuk 3 van de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan). De belangrijkste motieven daarbij waren: de hoge verstedelijkingsdruk in Haaglanden; - de hiermee samenhangende behoefte aan een groen uitloopgebied in en om de stad; - het tekort aan recreatievoorzieningen in de zogenaamde VINEX-locaties. Ten tweede is er sprake van waterbeheersmotieven die als volgt kunnen worden samengevat. Het veranderde klimaat, de zeespiegelrijzing en bodemdaling vragen om meer mogelijkheden voor duurzaam waterbeheer en meer ruimte voor water. Vanuit landbouw, natuur en duurzaam waterbeheer is er behoefte aan een seizoensberging, die de mogelijkheid biedt in regenrijke periodes (m.n. de winter) overtollig en schoon regenwater op te slaan. Daarnaast heeft de wateroverlast in de jaren negentig in West-Nederland laten zien dat een wateroverschot veel schade kan veroorzaken. De aansluiting op het boezemstelsel van Rijnland en de voorgestane functiewijziging maken de Nieuwe Driemanspolder zeer geschikt voor waterberging. Rekening houdend met het vorenstaande is de landbouwfunctie in het plangebied bij de laatste integrale streekplanherziening grotendeels losgelaten. In de plandelen Potteveen en Roeleveen zal de agrarische functie voortaan nog een rol van betekenis kunnen spelen. |
2) Waterberging, dijklichaam en kwelzone | |
2. Het perceelsgedeelte voor het adres Voorweg 175, dat is bestemd voor 'Agrarische doeleinden met landschapswaarden' is te klein. Daardoor wordt de bedrijfsvoering op dit adres beperkt. De Voortocht dient ten minste 275 meter vanaf de Voorweg te worden verplaatst om voldoende ruimte op het perceel over te houden. (7) 3. Voorts is het noodzakelijk dat de huidige Voortocht wordt verplaatst tot aan de kade van de waterberging en dat de Voortocht zoveel mogelijk wordt gecombineerd met de kwelsloot. De aldus ontstane ruimte biedt de huidige economische gebruikers de gelegenheid hun bedrijfsactiviteiten in dit gebied voort te zetten. (6) | De afstand tussen de Voorweg en het toekomstige bergingsgebied is bepaald door: - de behoefte aan waterberging in een omvang van 2 miljoen m3; - de ligging van kwelgevoelige plekken; - de noodzaak van stabiele kades rond de waterberging. De breedte van de thans in particulier bezit blijvende grond is gebaseerd op deze drie uitgangspunten en is noodzakelijk voor een kwalitatief en kwantitatief hoogwaardige waterberging. |
4. De ligging van de kade en de daaraan gekoppelde kwelzone brengt de economische gebruikers (Voorweg, Wilsveen) die hun bedrijfsactiviteiten in het gebied willen voortzetten onevenredig grote economische schade toe. Dientengevolge is het noodzakelijk dat de nieuwe kade op een afstand van minimaal 175 meter gerekend vanuit het midden van de Voortocht wordt gesitueerd. (6) | Voor zover de herinrichting leidt tot (economische) schade als gevolg van de herinrichting kunnen hierdoor getroffen personen of bedrijven een beroep doen op wettelijke regelingen m.b.t. planschade of schadeloosstellingsregelingen. Het ontstaan van schade leidt echter niet tot een principieel andere belangenafweging omtrent de situering van de kade en de hieraan ten grondslag liggende uitgangspunten. |
5. Daarnaast biedt genoemde ruimte meer privacy aan de bewoners van de Voorweg en wordt een veiligere zone gecreëerd die als buffer fungeert tegen de druk vanuit de wateropvang ten opzichte van de gebouwen. Uit oogpunt van veiligheid en landschappelijke inpassing wordt voor het Wilsveense gedeelte een zelfde oplossing voorgestaan. (4, 6, 12) | De ruimte tussen Voortocht en waterberging zal naast het gebruik als groengebied worden benut voor de realisatie van recreatieroutes (een ruiterroute en een gecombineerd fiets- en wandelpad). De afstand tussen deze paden en de woningen respectievelijk bedrijfswoningen aan de Voorweg zal meer dan 100 m bedragen. Hierdoor zal er geen sprake zijn van een inbreuk op de privacy. Daarnaast worden de ruiter-, fiets- en wandelpaden op verschillende plekken voorzien van “begeleidende” of “zicht beperkende” bosschages die het zicht op de (woon)erven zullen belemmeren. Deze ingreep moet ertoe bijdragen dat de privacy nog verder wordt gewaarborgd dan door de grote afstand tussen paden en bebouwing nu al het geval is. |
De waterdruk door de beoogde waterberging zal volgens het voorlopige inrichtingsplan worden opgevangen door de breedte en maatvoering van de nieuwe kade, een flauw talud aan de kant van de lintbebouwing en de inrichting van de Voortocht als kwelsloot. Indien nodig kan de ruimte tussen Voortocht en nieuwe kades worden gebruikt voor aanvullende maatregelen in de vorm van extra oppervlaktewater. | |
6. In het bestemmingsplan is aangegeven, dat de waterberging vanuit Leidschendam nog niet is geregeld. Het is gezien de problematiek en de noodzaak van een goede oplossing van de wateroverlast in Leidschenveen absoluut noodzakelijk om dit in de Nieuwe Driemanspolder op te lossen.(17) | De voor de woonwijk Leidschenveen benodigde waterberging wordt binnen de wijk zelf veilig gesteld. Basis hiervoor is een ingrijpende wijziging in het Masterplan voor Leidschenveen, waardoor onder andere in het deelgebied Rietlanden (oorspronkelijk deelgebied het Bos) meer oppervlaktewater gerealiseerd kan worden dan eerder was voorzien. Een beroep op bergingscapaciteit in de Nieuwe Driemanspolder is ook volgens het Hoogheemraadschap Delfland niet meer noodzakelijk. |
3) Natuur en Milieu | |
7. Uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt dat ontheffingen nodig zijn van de Flora- en faunawet. Niet duidelijk is in hoeverre deze ontheffingen zijn aangevraagd dan wel in hoeverre het waarschijnlijk is dat deze ontheffingen worden verleend. (7) | Een ontheffing dient aangevraagd te worden voor weidevogels omdat een deel van het leefgebied van deze vogelsoorten verdwijnt. In de Nieuwe Driemanspolder zullen daar voornamelijk watervogels voor terugkomen. Naast het verdwijnen van leefgebied voor bepaalde bloemen, planten en dieren komt er ook leefgebied terug voor andere soorten. Hier kan bij de toetsing aan de Flora- en faunawet rekening mee gehouden worden. De ontheffing is aangevraagd voor een aantal soorten weide- en watervogels, een aantal soorten vleermuizen en twee vissoorten (kleine modderkruiper en de bittervoorn). Op grond van recent overleg met het ministerie van LNV mag worden verondersteld dat deze ontheffing verleend zal worden. |
8. Gevreesd wordt voor overlast van muggen en knutten. Om deze overlast te voorkomen dienen in het plan noch wisselend natte of droge gebieden noch moeras, ruigte of soortgelijke gebieden in het plan te worden opgenomen. Voorts dient in dat licht de afstand van de waterberging tot aan de woningen minimaal 200 m te bedragen. (5) | Nederland is door zijn fysieke omstandigheden bij uitstek geschikt als leefmilieu voor muggen. Met het thans voorliggende inrichtingsplan en het bijbehorende beheersconcept kan overlast door deze insecten echter zo veel mogelijk worden beperkt. Belangrijke elementen hierbij zijn: |
De voorgestelde oplossingen om de muggenoverlast te voorkomen zijn weinig doeltreffend. Er wordt hierbij onvoldoende rekening gehouden met de bewoners in het bebouwingslint van de Voorweg en het Wilsveen. (4) Het muggen- en knuttenprobleem wordt ernstig onderschat. De windrichting en de nabijheid van de Driemanspolder zorgen voor de bewoners aan de Voorweg en het Wilsveen voor een aanzienlijke kans op ernstige overlast. (6) | - de vormgeving van natte natuur met in hoofdzaak permanent watervoerende elementen; - een zonering waarbij het leefgebied van insecten op grote afstand van woningen wordt gesitueerd; - beheersmaatregelen zoals het doorspoelen van watergangen, peilschommelingen in permanent watervoerende elementen en het regelmatig verwijderen van “broedplaatsen” zoals dood hout; - de stimulering van helder water; - het vermijden van migratiezones (in de vorm van b.v. houtwallen of een reeks aan natte biotopen) in de richting van woonbebouwing. |
9. Voorgesteld wordt de bomen ter hoogte van Aqualande in Leidschenveen te verplaatsen naar het midden ter hoogte van de geprojecteerde rotonde in de N469 waar nog voldoende ruimte is voor bosgebied. Hierdoor wordt een betere overgang van de bomen van het Westerpark naar het lage weidegebied bereikt en ontstaat een wijds uitzicht vanuit het woongebied Leidschenveen op het plangebied. Verder wordt het gebied zowel vanuit landschappelijk als vanuit geluidstechnisch oogpunt beter afgeschermd van de provinciale weg N469. (8, 17) | Het toekomstige beplantingsplan maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan. Wel kan worden opgemerkt dat het inrichtingsplan nooit in de aanleg van aaneengesloten grote bosschages langs de Landscheiding heeft voorzien. Gepland zijn onder andere solitaire bomen en boomgroepen waardoor ter plekke een gevarieerd landschapsbeeld kan ontstaan. |
10. Uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt dat met realisering van het plan op enkele plaatsen in het plangebied de luchtkwaliteit iets zal verslechteren en dat er een overschrijding van de grenswaarden zal optreden. Niet duidelijk is waarom het niettemin gerechtvaardigd is de functiewijziging in de Nieuwe Driemanspolder door te voeren. (7) | Het luchtkwaliteitsonderzoek is geactualiseerd. Hieruit blijkt, dat de herinrichting op geen enkele locatie een zodanige intensivering van verkeersintensiteiten met zich meebrengt, dat de wettelijke toegestane (maximale) normen respectievelijk grenswaarden hierdoor zouden worden overschreden. Een herijking van de inrichtingsvoorstellen is derhalve niet noodzakelijk. |
11. Wat zijn de resultaten van het bodemonderzoek dat nog moest worden uitgevoerd? (17) | Uit nader onderzoek is gebleken dat: - de grond in de Nieuwe Driemanspolder over voldoende draagkracht beschikt voor de aanleg van veilige kadeprofielen zoals deze in het voorontwerpinrichtingsplan zijn weergegeven; - de hiervoor noodzakelijke grond conform het voorontwerpinrichtingsplan binnen een gesloten grondbalans in de Nieuwe Driemanspolder kan worden afgegraven; |
- de aanleg van de waterberging geen consequenties zal hebben voor de stabiliteit van nieuwe, respectievelijk bestaande kades in en rond het plangebied. | |
12. Door het opnemen van een lokale verdieping in de waterpartijen kan een belangrijke kwaliteitsverbetering van het water worden bewerkstelligd. Voedingsstoffen, door windgolven omgewoelde bodemdeeltjes en algenmassa kunnen in de aangebrachte verdiepingen bezinken buiten bereik van heropwerveling. De lokale verdieping kan worden gerealiseerd door zandwinning, zonder de kwel daartoe te doen toenemen. Delfstofwinning kan voorts bijdragen aan multifunctionaliteit en de financiering. Genoemde aspecten behoren aan de orde te komen in een Bouwgrondstoffentoets, zoals is verplicht in de Nota Ruimte, maar deze ontbreekt in het voorontwerpbestemmingsplan. (1) | Bij het ontwerp van de Nieuwe Driemanspolder is conform de richtlijnen van de Nota Ruimte een afweging gemaakt, of bij de aanleg van een seizoens- of piekwaterberging rekening zou moeten worden gehouden met het winnen van delfstoffen. Uit de MER is gebleken dat de locatie niet geschikt is voor het winnen van delfstoffen. Hoofddoel van de plannen is de aanleg van een waterberging met hoge waterkwaliteit, die zo min mogelijk wordt beïnvloed door kwelverschijnselen en waarbij sprake is van een gesloten grondbalans. Om de plaatselijke stromingen te bevorderen wordt op een aantal plekken de bodem verdiept tot maximaal 8 meter onder NAP. Hierbij is rekening gehouden met eventuele kwelgevoelige plekken in de bodemlagen onder de toekomstige waterberging. Diepere putten kunnen gevolgen hebben voor kwel en een verstoring in de bestaande deklaag veroorzaken. Verder maakt zandwinning geen onderdeel uit van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied. |
4) Recreatie | |
13. De in het bestemmingsplan genoemde adventure- en of teambuildingactiviteiten vallen niet onder extensieve recreatie en passen derhalve niet in het plan. (17) | Extensieve recreatie omvat met name dagrecreatie en vormen van recreatie in de open lucht, waarbij men vooral het landschap en /of de natuur of bepaalde aspecten daarvan beleeft, zoals bij wandelen, fietsen en kanoën. Ook is er geregeld sprake van extensief gebruik omdat in het betreffende gebied per oppervlakte-eenheid relatief weinig mensen gedurende een beperkte tijdsduur aanwezig zijn. Adventure- en teambuildings activiteiten kunnen hier onder vallen. |
14. De in het bestemmingsplan opgenomen mogelijkheid tot het realiseren van een campingaccommodatie past niet in een natuur- en waterbergingsgebied met extensieve recreatie. (8) | Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor een kampeervoorziening, die vergelijkbaar is met zogenaamde landschapscampings of natuurcampings. Het betreft een terrein met een extensieve bezettingsgraad (referentiebeeld: 30 kampeerplekken per hectare) en een maximale omvang van 3 ha. |
Een dergelijke camping richt zich op de doelgroep wandelaars en fietsers. De voorzieningen bestaan slechts uit basissanitair en standaard parkeergelegenheden buiten de camping. De bedoeling is om een seizoensgebonden camping te realiseren. Dit wordt in het bestemmingsplan geregeld en zal ook in de pachtovereenkomst met de toekomstige exploitant van de camping geregeld worden. De beoogde kampeerlocatie is onderdeel van een terrein dat openbaar toegankelijk is en vergelijkbare randvoorwaarden kent als andere regionale groenvoorzieningen zoals de landgoederen in de landgoederenzone van het stadsgewest Haaglanden. De vorm van kamperen sluit volledig aan bij het extensieve gebruik zoals dit voor het gebied wordt voorgestaan. | |
15. Het bouwvlak en de voorschriften ten behoeve van de bestemming 'Sportdoeleinden' zijn te beperkt voor het ontplooien van adventure- en of teambuilding activiteiten. Voor een rendabel commercieel teambuildingscentrum zijn meer voorzieningen nodig dan voor een doorsnee sportaccommodatie. Onder meer wordt gewezen op de mogelijkheden tot het bieden van groepsovernachtingen, vergaderfaciliteiten, voldoende parkeergelegenheid evenals de noodzakelijkheid van een bedrijfswoning. Bovendien kan een commercieel teambuildingscentrum niet uitsluitend gericht zijn op activiteiten in de open lucht zoals is aangegeven in de bestemmingsomschrijving. Er is een aparte bestemming voor deze activiteit nodig. (4) | Het is niet de bedoeling een grootschalig commerciële functie in het plangebied te vestigen. Overnachtingsmogelijkheden en vergaderfaciliteiten zijn niet gewenst. Toegestaan zijn initiatieven waarbij (kleinschalige) teambuildingsactiviteiten in de open lucht plaatsvinden waarbij landschap en/of natuur of bepaalde aspecten daarvan worden beleefd. In de betreffende regels is de mogelijkheid opgenomen voor een bijbehorende voorziening zoals een kantine door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Detailhandel en horeca vallen echter niet onder de doeleindenomschrijving van deze bestemming. |
16. In het inrichtingsvoorstel worden langs het water aan de zuidzijde en langs de Landscheidingsdijk zones voor intensieve recreatie aangewezen. Dit is onacceptabel. (17) | Het voorontwerpinrichtingsplan noch het ontwerpbestemmingsplan voorzien in intensieve recreatievoorzieningen langs de Landscheiding. Picknickplaatsen en visplekken behoren niet tot intensieve voorzieningen en liggen aan de van de bebouwing afgekeerde zijde van de Landscheiding. Voor een inbreuk op de privacy hoeft niet te worden gevreesd. |
17. Het natuurkampeerterrein dient te worden vergroot van 90 naar ca. 160 plaatsen. (3) | In de Nieuwe Driemanspolder zijn geen grootschalige voorzieningen gewenst. Het kampeerterrein is dan ook beperkt tot maximaal 90 kampeerplaatsen (zie ook beantwoording van inspraakreactie nr. 14). |
18. In het voorontwerpbestemmingsplan ontbreekt de mogelijkheid tot het bouwen van een bedrijfswoning. Voor een goede exploitatie van het kampeerterrein is een bedrijfswoning noodzakelijk. (3) | Het ontwerpbestemmingsplan voorziet niet in een bedrijfswoning ten behoeve van de kampeervoorziening, omdat het een seizoensgebonden voorziening betreft en een bedrijfswoning onder de gegeven randvoorwaarden in strijd zou zijn met provinciaal beleid. Wel mogen er twee stacaravans voor toezichthoudende taken gedurende het seizoen worden opgericht, die verband houden met de beoogde functie (b.v. als receptie). |
19. Verzocht wordt om de bestemming 'Recreatieve doeleinden, botenhuis' samen te voegen met de bestemming 'Recreatieve doeleinden, natuurkampeerterrein'. Een combinatie van de bestemmingen is praktisch gelet op de geuite wens om bij het natuurkampeerterrein te voorzien in de mogelijkheid tot het bouwen een bedrijfswoning. 3) | Het ontwerpbestemmingsplan voorziet in een kampeerterrein en een horecavoorziening in de rechtstreekse omgeving van de centrale ontsluiting vanaf de N 469. Hierdoor kunnen de verkeersbewegingen en het parkeren geconcentreerd worden. Verder mag bij de horecavoorziening een (inpandige) bedrijfswoning worden opgericht. |
20. Voor recreatie met gebouwde voorzieningen en verblijfsrecreatie is ondersteunende horeca noodzakelijk. (17) | In het ontwerpbestemmingsplan wordt horeca toegestaan binnen de bestemming 'Gemengd', die nabij de bestemming 'Recreatie kampeerterrein' is gelegen. Verder wordt in de bestemming 'Sport' de mogelijkheid geboden voor een kantine. |
21. Het tracé van de wandelpaden in de omgeving van de Landscheidingsdijk is onduidelijk. Vanuit natuurhistorisch oogpunt wordt voorgesteld het wandelpad niet over de dijk te laten te lopen, maar achter de dijk op gelijke hoogte met het fietspad. (8) | In het ontwerpbestemmingsplan wordt het tracé van de wandelpaden niet juridisch vastgelegd. Zij vallen onder de bestemming 'Groen - 1'. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het gebruikelijk om paden boven op de kaden te leggen (droog en met uitzicht). De oude Tiendwegen (op kaden aangelegde wegen evenwijdig aan rivieren) zijn hier mooie voorbeelden van. |
22. In het inrichtingsvoorstel is vlak achter het perceel Voorweg 175 een fiets-, voet- en ruiterpad geprojecteerd en direct achter de woning een brug. Niet duidelijk is in hoeverre deze brug c.q. ontsluitingsroute geschikt is voor gemotoriseerd verkeer en op welke wijze de privacy van de woning gewaarborgd wordt. (7) | De fietspaden zijn niet opengesteld voor gemotoriseerd verkeer. Incidenteel zal Staatsbosbeheer gebruik maken van de paden met een beheersvoertuig. De gekozen locatie voor de recreatiepaden biedt de mogelijkheid voor een gedegen landschappelijke inpassing onder meer door medegebruik van bestaande en nog aan te leggen erfbeplanting. Overigens bestaat het voornemen om de gronden aan te kopen. |
23. De geplande recreatieve routes langs de achterzijde van het bedrijfsperceel aan Voorweg 167 en 167b vormen een onaanvaardbare inbreuk op de privacy van de bewoners. (12) | Het voorontwerpinrichtingsplan 2008 voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder voorziet in een extensieve groeninrichting langs de linten van Wilsveen en Voorweg. De paden worden aangelegd op een afstand van minimaal 100 m van de woningen aan de Voorweg. Bij de routing is behalve met de privacy van omwonenden ook rekening gehouden met aansluitpunten van overige recreatieroutes en voorzieningen in het Buytenpark en het Westerpark. Gezien de grote afstand tussen recreatiepaden en bebouwing is er geen sprake van een inbreuk op de privacy. Daarnaast worden de ruiter-, fiets- en wandelpaden op verschillende plekken voorzien van “begeleidende” beplanting, die het zicht op de (woon)erven zal belemmeren. Ook deze ingreep moet ertoe bijdragen dat de privacy nog verder wordt gewaarborgd. |
24. Het geplande voetpad tussen de percelen van Voorweg 171 en 173 is niet wenselijk. Gevreesd wordt voor een aanzienlijke toename van overlast van uitgaanspubliek, aangezien het pad deel uitmaakt van een verbinding tussen de Voorweg en de wijk Leidschenveen. (15) | Eén van de hoofddoelstellingen van de inrichting is de ontsluiting van het gebied voor dagrecreatie, hetgeen zonder paden onmogelijk is. Bij de routing van het padenstelsel is rekening gehouden met aansluitpunten van het padenstelsel van aangrenzende gebieden en met de spreiding van recreatievoorzieningen en parkeerplaatsen in en rond het plangebied. De thans voorziene routes zijn daarbij als de meest logische verbindingen naar voren gekomen (zie ook de positieve waardering vanuit de milieueffectrapportage). Ook al is het denkbaar dat recreanten vanuit de Landscheiding van Leidschenveen een rechtstreekse route naar de Voorweg (of visa versa) kiezen, is het aannemelijk dat andere routes veel sterker benut zullen worden. Dit in verband met de kortere afstanden van de alternatieve routes tussen de kernen van Zoetermeer en Leidschenveen en de veilige inrichting en kwaliteit van deze routes. |
De paden door het recreatiegebied zullen daarentegen voor uitgangspubliek onaantrekkelijk zijn (geen verlichting, deels halfverharding, deels knuppelpaden). | |
25. Voorgesteld wordt het geplande voetpad annex parkeergelegenheid te verplaatsen aan de achterzijde van het restaurant tussen de nummers 173 en 175. (15) | Een verplaatsing van het voetpad ligt niet voor de hand gezien: - de afstand tot de toekomstige aansluitpunten rond het Buytenpark; - de beoogde spreiding van kruisingen met de Voorwegwetering; - de wens tot een gedegen inpassing van de nieuwe route en van de parkeervoorziening naast Voorweg 173 gekoppeld aan een horecavoorzieningen. |
26. Op de gronden gelegen tussen Voorweg 171 en 173 is in het inrichtingsplan een voetpad geprojecteerd. Bij deze ontsluiting zijn geen parkeervoorzieningen opgenomen. Daarnaast kampt Voorweg 173 met serieuze parkeerproblemen. Verzoek om voor deze parkeerproblematiek gezamenlijk een oplossing te vinden. (11) | Het nieuwe inrichtingsplan voorziet in parkeervoorzieningen ter hoogte van Voorweg 173. Deze zijn omwille van de landschappelijke inpassing tussen de adressen Voorweg 171 en 173 geprojecteerd, langs de perceelsgrens met Voorweg 173. De aanleg van de parkeerplaatsen zal naar verwachting bijdragen aan een vermindering van de parkeerdruk. |
27. De mogelijke aanleg van parkeerplaatsen tussen Voorweg 171 en 173 wordt afgewezen in verband met de thans bestaande parkeeroverlast van het restaurant 'De Witte Raaf'. (15) | De gekozen locatie biedt juist de mogelijkheid de parkeerproblematiek te verminderen. Daarbij zal bijzondere aandacht worden besteed aan een gedegen landschappelijke inpassing onder meer door bestaande of nog aan te leggen erfbeplanting. |
28. Er ontbreekt een informatiepunt gericht op natuurbeleving en de lange historie van de Nieuwe Driemanspolder. Het informatiepunt dient de stedeling bewust te maken van het feit dat we in een door mensenhanden gemaakt landschap leven, waarin de strijd tegen het ons omringende water een belangrijke plaats inneemt. (9) De houten timmerschuur uit 1896 van de familie aan de Zoetermeerse Dorpsstraat 133 die gesloopt en opgeslagen zal worden, kan als onderkomen fungeren. (9) | Het ontwerpbestemmingsplan voorziet thans in de mogelijkheid voor een informatiecentrum langs de centrale ontsluitingszone in het Zoetermeerse deel van de Nieuwe Driemanspolder. Voorts biedt het plan mogelijkheden voor een cultuurhistorische route in het meest noordwestelijke deel van het plangebied (Potteveen/Wilsveen), die bezoekers langs bijzondere elementen leidt zoals de oude begraafplaats of de molendriegang van Wilsveen. Of en in hoeverre hierbij een voormalige timmerschuur kan worden gebruikt moet uit de verdere planvorming nog blijken. |
29. De bestemming 'Sportdoeleinden, golf' wordt dooraderd door de bestemming 'Groen op regioniveau' en is dientengevolge ontoereikend om volwaardige golfholes te realiseren. (2) | In het ontwerpbestemmingsplan is op de landscheiding een strook met een breedte van 25 m bestemd als 'Groen – 1', om de aanleg van een doorgaand wandelpad en eventueel begeleidende beplanting mogelijk te maken. Ervaringen met de inrichting van golfterreinen elders in Nederland laten zien dat de thans voorziene bestemmingsregeling de gelijktijdige realisatie van golfsport en dagrecreatiedoeleinden mogelijk maakt. |
30. Tevens is de bestemming 'Groen op regioniveau' gelegd op gronden die reeds als golfbaan in gebruik zijn. Het betreft een gedeelte van de landscheiding voorzien met de aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied'. (2) | De betreffende gronden hebben deze bestemming gekregen omdat zij kunnen worden benut voor de aanleg van een wandelroute die het golfterrein openbaar toegankelijk maakt. |
31. De voorschriften bij de bovengenoemde bestemmingen voorzien niet in de mogelijkheid tot het plaatsen van schuilhutten. Voorgesteld wordt het betreffende gebied in zijn geheel te bestemmen als 'Sportdoeleinden, golf' met een percentage aan te realiseren natuur. (2) | De regels voor de betreffende bestemming zijn aangepast. De mogelijkheid voor de bouw van schuilhutten is opgenomen in de bestemming 'Sport - Golfbaan'. |
32. Verzocht wordt om in het plangebied te voorzien in een vlak, obstakelvrij met gras bedekt terrein van 70 tot 100 meter bij 100 tot 200 meter voor het laten vliegen van zweefmodellen en modellen die worden aangedreven door elektromotoren of brandstofmotoren. Aangezien het gebied is bedoeld voor waterberging, is watervliegen ook een mogelijkheid. (18) | In de Nieuwe Driemanspolder wordt alleen extensieve recreatie toegelaten. Vormen van recreatie die een bepaald geluidsniveau hebben (bv. boten met motor, brommers en scooters) worden niet toegestaan. Dit geldt ook voor het beoefenen van vliegsport met modelvliegtuigen. Daarnaast kan het gebruik van (een deel van) de lucht boven het natuurgebied ook verstorend werken voor de vogelpopulatie. Het verzoek kan derhalve niet worden gehonoreerd. |
33.Verzocht wordt om op de volgende locaties (stuwen of duikers) te voorzien in de mogelijkheid tot het realiseren van in- en uitstapplaatsen: - Ommedijkse Watering naar de Ringvaart (gemeente Stompwijk) - Ringvaart naar de Limietsloot (Leidschendam -Voorburg); - Toegang naar de Driemolens vanuit het gebied (Leidschendam - Voorburg) - Driemanspolder naar Roeleveen (Zoetermeer). (19) | De plankaart van het ontwerpbestemmingsplan voorziet niet in separate in- of uitstapplaatsen omdat deze voorzieningen op grond van hun kleine maat als bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden beschouwd, die onder voorwaarden toelaatbaar en vergunningsvrij zijn. In- en uitstaphaltes tussen de Driemanspolder en Roeleveen zullen niet worden gerealiseerd omdat hier geen vaarwater is gelegen. De grotere waterpartijen in Roeleveen zijn bovendien niet openbaar. |
De realisatie van in- en uitstaphaltes zal voor het overige afhangen van de feitelijke vraag naar dergelijke voorzieningen en de hiervoor beschikbare middelen. Op sommige plekken kan de realisering tevens afhankelijk zijn van de medewerking van particuliere grondeigenaren. | |
34.Verzocht wordt om in het gehele gebied bij het ontwerp van bruggen rekening te houden met de vaarwegmaten voor de recreatiesport (Richtlijnen Vaarwegen), in het bijzonder voor kano's. (19) | De doorvaarthoogte van bruggen zal bij zomerpeil 1.25 meter zijn. In de Richtlijnen Vaarwegen van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is dit voor de kleine watersport de minimale maat voor roeien en kanovaren. Als zomerpeil in het waterbergingsgebied wordt een peil gehanteerd van -4,35 m NAP, het winterpeil is thans voorzien op een peil van -4,75 m NAP. De doorvaarthoogte zal worden afgestemd op het hogere peil. |
35. In de plannen wordt voor kano's een verbinding gemist van het gebied naar het noordoosten en naar het zuidwesten. (19) | In het noordoosten loopt de Limietsloot richting de Meerpolder. Waar de Limietsloot aantakt op de ringvaart van de Meerpolder is een hoogteverschil aanwezig in het oppervlaktewater maar dat kan met een in- en uitstaphalte overbrugd worden. In het zuidwesten van het plangebied is een ecologische verbindingzone gepland evenwijdig aan de Landscheiding. Hier is kanoën niet toegestaan. |
5) Baggerdepot | |
36. De bestemming 'Nutsdoeleinden, baggerdepot' is onwenselijk. Er bestaat onvoldoende informatie over de mogelijke milieueffecten van een baggerdepot. Gevreesd wordt voor het aantrekken van schadelijke vogels (meeuwen, kraaien, kauwen en eksters) en muggen alsmede voor stank, vocht, en mogelijk wateroverlast als gevolg van invloeden op het grondwater. Een baggerdepot doet afbreuk aan het landschappelijk karakter van de omgeving en zal een negatief effect hebben op recreanten. Zowel het woongenot als de waarde van de woning aan Voorweg 230 A zullen door het baggerdepot verminderen. Gewezen wordt op het baggerdepot aan de rand van de Meerpolder, Middelweg waar voldoende capaciteit aanwezig is voor bagger uit de Nieuwe Driemanspolder. (13, 15) | Het inrichtingsplan voorziet in een baggerdepot in een laag gelegen “kom” tussen de lintbebouwing van de Voorweg, de toekomstige aanvoerroute voor piekwater en de oude stortplaats in het Buytenpark. De geïsoleerde ligging van het gebied maakt de locatie geschikt voor op zich zelf staande functies. Dit geldt onder andere voor een baggerdepot, dat door zijn beperkte maat en lage positie ten opzichte van zijn omgeving makkelijk landschappelijk kan worden ingepast. Een negatief landschappelijk effect op aangrenzende polders of het toekomstige recreatiegebied is niet te verwachten, omdat het depot vanuit deze locaties niet waarneembaar zal zijn. Ook de aanwezigheid van vogels kan niet als extra schadelijk worden aangemerkt omdat het plangebied en zijn omgeving nu al als habitat voor veel vogels fungeert. |
De noodzaak van het baggerdepot is door de waterbeheerders nader onderbouwd. Onder meer is aangegeven dat nabij gelegen depots geen bergingsmogelijkheid bieden omdat zij reeds voor baggerspecie van Zoetermeers stadswater worden gebruikt. Een depot in de nabije omgeving van de Nieuwe Driemanspolder is noodzakelijk, zodat overbodig transport kan worden voorkomen en baggerspecie tegen verantwoorde kosten kan worden geborgen. Indien er voor belanghebbende een planologisch nadeliger situatie ontstaat en hij hieruit schade ondervindt, kan een planschadeverzoek worden ingediend. | |
6) Verkeer en vervoer | |
37. Volgens het inrichtingsplan wordt de toegang naar de parkeerplaats vanaf de N469 gerealiseerd door de aanleg van een rotonde. De rotonde ontbreekt echter in het bestemmingsplan. (17) | De civieltechnische uitwerking van een ontsluiting maakt in principe geen deel uit van een bestemmingsplan. Wel kan worden vermeld, dat het inrichtingsplan thans niet in een rotonde voorziet, maar in een T-splitsing met voorsorteerstroken voor afslaand verkeer richting Nieuwe Driemanspolder. Mocht op termijn in afwijking van de huidige planning toch tot de aanleg van een rotonde worden besloten, dan dient deze te passen binnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemming 'Verkeer' voor de N 469. |
38. Er ontbreekt een fietstunnel onder de spoorlijn vanaf het bestaande fietspad langs de golfbaan naar het gebied in verband met doorgaande fietsroutes. (17) | De civieltechnische uitwerking van fietsvoorzieningen maakt in principe geen deel uit van een bestemmingsplan. Wel kan worden vermeld dat het inrichtingsplan voorziet in de realisatie van een nieuwe brug voor langzaam verkeer ter hoogte van het Sprinterpad in het Westerpark. Hiervoor is in het bestemmingsplan een functieaanduiding opgenomen. Er komt op deze locatie dus geen tunnel. Zie ook beantwoording nr. 39. |
39. De geprojecteerde fietsbrug over de N469 is niet wenselijk, aangezien de brug op een onnatuurlijke wijze het landschappelijk karakter van het gebied doorbreekt. Verwezen wordt naar een tunnel zoals bij de rotonde Houtkade. (17) | De civieltechnische uitwerking van fietsvoorzieningen maakt in principe geen deel uit van een bestemmingsplan. Wel kan worden vermeld dat thans de voorkeur wordt gegeven aan een brugconstructie omdat deze als sociaal veiliger en technisch voor de hand liggend wordt beschouwd. Daarbij kan voor de brugconstructie gebruik worden gemaakt van reeds bestaande of al geplande terreinverhogingen aan weerszijden van de N 469. |
40. Het aantal voorziene algemene parkeerplaatsen van 100 met een gemiddelde parkeerduur van 6 uur is volgens inspreker te krap bemeten. Daarbij speelt een rol dat deze parkeerplaatsen ook bedoeld zijn voor de parkeerbehoefte van een te realiseren natuurcamping. Naar verwachting zal een groot deel van de kampeerders per auto komen en de kampeerders zullen hun auto langer dan het gemiddelde van zes uur op een parkeerplaats laten staan. (7) | Het benodigde aantal parkeerplaatsen wordt berekend volgens ervaringgegevens, normen uit algemeen geldend parkeerbeleid en de gemeentelijke parkeernota. Voor horeca, botenverhuur, camping en sportactiviteiten en algemene bezoekers zijn verschillende parkeernormen van toepassing. Bij de aanleg van de parkeerplaatsen zal onderscheid worden gemaakt tussen openbare parkeerplaatsen en parkeerplaatsen t.b.v. (recreatieve) voorzieningen. Laatstgenoemde voorzieningen dienen in principe in hun eigen parkeerbehoefte te voorzien. Gecombineerd gebruik zal alleen mogelijk zijn bij voorzieningen met verschillende gebruikerspieken, die de mogelijkheden voor een complementair gebruik van de parkeerplaatsen bieden. De parkeerplaatsen zullen gefaseerd worden aangelegd, waarbij in eerste instantie het minimum aantal zal worden gerealiseerd dat volgens de parkeernormen en ervaringsgegevens voor een goede verkeersafwikkeling noodzakelijk is. Voor de extra parkeerplaatsen is een ruimtelijke reservering getroffen, waarop tijdens piekdagen of onverwacht intensief gebruik, terug gevallen kan worden. De rechtstreeks aangewezen parkeerlocaties zijn: - parkeerplaatsen langs de centrale ontsluiting in het Zoetermeerse deel van de Nieuwe Driemanspolder (nabij de locaties voor camping, horeca en botenverhuur); - nabij de rotonde t.h.v. Voorweg / N 469; - naast een horecalocatie aan de Voorweg; - naast de begraafplaats van Wilsveen; - ter hoogte van de Kostverlorenweg en A 4. |
41. De parkeerplaats ter hoogte van de rotonde voorziet in 185 parkeerplaatsen, is te hoog en nodigt uit tot intensieve recreatie in plaats van extensieve recreatie. (17) | De omvang van de parkeerplaats is berekend volgens ervaringsgegevens, normen uit algemeen geldend parkeerbeleid en de gemeentelijke parkeernota. Met een gefaseerde aanleg wordt gestreefd naar een doelgerichte afstemming van vraag naar en aanbod van parkeerplaatsen, zonder dat hier een intensiever gebruik wordt uitgelokt door een eventueel te groot aanbod aan parkeerplaatsen. |
42. Het natuurkampeerterrein bevat volgens inspreker 90 plaatsen met parkeergelegenheid voor 20 auto's. Een gedeelte van de parkeerders is derhalve aangewezen op het parkeerterrein langs de N469. Verzocht wordt om meer parkeerplaatsen op te nemen in de nabijheid van het natuurkampeerterrein. (3) | Het kampeerterrein zelf bevat geen parkeerplaatsen Het parkeren dient plaats te vinden in de daarvoor op de plankaart aangewezen gebieden. Deze liggen voor een groot deel in de houtwallen tussen het kampeerterrein en de centrale ontsluitingszone. De capaciteit van deze ruimtelijke reserveringen wordt op basis van ervaringsgegevens, normen uit algemeen geldend parkeerbeleid en de gemeentelijke parkeernota voldoende geacht om de te verwachten parkeerdruk op te vangen. |
43. Uit het inrichtingsvoorstel blijkt dat op de Voorweg twee toegangen gerealiseerd zullen worden voor het achterliggende recreatiegebied. Te verwachten is dat bezoekers zullen proberen zo dicht mogelijk bij één van deze toegangswegen tot het recreatiegebied te parkeren. De Voorweg is hier niet op berekend en zal voor de bewoners aan de Voorweg tot parkeeroverlast leiden. (7) | Het aantal nieuwe parkeerplaatsen dat via de Voorweg zal worden ontsloten zal maximaal 40 bedragen. Dit is minder dan 1% van de hele verkeersintensiteit van 4.400 voertuigen per etmaal op de as Voorweg - Wilsveen. Het functioneren van deze weg komt door de parkeerplaatsen dus niet onder druk te staan. De parkeerplaatsen bieden juist ruimte voor een betere opvang van zowel de bestaande als de toekomstige parkeerdruk. |
44. Voorgesteld wordt de bestemming 'Horeca' te verplaatsen naar de bestemming 'Recreatieve Doeleinden, botenhuis'. De horeca dient ter ondersteuning van de botenverhuur. Verplaatsing van de horeca beperkt de verkeersbewegingen in het gebied tot de parkeerplaats ter hoogte de rotonde in plaats van tot aan de buitenzijde van het natuurgebied. Bovendien kunnen hierdoor de 36 - 42 parkeerplaatsen in het natuurgebied vervallen en wordt de bereikbaarheid van de horeca verbeterd. (8, 17) | Het voorontwerpinrichtingsplan en het ontwerpbestemmingsplan voorzien thans in een concentratie van recreatieve voorzieningen langs een centrale ontsluitingszone van het Zoetermeerse Parklandschap, het droge deel van de Nieuwe Driemanspolder. Dit biedt de mogelijkheid van een combinatie van horeca en botenverhuur op korte afstand van elkaar. Gecombineerd gebruik van de bijbehorende parkeervoorzieningen is hierdoor ook mogelijk. De voorzieningen dienen beiden in hun eigen parkeerbehoefte te voorzien. |
45. Het aantal parkeerplaatsen op de overige locaties rondom het gebied, in het bijzonder in de gedeelten behorend tot Leidschendam - Voorburg is niet aangegeven. Het aantal te realiseren parkeerplaatsen dient gering te zijn. (17) | Het aantal parkeerplaatsen wordt niet opgenomen op de bestemmingsplankaart. Alleen in de bestemming 'Groen-1' is aangeven waar parkeerplaatsen gerealiseerd mogen worden. In de parkeerbalans Nieuwe Driemanspolder die in bijlage 1 is opgenomen in de toelichting is het aantal parkeerplaatsen per locatie opgenomen. In Leidschendam-Voorburg zijn 61 parkeerplaatsen gepland. |
46. In het plan wordt niet voorzien in een openbaar vervoerhalte, terwijl deze onontbeerlijk is voor een goede bereikbaarheid van de Nieuwe Driemanspolder. Voorstel is om bushaltes te realiseren bij de geprojecteerde rotonde en de rotonde bij Intratuin. Verder wordt voorgesteld een Randstadrail-halte ter hoogte van de rotonde Houtkade te realiseren, waardoor mede het spitsverkeer op de N469 zal worden ontlast. (17) | De realisatie of planning van haltes voor openbaar vervoer wordt niet geregeld in bestemmingsplannen. Deze zijn afhankelijk van separaat ontwikkelde vervoersconcepten, waarbij de haltes kunnen worden aangelegd binnen de hierbij behorende verkeersbestemmingen. Op basis van huidige inzichten is een extra halte op het traject van de RandstadRail niet rendabel. Echter, de wens blijft om een openbaar vervoer halte in de directe nabijheid van de Nieuwe Driemanspolder te realiseren. In hoeverre dit mogelijk is, zal uit nader overleg met het stadsgewest Haaglanden moeten blijken. De toelichting wordt derhalve op dit punt niet aangepast. |
47. Bij de vrijstellingsmogelijkheid voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de gronden met de bestemming 'Waterstaatsdoeleinden' en 'Waterberging' is geen maximale hoogte aangegeven. (7) | De regels in het ontwerpbestemmingsplan zijn overeenkomstig de SVBP 2008. De bestemming 'Waterstaat-Waterkering' en 'Waterstaat-Waterbergingsgebied' zijn dubbelbestemmingen geworden. In de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterbergingsgebied' is een maximum hoogte van 5 meter opgenomen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde . Deze hoogte geldt ook voor de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering'. |
7) Bouwvlakken | |
48. De voorschriften behorende bij de bestemming 'Agrarische doeleinden met landschapswaarde' beperken het doelmatige gebruik van het perceel onnodig: (7) | Het bedrijf aan de Voorweg 175 is in het ontwerpbestemmingsplan niet meer als agrarisch bedrijf opgenomen. De belangrijkste redenen hiervoor zijn: - het beperkte toekomstperspectief van het bedrijf dat door de herinrichting veel landbouwgronden zal gaan verliezen en - het ruimtelijke beleid voor de kwelzone. Het beleid voor deze zone is vooral gericht op: - de aanleg van een veilige waterkering; - een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe kade en de achterliggende 'kwelzone'; - de stimulering van recreatieve voorzieningen in de kwelzone en - een ruimtereservering voor eventueel aan te leggen extra oppervlaktewater. |
- Parkeren moet breder worden toegestaan dan alleen binnen het bouwvlak; - Het is bezwaarlijk dat gebouwen alleen maar binnen het bouwvlak worden gebouwd en dat het bouwvlak maar voor maximaal 80 % mag worden bebouwd; - Het op de bestemmingsplankaart aangegeven bouwvlak op het perceel aan de Voorweg 175 omvat niet alle thans aanwezige gebouwen; - De toegestane hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen en buiten het bouwvlak is te laag; - Niet duidelijk is wie in het geval van een binnenplanse vrijstelling voor de hoogte van hooibergen en voedersilo's geraadpleegd wordt als natuur- en landschapsdeskundige en agrarisch deskundige; | In het voorontwerpbestemmingsplan is het bouwvlak waarbinnen parkeren is toegestaan inderdaad te krap ingetekend voor een agrarische bedrijfsvoering. Omdat het agrarisch bedrijf in het ontwerpbestemmingsplan niet meer is opgenomen, is deze inspraakreactie niet meer relevant. Omdat het agrarisch bedrijf in het ontwerpbestemmingsplan niet meer is opgenomen, is deze inspraakreactie niet meer relevant. Omdat het agrarisch bedrijf in het ontwerpbestemmingsplan niet meer is opgenomen, is deze inspraakreactie niet meer relevant. Omdat het agrarisch bedrijf in het ontwerpbestemmingsplan niet meer is opgenomen, is deze inspraakreactie niet meer relevant. Bestemmingsplannen voorzien in het geval van een nadere externe toetsing van specifieke regelingen nooit in een van tevoren bepaalde rechtspersoon of organisatie. Omdat hiervoor verschillende personen of instellingen in aanmerking komen, worden hiervoor algemene termen gebruikt zoals landschapsdeskundige of agrarisch deskundige. |
49. De bestemming 'Agrarische doeleinden met landschapswaarden' op het perceel aan de Voorweg 175 dient na bedrijfsbeëindiging in zijn geheel te kunnen worden gewijzigd in de bestemming 'Woondoeleinden'. (7) -Voorts dient het bestemmingsplan de mogelijkheid te bieden om na sloop van de bedrijfsbebouwing een tweede woning te bouwen. (7) | Het bedrijf aan de Voorweg 175 is in het ontwerpbestemmingsplan niet meer als agrarisch bedrijf opgenomen. De belangrijkste redenen hiervoor zijn: - het beperkte toekomstperspectief van het bedrijf dat door de herinrichting veel landbouwgronden zal gaan verliezen en - het ruimtelijke ordeningsbeleid voor de kwelzone. Het beleid voor deze zone is gericht op: - de aanleg van een veilige waterkering; - een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe kade en de bijbehorende 'kwelzone'; - de realisatie van recreatiepaden en - een ruimtereservering voor eventueel aan te leggen extra oppervlaktewater. In het verlengde van het vorenstaande bestaat dan ook geen planologische basis voor de medewerking aan een tweede woning. |
51. Op de bestemmingsplankaart loopt de bestemming 'Natuur met landgoeddoeleinden' over een bestaande schuur die grotendeels valt in de bestemming 'Agrarische doeleinden met landschapswaarde'. Een misverstand wordt verondersteld. In de bestemming 'Natuur met landgoeddoeleinden' bevinden zich een paardenbak en een moestuin. Aangenomen wordt dat deze voorzieningen niet in strijd zijn met de nieuwe bestemming. (16) | Het bestemmingsvlak is aangepast waardoor de grens meer oostelijk is komen te liggen en de schuur, de moestuin en paardenbak binnen de bestemming 'Agrarisch' vallen. |
52. In het voorontwerpbestemmingsplan staat aangegeven dat beoogd wordt het grondwaterpeil meer te laten variëren. Gevreesd wordt voor scheuren in de (niet onderheide) woning. (16) | Het ontwerpbestemmingsplan voorziet niet in beheer van het grondwater of grondwaterpeil. Wel is sprake van een specifiek beleid m.b.t. oppervlaktewater conform de keur van de Hoogheemraadschappen van Rijnland en Delfland. De woning op het adres Roeleveenseweg 21 is op grote afstand gelegen van het her in te richten gebied. Omdat de inrichting rond deze woning een conserverend karakter heeft, heeft de herinrichting naar verwachting geen negatieve effecten voor de stabiliteit van deze woning. |
53. Er zijn tegenstrijdige signalen vanuit de gemeente Zoetermeer en DLG omtrent het behoud van de manege/pensionstal aan de Roeleveenseweg 17. (10) 54. Verzocht wordt om compensatie in vierkante meters bedrijfsperceel ten behoeve van het paardenpension voor de veldschuur die ten gevolge van de waterberging moet verdwijnen. Verzocht wordt om compensatie van minimaal 2 hectare grond aansluitend aan de bestemming 'Recreatieve doeleinden, paardenpension' ten behoeve van het verlies van 6 ha grond in de Nieuwe Driemanspolder. Dit is noodzakelijk ten behoeve van een ongewijzigde voortzetting van de bedrijfsvoering. (10) 55. Verzocht wordt om een wijziging van de bestemming 'Groen op regioniveau' op de gronden voor de spoorlijn in verband met de exploitatie van het bedrijf. (10) | Het ontwerpbestemmingsplan voorziet in het behoud van de betreffende hippische voorziening door middel van de bestemming 'Agrarisch' met de functieaanduiding 'Paardenhouderij'. Voor zover de herinrichting leidt tot (economische) schade als gevolg van de herinrichting kunnen hierdoor getroffen personen of bedrijven een beroep doen op wettelijke regelingen m.b.t. planschade of schadeloosstellingsregelingen. De bestemming 'Groen - 1' is toegekend aan gronden die zullen worden aangekocht t.b.v de ontwikkeling van de Groen Blauwe Slinger. Hiermee kunnen de natuurdoelstellingen van Rijksoverheid en provincie (zie Streekplan en het Natuurgebiedsplan) worden gerealiseerd. De bestemming wordt daarom gehandhaafd. |
56. Verzocht wordt om een tweede bedrijfwoning bij het paardenpension mogelijk te maken in het bestemmingsplan. (10) 57. Verzocht wordt om een rechtstreekse aansluiting van het paardenpension op de ruiterpaden in het gebied en een ontsluiting ten behoeve van het paardenverkeer op de Roeleveenseweg naar de Nieuwe Driemanspolder. (10) 59. Verzocht wordt om de ruiterpaden geschikt te maken voor paardenmenners. (10) | Zowel het provinciale als het gemeentelijke beleid zijn erop gericht bebouwing in het buitengebied zo veel mogelijk te beperken. Dit geldt ook voor zogenaamde tweede bedrijfswoningen. Daarom zal geen tweede bedrijfswoning mogelijk worden gemaakt. Het inrichtingsplan voorziet in een verbinding tussen Roeleveenseweg en de Nieuwe Driemanspolder. Het bedrijf zal derhalve naar verwachting ook voor de ruitersport beter worden ontsloten. Paden zijn onder de betreffende bestemming toegestaan. De inrichting van ruiterpaden als menpaden maakt geen deel uit van het bestemmingsplan, maar wordt door de betrokken overheden wel overwogen. |
60. Verzocht wordt om het plaatsen van een gastank, een omheining/hekwerk, een carport, een zwembad, een poolhouse en een buitenjacuzzi juridisch mogelijk te maken. Naast het verrichten van aanpassingen aan de garage en de aanleg van gefundeerde terrassen. (14) | Het ontwerpbestemmingsplan voorziet in regels, waarmee aansluiting is gezocht bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen en een uniforme regelgeving binnen de gemeente Zoetermeer, die voor alle bestemmingsplannen in de gemeente van toepassing is. Hierdoor wordt bereikt dat voor alle inwoners en bedrijven vergelijkbare, eenduidige regelingen van toepassing zijn. Inspreker heeft binnen de thans opgenomen regels voldoende mogelijkheden om bouwwerken en gebouwen op te richten op zijn perceel. Het is ongewenst om in individuele gevallen af te wijken van de standaardregels omdat dit kan leiden tot rechtsongelijkheid (willekeur) en een precedentwerking. Dit kan slechts anders zijn indien sprake is van een binnenplanse ontheffing. |
61. Onduidelijk is of het is toegestaan om nieuwe woningen of bedrijfsgebouwen op te richten. In principe zou alleen vervangen van bestaande bebouwing per locatie moeten worden toegestaan binnen de maximaal toegestane criteria. (17) | In het plangebied mogen alleen woningen en bedrijfsgebouwen worden opgericht op bestaande percelen en voor zover de regels van het ontwerpbestemmingsplan dit toelaten. |
8) Windmolens | |
63. Uit het inrichtingsvoorstel wordt niet duidelijk of de windmolens ten behoeve van voldoende watercirculatie bestaande of nieuwe windmolens zijn. Indien het laatste het geval is, geeft het bestemmingsplan geen uitsluitsel over de locatie en de hoogte van de windmolens. Nieuwe windmolens passen niet in het (natuur)gebied. (17) | De regeling heeft betrekking op eventuele, nieuwe windmolens. Het betreft hierbij geen windmolens in een natuurgebied maar in een groengebied met water. Daarbij worden gebiedstypische molens aanvaardbaar geacht conform de hoogtebepalingen zoals die in de regels zijn opgenomen (maximaal 6 m). |
9) Beheer | |
64. Het is onacceptabel dat er tussen de verschillende overheden geen afspraken zijn gemaakt over het beheer en het onderhoud van het watersysteem en het gebied. (17) | Het grootste deel van de gronden behorend tot de bestemming "Groen - 1' zal naar verwachting beheerd worden door Staatsbosbeheer. Definitieve beheersafspraken kunnen pas worden gemaakt nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden en na afronding van een definitief inrichtingsplan. |
10) Financiën/planschade | |
65. De raming van de exploitatiekosten is niet compleet. De verwervingskosten van de benodigde gronden, de kosten van het uit te voeren bodemonderzoek, de exploitatiekosten in de beheersfase, de brug voor langzaam verkeer, de fietstunnel en de rotonde op de N 469 zijn nog niet in raming meegenomen. Het is de vraag in hoeverre het plan financieel haalbaar is en in hoeverre de gemeente haar aandeel in de kosten kan dragen. (7, 17) | De kosten voor onderhavig project bestaan uit de volgende hoofdgroepen: - verwervingskosten; - kosten voor de planvorming; - kosten voor de inrichting en - kosten voor beheer en onderhoud. Voor de verwerving van de gronden bestaat thans nog geen inzicht in het feitelijke totaalbedrag waarvoor de gronden zullen worden verworven. De hiervoor verantwoordelijke instanties (PZH en waterbeheerders) hebben echter in stuurgroepverband aangegeven, dat zij voor de verwerving garant staan. Hiermee is sprake van een bestuurlijk harde toezegging, waaruit afgeleid kan worden, dat de verwerving niet ten lasten van de gemeenten zal gaan. Voor de kosten van planvorming en inrichting hebben PZH, de waterbeeherders en de gemeenten al in 2005 een verdeelsleutel afgesproken, waarmee de betreffende kosten kunnen worden gedekt. Volgens deze verdeelsleutel dient elke gemeente een eigen bijdrage te leveren van circa € 1,3 miljoen. Hiermee wordt voldaan aan de randvoorwaarden van het raadsbesluit van de gemeenteraad van Zoetermeer van 1 maart 2004. |
Naar aanleiding van het gewijzigde voorontwerpinrichtingsplan 2008 is in het voorjaar van 2008 ook een nieuwe kostenraming voor planvorming en inrichting opgesteld (zie ook hoofdstuk 7 van de toelichting behorende bij het ontwerpbestemmingsplan). Deze is in stuurgroepverband in juni 2008 geaccordeerd. De gemeentelijke bijdragen aan de kostendekking zijn daarbij ongewijzigd gebleven. Voor zover er sprake is van een kostenstijging zal deze worden gedekt uit: - een grotere Rijksbijdrage aan de herinrichting (m.n. voor recreatieve vorzieningen) of - door bijdragen van de waterbeheerders (m.n. voor waterstaatkundige voorzieningen). Buiten beschouwing van de kostenraming zijn vooralsnog de kosten voor twee specifieke voorzieningen gebleven: de fietsbrug over de N 469 en een voorziening voor langzaam verkeer ter hoogte van de kruising van N 469 en de Landscheiding. Deze voorziengen worden door de betrokken partijen zonder meer als wenselijk beschouwd, maar een financiële dekking hiervoor zal naar verwachting pas gedurende de bestemmingsplanperiode worden geregeld. De regels in het ontwerpbestemmingsplan maken dergelijke voorzieningen mogelijk. Zij zijn echter niet per definitie noodzakelijk voor een goede uitvoering van het bestemmingsplan, waardoor deze buiten het kostenoverzicht kunnen worden gehouden. Ten aanzien van de beheerskosten wordt rekening gehouden met een standaard kostenkader conform ervaringgegevens en regelingen van het Ministerie van LNV resp. Staatsbosbeheer. Met het oog op het vorenstaande kan het voornemen tot herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder dan ook als economisch uitvoerbaar worden beschouwd. | |
66. De door de Dienst Landelijk Gebied geboden grondprijs voor het te verwerven gebied is te laag. Indien de exploitatie is gebaseerd op deze rekenprijs is het bestemmingsplan volgens inspreker economisch niet uitvoerbaar. Verwezen wordt naar de geprojecteerde locatie voor waterberging in de Woudse Polder (Midden - Delfland). | De grondverwerving en hiermee gepaard gaande onderhandelingen maken geen deel uit van een bestemmingsplanprocedure. Bestemmingsplannen bevatten alleen het planologisch kader, waarbinnen de handhaving van bestaande en de realisatie van nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. |
- Uit oogpunt van een redelijke prijsstelling dienen de gronden niet te worden bestemd als 'Groen' en 'Recreatie'. De waterberging dient te worden beschouwd als een infrastructurele voorziening en als zodanig apart te worden bestemd. (4, 6) | De afweging,ten aanzien van de vraag welke bestemming waar is toegepast is bepaald door: - het beleidskader van de hogere overheden; - de hoofdfuncties die in het voorontwerpinrichtingsplan 2008 voor de betreffende plandelen zijn voorzien; - de resultaten van de MER voor de herinrichting van de Nieuwe Driemanspolder en - de Standaardregeling Vergelijkbare BestemmingsPlannen. Geen van deze nota's of regelingen voorziet voor de Nieuwe Driemanspolder in een status 'ïnfrastructurele voorziening'. Dientengevolge is qua bestemming aansluiting gezocht bij de gebruikelijke landelijke regelgeving en het beoogde gebruik. Uitgangspunt is hierbij een bestemmingskeuze die aansluit bij de hoofdfunctie van het betreffende plandeel. De hoofdfuncties in het gebied 'Groen - 1' zijn 'Natuur' en 'Water'. In de doeleindenomschrijving is opgenomen dat bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding passend zijn. Hiermee wordt voldaan aan de SVBP 2008. |
67. Verzocht wordt de bestaande minicamping te vergroten met een aantal kampeerplaatsen op het naastgelegen terrein ten einde de exploitatie in de overgangsfase rendabel te houden. (3) | Op grond van de nadelige effecten op het landschapsbeeld is het onwenselijk de bestaande minicamping te vegroten met kampeerplaatsen op een perceel naast de huidige bedrijfsbebouwing. Een vergroting van de camping in de toekomstige kwelzone achter de nieuwe kade behoort evenmin tot de mogelijkheden; dit in verband met de doelstellingen voor de ruimtelijke inrichting van de kwelzone (zie ook de reactie op de inspraakreacties nr. 48 en nr. 49. In verband met de mogelijkheden voor een goede ontsluiting (zie de korte afstand tot de N 469) biedt het Zoetermeerse deel ten zuiden van de toekomstige waterberging de beste voorwaarden voor de realisatie van een camping. Hier is voldoende ruimte voor een ruime camping. |
68. De gemeente wordt aansprakelijk gesteld voor elke schade die het gevolg is van de realisering van de nieuwe kade en de effecten van de waterberging op de bebouwde kavels. Verder wordt de gemeente aansprakelijk gesteld voor alle gevolgschade die het bestemmingsplan heeft voor de verdere uitgroei van de bedrijven in het gebied. (4, 6) Inspreker geeft aan dat het perceel op Voorweg 175 economische schade zal lijden doordat een deel van de gronden waarop de kwelzone is geprojecteerd thans in gebruik is als bietenstortplaats. Gesteld wordt dat verplaatsing van deze noodzakelijke voorziening naar een locatie in het gebied dat wordt bestreken door bestemmingsplan 'Voorweg IV' volgens de gemeente niet mogelijk is. (4) Inspreker wijst op een mogelijke waardevermindering van de percelen 169, 171, 173 en 230a na aanleg van een pad en parkeergelegenheid. (15) De waarde van de woning zal dalen door de aanleg van het baggerdepot. (13) | Indien door toedoen van planontwikkelingen schade wordt geleden, die niet redelijkerwijs zelf gedragen dient te worden, kan een planschadeverzoek ingediend worden bij de gemeente. De benodigde grond voor de ontwikkeling van de Nieuwe Driemanspolder moet aangekocht worden. De aankoopwaarde zal naar verwachting gebaseerd worden op zowel de economische waarde van de grond als de inkomensderving, die met de herinrichting gemoeid is. |
69. Inspreker wil graag informatie over aankoop van (bouw)gronden door het OBL (Ontwikkelbedrijf Leidschenveen). Waar ligt deze grond? Worden er woningen of kunstwerken gebouwd. En is het bouwen van kunstwerken toegestaan in het bestemmingsplan? (17) | De aankoop van gronden door het Ontwikkelingsbedrijf Leidschenveen maakt geen onderdeel uit van de bestemmingsplanprocedure. Het bouwen van kunstwerken (bouwwerken geen gebouwen zijnde) is in vrijwel alle bestemmingen mogelijk. Hier zijn wel altijd bouwregels aan verbonden waar de maatvoering van deze bouwwerken is aangegeven. Verder staat onder bepaalde bestemmingen expliciet aangegeven welke bouwwerken zijn toegestaan. Bij de bestemming 'Water' is bijvoorbeeld aangegeven dat deze bestemming ook bedoeld is voor oeververbindingen voor langzaam verkeer en aanlegplaatsen. |
11. Handhaving | |
70. Hoe gaat de gemeente de toegestane gebruiksfuncties in gebouwen handhaven. Is het mogelijk dat een exploitant een seksinrichting of iets dergelijks opent. (17) | In het bestemmingsplan wordt de uitoefening van prostitutie onder alle bestemmingen uitgesloten. Het uitoefenen van een seksinrichting is derhalve ook planologisch uitgesloten. Indien door gemeente wordt geconstateerd dat zich in het gebied prostitutie wordt uitgeoefend, kan zij hiertegen handhavend optreden. |
12. Procedure | |
71. De gevolgde procedure is niet transparant, onjuist en onzorgvuldig. De mogelijkheden tot inspraak zijn hierdoor beperkt. (4) | De procedures zijn gevoerd op basis van de hiervoor geldende wettelijke bepalingen. Het proces is daarnaast ondersteund door een aantal voorlichtingsbijeenkomsten waarbij de inhoud van de herinrichting is besproken en waarbij op hoofdlijnen ook een toelichting is gegeven op de procedure en gevolgde respectievelijk te volgen procedure. |
Verslag van het vooroverleg ex art. 10 Bro 1985
De volgende instanties hebben een reactie ingediend in het kader van het overleg ex artikel 10 Bro:
1. Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Haaglanden
2. Stadsgewest Haaglanden
3. Duinwaterbedrijf Zuid - Holland
4. Eneco Energie Infra B.V.
5. N.V. Nederlandse Gasunie
6. Hoogheemraadschap van Delfland
7. Hoogheemraadschap van Rijnland
8. Provincie Zuid-Holland
9. Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM)
1. Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Haaglanden | |
1.Verzocht wordt om ruimere wijzigingsbevoegdheden op te nemen voor de agrarische (of daaraan gelieerde) bedrijven aan de rand van het plangebied. | In het plangebied van het bestemmingsplan zijn twee, van oudsher agrarische bedrijven gelegen. Het betreft de bedrijven op het adres Roeleveenseweg 15 en Roeleveenseweg 21. Beide boerderijcomplexen zijn opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst. Het derde agrarische bedrijf op het adres Voorweg 175 is niet als zodanig bestemd. Voor de agrarische bedrijven aan de Roeleveenseweg is in het bestemmingsplan een bevoegdheid opgenomen voor een wijziging van de agrarische bestemming naar een dagrecreatieve bestemming indien er een relatie is met agrarisch grondgebruik/natuur/landschap- landschapsbeleving zoals in het geval van paardenpension, kinderboerderij, informatiecentrum, fiets- en kanoverhuur, pension of accommodatie voor groepsverblijf en een bestemming ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen (educatief, sociaal-medisch, sociaal-cultureel, levenbeschouwelijk). |
Genoemde wijzigingsmogelijkheden sluiten aan bij het streekplanbeleid van de provincie Zuid-Holland, dat ter plekke van Roeleveen eveneens in de hoofdfuncties natuur, recreatie en waterberging voorziet. Niet-agrarische bedrijven zoals bijvoorbeeld kantoren of een autohandel of een autosloperij en ook agrarisch verwante bedrijven zoals een loonwerkersbedrijf zijn in Roeleveen niet wenselijk. | |
2. Stadsgewest Haaglanden | |
2. Geeft in overweging de Landscheiding als cultuurhistorisch waardevol element aan te duiden. | In het ontwerpbestemmingsplan is de Landscheiding voorzien van de aanduiding 'Cultuurhistorische waarden' waardoor deze waarden worden beschermd. |
3. In het hoofdstuk over Beleidskaders onder regionaal beleid ontbreekt een verwijzing naar het Vierjarenprogramma Fiets Haaglanden. Eveneens zou de Stadsgewestelijke Nota Mobiliteit kunnen worden vermeld. | Het ontwerpbestemmingsplan bevat een passage in de toelichting, waarin de afstemming met het stadsgewestelijk programma globaal wordt beschreven. De beleidskaders worden alleen expliciet toegelicht indien zij een rechtstreeks kaderstellende beleidsuitspraak bevatten die voor het inrichtingsprogramma of 'Programma van Eisen' voor het gebied leidend zijn geweest. |
4. In het vastgestelde fietsroutenetwerk van het Stadsgewest zijn andere fietsroutes opgenomen dan in het concept inrichtingsplan. Slechts regionaal vastgestelde routes kunnen gesubsidieerd worden. | De routing van de in het plan opgenomen fietspaden is vastgelegd in overleg met de Provincie Zuid-Holland en het stadsgewest Haaglanden. Verondersteld wordt dat beiden de destijds gemaakte afspraken als uitgangspunt nemen voor hun subsidiering. |
5. In de toelichting wordt aangegeven dat een extra halte van bus of trein gewenst is om de loopafstanden tot het recreatiegebied te verkleinen. Een extra Randstadrailhalte voor het gebied wordt niet exploitabel geacht. | Onder de huidige inzichten is een extra halte op het traject van de RandstadRail niet rendabel. Echter, de wens blijft om een openbaar vervoer halte in de directe nabijheid van de Nieuwe Driemanspolder te realiseren. In hoeverre dit (in de toekomst) mogelijk is zal in overleg met de betrokken instanties moeten blijken. De toelichting wordt derhalve op dit punt niet aangepast. |
6. De Randstadraillijn is niet opgenomen als bestemming op de plankaart, met name bij de landscheiding dient deze bestemming te worden opgenomen. | Het ontwerpbestemmingsplan voorziet voor de N 469 in de ebstemming 'Verkeer' Het hiernaast gelegen tracé van RandstadRail maakt echter geen onderdeel uit van de planontwikkeling Nieuwe Driemanspolder. Daarom is het tracé niet in zijn geheel in het plangebied opgenomen. Uitzondering vormen alleen locaties waarbij sprake is van overgangssituaties naar aangrenzende plangebieden in het Westerpark en Roeleveen. Deze locaties zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer' met de functieaanduiding 'Railverkeer'. |
3. Duinwaterbedrijf Zuid – Holland | |
7. In de bodem van de sloot tussen de Landscheiding en de Nieuwe Driemanspolder bevindt zich een zinker waar een rivierwatertransportleiding en een drinkwatertransportleiding doorheen lopen. De huidige slootbreedte is ongeveer 5 - 10 meter breed, de nieuwe breedte zal ongeveer 50 - 60 meter bedragen. Bij het aanleggen van een breder slootprofiel verdwijnt de leiding onder een te grote lengte onder water en wordt de gronddekking boven de leiding onacceptabel gering. | De inschatting van het Duinwaterbedrijf berust op een verkeerde inschatting van de plankaart. Ter vermijding van dit misverstand is de plankaart op het bewuste punt aangepast zodat uit het kaartbeeld al blijkt, dat de inrichting ter plaatse zal worden gericht op handhaving van het huidige grondlichaam boven de betreffende leiding(en). Het oppervlaktewater zal hier door middel van een sifonconstructie of een duiker worden verbonden. |
4. Eneco Energie Infra B.V. | |
8. Voor de te bouwen voorzieningen in het plangebied zal voor de energiebehoefte rekening gehouden moeten worden met het oprichten van een transformatorstation c.q. gasstation ten behoeve van distributie van elektriciteit en/of gas. | Over de behoefte aan energievoorzieningen in het plangebied kunnen thans nog geen concrete uitspraken worden gedaan. Het bestemmingsplan voorziet daarom in de mogelijkheid voor het oprichten van nutsvoorzieningen binnen de bestemming 'Groen – 1'. |
9. Voorts dient onder meer in het bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de definities en voorwaarden van Eneco die gelden voor de aanleg van kabels en leidingen. | In het bestemmingsplan worden alleen kabels en leidingen met een (boven)regionale betekenis rechtstreeks bestemd (vaak bundeling ten behoeve van distributie) omdat hiervoor beschermingszones gelden. Ondergeschikte kabels en leidingen ten behoeve van levering aan individuele adressen worden volgens landelijk gebruikelijke regelgeving niet in een bestemmingsplan opgenomen. |
5. N.V. Nederlandse Gasunie | |
10. In het gebied waarop dit plan betrekking heeft, ligt een gastransportleiding die niet als zodanig op de plankaart is aangegeven. Verzoek om de plankaart, de voorschriften en de toelichting op dit punt aan te passen. | De leiding heeft op de plankaart van het ontwerpbestemmingsplan de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' gekregen. De regels zijn aangepast aan de hand van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008. |
6. Hoogheemraadschap van Delfland | |
11. Op de grens tussen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland en het Hoogheemraadschap van Rijnland ligt een waterkering (landscheiding), die niet als zodanig op de plankaart en in de voorschriften is opgenomen. | De Landscheiding is in het ontwerpbestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering' conform de door het Hoogheemraadschap aangedragen maatvoering en van de aanduiding 'Cultuurhistorische waarden'. |
12. Verzocht wordt aan te geven welke nieuwe ontwikkelingen in Roeleveen zijn voorzien en of hierbij aan de Delflandse waterbergingseisen wordt voldaan. | De geplande respectievelijk mogelijke functieveranderingen in Roeleveen worden omschreven in de hoofdstukken 4 en 5 van de toelichting. De beschreven wijzigingen zijn in projectgroep- en stuurgroepverband door de waterbeheerders getoetst. De functiewijzigingen hebben geen aanleiding gegeven voor extra waterberging in Roeleveen. |
13. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met het onderhoud en beheer van watergangen conform de richtlijnen zoals vermeld in de Handreiking watertoets 2004. | De geplande inrichting wordt omschreven in de hoofdstukken 4 en 5 van de toelichting. De hier beschreven wijzigingen zijn in projectgroep- en stuurgroepverband door de waterbeheerders getoetst en akkoord bevonden. Beheer- en onderhoudsconcepten maken voor het overige geen deel uit van dit bestemmingsplan. |
14. In het zuidwesten van het plangebied is het tracé van een tweede afvalwatertransportleiding op de plankaart aangegeven. Verzocht wordt om in de bestemmingsplanprocedure rekening te houden met het definitieve tracé dat kan afwijken van het in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen tracé. | Het thans opgenomen tracé is het resultaat van de planvorming door de waterbeheerders en de gemeente tot op heden. Op de plankaart is slechts één tracé opgenomen, voor zo ver dit bij de gemeente bekend is; een en ander in overleg met de waterbeheerders. |
15. Verzocht wordt om aan de Plas van Wiegel primair de bestemming 'Water' toe te kennen in plaats van de bestemming 'Natuur met landgoeddoeleinden'. | De oude bestemming past niet meer bij de huidige plansystematiek volgens de standaard voor bestemmingsplannen. Daarnaast voldoet de locatie qua omvang en inrichting niet aan de formele eisen voor een landgoed. In het ontwerpbestemmingsplan zijn aan de betreffende gronden derhalve de bestemmingen 'Natuur' respectievelijk 'Water' toegekend |
16. De bestemming 'Waterstaatsdoeleinden' (artikel 18) staat niet op de plankaart aangegeven. | Conform de nieuwe plansystematiek van het ontwerpbestemmingsplan voorziet het plan in de bestemmingen 'Waterstaat – Waterbergingsgebied' en 'Waterstaat – Waterkering'. |
17. In artikel 19 'Waterberging', eerste lid dient in de aanhef het woord 'waterstaatsdoeleinden' te worden vervangen door het woord 'waterberging' . | De regels worden aangepast conform de systematiek 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008). Artikel 19 'Waterberging' is vervangen door artikel 16 'Waterstaat-Waterberging'. |
18. Verzocht wordt om artikel 20 'Leidingen' ook van toepassing te verklaren op afvalwatertransportleidingen en persleidingen en door middel van een nadere aanduiding op de plankaart aan te geven of het om een drinkwaterleiding dan wel een afvalwatertransportleiding gaat. | De regels van het bestemmingsplan worden opgesteld volgens de 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008)'. In het ontwerpbestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt in 'Leiding-Riool' en de bestemming 'Leiding-Water'. Daarnaast omvatten de planonderdelen een separate kaart waarop de leidingen met relevante gegevens aangeduid worden. |
19. In het hoofdstuk over Beleidskaders onder 'Beleid waterschappen' ontbreekt een verwijzing naar het beleid van het Hoogheemraadschap van Delfland. Verzoek tot enkele tekstuele aanpassingen in de plantoelichting. | In overleg met het Hoogheemraadschap Delfland is de toelichting aangepast. Over het beleid van Delfland zijn twee extra passages opgenomen. De eerste geeft aan dat ten aanzien van water en waterstaatsdoeleinden het beleid en de keur van de betreffende waterbeheerders in acht dienen te worden genomen (dus ook het beleid van het Hoogheemraadschap Delfland). Daarnaast is aandacht gegeven aan de specifieke betekenis van de Landscheiding als waterkering met betrekking tot. Leidschenveen. |
7. Hoogheemraadschap van Rijnland | |
20. Verzocht wordt om artikel 18 ' Waterstaatsdoeleinden' primair en artikel 19 'Waterberging' secundair van toepassing te verklaren voor zover deze samenvallen met artikel 16 'Groen op regioniveau' in plaats van andersom. 'Waterstaatsdoeleinden' dienen altijd primair bestemd te worden. | De regels van het bestemmingsplan worden opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 en worden als zodanig aangepast. De bestemming 'Groen' krijgt een dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterbergingsgebied' en 'Waterstaat – Waterkering' en zijn dus secundair van toepassing. |
21. Artikel 19, tweede lid, dient te vervallen, aangezien een combinatie van 'Waterstaatsdoeleinden' en 'Waterberging' op de plankaart niet voorkomt. | In het kader van de nieuwe plansystematiek van het ontwerpbestemmingsplan is de bestemming 'Waterberging' vervangen door de dubbelstemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied'. De beschermingszone voor de waterkering is voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering'. |
22. In artikel 17 'Water', vierde lid onder b dient voor oeververbindingen een minimale doorvaarthoogte van 1.25 m te worden opgenomen in plaats van 1 m. | Het voorontwerpinrichtingsplan 2008 voorziet in een doorvaarthoogte van 1,25 m bij zomerpeil. In het ontwerpbestemmingsplan zijn de regels hierop aangepast. |
23. Verzocht wordt om in de plantoelichting onder paragraaf 5.6 'Kabels en leidingen' een passage op te nemen over drinkwaterleidingen. | De toelichting is herschreven en aangepast aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008. In paragraaf 4.6 Milieuaspecten en paragraaf 6.3 Bestemmingsregels worden de drinkwaterleidingen beschreven. Verder is een aparte plankaart gemaakt waarin alle leidingen met relevante informatie zijn opgenomen. |
8. Provincie Zuid-Holland | |
24. Uit het plan wordt niet duidelijk wat het bevoegd gezag met de MER in relatie tot de inhoud van het bestemmingsplan heeft gedaan. Hierop dient in de plantoelichting nog te worden ingegaan. | De aanbevelingen van de MER-commissie en de hiermee samenhangende vervolgacties zijn omschreven in hoofdstuk 9 van de toelichting. |
25. De berekeningen voor de luchtkwaliteit zijn uitgevoerd met een verouderde CAR versie. Bij de berekening met de nieuwste versie dient ook de bijdrage van het plan aan de ontwikkeling van de luchtkwaliteit te worden betrokken. Dit is met name van belang in de gebieden nabij de A 12, A 4 en de N4 69. | Naar aanleiding van de inspraakreacties en actualisering van de regels en het beleid voor milieuaspecten als geluidhinder en luchtkwaliteit zijn er nieuwe berekeningen gemaakt. De resultaten van de onderzoeken zijn in de toelichting samengevat. Zij hebben geen aanleiding gegeven tot een wijziging van voontwerpinrichtingsplan 2008. De onderzoeken maken tevens deel uit van dit ontwerpbestemmingsplan. |
26. In het plan is onvoldoende aandacht besteed aan de bodemkwaliteit. Er zijn locaties met bodemverontreiniging aanwezig in/nabij het plangebied. Indien sprake is van overschrijding van de referentiewaarden bodemkwaliteit (S-toetsingswaarden), dienen de daarop betrekking hebbende rapporten toegezonden te worden en dient aangegeven te worden in hoeverre dit consequenties heeft voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. | De betreffende bodemonderzoeken inzake verontreiniging zijn inmiddels beschikbaar gesteld. Daarnaast heeft nader bodemonderzoek plaatsgevonden ter bepaling van: - de mogelijkheden tot hergebruik van bodemspecie die zal worden afgegraven en - de doelgebieden en landschapselementen waarin deze specie kan worden verwerkt (b.v. in de nieuwe kades). De uitkomsten van de onderzoeken zijn in het bestemmingsplan opgenomen in de bijlage. Zij hebben geen aanleiding gegeven tot een wijziging van het plan. |
9. Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) | |
27. De Ringvaart zal worden verbreed van thans ca. 10 meter naar circa 30 meter in de nieuwe situatie. De NAM heeft over de huidige Ringvaart een brug aangelegd om de locatie Zoetermeer-24 te kunnen bereiken. Deze locatie dient bereikbaar te blijven in verband met monitoring van de put en eventuele opruimwerkzaamheden op de locatie. | Aan het verzoek kan worden voldaan. Er wordt een vervangende brug aangelegd door het Hoogheemraadschap. De locatie van de brug ligt in de bestemming 'Water'. Hier mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde opgericht worden met een maximale hoogte van 4 meter. Voor oeververbindingen geldt een minimale doorvaarhoogte van 1,25 meter. |