KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Horeca
Artikel 7 Maatschappelijk - Dierenpension
Artikel 8 Tuin
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Water
Artikel 11 Wonen
Artikel 12 Leiding - Gas
Artikel 13 Leiding - Riool
Artikel 14 Waarde - Archeologie
Artikel 15 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Antidubbeltelregel
Artikel 17 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 22 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planvorm
1.5 Planproces
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Inleiding
2.2 Bestaande Situatie
2.3 Verkeer
2.4 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Conclusie
Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek
4.1 Wegverkeerslawaai
4.2 Industrielawaai
4.3 Railverkeerslawaai
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Bedrijven En Milieuhinder
4.7 Bodemkwaliteit
4.8 Kabels En Leidingen
4.9 Water
4.10 Ecologie
4.11 Cultuurhistorie En Archeologie
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Algemeen
5.3 Inleidende Regels
5.4 Bestemmingsregeling
5.5 Algemene Regels
5.6 Overgangsrecht En Slotregels
5.7 Handhaving
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De 'Staten Van Bedrijfsactiviteiten'
Bijlage 2 Bedrijfsinventarisatie
Bijlage 3 (Water)bodemonderzoek
Bijlage 4 Externe Veiligheidsadvies Aardgastransportleiding
Bijlage 5 Carola-rapport Gasleiding
Bijlage 6 Qra Watertransport
Bijlage 7 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 8 Inventarisatie Flora & Fauna
Bijlage 9 Notitie Vooroverleg
Bijlage 10 Notitie Zienswijzen

De Geer

Bestemmingsplan - Gemeente Zwijndrecht

Vastgesteld op 13-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan De Geer van de gemeente Zwijndrecht.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0642.bp08degeer-3001 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf

een bedrijf dat in of bij de woning door de bewoners wordt uitgeoefend dat gericht is op het vervaardigen van producten of het leveren van diensten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is

1.7 aan-huis-gebonden beroepen

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  2. b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  3. c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  4. d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  5. e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  6. f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  7. g. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  8. h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  9. i. een paardenfokkerij.

1.10 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.14 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.16 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.22 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwmarkt

een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.31 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.33 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 geluidszone - industrie

een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.37 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.38 horeca

een onderneming waar in hoofdzaak en bedrijfsmatig:

  1. a. dranken, maaltijden en/of logies worden verstrekt;
  2. b. gelegenheid wordt geboden voor het gebruik van de producten ter plaatse en;
  3. c. sprake is van een zekere dienstverlening, zoals het serveren en/of verstrekken van servies en bestek;

met een in principe open karakter (voor ieder toegankelijk)

In het kader van het bestemmingsplan worden hierbij onderscheiden:

  • Categorie 1: logiesverstrekkers, zoals hotels, pensions en motels;
  • Categorie 2: maaltijdverstrekkers, zoals restaurants, bistro's en eetcafes;
  • Categorie 3: spijsverstrekker, zoals ijssalons, lunchrooms, croissanteriën, koffie-/theehuizen, waarbij geen alcoholische dranken worden geschonken;
  • Categorie 4: Cafetaria's/snackbars, fastfoodrestaurants, creperies, grillrooms, shoarma/pizzabedrijven;
  • Categorie 5: Drankverstrekkers, zoals cafes/bars, nachtclubs, dancings, disco's en partycentra.

1.39 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.40 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.41 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.42 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.43 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.44 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.45 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.46 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.47 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.48 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.49 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd:

  1. a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf per bouwvlak, in de vorm van akker- of vollegrondstuinbouw, grondgebonden veehouderij of fruitteelt;
  2. b. detailhandel in goederen welke ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt voor zover zulks geen zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering vormt;
  3. c. één bedrijfswoning per bouwvlak met aan-huis-gebonden bedrijven en beroepen;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
    1. 1. het bepaalde in artikel 3.2.1. sub a. voor het veranderen van de vorm, dan wel het vergroten van een op de kaart aangegeven bouwvlak, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening wenselijk of noodzakelijk is, mits:
      • de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak zal worden afgestemd op de voorgenomen bedrijfsuitbreiding;
      • het totale oppervlak van het bouwvlak niet groter wordt dan 1 ha;
      • de vormverandering c.q. vergroting van het bouwperceel geen verkleining van de afstand tussen het bouwvlak en de grens van de weg zal inhouden;
      • de bestaande, bij het agrarische bedrijf behorende gebouwen, met uitzondering van de gebouwen zoals bedoeld in lid 2 onder c en j binnen de gewijzigde bebouwingsgrenzen gelegen blijven;
    2. 2. het bepaalde in artikel 3.2.1. sub b. tot een goothoogte van 6,5 m;
    3. 3. het bepaalde in artikel 3.2.1. sub c. tot een bouwhoogte van niet meer dan 20 m, indien zulks voor een doelmatige bedrijfsuitoefening noodzakelijk is;
  2. b. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    1. 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    2. 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Onder de uitoefening van aan huis verbonden beroepen/bedrijven in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een aan huis verbonden beroepen/bedrijven voorzover:
    1. 1. het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis verbonden beroepen/bedrijven niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot een maximum oppervlak van 50 m2;
    2. 2. ten behoeve van aan huis verbonden beroepen/bedrijven wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    3. 3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huisverbonden beroep/bedrijf;
    5. 5. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;
    6. 6. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  6. f. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 tot en met 13': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein':
aanduiding SBI-code uit ten hoogste milieucategorie
specifieke vorm van bedrijf - 1 516.1 -
specifieke vorm van bedrijf - 2 4544 -
specifieke vorm van bedrijf - 3 3615.1 -
specifieke vorm van bedrijf - 4 29.2 4.1
specifieke vorm van bedrijf - 5 513.1 2
specifieke vorm van bedrijf - 6 74.2 -
specifieke vorm van bedrijf - 7 45.1.2 3.2
specifieke vorm van bedrijf - 8 252.1.2 4.1
specifieke vorm van bedrijf - 9 3710 5.1
specifieke vorm van bedrijf - 10 4522 -
specifieke vorm van bedrijf - 11 6322.1 -
specifieke vorm van bedrijf - 12 29.3 4.2
specifieke vorm van bedrijf - 13 4550 -
  1. g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een bedrijfswoning;
  2. h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', tevens detailhandel in sanitair;
  3. i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', tevens horeca uit categorie 2;
  4. j. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens een medisch zuurstofcentrum;
  5. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation', tevens een gasontvangstation;
  6. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1', tevens detailhandel in gereedschappen;
  7. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2', tevens detailhandel in kampeerbenodigdheden;
  8. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - 1', tevens een uitzendbureau;
  9. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - 2', tevens een postkantoor;
  10. p. ter plaaste van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tevens een verkooppunt in motorbrandstoffen zonder lpg met autowasstraat en bijbehorende detailhandel;
  11. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1', tevens een bedrijfswoning, uitsluitend op de eerste verdieping;
  12. r. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeer-, verkeersvoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  5. e. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd detailhandel in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen, detailhandel in bij de bedrijfsvoering passende goederen en detailhandel zoals bedoeld in lid 4.1;
  6. f. opslag van goederen voor de voorgevelrooilijn is niet toegestaan;
  7. g. opslag van goederen achter de voorgevelrooilijn met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  8. h. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 1.500 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  9. i. zelfstandige kantoren zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - 1 t/m 3', met dien verstande dat;
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - 1' niet meer dan 750 m2 kantoorvloeroppervlakte is toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - 2' niet meer dan 1.000 m2 kantoorvloeroppervlakte is toegestaan;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - 3' niet meer dan 700 m2 kantoorvloeroppervlakte is toegestaan;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, met een maximum inhoud van 500 m³;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – 1' is één bedrijfswoning toegestaan, uitsluitend op de eerste verdieping;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' is één bedrijfswoning toegestaan, uitsluitend op de derde verdieping;

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. b. parkeren;
  3. c. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca, uitsluitend uit categorie 4;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 7 Maatschappelijk - Dierenpension

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Dierenpension' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een dierenpension;
  2. b. een bedrijfswoning met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groen en water.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Onder de uitoefening van aan huis verbonden beroepen/bedrijven in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een aan huis verbonden beroepen/bedrijven voorzover:
    1. 1. het vloeroppervlak in gebruik voor aan huis verbonden beroepen/bedrijven niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot een maximum oppervlak van 50 m2;
    2. 2. ten behoeve van aan huis verbonden beroepen/bedrijven wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    3. 3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan het uitoefenen van het aan huisverbonden beroep/bedrijf;
    5. 5. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omgeving;
    6. 6. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor paden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
    1. 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    2. 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen indien gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en gebouwd meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen;
    3. 3. 1 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, alsmede opstelstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaate van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens een parkeerterrein voor vrachtwagens;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en groen;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterbeheer en waterberging;
  4. d. waterwegen;
  5. e. kruisingen met weg- en langzaam verkeer, bruggen en dammen;
  6. f. oevers en taluds.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden bedrijven en beroepen;
  2. b. ter plaatse van de aanduidind 'woonwagenstandplaats', één woonwagen;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.3 Specifieke gebruiksregels

De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².

Artikel 12 Leiding - Gas

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12,75 inch en een druk van ten hoogste 40 bar.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 12.2onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Leiding - Riool

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een rioolleiding.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Archeologie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:

  1. a. gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor normale op de bestemming gericht gebruik of onderhoud;
  2. b. gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud

Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels

21.1 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

21.2 Wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' wijzigen ten behoeve van bedrijven, mits:

de bewoning ter plaatse van de bestemming Wonen is beëindigd;

  1. c. de bijbehorende bedrijfszonering wordt aangepast;
  2. d. ten minste hetzelfde oppervlak aan water wordt gerealiseerd;
  3. e. het gebied via de Geerweg wordt ontsloten;
  4. f. er geen milieutechnische belemmeringen zijn.

Artikel 22 Overige Regels

22.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan De Geer'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ...........................................................



de voorzitter,


de griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Zwijndrecht is voornemens het bedrijventerrein De Geer te herstructureren. Deze herstructurering richt zich met name op een kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte. Bovendien zal het terrein Achterlindt ontwikkeld worden tot een bedrijventerrein.

Om een actueel juridisch kader te bieden voor eventuele bouwaanvragen die voortkomen uit de voorgenomen herstructurering, alsmede de ontwikkeling van het gebied Achterlindt planologisch mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld. Hiermee wordt tevens aangesloten bij de actualiseringsplicht uit de Wro, die gemeenten oplegt om voor 1 juli 2013 te beschikken over actuele bestemmingsplannen. De gemeente Zwijndrecht heeft er bij het actualiseringstraject voor gekozen om de regelingen van de diverse bestemmingsplannen op elkaar af te stemmen, zodat voor de hele gemeente tot een eenduidinge planologische regeling wordt gekomen.

1.2 Ligging Plangebied

Dit bestemmingsplan omvat het bedrijventerrein De Geer en de lintbebouwing aan de Lindtsedijk, dat is gelegen aan de zuidkant van Zwijndrecht. Het plangebied omvat het gebied dat is ingesloten door de Lindtsedijk en de Geerweg.

De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08degeer-3001_0001.jpg"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Ter plaatse van het bestemmingsplan vigeert momenteel het bestemmingsplan De Geer. Dit bestemmingsplan is op 28 september 1995 door de gemeenteraad van Zwijndrecht vastgesteld en op 9 januari 1996 door de Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland goedgekeurd. Dit voorliggend bestemmingsplan treedt in werking in plaats van het vigerend bestemmingsplan.

1.4 Planvorm

Dit bestemmingsplan biedt in de eerste plaats het juridisch toetsingskader voor de herstructurering van het bestaande bedrijventerrein en de ontwikkeling van Achterlindt. Voor het bestaande deel vormt het in de eerste plaats een belangrijke beheers- en gebruiksfunctie.De juridische planvorm is om deze reden afgestemd op het beleid dat erop is gericht de aanwezige functies en kwaliteiten te behouden en de beoogde ontwikkelingen mogelijk te maken.

Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van het bestaande deel, is gekozen voor een bestemmingsregeling waarin iedere functie van een eigen toegesneden bestemming en bouwregels is voorzien. Deze bestemming biedt daarbij voldoende flexibiliteit om de herstructurering van De Geer mogelijk te maken. Verder is een beperkte functieverandering mogelijk op basis van nieuwe beleidsontwikkelingen waarbij voldoende rechtszekerheid voor de belanghebbenden in en om het gebied wordt geboden.

Voor het gebied Achterlindt biedt dit bestemmingsplan een redelijk gedetailleerde regeling met een direct bouwrecht. Hierbij is iedere functie voorzien van een toegesneden bestemming, zodat voldoende rechtszekerheid wordt geboden aan belanghebbenden. De bestemming biedt daarbij de nodige flexibiliteit om in te spelen op ontwikkelingen die zich tijdens het proces van planvorming voor kunnen doen.

Een nadere toelichting op de gekozen planvorm is te vinden in Hoofdstuk 5.

1.5 Planproces

Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan is de procedure zoals voorgeschreven door de Wro doorlopen. Daarnaast zijn burgers en andere belanghebbenden tijdens de voorbereiding van de ontwikkelingen geïnformeerd middels informatieavonden en is er een website waar men informatie over de ontwikkelingen kan vinden.

Het conceptontwerpbestemmingsplan is in het kader van art. 3.1.1 Bro verzonden naar de overlegpartners. Een volledige beschrijving van de uitkomsten van dit overleg zal worden opgenomen in hoofdstuk 6 en 7.

1.6 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de gebiedsvisie, waarin een korte beschrijving van de ruimtelijke en functionele situatie van het plangebied is opgenomen. In hoofdstuk 3 is een samenvatting opgenomen van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 inzicht gegeven in de relevante milieuaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling, zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen.

Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 een uiteenzetting gegeven van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een analyse van de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving. Aan de hand van een ruimtelijke en functionele beschrijving wordt een visie voor het plangebied gegeven.

2.2 Bestaande Situatie

2.2.1 Omgeving plangebied

Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de Kern Zwijndrecht in een lint van bedrijventerreinen dat zich uitstrekt langs het water van de Oude Maas. Tot dit lint behoort ook het bedrijventerrein Groote Lindt. De aanwezigheid van het water is kenmerkend voor de omgeving van het plangebied. Het duidt ook meteen het grote verschil tussen het bedrijventerrein de Geer, dat binnendijks ligt en geen directe relatie heeft met het water, en het bedrijventerrein Groote Lindt, dat buitendijks ligt en een duidelijke relatie heeft met het water in de vorm van watergerelateerde bedrijven en transport over water. De Lindtsedijk scheidt beide bedrijventerreinen van elkaar.

Ten noorden van het plangebied ligt de Geerweg, een brede, in het groen gelegen weg die tot de ontsluitingsstructuur van Zwijndrecht behoort. Aan de overzijde van de Geerweg, ten oosten van de Munnikensteeg, ligt de woonwijk Nederhoven. De Geerweg vormt met zijn brede profiel en groene inrichting een buffer tussen de woonwijk en het bedrijventerrein.

Ten westen van de Munnikensteeg, aan de westzijde van het plangebied, grenst het buitengebied van Zwijndrecht. Het karakter van dit extensief bebouwde gebied wordt nabij het plangebied met name bepaald door de toegang van de HSL-tunnel onder de Oude Maas.

2.2.2 Ruimtelijke structuur

Het plangebied wordt omsloten door de Lindtsedijk aan de oost-, zuid- en westzijde, terwijl de Geerweg aan de noordzijde de begrenzing vormt (zie figuur 2.1). De Oude Maas is de grens aan de zuidzijde. Zowel de Lindtsedijk als de Geerweg zijn onderdeel van de hoofdgroenstructuur. Ook hebben beide wegen een verkeersfunctie. Deze beide functies en het hoogteverschil van de dijk, zorgen ervoor dat het plangebied een duidelijk begrensd en autonoom gebied is binnen het grondgebied van Zwijndrecht.

Binnen het plangebied zijn een drietal elementen aanwezig: het bedrijventerrein de Geer, het lint aan de Lindtsedijk en Achterlindt.

Bedrijventerrein

Het bedrijventerrein betreft het grootste deel van het plangebied. Het ligt in een groene setting, die wordt gevormd door de Lindtsedijk en de Geerweg. Aan de Geerweg ligt bovendien een groenstrook, die het bedrijventerrein voor passanten een groen aanzicht geeft. Centraal door het bedrijventerrein ligt de Gildenweg. Deze straat heeft een brede middenberm, die groen ingericht is. Deze groene lijn verbindt de groenstructuren aan de Lindtsedijk en de Geerweg. De groene band aan de Gildenweg is ook onderdeel van de hoofdgroenstructuur.

Bedrijventerrein De Geer wordt verder ruimtelijk gekenmerkt door een samenstel van eenvoudige rechte straten begeleid door beplanting, afgewisseld met parkeerruimte. Uitzondering hierop vormt de Houtkopersstraat, die meebuigt met de Lindtsedijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08degeer-3001_0002.jpg"

figuur 2.1 Ruimtelijke Structuur

De bebouwing op De Geer bestaat voor het grootste gedeelte uit bedrijfshallen. Deze bedrijfshallen verschillen van grootte. Aan de Fruiteniersstraat en de Houtkopersstraat staan wat kleinere hallen. Het westen van het plangebied bestaat over het algemeen uit wat grootschaligere bebouwing, aan de Hoedemakersstraat in het oostelijk deel staat ook een grote hal. Met een bouwhoogte van circa 10 meter is de bebouwing op het bedrijventerrein qua hoogte met elkaar vergelijkbaar.

Lint Lindtsedijk

Aan de Lindtsedijk, in de westzijde van het plangebied, bevindt zich een bebouwingslint. Dit lint kenmerkt zich door zowel bebouwing op de kop van de dijk als aan de voet. De bebouwing aan de dijk zijn woningen, terwijl de bebouwing aan de voet van de dijk voornamelijk bijgebouwen betreffen. De kavels zijn ruim, maar relatief ondiep en groen ingericht.

Achterlindt

Het derde plandeel is Achterlindt. Dit plangebied is thans nagenoeg onbebouwd en heeft daardoor een groen karakter.

2.2.3 Functionele structuur

Bedrijventerrein

Op het bedrijventerrein De Geer liggen voornamelijk ondernemingen in de sectoren handel en transport. Daarnaast bevinden zich enkele zelfstandige kantoren op het bedrijventerrein. De bedrijven zijn overwegend licht-industrieel van aard.

Op het bedrijventerrein bevinden zich ook 11 bedrijfswoningen. Deze woningen bevinden zich aan de Fruiteniersstraat (6), de Houtkopersstraat (4) en de Zoutverkopersstraat (1). De bedrijfswoning aan de Zoutverkopersstraat en de twee bedrijfswoningen aan de Fruiteniersstraat zijn woningen die geïntegreerd zijn in de bedrijfsbebouwing. Deze bedrijfswoningen zijn gelegen op de eerste verdieping. De overige bedrijfswoningen zijn als zelfstandige woning herkenbaar. Deze woningen staan dan ook vaak los van de bijbehorende bedrijfsbebouwing.

Naast bedrijven en kantoren bevinden zich op het bedrijventerrein nog een aantal andere functies. Op het terrein zijn drie detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen gevestigd. Dit betreft een sanitairzaak (hoek van de Fruiteniersstraat en de Geerweg), een winkel in caravans en kampeerartikelen (Zoutverkopersstraat 15) en een groothandel in gereedschappen en bouwmaterialen (Zoutverkopersstraat 13). Daarnaast is aan de Fruiteniersstraat is een tankstation (zonder LPG-verkoop) gelegen. Bij dit tankstation is ook een autowasstraat aanwezig. Tevens zijn op het bedrijventerrein twee uitzendbureau's gevestigd, deze zijn gelegen aan de Fruiteniersstraat 12 en 35. Daarnaast is op het bedrijventerrein een postdistributiecentrum gevestigd, hier is ook een kleinschalig en ondergeschikt postkantoor gevestigd, waarin ook ondergeschikte detailhandel in kantoorartikelen plaats vindt.

Gezien de aard en karakteristiek passen deze functies goed in de functionele structuur van het bedrijventerrein.

Daarnaast bevindt zich aan de Houtkoperstraat nog een medisch zuurstofcentrum. Dit is een zeer specifieke vorm van zorg. Patiënten komen hier voor zuurstofbehandelingen. De behandelingen zijn kortdurend, patiënten blijven niet overnachten. Omdat er bij het zuurstofcentrum ook opslag van zuurstof plaatsvindt, past een dergelijke functie niet in een woonwijk en past deze functie beter op een bedrijventerrein zoals de Geer.

Op het bedrijventerrein liggen ook twee horecabedrijven. Aan de Fruiteniersstraat bevindt zich een restaurant. Met de ligging aan de Fruiteniersstraat, op de hoek met de Houtkopersstraat, ligt dit op een prominente plek op het bedrijventerrein. In de middenberm van de Gildenweg bevindt zich in een paviljoen een cafetaria. Beide horecagelegenheden passen goed op het bedrijventerrein en vormen een goede aanvulling op de voorzieningen van het bedrijventerrein.

Op het bedrijventerrein zijn in beginsel geen zelfstandige kantoren toegestaan. Op het bedrijventerrein zijn momenteel nog op drie locaties zelfstandige kantoren gevestigd. Het gaat hierbij om een zelfstandig kantoor aan de Gildenweg 16 en aan de Fruiteniersstraat 44/45. Aan de Mandemakersstraat 1 is een bedrijfsverzamelgebouw gevestigd.

Lint Lindtsedijk

Aan de Lindtsedijk zijn voornamelijk woningen gelegen. In het noordelijk deel is bovendien een woonwagenstandplaats voor één woonwagen gelegen. Daarnaast bevindt zich een dierenpension met bedrijfswoning aan de dijk.

De gronden tussen de dijk en het bedrijventerrein worden gebruikt als landbouwgrond voor aardappelen, groente en fruit. De bedrijfsbebouwing van het bijbehorend bedrijf staat aan de voet van de dijk.

Achterlindt

Achterlindt is momenteel niet in gebruik en heeft op dit moment een groenfunctie.

2.3 Verkeer

Inleiding

In deze paragraaf wordt de verkeerstructuur beschreven voor zowel het gemotoriseerd verkeer, het langzaam verkeer als het openbaar vervoer in en rondom het plangebied. Eveneens zijn de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie beschreven.

Verkeersstructuur

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Het bedrijventerrein De Geer wordt vanaf de A16 ontsloten via de Munnikensteeg. Deze route is in het GVVPaangewezen als hoofdroute voor goederenverkeer van en naar de bedrijventerreinen in Zwijndrecht. Beleid is om zo min mogelijk vrachtverkeer naar de bedrijventerreinen via de route vanaf de A16 en de aansluiting Zwijndrecht te faciliteren. De verkeersgeleiding vindt plaats door middel van bewegwijzerde routes vanaf de A16. De Munnikensteeg sluit ter hoogte van bedrijventerrein De Geer aan op de Geerweg.

Het bedrijventerrein zelf wordt vervolgens via de Fruiteniersstraat aangesloten op de Geerweg. De Fruiteniersstraat vormt de belangrijkste verdeelweg binnen het bedrijventerrein. De Gildenweg en de Zoutverkopersstraat vormen de belangrijkste ontsluitingsroutes naar de Fruiteniersstraat. De Gildenweg zal worden ingericht voor éénrichtingsverkeer. De overige wegen in het plangebied blijven tweerichtingsverkeer.

De Munnikensteeg is een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom en kent een maximumsnelheid van 80 km/h. De overige wegen zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h.

Terrein Achterlindt

Op het terrein Achterlindt zal een bedrijvenlocatie ontwikkeld worden. Het heeft de voorkeur om het terrein vanaf de Geerweg te ontsluiten. Door het Ingenieursbureau Drechtsteden is een memo1 opgesteld waarin de ontsluiting vanuit verkeerskundig oogpunt wordt onderbouwd.

Ontsluiting langzaam verkeer

Het fietsverkeer wordt primair afgewikkeld via de Geerweg, Lindtsedijk en de Munnikensteeg. Deze wegen zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg deels binnen en deels buiten de bebouwde kom en kennen conform deze inrichting vrijliggende fietspaden. Overige fietsverbindingen voeren naar de nabijgelegen woongebieden. Vanaf bedrijventerrein De Geer is er een fietsoversteek over de Geerweg. Verder loopt er over de Lindtsedijk een recreatieve fietsroute tussen Zwijndrecht en Heerjansdam. Het fietsverkeer op de bedrijventerreinen wordt veelal gemengd met autoverkeer afgewikkeld.

In het GVVP is opgenomen dat de Waterbusverbinding tussen de diverse steden in het gebied Drechtsteden richting het westen wordt uitgebreid en haltes zal krijgen ter hoogte van Groote Lindt, De Geer en Heerjansdam. De Waterbus fungeert als een veerpont voor fiets- en voetgangersverkeer en vormt een belangrijke schakel in het fietsnetwerk in Drechtsteden. Nieuwe haltes ter hoogte van de bedrijventerreinen en Heerjansdam kunnen het fietsgebruik stimuleren.

Ontsluiting openbaar vervoer

Buiten het plangebied zijn bushaltes gelegen langs de Moermond. Hier halteren openbaarvervoersdiensten tussen Dordrecht en Ridderkerk via Zwijndrecht en Hendrik Ido Ambacht.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

In het verkeers- en vervoersplan2 voor Zwijndrecht wordt de verkeersveiligheid rondom het kruispunt Munnikensteeg / Geerweg als een aandachtspunt gezien. Tevens vormt de verkeersveiligheid van de fietsoversteek over de Geerweg een aandachtspunt.

Terrein Achterlindt

De nieuwe ontwikkelingen op dit terrein zullen extra verkeer tot gevolg hebben. In de eerder genoemde memo is de verkeersgeneratie beschreven en is onderzocht of dit verkeer in voldoende mate afgewikkeld kan worden.

De verkeersgeneratie van het bedrijventerrein bedraagt ca 560 mvt/werkdagetmaal (420 mvt/etmaal). Het is niet te verwachten dat de ontsluiting vanaf de Geerweg zal leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling. Gezien de lage verkeersintensiteiten zijn geen speciale in- of uitvoegstroken nodig. Een aandachtspunt bij het ontwerp is de draaicirkel van het vrachtverkeer dat van en naar het Achterlindt rijdt.

Via een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk grootschalige detailhandel (bouwmarkt) naar dit terrein te verplaatsen. Dit zal meer verkeer aantrekken, de verkeersgeneratie bedraagt ca 3.670 mvt/werkdagetmaal (3.110 mvt/etmaal). De intensiteiten zullen dan te vergelijken zijn met de aansluiting van de Fruiteniersstraat. Hiervoor zijn geen speciale in- of uitvoegstroken nodig. Er dient bij de uitvoering nader naar de aansluiting gekeken te worden.

Parkeren

Het parkeren op de bedrijventerreinen dient conform het parkeerbeleidsplan van de gemeente Zwijndrecht in principe op eigen terrein te geschieden. Parkeren van grote voertuigen vindt eveneens op eigen terrein plaats. Binnen Zwijndrecht is het verboden grote voertuigen in de openbare ruimte te parkeren. Wel zijn er op de bedrijventerreinen aangewezen plaatsen voor het parkeren van dergelijke voertuigen in de openbare ruimte. Op bedrijventerrein De Geer wordt veel in de openbare ruimte geparkeerd, waardoor er een rommelig straatbeeld ontstaat. In het kader van het beeldkwaliteitsplan wordt op bedrijventerrein De Geer ruimte gefaciliteerd voor parkeren door het instellen van éénrichtingsverkeer.

Bij nieuwbouw dient aan de hand van parkeernormen het benodigde aantal parkeerplaatsen te worden bepaald. De gemeente Zwijndrecht heeft de parkeerkencijfers van het CROW vastgesteld als gemeentelijke parkeernormen.

Conclusie

De bereikbaarheid voor het gemotoriseerd verkeer is goed te noemen. Aandachtpunten voor het fietsverkeer zijn de interne fietsstructuur op het bedrijventerrein en de oversteekplaatsen ter hoogte van de Geerdijk en Lindtsedijk. Gezien de loopafstanden tot de bushaltes is de ontsluiting per openbaar vervoer matig. De nieuwe ontwikkelingen op het terrein Achterlindt leiden tot extra verkeer. Dit zal niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

  1. 1. Ingenieursbureau Drechtsteden, memo ontsluiting Achterlindt , d.d. 23 november 2010
  2. 2. Goudappel Coffeng, Kwaliteit in Mobiliteit verkeers-en vervoersplan Zwijndrecht 2006-2015, d.d. 22 mei 2007.

2.4 Ontwikkelingen

In het plangebied vinden twee ontwikkelingen plaats. Recentelijk is voor het bedrijventerrein een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Op basis hiervan wordt de openbare ruimte van het bedrijventerrein geherstructureerd. Daarnaast wordt op het Achterlindt een nieuw bedrijventerrein ontwikkeld.

2.4.1 Herstructurering bedrijventerrein

De herstructurering van het bedrijventerrein is tweeledig. Voor het gehele bedrijventerrein is een beeldkwaliteitplan opgesteld. In dit beeldkwaliteitplan wordt het gewenste toekomstbeeld geschetst. Het gaat hierbij om de buitenruimte en de bebouwing op het bedrijventerrein.

Daarnaast onderneemt de gemeente het initiatief in de herontwikkeling van de buitenruimte. Hierbij wordt de riolering op het bedrijventerrein aangepakt en wordt de openbare ruimte heringericht. Hierbij worden aan de Gildeweg extra parkeerplaatsen aangelegd.

Beeldkwaliteitsplan

In het beeldkwaliteitsplan wordt een streefbeeld weggezet. Het beeldkwaliteitsplan is een toetsingskader bij nieuwe ontwikkelingen. In het beeldkwaliteitsplan worden voornamelijk eisen gesteld ten aanzien van de positionering en het uiterlijk van nieuwe bedrijfsgebouwen. Het beeldkwaliteitsplan wordt uitgebreid besproken in paragraaf 3.4.6.

Er zijn wel een aantal wijzigingen ten opzichte van de maatregelen die worden genoemd in het beeldkwaliteitsplan. De geplande nieuwe ontsluiting van het bedrijventerrein op de Geerweg komt er niet, de oude ontsluiting zal hier gehandhaafd blijven. Dit betekent ook dat de, in het beeldkwaliteitplan opgenomen, ontwikkeling van de hoek Geerweg - Fruiteniersstraat - Lintsedijk niet doorgaat.

Er zullen aan de Gildeweg meer parkeerplaatsen worden aangelegd dan in het beeldkwaliteitsplan was beoogd. De vrachtwagenparkeerplaats in het zuiden van het bedrijventerrein zal niet worden vergroot.

De aanleg van het extra oppervlakte water aan de Gildeweg is komen te vervallen. Dit is in overleg met het waterschap besloten. Wel wordt de aanleg van extra oppervlaktewater in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

In het beeldkwaliteitsplan is een voorstel gedaan voor een eenrichtingsstructuur op het bedrijventerrein. Uit nadere analyse bleek dat voor de vrachtwageninritten bredere wegen nodig zijn.

2.4.2 Ontwikkelingen op Achterlindt

Tussen de Lindtsedijk en het bedrijventerrein is een onbebouwd gebied gelegen. Dit gebied is momenteel een onbestemd gebied, waar bomen en bossages aanwezig zijn. In de structuurvisie van Zwijndrecht is dit gebied aangewezen als compensatielocatie voor het huidige bedrijfsareaal.

Het gebied hoort ruimtelijk gezien bij het binnendijks gelegen bedrijventerrein. Binnen de gemeente is vraag naar nieuwe bedrijfsruimte, ondermeer ter compensatie van bedrijfsruimte die elders (ter plaatse van bedrijventerrein De Gors) vervalt. Met de ontwikkeling van Achterlindt kan worden voldaan aan deze behoefte. In totaal wordt ca. 2,5 ha bedrijventerrein gerealiseerd. De doelgroep voor het bedrijventerrein zijn bedrijven in dezelfde categorie als die aanwezig zijn op het bestaande bedrijventerrein De Geer.

Het nieuwe bedrijventerrein zal via een cul-de-sac worden ontsloten. Hiervoor wordt een nieuwe ontsluiting gerealiseerd op de Geerweg. Daarnaast zal een tweede ontsluiting worden gerealiseerd via de woonwagenlocatie naar de Achterlindtsestraat. Deze ontsluiting is in principe alleen bedoeld voor langzaamverkeer, maar zal wel een dusdanig profiel krijgen, dat de weg bij calamiteiten ook gebruikt kan worden door hulpdiensten.

Rondom het nieuwe bedrijventerrein worden de bestaande watergangen verbreed, zodat wordt voorzien in voldoende watercompensatie. Doordat de oevers groen ingericht worden, zal ook dit bedrijventerrein in een groene setting gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08degeer-3001_0003.jpg"

Het bedrijventerrein zal gaan bestaan uit een aantal bedrijvenclusters. De maximale bouwhoogte zal in de strook langs de Geerweg 12 meter bedragen. Op de rest van het Achterlindt is maximaal 10 meter toegestaan. In het gehele gebied is een bebouwingspercentage van ten hoogste 80% toegestaan. Hierbij wordt aangesloten op de hoogte en de dichtheid van de bedrijfsbebouwing op het bestaande terrein De Geer.

Daarnaast is de huidige woonwagenlocatie in beeld om op termijn te worden herontwikkeld en onderdeel uit te maken van het bedrijventerrein. Omdat op deze locatie op dit moment nog bewoning plaatsvindt is hier een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Een andere ontwikkeling op Achterlindt is de realisatie van een recreatievoorziening. Hiervoor is een haalbaarheidsstudie3 uitgevoerd, hieruit blijkt dat een hotel op deze locatie niet levensvatbaar is, de locatie zal wel gebruikt kunnen worden voor de realisatie van een luxe wellnesscentrum, al dan niet in combinatie met een beperkt aantal gastenverblijven. Aangezien de plannen hiervoor nog in een zeer prematuur stadium zijn, wordt deze ontwikkeling niet mogelijk gemaakt middels dit bestemmingsplan. Voor een dergelijke ontwikkeling zal een aparte planologische procedure worden gevoerd.

  1. 3. Studie Hotelconcept Zwijndrecht, Klaassen Horeca-advies, 29 juni 2010

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

De beleidscontext voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal- en regionaal en gemeentelijk beleid beknopt samengevat.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid/AMvB Ruimte (2008)

Het plangebied is gelegen in het stedelijk netwerk Randstad en het economisch kerngebied Zuidvleugel. In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld welke is toegevoegd aan de Nota Ruimte. Deze paragraaf geeft inzicht in de nationale belangen welke het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het Rijk deze wil verwezenlijken. In het bijzonder wordt aangegeven welke belangen zullen worden gewaarborgd in de AMvB Ruimte. De Realisatieparagraaf beschrijft enerzijds voor de Nota Ruimte hoe het beleid van de PKB-teksten wordt gerealiseerd en anderzijds voor de andere vigerende ruimtelijke nota's hoe de PKB-teksten, die zijn bedoeld door te werken tot op lokaal niveau, worden gerealiseerd.

Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten in steden en dorpen maakt het mogelijk functies bij elkaar te brengen waardoor het draagvlak voor voorzieningen en arbeid, zorgtaken en ontspanning beter te combineren zijn. Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten vereist een in onderlinge samenhang optimale benutting van het bestaande bebouwde gebied en tegelijk nieuwe bebouwing daar buiten. Volgens de Realisatieparagraaf dient in bestaand stedelijk gebied optimale benutting van bestaand bebouwd gebied plaats te vinden om verrommeling een halt toe te roepen. Hierdoor neemt de noodzaak af om open ruimte te gebruiken voor bebouwing. Het wordt moeilijker gemaakt om nieuwbouw in het buitengebied te realiseren. De bundelingsdoelstellingen uit de Nota Ruimte blijven actueel. Het Rijk toetstof provincies het bundelingsbeleid voor verstedelijking en economische activiteiten in het provinciale en regionale ruimtelijke beleid opnemen.

3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.3.1 Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland (2010)

De provincie Zuid-Holland heeft een integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland ontwikkeld. De kern van de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08degeer-3001_0004.jpg"

Het plangebied is in het ontwerp aangeduid als Bedrijventerrein, de nieuwe ontwikkelingen vallen binnen het bestaand bebouwd gebied.

Om doorwerking van een aantal provinciale belangen te borgen, zijn een aantal beleidsuitgangspunten opgenomen in de verordening Ruimte. Deze verordening werkt door naar lagere overheden (gemeenten).

3.3.2 Provinciale Verordening

In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het bestemmingsplan:

Bedrijventerreinen

In de provinciale verordening is opgenomen dat uitbreiding van kantoren en detailhandel niet mag plaatsvinden op bedrijventerreinen zoals de Geer. Bestaande kantoren en detailhandels vestigingen mogen worden gehandhaafd. Voor perifere detailhandel is in de verordening een specifieke regeling opgenomen. Er is een limitatieve lijst opgenomen wat wordt verstaan onder perifere detailhandel. Daarnaast is opgenomen waar en onder welke voorwaarden perifere detailhandel is toegestaan op bedrijventerreinen.

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciaal beleid, in het bestemmingsplan worden geen nieuwe kantoren- of detailhandelslocaties mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn de bestaande locaties voorzien van een maatbestemming, zodat uitbreiding niet aan de orde is. Tevens is in het bestemmingsplan is het begrip volumineuze detailhandel in overeenstemming met het provinciale begrip.

3.3.3 Kantorenstrategie Drechtsteden 2007

De Kantorenstrategie Drechtsteden 2007 (juni 2007) Drechtsteden is een lange termijn strategie voor de regionale kantoorvoorraad, om:

  • adequaat te kunnen reageren op vragen uit de markt,
  • gezamenlijk te acquireren op de grotere regionale spelers,
  • de bestaande voorraad in de regio te kunnen beheren,
  • een goed, volledig en divers aanbod te kunnen creëren.

In de strategie is een High Five opgenomen die de vijf handgrepen vormt voor markt en overheid. Om doelstellingen te realiseren wordt een actiepuntenlijst opgesteld met concrete taken en afspraken. Deze wordt jaarlijks geactualiseerd en geëvalueerd. Zo zullen de Drechtsteden zich als een eenheid moeten profileren waarbij de drie ambitieniveaus; bovenregionale toplocatie (Maasterras), bestaande themaparken en overige kantoorlocaties gefaciliteerd dienen te worden.

3.3.4 Uitvoeringsstrategie bedrijventerreinen voor de Drechtsteden 2009

De Uitvoeringsstrategie bedrijventerreinen voor de Drechtsteden (mei 2009) definieert de regionale opgave en ambitie voor beleid en stelt de doelstellingen van de Drechtsteden tot 2020 vast. De opgave bestaat uit het ontwikkelen van nieuwe bedrijventerreinen, het herstructureren en onttrekken van bedrijventerreinen om de vraag te honoreren. De strategie heeft de 58 aanwezige individuele bedrijventerreinen gebundeld tot zes regionale terreinclusters die relevant zijn voor de regio als geheel.

Het bedrijventerrein De Geer behoort tot het cluster Oude Maas. Het doel is om binnen dit cluster ruimte te maken voor grote natte bedrijvigheid, langs de kades en binnen de milieucontour. Tevens is behoud van de marktpositie door verbeteren ruimtelijke kwaliteit van belang. Binnen dit cluster is ruimte voor maritieme logistiek, industrie en regionale gemengde bedrijven. De westhoek van het plangebied, Achterlindt, biedt ruimtewinst voor de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein.

3.3.5 Drechtsteden economische visie 2008

De Drechtsteden economische visie (maart 2008) vormt een kop op het sectorale beleid en stemt de ontwikkelingsrichtingen die daar uit voortvloeien af. Het hart van de visie is een geactualiseerd economisch profiel van de regio tot 2020. In de visie ligt de economische focus op de rivieroevers en de gunstige ligging aan meerdere modaliteiten die de grootste kansen vormen voor economische onderscheiding. Om die kansen te benutten zal de regio haar oevers herontdekken en zich profileren als een complete, leefbare regio. Ondermeer een goede bereikbaarheid van de regio, in en buiten de

spits in combinatie met de ligging op een bundeling van water- en spoorwegen vormt een vestigingsfactor van formaat.

3.3.6 Bedrijventerreinenstrategie voor de Drechtsteden 2007

De Bedrijventerreinenstrategie voor de Drechtsteden (januari 2007) beslaat de periode tot 2020, met een doorkijk naar 2030 waarbinnen korte en lange termijnopgaven zijn gesteld voor vernieuwing en ontwikkeling van bedrijventerreinen. De strategie creëert kansen om de strategische positie van de Drechtsteden verder uit te bouwen door, voor 2020:

  • De milieuproblematiek op te pakken met een clusterzonering als basis.
  • De kwaliteit van terreinen op peil te houden door minimaal 250 ha. terrein te herstructureren.
  • Aan de rand van de regio ruimte te bieden door minimaal 100 ha. nieuw terrein aan te leggen voor groei in nieuwe en bestaande sectoren, veelal licht van aard.
  • De grootschalige bestaande industrieën in het hart van de regio te beschermen.
  • De omvang van onttrekkingen te beperken tot maximaal 45 ha.
  • Bedrijventerreinen beter aan te laten sluiten op hun stedelijke omgeving.
  • De bereikbaarheid van terreinen te optimaliseren.

De ligging van Zwijndrecht aan de A16-Betuweroute corridor wordt in de strategie gezien als een gunstige positie om een nieuw terrein aan de A16 aan te leggen, het Maasterras te intensiveren en milieuruimte voor De Geer en Groote Lindt door middel van clusterzonering te garanderen.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Zwijndrecht 2020 'De ondernemende tuinstad'

In de Structuurvisie Zwijndrecht 2020 'De ondernemende tuinstad', vastgesteld door de gemeenteraad op 16 februari 2010, heeft de gemeente haar ruimtelijk beleid voor de komende tien jaar vastgelegd. Speerpunten hierin zijn de versterking van het aanbod van woningen voor iedereen, aantrekkelijke vestigingslocaties voor bestaande en nieuwe bedrijven en een blijvend goede bereikbaarheid vanuit de Randstad en vanuit het zuiden van het land.

In de visie worden diverse opgaven omschreven waaronder het streven naar meer specialistische kennisintensieve en dienstverlenende bedrijvigheid. Daarbij is van belang dat de economische basis van Zwijndrecht versterkt wordt door zowel bestaande bedrijvigheid te koesteren, als de vestiging van nieuwe bedrijvigheid te stimuleren. In de visie worden een twintigtal structuurvisieprojecten beschreven die moeten bijdragen aan de versterking van een goede bereikbare ondernemende tuinstad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08degeer-3001_0005.png"

De westhoek van het plangebied De Geer, Achterlindt (1), is aangewezen als compensatielocatie om het verlies van het huidige bedrijfsareaal op te vangen en te ontwikkelen als bedrijventerrein.

Met het project 'Reconstructie bedrijventerrein De Geer' (20) wordt het bedrijventerrein opgewaardeerd naar een eigentijds en duurzaam terrein. Hierbij zullen de wegen worden opgehoogd en de riolering vernieuwd. Ook zal het openbaar groen worden aangepakt en komt er meer ruimte voor parkeren.

Het bestemmingsplan biedt de planologische kaders om zowel Achterlindt te ontwikkelen en het bedrijventerrein te herstructureren.

3.4.2 Welstandsnota Zwijndrecht 2004

De Welstandsnota Zwijndrecht (juni 2004) is een beleidsdocument dat de gemeente de mogelijkheid geeft om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden te benoemen en een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen, maar ook om gebieden aan te wijzen waar een bijzondere kwaliteit gewenst is. Met de gebiedsgerichte benadering wil de gemeente de waardevolle eigenschappen van bijvoorbeeld de kernen en ieder afzonderlijk gebied behouden. De relatie met het bestemmingsplan is van belang omdat datgene wat buiten de reikwijdte van een bestemmingsplan geldt door de welstandsnota wordt geregeld. De in de nota genoemde welstandscriteria kunnen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit waar nodig invulling geven aan de ruimte die het bestemmingsplan biedt. Als een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan maar alternatieve invulling mogelijk is, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.

In Zwijndrecht zijn drie welstandsregimes mogelijk:

  • het bijzondere welstandsgebied waar extra inspanning ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is,
  • het reguliere welstandsgebied waar de basiskwaliteit moet worden gehandhaafd,
  • het welstandsvrije gebied.

Het plangebied De Geer valt onder het reguliere welstandsregime 'traditioneel bedrijventerrein'. Bij de welstandsbeoordeling van dit gebied wordt er ondermeer getoetst op:

de ligging; oriëntatie op de weg en opslag bij voorkeur uit het zicht;

  • de massa: gebouwen zijn in principe individueel, afwisselend en eenvoudig van opbouw;
  • architectonische uitwerking: sober en zorgvuldige architectonische uitwerking;
  • materiaal- en kleurgebruik: baksteen, pleisterwerk en/of plaatmateriaal in een terughoudende kleur met onderlinge samenhang.

3.4.3 Groenstructuurplan 2009

Het ontwerp Groenstructuurplan 2005-2015 (25 augustus 2009) geeft een meerjaren visie op beheer en inrichting van de openbare ruimte, met speciale aandacht voor het groene materiaal. Voor de visie is een inventarisatie en analyse uitgevoerd naar het groen en aanverwante zaken De hieruit voortgekomen knelpunten en potenties vormden aanknopingspunten voor het opstellen van de groenvisie, een essentieel onderdeel van het Groenstructuurplan. Uit de visie blijkt dat de hoofdgroenstructuur een basis biedt voor de ontwikkelings- en beheermaatregelen om het groen in de gemeente aantrekkelijk te maken en een duurzaam karakter te geven. Met betrekking hierop zijn diverse uitgangspunten geformuleerd om zowel de hoofdgroenstructuur als de wijkgroenstructuur en het overig groen te handhaven en te versterken.

De hoofdgroenstructuur van het stedelijk gebied loopt gelijk met de plangrens van het bestemmingsplan De Geer. De dijk langs de noordzijde van het plangebied, de Geerweg, vormt een hoofdstructuur van bomen. De kruising met de Munnikensteeg vormt tevens één van de stadsentree's van Zwijndrecht. In het plangebied zelf bevindt zich een nevenstructuur van bomen langs de Gildenweg.

3.4.4 Waterstructuurplan 2007

Het Waterstructuurplan Zwijndrecht (mei 2007) is een beleidsdocument dat een aanvulling vormt op het stedelijk waterplan van H tot Z. Het betreft een actualisatie aan de hand van de normen vanuit het beleidskader Waterbeheer 21ste eeuw (WB21) en vormt tevens een doorvertaling van het waterstructuurplan IJsselmonde naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Op het bedrijventerrein De Geer is een verbeterd gescheiden rioolstelsel aanwezig. Uit onderzoek blijkt dat in het plangebied De Geer een bergingstekort is van 0.6 ha (4.300 m³). In het Waterplan van H tot Z zijn de doelstellingen geformuleerd, waaraan de watergangen moeten voldoen Naast technische ingrepen ten aanzien van het aanpakken van bronnen (o.a. riolering) ligt een belangrijke kans voor het verbeteren van de waterkwaliteit in het creëren van ruimte voor water (natuurlijker inrichting, robuustere systemen) en in het creëren van verbindingen en doorspoelmogelijkheden.

3.4.5 Duurzame herstructurering Groote Lindt en De Geer (2007)

Het herstructureringsplan is het resultaat van het onderzoek naar de herstructurering van de bedrijventerreinen Groote Lindt en De Geer in Zwijndrecht. In dit onderzoek hebben de gemeente Zwijndrecht, ondernemers van deze bedrijventerreinen en diverse andere publieke en private partijen gezamenlijk, met elk hun eigen verantwoordelijkheden, een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van herstructureringsmaatregelen. Bovendien is aandacht besteed aan het draagvlak dat voor deze maatregelen bestaat. De invulling van deze maatregelen stond hierbij niet op zichzelf maar is gebaseerd op de vraag of de maatregelen bijdragen aan de gewenste ontwikkeling van de bedrijventerreinen.

In de visie van de gemeente Zwijndrecht staat centraal dat de bedrijfsactiviteiten op Groote Lindt en De Geer blijven gehandhaafd. Dit betekent dat beide terreinen elk hun eigen identiteit behouden.

In de visie staat centraal dat de bedrijventerreinen een goed werk- en vestigingsklimaat moeten bieden. Dit abstracte beeld uit zich in de verbetering van beide bedrijventerreinen op diverse thema's. Voor De Geer geldt hier onder andere:

  • werkgelegenheid: doelstelling is dat de werkgelegenheid ten minste in stand gehouden wordt en bij voorkeur een verdere uitbreiding;
  • veiligheid: het verhogen van de veiligheid op diverse aspecten, door met name door (enkele) aanpassingen in de infrastructuur en het verminderen van geparkeerde vrachtwagens en opleggers op ongewenste plaatsen op de openbare weg;
  • kwaliteit: de kwaliteit van beide bedrijventerreinen uit zich in een goede uitstraling. De herstructurering biedt de kans het kwaliteitsniveau ook op langere termijn te waarborgen;
  • duurzaamheid: Hierbij gaat de aandacht uit naar het verbeteren van de vestigingsmogelijkheden van bedrijven als gevolg van een betere benutting van de geluidruimte en een optimalisatie van de ruimte op de kavel en het openbaar gebied (o.a. parkeren, oppervlaktewaterkwaliteit).

In het herstructureringsplan zijn in het totaal ca. 30 maatregelen opgenomen. Een deel van de maatregelen zijn ruimtelijk fysieke ingrepen die verder kunnen worden uitgewerkt en waar in een beeldkwaliteitplan richtlijnen voor kunnen worden opgenomen.

Naast de kansen die herstructurering voor de locale omgeving biedt, is er ook sprake van een regionale uitstraling.

Zodra de organisatorische/procesmatige kant van de herstructurering is ingevuld, kunnen de eerste herstructureringsmaatregelen worden uitgevoerd. Een aantal van de maatregelen kan in het beeldkwaliteitplan verder worden uitgewerkt binnen de totaalvisie voor het plangebied.

  • Verwijderen van openbaar groen dat een belemmerend effect heeft op openbare verlichting;
  • Verbetering van de waterbergingscapaciteit en de verbetering van de waterkwaliteit op De Geer (en andere delen van Zwijndrecht);
  • Onderzoek naar energiebesparende mogelijkheden;
  • Verbeteren van de verkeersveiligheid door aanpak parkeerproblematiek.

3.4.6 Beeldkwaliteitsplan

Voor het bedrijventerrein is recentelijk het 'Beeldkwaliteitsplan bedrijventerreinen Groote Lindt en De Geer 2008' opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan is erop gericht de ruimtelijke kwaliteit van de bedrijventerreinen te waarborgen en te versterken.

In het beeldkwaliteitplan zijn een aantal uitgangspunten opgenomen om te komen tot een streefbeeld voor het bedrijventerrein.

  1. 1. Bouwhoogte
    De bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter. Bebouwing die in het vigerende bestemmingsplan of in werkelijkheid hoger is, is positief bestemd. Deze uitzonderingen op de regel zijn op de verbeelding aangegeven.
    Voor De Geer geldt voor specifieke punten een maximale bouwhoogte van 16 meter. Het betreft de entrees van De Geer, de koppen van de Gildenweg en de hoek van de Geerweg met de Lindtsedijk.
    In het noordelijke deel van De Geer loopt parallel aan de Geerweg een strook van dertig meter waar een ander bouwhoogteregime geldt. Hier mag de bouwhoogte maximaal 12 meter bedragen.
  1. 2. Gevellijn minimaal 70% bebouwd
    Ten minste 70% van de bebouwing dient in of evenwijdig aan de gevellijn gebouwd te worden. Bij terugliggende begane grondvloer geldt dit voor de volgende verdiepingen. De gevellijn is de naar de openbare weg gekeerde voorste bebouwingslijn. Op de verbeelding is een gevellijn aangeduid.
  1. 3. Oriëntatie hoekbebouwing
    In het geval van hoekbebouwing dient de bebouwing zich naar meerdere kanten te oriënteren. Alle naar de openbare ruimte gekeerde gevels dienen een hoogwaardige uitstraling te hebben. Op de hoeken zijn aan beide zijden gevellijnen opgenomen op de verbeelding.
  1. 4. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan
    In het bestemmingsplan worden nieuwe bedrijfswoningen niet toegestaan. Bestaande bedrijfswoningen worden geconsolideerd bestemd.
  1. 5. Parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein
    In algemeenheid moet het parkeren op de openbare weg zoveel mogelijk worden voorkomen. Parkeren van vrachtauto's dient op het eigen erf plaats te vinden en onttrokken te zijn aan het zicht vanaf de openbare ruimte. Eventueel kan hiervoor ook gebruik worden gemaakt van de daarvoor bestemde vrachtwagenparkeerplaatsen.
  1. 6. Erfafscheidingen
    Erfafscheidingen mogen maximaal 2,5 meter hoog zijn. Met dien verstande dat dichte erfafscheidingen minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn dienen te worden gerealiseerd.

3.5 Conclusie

De in dit bestemmingsplan opgenomen planologische regeling past binnen de kaders zoals gesteld in bovenstaand beleid.

Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek

4.1 Wegverkeerslawaai

In het kader van de akoestische toetsing maakt de Wet geluidhinder onderscheid tussen verschillende situaties. In dit ruimtelijk plan zijn de volgende akoestisch relevante situaties aan de orde:

  • Nieuwe situatie
    Er zal een nieuwe weg aangelegd worden. Het effect van de nieuwe weg op de geluidshindersituatie aan de gevels van de bestaande geluidsgevoelige functies dient inzichtelijk te worden gemaakt.
  • Reconstructie situatie
    Ten behoeve van de nieuwe weg wordt een aansluiting gerealiseerd vanaf de Geerweg. In het kader van reconstructie onderzoek dient het effect van de aanleg van deze nieuwe aansluiting op de geluidshindersituatie aan de gevels van bestaande geluidsgevoelige functies inzichtelijk te worden gemaakt.

In de nabijheid van de nieuwe weg en aansluiting zijn echter geen bestaande geluidsgevoelige functies gelegen, zodat akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

4.2 Industrielawaai

Normstelling en beleid

Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) moeten alle terreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd zijn. Bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd - worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen geldt een geluidszone die wordt vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

Onderzoek en conclusie

Het bedrijventerrein de Geer zelf is géén gezoneerd industrieterrein. Wel ligt in de directe omgeving van het bedrijventerrein de Geer het gezoneerde industrieterrein Dordt-West - Groote Lindt. Een deel van het plangebied ligt binnen de geluidszone van dit gezoneerde industrieterrein. Ook ligt een klein deel van het zuidwesten van het plangebied binnen de geluidszone van het industrieterrein Puttershoek. Dit laatste industrieterrein ligt ongeveer 1,5 km ten westen van het plangebied. De geluidszones zijn opgenomen op de verbeelding. Aangezien binnen deze geluidszones geen geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig zijn en ook niet mogelijk worden gemaakt, vormt het aspect industrielawaai geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.3 Railverkeerslawaai

Direct ten westen van het plangebied is de spoorweg HSL-Zuid gelegen. Deze spoorlijn gaat ter hoogte van het plangebied een tunnel in. Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk maakt, vormt het aspect railverkeerslawaai geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.4 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a) of de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

Plan van Aanpak Luchtkwaliteit

In 2006 heeft de gemeente Zwijndrecht een Plan van Aanpak Luchtkwaliteit vastgesteld. In dit Plan van Aanpak is beschreven hoe de gemeente de luchtkwaliteit in situaties waar de grenswaarden worden overschreden, gaat verbeteren.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt een (beperkte) uitbreiding van de bedrijfsbestemming op gronden die op Achterlindt mogelijk. Deze ontwikkeling heeft een verkeersaantrekkende werking van 420 mvt/etmaal (zie paragraaf 2.3). Uit de NIBM-tool (www.infomil.nl) van het ministerie van Infrastructuur en Milieu blijkt dat deze verkeersgeneratie niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties stikstofdioxide en fijn stof. Toetsing aan de grenswaarden kan daarom achterwege blijven.

Behalve de bedrijven maakt het bestemmingsplan via een afwijkingsbevoegdheid ook de realisatie van een bouwmarkt nodig. Deze ontwikkeling heeft een verkeersaantrekkende werking van 3.110 mvt/etmaal. Uit de NIMB-tool blijkt dat deze verkeersgeneratie zeker in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid moet daarom door middel van een luchtkwaliteitsonderzoek worden aangetoond dat de grenswaarden uit de Wlk niet worden overschreden.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat ter plaatse van het plangebied de jaargemiddelde achtergrondconcentratie stikstofdioxide in 2011 tussen de 20 en 22,5 µg/m³ ligt. In datzelfde jaar ligt de jaargemiddelde achtergrondconcentratie fijn stof hier tussen de 22 en 24,5 µg/m³. De concentraties liggen ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wlk. De uitstoot van de reeds aanwezige bedrijven binnen het plangebied maakt onderdeel uit van de achtergrondconcentraties. Ter plaatse van het plangebied is dan ook sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat de Wlk de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat ter plaatse.

4.5 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, water en/of door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt:

  • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).

De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.

Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen, ziekenhuizen en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn (zoals kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object).

Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object. Ook een bedrijf is in principe een beperkt kwetsbaar object. Bedrijven vallen echter onder het begrip kwetsbaar object indien in het gebouw doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn. Het Bevi zelf specificeert niet wat onder 'grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag' moet worden verstaan. Uit de Nota van Toelichting bij het Bevi en informatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (www.infomil.nl) blijkt dat het gaat om een bedrijf met meer dan 50 medewerkers.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor

In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Momenteel (begin 2011) is een nieuwe AMvB voor het transpoort van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het groepsrisico in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het groepsrisico. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:

  • het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is, of;
  • het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde, of;
  • het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding en een uitspraak over de verwachte toekomstige personendichtheid in het geval er concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied zijn;
  • het GR per kilometer buisleiding en de bijdrage van de ontwikkeling (toegelaten beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten) aan de hoogte van het GR;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen.

In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) en de Regionale analyse externe veiligheid Regio Zuid-Holland Zuid (Milieudienst Zuid-Holland Zuid, 2009) blijkt dat er binnen het plangebied één risicovolle inrichting ligt. Het gaat hier om een gasdrukregel- en meetstation. Deze inrichting valt niet onder het Bevi. De PR 10-6-risicocontour bedraagt 15 m. Binnen deze contour liggen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Ook maakt het bestemmingsplan dergelijke objecten hier niet mogelijk.

Ten oosten van het plangebied ligt het bedrijventerrein Groote Lindt. Op dit terrein ligt een aantal risicovolle inrichtingen, drie van deze inrichtingen vallen onder het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO), namelijk Quaron N.V., Brenntag Nederland B.V. en Hercules B.V. Uit de provinciale risicokaart en bovengenoemde analyse externe veiligheid blijkt dat het plangebied buiten de PR 10-6-risicocontouren van deze inrichtingen ligt. Uit de analyse externe veiligheid blijkt dat het plangebied ook buiten de invloedsgebieden van het GR ligt. Daarom vormen deze bedrijven geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

Ook de (Bevi) inrichtingen die niet onder het BRZO vallen, vormen geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Uit de provinciale risicokaart en analyse externe veiligheid blijkt namelijk dat ook de PR 10-6-risicocontouren en invloedsgebieden van het GR van deze inrichtingen niet over het plangebied liggen. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan geen (nieuwe) Bevi-inrichtingen mogelijk gemaakt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor

In het zuiden grenst het plangebied aan de Oude Maas. Uit bovengenoemde Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen blijkt dat over deze vaarweg gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Om het risico van de vaarweg te bepalen is een Kwantitatieve Risicoanalyse uitgevoerd. Deze analyse is opgenomen in Bijlage 6.

Uit deze analyse blijkt dat de PR 10-6-risicocontour niet buiten de oever ligt. Uit bovengenoemde analyse externe veiligheid blijkt dat voor deze vaarweg de PR 10-8-contour – indicatief voor het invloedsgebied voor het GR – 195 m vanuit het hart van de vaarweg ligt. De oriëntatiewaarde wordt volgens deze veiligheidsanalyse niet overschreden. Dit blijkt ook uit de Kwantitatieve Risicoanalyse (zie Bijlage 6). Omdat de beoogde ontwikkeling van Achterlindt op meer dan 400 m van deze vaarweg ligt, heeft de vaststelling van het plan geen effect op het GR. Een uitgebreide onderbouwing van het GR is daarom niet noodzakelijk. Het plasbrandaandachtsgebied ligt 40 m landinwaarts vanaf de waterlijn. In een dergelijk aandachtsgebied geldt dat aan de bouw van (beperkt) kwetsbare objecten een zorgvuldige belangenafweging ten grondslag moet liggen. In het plangebied zijn binnen het plasbrandaandachtsgebied geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. Deze worden hier ook niet mogelijk gemaakt. Daarom vormt het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

In de directe omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen over de weg of over het spoor vervoerd.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen

Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied liggen twee hogedruk aardgastransportleidingen. Om de risico's als gevolg van deze leidingen te bepalen is door de Milieudienst Zuid-Holland Zuid een Kwantitatieve Risicoanalyse uitgevoerd. Deze analyse is te vinden in Bijlage 4 en Bijlage 5.

Ongeveer 115 m ten westen van het plangebied loopt de hogedruk aardgastransportleiding W-507-01. Deze leiding heeft een maximale werkdruk van 40 bar en een uitwendige diameter van 12 inch.

Hieruit blijkt dat het invloedsgebied van de leiding W-507-01 de westelijke zijde van het plangebied net raakt. Omdat slechts een zeer klein deel van het plangebied binnen het invloedsgebied van deze leiding ligt, concludeert het onderzoek dat de externe veiligheidsrisico's in het plangebied niet noemenswaardig worden beïnvloed door de buisleiding W-507-01.

Daarnaast is één leiding gelegen binnen het plangebied. Het betreft de leiding W-507-14. Deze leiding heeft een maximale werkdruk van 40 bar en een uitwendige diameter van 8 inch. Voor deze leiding geldt een belemmeringenstrook van 5 m. Deze strook is opgenomen op de verbeelding.

Uit de berekeningen voor de leiding W-507-14 blijkt dat de PR 10-6-risicocontour van deze leiding niet buiten de leiding ligt. Het plaatsgebonden risico van deze leiding vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan. Het GR neemt als gevolg van dit bestemmingsplan toe. Ook na de realisatie van de nieuwe bedrijfsbestemming is het GR vele malen kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Daarom kan in dit geval met een beperkte verantwoording van het GR worden volstaan. Deze beperkte verantwoording is te vinden in Bijlage 7.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat voldaan wordt aan de eisen omtrent externe veiligheid. Dit aspect staat de vaststelling van het bestemmingsplan daarom niet in de weg.

4.6 Bedrijven En Milieuhinder

Beleid en normstelling

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is overgenomen uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

Omdat het plangebied bestaat uit een bedrijventerreinen dat niet gezoneerd is op grond van de Wet geluidhinder wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten (Standaard SvB): deze wordt toegepast voor bedrijventerreinen. Deze Staat gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'; voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd. Bij het bepalen welke bedrijven op een bedrijventerrein toelaatbaar zijn, moet dus ook rekening worden gehouden met milieugevoelige functies buiten het bedrijventerrein.

Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 3.

Onderzoek milieuzonering bedrijventerrein

Uitgangspunten milieuzonering bedrijventerrein

Bij de milieuzonering van het bedrijventerrein wordt gebruikgemaakt van de Standaard SvB. Vanwege de nabijheid van bestaande woningen in de directe omgeving is de vestiging van zware bedrijven op een deel het bedrijventerrein niet toegestaan. Er wordt in de milieuzonering rekening gehouden met verschillende (in meer of mindere mate) milieugevoelige gebiedstypen/functies in het plangebied en de directe omgeving van het plangebied.

  • Rustige woonwijk: de woonwijken ten noorden van de Geerweg worden beschouwd als rustige woonwijken. Hier is sprake van gebieden die vrijwel utsluitend voor wonen in gebruik zijn. Tevens zijn deze woonwijken door groenstroken ruimtelijk duidelijk gescheiden van het bedrijventerrein.
  • Gemengd gebied: Direct aangrenzend aan het bedrijventerrein ligt aan de Lindtsedijk nog een aantal burgerwoning. Deze woningen zijn niet door wegen, groenstroken of waterpartijen van het bedrijventerrein gescheiden. Vanwege de ligging in de directe omgeving van bedrijventerrein worden deze woningen als gemengd gebied beschouwd. Ten opzichte van deze woningen worden dan ook de richtafstanden conform het omgevingstype 'gemengd gebied' gehanteerd.
  • Bedrijfswoningen: op het bedrijventerrein ligt een aantal bedrijfswoningen. Een bedrijfswoning betreft een specifiek type woningen waar andere eisen aan het woon- en leefklimaat mogen worden gesteld dan bij reguliere woningen. Bedrijfswoningen zijn immers per definitie aan bedrijvigheid gelieerd en liggen daarmee in het algemeen op bedrijventerreinen. Bovendien betreft het een historisch gegroeide situatie waarmee eventuele omliggende bedrijven in de huidige situatie reeds rekening moeten houden. Daarom zijn in de directe omgeving van de bedrijfswoning bedrijven uit maximaal categorie 3.1 toegestaan.

Uitwerking milieuzonering

Op grond van de eerdergenoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de verbeelding opgenomen. Afhankelijk van de locatie op de bedrijventerreinen zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.1 tot en met 4.2 toegestaan. Voor deze bedrijven geldt, afhankelijk van de categorie, een richtafstand van 30 tot 200 m ten opzichte van een rustige woonwijk en een richtafstand van 10 tot 100 m ten opzichte van een gemengd gebied. Ter plaatse van de ontwikkelingslocatie zijn bedrijven uit maximaal categorie 4.1 toelaatbaar.

Inventarisatie toegelaten bedrijven

De op de bedrijventerreinen aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Standaard SvB. Enkele bedrijven vallen in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar wordt geacht. Deze bedrijven krijgen een specifieke aanduiding (zie Bijlage 2).

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.

4.7 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.

In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

In 2010 is ter plaatse van de ontwikkelingslocatie een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd (Geofox-Lexmond, december 2010). Bij de veldwerkzaamheden van dit onderzoek zijn in de bodem zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Wel zijn er plaatselijk op het maaiveld en als beschoeiing van de watergangen platen asbestverdacht materiaal aangetroffen. In de waterbodem zijn zintuiglijk geen afwijkingen of bodemvreemde bijmengingen waargenomen. In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten cadmium, kobalt, kwik, lood, nikkel, zink, PAK en PCB's aangetoond. De ondergrond is lokaal licht verontreinigd met kobalt, molybdeen en/of nikkel. In het grondwater is barium aangetoond boven de streefwaarde. Ook is het mogelijk dat de concentratie naftaleen in het grondwater iets hoger is dan normaal. Aangezien er maximaal licht verhoogde gehalten zijn aangetoond is er conform de Wet bodembescherming geen aanleiding om nader onderzoek uit te voeren.

Met betrekking tot de vrijkomende grond ter plaatse van de te ontgraven watergangen kan worden geconcludeerd dat deze grond licht verontreinigd is. De verontreinigingen zijn echter dusdanig gering dat de vrijkomende grond vrij toepasbaar is.

De kwaliteit van de vrijkomende waterbodem varieert van 'Achtergrondwaarde' tot klasse 'A' en 'B'. De ontvangende bodem onder de waterbodem is indicatief beoordeeld als klasse 'Wonen' en plaatselijk als 'Achtergrondwaarde'.

Met betrekking tot de asbestverdachte materialen op maaiveld en als beschoeiing van de watergangen wordt aanbevolen deze voorafgaand aan de ontwikkeling te verwijderen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect bodem geen belemmeringen oplevert voor de uitvoering van het bestemmingsplan, wel wordt aanbevolen de asbestverdachte materialen te verwijderen.

4.8 Kabels En Leidingen

In het plangebied ligt een hogedrukaardgastransportleiding. De relatie tussen deze leidingen en het bestemmingsplan is in paragraaf 4.5 besproken.

In het plangebied is een rioolpersleiding gelegen. Deze leiding is beschermd middels een dubbelbestemming.

In het plangebied zijn geen andere planologisch relevante leidingen aanwezig. In de omgeving van het plangebied liggen geen hoogspanningsleidingen, straalpaden of telecomverbindingen. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.

4.9 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt.

Gemeentelijk beleid

Het Waterstructuurplan Zwijndrecht geeft de gezamenlijke intentie van gemeente en waterschap weer om het stedelijke watersysteem op orde te krijgen. Tevens biedt het een (procedureel) kader voor de inpassing van de wateropgave in nieuwe ruimtelijke projecten. Het beleidsdocument vormt een aanvulling op het stedelijk waterplan van H tot Z (2003), waarmee dit geactualiseerd wordt aan de normen vanuit het beleidskader Waterbeheer 21ste eeuw (WB21). Het Waterstructuurplan draagt ook zorg voor het komen tot een optimale invulling van de wateropgave vanuit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kader Richtlijn Water (KRW). Daarbij vormt het een doorvertaling van het Waterstructuurplan IJsselmonde naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen aan de zuidwestkant van de kern Zwijndrecht en bestaat in de huidige situatie uit een bedrijventerrein met bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit (rivier)klei. Er is sprake van grondwatertrap III en V. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand van nature minder is dan 0,40m beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand respectievelijk tussen de 0,8m en 1,20m en meer dan 1,20m beneden maaiveld ligt. De maaiveldhoogte in het gebied ligt circa tussen de NAP -0,5 m en de NAP -1,60 m.

Waterkwantiteit

Het plangebied ligt in de Zwijndrechtse Waard en ligt in peilvak 39-12. In dit peilvak wordt een peil gehanteerd van NAP -2,10 m. In het plangebied liggen geen hoofdwatergangen. Wel zijn in het plangebied overige watergangen en een dijk- en wegsloot gelegen.

Waterkwaliteit

In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen. Het plangebied maakt geen onderdeel van een grondwaterbeschermingsgebied.

Veiligheid en waterkeringen

De Lindtsedijk is een primaire waterkering. Het plangebied ligt binnen de kern- en beschermingszone van deze waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Binnen het plangebied is een gemengd rioleringssysteem aanwezig.

Toekomstige situatie

Algemeen

In de noordwesthoek van het plangebied wordt het bedrijventerrein uitgebreid.

Waterkwantiteit

Naast uitbreiding met verharding en bebouwing, worden ook watergangen (gedeeltelijk) gedempt. Het oppervlak te dempen watergangen bedraagt 1.687 m2. In het plan is reeds rekening gehouden met nieuw te graven water, dit oppervlak bedraagt 3.025 m2. Over de compensatie heeft reeds overleg plaatsgevonden met het waterschap.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.10 Ecologie

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een bedrijventerrein met bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen.

Beoogde ontwikkelingen

In het grootste deel van het plangebied worden geen ontwikkelingen voorzien. Alleen in de noordwesthoek van het plangebied wordt het bedrijventerrein uitgebreid. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • verwijderen beplanting en bomen;
  • dempen sloot;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  1. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  1. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  1. a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  2. b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  3. c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Deze natuurgebieden liggen op aanzienlijke afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de ingreep die in het noordwesten van het plangebied plaatsvindt. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08degeer-3001_0006.jpg"Figuur 4.1: Ligging plangebied (rood omlijnd) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland) (De Oude Maas is sinds december 2010 geen Natura-2000-gebied meer)

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. In 2010 is ook een inventarisatie flora en fauna uitgevoerd (zie Bijlage 8), de resultaten van deze inventarisatie zijn hieronder verwerkt.

Planten

In het plangebied komen mogelijk de algemeen voorkomende soorten zwanenbloem en brede wespenorchis voor. Gezien de kenmerken en het gebruik van het gebied komen naar verwachting geen bijzondere of zwaar beschermde soorten voor.

Vogels

In het opgaand groen binnen het plangebied kunnen algemeen voorkomende vogelsoorten als pimpelmees, koolmees, staartmees, roodborst, spreeuw en ekster hun leefgebied hebben. De bebouwing biedt mogelijk ook nestgelegenheid aan vogelsoorten als huismus, kauw en spreeuw. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai. De watergangen kunnen leefgebied bieden aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. Uit de inventarisatie van 2010 blijkt dat op de te ontwikkelen locatie een nest van grote bonte specht aanwezig is.

Zoogdieren

De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) laat zien dat in het plangebied soorten als mol, egel, veldmuis, bosmuis, bosspitsmuis, huisspitsmuis, konijn, wezel en hermelijn

voorkomen. De in het plangebied aanwezige gebouwen en bomen zijn mogelijk geschikt als vaste verblijfplaats voor vleermuizen. De opgaande beplanting is mogelijk onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen. De lijnvormige elementen, zoals watergangen en bomenrijen, vormen mogelijk vaste vliegroutes voor vleermuizen. De te ontwikkelen locatie heeft volgens de inventarisatie uit 2010 geen bijzondere functie voor vleermuizen.

Amfibieën

Gezien de voorkomende biotopen zijn algemene soorten als bruine kikker, middelste groene kikker en gewone pad te verwachten in het plangebied. Zwaar beschermde amfibieën zijn gezien de voorkomende biotopen en verspreidingsgegevens niet te verwachten in of nabij het plangebied.

Vissen

In het plangebied komt naar verwachting de kleine modderkruiper voor. Deze soort is in 2010 niet op de te ontwikkelen locatie aangetroffen.

Overige soorten

Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 4.9.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.9.1: Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ffw tabel 1 zwanenbloem en brede wespenorchis

mol, egel, veldmuis, bosmuis, bosspitsmuis, huisspitsmuis, konijn, wezel en hermelijn

bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker
ontheffingsregeling Ffw tabel 2 Kleine modderkruiper
tabel 3 bijlage 1 AMvB geen
bijlage IV HR alle vleermuizen
vogels cat. 1 t/m 4 huismus

Toetsing en conclusie

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het bestemmingsplan voorziet in de noordwesthoek van het plangebied in een uitbreiding van het bedrijventerrein. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • Op de te ontwikkelen locatie zijn geen vaste verblijfplaatsen van broedvogels en vleermuizen aangetroffen in de onderzochte te rooien bomen. Geadviseerd wordt om ter compensatie van de te kappen bomen wel nestkasten voor spechten en vleermuizen op te hangen. Het groen dat gehandhaafd blijft, is voldoende om als foerageergebied en eventuele vliegroute dienst te blijven doen.
  • In de te dempen sloten zijn geen zwaarder beschermde soorten aangetroffen. Vanuit de zorgplicht wordt wel geadviseerd om de aanwezige soorten voorafgaande aan de werkzaamheden te verplaatsen.

4.11 Cultuurhistorie En Archeologie

Regelgeving en beleid

Wet op de archeologische monumentenzorg/Verdrag van Malta

Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis in Nederland. Het Verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Het Verdrag is geïmplementeerd via de Wet op de Archeologische monumentenzorg. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Op grond van de aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedere, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W.

Analyse

Het plangebied is gelegen binnen terrein met een middelhoge tot hoge trefkans op archeologische sporen. Daarnaast maakt de Lindtsedijk uit van de historische structuur van Zwijndrecht. In het plangebied zijn geen monumenten gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp08degeer-3001_0007.jpg"

Figuur 4.2 Ligging plangebied en archeologische waarden

Conclusie

In het plangebied geldt een middelhoge tot hoge trefkans op archeologische sporen. Ter beschermingen van deze archeologische waarden is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen in het bestemmingsplan. Voor de Lindtsedijk is een gedetailleerde bestemming opgenomen en worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hiermee is de huidige structuur van de dijk beschermd. In het plangebied zijn geen monumenten gelegen.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.

5.2 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Planvorm

Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande bedrijfsbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie- en beheersfunctie en biedt voor de ontwikkeling van Achterlindt een juridisch kader. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van de bedrijventerreinen, is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden. Voor de bedrijfsfuncties wordt voor het grootste gedeelte aangesloten op de regeling uit het voorgaande bestemmingsplan. Evenals voor maatschappelijke functie. Binnen de woonfuncties is ruimte om de woning aan te passen aan de huidige wensen middels de erfbebouwingsregeling en de afwijkingsbevoegdheden.

Verbeelding en regels

Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en verbeelding. Regels en verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen rechtskracht maar geeft uitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van belang als het gaat om een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van de legenda direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn verder ontheffing- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd met in achtneming van de in de regels gestelde regels. Het bouwvlak is op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. De bedrijfsgebouwen zijn voorzien van een bouwhoogte, evenals de maatschappelijke en recreatieve functies. De woning in het plangebied is voorzien van een goot- en bouwhoogte om het karakteristieke beeld van de woning te behouden.

Aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen.
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen, waaronder de goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage.

De aanduidingen die betrekking hebben op het gebruik zijn functieaanduidingen. Middels deze functie aanduidingen is een specifiek gebruik ter plaatse bestemd.

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  1. 1. inleidende regels;
  2. 2. bestemmingsregels;
  3. 3. algemene regels;
  4. 4. overgangs- en slotregel.

5.3 Inleidende Regels

Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen. Hierin is ook de Geluidszone - industrie opgenomen met de verwijzing naar de Wet geluidhinder

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen, worden in dit artikel verklaard.

5.4 Bestemmingsregeling

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. In het bestemmingsplan komen de onderstaande bestemmingen voor.

Agrarisch

Het agrarisch bedrijf aan de Lindtsedijk is bestemd als Agrarisch. Binnen deze bestemming zijn grondgebonden agrarische activiteiten toegestaan, zoals akker- en vollegrondstuinbouw, grondgebonden veehouderij en fruitteelt op open grond. Tevens is op kleine schaal detailhandel in ter plaatse geproduceerde of verwerkte goederen toegestaan.

In het bestemmingsvlak is één agrarisch bedrijf toegestaan met een bedrijfswoning. Gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak. Binnen het bouwvlak is één gebouw ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering toegestaan, met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2. De bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m en 6 m. De bedrijfswoning mag niet hoger zijn dan op de verbeelding is weergegeven en de inhoud mag niet meer bedragen dan 500 m3. Daarnaast mogen bij de bedrijfswoning nog aan-, uit-, en bijgebouwen worden gebouwd tot ten hoogste 30 m2 en met een bouw- en goothoogte van niet meer dan 3 m en 5 m.

Bij de bedrijfswoning is het toegestaan om een beroep- of bedrijf-aan-huis op te richten. Dit mag niet meer bedragen dan 30% van het woonvloeroppervlak van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2. Daarbij dient te worden verzorgd in voldoende parkeergelegenheid en mag niet gepaard gaan met een horeca- of detailhandelsfunctie.

Bedrijf

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven. Op de verbeelding is weergegeven welke categorie bedrijven zijn toegestaan. Op het bedrijventerrein zijn bedrijven toegestaan tot categorie 4.2. Op de verbeelding is hiervoor een milieuzonering opgenomen. Deze milieuzonering wordt nader toegelicht in paragraaf 4.6en Bijlage 1. Bedrijven die niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid zijn mogelijk gemaakt middels de aanduiding specifieke vorm van bedrijf 1 tot 13. Deze bedrijven zijn genoemd in een tabel met daarin de bijbehorende SBI-codes waarmee deze terug te vinden zijn in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, behorende bij dit bestemmingsplan. Op deze plekken mogen alleen bedrijven worden gevestigd, die passen binnen de in de tabel aangegeven categorie en die vallen onder de genoemde SBI-code. Hiermee worden de hier thans aanwezige bedrijven die in principe afwijken van de algemene toelaatbaarheid, van een maatwerkbestemming voorzien die de bestaande situatie 'op slot zet'. Daarnaast is er op de hoek van de Fruiteniersstraat en de Schrijnwerkersstraat een gasontvangstation gevestigd. Deze is mogelijk gemaakt middels een specifieke aanduiding.

Binnen de bestemming Bedrijf is verder detailhandel toegestaan voorzover het ondergeschikte detailhandel van ter plaatse geproduceerde of vervaardigde goederen betreft of in bij de bedrijfsvoering passende goederen. Daarnaast zijn bij de bedrijfsvoering behorende kantoren toegestaan tot 50% van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 1.500 m2. Zelfstandige kantoren zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van kantoor - 1 t/m 3'. Bij elke aanduiding is specifiek aangeduid hoeveel oppervlakte aan zelfstandige kantoren mag worden gerealiseerd.

Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, de bestaande bedrijfswoningen worden aangeduid op de verbeelding. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoningen' zijn bedrijfswoningen toegestaan met een maximum inhoud van 500 m3. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' zijn bedrijfswoningen uitsluitend op de eerste verdieping toegestaan. Deze zijn niet verder begrensd, omdat het oppervlakte wordt begrensd middels de aanduiding op de verbeelding.

Daarnaast zijn op het bedrijventerrein nog een aantal andere functies aanwezig. Deze functies zijn middels specifieke functieaanduidingen mogelijk gemaakt. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' is detailhandel in sanitair toegestaan. Daarnaast zijn er nog twee andere detailhandelsbedrijven, deze zijn ook specifiek bestemd. Detailhandel in gereedschappen is toegestaan binnen de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1'. De detailhandel in kampeerbenodigdheden heeft de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2'. Aan de Fruiteniersstraat bevindt zich ook nog een tankstation zonder LPG. Deze is mogelijk gemaakt middels de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'. Hier is verkoop van LPG niet toegestaan, wel is een autowasstraat en bijbehorende detailhandel toegestaan. Het gaat hierbij in alle gevallen om bestaande detailhandel. Middels een aanduiding is het huidige ruimtegebruik bestemd, uitbreiding van detailhandel wordt niet direct mogelijk gemaakt.

Het medisch zuurstofcentrum is specifiek geregeld met de aanduiding 'maatschappelijk'.

Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is horeca uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, dit zijn middelzware horecabedrijven.

In het plangebied bevinden zich aan de Fruiteniersstraat ook twee uitzendbureau's deze zijn mogelijk gemaakt middels de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - 1'. Aan de Zoutverkopersstraat zit een postkantoor voor bedrijven, deze is mogelijk gemaakt middels de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - 2'.

Bouwregels

Binnen de bestemming zijn uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwen toegestaan met in achtneming van de aanduidingen op de verbeelding. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken geen gebouwen toegestaan. Terrein- en erfafscheidingen mogen voor de voorgevelrooilijn worden gebouwd tot een hoogte van 2 meter. Achter de voorgevelrooilijn mogen deze worden gebouwd tot een hoogte van 3 meter.

Specifieke gebruiksregels

In de specifieke gebruiksregels worden regels gesteld aan het gebruik van de gronden. Hierin is geregeld dat Bevi-inrichtingen, bedrijven met een externe veiligheidscontour, niet zijn toegestaan, evenals de opslag van meer dan 10.000kg vuurwerk of geluidhinderlijke inrichtingen (Wgh-inrichtingen). Ook zijn activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2. Hiermee wordt voorkomen dat het bestemmingsplan MER-plichtige activiteiten toestaat en daarmee plan-MER-plichting wordt. Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, die dergelijke bedrijven wel mogelijk maakt. Aan deze bevoegdheid is ondermeer als voorwaarden opgenomen dat een milieueffectrapportage wordt opgesteld op basis van de eisen uit de Wet milieubeheer.

Detailhandel is uitsluitend toegestaan in ter plaatse geproduceerde of vervaardigde producten of ter plaatse van de aanduidingen 'detailhandel volumineus', 'specifieke vorm van detailhandel -1 en 2' en bij de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'.

In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen waarin de plaats en de hoogte van opslag wordt geregeld. Daarbij is geregeld dat opslag niet is toegestaan voor de voorgevelrooilijn. Bovendien is opslag op onbebouwde gronden hoger dan 4 meter niet toegestaan.

Afwijkingsbevoegdheden

Om binnen kaders toch flexibiliteit te kunnen bieden, zijn in dit bestemmingsplan een aantal bevoegdheden opgenomen, die het bevoegd gezag de mogelijkheid geeft voor delen van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning af te wijken.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken voor de aangewezen categorie voor ten hoogste twee categorieën hoger dan is toegestaan, mits het bedrijf naar aard en omvang past binnen de maximaal toegelaten bedrijfscategorie.

Daarnaast kan het bevoegd gezag afwijken voor het maximaal toegestaan oppervlak aan kantoren en kunnen zij toestaan dat het kantoorvloeroppervlak ten hoogste 2.000 m2 bedraagt, mits het bedrijfsvloeroppervlak voor niet meer dan 50% uit kantoorruimte bestaat. Vestiging van een dergelijke kantoorruimte kan alleen mits het bedrijf zich niet kan vestigen bij een belangrijke openbaar-vervoerslocatie, vanwege een tekort aan ruimte, of een te groot en extensief ruimtebeslag heeft of de milieuhygiënische situatie. Daarnaast mag op deze locatie de verkeerssituatie en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden aangetast en moet er worden voorzien in voldoende parkeerruimte. Ook mogen er geen milieutechnische belemmeringen zijn op deze locatie.

Ten slotte kan het bevoegd gezag afwijken van het bestemmingsplan en detailhandel toestaan, mits dit detailhandel is in goederen die niet past in winkelcentra, detailhandel in bouwmaterialen of landbouwwerktuigen of detailhandel in andere volumineuze goederen, waaronder keukens, badkamers en sanitair. De omgevinsgvergunning kan alleen worden afgegeven mits er hierdoor geen onevenredige verstoring ontstaat in de structuur van het distributieapparaat en geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast zal optreden.

Voor Achterlindt is een specifieke afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied' kan het bevoegd gezag afwijken van het bestemmingsplan en de vestiging van een bouwmarkt toestaan, mits uit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur, advies wordt ingewonnen bij het Regionaal Economisch Overleg en er geen milieutechnische belemmeringen zijn.

Groen

De bestemming Groen is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Het gaat dan om gronden die in gebruik zijn als plantsoenen, bermen en speelvoorzieningen, maar ook voor voet- en fietspaden die door het beeldbepalend groen lopen en parkeervoorzieningen die in het groen liggen. In de bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd en mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde gebouwd worden tot 3 m.

Horeca

Ter plaatse van de cafetariakiosk in de groenzone van de Gildeweg is de bestemming Horeca opgenomen. Hier is uitsluitend horeca uit de categorie 4 toegestaan. Dat wil zeggen hier cafetaria's/snackbars, fastfoodrestaurants, creperies, grillrooms, shoarma/pizzabedrijven zijn toegestaan.

Binnen de bestemming mogen gebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd, met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding.

Maatschappelijk - Dierenpension

De bestemming Maatschappelijk - Dierenpension is opgenomen voor het in het plangebied aanwezige dierenpension. Binnen deze bestemming is een dierenpension met een bedrijfswoning toegestaan. Op deze gronden mag binnen het bouwvlak worden gebouwd tot een hoogte van ten hoogste 6 meter. De inhoud van de bedrijfswoning mag ten hoogste 500m3 bedragen. Bij de bedrijfswoning is het toegestaan om een beroep- of bedrijf-aan-huis op te richten. Dit mag niet meer bedragen dan 30% van het woonvloeroppervlak van de woning en bijbehorende bijgebouwen met een maximum van 50 m2. Daarbij dient te worden verzorgd in voldoende parkeergelegenheid en mag niet gepaard gaan met een horeca- of detailhandelsfunctie.

Tuin

De gronden voor de woning zijn bestemd als Tuin. Deze gronden mogen worden ingericht als tuin behorende bij de hoofdgebouwen op de aangrenzend gelegen gronden, als ook voor paden. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Verkeer

De wegen in het plangebied zijn bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming zijn, naast wegen, daarbij passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.

Water

Waterpartijen en structuurbepalende watergangen zijn bestemd voor Water. Bruggen, kunstwerken en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen de bestemming mogelijk.

Wonen

De in het plangebied aanwezige woningen hebben de bestemming Wonen. Deze woningen hebben op de verbeelding een bouwvlak waarbinnen het hoofdgebouw is gelegen. Op de verbeelding is de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Daarnaast zijn regels opgenomen ten aanzien van aan-, uit- en bijgebouwen.

Ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' is één woonwagen toegestaan.

Binnen de bestemming Wonen is het tevens toegestaan om een beroep- of bedrijf-aan-huis uit te oefenen, met dien verstande dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning wordt gebruikt als zodanig.

Leiding - Gas

De in het plangebied aanwezige gasleiding is planologisch beschermd middels de dubbelbestemming Leiding - Gas. Op deze gronden worden extra regels gesteld aan het bouwen en uitvoeren van werken ter bescherming van de aanwezige gasleiding. Bouwen en het uitvoeren van werken is uitsluitend toegestaan na toestemming van de leidingbeheerder die toetst of door de werken het belang van de leiding niet onevenredig worden geschaad.

Leiding - Riool

De in het plangebied aanwezige rioolleiding is planologisch beschermd middels de dubbelbestemming Leiding - Riool. Op deze gronden worden extra regels gesteld aan het bouwen en uitvoeren van werken ter bescherming van de aanwezige rioolleiding. Bouwen en het uitvoeren van werken is uitsluitend toegestaan na toestemming van de leidingbeheerder die toetst of door de werken het belang van de leiding niet onevenredig worden geschaad.

Waarde - Archeologie

Op basis van de archeologische verwachtingskaart is op de verbeelding een gebied aangeduid met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Op deze gronden worden extra regels gesteld aan het bouwen en uitvoeren van werken ter bescherming van de eventueel aanwezige archeologische waarden. Binnen de dubbelbestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de dubbelbestemming met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter of gebouwen die niet groter zijn dan 100 m2, of niet dieper dan 30 cm de grond ingaan, of waarbij geen heiwerkzaamheden nodig zijn. Daarnaast is het vervangen, vernieuwen en veranderen van bestaande bebouwing mogelijk voorzover het oppervlakte niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

Andere bouwwerken mogen alleen gebouwd worden indien de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de locatie voldoende is vastgelegd en de eventuele aanwezige archeologische waarde niet worden geschaad, of dat schade kan worden voorkomen door regels te verbinden aan de bouwvergunning, het doen van opgravingen of begeleiding door een archeoloog.

Waterstaat - Waterkering

De Lintsedijk heeft een waterkerende functie en heeft om die reden de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Op deze gronden worden extra regels gesteld ten aanzien van bouwen en uitvoeren van werken ter bescherming van de waterkering. Bouwen en het uitvoeren van werken is uitsluitend toegestaan na toestemming van de waterbeheerder die toetst of door de werken het waterkeringsbelang niet onevenredig wordt geschaad.

5.5 Algemene Regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelbepaling

Een antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt.

De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij omgevingsvergunning afgeweken kan worden. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Algemene wijzigingsregels

Waarde - Archeologie

Met dit artikel kunnen burgemeester en wethouders de dubbelbestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn, of dat het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden voorziet.

Wro-zone - Wijzigingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' kunnen Burgemeester en wethouders de bestemming van de gronden wijzigingen ten behoeve van bedrijven. Hierbij dient de bewoning ter plaatse van de bestemming Wonen te zijn beëindigd, dient de bijbehorende bedrijfszonering te worden aangepast, moet er ten minste hetzelfde oppervlak aan water te worden gerealiseerd en dienen er geen milieutechnische belemmeringen te zijn.

Werking wettelijke regelingen

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

5.6 Overgangsrecht En Slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.

Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel

Deze regel bevat de titel van het plan.

5.7 Handhaving

Door handhaving en toezicht controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaving. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het zo nodig toepassen van (bestuurs)rechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Zwijndrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen.

Zo handhaaft het college onder andere de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels, voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels, door het bouwtoezicht worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning (voor bijvoorbeeld bouwen of aanleggen), maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt.

Hoe wordt gehandhaafd

Op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten voor bestuursrechtelijke handhaving tot haar beschikking: last onder bestuursdwang en last onder dwangsom.

Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder, nadat deze eerst in de gelegenheid is gesteld dit zelf te doen. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan.

Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan tot (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit.

In het plangebied zal gehandhaafd worden op het illegale gebruik van bouwwerken en percelen en op de illegale bouw van bouwwerken. Verder zal er bij bouwen gecontroleerd worden op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen.

Naast bestruursrechtelijke handhaving, is op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet op de economische delicten ook strafrechtelijke handhaving mogelijk bij het overtreden van het vergunningenstelsel op grond van de Wabo of het handelen in strijd met het bestemmingsplan. In dit kader kunnen ook strafrechtelijke dwangmiddelen worden ingezet. In de praktijk zal eerst bestuursrechtelijk worden gehandhaafd, alvorens het strafrecht wordt ingezet.

Privaatrechtelijke handhaving is aan de orde voor gronden waarvan de gemeente zelf eigenaar is. Tegen gebruik van deze gronden in strijd met gemeentelijke belangen zal de gemeente op grond van haar rechten als eigenaar optreden.

Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en voorziet niet in uit te voeren werken of werkzaamheden. Een uiteenzetting van inzichten over de uitvoerbaarheid op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor het overige niet nodig gebleken.

Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Burgers en andere belanghebbenden tijdens de voorbereiding van de ontwikkelingen geïnformeerd middels informatieavonden en is er een website waar men informatie over de ontwikkelingen kan vinden.

Daarnaast heeft het ontwerpbestemmingsplan de procedure zoals voorgeschreven in de Wro gevolgt. Hiervoor heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Gedurende deze termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld tot het indienen van zienswijzen. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 8 september 2011 tot 19 oktober 2011 ter inzage gelegen. Gedurende de inzage termijn zijn 4 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in Bijlage 10

Hoofdstuk 7 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het conceptontwerpbestemmingsplan De Geer toegezonden aan de volgende overlegpartners:

  1. 1. Provincie Zuid-Holland
  2. 2. VROM-inspectie
  3. 3. Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
  4. 4. N.V. Nederlandse Gasunie
  5. 5. Waterschap Hollandse Delta
  6. 6. Rijkswaterstaat
  7. 7. Air Products Nederland B.V.
  8. 8. Kamer van Koophandel
  9. 9. Tennet
  10. 10. Oasen

Van zes van deze overlegpartners is een reactie ontvangen. Voor twee van deze overlegpartners gaf het bestemmingsplan geen aanleiding tot het geven van een reactie. Van de provincie, de VROM-inspectie, de veiligheidsregio en van het waterschap is een inhoudelijke reactie ontvangen. Deze reactie is samengevat en beantwoord in Bijlage 9.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De 'Staten Van Bedrijfsactiviteiten'

Bijlage 1 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de 'Staten van Bedrijfsactiviteiten'

Bijlage 2 Bedrijfsinventarisatie

Bijlage 2 Bedrijfsinventarisatie

Bijlage 3 (Water)bodemonderzoek

Bijlage 3 (Water)Bodemonderzoek

Bijlage 4 Externe Veiligheidsadvies Aardgastransportleiding

Bijlage 4 Externe Veiligheidsadvies Aardgastransportleiding

Bijlage 5 Carola-rapport Gasleiding

Bijlage 5 Carola-Rapport Gasleiding

Bijlage 6 Qra Watertransport

Bijlage 6 QRA Watertransport

Bijlage 7 Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 7 Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 8 Inventarisatie Flora & Fauna

Bijlage 8 Inventarisatie Flora & Fauna

Bijlage 9 Notitie Vooroverleg

Bijlage 9 Notitie Vooroverleg

Bijlage 10 Notitie Zienswijzen

Bijlage 10 Notitie zienswijzen