KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Bedrijventerrein
Artikel 6 Bedrijventerrein - 2
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Recreatie
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Tuin
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Verkeer - Railverkeer
Artikel 15 Verkeer - Rijksweg
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 17 Water
Artikel 18 Water - Rivier
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Leiding - Gas
Artikel 21 Leiding - Riool
Artikel 22 Leiding - Water
Artikel 23 Waarde - Archeologie 1
Artikel 24 Waarde - Archeologie 2
Artikel 25 Waarde - Archeologie 3
Artikel 26 Waarde - Archeologie 4
Artikel 27 Waterstaat
Artikel 28 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Artikel 29 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Artikel 31 Algemene Bouwregels
Artikel 32 Algemene Gebruiksregels
Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 34 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 36 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 37 Overgangsrecht
Artikel 38 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
2.2 Huidige Situatie En Ruimtelijk-functionele Structuur
2.3 Beheer Bestaande Situatie
2.4 Ontwikkelingen En Wijzigingen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk En Regionaal Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Milieu
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Water
4.4 Kabels En Leidingen
4.5 Flora En Fauna
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Plansystematiek
6.2 Bestemmingen
6.3 Handhaving
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Gezoneerd Industrieterrein
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Woningen
Bijlage 4 Geluidimmissies
Bijlage 1 Zienswijzennota

Bedrijventerreinen Zwijndrecht

Bestemmingsplan - gemeente Zwijndrecht

Vastgesteld op 04-03-2025 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zwijndrecht met identificatienummer NL.IMRO.0642.bp08Bedrterreinen-3001 van de gemeente Zwijndrecht;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding;

1.6 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een aaneengesloten rij van woningen;

1.7 aangebouwd bijbehorend bouwwerk

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat hoofdgebouw;

1.8 aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf dat in of bij de woning door de bewoners wordt uitgeoefend, dat gericht is op het vervaardigen van producten of het leveren van diensten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en, voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en, voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.10 achtererf

het gedeelte van het (al dan niet bebouwde) perceel, dat is gelegen aan de achterzijde van een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.11 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorgevel en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.12 achtergevel

oorspronkelijke gevel van een hoofdgebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw;

1.13 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.14 afwijken van de bouwregels en/of de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.15 akoestische gebiedseenheid

een op de verbeelding aangegeven deel van een industrieterrein;

1.16 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.17 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.18 archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg;

1.19 archeologisch onderzoek

een onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.20 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.21 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.22 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijke hoofdgebouw;

1.23 bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.24 bed and breakfast

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, voor kortdurend, toeristisch verblijf bedoelde voorziening, voor uitsluitend logies, ontbijt, al dan niet ter plaatse bereide kleine maaltijden en etenswaren, uitsluitend ten behoeve van de gasten van de bed and breakfast, in combinatie met overwegend niet-alcoholische dranken, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw en/of is gevestigd in één van de bestaande (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken. Onder bed and breakfast wordt niet verstaan het overnachten, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.25 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;

1.26 bedrijfsgebonden kantoor

kantoor waarbij de dienstverlening ten dienste staat van de bedrijfsactiviteiten en is verbonden aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten;

1.27 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.28 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt als kantoor, winkel of bedrijf, met inbegrip van de daarmee behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.29 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.30 begane grond

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder of souterrain;

1.31 beperkt kwetsbare objecten

objecten zoals benoemd in artikel 1, sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

1.32 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepaling omgevingsrecht en/of de Woningwet;

1.33 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.34 beste beschikbare technieken

beste beschikbare technieken, als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.35 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.36 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.37 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.38 bevoegd gezag

bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingswet;

1.39 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.40 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.41 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.42 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden;

1.43 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.44 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.45 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.46 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van de bestemming hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond bedoeld om ter plaatste te functioneren;

1.47 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.48 bunkerstation

een bedrijf met als hoofdactiviteit de levering van brandstof en scheepvaartbenodigdheden, inclusief op het bunkerstation gerealiseerde bebouwing als bedrijfswoningen, scheepswinkels en ruimten ten behoeve van de administratie van het eigen bunkerstation;

1.49 café

een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, aan de gebruiker verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, al dan niet met een dansvloer van minder dan 10 m². Het accent ligt op de verkoop van alcoholische dranken. Een bar en pub worden met een café gelijkgesteld;

1.50 cafetaria/bar

een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, verkopen aan de gebruiker van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend niet-alcoholische dranken. Een fastfood-restaurant en grill-room wordt met een cafetaria gelijkgesteld;

1.51 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.52 cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op kunst en cultuur, spel, vermaak en ontspanning, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.53 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.54 dakkapel

een in een schuin dakvlak geplaatste en daaraan ondergeschikte uitbreiding, die aan alle zijden is omringd door het dakvlak tenzij hierop in het ruimtelijk model een uitzondering is gemaakt;

1.55 daknok

hoogste punt van een schuin dak;

1.56 dakopbouw

een op een plat dakvlak of in een schuin dakvlak geplaatste daaraan ondergeschikte uitbreiding, niet zijnde een dakkapel;

1.57 dakvoet

laagste punt van een schuin dak;

1.58 darkstore

vorm van bedrijfsvoering die in hoofdzaak is gericht op de verkoop en bezorging binnen zeer korte termijn (flitsbezorging) van online aangeboden producten, overwegend dagelijkse goederen, vanuit een opslagruimte, al dan niet met uitstalling ten verkoop, al dan niet met een afhaalloket of afhaalbalie en die al dan niet toegankelijk is voor winkelend publiek.

1.59 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.60 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten;

1.61 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals een wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, makelaarskantoor, foto-atelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.62 discotheek/bar-dancing

een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m² en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.63 eetcafé/grandcafé

een locatie met de uitstraling van een café, maar waar naast alcoholhoudende dranken ook (eenvoudige) lunch- en/of dinermaaltijden kunnen worden genuttigd;

1.64 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.65 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen.

In het kader van het bestemmingsplan worden hierbij onderscheiden:

  • Categorie A: laag risico-evenement, waarbij sprake is van een beperkte impact op de omgeving en beperkte gevolgen voor het verkeer, zoals bijvoorbeeld braderie, sportwedstrijd, muziekoptreden en hiermee gelijk te stellen evenementen;
  • Categorie B: gemiddeld risico-evenement, waarbij sprake is van een grote impact op de directe omgeving en/of gevolgen voor het verkeer, zoals bijvoorbeeld popconcerten, sportevenementen, kermis, Sinterklaasintocht en hiermee gelijk te stellen evenementen.

1.66 flitssupermarkt/darkstore

vorm van bedrijfsvoering die in hoofdzaak is gericht op de verkoop en bezorging binnen zeer korte termijn (flitsbezorging) van online aangeboden producten, overwegend dagelijkse goederen, vanuit een opslagruimte, al dan niet met uitstalling ten verkoop, een afhaalloket en/of afhaalbalie;

1.67 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.68 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.69 geluidemissie

geluidemissie van een kavel of akoestische gebiedseenheid uitgedrukt als bronvermogen per vierkante meter, als Lw per m2, uitgedrukt in dB(A)/m2. Het bepalen van de geluidemissie geschiedt overeenkomstig de uitgangspunten van het rekenmodel 'BP Model 2018-09-11' (Geomilieu, versie 3.11), waarbij gebruik wordt gemaakt van de in Geomilieu aanwezige functie 'Bedrijvenmanager';

1.70 geluidimmissie

de geluidbelasting op een toetspunt ten gevolge van de geluidemissie afkomstig van een akoestische gebiedseenheid. Het bepalen van de geluidimmissie geschiedt overeenkomstig de uitgangspunten van het rekenmodel 'BP Model 2018-09-11' (Geomilieu, versie 3.11);

1.71 geluidruimte

een aan een akoestische gebiedseenheid toegekende maximale geluidemissie en/of -immissie;

1.72 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.73 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning of een niet-woonfunctie is gelegen;

1.74 grenswaarde

de vastgestelde of geldende ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, zoals:

  • de toelaatbare geluidbelasting van 50 dB(A) op de zonegrens;
  • de vastgestelde maximaal toelaatbare geluidbelasting op een woning binnen de zone;
  • de vastgestelde hogere waarde voor een woning binnen de zone;
  • de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor de overige woningen binnen de zone, voor zover gelegen buiten de gronden met de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein';

1.75 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.76 horeca

een onderneming waar in hoofdzaak en waarbinnen bedrijfsmatig:

  1. a. dranken, maaltijden en/of logies worden verstrekt en;
  2. b. gelegenheid wordt geboden voor het gebruik van de producten ter plaatse en;
  3. c. sprake is van een zekere dienstverlening, zoals het serveren en/of verstrekken van servies en bestek;

met een in principe open karakter (voor een ieder toegankelijk).

In het kader van het bestemmingsplan worden hierbij onderscheiden:

  • categorie A: lunchroom, koffie/theehuis, ijssalon. Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide, kleine etenswaren;
  • categorie B1: cafetaria, afhaal- en bezorgwinkel (snackbar, fastfoodrestaurant, grillroom). Het accent ligt op de verstrekking van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren;
  • categorie B2: restaurant (bistro, eetcafé, grand café). Het accent ligt op de verstrekking van maaltijden voor consumptie ter plaatse;
  • categorie C: café, bar. Het accent ligt op de verstrekking van drank;
  • categorie D: discotheek, bar-dancing, zalenexploitatie, hotel, partycentrum. Het accent ligt op het ten gehore brengen van muziek en het gelegenheid geven tot dansen of andere indoor activiteiten.

1.77 hotel

een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies, waarvan de exploitatie al dan geschiedt in combinatie met andere vormen van horeca, zoals café, restaurant, zalenexploitatie en/of discotheek;

1.78 huishouden

een persoon of groep personen die een gezamenlijke huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;

1.79 ijssalon

een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor zowel gebruik ter plaatse als elders, aan de gebruiker verstrekken van al dan niet ter plaatse bereid consumptie-ijs met toebehoren, al dan niet in combinatie met het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

1.80 internetwinkel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden en verkopen van diensten en producten via internet, waaronder begrepen het bijhouden van de website en de bijbehorende administratie en online transacties, opslaan en verzenden van de producten aan personen, die de producten kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening een beroeps- of bedrijfsactiviteit. In het kader van het bestemmingsplan worden onderscheiden:

  • Categorie 1: Bedrijfsmatige internetverkoop vanuit een locatie met een detailhandelsbestemming (zoals een winkelier met ook een webwinkel en intern magazijn);
  • Categorie 2: Bedrijfsmatige internetverkoop vanuit een locatie met een woonbestemming (zoals een particulier met een webwinkel in kinderkleding);
  • Categorie 3: Bedrijfsmatige internetverkoop vanuit een bedrijfslocatie; hieronder vallen de professionele internetverkopers die vaak een groot magazijn en logistieke functie hebben (zoals bol.com en hm.nl), alsmede darkstores;

1.81 kantoor

een gebouw of een deel daarvan, dat gebruikt wordt voor de bedrijfsmatige verlening van diensten op administratief, financieel, ontwerptechnisch, juridisch of ander daarmee gelijk te stellen gebied. Bij een bedrijfsgebonden kantoor staat de dienstverlening ten dienste van en is verbonden aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten. Bij een zelfstandig kantoor is dat niet het geval;

1.82 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°;

1.83 kelder

een (gedeelte van) een gebouw waarvan de diepte gemeten wordt vanaf de begane grondvloer waaronder wordt gebouwd en dat in hoofdzaak dient als bergruimte;

1.84 koffie- en/of theehuis

een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse aan de gebruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken, in combinatie met de verkoop van niet ter plaatse bereide kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van niet alcoholische dranken;

1.85 kunstobject

uiting van beeldende kunst (in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw overkapping zijnde);

1.86 kunstwerk

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen, niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf;

1.87 kwetsbare objecten

objecten zoals benoemd in artikel 1, sub I van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.88 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur;

1.89 lunchroom

een inrichting, gericht op de verkoop, veelal voor gebruik ter plaatse van al dan niet ter plaatse bereide kleine maaltijden en etenswaren, in combinatie met de verkoop van overwegend nietalcoholische dranken, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt, waarbij de consumpties voornamelijk zittend worden genuttigd. Een croissanterie, patisserie en konditorei worden met een lunchroom gelijk gesteld;

1.90 maaiveld

de bovenkant van het terrein dat een gebouw en/of een bouwwerk omgeeft;

1.91 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (para)medische, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, verenigingsleven, gezondheidszorg en welzijn, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen;

1.92 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.93 medische dienstverlening

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van medische diensten aan derden, waaronder zijn begrepen tandarts-, dokter- en fysiotherapiepraktijken en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;

1.94 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.95 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.96 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.97 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.98 ondergeschikte horeca

het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca);

1.99 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.100 opslagunits

manier van opslag waarbij een groot gebouw wordt opgedeeld in kleinere individuele opslagruimtes;

1.101 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.102 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt, zonder dan wel met ten hoogste één al dan niet tot de constructie behorende wand voorzien van een gesloten dak;

1.103 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde verbonden is en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.104 partycentrum

een bedrijf waar het houden van feesten en partijen al dan niet in een besloten karakter middels het verhuren van (delen van) de accommodatie centraal staat, waarbij tevens het verstrekken van drank en maaltijden voor consumptie ter plaatse mogelijk is. Een bowlingcentrum en kartcentrum worden met een partycentrum gelijk gesteld;

1.105 peil

  1. a. voor gebouwen die, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende weg;

1.106 plantenkas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten;

1.107 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.108 restaurant

een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van alcoholische en nietalcoholische dranken. Het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt, de consumptie voornamelijk zittend worden genuttigd. Een crêperie en pannenkoekenhuis worden met een restaurant gelijkgesteld;

1.109 schaliegas

schaliegas is aardgas dat wordt gewonnen uit schalie, kleilagen die onder druk omgezet zijn in gesteente;

1.110 schalie-olie

schalie-olie is een minerale olie die wordt gewonnen uit schalie, kleilagen die onder druk omgezet zijn in gesteente;

1.111 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen; omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.112 stallingsruimte/stallingsplaats

een inpandige afsluitbare parkeervoorziening voor motorvoertuigen of fietsen gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer openstaand en uitsluitend toegankelijk voor vaste gebruikers;

1.113 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:

  1. a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  2. b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  3. c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  4. d. afvalinzamelvoorzieningen;

1.114 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken en spijzen kunnen worden genuttigd of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.115 toetspunt

een beoordelingspunt (tevens immissiepunt in de zin van artikel 2.1 van het reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012) gelegen op of binnen een geluidzone als bedoeld in artikel 40 Wet geluidhinder of een beoordelingspunt waarvoor een maximaal toelaatbare geluidbelasting of een hogere waarde krachtens de Wet geluidhinder is vastgesteld of een beoordelingspunt dat door de zonebeheerder met het oog op een optimale verdeling van de geluidruimte is toegevoegd;

1.116 tuinhuis

een gebouw dat dient voor de opslag van materialen ten behoeve van het hobbymatig telen van planten;

1.117 twee-aaneengebouwde woning

een woning waarvan het hoofdgebouw zowel qua bouwmassa als verschijningsvorm een geheel vormt met het hoofdgebouw van één andere woning;

1.118 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.119 verdieping

een bouwlaag niet zijnde de begane grond;

1.120 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- of siergewassen worden geteeld;

1.121 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.122 voorgevel

de naar openbaar toegankelijk gebied gerichte gevel van een gebouw die binnen de hiërarchie van het architectonisch ontwerp als de belangrijkste meest representatieve gevel kan worden aangemerkt, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.123 voorgevellijn/voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.124 vrijstaande woning

een woning waarvan het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw;

1.125 Wgh-inrichting

bedrijf, zoals bedoeld in Bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, dat in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken;

1.126 wonen

het bewonen van een woning of woonwagen;

1.127 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.128 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

1.129 zalenexploitatie

een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen;

1.130 zijdelingse perceelsgrens

een evenwijdig aan de zijgevel van een hoofdgebouw liggende grens van het bouwperceel;

1.131 zijerf

het gedeelte van het (al dan niet bebouwde) perceel, dat is gelegen aan de zijkant van een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.132 zijgevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel;

1.133 zonegrens

de buitengrens van de aanduiding 'geluidzone - industrie'.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

  1. a. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  2. b. bij niet-horizontale ligging van het maaiveld: vanaf het hoogste punt van de snijlijn van de dichtst bij de kruin van de dijk gelegen gevel met het maaiveld tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

tussen de (zijdelingse) grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is;

2.8 (bruto) vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd:

  1. a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf per bouwvlak, in de vorm van akker- of vollegrondstuinbouw, grondgebonden veehouderij of fruitteelt;
  2. b. detailhandel in goederen welke ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt voor zover zulks geen zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering vormt;
  3. c. één bedrijfswoning per bouwvlak met aan-huis-gebonden bedrijven en beroepen;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeer- en verkeersvoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' van de Staat van Bedrijfsactiviteiten gezoneerdindustrieterrein;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' van de Staat van Bedrijfsactiviteiten gezoneerdindustrieterrein; ;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' van de Staat van Bedrijfsactiviteiten gezoneerdindustrieterrein;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' van de Staat van Bedrijfsactiviteiten gezoneerdindustrieterrein;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 5.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' van de Staat van Bedrijfsactiviteiten gezoneerdindustrieterrein;
  7. g. overige bedrijven met inachtname van het bepaalde in artikel 5.4.2;
  8. h. kantoren, met inachtname van het bepaalde in artikel 5.4.4;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens één bedrijfswoning;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning', tevens een bowlingbaan met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend op de tweede verdieping;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - indoorspeeltuin', tevens een indoorspeeltuin met inachtname van het bepaalde in artikel 5.4.8;
  12. l. detailhandel met inachtname van het bepaalde in artikel 5.4.3;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - 1', tevens een uitleencentrum ten behoeve van de thuiszorg, het maatschappelijk welzijn en de jeugdgezondheidszorg;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - 2', tevens een uitzendbureau;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - categorie B1', tevens voor horecavoorzieningen uit categorie B1;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - categorie D', tevens voor horecavoorzieningen uit categorie D, met inachtname van het bepaalde in artikel 5.4.7;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens kantoren en dienstverlening;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoor op verdieping', tevens voor kantoren, uitsluitend op de eerste verdieping;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1', tevens een medisch zuurstofcentrum;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2, tevens voor maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - geluidsgevoelige functie' geen geluidsgevoelige functies zijn toegestaan;
  21. u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 3', tevens detailhandel, uitsluitend in de vorm van een kringloopwinkel, die als ondergeschikte activiteit fungeert van het bepaalde in dit lid onder t.;
  22. v. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', tevens voor onderwijsvoorzieningen;
  23. w. ter plaatse van de aanduiding 'sport', tevens sportvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen;
  24. x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - uitsterfregeling', tevens sportvoorzieningen op de eerste verdieping en met inachtname van het bepaalde in artikel 5.4.9;
  25. y. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', tevens een tunnel ten behoeve van hoofdsnelwegen;
  26. z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1', tevens voor spoorwegen;
  27. aa. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg', tevens een onbemand verkooppunt van motorbrandstoffen;
  28. ab. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg', tevens een vulpunt voor LPG;
  29. ac. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1', tevens één bedrijfswoning, uitsluitend op de eerste verdieping;
  30. ad. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - uitsterfregeling', tevens voor wonen, met inachtname van het bepaalde in artikel 5.4.6;

met daarbij behorende voorzieningen, zoals groen, water, verhardingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeer- en verkeersvoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bedrijventerrein - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein;
  2. b. niet-zelfstandige kantoren, met inachtname van het bepaalde in artikel 6.3.2;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', tevens voor detailhandel in auto's en motoren;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeer- en verkeersvoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. b. paden, speelvoorzieningen met bijbehorende hekwerken, water, voorzieningen voor de waterhuishouding, bergbezinkbassins en kunstobjecten;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. nautische verkeersvoorzieningen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer', tevens voor spoorwegen en bijbehorende voorzieningen zoals ontluchtingskokers.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecavoorzieningen uit ten hoogste categorie B1, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - categorie B1' uitsluitend horecavoorzieningen uit categorieB1 zijn toegestaan;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, verhardingen en water.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenpension' uitsluitend een dierenpension is toegestaan;
  2. b. nutsvoorzieningen;
  3. c. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne', uitsluitend voor een brandweerkazerne, alsmede de onder h. bedoelde voorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'religie', uitsluitend voor religieuze activiteiten en een begraafplaats, alsmede de onder h. bedoelde voorzieningen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg', uitsluitend voor gezondheidszorg met bijbehorende voorzieningen, alsmede de onder h. bedoelde voorzieningen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - fokken van honden', tevens voor het fokken van honden;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, nutsvoorzieningen, verhardingen en water.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatieve en sportvoorzieningen;
  2. b. verenigingsleven;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeer- en verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvelden en sporthallen;
  2. b. sportverenigingsleven;
  3. c. ondergeschikte horeca;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'sport', tevens medische en sportgerelateerde voorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en (ontsluitings)wegen.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 12 Tuin

12.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. paden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, alsmede opstelstroken, busstroken, straten, voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens een brug ten behoeve van autoverkeer;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens een parkeerterrein voor vrachtwagens;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer', tevens voor spoorwegen en bijbehorende voorzieningen zoals ontluchtingskokers;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel', tevens voor een tunnel;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', tevens voor een tunnel ten behoeve van hoofdsnelwegen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - rijksweg', tevens voor een rijksweg;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1', tevens voor spoorwegen;
  9. i. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen met bijbehorende hekwerken;
  10. j. water, voorzieningen voor de waterhuishouding en bergbezinkbassins;
  11. k. nuts- en openbare voorzieningen;
  12. l. straatmeubilair;
  13. m. kunstobjecten;
  14. n. reclame-uitingen.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2.2 voor het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 30 m² mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 14 Verkeer - Railverkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'brug': tevens voor een brug ten behoeve van spoorwegverkeer;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - rangeerterrein': tevens voor een rangeerterrein met bijbehorende voorzieningen, zoals bedrijfsruimtes, een brandweerkazerne en kantoren;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - rijksweg': tevens voor een rijksweg;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': tevens voor een tunnel;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', tevens voor kruisingen met wegen, fietspaden, en wandelpaden;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens voor kruisingen met water;
  8. h. geluidwerende voorzieningen;
  9. i. bij deze bestemming behorende wegen en straten, voet- en fietspaden, water, bermen en beplanting, parkeervoorzieningen, grondwallen, nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2.3 onder e en ter plaatse van de 'veiligheidszone - leiding - b' de bouw van gebouwen toe te staan, mits:

  1. a. advies is ingewonnen bij de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
  2. b. de realisatie van het gebouw gelet op de veiligheidsrisico's die samenhangen met de exploitatie van de waterstoftransportleiding, als bedoeld in 22 aanvaardbaar zijn, waarbij onder andere gelet wordt op:
    1. 1. de constructie van het gebouw;
    2. 2. de gebruikte materialen van het gebouw;
    3. 3. de indeling van het gebouw, in samenhang met de aard en de omvang van het gebruik van het gebouw.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik geldt dat:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' Wgh-inrichtingen zijn toegestaan;
  2. b. kwetsbare objecten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - rangeerterrein' niet zijn toegestaan.

Artikel 15 Verkeer - Rijksweg

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Rijksweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een (al dan niet ondergronds gelegen) rijksweg met niet meer dan 2x4 doorgaande rijstroken, met de bijbehorende parallelrijbanen, in- en uitvoegstroken, vluchtstroken, op- en afritten en viaducten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': tevens voor een tunnel;
  3. c. wegen, straten, pleinen, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het verkeer;
  4. d. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidsschermen en luchtkwaliteitschermen;
  5. e. parkeer-, groenvoorzieningen met bijbehorende hekwerken;
  6. f. water, voorzieningen voor de waterhuishouding en bergbezinkbassins;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorziening en zoals nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen en verhardingen.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten, pleinen, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer', tevens voor spoorwegen en bijbehorende voorzieningen zoals ontluchtingskokers;
  3. c. parkeer-, groen-, speelvoorzieningen met bijbehorende hekwerken, kunstobjecten;
  4. d. water, voorzieningen voor de waterhuishouding en bergbezinkbassins;
  5. e. nutsvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden, welke tevens bescherming genieten op grond van de Keur en Leggers van het waterschap, zijn bestemd voor:

  1. a. water en groen;
  2. b. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. c. waterbeheer en waterberging;
  4. d. waterwegen;
  5. e. recreatie en verkeer te water, recreatievaart daaronder begrepen;
  6. f. kruisingen met weg- en langzaam verkeer en bruggen;
  7. g. oevers en taluds;
  8. h. aanleg- en ligplaatsen voor pleziervaart met bijbehorende voorzieningen zoals steigers;
  9. i. behoud en versterking van de landschappelijke en natuurwaarden van de watergangen en oevers;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer', tevens voor spoorwegen en bijbehorende voorzieningen zoals ontluchtingskokers;
  11. k. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - voorgevelzone 1' en 'specifieke bouwaanduiding - voorgevelzone 2', tevens bedrijfsactiviteiten en functies zoals genoemd in de aangrenzende bestemming 'Bedrijventerrein - 2';
  12. l. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, oeverbeschoeiingen, keermuren voor de waterbeheersing.

17.2 Bouwregels

17.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het is verboden de gronden in gebruik te nemen voor nieuwe aanlegplaatsen;
  2. b. het is verboden aanlegplaatsen te gebruiken voor woonboten;
  3. c. een ligplaats mag alleen ingenomen worden met toestemming van de waterbeheerder;
  4. d. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.3 onder a om de gronden in gebruik te nemen voor aanlegplaatsen indien dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsuitoefening en mits uit oogpunt van een goede en veilige doorstroming van het scheepvaartverkeer, geen belemmeringen ontstaan, zoals moet blijken uit een advies van Rijkswaterstaat.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Water - Rivier

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Rivier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de stroomvoerende en waterbergende functie in het rivierbed van de Oude Maas;
  2. b. de waterhuishouding;
  3. c. verkeer te water;
  4. d. de aanleg, beheer en onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering;
  5. e. het vergroten van de afvoercapaciteit;
  6. f. waterstaatsdoeleinden;
  7. g. nautische verkeersvoorzieningen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens voor een brug ten behoeve van auto- en spoorwegverkeer;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'haven', tevens voor havens en scheepvaart gerelateerde werkzaamheden;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer', tevens voor spoorwegen en bijbehorende voorzieningen zoals ontluchtingskokers;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botenhuis', tevens voor een botenhuis;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bunkerstation', tevens voor een bunkerstation;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nachtponton', tevens voor een nachtponton ten behoeve van het aanmeren en (elektrisch) opladen van waterbussen;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' tevens voor een tunnel ten behoeve van hoofdsnelwegen;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', tevens voorzieningen ten behoeve van het autoverkeer.

18.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. hijskranen en hijsinrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 2', met een maximale bouwhoogte van 45 meter;
  2. b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'haven', met een maximale bouwhoogte van 10 meter;

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken als permanente aanleg- of ligplaats voor woonboten en/of recreatievaartuigen.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woningen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', tevens voor wonen in maximaal één woonwagen;
  4. d. bij de bestemming behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen zoals erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, verhardingen en water.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Specifieke gebruiksregels

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. een gastransportleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  2. b. beheer en onderhoud van de leiding.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 20.2 onder b. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Leiding - Riool

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolleiding.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 21.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Leiding - Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  1. a. een waterleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  2. b. beheer en onderhoud van de leiding.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 22.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waarde - Archeologie 1

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in lid 23.2 onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Waarde - Archeologie 2

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in lid 24.2 onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Waarde - Archeologie 3

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in lid 25.2 onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Waarde - Archeologie 4

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in lid 26.2 onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10.000 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Waterstaat

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden welke tevens bescherming genieten op grond van de Keur en Leggers van het waterschap zijn – behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) – primair bestemd voor de waterhuishouding.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

27.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 28 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de scheepvaart.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 8 meter
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

28.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.2 en worden toegestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder Rijkswaterstaat.

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2.3, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteit niet onevenredig wordt geschaad. Voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene Bouwregels

31.1 Bestaande maatvoering

  1. a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als ten hoogste toegestaan.
  2. b. In geval van herbouw is het bepaalde onder a uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

31.2 Bestaande afstanden

  1. a. In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als ten minste toegestaan.
  2. b. In geval van herbouw is het bepaalde onder a uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

31.3 Ondergronds bouwen

Het bepaalde in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels omtrent de situering en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken, tenzij in de bouwregels van hoofdstuk 2 specifieke regels zijn opgenomen ten aanzien van ondergrondse bouwwerken, in welk geval die specifieke regels gelden.

31.4 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

31.5 Geluidsgevoelige functie

Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie, waaronder zowel bouwen als gebruik wordt begrepen, van geluidsgevoelige functies alleen mogelijk, indien voldaan wordt aan:

  1. a. de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel
  2. b. de bij het besluit hogere waarden vastgestelde hogere waarden inclusief de daarbij gestelde voorwaarden/maatregelen.

31.6 Verbod bouwwerken ten behoeve van gasboring

Het is verboden om bouwwerken op te richten voor het (proef)boren naar gas (waaronder schaliegas) en olie (waaronder schalie-olie).

31.7 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. de ruimte tussen bouwwerken;
  2. b. laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 32 Algemene Gebruiksregels

32.1 Strijdig gebruik

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:

  1. a. gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. d. gronden en bouwwerken voor de stalling of opslag van (sta)caravans;
  5. e. gronden voor het (proef)boren naar gas (waaronder schaliegas);
  6. f. gronden voor het (proef)boren naar olie (waaronder schalie-olie);
  7. g. gronden en bouwwerken als flitssupermarkt/darkstore.

Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels

33.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, geen geluidimmissiewaarden zijnde, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot ten hoogste 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein, uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing of technisch noodzakelijk in verband met de ruimtelijke inpassing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 meter;
  4. d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 40 meter;
  5. e. de regels en toestaan dat een perceel snippergroen wordt gebruikt ten behoeve van de woonfunctie, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en het perceel gelegen is aan de perceelsgrens behorende bij de woning.

33.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 34 Algemene Aanduidingsregels

34.1 Geluidzone - industrie

34.2 Veiligheidszone - Bevi

34.3 Veiligheidszone - leiding

34.4 Vrijwaringszone - vaarweg

Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels

35.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. bestemmingsgrenzen mogen ten hoogste 5 meter worden verschoven;
  2. b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

35.2 Wijziging naar 'Bedrijventerrein'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied bedrijventerrein' wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein', mits:

  1. a. de bewoning ter plaatse van de bestemming 'Wonen' binnen het wijzigingsgebied is beëindigd;
  2. b. de bijbehorende bedrijfszonering wordt aangepast;
  3. c. ten minste hetzelfde oppervlak aan water wordt gerealiseerd;
  4. d. het gebied via de Geerweg adequaat wordt ontsloten;
  5. e. er geen milieutechnische belemmeringen zijn.

35.3 Wijzigingsbevoegdheid Bevi-inrichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied bevi-inrichtingen' zodanig wijzigen dat Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    1. 1. binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting; en/of
    2. 2. op gronden met de bestemming(en) 'Groen', 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Water' en/of 'Water - Rivier';
  2. b. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

35.4 Wijzigingsbevoegdheid plan-merplichtige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsbevoegdheid plan-merplicht' zodanig wijzigen dat activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 voor zover het betreft de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage, worden toegestaan, mits vooraf een milieueffectrapportage wordt opgesteld volgens de eisen op grond van de Wet milieubeheer, welke door het bevoegd gezag dient te worden goedgekeurd.

35.5 Opheffen risicovolle inrichting en opheffen/wijziging veiligheidszone

Burgemeester en wethouders kunnen het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Bevi' en de bij de betreffende Bevi-inrichting behorende aanduiding 'veiligheidszone - bevi', indien de betreffende Bevi-inrichting ter plaatse is opgeheven; of
  2. b. het verkleinen van de aanduiding 'veiligheidzone - bevi' dan wel 'veiligheidszone - leiding', indien:
    1. 1. een verkleinde PR 10-6-risicocontour is opgenomen in een onherroepelijke milieuvergunning voor de betreffende Bevi-inrichting dan wel buisleiding; of
    2. 2. door veranderingen in wet- en regelgeving de betreffende PR 10-6-risicocontour kleiner is geworden.

Artikel 36 Overige Regels

36.1 Parkeren en laden en lossen

36.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

36.3 Voorrangsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 37 Overgangsrecht

37.1 Overgangsrecht bouwen

37.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 38 Slotregel

De regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Zwijndrecht' van de gemeente Zwijndrecht.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Zwijndrecht streeft naar actuele en zoveel mogelijk eenduidige bestemmingsplannen voor het grondgebied binnen haar gemeente. Daarom heeft de gemeente een aantal jaren geleden besloten om haar bestemmingsplannen gefaseerd te herzien. Voor een aantal gebieden binnen de gemeente heeft deze actualisatie in de afgelopen jaren reeds plaatsgevonden, met name voor de woongebieden. Binnen de gemeente Zwijndrecht liggen ook diverse bedrijventerreinen van verschillende grootte, orde van bedrijvigheid en ouderdom. Ook de vigerende bestemmingsplannen op de verschillende bedrijventerreinen, welke in een aantal gevallen tevens omliggende gebieden met andere functies, zoals wonen en sportvoorzieningen, omvatten, verschillen op een aantal onderdelen qua inhoud en systematiek. Daarnaast voorzien de vigerende bestemmingsplannen op een aantal thema's niet in een voldoende actueel en toereikend toetsingskader, bijvoorbeeld ten aanzien van parkeren en internetwinkels. Ten slotte is per 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking getreden. De gemeente Zwijndrecht is intensief aan de slag met de transitie naar de nieuwe wetgeving en wil door middel van een actueel en eenduidig juridisch-planologisch kader voor haar grondgebied deze transitie vereenvoudigen en verbeteren.

Onder meer om de voorgaande redenen is het wenselijk om de bestemmingsplannen van de verschillende bedrijventerreinen binnen de gemeente integraal te herzien. Er is bewust voor gekozen voor een bestemmingsplanherziening, vooruitlopend op de latere vaststelling van een integraal omgevingsplan voor het gemeentelijk grondgebied. In de herziening wordt ingezet op onder meer een actueel gebruikskader met 'het juiste bedrijf op de juiste plaats', het opnemen van correcte maximum goot- en bouwhoogten en bebouwingspercentages, een duidelijke begrenzing van de bouw- en bestemmingsvlakken en zoveel mogelijk eenduidigheid, ook ten opzichte van andere actuele bestemmingsplannen in de gemeente Zwijndrecht. De herziening van het bestemmingsplan biedt tevens de mogelijkheid om de juridisch-planologische situatie te actualiseren. Dit betekent, dat verleende omgevingsvergunningen in afwijking van het huidige bestemmingsplannen en enkele partiële herzieningen van het bestemmingsplan, worden opgenomen in deze bestemmingsplanherziening. Op die manier wordt een nieuw, gebiedsdekkend juridisch-planologisch kader geboden voor de bedrijventerreinen en enkele omliggende gebieden.

Bij het geheel van de gemeentelijke bestemmingsplannen wordt gestreefd naar samenhangende, actuele beleidsinzichten en gebruikerswensen. Dit bestemmingsplan bevat een heldere regeling die afgestemd is op de meest recente eisen van alle betrokken beleidsdisciplines.

In het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen meegenomen. Wanneer de gemeente of een initiatiefnemer binnen het plangebied een ontwikkeling tot stand wil brengen die niet past in het plan, zal dit via een afzonderlijke ruimtelijke procedure moeten plaatsvinden. Hierbij wordt op dat moment 'maatwerkgericht' beoordeeld of het ruimtelijke initiatief wel of niet ter plaatse kan worden ingepast.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied omvat alle bedrijventerreinen binnen de gemeente Zwijndrecht (met uitzondering van bedrijventerrein Gors bij Heerjansdam), een aantal aangrenzende gebieden met diverse functies, alsmede het rangeerterrein Kijfhoek. Het betreft de volgende bedrijventerreinen:

  • Bakestein;
  • Corridor 9Develpoort);
  • Molenvliet/Ter Steeghe;
  • De Geer;
  • Groote Lindt;
  • Rangeerterrein Kijfhoek.


De begrenzing van het plangebied sluit in beginsel aan op de begrenzing van het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor de betreffende (bedrijven)terreinen, welke in de navolgende paragraaf zijn beschreven. Het bestemmingsplan 'Noord', dat in 2017 is herzien, omvat een aantal delen van deze oosrponkelijke plangebieden. Deze reeds geactualiseerde delen betreffen niet de bedrijventerreinen zelf en zijn in voorliggend bestemmingsplan niet opgenomen. Voor deze delen geldt immers een voldoende actueel bestemmingsplan.

In figuur 1.1 is de ligging van de diverse bedrijventerreinen binnen de gemeente weergegeven. Hierop is tevens de begrenzing van het plangebied zichtbaar. Op de begrenzing per deelgebied wordt in paragraaf 2.2 nader ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08Bedrterreinen-3001_0001.png"
Figuur 1.1: ligging en indicatieve begrenzing plangebied en verschillende bedrijventerreinen

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Het voorliggende bestemmingsplan vervangt de vigerende regelingen ter plaatse van de betreffende bedrijventerreinen, enkele omliggende gebieden en het rangeerterrein Kijfhoek. Het betreft de volgende bestemmingsplannen.

Bedrijventerrein Bakestein:

  • bestemmingsplan 'Bakestein', vastgesteld op 31 maart 2015;
  • bestemmingsplan '1e herziening bestemmingsplan Bakestein, locatie Louis Ruys', vastgesteld op 27 september 2016;

Bedrijventerreinen Molenvliet en Ter Steeghe:

  • bestemmingsplan 'Molenvliet - Ter Steeghe', vastgesteld op 15 mei 2012;

Bedrijventerrein Corridor (Develpoort):

  • bestemmingsplan 'Corridor', vastgesteld op 18 juni 2013;
  • bestemmingsplan 'Nehemia', vastgesteld op 4 februari 2014;

Bedrijventerrein De Geer:

  • bestemmingsplan 'De Geer', vastgesteld op 13 december 2011;

Bedrijventerrein Groote Lindt

  • bestemmingsplan 'Groote Lindt', vastgesteld op 4 februari 2014;
  • bestemmingsplan '1e herziening Groote Lindt, geluidverkaveling', vastgesteld op 22 januari 2019;

Rangeerterrein Kijfhoek:

  • bestemmingsplan 'Rangeerterrein Kijfhoek', vastgesteld op 10 april 2012.

Gebiedsdekkend:
Binnen het gehele plangebied is ook het (facet)bestemmingsplan 'Partiële herziening verbod voor de winning van schaliegas en schalie-olie, gemeente Zwijndrecht' (vastgesteld 31 maart 2015) van toepassing.

Verleende omgevingsvergunningen:
Naast het voorgaande zijn na de inwerkingtreding van de voornoemde geldende bestemmingsplannen enkele omgevingsvergunningen verleend, waarbij is afgeweken van het bestemmingsplan. Het gaat om de volgende locaties:

  • Lindtsedijk 14: kantoor (9 augustus 2023);
  • Lindtsedijk 14: horeca (9 augustus 2023).

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande situatie. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 4 is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond op basis van de diverse relevante sectorale aspecten. Hoofdstuk 5 vormt de juridische opzet van het bestemmingsplan waarbij ingegaan wordt op de regeling. De toelichting wordt afgesloten met hoofdstuk 6, waarin de resultaten uit de gevolgde procedure aan de orde komen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft een overwegend beheersgericht karakter. Er worden in beginsel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Paragraaf 2.2 beschrijft de ruimtelijk-functionele structuur en kenmerken van de verschillende bedrijventerreinen en overige deelgebieden binnen het plangebied. van Heerjansdam en de stedenbouwkundige en architectonische kenmerken. In paragraaf 2.3 wordt ingegaan op de wijze waarop de bestaande situatie wordt beheerd. In paragraaf 2.4 wordt ingegaan op ontwikkelingen en wijzigingen, die in deze bestemmingsplanherziening zijn verwerkt.

2.2 Huidige Situatie En Ruimtelijk-functionele Structuur

Het plangebied bestaat uit een zestal te onderscheiden deelgebieden, namelijk vijf bedrijventerreinen (deels met enkele omliggende gebieden) en het rangeerterrein Kijfhoek. Navolgend volgt een beschrijving per gebied, waarbij de huidige ruimtelijke en functionele situatie en de begrenzing van het plangebied worden beschouwd.

2.2.1 Bedrijventerrein en sportpark Bakestein

Ligging en begrenzing
Het bedrijventerrein en sportpark Bakestein zijn gelegen aan de noordwestkant van Zwijndrecht, in de oksel tussen de rijksweg A16 en de Spoorlijn Rotterdam-Dordrecht met het rangeerterrein Kijfhoek daaraan grenzend. Deze nationale infrastructuren zijn zeer bepalend aanwezig en scheiden Bakestein van de bedrijventerreinen Molenvliet en Ter Steeghe en van de woonkern van Zwijndrecht. Bakestein grenst verder aan de noordwestkant aan het buitengebied van Zwijndrecht en in de zuidoostelijke hoek een woongebiedje aan de Heer Oudelandslaan. Figuur 2.1 laat de ligging en begrenzing van deze planlocatie en haar directe omgeving zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08Bedrterreinen-3001_0002.png"
Figuur 2.1: luchtfoto en plangrens bedrijventerrein en sportpark Bakestein

Bedrijventerrein Bakestein
Bakestein betreft een relatief nieuw bedrijventerrein, waarvan de laatste kavels recent uitgegeven zijn. In het begin van deze eeuw is met de aanleg van het bedrijventerrein gestart.

Overige functies
Het deelgebied Bakestein omvat naast het bedrijventerrein ook het aangrenzende sportpark Bakestein, het volkstuinencomplex, een deel van de rijksweg A16 en een ondergronds deel van de Betuweroute. Op het sportcomplex Bakestein zijn diverse sportvoorzieningen aanwezig, waaronder voetbal, tennis, hockey, honkbal en indoorsporten. De sportverenigingen zijn in twee clusters gesitueerd, hoofdzakelijk ten zuiden van de weg Middellijn. Ook is een scoutingvereniging op het complex aanwezig en in de zuidwestelijke hoek van het deelgebied ligt een volkstuinencomplex.

Infrastructuur
Kenmerkend voor de omgeving van het plangebied is de aanwezigheid van nationale infrastructuren. Het spoortraject Rotterdam-Dordrecht met daaraan gekoppeld het rangeerterrein Kijfhoek (eveneens opgenomen in onderhavig plangebied, zie paragraaf 2.2.6) vormt de zuidelijke grens. Dit traject wordt voor zowel personenvervoer als goederenvervoer, onder meer met vervoer van gevaarlijke stoffen, gebruikt. Aan de oostzijde van Kijfhoek takt het tracé van de Betuweroute in noordelijke richting af en gaat de Sophiaspoortunnel in. Deze tunnel loopt door het plangebied. De Betuweroute loopt van de Rotterdamse haven via het rangeerterrein Kijfhoek evenwijdig aan de A15 in de richting van Duitsland. De tunnel loopt vanaf het rangeerterrein tot aan Papendrecht, waar het spoor ten noorden van de A15 weer boven de grond komt.

Aan de oostzijde ligt de rijksweg A16, die de belangrijkste verkeersroute voor het autoverkeer tussen Zuid-Nederland/België en een groot deel van de Randstad vormt. Afslag 23 ligt noordelijk nabij het plangebied. Het bedrijventerrein is hier dus vrijwel direct op ontsloten.

Verder vormen de Langeweg (westelijk richting Heerjansdam en oostelijk richting centrum Zwijndrecht en Walburg), de Munnikensteeg (richting het zuidelijk deel van Zwijndrecht) en de Hendrik Ydenweg (rihting Hendrik-Ido-Ambacht) de voornaamste ontsluitingswegen voor Bakestein. Over deze wegen passeren ook veel forensen. Het bedrijventerrein en de sportvoorzieningen beschikken binnen het plangebied over enkele wegen, waarbij de wegen Middellijn-Einsteinstraat de hoofdontsluitingen en entree vormen.

Voor het langzaam verkeer is langs de Einsteinstraat, de Middellijn en de Oude Stationsweg een aparte fietsstrook aangelegd. Op de overige wegen wordt het langzaam verkeer. Tussen het oostelijk en het westelijk deel is over de Sophiaspoortunnel een langzaamverkeersverbinding gelegen.

Water en groen
De waterstructuur speelt een belangrijke rol in de stedenbouwkundige opzet van bedrijventerrein Bakestein. De noordelijke bedrijfspercelen liggen op 'eilanden': bouwvelden die aan vier kanten omgeven zijn door water. Het water heeft enerzijds een waterbergende functie vanwege de toevoeging van verhard oppervlak bij de realisatie van het bedrijventerrein. Anderzijds heeft het water ook een esthetische functie. Zo wordt de entreeweg van het gebied, de Einsteinstraat, geaccentueerd door brede watergangen, en ligt aan de noordzijde van de Middellijn een brede watergang. Het water in het plandeel aan de oostzijde van de Sophiaspoortunnel is kleinschaliger en natuurlijker van karakter.

Bakestein heeft een groene uitstraling vanwege de sportvelden. Aan de zuidzijde van het gebied, tegen het spoor, ligt een groene buffer. Ook de Munnikensteeg aan de noord-/westzijde van het gebied en het volkstuinencomplex in de zuidoostelijke hoek zijn met robuuste groenzones omgeven. Hierdoor is het gebied aan vrijwel alle zijden landschappelijk ingepast. Het bedrijventerrein en sportpark zijn intern beperkt van groen voorzien.

2.2.2 Bedrijventerreinen Molenvliet/Ter Steeghe

Ligging en begrenzing
Molenvliet en Ter Steeghe zijn twee relatief kleine bedrijventerreinen, welke aan weerszijden van Bakestein liggen, aan de noordwestkant van de kern Zwijndrecht. Molenvliet ligt direct ten zuiden van de Spoorlijn Rotterdam-Dordrecht en het rangeerterrein Kijfhoek. Verder wordt het begrensd door het Park Molenvliet en een deel van het de woonwijk Heer Oudelands Ambacht aan de zuidkant, de Munnikensteeg in het westen en de Burgemeester Pijl Hogeweglaan aan de oostkant.

Ter Steeghe ligt ten noordoosten van de rijksweg A16 en wordt verder begrensd door de Langeweg in het noorden en de Bootjessteeg aan de oostkant van het plangebied. Aan de noordoostkant grenst het terrein aan het nieuwe bedrijventerrein Ambachtsezoom/De Baak van Hendrik Ido-Ambacht.

Figuur 2.2 geeft de ligging en begrenzing van de beide plandelen weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08Bedrterreinen-3001_0003.png"
Figuur 2.2: luchtfoto en plangrens bedrijventerreinen Molenvliet (onder) en Ter Steeghe (boven)

Bedrijventerrein Molenvliet
Molenvliet is een langgerekt bedrijventerrein, ingeklemd tussen de spoorweg aan de noordkant en de weg Molenvliet aan de zuidkant. Het bedrijventerrein bestaat uit slechts één weg, met aan de noordzijde bebouwing. Deze bedrijfsbebouwing bestaat voornamelijk uit bedrijfsloodsen met een hoogte van circa 11 meter, meestal afgedekt met een plat dak. Deze bebouwing staat niet altijd in de voorgevelrooilijn. Het bedrijventerrein heeft een hoog bebouwingspercentage. De meeste percelen zijn voor circa 70% bebouwd. Daarnaast is het bedrijventerrein nagenoeg geheel verhard. Over het algemeen dient de verharding voor de voorgevel voor parkeren, en de verharding elders op het bedrijventerrein voor bedrijfsactiviteiten en opslag. Door het hoge percentage bebouwing en verharding heeft het bedrijventerrein Molenvliet een stenig karakter. Ten zuiden van de weg is een parkeerstrook opgenomen. Hierin wordt langsparkeren afgewisseld met insteekhavens.

Er zijn overwegend kleinschalige bedrijven gevestigd op Molenvliet. In een aantal gevallen zijn meerdere bedrijven op één perceel gevestigd in bedrijfsverzamelgebouwen. Het gaat hierbij voornamelijk om kleine zelfstandige kantoren. De overige bedrijven op het terrein zijn overwegend licht-industrieel van aard. De toegestane milieucategorieën op het terrein variëren van categorie 1 tot en met 2, 3.1 of 3.2. Tevens vindt er op ondergeschikte schaal detailhandel plaats. Het gaat hierbij om de verkoop van ter plaatse geproduceerde of herstelde goederen, zoals de verkoop van auto-onderdelen bij een autoreparatiebedrijf. Daarnaast bevinden zich ook nog twee bedrijfswoningen op het bedrijventerrein. Deze woningen maken deel uit van de bedrijfsbebouwing, en zijn niet als individuele woning herkenbaar.

Zuidoostelijk van het bedrijventerrein liggen de brandweerkazerne van Zwijndrecht, een kerk (Pietermankerk) en een woning. Deze maken ook onderdeel uit van het plangebied.

Bedrijventerrein Ter Steeghe
Bedrijventerrein Ter Steeghe vormt samen met het aangrenzende ziekenhuis en tennispark een op een campus lijkend gebied, dat is op te delen in een viertal individuele clusters. Het bedrijventerrein bestaat uit twee clusters, die van elkaar gescheiden zijn door een groenstrook boven het tracé van de Sophiatunnel. Het zuidelijk cluster is ingevuld met een zestal grote gebouwen van één tot twee bouwlagen. De gronden tussen de bebouwing zijn nagenoeg geheel verhard, waardoor dit plandeel een stenig karakter heeft. Het tweede, noordelijke cluster wordt doorsneden door een waterloop met aan weerszijden een grote bedrijfskavel. Deze kavels zijn nagenoeg geheel verhard.

Op het bedrijventerrein is lichte tot middelzware bedrijvigheid toegestaan (milieucategorieën 1 tot en met 3.2). In het noordelijke en zuidelijke cluster zijn diverse bedrijven gevestigd. Naast enkele kleine bedrijven en kantoren, is op dit terrein een aantal grotere winkels gevestigd. Bovendien zit hier een sportschool. Het noordelijke cluster bestaat uit een bedrijfsverzamelgebouw en een losse bedrijfskavel.

Infrastructuur
Bedrijventerrein Molenvliet wordt via de gelijknamige weg ontsloten op de Munnikensteeg in het westen. Deze vormt een verbinding richting onder meer de rijksweg A16. Aan de oostkant vormen de Beethovenlaan en de Burgemeester Pijl Hogeweglaan de uitvalswegen richting de woonwijken, het centrum en bedrijventerrein Groote Lindt.

Het bedrijventerrein Ter Steeghe wordt omsloten door infrastructuur, namelijk de rijksweg A16 en de weg Langeweg. Door het plangebied loopt ook de Sophiaspoortunnel, die onderdeel uitmaakt van het tracé van de Betuweroute en het bedrijventerrein in twee delen scheidt. Beide clusters van het bedrijventerrein zijn ontsloten op de Langeweg, niet ver van de op- en afrit naar de A16.

Water en groen
Tussen de spoorlijn Rotterdam-Dordrecht en het bedrijventerrein Molenvliet liggen een waterloop en een groenstrook. Onder deze strook ligt een gasleiding. Ten zuiden van de weg Molenvliet liggen een brede watergang en groenstrook, die samen met het Park Molenvliet (buiten onderhavig plangebied) een groene afscheiding ten opzichte van de achterliggende woonwijk vormen. Daarnaast loopt er één watergang tussen de bedrijfskavels door. Op de bedrijfskavels zelf ontbreken groen en water over het algemeen. Zuidoostelijk van het cluster met de brandweerkazerne, kerk en burgerwoning stroomt de Devel (eveneens buiten het plangebied).

Bedrijventerrein Ter Steeghe is aan de meeste zijden groen ingepast, maar kent op de kavels zelf nauwelijks groen. Beide bedrijvenclusters worden omgeven en deels doorkruist door brede watergangen. Daarnaast is boven het tracé van de Sophiatunnel een groenstrook aanwezig, welke de beide bedrijfsclusters scheidt.

2.2.3 Bedrijventerrein en omgeving Corridor (Develpoort)

Ligging en begrenzing
Het plandeel Corridor, tevens bekend onder de naam 'Develpoort', ligt centraal binnen de kern Zwijndrecht en is grotendeels gelegen tussen de spoorlijn Rotterdam - Dordrecht aan de noordkant en de rijksweg A16 aan de zuid- en westkant. Deze twee verbindingen maken gedeeltelijk onderdeel uit van het plangebied, waaronder de spoorbrug over de Oude Maas en vormen een deel van de begrenzing. Aan weerszijden van deze verbindingen liggen woongebieden en het centrum van Zwijndrecht. In figuur 2.3 is de begrenzing van dit plandeel zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08Bedrterreinen-3001_0004.png"
Figuur 2.3: luchtfoto en plangrens bedrijventerrein en omgeving 'Corridor (Develpoort)'

Bedrijventerrein Corridor (Develpoort)
Het bedrijventerrein Corridor/Develpoort ligt in het westelijk plandeel, noordoostelijk van de A16 en gedeeltelijk ten zuiden van de spoorweg. De bedrijfsgebouwen op het bedrijventerrein mogen in het algemeen tot een hoogte van 8 meter worden gebouwd en bestaan veelal uit twee bouwlagen met platte afdekking. Het betreft in het algemeen relatief kleine bedrijfspercelen. Door de omliggende woonwijken, is binnen een groot deel van het bedrijventerrein slechts lichte bedrijvigheid toegestaan (milieucategorie 1 en 2). In sommige delen, op grotere afstand van de woongebieden, zijn activiteiten tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Op het bedrijventerrein zijn ook enkele (bedrijfs)woningen aanwezig.

Infrastructuur
De aanwezige infrastructuur is zeer bepalend voor het ruimtelijke en functionele karakter van het plandeel Corridor. Aan noordzijde is de spoorweg Rotterdam-Dordrecht aanwezig. Dit spoor wordt zeer intensief gebruikt, voor regionaal en internationaal reizigersvervoer en in ruime mate voor goederenvervoer.

Aan de zuid- en westzijde bevindt zich de rijksweg A16. De monding van de Drechttunnel onder de Oude Maas door maakt aan de oostkant nog net onderdeel uit van het plangebied. Daarnaast bevinden zich in het plangebied (gedeeltelijk) twee op- en afritten vanaf de rijksweg naar de lokale wegenstructuur.

Dwars door het plangebied liggen verschillende gebiedsontsluitingswegen.

Groen en water
Aan weerszijden van de A16 zijn ter hoogte van het plangebied grotendeels groenstroken gelegen. Binnen dit gebied bevindt de weg richting de brug over de Oude Maas, welke aan weerszijden door groengebieden wordt geflankeerd. Door het gebied heen liggen daarnaast verschillende fiets- en wandelpaden.

Water is in het plandeel minder prominent aanwezig. Er zijn slechts enkele kleinere oppervlaktewateren en watergangen aanwezig. De Oude Maas stroomt oostelijk van het plandeel.

2.2.4 Bedrijventerrein De Geer

Ligging en begrenzing
Het bedrijventerrein De Geer ligt in de zuidwestelijke hoek van de kern Zwijndrecht en is in de jaren '70 van de vorige eeuw ontwikkeld. Ten noorden van het bedrijventerrein ligt de woonwijk Nederhoven, oostelijk en zuidoostelijk het bedrijventerrein Groote Lindt, zuidelijk de Oude Maas en westelijk en noordwestelijk het landelijk gebied tussen Zwijndrecht en Heerjansdam. Nabij de westelijke plangrens loopt het spoor van de Hogesnelheidslijn tussen Rotterdam en Breda, dat ter hoogte van het plangebied ondergronds onder de Oude Maas gaat.

Het plandeel omvat naast het bedrijventerrein De Geer ook de lintbebouwing aan de Lindtsedijk. Het plangebied wordt begrensd door de Geerweg aan de noordkant en de Lindtsedijk aan de overige zijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08Bedrterreinen-3001_0005.png"
Figuur 2.4: luchtfoto en plangrens bedrijventerrein De Geer

Bedrijventerrein De Geer
Het grootste deel van het plangebied wordt gevormd door het bedrijventerrein De Geer. Dit bedrijventerrein ligt binnendijks van de Oude Maas, in tegenstelling tot het naastgelegen bedrijventerrein Groote Lindt, dat buitendijks ligt en een duidelijke relatie heeft met het water in de vorm van watergerelateerde bedrijven en transport over water (zie ook paragraaf 2.2.5). De Lindtsedijk scheidt beide bedrijventerreinen van elkaar. De Geer heeft geen duidelijke ruimtelijke en functionele relatie met het water. Het kenmerkt zich door een overwegend rechte verkaveling, die contrasteert met de omliggende Lindtsedijk.

Op het bedrijventerrein De Geer zijn voornamelijk handels- en transportbedrijven gevestigd. Daarnaast bevinden zich enkele zelfstandige kantoren op het bedrijventerrein. De bedrijven zijn overwegend licht-industrieel van aard. Op het terrein is conform het huidige bestemmingsplan ook zwaardere bedrijvigheid toegestaan, maximaal tot categorie 4.1 in het centraal-zuidelijk deel.

Op het bedrijventerrein bevinden zich ook 11 bedrijfswoningen. Deze woningen bevinden zich aan de Fruiteniersstraat (6), de Houtkopersstraat (4) en de Zoutverkopersstraat (1). De bedrijfswoning aan de Zoutverkopersstraat en de twee bedrijfswoningen aan de Fruiteniersstraat zijn woningen die geïntegreerd zijn in de bedrijfsbebouwing. Deze bedrijfswoningen zijn gelegen op de eerste verdieping. De overige bedrijfswoningen zijn als zelfstandige woning herkenbaar. Deze woningen staan dan ook vaak los van de bijbehorende bedrijfsbebouwing.

Naast bedrijven en kantoren bevindt zich op het bedrijventerrein nog een aantal andere functies. Op het terrein zijn drie detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen gevestigd. Dit betreft een sanitairzaak (hoek van de Fruiteniersstraat en de Geerweg), een winkel in caravans en kampeerartikelen (Zoutverkopersstraat 15) en een groothandel in gereedschappen en bouwmaterialen (Zoutverkopersstraat 13). Daarnaast is aan de Fruiteniersstraat is een tankstation (zonder LPG-verkoop) gevestigd. Tevens zijn op het bedrijventerrein twee uitzendbureaus gevestigd, deze zijn gelegen aan de Fruiteniersstraat 12 en 35. Daarnaast is op het bedrijventerrein een postdistributiecentrum gevestigd, hier is ook een kleinschalig en ondergeschikt postkantoor gevestigd, waarin ook ondergeschikte detailhandel in kantoorartikelen plaats vindt. Gezien de aard en karakteristiek passen deze functies goed in de functionele structuur van het bedrijventerrein.

Aan de Houtkoperstraat bevindt zich een medisch zuurstofcentrum. Dit is een zeer specifieke vorm van zorg. Patiënten komen hier voor zuurstofbehandelingen. De behandelingen zijn kortdurend, patiënten blijven niet overnachten. Omdat er bij het zuurstofcentrum ook opslag van zuurstof plaatsvindt, past een dergelijke functie niet in een woonwijk en past deze functie beter op een bedrijventerrein, zoals De Geer.

Op het bedrijventerrein liggen ook twee horecabedrijven. Aan de Fruiteniersstraat bevindt zich een restaurant. Met de ligging aan de Fruiteniersstraat, op de hoek met de Houtkopersstraat, ligt dit op een prominente plek op het bedrijventerrein. In de middenberm van de Gildenweg bevindt zich in een paviljoen een cafetaria. Beide horecagelegenheden passen goed op het bedrijventerrein en vormen een goede aanvulling op de voorzieningen van het bedrijventerrein.

Op het bedrijventerrein zijn in beginsel geen zelfstandige kantoren toegestaan. Op het bedrijventerrein zijn momenteel nog op drie locaties zelfstandige kantoren gevestigd. Het gaat hierbij om een zelfstandig kantoor aan de Gildenweg 16 en aan de Fruiteniersstraat 44/45. Aan de Mandemakersstraat 1 is een bedrijfsverzamelgebouw gevestigd.

Lintbebouwing Lindtsedijk
Aan de westkant van het plandeel is binnendijks aan de Lindtsedijk een bebouwingslint aanwezig. Dit betreft voornamelijk woningen. In het noordelijk deel is bovendien een woonwagenstandplaats voor één woonwagen aanwezig. Daarnaast bevindt zich een dierenpension met bedrijfswoning aan de dijk. De woonfuncties in het lint zijn van invloed op de gebruiksmogelijkheden voor een deel van het bedrijventerrein.

De gronden tussen de dijk en het bedrijventerrein worden gebruikt als landbouwgrond voor aardappelen, groente en fruit. De bedrijfsbebouwing van het bijbehorend bedrijf staat aan de voet van de dijk. Ook is hier een grote vrachtwagenparkeerplaats gevestigd, die vanuit de Houtkopersstraat/Gildenweg bereikbaar is.

Infrastructuur
De infrastructuur wordt in belangrijke mate gekenmerkt door de twee wegen, die het plangebied omgeven: de Geerweg en de Lindtsedijk. De Geerweg ten noorden van het plangebied is een brede, in het groen gelegen weg die tot de ontsluitingsstructuur van Zwijndrecht behoort. Het bedrijventerrein wordt via de Fruiteniersstraat op twee plaatsen ontsloten op de Geerweg, die daarmee ook voor het bedrijventerrein de belangrijkste ontsluitingsroute vormt. Via de Munnikensteeg in noordelijke richting kan de A16 worden bereikt. De Geerweg vormt met zijn brede profiel en groene inrichting een buffer tussen de woonwijk Nederhoven/Munnikenhof en het bedrijventerrein. De Lindtsedijk ligt verhoogd ten opzichte van het plangebied en heeft met name een lokale verkeersfunctie en vormt de ontsluitingsweg voor het naastgelegen terrein Groote Lindt. Bedrijventerrein De Geer is niet op deze weg ontsloten.

Op het bedrijventerrein zelf is er een samenstel van eenvoudige rechte straten begeleid door beplanting, afgewisseld met parkeerruimte. Uitzondering hierop vormt de Houtkopersstraat, die meebuigt met de Lindtsedijk. De noord-zuiverbinding van de Gildenweg, centraal op het terrein, vormt een groene buffer die het bedrijventerrein in tweeën opdeelt.

Water en groen
Het bedrijventerrein De Geer ligt in een groene setting, die wordt gevormd door de Lindtsedijk en de Geerweg. Aan de Geerweg ligt bovendien een groenstrook, die het bedrijventerrein voor passanten een groen aanzicht geeft. Centraal door het bedrijventerrein ligt de Gildenweg; de belangrijkste noord-zuidverbinding van het terrein. Deze straat heeft een brede middenberm, die groen ingericht is. Deze groene lijn verbindt de groenstructuren aan de Lindtsedijk en de Geerweg. De groene band aan de Gildenweg is ook onderdeel van de hoofdgroenstructuur. Verder wordt het buitengebied westelijk van het plandeel gekenmerkt door een groene inrichting en extensief gebruik.

2.2.5 Bedrijventerrein Groote Lindt

Ligging en begrenzing
Het plangdeel Groote Lindt ligt aan de zuidkant van de kern Zwijndrecht en omvat het buitendijks gelegen bedrijventerrein Groote Lindt en het binnen de gemeente gelegen deel van de Oude Maas tussen de Brugweg/Zwijndrechtsebrug en de Lindtsedijk. Het plangebied wordt begrensd door de Lindtsedijk aan de noord- en de westzijde van het plangebied, de gemeentegrens met Dordrecht en Binnenmaas aan de zuidzijde en de Brugstraat/Zwijndrechtsebrug aan de oostzijde.

Het bedrijventerrein ligt aan de zuid- en oostkanten aan de Oude Maas. Ten zuiden van het plangebied ligt een rivierenkruispunt van de waterwegen Oude Maas en Dordtse Kil. Aan dit kruispunt ligt het westelijk havengebied van de Drechtsteden, dat naast Groote Lindt bestaat uit Dordt-West aan de overzijde van de rivier. Noordwestelijk, aan de overzijde van de Lindtsedijk, is het bedrijventerrein De Geer gelegen. De dijk vormt een ruimtelijke en functionele scheiding tussen deze beide bedrijventerreinen. Verder bevinden zich noordelijk van het bedrijventerrein, eveneens aan de overzijde van de Lindtsedijk, de woonwijken Nederhoven en Kort Ambacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08Bedrterreinen-3001_0006.png"
Figuur 2.5: luchtfoto en plangrens bedrijventerrein Groote Lindt

Ruimtelijke en functionele structuur Groote Lindt
Bedrijventerrein Groote Lindt ligt buitendijks, tussen de Lindtsedijk en de Oude Maas. Door de ligging van de dijk varieert de breedte van het bedrijventerrein van ruim 900 meter ter plaatse van de Drechthaven tot minder dan 100 meter ter hoogte van de Drechttunnel. Het bedrijventerrein heeft zowel een ruimtelijke als een functionele relatie met de rivier.

Groote Lindt is een bedrijventerrein met grootschalige zware industrie en nijverheid, waaronder scheepsbouw, chemische industrie, hout-, beton- en baksteenindustrie en staalbedrijven. Door zijn ligging is het bedrijventerrein bijzonder geschikt voor de zwaardere en aan het transport per water en rail gebonden bedrijvigheid. Daarnaast is het bedrijventerrein gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder en mogen zich op dit terrein zogeheten 'grote lawaaimakers' vestigen. Verder bevindt zich op het bedrijventerreinterrein een aantal Bevi-inrichtingen. Hierdoor spelen geluidhinder en externe veiligheid een grote rol. Hier zal verder op worden ingegaan in paragraaf 4.1. Op het bedrijventerrein zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 5.1 toegestaan. Aan de randen is vanwege de nabij gelegen woongebieden echter uitsluitend lichtere bedrijvigheid toegestaan.

Hoewel het bedrijventerrein hoofdzakelijk een bedrijfsmatig karakter heeft, bevindt zich aan de Lindtsedijk nog een aantal detailhandelsvestigingen. Aan de Lindtsedijk 86 is een kringloopwinkel aanwezig, aan de Lindtsedijk 28 een bouwmarkt en aan de Lindtsedijk 24 een detailhandelsbedrijf in stenen en zand. Verder bevindt zich nog een onbemand benzinestation aan de Lintsedijk.

Daarnaast zijn op het bedrijventerrein 7 bedrijfswoningen aanwezig. Deze woningen bevinden zich aan de Amerweg, de Lindtsedijk en de Oudemaasweg.

Op sommige delen van Groote Lindt heeft de afgelopen decennia een vernieuwing van de bedrijfsbebouwing plaatsgevonden. De hoogte en grootte van de bebouwing en bouwwerken varieert zeer sterk. Direct langs de Lindtsedijk bevinden zich kleinschaligere bedrijfshallen en bedrijfsruimtes. Verder de haveneilanden op bevinden zich grote en hoge bedrijfshallen. De hoogste bebouwing komt voor op het westelijk deel van het bedrijventerrein en vooral bij de Noordweg waar enkele zeer hoge bedrijfshallen zijn gerealiseerd.

Infrastructuur
Het bedrijventerrein wordt voor autoverkeer geheel ontsloten door de Lindtsedijk ten noorden van het terrein. Deze loopt westelijk richting Heerjansdam en via de Munnikensteeg noordelijk naar de A16. De A16 is ook bereikbaar via de Burgemeester van het Hoffweg. Verschillende wegen takken vanaf het bedrijventerrein rechtstreeks aan op de Lindtsedijk. In het noordoostelijk deel van het plangebied ligt de Drechttunnel, waarmee de A16 onder de Oude Maas doorgaat richting Dordrecht.

Het bedrijventerrein ligt direct in open verbinding met de Oude Maas en is ook aangesloten op het sporennet van en naar het rangeerterrein Kijfhoek door middel van een eigen spoor.

Groen en water
Kenmerkend is de ligging tussen enerzijds het water van de Oude Maas en anderzijds de Lindtsedijk. Deze dijk is naast een belangrijke verkeersader en waterkering, ook een belangrijk element in de groenstructuur van Zwijndrecht. Door de hoogte van de dijk ontbreekt een visuele relatie met de woonwijken Nederhoven en Kort Ambacht die aan de andere zijde van de dijk zijn gelegen. Met uitzondering van de dijk ontbreken grote groenstructuren op het bedrijventerrein. Een deel van de zuidwestelijke oevers van de Oude Maas kent op beperkte schaal natuur/groen. Naast deze groene 'koppen' is er enig groen aanwezig langs de Lindtsedijk, de Oudemaasweg en de Merwedeweg.

Het bedrijventerrein kent enkele havens die aantakken op de Oude Maas. Deze worden uitsluitend voor bedrijfsmatige doeleinden gebruikt. De drie grootste havens in het westelijk deel steken circa 600 tot 800 meter het bedrijventerrein in. In het oostelijk deel van het bedrijventerrein bevinden zich nog twee kleinere havens, de Schokhaven en de Uilenhaven. Doordat enkele hallen nagenoeg op de rand van het water gebouwd zijn, zijn de havens vanaf het openbaar gebied nauwelijks zichtbaar. Vanaf de overzijde van de Oude Maas zijn de havens wel zichtbaar.

2.2.6 Rangeerterrein Kijfhoek

Ligging en begrenzing
Het rangeerterrein Kijfhoek ligt ten noordwester van de kern Zwijndrecht en ten noordoosten van Heerjansdam. Het langgerekte terrein is bijna 5 kilometer lang en strekt zich uit van de rand van de bebouwde kom van Zwijndrecht tot aan de gemeentegrens met Barendrecht. Op het breedste punt is het plangebied circa 300 meter. Het plandeel wordt binnen de bebouwde kom begrensd door de bedrijventerreinen Bakenstein en Molenvliet respectievelijk ten noorden en ten zuiden van het rangeerterrein. Buiten de bebouwde kom wordt het plangebied begrensd door agrarisch gebied. Noordoostelijk van het terrein ligt de A16 en zuidelijk stroomt het riviertje de Devel. De noordelijke plangrens wordt gevormd door de spoorlijn Rotterdam-Breda.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08Bedrterreinen-3001_0007.png"
Figuur 2.6: luchtfoto en plangrens rangeerterrein Kijfhoek

Ruimtelijke en functionele situatie
Het plandeel Kijfhoek bestaat uit het rangeerterrein Kijfhoek en het doorgaande spoor dat deel uitmaakt van het traject Rotterdam-Breda. Het doorgaande spoor maakt geen onderdeel uit van het rangeerterrein Kijfhoek. Daarnaast maakt een deel van de Munnikenweg, die over het spoor en het oostelijk deel van het rangeerterrein loopt, onderdeel uit van het plangebied. Aan de westkant gaat de Molendijk met een tunnel onder het terrein door. Uiterst westelijk kruist de Waal met een duiker het plangebied.

Het rangeerterrein is met een omvang van 50 hectare en 43 verdeelsporen het grootste rangeerterrein van Nederland. Het rangeerterrein is een belangrijke schakel tussen de haven van Rotterdam en het Europese achterland. Het rangeerterrein is belangrijk voor de aanvoer van de Betuweroute, die hier via de Sophiaspoortunnel richting Oost-Nederland en Duitsland voert. Daarnaast buigt aan de westkant van het rangeerterrein de Hogesnelheidslijn af van het spoor Rotterdam-Breda. Ten slotte is het bedrijventerrein Groote Lindt verbonden met het rangeerterrein (zie ook paragraaf 2.2.5).

De functie van het rangeerterrein Kijfhoek is het naar bestemming sorteren van goederenwagons die afkomstig zijn uit de haven van Rotterdam. Het proces op het rangeerterrein is daarvoor verdeeld in een drietal deelprocessen: het aankomst-, heuvel- en vertrekproces. Deze indeling is ook zichtbaar in de configuratie van de sporen. Van west naar oost liggen respectievelijk de aankomstsporen, heuvelsporen en de vertreksporen.

Daarnaast ligt op het rangeerterrein nog een tankplaats voor locomotieven en loopt er over het rangeerterrein een rondweg. Aan de oostkant wordt het rangeerterrein doorkruist door een ondergrondse aardgasleiding. In de westzijde van het plangebied ligt een ondergrondse waterstoftransportleiding.

Ten noorden van het rangeerterrein lopen vier doorgaande sporen voor het personenverkeer en goederenverkeer (waaronder vervoer van gevaarlijke stoffen) tussen Rotterdam en Dordrecht. Deze sporen maken geen onderdeel uit van het rangeerterrein, maar zoals eerder gememoreerd wel van het plangebied.

Het plangebied is nagenoeg geheel onbebouwd en voornamelijk ingevuld met spoorlijnen. Ten behoeve van het rangeren zijn ook enkele spoorviaducten aanwezig. Aan de oostkant ligt de ingang van de Sophiaspoortunnel.

Op het terrein is een aantal gebouwen aanwezig. Deze liggen in twee clusters. In het eerste cluster, nabij de heuvelsporen, staat een kantoorgebouw van 4 bouwlagen. Rondom dit gebouw ligt een parkeerterrein, alsmede enkele lagere gebouwen. Een tweede cluster bevindt zich aan de zuidkant van het plangebied, nabij de verdeelsporen. Naast een kantoorvolume van 2 bouwlagen staat hier een opslaggebouw. Ook hier liggen parkeerplaatsen omheen. Verder bevinden zich verdeeld over het plandeel diverse kleine gebouwen. Dit zijn met name nutsvoorzieningen.

Op het terrein bevinden zich tevens nog enkele grote lichtmasten van circa 30 meter. Daarnaast bevinden zich aan de zuidzijde, ter hoogte van de bebouwde kom van Zwijndrecht en bij de bebouwde kom van Heerjansdam, geluidsschermen.

Infrastructuur
Het rangeerterrein Kijfhoek wordt aan de oostkant ontsloten via de Develsingel. In westelijke richting wordt het rangeerterrein ontsloten via de Molenweg/Langeweg. Via de Molenweg is Heerjansdam bereikbaar en middels het Waalviaduct is Barendrecht te bereiken. De A16 is via beide kanten goed te bereiken. Op het terrein is parkeergelegenheid beschikbaar.

Groen en water
Tussen het rangeerterrein en het doorgaand spoor liggen diverse groen- en waterstroken. Op het rangeerterrein ligt daarnaast ook een aantal braakliggende terreinen. Er staan weinig bomen, waardoor het plangebied een open karakter heeft. Wel ligt aan de zuidkant een groene rand, die het rangeerterrein scheidt van het buitengebied. Aan de oostkant, onder het viaduct van de Munnikensteeg, ligt een waterplas.

2.3 Beheer Bestaande Situatie

2.3.1 Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Dit houdt in dat de bestaande situatie, zoals die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend of vergund is, is vastgelegd. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor de aankomende tien jaar wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet worden voorkomen. Kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie zijn en blijven in meerdere of mindere mate mogelijk. Afhankelijk van de functie worden wel royale of minder royale mogelijkheden binnen de functie gegeven. Wat betreft deze mogelijkheden streeft de gemeente naar uniformiteit in haar bestemmingsplannen. De geboden mogelijkheden worden in de navolgende subparagrafen nader toegelicht.

De verschillende functies zoals die in het plangebied voorkomen zijn veelal bestaande functies. De gemeente Zwijndrecht heeft voor dit bestemmingsplan een veldinventarisatie uitgevoerd. Door deze inventarisatie zijn de bestaande bebouwing en het gebruik grondig onderzocht. Reden van deze inventarisatie is om een correcte, actuele juridisch-planologische situatie bij het opstellen van het bestemmingsplan te creëren, onvolkomenheden in de vigerende bestemmingsplannen te corrigeren en om te kunnen afwegen of handhavend optreden bij strijdigheden opportuun is. Door de veldinventarisatie is een lijst met aanpassingen tot stand gekomen. Deze aanpassingen zijn in onderhavig bestemmingsplan verwerkt.

Hierna wordt ingegaan op de planologische afwegingen die zijn gemaakt bij het opstellen van dit bestemmingsplan voor enkele belangrijke functies en de verschillende bedrijventerreinen.

2.3.2 Bedrijventerrein Bakestein

Het bedrijventerrein Bakestein is nog in ontwikkeling. Alle bedrijfskavels zijn bouwrijp gemaakt en de infrastructuur en de groen- en waterstructuur zijn aangelegd. De laatste kavels zijn recent uitgegeven. Voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein zijn een beheer- en uitgifteplan en een beeldkwaliteitplan opgesteld. In deze plannen is een visie opgesteld waarin het bedrijventerrein wordt ontwikkeld tot een waterrijke polder met veel doorzichten en groensingels. Om de stedenbouwkundige kwaliteit van het bedrijventerrein te waarborgen is het terrein bij het opstellen van de voornoemde plannen opgedeeld in verschillende zones, waarbij gestreefd is naar differentiatie en diversiteit van de beeldkwaliteit en de uitstraling. Deze zonering is gebaseerd op de hiërarchie van de wegen, de zichtlocaties en de ruimtelijke betekenis van de verschillende deelgebieden. Dit betekent onder meer dat voor prominente zichtlocaties 'strengere' beeldkwaliteitseisen gelden dan voor vanuit de omgveing niet of nauwelijks zichtbare locaties of gevels.

De zonering is vertaald in een gedetailleerde bestemmingsregeling in de huidige bestemmingsplannen, maar het blijkt dat de bestaande planologische regeling de uitgifte van kavels enigszins beperkt. Omdat de huidige planologische kaders ingewikkeld en soms als té knellend worden ervaren, wordt middels de voorliggende herziening een meer integrale en op onderdelen beperkt flexibeler bouwkader beoogd. De reeds opgestelde kavelpaspoorten voor de verschillende kavels zijn daarbij leidend, waarbij uitsluitend de ruimtelijk relevante eisen in de planregels zijn vertaald. Daarbij is ervoor gekozen om de huidige 9 verschillende bestemmingen in één bestemming te integreren. Enkele bouwregels zijn geüniformeerd. Vanwege het feit dat het bedrijventerrein nog in ontwikkeling is en vanwege de ruimtelijke kwaliteitsambitie, is gekozen voor een andere bestemming ('Bedrijventerrein - 2') dan voor de overige bedrijventerreinen in het plangebied. Met de opgenomen regeling is ernaar gestreefd om enerzijds de verdere ontwikkeling niet onnodig te belemmeren en anderzijds de ruimtelijke kwaliteit voldoende te blijven waarborgen.

Op het bedrijventerrein is lichte tot middelzware bedrijvigheid toegestaan (milieucategorieën 1 tot en met 3.2). Het bedrijventerrein is beoogd als bedrijventerrein dat geschikt is voor de vestiging van kleinschalige bedrijven in de productie- en/of handelssfeer, die een goede bereikbaarheid en een hoogwaardige uitstraling nodig hebben. De toegestane milieucategorieën bieden daarvoor voldoende mogelijkheden. Kantoren zijn alleen toegestaan als ondergeschikte functie bij bedrijven. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

2.3.3 Bedrijventerreinen Molenliet en Ter Steeghe

In het kader van het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Molenvliet-Ter Steeghe' (2012) heeft een uitgebreide inventarisatie voor bedrijventerrein Molenvliet plaatsgevonden, waarbij strijdigheden met het voorheen geldende plan zijn geconstateerd. Er is daarbij ook afgewogen of handhaving van bepaalde regels nog wenselijk werd geacht. In enkele gevallen is geconcludeerd dat dit niet het geval was en daarom is een aantal concrete bouw- en gebruiksregels opgenomen. Het betrof de volgende regels:

  • (buiten)opslag achter de voorgevelrooilijn tot 4 meter hoogte wordt toegestaan. Dit wordt niet als hinderlijk ervaren en past binnen het gebruik van het bedrijventerrein. Daarnaast voldoet het aan het stedenbouwkundig beeld dat wordt nagestreefd voor het bedrijventerrein. Deze regeling is ook in onderhavig bestemmingsplan opgenomen;
  • hekwerken voor de voorgevelrooilijn tot 2,5 meter worden toegestaan. Deze passen binnen het beeld van het bedrijventerrein. De regeling is in onderhavig bestemmingsplan gehandhaafd.
  • reclamezuilen en vlaggenmasten voor de voorgevelrooilijn worden onder voorwaarden toegestaan. Per bedrijfspand wordt één reclamezuil voor de voorgevelrooilijn toegestaan. Vlaggenmasten worden algemeen toegestaan. Dit past binnen het stedenbouwkundig beeld van het bedrijventerrein en wordt niet als hinderlijk gezien.

Bestaande legale andere functies, zoals zelfstandige kantoren, volumineuze detailhandel, alsmede de bestaande bedrijfswoningen, zijn door middel van functieaanduidingen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' positief bestemd. Het primaire karakter van de twee terreinen als bedrijventerrein komt hiermee tot uitdrukking.

Op beide bedrijventerreinen blijft lichte tot middelzware bedrijvigheid toegestaan (milieucategorieën 1 tot en met 3.2). Binnen sommige zones is vanwege de aanwezigheid van gevoelige functies zoals woningen in de omgeving een lagere milieucategroei toegestaan. Kantoren zijn alleen toegestaan als ondergeschikte functie bij bedrijven. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan.

2.3.4 Bedrijventerrein Corridor (Develpoort)

Algemeen
Op het bedrijventerrein Corridor (Develpoort) zijn met name relatief kleine bedrijven gevestigd, waarbij sprake is van lichte vormen van bedrijvigheid. Door de aanwezigheid van milieugevoelige functies in de omgeving is zwaardere bedrijvigheid hier niet mogelijk en wenselijk. Door middel van milieuzonering is dit gereguleerd. Op een groot deel van het bedrijventerrein zijn slechts bedrijven in milieucategorie 1 en 2 toegestaan; op beperkte delen is ook middelzware bedrijvigheid tot maximaal categorie 3.2 mogelijk. Alle bedrijven die binnen het gebied voorkomen, passen binnen de maximaal toegestane milieucategorie die op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn opgenomen.

De andere legale functies op het bedrijventerrein, zoals een bouwmarkt, de multifunctionele kerk en zelfstandige kantoren, zijn door middel van functieaanduidingen positief bestemd binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1'. Het primaire karakter van het gebied als bedrijventerrein komt hiermee tot uitdrukking.

Bedrijfswoningen
Nieuwe bedrijfswoningen worden in het plan niet toegestaan. Op het bedrijventerrein Corridor is een vijftal bedrijfswoningen aanwezig, waarvan gebleken is dat deze al geruime tijd niet als bedrijfswoning worden gebruikt, maar als burgerwoning. Het gaat om de volgende adressen:

  • H.A. Lorenzstraat 7;
  • H.A. Lorenzstraat 7a;
  • H.A. Lorenzstraat 8;
  • W. Snelliusweg 31;
  • W. Snelliusweg 37.


De woningen hebben in het vigerende bestemmingsplan 'Corridor' allen een Bedrijfsbestemming met een functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Het huidige gebruik is dus in strijd met het geldende bestemmingsplan, omdat de bedrijfsbebouwing is vervallen of omdat (het huishouden in) de woning geen binding meer heeft met het naastgelegen bedrijf.

Op de percelen Lorenzstraat 7, 7a en 8 en het perceel W. Snelliusweg 31 zijn de (bedrijfs)woningen in de jaren 1957 tot 1959 gebouwd. Er is dus sprake van reeds langdurige bewoning. De bewoning op deze adressen viel ook al onder het overgangsrecht bij eerdere bestemmingsplanwijzigingen. Dit betekent volgens vaste jurisprudentie dat het betreffende gebruik niet wederom onder het overgangsrecht mag worden geplaatst, maar de gemeente moet onderzoeken welke regeling men passend acht. Burgerwoningen op het bedrijventerrein Corridor worden in verband met de gebruiksmogelijkheden voor omliggende bedrijven en het woon- en leefklimaat ter plaatse in beginsel niet wenselijk geacht. Daarom wordt het bestaande gebruik niet bestemd als 'Wonen', maar is een andere passende regeling opgenomen. De gemeente is anderzijds van mening dat het gebruik van deze percelen ook niet onder het persoonsgebonden overgangsrecht behoort te vallen, maar dat er voor deze percelen een uitsterfregeling opgenomen dient te worden in het voorliggende bestemmingsplan. Een dergelijke uitsterfregeling is niet persoonsgebonden en biedt meer zekerheid voor de eigenaar. Gezien de reeds lang bestaande situatie wordt een uitsterfconstructie, in lijn met jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer ABRvS 7 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1689) het meest passend geacht. De uitsterfregeling houdt concreet in dat het perceel (wederom) een bedrijfsbestemming met een aanduiding 'bedrijfswoning' krijgt toegekend. In afwijking van het verbod tot burgerbewoning, wordt dit gebruik toegestaan, met dien verstande dat op het moment dat de burgerbewoning van de woning wordt beëindigd, dit gebruik hierna niet langer is toegestaan en dus niet mag worden hervat.

Voor het perceel W. Snelliusweg 37 is er sprake van een andere situatie, omdat aannemelijk is dat het gebruik als burgerwoning binnen de planperiode zal worden beëindigd. Daarom wordt voor dit perceel enkel de aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen in dit bestemmingsplan.

2.3.5 Bedrijventerrein De Geer

Op het bedrijventerrein De Geer zijn voornamelijk handels- en transportbedrijven gevestigd. Daarnaast bevinden zich enkele zelfstandige kantoren op het bedrijventerrein. Het kan als een gemengd bedrijventerrein worden gekenschetst. De bedrijven zijn overwegend licht-industrieel van aard. Op het terrein is conform het huidige bestemmingsplan ook zwaardere bedrijvigheid toegestaan, maximaal tot categorie 4.1 in het centraal-zuidelijk deel. Door middel van milieuzonering wordt gereguleerd binnen welke zones welke bedrijvigheid is toegestaan. De milieuzonering is gebaseerd op de afstand ten opzichte van gevoelige functies, zoals wonen.

Beeldkwaliteit en ruimtelijke kwaliteit
De ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerrein De Geer laat op een aantal punten te wensen over. Dit is jaren geleden al door betrokken partijen geconcludeerd. Met name op het gebied van ruimtelijke kwaliteit en beleving, tekort aan waterberging, onderhoudsintensief groen, parkeren op de openbare weg (vooral trailers) en de beperkte uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven zijn problemen geconstateerd. Daarnaast is efficiënt gebruik van schaarse ruimte op het bedrijventerrein gewenst. Herstructurering en strategische ruimtelijke kwaliteitsverbetering zijn hiervoor noodzakelijk en moeten leiden tot een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van De Geer.

In een intensief project met onder andere ondernemers heeft de gemeente in 2007 een herstructureringsplan opgesteld. Daarna is ook een beeldkwaliteitsplan opgesteld (beeldkwaliteitplan bedrijventerreinen Groote Lindt en De Geer, 9 december 2008). Dit beeldkwaliteitplan vormt de vertaling van de ruimtelijke aspecten in het herstructureringsplan en aanvullende beeldkwaliteitaspecten, waarmee beoogd is om de ruimtelijke uitstraling van het terrein te verbeteren. Sinds 2013 is De Geer echter welstandsvrij verklaard. Ruimtelijk relevante aspecten uit het voorheen geldende beeldkwaliteitsplan zijn in het huidige bestemmingsplan vertaald. Deze regels worden in onderhavig bestemmingsplan gehandhaafd. Waar mogelijk is het bestemmingsplan hiermee faciliterend in de gemeentelijke ruimtelijke kwaliteitsambities.

Daarnaast zijn de hoofdgroenstructuren en robuuste oppervlaktewateren bestemd als respectievelijk 'Groen' en 'Water'. Hiermee is het behoud van de voornaamste robuuste groenstructuren en de daarbij gepaard gaande ruimtelijke kwaliteit geborgd. De gewenste profielen van de openbare ruimte zijn binnen de opgenomen bestemmingen uitvoerbaar.

2.3.6 Bedrijventerrein Groote Lindt

Groote Lindt is een havenbedrijventerrein aan de Oude Maas met grootschalige zware industrie en nijverheid, waaronder scheepsbouw, chemische industrie, hout-, beton- en baksteenindustrie en staalbedrijven. Door zijn ligging aan het water en enkele railverbindingen is het bedrijventerrein bijzonder geschikt voor de zwaardere en aan het transport per water en rail gebonden bedrijvigheid. Daarnaast is het bedrijventerrein gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder en mogen zich op dit terrein zogeheten 'grote lawaaimakers' vestigen. Verder bevindt zich op het bedrijventerrein een aantal Bevi-inrichtingen.

Beeldkwaliteit en ruimtelijke kwaliteit
Evenals voor De Geer is geruime tijd terug al geconcludeerd dat de ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerrein Groote Lindt te wensen over laat. Met name ontbreekt samenhang tussen de bebouwing en de omgeving. Inrichting van de openbare ruimte, maar ook detaillering van de gebouwen is sober. Daarnaast is de bebouwing vooral functioneel en individueel, met vrijwel geen samenhang.

In een intensief project met onder andere ondernemers heeft de gemeente in 2007 een herstructureringsplan voor Groote Lindt opgesteld. Daarna is ook een beeldkwaliteitsplan opgesteld (beeldkwaliteitplan bedrijventerreinen Groote Lindt en De Geer, 9 december 2008). Dit beeldkwaliteitplan vormt de vertaling van de ruimtelijke aspecten in het herstructureringsplan en aanvullende beeldkwaliteitaspecten, waarmee beoogd is om de ruimtelijke uitstraling van het terrein te verbeteren. Sinds 2013 is bedrijventerrein Groote Lindt welstandsvrij verklaard. Ruimtelijk relevante aspecten uit het voorheen geldende beeldkwaliteitsplan zijn in het huidige bestemmingsplan vertaald. Deze regels worden in onderhavig bestemmingsplan gehandhaafd. Waar mogelijk is het bestemmingsplan hiermee faciliterend in de gemeentelijke ruimtelijke kwaliteitsambities. Mogelijke oplossingen om een ruimtelijke kwaliteitsverbetering te bewerkstelligen zijn het creëren van een (afschermende) bebouwingswand in het smallere, oostelijke deelgebied en het vergroten van de intensiteit van het grondgebruik.

2.3.7 Rangeerterrein Kijfhoek

Na de vaststelling van het huidige bestemmingsplan (10 april 2012) is een nieuwe revisievergunning voor Rangeerterrein Kijfhoek verleend. De geluidzone is eveneens gewijzigd. Het aantal rangeerbewegingen is met de vergunning vergroot. Fysieke maatregelen waren niet aan de orde.

Het huidige bestemmingsplan bood de mogelijkheid om een brandweerkazerne te vestigen op het rangeerterrein. Dit vanwege de per 1 januari 2012 geldende eis om over een operationele brandweer te beschikken. De kazerne is inmiddels gerealiseerd. De huidige bouwregels worden bestendigd.

Kijfhoek geeft veel (milieu)hinder voor Zwijndrecht en biedt weinig werkgelegenheid. Het is echter een functie die niet eenvoudig verplaatst kan worden. De gemeente is in gesprek met Prorail/NS over de toekomst van Kijfhoek. Vooralsnog is er geen sprake van een concrete ontwikkeling hieromtrent.

2.3.8 Wonen

In het plangebied van dit bestemmingsplan is een aantal woongebieden, solitaire woonkavels en woonlinten opgenomen. Voor deze woningen (niet zijnde bedrijfswoningen) zijn de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' opgenomen. Hierbij is een bouwregeling opgezet welke rekening houdt met de diverse bebouwingscategorieën. De grenzen aan de bebouwing zijn in dit plan bepaald op basis van datgene dat vanuit stedenbouwkundig oogpunt maximaal aanvaardbaar wordt gevonden bij de diverse typen. Door dit maximum wordt bereikt dat het karakter van de diverse straten, wijken en gebieden in stand blijft: een dicht bebouwd gebied zal dus dichtbebouwd blijven, maar ruimer opgezette wijken blijven een groener en minder dicht bebouwd karakter behouden. Wanneer het maximum van de bouwmassa is bereikt en om bepaalde redenen alsnog meer bebouwing wordt gewenst, dan dient hiervoor een afweging te worden gemaakt. Hierbij kan specifiek worden gekeken naar het bouwplan, de omgeving en de reden waarom het bouwplan wordt gewenst. Een bouwplan kan worden toegestaan door middel van een afwijking van de bouwregels van het plan ex artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wro (dit geldt ook voor andere functies dan de woonfunctie), dit betreft een afwijking van het bestemmingsplan door middel van een omgevingsvergunning met bijbehorend een ruimtelijke onderbouwing. De erfbebouwingsregels sluiten aan op de overige recente bestemmingsplannen in de bebouwde kom van Zwijndrecht.

In de vigerende bestemmingsplannen ontbreekt een regeling met betrekking tot het aantal woningen binnen de bestemmingen. Het is echter ongewenst, wanneer er zonder meer woningen worden toegevoegd. Daarom is in het voorliggende bestemmingsplan vastgelegd, dat het op het moment van terinzagelegging van het bestemmingsplan bestaande aantal woningen niet mag worden vergroot. Zodoende wordt ongewenste uitbreiding van het aantal woningen voorkomen.

Voorerven
Met het oog op de wens om binnen de gemeente zoveel mogelijk rechtsgelijkheid te creëren, maar anderzijds bestaande bouwrechten en legale bebouwing te respecteren, is een specifieke regeling voor bebouwing in voorerven opgesteld. De voorerven hebben in het plan de bestemming 'Tuin' gekregen, voor zover dit nog niet het geval was. Hiertoe behoren ook de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijerven. De regeling is opgesteld overeenkomstig het gemeentelijk beleid voor bijgebouwen.

In beginsel wordt het niet gewenst geacht om méér bebouwing in het voorerf toe te staan dan reeds legaal aanwezig is. De bouwregels zijn dan ook zo opgezet dat nieuwe aanbouwen en andere gebouwtjes in het voorerf niet worden toegestaan, met uitzondering van kleine uitbreidingen van het hoofdgebouw zoals een erker. Dit is in overeenstemming met het gemeentelijke afwijkingenbeleid. Bestaande legale bebouwing in het voorerf wordt ten behoeve van de rechtszekerheid specifiek op de verbeelding van het plan opgenomen en mag in de bestaande omvang worden gehandhaafd.

De beschreven systematiek leidt op een aantal percelen tot wijzigingen van de manier waarop aan- en bijgebouwen op het voorerf zijn bestemd.

Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Bij de woonfunctie is er bewust voor gekozen om zogenaamde aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven onder voorwaarden toe te staan. Dit komt tegemoet aan de wens van vele mensen om op kleine schaal voor zichzelf te beginnen. Van oudsher zijn aan-huis-verbonden beroepen (tandarts, architect etc.) toegestaan, mits deze ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. De woonfunctie dient de hoofdfunctie van het perceel te blijven. Het is daarom van belang dat het aan-huis-verbonden beroep kleinschalig is en blijft. Dit houdt onder meer in dat de bewoner van de woning ook de beroepsuitoefenaar is.

Steeds meer is er echter de vraag om ook aan-huis-verbonden bedrijvigheid toe te staan. Gedacht zou bijvoorbeeld kunnen worden aan een elektricien die zelfstandig opereert. In de garage bij de eigen woning is een kleine voorraad aan spullen gelegen welke nodig zijn voor het werk. Een dergelijk kleinschalig bedrijf met een beperkte ruimtelijke uitstraling kan onder specifieke voorwaarden uitstekend passen in een woonwijk. Vanuit de optiek van het stimuleren van (startende) ondernemers in woonwijken en het vergroten van de levendigheid in de wijk en het straatbeeld is dit een positieve en gewenste ontwikkeling.

Excessen, zoals overlast of parkeer- of verkeersproblemen moeten echter voorkomen worden. Daarom is ervoor gekozen om enerzijds flexibiliteit te bieden door zowel de aan-huis-verbonden beroepen als bedrijfsmatige activiteiten van milieucategorie 1 rechtstreeks toe te staan. Hieraan is een aantal strikte randvoorwaarden verbonden. Zo mag maximaal 30% van de oppervlakte van de woning voor deze doeleinden worden gebruikt, met een absoluut maximum van 50 m². Verder dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het gemeentelijk beleid, dienen problemen in de verkeersafwikkeling te worden voorkomen, en zijn horeca, detailhandel en bedrijfsmatige activiteiten die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen, niet toegestaan. Ook zijn geen reclame-uitingen toegestaan aan de gevel en de dakrand. Binnen deze voorwaarden worden aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in een woonomgeving aanvaardbaar geacht, omdat geen onevenredige aantasting van het woonmilieu plaatsvindt.

Met een binnenplanse afwijking kan het college bedrijven van milieucategorie 2 toestaan. In specifieke gevallen kan een dergelijk bedrijf in kleinschalige omvang eveneens aanvaardbaar zijn. Aan deze binnenplanse afwijking zijn aanvullende voorwaarden verbonden.

Tuinen
De tuinen in het plangebied zijn in principe particuliere, niet-openbare gronden, waar nauwelijks of geen bebouwing en verhardingen vanuit stedenbouwkundig, verkeerskundig en/of civieltechnisch oogpunt zijn toegestaan. Zoals eerder aangegeven wordt bestaande legale bebouwing echter gerespecteerd. Het 'volbouwen' van het voorerf dient echter te worden voorkomen. Verhardingen zijn ook vanuit waterhuishoudkundig oogpunt niet gewenst, omdat de hemelwaterafvoer toeneemt als gevolg van de toename van verhard oppervlak. Hierdoor ontstaat versnelde afvoer naar riolering en oppervlaktewater. De riolering wordt extra belast en er moet ruimte gecreëerd worden om hemelwater op te vangen.

De gronden die aangewezen zijn als tuin zijn dus 'tuin' in de gebruikelijke betekenis van het woord en dienen dat te blijven.

2.3.9 Openbaar gebied

De openbare gebieden van het plangebied zijn zoveel mogelijk flexibel bestemd. Dit komt tegemoet aan de alledaagse gang van zaken, waarbij de inrichting van openbare ruimte regelmatig kan veranderen, en de wens om de inrichting van het openbaar gebied binnen bepaalde functies flexibel te houden. De loop van een fiets- of wandelpad, de aanpassing van een bocht in een weg en het verleggen of uitbreiden van een groenstrook zijn ontwikkelingen die binnen de planperiode op meerdere locaties kunnen voorkomen en die in beginsel weinig bezwaarlijk zijn uit ruimtelijke en milieuhygiënisch oogpunt. Het openbare gebied blijft na een dergelijke herinrichting nog steeds een openbaar gebied. Dit bestemmingsplan voorziet dan ook in de mogelijkheid om dergelijke aanpassingen aan de openbare ruimte te verrichten. Dit uit zich door flexibele, ruime gebruiksmogelijkheden binnen met name de Verkeersbestemming. Daar waar nodig, is de begrenzing van het openbaar gebied ten opzichte van privé-eigendommen in dit bestemmingsplan aangepast.

De grotere groene gebieden in het plangebied die deel uitmaken van de hoofdgroenstructuur van Zwijndrecht zijn als zodanig bestemd (bestemming 'Groen'). Dit betreft onder meer de robuuste groenstroken, die om veel van de bedrijventerreinen en enkele hoofdontsluitingswegen zijn gelegen. De gemeente streeft ernaar om de hoofdgroenstructuur zoveel mogelijk vrij te houden van verharding voor bijvoorbeeld parkeren. Gezien de gewenste flexibiliteit wordt het algemeen uitsluiten van deze voorzieningen echter niet wenselijk geacht.

De grotere oppervlaktewateren en watergangen in het plangebied hebben de bestemming 'Water' gekregen. Daarnaast is het gedeelte van het plangebied, dat tot de Oude Maas behoort bestemd als 'Water - Rivier'; dit betreft een specifieke bestemming vanwege het karakter van deze waterweg.

2.3.10 Overige functies

Binnen het plangebied zijn, naast de voorgaand al beschreven hoofdfuncties bedrijvigheid, wonen en openbaar gebied nog diverse, veelal solitaire, andere functies aanwezig. Dit betreft onder meer verschillende maatschappelijke functies, een agrarisch bedrijf, een vrachtwagenparkeerplaats, sportvoorzieningen en verenigingsleven en een volkstuinencomplex. Voor deze functies is in beginsel de vigerende bestemming met de daarbij behorende bouw- en gebruiksmogelijkheden bestendigd. Indien zich in de toekomst een nieuw bouwvoornemen, al dan niet met een andere functie, op een bepaalde locatie voordoet, wordt dit verzoek te zijner tijd beoordeeld.

2.4 Ontwikkelingen En Wijzigingen

Zoals beschreven betreft het voorliggende bestemmingsplan een conserverend plan, waarin geen nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Wel is in het plan een aantal recent verleende omgevingsvergunningen verwerkt, waardoor de planologische situatie in het plangebied geactualiseerd is. Dit betreft verleende omgevingsvergunning na de vaststelling van het thans vigerende bestemmingsplan. Daarnaast hebben enkele bestemmingsplanherzieningen plaatsgevonden op specifieke locaties. Deze 'postzegelbestemmingsplannen' worden in het voorliggende plan geïntegreerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' vastgesteld. De visie bevat hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Deze Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en liep vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt deze als de Nationale Omgevingsvisie; daarvóór had deze de juridische status van een structuurvisie.

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt door het Rijk een langetermijnvisie gegeven op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda. De combinatie van deze drie documenten zorgt voor een toetsing die leidt tot nationale strategische keuzes en gebiedsgericht maatwerk.

De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met de ambities van het rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving met bijbehorende opgaven geformuleerd. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen.

De vier prioriteiten
De samenhang tussen opgaven manifesteert zich rond vier prioriteiten. Dat zijn complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Politieke en maatschappelijke keuzes zijn vooral daar nodig, om op deze prioriteiten voortgang te boeken op een manier die draagvlak heeft en bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving. Als een samenhangende, integrale aanpak nodig is, over de sectoren heen, vraagt dit een andere inzet. Het gaat hier om de volgende prioriteiten.

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • Duurzaam economisch groeipotentieel
  • Sterke en gezonde steden en regio's
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.

Drie afwegingsprincipes
Doel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen: ‘(a) bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en (b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften’. Deze dubbele doelstelling uit de Omgevingswet is vertaald in een omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving: ontwikkeling van de leefomgeving gaat samen met versterking van te beschermen waarden als gezondheid, landschap, waterveiligheid, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit. Veiligheid, gezondheid en duurzaamheid zijn basale randvoorwaarden voor alle maatschappelijke activiteiten zoals bedrijfsmatige activiteiten, de energietransitie en de woningbouw. Om aan het afwegingsproces en de omgevingsinclusieve benadering richting te geven, gebruikt het rijk in het omgevingsbeleid drie afwegingsprincipes. Deze zijn:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Doorwerking plangebied
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en legt de bestaande planologische situatie vast. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de bestaande legale situatie. Het bestemmingsplan raakt daarmee geen rijksbelangen, zoals opgenomen in de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2011)

In het Besluit geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau.

Op dit moment zijn in het Barro 14 nationale belangen aangegeven:

  • Rijksvaarwegen;
  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote Rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • Elektriciteitsvoorzieningen;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Ecologische hoofdstructuur (thans: Natuur Netwerk Nederland);
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Doorwerking plangebied
Geen van de genoemde nationale belangen is van direct belang voor het plangebied, met uitzondering van Rijksvaarwegen. Het zuidelijk deel van het plangebied behoort tot een Rijksvaarweg (Oude Maas). De algemene regels genoemd in artikel 2.1 van het Barro zijn van toepassing. De Rijksvaarweg heeft de specifieke bestemming 'Water - Rivier' gekregen in het plan. De bijbehorende vrijwaringszone heeft conform artikel 2.1.2 lid 2 Barro een breedte van 25 meter en is op de verbeelding aangeduid met een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg'. Binnen deze zone mogen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht zonder toestemming van Rijkswaterstaat, uitgezonderd bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximale bouwhoogte van 1 meter.

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Nieuwe planologische ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is niet in strijd met het Barro en de regels uit dit besluit zijn in het bestemmingsplan vertaald.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) opgenomen. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat er onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn.

Per 1 juli 2017 is een gewijzigde Ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de Ladder teruggebracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien” (artikel 3.1.6 lid 2 Bro).

Doorwerking plangebied
Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard, legt de bestaande planologische situatie vast en voorziet niet in nieuwe bebouwing of in nieuw gebruik ten opzichte van de vigerende en bestaande legale situatie. Er is geen sprake van een uitbreiding van het ruimtebeslag. Het bestemmingsplan maakt dan ook geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk, zoals bedoeld in het Bro. Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet aan de orde.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

Op 20 februari 2019 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Omgevingsvisie Zuid-Holland en de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. Het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving is samengevoegd in deze Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het omgevingsbeleid. Het gehele Omgevingsbeleid is alleen redactioneel gewijzigd, de beleidsinhoud is niet veranderd.

De provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze nevengeschikte ambities staan niet op zichzelf. Ze zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar deze regio voor staat. De ambities zijn de kaders waarbinnen de provincie ruimte geeft. Die ruimte kan per opgave verschillen. Door in te zetten op de zes ambities draagt de provincie bij aan het sterker maken van Zuid-Holland. Bij de zes ambities is een aantal opgaven geïdentificeerd. Het betreft de volgende ambities:

  • Naar een klimaatbestendige delta;
  • Naar een nieuwe economie: the next level;
  • Naar een levendige meerkernige metropool;
  • Energievernieuwing;
  • Best bereikbare provincie;
  • Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.


In het Programma ruimte zijn de instrumenten opgenomen waarmee de doelen en ambities uit de Omgevingsvisie uitgevoerd gaan worden.

Voor het realiseren van een goede omgevingskwaliteit werkt de provincie vanuit twaalf samenhangende opgaven van het omgevingsbeleid die zij van provinciaal belang acht. De 12 opgaven zijn: landschap en cultuurhistorie, gezondheid en veiligheid, natuur en recreatie, ruimte en verstedelijking, wonen, bodem en ondergrond, cultuurparticipatie en bibliotheken, klimaatadaptie, zoetwater en drinkwater, bereikbaarheid, regionale economie en energievoorziening.

Doorwerking plangebied
Onderhavig plan ziet hoofdzakelijk op de bedrijventerreinen van Zwijndrecht en heeft een conserverend karakter. Relevante opgaven voor het plangebied zijn onder meer klimaatadaptatie, regionale economie, gezondheid en veiligheid, landschap (de Lindtsedijk is aangewezen voor behoud/versterking landschap, evenals het buitengebied rondom rangeerterrein Kijfhoek), bodem en ondergrond en ruimte en verstedelijking. Aangezien met dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is een uitgebreide behandeling van de betreffende thema's niet aan de orde. Er wordt geen nieuwe beslag op bestaande niet-stedelijke c.q. groene ruimte gelegd. Met de geboden bouw- en gebruiksmogelijkheden wordt getracht enerzijds voldoende ruimte voor bestaande en te vestigen bedrijvigheid te geven vanuit het belang van de regionale economie. Anderzijds wordt onder meer door toepassing van het principe van milieuzonering tevens recht gedaan aan het belang van een goed en gezond woon- en leefklimaat. Voor wat betreft duurzaamheidsmaatregelen en klimaatadaptieve oplossingen is het bestemmingsplan faciliterend.

Het bestemmingsplan past binnen de koers en beleidskeuzes, die de provincie in haar Omgevingsvisie heeft opgenomen.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

De Omgevingsverordening Zuid-Holland is eveneens op 20 februari 2019 vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn concrete regels opgenomen. Deze kunnen betrekking hebben op het gehele grondgebied van de provincie, of juist op bepaalde locaties.

Doorwerking plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt in beginsel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op enkele relevante thema's uit de verordening wordt hieronder nader ingegaan.

Bedrijven
Artikel 6.12 van de verordening ziet op bedrijventerreinen. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein laat conform de verordening bedrijven toe uit de hoogst mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte. Dit principe is toegepast in voorliggend bestemmingsplan (zie nader par. 4.1.5).

Op bedrijventerrein Groote Lindt is deels sprake van watergebonden bedrijvigheid. Conform de regels van de verordening wordt dergelijke bedrijvigheid met dit bestemmingsplan gefaciliteerd.

Er worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan op de bedrijventerreinen. Daar waar sprake is van bestaande bedrijfswoningen, is een afweging gemaakt. In sommige gevallen is een uitsterfconstructie opgenomen. Bij het principe van milieuzonering is rekening gehouden met de bestaande (bedrijfs)woningen.

Detailhandel
Artikel 6.13 van de verordening bepaalt dat nieuwe detailhandelslocaties (uitzonderingen daargelaten) uitsluitend zijn toegestaan:

  • binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken;
  • binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk;
  • binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie als gevolg van herlocatie.

Met voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe detailhandelslocaties mogelijk gemaakt. Detailhandel is in beginsel expliciet uitgesloten, met uitzondering van ondergeschikte en met de bestemming verband houdende detailhandel. Bestaande detailhandelsfuncties worden als zodanig bestemd. Het plan is in overeenstemming met artikel 6.13 van de verordening.

Kantoren
Artikel 6.11 van de verordening bepaalt dat nieuwe kantoren in beginsel niet zijn toegestaan. Uitzonderingen op deze regel zijn:

  • kantoren die in overeenstemming zijn met een actuele regionale visie die is aanvaard door gedeputeerde staten;
  • kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van 1.000 m² per vestiging;
  • kantoren met een lokaal verzorgingsgebied;
  • bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak van het bedrijf; en
  • functiegebonden kantoren bij een luchthaven, een haven of een veiling.

Met voorliggend bestemmingsplan is de vestiging van nieuwe zelfstandige kantoren expliciet uitgesloten. Bedrijfsgebonden kantoren worden conform de verordening toegestaan tot een maximum van 50% van de totale bruto vloeroppervlakte per bedrijf, met een daaraan gestelde absolute maximum oppervlakte. Het bestemmingsplan voldoet aan het gestelde in artikel 6.11 van de verordening.

Windenergie
De provincie biedt ruimtelijke mogelijkheden voor windenergie (artikel 6.28). Door de provincie zijn ‘locaties windenergie’ aangewezen. Eén van deze locaties betreft de zuidelijke rand van bedrijventerrein Groote Lindt. De locaties zijn het resultaat van een afweging tussen eisen vanuit windenergie en voorwaarden vanuit landschap en ruimtelijke kwaliteit De provincie verwacht van de betrokken gemeenten dat het plaatsen van windturbines binnen deze locaties mogelijk wordt gemaakt.

Buiten de locaties voor windenenergie kan slechts ruimte worden geboden voor kleine en middelgrote windturbines, met een hoogte van maximaal 15 meter buiten bestaand stads- en dorpsgebied en 45 meter binnen bestaand stads- en dorpsgebied.

Dit bestemmingsplan heeft tot doel om de bestaande juridisch-planologische situatie vast te leggen en is conserverend van aard. In dit bestemmingsplan zijn daarom geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen voor windenergie.

3.3 Gemeentelijk En Regionaal Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie gemeente Zwijndrecht (2020)

De Omgevingsvisie Zwijndrecht is vastgesteld op 8 december 2020. De Omgevingsvisie is een integrale visie van de gemeente over de ontwikkeling van Zwijndrecht op verschillende belangrijke onderwerpen, zoals gezondheid, veiligheid, duurzaamheid, klimaat, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en economie.

Zwijndrecht heeft een onderscheidende mix aan kwaliteiten: wonen in een groene omgeving én robuuste werkgebieden, multimodale bereikbaarheid en een stedelijkheidsgraad lager dan die van Dordrecht, maar hoger dan die van Hendrik-Ido-Ambacht. Ook is Zwijndrecht een ondernemende stad. Helaas wordt deze mix aan kwaliteiten nog nauwelijks onderkend als een kracht. Met de Omgevingsvisie wil Zwijndrecht de kracht van deze mix aan kwaliteiten uitdragen. Met nieuwe ontwikkelingen moet hierop voortgebouwd worden.

In de Omgevingsvisie worden de kansen, bedreigingen en ambities op het gebied van de volgende thema's beschreven:

  • Wonen, leefbaarheid en gezondheid
  • Economische vitaliteit
  • Duurzaamheid, energie, milieu en klimaat
  • Aantrekkelijkheid en identiteit
  • Bereikbaarheid en toegankelijkheid.

Daarnaast zijn deze thema's uitgewerkt voor verschillende deelgebieden binnen de gemeente Zwijndrecht.

Doorwerking plangebied
Diversiteit en 'het juiste bedrijf op de juiste plaats'
Voorliggend bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op de verschillende binnen de gemeente aanwezige bedrijventerreinen. Zwijndrecht heeft een grote diversiteit aan bedrijventerreinen, zowel naar toegestane milieucategorieën, ontstaansperiode, uitstraling als naar intensiteit van het ruimtegebruik. De gemeente streeft naar het behouden van deze diversiteit, ook naar prijsniveau. Er wordt extra ingezet op behoud en op het aantrekken van de in/voor Zwijndrecht sterke sectoren, zoals de maritieme sector, industrie en regionale gemengde bedrijven. Maar ook aan kleinschaligere bedrijven moet voldoende ruimte worden geboden.

De gemeente streeft naar het zo optimaal mogelijk functioneren van de bestaande bedrijventerreinen en het optimaal benutten van de ruimte op de bedrijventerreinen volgens het principe van 'het juiste bedrijf op de juiste locatie'. Er moet voldoende ruimte worden behouden voor werklocaties, bijvoorbeeld voor de opvang van bedrijven die niet passend zijn in woongebieden (zoals garages, industriële activiteiten), voor groei van zittende bedrijven of voor het aantrekken van nieuwe bedrijven.

Het voorliggende bestemmingsplan ziet op de bestaande bedrijventerreinen en geeft invulling aan het principe van 'het juiste bedrijf op de juiste plaats' door de toegestane bedrijvigheid af te stemmen op de locatie: in de buurt van woonwijken zijn alleen lichtere vormen van bedrijvigheid, terwijl op de plekken waar dit kan zwaardere bedrijvigheid is toegestaan, zoals op Groote Lindt. Om bedrijven op de huidige terreinen voldoende mogelijkheden te bieden, worden de huidige milieucontouren in beginsel behouden. Ook de bouwmogelijkheden die in het plan zijn geboden, houden verband met de verschillende karakters van de bestaande bedrijventerreinen. De huidige diversiteit wordt hierdoor behouden.

Ontwikkelingen bedrijventerreinen
Zwijndrecht heeft binnen de huidige beleidskaders geen uitbreidingsruimte voor bedrijventerreinen. Ook het voorliggende bestemmingsplan voorziet hier niet in. Voornemens hiertoe zijn immers nog niet concreet aan de orde. De komende periode ontwikkelt de gemeente de bedrijvenstrategie. Hierin wordt in beeld gebracht of Zwijndrecht een (uitbreidings)behoefte heeft en zo ja, waar deze uitbreiding zou kunnen plaatsvinden.

Ruimtelijke kwaliteit
Aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit van de bedrijventerreinen is een ander aandachtspunt, dat in de Omgevingsvisie is benoemd en ook in hoofdstuk 2 van deze toelichting aan de orde is gekomen. Voor het behouden en versterken van de marktpositie is het van belang om door te werken aan het verbeteren en herstellen van de ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen. Denk hierbij aan een kwaliteitsimpuls voor de openbare ruimte waar nodig, het creëren van een representatieve rand naar de bebouwde kom en het verbeteren van de interne ontsluiting en (externe) bereikbaarheid. De kwaliteit van de openbare ruimte is een gezamenlijk aandachtspunt. Het voorliggende bestemmingsplan is in hoofdzaak faciliterend en maakt het onder meer mogelijk om wijzigingen in de openbare ruimte aan te brengen door middel van flexibele gebruiksmogelijkheden binnen de Groen- en Verkeersbestemmingen.

Watergebonden bedrijvigheid/binnenvaart
Zwijndrecht is de grootste binnenvaartgemeente in Nederland. Watergebonden bedrijvigheid en havens zijn kenmerkend voor de economie en het ontstaan van Zwijndrecht. De ligging van bedrijventerrein Groote Lindt aan het water is onderscheidend. De gemeente wil deze ligging nog beter benutten. Het Zwijndrechtse maritieme cluster moet worden versterkt. De gemeente wil de binnenvaart stimuleren door het stimuleren van The Blue Road (lading van de weg af en het water op) en bundeling van goederenstromen. De maritieme industrie mag niet belemmerd worden door transformaties van terreinen. Het voorliggende bestemmingsplan faciliteert de maritieme industrie binnen bedrijventerrein Groote Lindt. De bouw- en gebruiksmogelijkheden blijven flexibel. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt, die voor potentiële belemmeringen van dit terrein zorgen.

Noordelijke bedrijventerreinen
De noordelijke bedrijventerreinen Bakestein, Molenvliet en Ter Steeghe zijn een mix van oudere en moderne bedrijventerreinen, met over het algemeen kleinschaligere bedrijvigheid dan op de zuidelijke bedrijventerreinen. Nieuwe (bedrijfs)woningen zijn niet wenselijk en worden dan ook niet toegestaan. Eventueel kan het gebied bijdragen aan een oplossing voor de vraag naar tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten. Het is echter niet gewenst hiervoor in zijn algemeenheid gebruiksmogelijkheden op te nemen in het plan. Eventuele initiatieven hiertoe betreffen maatwerk.

Voor alle bedrijventerreinen geldt dat het terugdringen van geluidsoverlast en milieubelasting richting de woonwijken wenselijk is.

Voor Bakestein vormt de afstemming met de sportfuncties een aandachtspunt, onder meer vanuit verkeersveiligheidsoogpunt.

Op bedrijventerrein Molenvliet is extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk. Voor het bedrijventerrein Ter Steeghe start een onderzoek naar de noodzaak van revitalisering of transformatie.

Op alle bedrijventerreinen spelen opgaven rondom het tegengaan van hittestress en transitie naar duurzaam energiegebruik. Op de noordelijke bedrijventerreinen speelt dit evenwel minder dan op de zuidelijke bedrijventerreinen, al is het nog altijd wenselijk kansen in deze opzichten te benutten. Kansrijk is een gebruik van restwarmte voor verwarming van aangrenzende woonwijken. Hiervoor is reeds een pilot opgestart op Groote Lindt. Wanneer dit positief loopt, kan dit worden uitgebreid naar andere gebieden.

Een gerelateerd vraagstuk is de wateropgave. Door bijvoorbeeld water op daken af te vangen kan het water langer in het gebied gehouden worden, overbelasting van het riool voorkomen en bijgedragen aan verlaging van het risico van hittestress. Dit speelt met name in het geval van nieuwe ontwikkelingen en bouwplannen.

Zuidelijke bedrijventerreinen
De zuidelijke bedrijventerreinen Groote Lindt en De Geer vormen de motor van de Zwijndrechtse economie. Algemene opgave en ambitie is het behouden en het verder versterken van het functioneren van de bedrijventerreinen, in combinatie met een kwaliteitsverhoging en het optimaliseren van het ruimtegebruik van de bedrijventerreinen. Groote Lindt is zoals reeds gememoreerd beeldbepalend voor Zwijndrecht. Het terrein huisvest een diversiteit aan bedrijven maar wordt voornamelijk gekenmerkt door de zwaardere industrie. Om zo optimaal mogelijk gebruik te maken van de bestaande ruimte en locatiekenmerken, is het wenselijk om te inventariseren welke bedrijven echt watergerelateerd zijn en welke bedrijven eventueel zouden kunnen verplaatsen op (de lange) termijn.

Herstructureren van percelen op Groote Lindt, maar ook op De Geer geeft de mogelijkheid tot een optimaler ruimtegebruik te komen. Belangrijk vraagpunt is wat de mogelijkheden zijn van de ruimte die zo vrij zou kunnen komen. In de nieuwe bedrijvenstrategie is hierover een visie ontwikkeld. In het voorliggende bestemmingsplan zijn vooralsnog de huidige bouw- en gebruiksmogelijkheden in beginsel gehandhaafd. Overigens bieden deze door ruime bouwvlakken en flexibele gebruiksmogelijkheden, met name op Groote Lindt, zeker mogelijkheden tot kleinschalige herstructurering. Vergroening op het bedrijventerrein is wenselijk. Het bestemmingsplan is hierin in eerste instantie faciliterend.

Op de bedrijventerreinen spelen grote opgaven rondom het tegengaan van hittestress en transitie naar duurzaam energiegebruik. Dit heeft onder andere te maken met de hoge mate van verstening, het beperkte aandeel groen en de industriële productieprocessen. Kansrijk is een gebruik van restwarmte voor verwarming van aangrenzende woonwijken. Hiervoor is reeds een pilot opgestart. Wanneer dit positief loopt, wordt het uitgebreid naar andere gebieden.

De thema's energie en klimaat ziet de gemeente Zwijndrecht nadrukkelijk als onderwerp van de samenwerkingsstructuren op de bedrijventerreinen. Hiervoor wordt een separate visie opgesteld.

Een gerelateerd vraagstuk is de wateropgave. Door bijvoorbeeld water op daken af te vangen kan het water langer in het gebied gehouden worden, overbelasting van het riool voorkomen en bijgedragen aan verlaging van het risico van hittestress. Dit speelt met name in het geval van nieuwe ontwikkelingen en bouwplannen.

De huidige ontsluiting van de bedrijventerreinen Groote Lindt en De Geer is niet optimaal door het hoogteverschil, maar ook door de ligging op een dijk. Vrachtverkeer moet (indien de vrachtverkeersroute wordt gevolgd) een grote afstand afleggen vanaf de snelweg. De routing van vrachtwagens over de Munnikensteeg wordt als problematisch ervaren gezien de barrièrewerking naar het buitengebied, de route via de Blauwe brug vanwege milieuhinder. De gemeente heeft in 2021 een nieuw verkeers- en vervoersplan vastgesteld (zie ook paragraaf 3.3.4). Hierbij wordt ook aandacht ge schonken aan vrachtwagenverkeer.

Ten slotte is wonen op de zuidelijke bedrijventerreinen niet gewenst. Op De Geer zijn enkele bestaande bedrijfswoningen aanwezig. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan.

3.3.2 Woonvisie 2017-2031: 'Goed wonen in de Drechtsteden'

De Drechtsteden (Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht) hebben op 12 december 2017 de Woonvisie Drechtsteden 2017-2031 'Goed wonen in de Drechtsteden' vastgesteld. De Woonvisie maakt onderdeel uit van de bredere, integrale aanpak die in de 'Groeiagenda 2030: goed leven in de Drechtsteden' is verwoord.

In Zwijndrecht is deze regionale visie uitwerkt in het 'Woonplan Zwijndrecht 2020-2030'. In het Woonplan Zwijndrecht is de hoogste prioriteit toegekend aan de realisatie van een evenwichtige bevolkingsopbouw en groei van de regionale economie, langs de lijnen van het thema wonen, bouwen en wooncarrière.

Met de Woonvisie beoogt de Drechtraad een kwalitatief hoogwaardig woningaanbod te realiseren voor een doelgroep die in een duurder segment, goed bereikbaar, met meer ruimte en met moderne stedelijke voorzieningen in de omgeving wil wonen. De zeven gemeenten gaan gezamenlijk de inspanningsverplichting aan om circa 15.000 nieuwe woningen in de regio te realiseren, naast de autonome groei van de Drechtsteden. Ook in kwalitatief opzicht zijn verschillende concrete opgaven benoemd, onder meer op het gebied van duurzaam bouwen en bouwen voor bijzondere doelgroepen.

De Drechtsteden functioneren in grote mate als één woningmarkt. Daarom vindt regelmatig regionale afstemming over de woningbouwprogramma's plaats. Hiertoe is in juni 2017 de rapportage 'Wonen in de Drechtsteden 2017' opgesteld. Uit dit onderzoek volgt onder meer dat een toename van het aantal huishoudens wordt verwacht (van 125.000 naar 134.500 in 15 jaar), dat verschuivingen in de samenstelling van huishoudens zichtbaar zijn, dat het aantal koopwoningen met een waarde boven de € 250.000,- relatief klein ligt en er een kwantitatief tekort van ongeveer 2.000 woningen in de regio gesignaleerd is.

Doorwerking plangebied
Gezien de conserverende aard van dit bestemmingsplan, worden er geen directe transformatiemogelijkheden geboden en worden geen nieuwe woningbouwontwikkelingen toegestaan. Dit bestemmingsplan is niet het aangewezen kader voor het realiseren van de opgaven vanuit de Woonvisie. Gelet op de aard van grote delen van het plangebied als bestaand bedrijventerrein, is hiervoor ook slechts een beperkt deel van het plangebied eventueel geschikt.

Het toevoegen van woningen is op basis van dit bestemmingsplan niet rechtstreeks mogelijk. Het bestaande aantal woningen wordt planologisch vastgelegd. Voor nieuwe woningbouwontwikkelingen dient een separate planologische procedure te worden doorlopen, waarbij het initiatief kan worden getoetst aan de Woonvisie.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Woonvisie.

3.3.3 Energietransitie

In lijn met het Landelijk Klimaatakkoord zal de energievoorziening de komende decennia ingrijpend veranderen. We hebben als gemeente de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn. Dit houdt in dat het energieverbruik zo laag mogelijk is en dat we alleen duurzame energie gebruiken. De basis is gelegd met de Regionale Energiestrategie 1.0 (RES 1.0) en de vaststelling van de Transitievisie warmte 2021.

De Drechtsteden hebben het bod voor 2030 vastgelegd in de RES 1.0. Voor duurzame opwekking is het minimum bod 0,66 Petajoule, met een ambitie om 1,5 Petajoule aan duurzame elektriciteit te realiseren. Ook willen we als regio minstens 12.000 woningen of woningequivalenten van het aardgas af halen voor 2030, met een ambitie om dit te verhogen naar 25.000 woningequivalenten. Voor besparing is de doelstelling voor 2030 20% minder verbruik van de gebouwde omgeving ten opzichte van 2020.

Beide documenten geven richting aan hoe we de energietransitie willen realiseren. Samengevat zijn dit de hoofdlijnen waar de gemeente op inzet:

  1. 1. Energiebesparing
  2. 2. Duurzame opwek
  3. 3. Uitfasering van aardgas en inzet duurzame warmte
  4. 4. Duurzame mobiliteit
  5. 5. Optimaliseren energiesysteem
    we werken toe naar een energiesysteem waar vraag en aanbod afgestemd wordt en energie ook opgeslagen kan worden. We hebben het over alle energiedragers: elektriciteit, warmte, duurzaam gas (waterstof)
  6. 6. Bewustwording en bieden van handelingsperspectief

Doorwerking plangebied
Verschillende partijen binnen de gemeente Zwijndrecht hebben de Samenwerkingsovereenkomst Drechtsteden Energieneutraal 2050 getekend. De betrokken partijen beogen gezamenlijk bij te dragen aan het behalen van de ambities uit de Energiestrategie. Nieuwe ontwikkelingen worden in beginsel niet op aardgas aangesloten.

Gelet op het conserverende karakter van dit bestemmingsplan, wordt slechts indirect bijgedragen aan de ambities van de energiestrategie. Bij nieuwe ontwikkelingen vormt de strategie een belangrijk handvat.

3.3.4 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan 2021 - 2030 (2021)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2021 - 2023 (GVVP), vastgesteld op 21 september 2021, is een integrale visie op de toekomst van verkeer en vervoer in Zwijndrecht verwoord. Het GVVP draagt bij aan een aantrekkelijk Zwijndrecht, waarin het goed wonen, werken en recreëren is. Bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid zijn belangrijk onderwerpen in het plan, evenals goede verkeersdoorstroming, stimuleren van fietsgebruik en het aanbieden van toegankelijk openbaar vervoer.
Het GVVP heeft een looptijd t/m 2030. De beschreven uit te voeren maatregelen zijn voor de periode t/m 2025 voorzien. Dit uitvoeringsprogramma wordt iedere 4 jaar herzien. In het GVVP is de visie op mobiliteit geformuleerd; er wordt ingezet op het STOMP-principe dat staat voor Stappen, Trappen, Openbaar vervoer, Mobility as a service (deelmobiliteit) en Privé auto/parkeren. Dit houdt in dat er meer ruimte voor de voetganger en de fietser is waarbij Zwijndrecht dus ook heel goed bereikbaar is met andere vervoersmiddelen dan alleen de auto.

Nieuw in het GVVP ten opzichte van het GVVP uit 2016 is dat een afzonderlijke module voor vrachtverkeer is opgenomen.

Doorwerking plangebied
In het onderhavige beheergerichte bestemmingsplan heeft het GVVP in beginsel geen directe consequenties. Uit het GVVP blijkt wel de noodzaak om de parkeerbehoefte en parkeerfaciliteiten beter op elkaar af te stemmen. In het voorliggende bestemmingsplan is daarom opgenomen, dat in geval van functiewijziging en nieuwbouw moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen. In beginsel moet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid worden voorzien. Bij ontwikkelingen in het plangebied dient derhalve rekening te worden gehouden met dit beleid door daar waar mogelijk extra parkeerplaatsen te realiseren. Dit is in de gebruiksregels van de diverse bestemmingen in het bestemmingsplan opgenomen. Zodoende wordt bij functiewijzigingen geborgd dat voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd en aan het parkeerbeleidsplan wordt voldaan. Na eventuele herziening van het parkeerbeleidsplan binnen de planperiode, is het nieuwe beleid van toepassing.

De in het plan opgenomen bestemmingen voor het openbaar gebied (Verkeers- en Groenbestemmingen) bieden de mogelijkheid om, daar waar nodig ter uitvoering van het GVVP of anderszins, parkeervoorzieningen aan te leggen in het openbaar gebied.

Daarnaast is het onderdeel vrachtverkeer relevant in relatie tot de bedrijventerreinen in onderhavig plangebied. Een belangrijke bestemming voor vrachtverkeer zijn immers de bedrijventerreinen. Dit zijn Groote Lindt en De Geer, onder andere met de havens, maar ook de andere bedrijventerreinen. Door de grootte en het gewicht van vrachtwagens, levert dit verkeer in de beleving een belangrijke bijdrage aan ervaren verkeershinder. Het is daarom belangrijk om het vrachtverkeer over wegen af te wikkelen die daarop ingericht zijn. Daarom is in het GVVP een netwerk voor vrachtverkeerroutes samengesteld, zie figuur 3.1. Deze routes lopen voor een deel door het plangebied. Verder heeft de gemeente ervoor gekozen om de Blauwe Brug, één van de belangrijkste toegangswegen tot Groote Lindt en De Geer, weer open te stellen voor vrachtverkeer in twee richtingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08Bedrterreinen-3001_0008.png"
Figuur 3.1: netwerk vrachtverkeer in visie GVVP

Het spanningsveld tussen verblijven, parkeren en afstemmen van de inrichting op vrachtverkeer is een aandachtspunt op de bedrijventerreinen. Bij voorkeur blijft de rijbaan vrij van parkeren en is de rijsnelheid van het gemotoriseerde verkeer acceptabel.

Voor de Noordweg en Merwedeweg op bedrijventerrein Groote Lindt is een schetsontwerp gemaakt. In het voorstel zijn de spoorlijnen opgeheven. In veel gevallen zijn die al dusdanig ingericht dat hier geen treinen meer kunnen rijden. Het uitgewerkte schetsontwerp voor deze wegen reserveert ruimte voor een rijbaan met fietssuggestiestrook, trottoirs, groen, parkeren en wachtstroken voor vrachtwagens. Dit ontwerp is mede gebaseerd op de visie voor Groote Lindt. Het bestemmingsplan is faciliterend in dit opzicht: het openbaar gebied behoudt een Verkeersbestemming, die flexibele mogelijkheden biedt voor de inrichting. De spoorwegen blijven vooralsnog als zodanig bestemd, omdat onderhavig bestemmingsplan conserverend van aard is.

3.3.5 Groenstructuurplan (2009)

Het Groenstructuurplan 2005-2015 (25 augustus 2009) geeft een meerjarenvisie op beheer en inrichting van de openbare ruimte, met speciale aandacht voor de bestaande groenstructuur. Voor de visie is een inventarisatie en analyse uitgevoerd naar het groen en aanverwante zaken. De hieruit voortgekomen knelpunten en potenties vormden aanknopingspunten voor het opstellen van de groenvisie, een essentieel onderdeel van het Groenstructuurplan. Uit de visie blijkt dat de hoofdgroenstructuur een basis biedt voor de ontwikkelings- en beheermaatregelen om het groen in de gemeente aantrekkelijk te maken en een duurzaam karakter te geven. Met betrekking hierop zijn diverse uitgangspunten geformuleerd om zowel de hoofdgroenstructuur als de wijkgroenstructuur en het overig groen te handhaven en te versterken. Het groenstructuurplan maakt onderscheid in hoofdgroenplekken en wijk- en buurtgroen. In bepaalde gevallen is in het groen deels bebouwing aanwezig.

Doorwerking plangebied
In grote delen van het plangebied is beperkte groen aanwezig, met enkele uitzonderingen zoals de noordkant van bedrijventerrein De Geer. De bestaande hoofdgroenstructuren en -zones zijn als zodanig bestemd in dit bestemmingsplan door middel van de bestemming 'Groen'. Het bestemmingsplan is faciliterend voor het beheer en de mogelijke versterking van deze groenstructuren. Binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' kan daar waar gewenst versterking van de groenstructuur plaatsvinden.

3.3.6 Welstandsnota Zwijndrecht 2013

In de Welstandsnota Zwijndrecht 2013 zijn de samenhang in de eigenschappen van gebieden en objecten vertaald in objectieve beoordelingscriteria die de burger en de bouwplantoetser een houvast moeten bieden bij het opstellen en het beoordelen van bouwplannen. In de welstandsnota worden vier typen welstandsregimes onderscheiden.

  • regulier versoepeld (uitsluitend de objectgerichte welstandscriteria), zwarte gebieden;
  • regulier (gebiedsgerichte criteria), gekleurde gebieden;
  • bijzonder (gebiedsgerichte criteria), rode gebieden;
  • welstandsvrij (geen criteria), zwart-wit gearceerde gebieden.

De toetsing aan redelijke eisen van welstand wordt in eerste instantie ambtelijk gedaan. Op de gebiedskaarten is aangegeven welk welstandsregime waar van toepassing is. Wanneer het plan is gelegen in een gebied met een bijzonder welstandsregime (roodgekleurd) wordt het plan direct voorgelegd aan de welstandscommissie. Wanneer het plan is gelegen in een gebied met een regulier versoepeld regime wordt het plan ambtelijk getoetst aan de objectgerichte welstandscriteria. Aan- of uitbouwen die niet voldoen aan deze criteria worden voorgelegd aan de welstandscommissie, alle overige bouwwerken dienen te worden aangepast en worden niet voorgelegd aan de welstandscommissie. Wanneer het plan is gelegen in een regulier welstandsregime en het plan met een ruimtelijk model in de nota is opgenomen, wordt er alleen ambtelijk getoetst aan de gebiedsgerichte welstandscriteria. Wanneer het bouwplan niet voldoet en redelijkerwijs wel kan voldoen aan deze criteria, dient het plan te worden aangepast en wordt het niet voorgelegd aan de welstandscommissie.

Wanneer er sprake is van een plan met een bijzondere kwaliteit of van een nieuwe ontwikkeling waarbij de gebieds- en objectgerichte criteria niet toereikend of ambtelijk toetsbaar zijn wordt het plan altijd voorgelegd aan de welstandscommissie. De welstandscommissie toetst dergelijke plannen aan de gebiedsgerichte criteria en, wanneer deze niet toereikend zijn, aan de algemene welstandscriteria.

Doorwerking plangebied
De deelgebieden in onderhavig bestemmingsplan vallen onder verschillende welstandsregimes.

  • Molenvliet-Ter Steeghe: gebied 14 en 15. Deze bedrijventerreinen zijn welstandsvrij.
  • Bakestein: gebied 16. Voor Bakestein is een kwalitatief hoogwaardig en schoon bedrijventerrein beoogd. Voor Bakestein is daarom een beeldkwaliteitsplan opgesteld, zie ook par. 2.3.2. Hier gelden dus gebiedsgerichte criteria. Aan de inrichting van terreinen, de inrichting van de openbare ruimte en aan de vormgeving van de gebouwen zijn eisen gesteld. Op kavelniveau zijn kavelpaspoorten opgesteld, welke een doorvertaling in de planregels hebben gekregen voor zover het ruimtelijk relevante aspecten betreft. Bouwplannen en ontwerpen voor de inrichting van de percelen en openbare ruimte zullen worden getoetst aan het beeldkwaliteitsplan Bakestein.
  • Kijfhoek: gebied 18. Het gebied is welstandsvrij.
  • Corridor: gebied 19. Bedrijventerrein Corridor is welstandsvrij. Er is één bijzonder bedrijfsgebouw aanwezig aan de Lorentzstraat. Voor dit gebouw, daterend uit 1960, gelden specifieke objectgerichte welstandscriteria.
  • Groote Lindt: gebied 28. Groote Lindt is vrijwel geheel welstandsvrij. Aan de Lindtsedijk is industrieel erfgoed aanwezig (Unimills) waarvoor bijzondere gebiedsgerichte criteria gelden.
  • De Geer: gebied 32. Het bedrijventerrein is welstandsvrij. Er is één gebouw met objectgerichte welstandscriteria aanwezig. Daarnaast gelden voor de woningen aan het dijklint Lindtsedijk gebiedsgerichte welstandscriteria.

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Indien een bouwplan wordt ingediend, kan de initiatiefnemer aan de hand van de welstandsnota bepalen welke criteria gelden voor het betreffende bouwplan.

3.3.7 Afwijkingenbeleid Zwijndrecht 2015

De komst van de Wabo gaf voor de gemeente Zwijndrecht aanleiding om het bestaande ontheffingenbeleid te herzien. Dit heeft geresulteerd in de beleidsnota Afwijkingenbeleid Zwijndrecht 2015. Dit beleid voor planologisch strijdige activiteiten kent dezelfde uitgangspunten als het oude ontheffingenbeleid, maar is afgestemd op de nieuwe wetgeving. Het afwijkingenbeleid maakt onderdeel uit van een breder geheel aan instrumenten, die tezamen gericht zijn op het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Onderlinge samenhang tussen de verschillende instrumenten, waaronder het bestemmingsplan, is van belang.

De beleidsregel heeft tot doel om bij concrete verzoeken om omgevingsvergunning voor planologische bouw- en gebruiksactiviteiten (al dan niet in combinatie met andere activiteiten) een afwegingskader te bieden waarmee snel een oordeel over de wenselijkheid en aanvaardbaarheid voor het verlenen van medewerking kan worden gevormd. Door middel van het stellen van een kader bieden deze beleidsregels naast duidelijkheid ook uniformiteit.

De beleidsregels zijn gemaakt voor de beoordeling van aanvragen met betrekking tot een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woning, een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dakkapellen, dakopbouwen en antennes. Eveneens zijn regels opgenomen voor de beoordeling van plannen met betrekking tot wijzigingen van het gebruik in strijd met het bestemmingsplan. In de uitwerkingen van de beleidsregels per activiteit is zoveel als mogelijk aansluiting gezocht met de structuur van de mogelijkheden die zijn aangegeven in het Besluit omgevingsrecht, bijlage II, hoofdstuk IV. Naast deze generieke objectgebonden afwijkingen, zijn tevens gebiedsgerichte afwijkingen opgenomen (hoofdstuk 8 van de beleidsnota).

Doorwerking plangebied
Zoals in paragraaf 2.3.8 is beschreven, wordt gekozen voor een zoveel mogelijk uniforme bebouwingsregeling voor woonpercelen binnen de kom van Zwijndrecht. Deze houdt onder meer in dat nieuwe bebouwing in het voorerf en het naar openbaar gebied gekeerde zijerf in beginsel niet wenselijk is zonder nadere afweging en dus niet rechtstreeks mogelijk worden gemaakt. De beleidsregel biedt voor aan- en uitbouwen in het zijerf onder voorwaarden mogelijkheden.

Binnen een aantal deelgebieden worden (aanvullende) mogelijkheden geboden voor bijvoorbeeld dakopbouwen op eenlaagse uitbouwen. Het rechtstreeks opnemen van dergelijke mogelijkheden in dit bestemmingsplan wordt, gelet op de mogelijke invloed op het woon- en leefmilieu van omwonenden en het straatbeeld, niet wenselijk geacht. Tevens is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid niet zinvol geacht, omdat reeds door middel van een reguliere omgevingsvergunning een dakopbouw kan worden vergund. Daarbij wordt getoetst aan het afwijkingenbeleid.

3.3.8 Partiële herziening verbod voor de winning van schaliegas en schalie-olie (2013)

Het bestemmingsplan 'Partiële herziening verbod tot winning van schaliegas en schalie-olie, gemeente Zwijndrecht' is opgesteld naar aanleiding van de motie van de gemeenteraad van 11 november 2013, tegen (proef)boringen naar schaliegas in de gemeente Zwijndrecht.

De gemeente Zwijndrecht heeft zich net als vele andere gemeenten in Nederland 'schaliegasvrij' verklaard. De gemeente heeft het verbod op proefboringen uitdrukkelijk verankerd door middel van een verbodsbepaling in voornoemd bestemmingsplan. Hiermee heeft de gemeente een expliciete weigeringsgrond voor de omgevingsvergunning wanneer een aanvraag wordt ingediend door een initiatiefnemer die een (proef)boring naar schaliegas of schalie-olie wil gaan uitvoeren.

Doorwerking plangebied
De regels uit de partiële herziening zijn overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Milieu

4.1.1 Milieu-effectrapportage

Wettelijk kader
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten, zoals het onderhavige, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.

Sinds 16 mei 2017 is ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' in werking. De richtlijn heeft de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling gewijzigd, waaronder de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Doorwerking plangebied
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en legt de bestaande legale situatie vast. Er is geen sprake van activiteiten die zijn opgenomen in lijst C en D van het Besluit m.e.r.. Daarmee zijn m.e.r. (beoordelings)-plichtige activiteiten uitgesloten, is er geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht en is het niet nodig om een m.e.r.-procedure te doorlopen.

4.1.2 Geluid

Wettelijk kader
Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Per 1 januari 2007 is de Wijzigingswet Wet geluidhinder in werking getreden. Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km/uur-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden. Als een geluidszone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh).

Doorwerking plangebied
Weg- en railverkeerslawaai
Indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies toestaat, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidbelasting ten gevolge van wegen met een geluidzone en van spoorlijnen.

Binnen de onderzoekszone van de spoorlijn Rotterdam – Dordrecht moet bij de ontwikkeling van geluidsgevoelige bestemmingen getoetst worden of de geluidbelasting op de gevel voldoet aan de normen uit de Wet geluidhinder. De mate waarin geluid, veroorzaakt door railverkeer het woonmilieu mag belasten, bedraagt 55 dB. De grenswaarde bedraagt 68 dB.

Voor de wegen (met twee rijstroken) in (of in de nabijheid van) het plangebied bedraagt de onderzoekszone 200 meter en voor de A16, met meer dan drie rijstroken, 350 meter.

De gemeente Zwijndrecht heeft een beleidsnota opgesteld voor het verlenen van hogere waarden in voorkomende gevallen (Geluidbeleid Goede Ruimtelijke Ordening Gemeente Zwijndrecht, 2018).

Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen of bedrijfswoningen, mogelijk. Daarom is een toetsing aan de Wet geluidhinder in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde. Indien een bestaande functie uitbreidt of verbouwt, binnen de kaders van het bestemmingsplan, is middels het Bouwbesluit geborgd, dat er sprake is van een aanvaardbaar binnenniveau. Voor de in het plan meegenomen ontwikkelingen, heeft in het kader van de reeds doorlopen planologische procedures waar nodig onderzoek plaatsgevonden.

Industrielawaai
Volgens artikel 41 van de Wet geluidhinder dienen alle industrieterreinen waarop grote lawaaimakers gevestigd zijn of gevestigd kunnen worden gezoneerd te zijn. Buiten de zone mag de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau vanwege de activiteiten op het terrein niet hoger zijn dan 50 dB(A). Binnen de contouren van de geluidzone van 50 dB(A) is het oprichten van nieuwe geluidsgevoelige objecten uitsluitend toegestaan, indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de geluidgevoelige bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

In onderhavig plangebied bevinden zich twee geluidgezoneerde terrein: rangeerterrein Kijfhoek en bedrijventerrein Groote Lindt.

Rangeerterrein Kijfhoek
Het rangeerterrein Kijfhoek is aangemerkt als een inrichting die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken (inrichtingen uit artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit Milieubeheer, de zogenaamde 'grote lawaaimakers'). Bij een concreet initiatief binnen de contouren van de geluidzone van 50 dB(A) zal een akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel een hogere waardenprocedure moeten worden doorlopen. Buiten de contour is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. De geluidzone is in dit plan opgenomen conform de vigerende rechten. Omdat er binnen deze zone geen ontwikkelingen worden voorzien, vormt deze geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.

Bedrijventerrein Groote Lindt
Het bedrijventerrein Groote Lindt betreft een geluidgezoneerd bedrijventerrein, samen met het terrein Dordt-West in Dordrecht. De beide terreinen hebben een gemeenschappelijke geluidzone. De geluidruimte voor Groote Lindt is vastgelegd in het bestemmingsplan '1e herziening Groote Lindt, geluidverkavling' (vastgesteld op 22 januari 2019). Dit in aanvulling op het zonebeheerplan met het bijbehorende zonemodel. In het benoemde bestemmingsplan is op basis van een akoestisch onderzoek, de beschikbare geluidruimte toegedeeld aan de gronden. Daarbij is geluidverkaveling toegepast om de geluidruimte te verdelen tussen de bedrijven op het gezoneerd industrieterrein. Geluidruimte is in het bestemmingsplan toegekend aan zogenaamde akoestische gebiedseenheden (hierna: AGE's ). De geluidruimte wordt per AGE uitgedrukt in geluidproductie (emissie) en/of geluidbelasting (immissie) en is vastgelegd op de verbeelding en in de regels van dit vigerende bestemmingsplan. Door het vaststellen van de geluidemissie per m² per AGE en een geluidimmissie per AGE is, met in achtneming van de wettelijke grenswaarden en de vergunde situatie bij de bedrijven, een optimale geluidruimteverdeling op het industrieterrein gewaarborgd. Daarbij is ter plaatse van woningen in de omgeving sprake van een akoestisch aanvaardbaar klimaat vanwege industrielawaai.

Gelet op de actualiteit van het onderliggende akoestisch onderzoek, het zonemodel en het herziene bestemmingsplan voor Groote Lindt, worden in het voorliggende bestemmingsplan de huidige systematiek en geluidruimteverdeling gehandhaafd. Dit bestemmingsplan brengt dus geen wijzigingen aan in de geluidruimteverdeling op het industrieterrein en evenmin in de ligging van de 50 dB(A)-contour.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig bestemmingsplan. Het aspect industrielawaai is op evenwichtige en doelmatige wijze in het bestemmingsplan vertaald.

4.1.3 Bodem

Wettelijk kader
Wettelijk is bepaald dat een vergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, waarbij schade of gevaar te verwachten is voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (in verband met milieuhygiënische risico’s voor mens, plant en dier) is noodzakelijk. Tevens dienen de mogelijkheden en kosten om deze beperkingen door middel van actief bodembeheer weg te nemen te worden aangegeven. In onderhavig bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd en de bestemmingsregeling geactualiseerd. Dit betekent dat voor bouwactiviteiten binnen een bestaande situatie de bescherming tegen bouwen op verontreinigde grond wordt geboden in de Wabo en de gemeentelijke bouwverordening.

Doorwerking plangebied
Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe planologische ontwikkelingen, functiewijzigingen en dergelijke mogelijk gemaakt. Ten behoeve van dit bestemmingsplan hoeft daarom geen bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

4.1.4 Externe veiligheid

Wettelijk kader
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer. Dit advies is inmiddels door de Veiligheidsregio Zuid Holland Zuid verstrekt en wordt zoveel mogelijk meegenomen in het plan.

(Beperkt) kwetsbare objecten Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants.

Risicovolle activiteiten In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.

Doorwerking plangebied
Het voorliggend bestemmingsplan is een consoliderend bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het bestemmingsplan voorziet slechts in het positief bestemmen van reeds bestaande (planologische) situaties. De mogelijkheden die het bestemmingsplan via binnenplanse afwijkingsbevoegdheden biedt, zijn in het kader van externe veiligheid niet van direct belang, onder meer omdat deze geen wezenlijke invloed hebben op de hoogte van het GR. Met dergelijke marges die de afwijkingsmogelijkheden bieden, wordt in een berekening van het GR namelijk rekening gehouden. Tevens wordt in een berekening van het GR rekening gehouden met een gemiddeld aantal mensen per bedrijfsoppervlakte. Van bijvoorbeeld het aannemen van meer mensen in een bedrijf of de vestiging van een andersoortig bedrijf zal in een berekening van het GR dan ook niets te merken zijn. Ook worden er geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk gemaakt.

In en rondom het plangebied bevinden zich echter wel diverse risicovolle inrichtingen, leidingen en transportroutes. Daarop wordt navolgend ingegaan.

Rangeerterrein Kijfhoek
Het rangeerterrein Kijfhoek behoort tot het plangebied. Deze inrichting valt onder het Bevi. Met dit bestemmingsplan wordt uitsluitend de bestaande situatie bestemd en geen uitbreiding van de inrichting mogelijk gemaakt.

Het rangeerterrein beschikt over een milieuvergunning. Deze vergunning is op 16 juni 2009 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland ambtshalve gewijzigd. De wijziging betrof het toepassen van een andere rekenmethodiek voor het berekenen van de risico's, het opleggen van de risicomonitoringssystemen en het aanpassen van de voorschriften met betrekking tot de risico's. In het kader van deze wijziging is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Op 5 oktober 2020 is door het college van Zwijndrecht een vergunning verleend voor het milieuneutraal wijzigen van de inrichting. Deze wijziging had geen gevolgen voor de ligging van de plaatsgebonden risicocontour of voor de hoogte van het GR.

Treinen komen van 3 verschillende richtingen aan op Kijfhoek, waarna deze treinen worden gesorteerd middels het heuvelproces. Tevens zullen treinen ook aankomen op Kijfhoek om enkel van locomotief te wisselen of om te spannen alvorens de reis te vervolgen. Hierbij kan in beide gevallen sprake zijn van een zekere verblijftijd te Kijfhoek (overstand). Ten slotte bevindt zich het emplacement een tankplaats voor het aftanken van diesellocomotieven.

De handelingen met gevaarlijke stoffen op het emplacement van Kijfhoek betreffen de volgende door ProRail opgegeven wagenaantallen en stofcategorieën.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08Bedrterreinen-3001_0009.png"
Tabel 4.1: vervoergegevens rangeerterrein Kijfhoek realisatie 2017 en plafond Basisnet.
Opmerking bij tabel:
De verschillen in de totalen worden veroorzaakt door afrondingen in het faalkansmodel. Voor de berekeningen zijn deze verschillen niet relevant. Het zal duidelijk zijn dat in werkelijkheid de aantallen aankomende en vertrekkende wagens aan elkaar gelijk zijn.

In onderstaande tabel 4.2 wordt een overzicht gegeven van de effectafstanden in meters die ten gevolge van een optredend incident kunnen optreden. Ter verduidelijking worden de afstanden bij de scenario's Bleve en toxische damp van de 1, 10 en 100 procent letaliteitgrenzen weergeven. Dit betreft de afstanden waar respectievelijk 1, 10 en 100 procent van het aantal aanwezigen zal komen te overlijden. De gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de landelijk opgestelde “Handleiding adviestaak regionale brandweer IPO 08, versie maart 2010”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08Bedrterreinen-3001_0010.png"
Tabel 4.2: effectafstanden in meters scenario's rangeerterrein Kijfhoek.

Groepsrisico (GR)
Uit bovenstaande volgt dat het invloedsgebied van rangeerterrein 1.250 meter is. De plandelen Molenvliet, Bakestein en Ter Steeghe liggen binnen het invloedsgebied. Aangezien voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan, heeft de vaststelling hiervan geen invloed op de hoogte van het GR als gevolg van het rangeerterrein. Daarnaast is de veiligheidszone van het rangeerterrein opgenomen in het bestemmingsplan. Binnen deze veiligheidszone is de vestiging van nieuwe kwetsbare objecten niet toegestaan. Hierdoor kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Deze verantwoording is aan het einde van deze paragraaf opgenomen.

Uit de QRA die in het kader van de aanvraag van de revisievergunning is uitgevoerd, blijkt dat de oriëntatiewaarde van het GR niet wordt overschreden. In de toekomst kunnen zich ruimtelijke ontwikkelingen voordoen waardoor het GR vanwege het rangeerterrein stijgt. De gemeenten Zwijndrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk en Barendrecht maken daarom afspraken om ook voor de lange termijn het groepsrisico laag te houden. Heeft één van de vier gemeenten een bouwplan, waardoor het groepsrisico stijgt, dan vindt overleg plaats met de andere gemeenten. Deze afspraken voorkomen dat een bouwplan in de ene gemeente, een bouwplan in de andere gemeenten blokkeert. De Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid monitort de hoogte van het groepsrisico. Deze afspraken staan in het Beheersplan Groepsrisico Kijfhoek.

Plaatsgebonden risico (PR)
Uit de berekening (QRA) die in het kader van de aanvraag van de revisievergunning is uitgevoerd, blijkt dat er twee beperkt kwetsbare objecten op bedrijventerrein Molenvliet zich binnen de PR 10-6 risicocontour van het rangeerterrein bevinden. Dit betreft een gebouw met verschillende bedrijven, gelegen aan de Molenvliet 99, 103, 107, en het bedrijfsgebouw aan de Molenvliet 95. Deze bedrijven zijn te beschouwen als beperkt kwetsbare objecten. Het bestemmingsplan bestemt alleen de bestaande planologische situatie en biedt geen ruimere mogelijkheden dan het vigerende bestemmingsplan voor zowel het rangeerterrein als de betreffende beperkt kwetsbare objecten. Het plan heeft dan ook geen gevolgen voor de ligging van de PR 10-6-risicocontour. Het feit dat er bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen binnen deze contour vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Overige risicovolle inrichtingen
In het plangebied bevindt zich nog een aantal risicovolle inrichtingen, hoofdzakelijk op het bedrijventerrein Groote Lindt. Onderstaand worden deze risicovolle inrichtingen beschreven. De PR 10-6-risicocontouren van alle hierna genoemde bedrijven zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen door middel van een veiligheidszone. Binnen deze zones is het niet toegestaan om nieuwe kwetsbare objecten op te richten.

Univar Zwijndrecht (Noordweg 3)
Uit de provinciale risicokaart blijkt dat binnen de PR 10-6-contour van Univar Zwijndrecht N.V. geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor dit bedrijf ligt de PR 10-6-contour binnen de grenzen van het plangebied. Het invloedsgebied voor het GR reikt tot buiten het plangebied. Het GR bedraagt minder dan 0,1 maal de orientatiewaarde. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, heeft de vaststelling van het plan geen invloed op de hoogte van het GR. Een uitgebreide onderbouwing van het GR is daarom niet nodig.

Ashland Inc BV (Noordweg 9)
De PR 10-6-contour van Ashland Inc B.V. ligt geheel binnen het plangebied. Hier zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. Wel ligt een klein deel van twee naastgelegen bedrijfskavels (beperkt kwetsbare objecten) binnen deze risicocontour. De PR 10-6-contour is een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Van deze richtwaarde kan om gewichtige reden worden afgeweken. In dit geval van zijn er twee redenen om van deze richtwaarde af te wijken, namelijk:

  • in het geval van een calamiteit is het plangebied goed van de bron af te ontvluchten;
  • het betreft hier een bestaand object; het verwijderen van dit object zou hoge kosten met zich meebrengen.

Daarom wordt het toelaatbaar geacht dat bestaande beperkt kwetsbare objecten (deels) binnen de PR 10-6-contour van Ashland Inc B.V. liggen.

Het invloedsgebied voor het GR reikt tot buiten het plangebied. Het GR bedraagt minder dan 0,1 maal de orientatiewaarde. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, heeft de vaststelling van het plan geen invloed op de hoogte van het GR. Een uitgebreide onderbouwing van het GR is daarom niet nodig.

Brenntag BV (Lindtsedijk 2)
De PR 10-6-contour van Brenntag B.V. strekt zich tot buiten de grenzen van het plangebied uit. Er liggen geen kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour van deze inrichting, zowel binnen als buiten het onderhavige plangebied. Mogelijk liggen er buiten het plangebied wel beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour. Het bestemmingsplan bestemt alleen de huidige situatie en biedt geen ruimere mogelijkheden dan het vigerende bestemmingsplan. Het plan heeft geen gevolgen voor de ligging van de PR 10-6-contour. Het feit dat er bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen binnen de PR 10-6-contour vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Het invloedsgebied voor het GR ligt op maximaal 400 meter van loods 6.3 van het bedrijf. Het GR bedraagt minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, heeft de vaststelling van het plan geen invloed op de hoogte van het GR. Een uitgebreide onderbouwing van het GR is daarom niet nodig.

Sime Darby Unimills en gasdrukmeet- en regelstation (Lindtsedijk 8)
Binnen deze inrichting vindt opslag van ammoniak plaats en is een gasdrukmeet- en regelstation aanwezig. Uit de QRA die is uitgevoerd in het kader van de milieuvergunning van de inrichting, alsmede uit de risicokaart, blijkt dat de PR 10-6-contour niet buiten de grenzen van de inrichting is gelegen. Er is geen sprake van een relevant GR. De oriëntatiewaarde wordt niet overschreden. Externe veiligheid in verband met deze inrichting vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Nobel (Uilenkade 56)
Nobel is een bunkerstation met een vergunde opslagcapaciteit van ca. 3100 ton dieselolie. In 2005 is het Brzo 1999 aangepast en is de hierin opgenomen drempelwaarde voor aardolieproducten verlaagd van 5000 ton naar 2500 ton. Door deze aanpassing valt Nobel onder de werkingssfeer van het Brzo 1999 en is daarmee ook een Bevi-inrichting. De PR 10-6-contour reikt gedeeltelijk over enkele naastgelegen bedrijfspercelen. Omdat met dit bestemmingsplan geen planologische wijzigingen aan de orde zijn, vormt dit geen belemmering voor de vaststelling van het plan.

De Oliebron (Merwedeweg 17)
Deze inrichting heeft een PR 10-6-contour die buiten de grenzen van de inrichting ligt. De contour ligt echter alleen aan de rivierzijde (Oude Maas) buiten het eigen bedrijfsterrein. Derhalve zijn er in het kader van het plaatsgebonden risico geen belemmeringen.

Aan het bedrijf is op 22 juli 2010 een nieuwe milieuvergunning verleend waarin is aangegeven dat op grond van artikel 4 van het Bevi een vaststelling en verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk is. Het invloedsgebied voor de bepaling van het groepsrisico ligt, overeenkomstig het Revi op 930 meter van de opslag. Binnen deze afstand zijn in het onderhavige plangebied wel kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aanwezig en toegelaten. Het bestemmingsplan heeft echter een conserverend karakter en bij de verleende vergunning is geconcludeerd dat deze niet zal leiden tot een toename van het groepsrisico. Het nieuwe bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en er zijn ook geen specifieke lokale omstandigheden die van invloed zijn op het groepsrisico.

Vulpunt LPG (Ringdijk 650)
Binnen het plangebied, nabij de noordoostelijke punt van Groote Lindt ligt een LPG-vulpunt, behorend bij het tankstation aan de Ringdijk 650, alsmede een ondergronds reservoir dat tot deze inrichting behoort. Deze punten hebben beide een PR-10-6 risicocontour, van 45 en 25 meter. Binnen deze zones zijn geen (beperkte) kwetsbare objecten gelegen, noch worden deze met het plan mogelijk gemaakt. Het invloedsgebied van het GR van de inrichting ligt op 150 meter en valt eveneens binnen het plangebied. Er vindt hier geen overschrijding van het GR plaats in de huidige situatie. Door het consoliderende karakter van het bestemmingsplan zal het GR door de vaststelling van het bestemmingsplan ook niet toenemen.

Tankstation Korte Langesteijn 2 Hendrik-Ido-Ambacht
Noordelijk van Bakestein is een aan de A16 een tankstation met LPG-vulpunt (vergunde jaardoorzet 999 m³) gelegen. Bij deze inrichting liggen 3 punten met een PR 10-6-contour, te weten het LPG-vulpunt met een PR-contour van 45 meter, een ondergronds reservoir met een PR-contour van 25 meter en de afleverinstallatie met een PR-contour van 15 meter. De inrichting grenst direct aan het plandeel Bakestein. De PR-contouren zijn echter niet over het plangebied gelegen. Het invloedsgebied van het GR van de inrichting ligt op 150 meter en valt gedeeltelijk over het plangebied. Binnen deze zone zijn bedrijfskavels aanwezig. Er vindt thans geen overschrijding van het GR plaats. Gezien de aard van het bestemmingsplan zal het GR door de vaststelling van het bestemmingsplan niet toenemen.

Opslag ontplofbare stoffen (Ter Steeghe Ring 15 en Oude-Stationsweg 15)
Op deze twee locaties in respectievelijk deelgebied Ter Steeghe en Bakestein vindt opslag met ontplofbare stoffen plaats. Deze installaties vallen niet onder het Bevi. De PR 10-6-risicocontouren reiken niet buiten de grenzen van de inrichtingen, die geen invloedsgebied GR kennen. Deze inrichtingen vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan, ook omdat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden.

Gadrukmeet- en regelstation (Fruiteniersstraat 46)
Op bedrijventerrein De Geer ligt een gasdrukmeet- en regelstation. Deze inrichting valt niet onder het Bevi. De PR 10-6-risicocontour bedraagt 15 meter. Binnen deze contour liggen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Ook maakt het bestemmingsplan dergelijke objecten hier niet mogelijk. Deze contour reikt uitsluitend aan de straatzijden gedeeltelijk buiten de inrichtingsgrens.

Spoorvervoer gevaarlijke stoffen
Er vindt doorgaand vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Rotterdam-Breda en de Betuweroute plaats, welke deels binnen en nabij het plangebied liggen. Het betreft meerdere transportstromen, namelijk het transport van en naar het emplacement Kijfhoek over de Betuweroute en het transport richting dan wel komend uit de richting Barendrecht. Met betrekking tot dit transport vinden op emplacement Kijfhoek rangeeractiviteiten plaats.

De relevante baanvakken en transportintensiteiten staan in tabel 4.1 (eerder in deze paragraaf). In tabel 4.2 is een overzicht gegeven van de effectafstanden in meters die ten gevolge van een optredend incident kunnen optreden.

Binnen de effectafstanden voor een worst case scenario met ammoniak liggen in het plangebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen.

In het Basisnet spoor is daarnaast een plasbrandaandachtsgebied (PAG) vastgesteld. Voor het spoor is dit gebied vastgesteld op 30 meter vanuit de rand van het spoor. Dit PAG reikt gedeeltelijk over de plandelen Molenvliet, Bakestein en Corridor. Het bestemmingsplan bestemt alleen de bestaande planologische situatie en biedt geen ruimere mogelijkheden voor het vestigen van (beperkt) kwetsbare objecten. Het feit dat er bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen binnen het PAG vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Over de A16 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats met brandbare gassen, toxische en zeer toxische gassen, brandbare vloeistoffen en toxische vloeistoffen. Deze weg ligt direct nabij de bedrijventerreinen Bakestein, Corridor, Molenvliet-Ter Steeghe en rangeerterrein Kijfhoek.

Vanwege de aard van de vervoerde gevaarlijke stoffen kunnen verschillende rampscenario's plaatsvinden: Bleve en toxische damp. De 1%-letaliteitsgrens varieert van 70 meter (Bleve, meest waarschijnlijk) tot 750 meter (toxische damp, worst case). De 100%-letaliteitsgrens varieert van 30 tot 250 meter. In het Basisnet weg is daarnaast een plasbrandaandachtsgebied (PAG) vastgesteld. Voor de weg is dit gebied vastgesteld op 30 meter vanuit de rand van de weg. Binnen 30 meter van de weg zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. De PR 10-8-contour, indicatief voor het invloedsgebied van het GR van de weg, is 487 meter. Er vindt geen overschrijding van het GR plaats. Daarnaast maakt dit bestemmingsplan geen planologische ontwikkelingen mogelijk, waardoor het GR ook na vaststelling van het bestemmingsplan onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde zal blijven.

Leidingen
Aardgasleiding W-507-01
In het zuidelijke deel van plandeel Bakestein (zuidelijk van het sportpark en bedrijventerrein) is een aardgasleiding (W-507-01) gelegen. Deze loopt tevens door het rangeerterrein Kijfhoek in noord-zuidelijke richting. De PR 10-6-contour is niet buiten de leiding gelegen en vormt hierdoor geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De leiding heeft een invloedsgebied van 140 meter (maximale werkdruk 40 bar, uitwendige diameter 12 inch). Door het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan zal het GR binnen dit invloedsgebied echter niet toenemen.

Aardgasleiding W-507-03
Deze gasleiding ligt aan de zuidwestkant van rangeerterrein Kijfhoek. De PR 10-6-contour is niet buiten de leiding gelegen en vormt hierdoor geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De leiding heeft een invloedsgebied van 140 meter (maximale werkdruk 40 bar, uitwendige diameter 12 inch). Door het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan zal het GR binnen dit invloedsgebied echter niet toenemen.

Waterstoftransportleiding
Binnen het plangebied ligt een waterstoftransportleiding met een uitwendige diameter van 6 inch en een werkdruk van 40 bar. Uit eerder onderzoek (AVIV, 2011) blijkt dat de PR 10-6-risicocontour tussen de 13 en 25 meter buiten de leiding ligt. In het plangebied liggen binnen deze risicocontour geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Nieuwe kwetsbare objecten worden hier niet mogelijk gemaakt.

Het invloedsgebied voor het GR bedraagt 66 meter. Dit reikt daarmee ook over delen van het plangebied. Aangezien het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt die van invloed zijn op de hoogte van het GR en het GR in de huidige situatie ruim onder de oriëntatiewaarde ligt, kan een nadere verantwoording van het GR achterwege blijven.

Buisleidingen bedrijventerrein Groote Lindt
Een viertal buisleidingen loopt van bedrijven op bedrijventerrein Groote Lindt naar elders buiten het plangebied; drie leidingen in noordwestelijke richting en één in zuidwestelijke richting onder de Oude Maas door. Het betreft de volgende leidingen:

  • Aardgastransportleiding W-507-03 met een diameter van 8,62 inch en werkdruk van maximaal 40 bar. De PR 10-6-risicocontour van de leiding reikt niet buiten de leiding zelf. Binnen deze contour zijn derhalve geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig. Het invloedsgebied voor het GR is 95 meter. Een deel van het plangebied ligt dus binnen het invloedsgebied voor het GR.
  • Aardgastransportleiding W-507-09 met een diameter van 6,63 inch en een werkdruk van maximaal 40 bar. Het invloedsgebied voor het GR bedraagt 95 meter. Een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied voor het GR. Deze leiding loopt in noordelijke richting door, waar het invloedsgebied ook tot andere plandelen reikt (rangeerterrein Kijfhoek, Molenvliet).
  • Buisleiding van Shell Nederland Raffinaderij. Deze buisleiding heeft een uitwendige diameter van 3,5 inch en een maximale werkdruk van 15 bar. Door deze buisleiding wordt ethyleenoxide vervoerd. Er geldt een PR 10-6-risicocontour van 40 meter aan weerszijden van de leiding. Binnen deze contour, die over de bestemmingen 'Bedrijventerrein - 1' en 'Water' reikt, zijn binnen het plangebied geen kwetsbare objecten gelegen. De PR 10-6-risicocontour vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Wel ligt een deel van het plangebied binnen het invloedsgebied voor het GR.
  • Waterstoftransportleiding H-1006-CSH50. Deze leiding heeft een uitwendige diameter van 2.37 inch en een maximale werkdruk van 44 bar. De PR 10-6-risicocontour reikt niet buiten de leiding.

Zoals bovenstaand gebleken is, reiken de invloedsgebieden van meerdere buisleidingen over delen van het plangebied. Aangezien het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt die van invloed zijn op de hoogte van het GR en het GR in de huidige situatie ruim onder de oriëntatiewaarde ligt, kan een nadere verantwoording van het GR echter achterwege blijven.

4.1.5 Bedrijven en milieuzonering

Wettelijk kader
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) van de VNG.

De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstandenlijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden. Bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd.

Tenslotte geeft de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor een functiemenging een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Doorwerking plangebied
Binnen het plangebied is een aantal bedrijventerreinen aanwezig, evenals enkele woongebieden en solitaire woningen en andere milieugevoelige functies. Het principe van milieuzonering is op de bedrijventerreinen vertaald in het plan.

Uitgangspunten milieuzonering bedrijventerreinen
Uitgangspunt is het waarborgen van een voldoende grote afstand tussen woningen (en andere gevoelige functies) enerzijds en milieubelastende bedrijvigheid anderzijds. Bij de milieuzonering van het bedrijventerrein is gebruikgemaakt van een (standaard) Staat van Bedrijfsactiviteiten. Vanwege de nabijheid van bestaande (bedrijfs)woningen in de directe omgeving is de vestiging van zware bedrijven op een groot deel van de bedrijventerreinen niet toegestaan. Er wordt in de milieuzonering rekening gehouden met verschillende gebiedstypen in het plangebied en de directe omgeving van het plangebied.

  • Rustige woonwijk: de woonwijken Nederhoven, Kort Ambacht, Noord en Heer Oudelands' Ambacht worden beschouwd als rustige woonwijken. Hier is sprake van grootschalige gebieden die vrijwel uitsluitend voor wonen in gebruik zijn. Tevens zijn deze woonwijken door groenstroken en/of waterpartijen ruimtelijk duidelijk gescheiden van de bedrijventerreinen.
  • Gemengd gebied: tussen de bedrijventerreinen en de rustige woonwijken danwel het buitengebied ligt direct aan de Lindtsedijk nog een aantal burgerwoningen. Deze woningen zijn niet door groenstroken of waterpartijen van de bedrijventerreinen gescheiden. Vanwege de ligging in de directe omgeving van een bedrijventerrein en de ligging direct aan de drukke Lindtsedijk worden deze zones als gemengd gebied beschouwd. Ditzelfde geldt voor de kleinschalige woongebieden oostelijke en zuidoostelijk van bedrijventerrein Corridor. Deze liggen in zeer stedelijk gebied direct grenzend aan een bestaand bedrijventerrein en tevens op korte afstand van de A16, de spoorlijn Rotterdam-Dordrecht en het stationsgebied rondom NS-station Zwijndrecht. Ten opzichte van deze woningen en zones worden dan ook de richtafstanden conform het omgevingstype 'gemengd gebied' gehanteerd.
  • Bedrijfswoningen: op de meeste bedrijventerreinen (uitgezonderd Bakestein en Ter Steeghe) is een aantal bedrijfswoningen aanwezig. Een bedrijfswoning betreft een specifiek type woningen waar andere eisen aan het woon- en leefklimaat mogen worden gesteld dan bij reguliere woningen. Bedrijfswoningen zijn immers per definitie aan bedrijvigheid gelieerd en liggen daarmee in het algemeen op bedrijventerreinen. Het betreft in principe ook historisch gegroeide situaties waarmee omliggende bedrijven in de huidige situatie reeds rekening moeten houden. Daarom worden in de directe omgeving van de bedrijfswoningen in beginsel bedrijfsactiviteiten uit maximaal categorie 3.1 toegestaan. Daarmee wordt een aanvaardbare balans bereikt tussen het waarborgen van een voldoende acceptabel woon- en leefklimaat en de gebruiksmogelijkheden van de omliggende bedrijfskavels.

Juridisch-planologische uitwerking milieuzonering bedrijventerreinen
Op grond van de voorgenoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de verbeelding opgenomen door middel van functieaanduidingen binnen de bestemmingen 'Bedrijventerrein - 1' en 'Bedrijventerrein - 2'. Afhankelijk van de locatie op de bedrijventerreinen zijn bedrijven uit maximaal categorie 2 tot en met 5.2 toegestaan. Afhankelijk van de categorie, geldt een richtafstand van 30 tot 700 meter ten opzichte van een rustige woonwijk en een richtafstand van 10 tot 500 meter ten opzichte van een gemengd gebied. Aanvullend is als uitgangspunt genomen dat relatief zware bedrijvigheid (milieucategorie 4.1 en hoger) ongeacht de betreffende zonering niet op alle bedrijventerreinen wenselijk is vanwege de aard van de bedrijventerreinen en de ligging. De zwaardere bedrijvigheid wordt daarom uitsluitend toegestaan binnen delen van de bedrijventerreinen De Geer en Groote Lindt.

Rangeerterrein Kijfhoek
Rangeerterrein Kijfhoek betreft een solitaire milieubelastende functie, welke in milieucategorie 4.2 wordt ingedeeld. De richtafstand is 300 meter ten opzichte van rustige woonwijken/rustig buitengebied en 200 meter ten opzichte van gemengd gebied. Geluid en gevaar zijn de maatgevende aspecten. Ten oosten van het plangebied liggen enkele woningen binnen de richtafstanden voor geluid en gevaar. Het aspect gevaar (externe veiligheid) is in paragraaf 4.1.4 uitgebreid getoetst en hier is gebleken dat er geen sprake is van onaanvaardbare milieuhinder uit het oogpunt van gevaar.

Aangezien het hier om een gezoneerd terrein gaat, wordt het aspect geluid geregeld via het zonebeheersplan. Milieuhinder als gevolg van geluidsoverlast is in dit milieu-hygiënisch spoor voldoende geborgd. Ter plaatse van de betreffende woningen is daarom geen sprake van onaanvaardbare milieuhinder van het rangeerterrein Kijfhoek. Ook wordt het rangeerterrein niet in zijn bedrijfsvoering beperkt door deze woningen. Het rangeerterrein moet hier immers in de huidige situatie al rekening mee houden.

Inventarisatie toegelaten bedrijven
De op de bedrijventerreinen aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Diverse bestaande (legale) bedrijven vallen in een hogere categorie dan op basis van het principe van milieuzonering toelaatbaar wordt geacht. Deze bedrijven hebben een specifieke aanduiding op de verbeelding gekregen. Hiermee mogen zij hun bedrijfsactiviteiten voortzetten, maar mag zich ter plaatse niet een andersoortig bedrijf in een hogere milieucategorie vestigen.

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe planologische ontwikkelingen binnen de richtafstanden tot milieubelastende activiteiten mogelijk gemaakt en worden de gebruiksmogelijkheden voor de bedrijven anderzijds niet verruimd. Daarmee is uitgesloten dat er over en weer extra belemmeringen optreden ten gevolge van dit bestemmingsplan.

4.1.6 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het Besluit NIBM
Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het Besluit NIBM legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor zowel fijn stof en NO2.

Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

  1. 1. aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM.
  2. 2. op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 3% criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen, dat de 3% grens niet wordt overschreden.


Lijst met categorieën NIBM
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Aantonen NIBM op andere wijze
Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan uitgebreid onderzoek naar het effect op de luchtkwaliteit achterwege blijven.

Doorwerking plangebied
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer kan daarom achterwege blijven. Het project draagt niet in betekenende mate bij.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is door middel van de saneringstool behorende bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de luchtkwaliteit in en rondom het plangebied gegeven. Hierbij is rekenjaar 2020 als uitgangspunt gehanteerd.

Uit de tool blijkt dat de jaargemiddelde achtergrondconcentratie stikstofdioxide (NO2) het hoogst is in de zone rondom de rijksweg A16, nabij/in de deelgebieden Bakestein en Corridor. De grenswaarde van 35 µg/m³ NO2 jaargemiddeld wordt op geen enkel relevant rekenpunt overschreden; de waarden liggen overal onder een concentratie van 31 µg/m³. De jaargemiddelde achtergrondconcentratie fijn stof (PM10) ligt voor alle rekenpunten in de omgeving tussen 17,8 en 20,4 µg/m³ en ligt daarmee ruimschoots onder de grenswaarde van 35 µg/m³.

De uitstoot van de bedrijven, (spoor)wegen en voorzieningen binnen het plangebied maakt onderdeel uit van de achtergrondconcentraties. Binnen de geboden gebruiksmogelijkheden voor de bedrijventerreinen kunnen plaatselijk kleine schommelingen in de achtergrondconcentraties optreden bij vestiging van een nieuw bedrijf. Gelet op de gemeten concentraties, is op voorhand met voldoende zekerheid te stellen dat dit niet zal leiden tot een overschrijding van grenswaarden. Ter plaatse van het plangebied is dan ook sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat en met dit bestemmingsplan wordt in voldoende mate gegarandeerd dat deze situatie niet in betekenende mate verslechtert.

Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen bezwaren tegen het plan.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

De bescherming van archeologisch erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving gaan naar de Omgevingswet die in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode 2016-2019 een overgangsregeling opgenomen.

De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta). De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van 'de verstoorder betaalt' uit het verdrag van Valletta worden meer archeologische resten in situ behouden.

Doorwerking plangebied
Begin 2012 heeft de gemeente Zwijndrecht haar archeologiebeleid vastgesteld. De archeologische beleidskaart maakt onderscheid tussen meerdere archeologische waarden en archeologische te verwachten waarden.

Per archeologische waarde is gedefinieerd welke onderzoeksplicht er geldt.

  • AW1: Geen bodemingrepen toegestaan; ontheffing noodzakelijk;
  • AW2: Onderzoekplicht geldt bij bodemingrepen dieper dan 35 cm –Mv en plangebied groter dan 100 m²;
  • VAW1: Onderzoekplicht geldt bij bodemingrepen dieper dan 35 cm –Mv en plangebied groter dan 100 m²;
  • VAW2: Onderzoekplicht geldt bij vrijstellingsgrens: bodemingrepen dieper dan 50 cm –Mv en plangebied groter dan 500 m²;
  • VAW3: Onderzoekplicht geldt bij vrijstellingsgrens: bodemingrepen dieper dan 50 cm –Mv en plangebied groter dan 2.500 m²;
  • VAW4: Onderzoekplicht geldt bij vrijstellingsgrens: bodemingrepen dieper dan 50 cm –Mv en plangebied groter dan 10.000 m²;
  • Water: Vrijstellingsgrenzen van dichtstbijzijnde VAW of AW zijn van toepassing.

Daarnaast zijn in de provinciale Omgevingsverordening gebieden met een (zeer) hoge archeologische waarde aangegeven.

Op de archeologische beleidskaart heeft het plangebied meerdere waarden en te verwachten waarden toegekend gekregen. Een zeer groot deel van het plangebied heeft een relatief lage verwachtingswaarde (VAW3 en VAW4). Dit betreft onder meer het gehele bedrijventerrein Groote Lindt, een groot deel van bedrijventerrein De Geer en vrijwel het gehele plandeel Corridor. De zones archeologische waarden en hogere verwachtingswaarden betreffen slechts relatief kleine zones binnen rangeerterrein Kijfhoek en bedrijventerreinen De Geer, Bakestein, Molenvliet en Ter Steeghe. Binnen het plangebied liggen geen gronden die in de provinciale verordening zijn aangewezen van (zeer) hoge archeologische waarde.

Per archeologische waarde is gedefinieerd welke onderzoeksplicht er geldt. Bovenstaande categorisering is vertaald in het bestemmingsplan, door middel van dubbelbestemmingen op de verbeelding en in de planregels. Het gaat om de volgende:

  • AW1: komt niet voor in plangebied;
  • AW2 en VAW1: bestemming Waarde – Archeologie 1;
  • VAW2: bestemming Waarde - Archeologie 2;
  • VAW3: bestemming Waarde - Archeologie 3;
  • VAW4: bestemming Waarde - Archeologie 4.

Indien er binnen een van deze dubbelbestemmingen een ontwikkeling plaats vindt dient te worden getoetst of deze voldoet aan de vrijstellingsgrens. Is dat het niet het geval, dan zal archeologisch onderzoek moeten worden uitgevoerd.

Aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk maakt, hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd en zijn de archeologische (verwachtings)waarden voldoende geborgd door middel van de opgenomen dubbelbestemmingen.

4.2.2 Cultuurhistorie

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn enkele beleidskaders relevant.

Visie erfgoed en ruimte
In de 'Visie erfgoed en ruimte' zet het kabinet de cultuurhistorische belangen van nationale betekenis in een gebieds- en ontwikkelingsgerichte context. De visie is complementair aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarden van nationaal belang planologisch borgt. De visie plaatst die waarden in een bredere context en geeft aan hoe de goede zorg voor die belangen ook via niet juridische instrumenten wordt nagestreefd.

Een belangrijke pijler van de gemoderniseerde monumentenzorg is de verankering van de zorg voor het cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. Die verankering is noodzakelijk voor een zorgvuldige omgang met het erfgoed binnen de snelle en omvangrijke veranderingen in de inrichting van stad en land. De verankering van het cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening vraagt om twee zaken. In de eerste plaats dient het belang van het cultureel erfgoed volwaardig mee te worden genomen in de integrale afweging van belangen die plaatsvindt ten behoeve van het goed functioneren van de ruimte. In de tweede plaats dient het cultureel erfgoed, dat van bijzondere betekenis is, te worden benoemd. Zo kan op voorhand hier rekening mee worden gehouden in ruimtelijke plannen en ontwikkelingsprocessen.

De ruimtelijke afwegingsprocessen zijn versterkt door het aangepaste Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.6. Hierin is opgenomen dat de overheid die een bestemmingsplan of beheersverordening opstelt, verplicht is rekening te houden met cultuurhistorische waarden in en boven de grond. Als gevolg hiervan is de cultuurhistorische waarde binnen het plangebied in deze paragraaf verder uitgewerkt.

Cultuurhistorische Hoofdstructuur en Omgevingsvisie/-verordening Provincie Zuid-Holland
Op provinciaal niveau worden de cultuurhistorische en archeologische waarden beschreven in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (Cultuurhistorische waardenkaart). De meest recente kaart dateert van januari 2017. Daarnaast bevatten de Omgevingsvisie en omgevingsverordening concreet beleid op het gebied van cultuurhistorie. De provincie zet in haar beleid in op het beschermen, behouden en versterken van:

  • Topgebieden van cultureel erfgoed;
  • Kroonjuwelen van cultureel erfgoed;
  • Molenbiotopen;
  • Landgoed- en kasteelbiotopen.

Binnen de provincie ligt hierbij het accent op die gebieden en structuren waar cultuurhistorische waarden in hoge mate voorkomen. De topgebieden en kroonjuwelen van cultureel erfgoed zijn gebieden en structuren waar cultuurhistorische waarden in hoge mate voorkomen.

Doorwerking plangebied
Binnen het plangebied liggen geen topgebieden en kroonjuwelen van cultureel erfgoed. Ook landgoed- en kasteelbiotopen reiken niet over het plangebied. Wel reikt de molenbiotoop van de molen aan de Molenweg 64 te Heerjansdam, zuidelijk van het plandeel Kijfhoek, over het westelijk deel van rangeerterrein Kijfhoek. De molenbiotoop is door middel van een gebiedsaanduiding op de verbeelding van het plan opgenomen. Binnen de gebiedsaanduiding gelden beperkingen ten aanzien van de hoogte van bebouwing. De molenbiotoop is hiermee adequaat beschermd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08Bedrterreinen-3001_0011.png"
Figuur 4.1: molenbiotoop (rode cirkel) ten opzichte van plandeel rangeerterrein Kijfhoek (zwart kader)

Daarnaast is de Lindtsedijk aangewezen als historische landschappelijke lijn van redelijk hoge waarde (rivierdijk van vóór 1945). Voorliggend bestemmingsplan brengt geen wijzigingen aan in de ligging en herkenbaarheid van de Lindtsedijk.

Voor het overige zijn binnen het plangebied en in de directe omgeving geen beschermde cultuurhistorische waarden aanwezig. Dit aspect vormt daarom geen belemmering in het kader van dit plan.

4.3 Water

Wettelijk en beleidskader
De laatste jaren dient in ruimtelijke plannen steeds meer aandacht besteed te worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid (kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen) en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk.

Onderstaand is een beknopt overzicht opgenomen van de meest relevante beleidsstukken op het gebied van waterhuishouding.

Nationaal beleid
Voor de beleidskeuzen ten aanzien van deze waterparagraaf in dit bestemmingsplan is rekening gehouden met een groot aantal beleidsdocumenten, waaronder:

  • Rijksbeleid zoals verwoord in het Nationaal Waterplan: 'een veilige leefbare delta, nu en in de toekomst'. Waterbeleid voor de 21e eeuw en de Watervisie "Nederland veroveren op de toekomst";
  • Provinciaal Waterplan en de provinciale structuurvisie.

Een belangrijke conclusie uit het overkoepelende beleidskader is om water meer ruimte te geven en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:

  • Ten aanzien van waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren;
  • Ten aanzien van waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren.

Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied naar de volgende aandachtspunten. Meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met name in de stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water, en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water. Een aantal beleidsstukken wordt verder behandeld.

Regionaal Waterplan Zuid Holland 2016-2021
In het Regionaal Waterplan 2016-2021 heeft de provincie haar waterbeleid op de aspecten waterveiligheid, waterkwantiteit en een robuust en veerkrachtig watersysteem vastgesteld. Deze vormt een vertaling van de Visie Ruimte en Mobiliteit en de Europese Kaderrichtlijn Water. Een klein aantal onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is van kracht gebleven.

Waterbeheerprogramma 2016-2021 (waterschap Hollandse Delta)
Dit programma bestaat uit een statisch en een dynamisch deel. Het statisch deel bevat de doelen die het waterschap wil bereiken, zowel op de lange termijn als voor de planperiode. Het dynamisch deel bevat de maatregelen die nodig zijn om de doelen uit het statisch deel te realiseren. Het plan bevat doelen en maatregelen voor de thema's Calamiteitenzorg, Water en Ruimte, Waterveiligheid, Voldoende Water, Schoon water en Waterketen. Voor het thema water en ruimte is de nadere uitwerking van de deltabeslissing ruimtelijke adaptatie de belangrijkste ontwikkeling. Hierbij wordt uitgegaan van meerlaagse veiligheid: preventie (laag 1), ruimtelijke inrichting (laag 2) en crisisbeheersing (laag 3). Voor Hollandse Delta ligt de nadruk op de eerste laag: een overstroming voorkomen door middel van (primaire) waterkeringen. Voor de tweede laag is als doel geformuleerd dat de ruimtelijke inrichting bijdraagt aan het beperken van de gevolgen van een overstroming.

Beleid oppervlaktewatersystemen: Nota toetsingskaders en beleidsregels voor het watersysteem 2014
In deze nota zijn toetsingskaders en beleidsregels opgenomen, die het uitgangspunt vormen voor plantoetsing en vergunningverlening. Relevant voor het bestemmingsplan zijn onder meer de regels over watercompensatie. Dempingen van oppervlaktewaterlichamen moeten volledig gecompenseerd worden door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening. Een toename van verhard oppervlak moet worden gecompenseerd door het aanleggen van water met een oppervlakte van 10% van de verharding. Voor de compensatie voor demping of extra verharding is er sprake van een voorkeursvolgorde:

  • nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingstoename;
  • nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

Beleid waterkeringen
Met betrekking tot waterkeringen is het zogenaamde profiel van vrije ruimte relevant voor ruimtelijke ontwikkelingen. Als gevolg van klimatologische wijzigingen en bodemdaling, maar ook vanwege veranderingen in hydraulische uitgangspunten, wordt bij waterkeringen een profiel van vrije ruimte gehanteerd. Op deze manier wordt de benodigde ruimte voor eventuele versterkingen van de waterkering al gereserveerd. Met het gebruik van het profiel van vrije ruimte wordt de waterkering in de toekomst niet volledig volgebouwd, maar wordt rekening gehouden met uitbreidingen, zodat bouwwerken niet hoeven te wijken voor versterkingen. Dit profiel van vrije ruimte staat gedefinieerd in de hierboven beschreven Nota toetsingskaders en beleidsregels voor het watersysteem 2014.

Gemeentelijk rioleringsplan 2013-2020
Het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) legt het beleid vast over riolering, hemelwater en grondwater binnen de gemeente en bevat tevens een verantwoording van besteding van de rioolheffing. Volgens het GRP is Zwijndrecht grotendeels gemengd gerioleerd en is er weinig ruimte voor de afvoer van hemelwater via het riool. Daarom zijn met het waterschap afspraken gemaakt over afkoppelen, zowel in nieuwe bebouwde gebieden als bestaand bebouwd gebied.

In de Beleidsregels aansluiting riolering 2011 schrijft gemeente Zwijndrecht voor, dat huishoudelijk afvalwater en schoon hemelwater gescheiden worden ingezameld. Hemelwater wordt als enigszins mogelijk afgevoerd naar oppervlaktewater. Voorwaarde voor aansluiting van het huishoudelijk afvalwater op het openbaar riool is dat het openbaar riool voldoende capaciteit heeft.

Doorwerking plangebied
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en ziet op het vastleggen van de bestaande situatie. Voor water geldt dat de (hoofd)watergangen en overig oppervlaktewater in het plangebied de bestemming 'Water' hebben gekregen. Het bijdragen aan beleidsdoelstellingen ten aanzien van de waterkwantiteit en kwaliteit is binnen deze bestemming mogelijk. In dit bestemmingsplan wordt aan veel bestemmingen, naast de waterbestemming, onder de bestemmingsomschrijving ook water met waterhuishoudkundige voorzieningen in de doeleinden opgenomen. Zo zijn bijvoorbeeld binnen de bestemming 'Groen' en de verkeersbestemmingen waterbergingen en –gangen mogelijk. Op deze manier wordt het implementeren en uitvoeren van het waterbeleid van de diverse overheden ruim baan gegeven binnen dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet zelf niet direct in nieuwe ontwikkelingen binnen dit thema.

Een deel van het plangebied bij bedrijventerrein Groote Lindt behoort tot de Oude Maas. Rijkswaterstaat is waterbeheerder en vaarwegbeheerder voor deze rivier. Ter plaatse zijn de Waterwet en de Beleidsregels grote rivieren van toepassing. Rijkswaterstaat is het bevoegd gezag voor de Waterwet ter plaatse van de Oude Maas, waar een bergend regiem geldt, en het buitendijkse gebied. Door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie' zijn de belangen van het waterbergend regime in het plan vertaald. Er worden met dit plan geen functies of bouwwerken mogelijk gemaakt, die de belangen van deze dubbelbestemming schaden.

De waterkeringen en de hoofdwatergangen met bijbehorende beschermingszones dienen apart bestemd te worden conform de Legger van het waterschap. De Keur van het waterschap, een verordening met gebods- en verbodsbepalingen van het waterschapsbestuur, is hierop van toepassing. Hierin staat nauwkeurig omschreven wat er wel en niet mag bij, op of in de dijken, wegen en oppervlaktewater en hoe het waterschap vergunningen verleend.

In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Voor water geldt dat de watergangen in het plangebied een waterbestemming hebben gekregen. Dit betreft de enkelbestemming 'Water' ter plaatse van het oppervlaktewater zelf. Daarnaast is ter bescherming van de hoofdwatergangen bij de hoofdwatergangen de dubbelbestemming ‘Waterstaat’ opgenomen. Deze beslaat zowel de watergangen zelf als een beschermingszone daaromheen.

De waterkeringen met de bijbehorende beschermingszones hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen. Er zijn enkele waterkeringen in het plangebied aanwezig, waarbij met name de Lindtsedijk in het oog springt.

4.4 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied liggen diverse planologisch relevante leidingen. Het betreft:

  • een aantal aardgastransportleidingen (zie ook par. 4.1.4);
  • een waterstoftransportleiding (zie ook par. 4.1.4);
  • een aantal riool- en waterleidingen.

De planologisch relevante leidingen zijn op de verbeelding voorzien van dubbelbestemmingen: 'Leiding - Gas', 'Leiding - Riool', 'Leiding - Water' en 'Leiding - Waterstof'. De daarbij behorende belemmeringenstroken vallen onder het bereik van deze dubbelbestemmingen. De bepalingen uit de dubbelbestemmingen prevaleren boven de hoofdbestemmingen. Ook is een rangorde tussen de dubbelbestemmingen onderling aangegeven in de planregels. Binnen de dubbelbestemmingen mogen in beginsel geen ontwikkelingen plaatsvinden. Met het opnemen van de dubbelbestemmingen met bijbehorende regelingen, zijn de belangen van het behoud en onderhoud van de leidingen voldoende gewaarborgd. Dit aspect staat niet aan het plan in de weg.

4.5 Flora En Fauna

Wettelijk kader
Natuurbescherming in Nederland
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Deze wet vormt een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), dat op provinciaal niveau is uitgewerkt.

Gebiedsbescherming
De Wet Natuurbescherming heeft enerzijds betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er als gevolg van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.

Het NNN is op provinciaal niveau in de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgelegd. Het NNN is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheergebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot het NNN. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Soortenbescherming
Naast de hiervoor beschreven gebiedsbescherming, heeft de wet ook betrekking op de bescherming van diverse planten- en diersoorten in Nederland. In het kader van de soortenbescherming zijn in de Wnb drie beschermingsregimes opgenomen. Voor vogels geldt dat de beschermingsverboden en ontheffingsgronden één-op-één zijn overgenomen van de Vogelrichtlijn (paragraaf 3.1 Nbw). Voor dier- en plantensoorten van Europees belang geldt dat de beschermingsverboden en ontheffingsgronden één op één zijn overgenomen van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (paragraaf 3.2 Nbw). Voor de overige dier- en plantensoorten die beschermd worden is een opsomming gegeven in de bijlage bij de Nbw. Voor deze soorten gelden ruimere ontheffingsgronden dan voor de dier- en plantensoorten die onder het regime van de richtlijnen vallen. De verboden neergelegd in de Nbw gelden alleen voor opzettelijke handelingen.

Doorwerking plangebied
Gebiedbescherming
Het plangebied ligt niet binnen of nabij een Natura 2000 gebied. Dergelijke gebieden bevinden zich op ten minste 2 kilometer afstand van het plangebied. Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, welke tot significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden kunnen leiden.

Binnen het plangebied zijn geen gebieden behorende tot het NNN of anderszins beschermd natuurgebied aanwezig. Externe negatieve effecten op dergelijke gebieden zijn, gelet op de conserverende aard van het bestemmingsplan, uitgesloten.

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming zijn er geen bezwaren of belemmeringen verbonden aan het plan.

Soortenbescherming
Een onderzoek naar beschermde soorten is niet noodzakelijk gezien het conserverende karakter van het voorliggende bestemmingsplan. Er worden immers geen ingrepen gedaan en er worden geen nieuwe ingrepen mogelijk gemaakt, die tot negatieve effecten op beschermde soorten kunnen leiden. Hierdoor zijn er geen negatieve effecten te verwachten ten aanzien van beschermde soorten ten gevolge van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Krachtens de Wet ruimtelijke ordening, waarin in afdeling 6.4 bepalingen zijn opgenomen betreffende de grondexploitatie, geldt de verplichting tot kostenverhaal in de gevallen die zijn aangewezen in het Besluit ruimtelijke ordening. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is kostenverhaal verplicht in geval van:

  • de bouw van één of meer woningen en hoofdgebouwen;
  • uitbreidingen van gebouwen met ten minste 1.000 m² of met één of meer woningen;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren bij ingebruikname voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte ten minste 1.000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard. Nieuwe bouwplannen als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening, anders dan reeds toegestaan conform de huidige bestemmingsplannen, worden niet mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan. Kostenverhaal is dan ook niet aan de orde. Het plan is financieel uitvoerbaar.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Inspraak
De Wet ruimtelijke ordening zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

De gemeente vindt het belangrijk om de inwoners vroegtijdig bij de bestemmingsplanherziening te betrekken en de aard van het plan toe te lichten. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt gepubliceerd. Eenieder wordt in de gelegenheid gesteld om een inspraakreactie in te dienen. Eventuele inspraakreacties worden van beantwoording voorzien, waarbij aangegeven wordt in hoeverre deze tot wijziging van het plan hebben geleid.

Overleg en voorontwerp
Overleg is nodig om te komen tot goede bestemmingsplannen en om een goede afstemming tussen het beleid van de verschillende overheden te bewerkstelligen. De overheden zijn vrij in de vormgeving van dit overleg. Overheden kunnen hierover onderling afspraken maken. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor het overleg. Doelstelling van de wetgever is om het overleg zo soepel en vlot mogelijk te laten verlopen. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om dit overleg te voeren.

Het overleg wordt gevoerd met de besturen van de betrokken gemeenten, verschillende overlegpartners van de gemeente Zwijndrecht en de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn (artikel 3.1.1 Bro). Aan deze instanties is het ontwerpbestemmingsplan toegestuurd en is de gelegenheid geboden om te reageren op het bestemmingsplan. Er is één reactie ingediend, door het waterschap Hollandse Delta. Deze reactie heeft geen aanleiding gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Zienswijzen
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vond plaats volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken, van 29 december 2023 t/m 8 februari 2024. Er zijn in totaal zes zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend. Twee zienswijzen zijn echter buiten de wettelijke termijn ingediend en daarmee niet ontvankelijk. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in de zienswijzennota, die bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is gevoegd.

De zienswijzen zijn deels gegrond verklaard en hebben geleid tot een aantal aanpassingen aan het bestemmingsplan. Daarnaast is er aanleiding geweest om een aantal ambtshalve wijzigingen in het bestemmingsplan door te voeren. Dit betreft met name correcties van een aantal omissies, hoofdzakelijk bij de doorvertaling van de vigerende juridisch-planologische regelingen naar het nieuwe bestemmingsplan. In de zienswijzennota zijn de voornaamste inhoudelijke wijzigingen opgesomd.

Vaststelling
Het bestemmingsplan is vervolgens op 4 maart 2025 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van Zwijndrecht. Het plan wordt wederom zes weken ter inzage gelegd. Tegen de vaststelling kan gedurende deze periode door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan hierna onherroepelijk.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Plansystematiek

Algemeen
Het bestemmingsplan is een juridisch bindend plan, dat bestaat uit een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan, waarbij de regels de gebruiks- en bouwmogelijkheden van de gronden regelen en de verbeelding de rol heeft van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave, verantwoording en onderbouwing van het bestemmingsplan en als uitleg bij de verbeelding en regels.

Standaarden
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld in overeenstemming met de SVBP 2012 en wordt op de voorgeschreven wijze digitaal en analoog beschikbaar gesteld.

Opzet van de verbeelding en regels
Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend plan. Dit betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan zijn opgenomen. De bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn in beginsel overgenomen. De regels zijn daarnaast afgestemd op het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente Zwijndrecht uit 2015 en overige recente bestemmingsplannen binnen het stedelijk gebied van Zwijndrecht. Hiermee wordt een zoveel mogelijk uniforme systematiek van de bestemmingsplannen binnen de gemeente nagestreefd.

Met het voorliggende bestemmingsplan is ernaar gestreefd de vigerende bestemmingsplannen in het plangebied zoveel mogelijk te uniformeren, zowel wat betreft systematiek als bouw- en gebruiksregels binnen de onderscheiden bestemmingen. Ten slotte is een aantal partiële bestemmingsplanherzieningen verwerkt. Ook daarbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de uniforme systematiek, maar is op sommige onderdelen maatwerk noodzakelijk.

De regels van het bestemmingsplan bestaan, conform de landelijke standaarden, uit de volgende onderdelen:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1: inleidende regels
Dit hoofdstuk bestaat uit de begripsbepalingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van diverse in het bestemmingsplan gebruikte begrippen/termen. De begripsbepalingen zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Artikel 2 bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlakten, percentages, hoogte, diepte, breedte en dergelijke. Hiermee kan op een eenduidige manier toepassing worden gegeven aan de regels. Ook in de begripsbepalingen en wijze van meten is gestreefd naar verdere uniformiteit, ter bevordering van zowel de leesbaarheid als de rechtszekerheid.

Hoofdstuk 2: bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen opgenomen (enkel- en dubbelbestemmingen). De opbouw van de bestemmingen is als volgt (met dien verstande dat een specifieke bestemming niet alle genoemde elementen hoeft te bevatten):

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.


De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de in de regels gestelde regels. Het bouwvlak is op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering (maximale goot- en of bouwhoogte, bebouwingspercentage).

Daarnaast zijn aanduidingen die betrekking hebben op het gebruik (functieaanduidingen) opgenomen. Middels deze functieaanduidingen is een specifiek gebruik ter plaatse bestemd of uitgesloten.

In par. 6.2 worden de in het plan opgenomen bestemmingen per bestemming nader beschreven.

Hoofdstuk 3: algemene regels
Algemene regels zijn regels die gelden voor meerdere bestemmingen, dan wel een algemene strekking hebben. Deze bestaan uit de volgende onderdelen.

Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
In dit artikel zijn algemene regels ten aanzien van het ondergronds bouwen opgenomen met bijbehorende maatvoering. Daarnaast zijn regels opgenomen ten aanzien van bestaande afstanden en hoogten ingeval van strijdigheid met de nieuwe bestemmingsregels. Ook is opgenomen onder welke voorwaarden nieuwe geluidsgevoelige functies gerealiseerd kunnen worden. Verder bevat dit artikel een algeheel verbod op het bouwen van bouwwerken ten behoeve van gasboring.

Algemene gebruiksregels
In dit artikel is opgenomen welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig gebruik worden beschouwd.

Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn regels opgenomen, die van toepassing zijn ter plaatse van de in het plan opgenomen gebiedsaanduidingen. Deze aanduidingen zijn bestemmingsoverschrijdend en kunnen dus van toepassing zijn binnen meerdere bestemmingen. Het gaat hierbij om een aantal veiligheidszones (vanwege Bevi-inrichtingen, leidingen en transportroutes) en geluidzones van de gezoneerde industrieterreinen Groote Lindt en Kijfhoek. De opgenomen regels stellen beperkingen aan het oprichten van (beperkt) kwetsbare objecten en geluidsgevoelige objecten.

Algemene afwijkingsregels
Dit artikel geeft het bevoegd gezag de bevoegdheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van dit bestemmingsplan in een aantal categorieën van gevallen. Het gaat om afwijkingen ten behoeve van kleine afwijkingen van de maatvoering (maximaal 10%), kleine overschrijdingen van de bouwgrenzen (maximaal 2,5 meter), het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken (maximaal 10 meter) en het bouwen van zend-, ontvang- en sirenemasten (maximaal 40 meter). Ook is een bevoegdheid opgenomen ten aanzien van het gebruik van snippergroenstroken ten behoeve van het wonen. De voorwaarden voor het toepassen van de bevoegdheden zijn eveneens opgenomen.

Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van dit artikel het plan wijzigen ten behoeve van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen onder de in het artikel opgenomen voorwaarden. Daarnaast kan met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid binnen bepaalde nader aangeduide zones een Bevi-inrichting dan wel een MER-plichtig bedrijf worden toegestaan. Hiervoor is een aantal voorwaarden gesteld. Tot slot is een specifieke bevoegdheid opgenomen voor het wijzigen of verwijderen van veiligheidszones in verband met Bevi-inrichtingen of buisleidingen.

Overige regels
Dit artikel bevat enkele 'restbepalingen', waaronder de rangorde in geval van strijdigheid tussen meerdere van toepassing zijnde dubbelbestemmingen. Ook is een regeling voor het realiseren van (voldoende) parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen opgenomen.

Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat het voor elk bestemmingsplan verplichte overgangsrecht voor bouwen en gebruik en de slotregel met daarin de citeertitel van de planregels.

6.2 Bestemmingen

In dit bestemmingsplan zijn diverse bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen. De opgenomen bestemmingen worden hieronder toegelicht.

Agrarisch
Deze bestemming komt enkel voor in het plandeel De Geer, waar één agrarisch bedrijf met enkele bijbehorende gronden aan de Lindtsedijk is gelegen. Binnen deze bestemming is de uitoefening van één agrarisch bedrijf per bouwvlak, in de vorm van akker- of vollegrondstuinbouw, grondgebonden veehouderij of fruitteelt toegestaan, met één bedrijfswoning per bouwvlak. Agrarische bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Buiten het bouwvlak is een kleinschalig gebouwtje toegestaan, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bedrijf - Nutsvoorziening
In het plangebied is een aantal gebouwde nutsvoorzieningen aanwezig. Voor deze nutsvoorzieningen is de specifieke bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' opgenomen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen de opgenomen bouwvlakken worden gebouwd. Daarbuiten zijn wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Bedrijventerrein
De bestemming 'Bedrijventerrein' is opgenomen voor de bedrijfskavels op de bedrijventerreinen Corridor, Molenvliet-Ter Steeghe, Groote Lindt en De Geer. Dit betreft de reeds langer bestaande bedrijventerreinen binnen het plangebied. Voor deze bedrijventerreinen gelden thans vier verschillende bestemmingsplannen met elk een eigen Bedrijfsbestemming. Hoewel er veel overeenkomsten tussen de bouw- en gebruiksmogelijkheden en plansystematiek van de diverse bestemmingen zijn, zijn er op (veelal ondergeschikte) onderdelen ook verschillen geconstateerd. Vanuit een oogpunt van rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en het bieden van voldoende passende bouw- en gebruiksmogelijkheden voor bestaande en nieuwe bedrijven, is met voorliggend bestemmingsplan één integrale regeling voor de betreffende terreinen opgesteld. Dit betreft de bestemming 'Bedrijventerrein - 1'. Daar waar maatwerk door bestaande specifieke situaties nodig is, is dit geleverd.

De gronden zijn primair bestemd voor bedrijven in maximaal de op de verbeelding aangegeven milieucategorieën (zie over deze systematiek van zonering nader paragraaf 4.1.5). Specifieke bestaande bedrijven, welke afwijken van deze categorieën zijn door middel van functieaanduidingen aangeduid en kunnen derhalve ter plaatse gevestigd blijven. Daarnaast zijn er op de bedrijventerreinen blijkens de huidige bestemmingsplannen en inventarisatie verschillende andere functies gevestigd, zoals detailhandel, bedrijfswoningen, dienstverlening, kantoren of maatschappelijke functies. Bestaande legale gebruiksvormen mogen worden gehandhaafd en zijn door middel van functieaanduidingen op de verbeelding toegestaan. Voorts zijn bij het gebruik als bedrijventerrein behorende voorzieningen, zoals water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen en wegen en paden toegestaan. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Niet-zelfstandige kantoren zijn wel toegestaan.

De bouwmogelijkheden zijn per kavel of gebied bepaald. Bedrijfsgebouwen, en daar waar voorkomend bedrijfswoning, mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden opgericht. De bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd, tenzij een nader maximum bebouwingspercentage op de verbeelding is aangegeven. De maximum goot- en bouwhoogten zijn eveneens op de verbeelding aangegeven. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan. De bouwmogelijkheden voor dergelijke bouwwerken zijn middels dit bestemmingsplan eenduidiger gemaakt.

Bedrijventerrein - 2
Voor de bedrijfskavels op het bedrijventerrein Bakestein is de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' opgenomen. Dit relatief nieuwe bedrijventerrein, dat nog niet volledig met bedrijvigheid is gevuld, vraagt om een iets andere regeling, waarbij in lijn met de opgestelde kavelpaspoorten en het beeldkwaliteitsplan de ruimtelijke kwaliteit en uitstraling waar mogelijk zijn doorvertaald in de planregels. De huidige 9 verschillende bedrijfsbestemmingen die binnen het plandeel gelden zijn samengevoegd ter verbetering van de leesbaarheid en rechtsgelijkheid. Daar waar relevant zijn de bestaande verschillen in de regeling behouden, daar waar mogelijk zijn regelingen geïntegreerd.

De gronden zijn bestemd voor bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 3.2, niet-zelfstandige kantoren en overige bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeer- en verkeersvoorzieningen.

De bouwmogelijkheden zijn per kavel of gebied bepaald. Bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden opgericht. De bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd, tenzij een nader maximum bebouwingspercentage op de verbeelding is aangegeven. De maximum goot- en bouwhoogten zijn eveneens op de verbeelding aangegeven. Verder is een aantal specifieke situeringseisen opgenomen, zoals minimale afstanden tot de perceelsgrenzen. Voor de kavels op zichtlocaties zijn specifieke regels opgenomen voor de voorgevelzone. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan. De bouwmogelijkheden voor dergelijke bouwwerken zijn middels dit bestemmingsplan eenduidiger gemaakt.

Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, paden, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen etc. Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de hoofdgroenstructuren en een aantal kleinere groenzones/-stroken in het plangebied, waar een groen karakter overheerst en bij voorkeur behouden blijft. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan. In de regels zijn de maatvoeringseisen van deze bouwwerken opgenomen.

Horeca
Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de snackbar/eetcafé aan de Gildenweg 22 (bedrijventerrein De Geer). Dit betreft de enige zelfstandige horecagelegenheid in het plangebied. Ter plaatse is horeca tot en met categorie B1 toegestaan.

Maatschappelijk
Binnen het plangebied zijn uiteenlopende maatschappelijke voorzieningen gelegen. Deze hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Binnen de bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen in brede zin toegestaan. Op enkele locaties zijn de toegestane functies nader ingeperkt. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Gebouwen zijn toegestaan binnen de opgenomen bouwvlakken. Daarbij zijn de maximale goot- en bouwhoogten aangegeven, alsmede het maximum bebouwingspercentage.

Recreatie
Nabij het bedrijventerrein en sportcomplex Bakestein is een cluster met enkele recreatieve en sportfuncties aanwezig (volkstuinencomplex, (sport)verenigingen, o.a. scouting). Voor dit cluster is de bestemming 'Recreatie' opgenomen. De gronden zijn primair bestemd voor recreatieve voorzieningen, sportvoorzieningen en verenigingsleven. Het volkstuinencomplex is specifiek aangeduid. Voor de gebouwen zijn bouwvlakken opgenomen. Het volkstuinencomplex kent een specifieke bouwregeling.

Sport
In het plandeel Bakestein is het sportcomplex Bakestein gesitueerd. Hier zijn diverse sportvoorzieningen aanwezig (o.a. voetbal, tennis, hockey, honkbal). Het sportcomplex heeft de bestemming 'Sport'. De gronden zijn bestemd voor sportdoeleinden, zoals sportvelden en -hallen, verenigingsleven, ondergeschikte horeca en bijbehorende voorzieningen. Er is een aantal bouwvlakken opgenomen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen deze bouwvlakken worden gebouwd. Verder zijn specifieke regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder ballenvangers en lichtmasten.

Tuin
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bijbehorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, almede voor paden. Deze bestemming ziet op de voorerfgebieden bij de woningen. Binnen de bestemming mag slechts beperkt worden gebouwd in de vorm van kleinschalige aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij de aangrenzende hoofdgebouwen, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Verkeer
Deze gronden zijn onder andere bestemd voor wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Ook zijn parkeer-, groen- en speelvoorzieningen etc. toegestaan. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Verder zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn in de regels opgenomen. De bestemming 'Verkeer' is opgenomen op de hoofdontsluitingswegen binnen het plangebied (met uitzondering van de rijksweg A16, die de specifieke bestemming 'Verkeer - Rijksweg' heeft). De overige wegen, pleinen, etc. hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. De bestemming maakt een flexibele invulling/inrichting van het openbaar gebied mogelijk.

Binnen de bestemming is een aantal specifieke aanduidingen opgenomen, onder meer voor een deel van het NS-station Zwijndrecht, het vrachtwagenparkeerterrein aan de Lindtsedijk en voor enkele kruisende tunnels.

Verkeer - Railverkeer
De bestemming 'Verkeer - Railverkeer' is opgenomen ter plaatse van de delen van het spoortraject Dordrecht-Rotterdam die binnen het plangebied liggen. Dit betreft een deel van de spoorbrug over de Oude Maas, een strook noordoostelijk van bedrijventerrein Corridor en ten slotte het trajectdeel bij rangeerterrein Kijfhoek. Ook het gehele rangeerterrein heeft deze bestemming gekregen.

De gronden zijn primair bestemd voor spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds, spoorwegovergangen en andere bijbehorende voorzieningen, alsmede voor wegen, straten en paden, water, e.d. Verder is een specifieke aanduiding opgenomen ter plaatse van rangeerterrein Kijfhoek, waar een rangeerterrein met bijbehorende voorzieningen (o.a. bedrijfsruimtes, een brandweerkazerne en kantoren) is toegestaan. Daar waar het spoortraject wordt gekruist door de A16, water en tunnels, zijn eveneens specifieke aanduidingen opgenomen.

Binnen de bestemming mogen uitsluitend ter plaatse van rangeerterrein Kijfhoek gebouwen worden gebouwd. Voorts zijn regels voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgenomen.

Verkeer - Rijksweg
De Rijksweg A16 loop door het plangebied nabij bedrijventerrein Corridor en ten oosten van plandeel Bakestein. Voor deze weg, inclusief de toerit bij de Plantageweg, is de bestemming 'Verkeer - Rijksweg' opgenomen. De gronden zijn bestemd voor een (al dan niet ondergronds gelegen) rijksweg met niet meer dan 2x4 doorgaande rijstroken, met de bijbehorende parallelrijbanen, in- en uitvoegstroken, vluchtstroken, op- en afritten en viaducten. Tevens zijn wegen, straten, pleinen, wandel- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, parkeer- en groenvoorzieningen, etc. toegestaan. Binnen de bestemming mogen uitsluitend nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Verkeer - Verblijfsgebied
Deze gronden zijn onder andere bestemd voor wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Ook zijn parkeer-, groen- en speelvoorzieningen etc. toegestaan. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Verder zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Deze bestemming is opgenomen voor de wegen (niet zijnde hoofdontsluitingswegen), pleinen en bijbehorende gronden in het plangebied. De bestemming maakt een flexibele invulling/inrichting van het openbaar gebied mogelijk.

Water
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor wateraanvoer en waterafvoer, waterberging, waterkwantiteit en waterkwaliteit, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder duikers, bruggen, dammen en steigers. Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de grotere oppervlaktewateren en watergangen in het plangebied. Ook de havens van bedrijventerrein Groote Lindt hebben deze bestemming gekregen, met een specifieke aanduiding 'haven'. Binnen de havens zijn sommige gebruiksdoeleinden uitgesloten, zoals recreatievaart en daarbij behorende steigers. Een verbijzondering is opgenomen voor een aantal waterpartijen op bedrijventerrein Bakestein. Hier zijn bedrijfskavels aan het water gesitueerd en mogen de voorgevels van de bedrijfsgebouwen deels binnen de bestemming 'Water' worden gerealiseerd. Hiertoe is een bouwvlak met specifieke aanduiding opgenomen.

Water - Rivier
Een deel van de Oude Maas is gelegen binnen het plangebied. Aan de rivier is de bestemming 'Water - Rivier' toegekend; deze correspondeert met de begrenzingslijn van de Rijksvaarweg (artikel 2.1 Barro). Ook binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Ook zijn binnen de bestemming ligplaatsen voor boten uitgesloten.

Wonen
Binnen het plangebied ligt een aantal woongebieden. De gronden ter plaatse van de hoofdgebouwen en achtererfgebieden van de woningen zijn bestemd als 'Wonen'. Deze gronden zijn bestemd voor het bestaande aantal woningen. Op de verbeelding is aangeduid waar welke type woningen is toegestaan. Ook is op de verbeelding aangeduid wat de maximale goot- en bouwhoogte van een woning mag bedragen. Daarbij is ernaar gestreefd de bestaande situatie correct vast te leggen. Voor bijbehorende bouwwerken is in de bouwregels een regeling opgenomen, welke overeenkomt met de regeling in overige woongebieden binnen Zwijndrecht. Voor enkele bestaande andere functies (bedrijvigheid) is een specifieke functie-aanduiding opgenomen. Ook voor de woonwagenstandplaats bij bedrijventerrein De Geer is een specifieke aanduiding opgenomen.

Leiding - Gas, Leiding - Riool, Leiding - Water

Binnen het plangebied liggen diverse planologisch relevante leidingen. Het betreft een aantal aardgastransportleidingen en een aantal riool- en waterleidingen. Ter plaatse van deze leidingen en de daarbij behorende belemmeringenstroken zijn de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding - Riool' en 'Leiding - Water' opgenomen. De bepalingen uit de dubbelbestemmingen waarborgen het functioneren, beheren en onderhouden van de betreffende leidingen en prevaleren boven de hoofdbestemmingen. Ook is een rangorde tussen de dubbelbestemmingen onderling aangegeven in de planregels. Binnen de dubbelbestemmingen mag in beginsel niet worden gebouwd en is een aanlegvergunningstelsel voor bepaalde werken en werkzaamheden van toepassing.

Waarde - Archeologie 1 t/m 4
Het gemeentelijk archeologisch beleid is vertaald in een viertal dubbelbestemmingen (zie ook par. 4.2). Deze gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. Ter bescherming van deze gronden zijn in de regels bepalingen opgenomen met betrekking tot het bouwen en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Er geldt een archeologische onderzoeksplicht bij overschrijding van de drempelwaarden. Deze verschillen per bestemming en zijn gebaseerd op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart.

Waterstaat
De gronden welke tevens bescherming genieten op grond van de Keur en Leggers van het waterschap, hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat' gekregen. Dit betreft de voornaamste watergangen en oppervlaktewateren in het plangebied, inclusief een beschermingszone rondom de wateren. De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) – primair bestemd voor de waterhuishouding.

Waterstaat - Waterkering
Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de waterkeringen met de daarbij behorende beschermingszones aan weerszijden van de keringen. Deze gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer van waterstaatsdoeleinden. Ook ter bescherming van deze gronden zijn in de regels bepalingen opgenomen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.

Waterstaat – Waterstaatkundige functie
Een deel van de gronden in het plangebied behoort tot het beheer van Rijkswaterstaat. Op deze gronden zijn de Waterwet en de Beleidsregels grote rivieren van toepassing. Ter plaatse is de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterstaatkundigefunctie' opgenomen. De aangewezen gronden zijn primair bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de scheepvaart. De belangen van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de overige bestemmingen.

6.3 Handhaving

Algemeen
Door handhaving en toezicht controleert de overheid of burgers, bedrijven en overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaving. Onder handhaving wordt verstaan: het door controle (toezicht en opsporing) en het zonodig toepassen van (bestuurs)rechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. Handhaving van de van toepassing zijnde regels binnen de gemeente Zwijndrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen.

Zo handhaaft het college onder andere de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de gebruiks- en bebouwingsregels van dit bestemmingsplan door het bouwtoezicht worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van aanvragen om een omgevingsvergunning (voor bijvoorbeeld het bouwen of uitvoeren van werkzaamheden), maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering.

Hoe wordt gehandhaafd
Op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten voor bestuursrechtelijke handhaving tot haar beschikking: de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom.

Bij het toepassen van een last onder bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk cq. gebruik) op kosten van de overtreder ongedaan gemaakt. De overtreder wordt eerst in de gelegenheid gesteld dit zelf te doen. Ongedaan maken kan bijvoorbeeld betekenen het afbreken van een bouwwerk of het stilleggen van de bouw (bouwstop).

Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een gestelde termijn. Bij overschrijding van de termijn, zal een dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het beëindigen van de overtreding door voortzetting onaantrekkelijk te maken.

In het plangebied zal gehandhaafd worden op het illegale gebruik van bouwwerken en percelen en op (de bouw van) illegale bouwwerken. Verder zal bij het bouwen gecontroleerd worden op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen.

Naast bestuursrechtelijke handhaving is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet op de economische delicten ook strafrechtelijke handhaving mogelijk bij het overtreden van het vergunningenstelsel van de Wabo of het handelen in strijd met het bestemmingsplan. In dit kader kunnen ook strafrechtelijke dwangmiddelen worden ingezet. In de praktijk zal eerst bestuursrechtelijk worden gehandhaafd, alvorens het strafrecht wordt ingezet. Privaatrechtelijke handhaving tenslotte is aan de orde voor gronden waarvan de gemeente zelf eigenaar is. Tegen gebruik van deze gronden in strijd met gemeentelijke belangen zal de gemeente op grond van haar rechten als eigenaar optreden.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Gezoneerd Industrieterrein

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten gezoneerd industrieterrein

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Woningen

Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten woningen

Bijlage 4 Geluidimmissies

Bijlage 4 Geluidimmissies

Bijlage 1 Zienswijzennota

Bijlage 1 Zienswijzennota