Kern Heinkenszand, gedeelte Platepolder fase 1, 2022
Bestemmingsplan - gemeente Borsele
Vastgesteld op 13-01-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan “Kern Heinkenszand, gedeelte Platepolder fase 1, 2022” met identificatienummer NL.IMRO.0654.BPHZPP2022-0003 van de gemeente Borsele;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 verbeelding
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0654.BPHZPP2022-0003;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aaneengebouwd
blok van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
1.7 achtererf
gedeelte van het erf dat gelegen is achter de achtergevelrooilijn;
1.8 achtergevel
de meest van de wegzijde afgekeerde gevel van een gebouw;
1.9 achtergevelrooilijn
denkbeeldige lijn die gelegen is op de helft van de afstand tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de achtergrens van het bouwperceel met een maximum van 15 meter achter de voorgevel;
1.10 afgewerkt bouwterrein
de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen of overige bouwwerken omringt;
1.11 archeologisch deskundige
de gemeentelijke archeoloog dan wel een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van archeologie;
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
1.13 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten;
1.14 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten;
1.15 architectonische waarde
de in het kader van dit plan aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de gevels, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik eventueel in samenhang met de omgeving;
1.16 Awb
de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.17 bebouwing
één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken;
1.18 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.19 bedrijfs- en/of beroepsmatig gebruik van een woning
het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor bedrijfs- en/of beroepsmatige activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt ;
1.20 bestaand
aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.26 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.31 cultuurhistorisch deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van cultuurhistorie;
1.32 cultuurhistorische waarde
de in het kader van dit plan aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.34 erf
al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw;
1.35 erfafscheiding
bouwwerk geen gebouw zijnde, ter afbakening van eigendommen;
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 gemeentelijke kwaliteitscoördinator
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw dan wel architectuur;
1.38 geschakeld
blok waarbij de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen met elkaar zijn verbonden;
1.39 gestapeld
een hoofdgebouw waarin meerdere y [keuze: woningen, bedrijven, kantoren] zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven, beneden dan wel naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij per y [keuze] een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is;
1.40 gevellijn
zie voorgevellijn;
1.41 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.42 logies met ontbijt
een kleinschalige overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, ondergeschikt aan de (woon)bestemming;
1.43 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde maatvoering geldt;
1.44 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
1.45 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.46 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.47 patiowoning
hoofdgebouw waarbij de binnenplaats (patio) aan minimaal 3 zijden is omsloten door muren;
1.48 peil
- a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt;
- b. bij ligging in het water het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
- c. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.49 samenhangend straat- en bebouwingsbeeld
- a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
- d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving;
1.50 twee-aaneen
blok van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
1.51 voorerf
gedeelte van het erf dat gelegen is voor de voorgevellijn;
1.52 voorgevel
de meest naar de wegzijde gekeerde gevel van een gebouw;
1.53 voorgevellijn
denkbeeldige of op de verbeelding aangegeven lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;
1.54 vrijstaand
een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;
1.55 Wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.56 weg
weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van inwerkingtreding van dit plan;
1.57 Wet milieubeheer
de Wet milieubeheer, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.58 windturbine
een windturbine is een machine met rotorbladen, waarmee door middel van windkracht elektriciteit wordt opgewekt;
1.59 woning
een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen;
1.60 Wro
de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.61 zijerf
gedeelte van het erf dat begrensd wordt door de zijgevellijn van het hoofdgebouw, de voorgevellijn en de achtergevelrooilijn;
1.62 zijgevel
een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;
1.63 zijgevellijn
(denkbeeldige) lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de voorste en achterste bouwperceelsgrens.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden
van bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de breedte en diepte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;
2.5 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.9 het bebouwde oppervlak
van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
2.10 het bewoonbaar vloeroppervlak
binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten
2.11 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Algemene gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Algemene gebruiksregels
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Algemene gebruiksregels
Artikel 6 Wonen-1
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Algemene gebruiksregels
Artikel 7 Wonen-2
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.6 Algemene gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Maximum woningaantal
Voor het bouwen van hoofdgebouwen in de bestemmingen Wonen - 1 en Wonen - 2 gelden de volgende regels:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' is specifiek een maximum aantal woningen voor een deelgebied bepaald;
- a. het totaal aantal woningen binnen deze bestemmingen samen mag niet meer bedragen dan 94.
9.2 Plaatsbepaling en vormgeving bouwwerken
9.3 Bestaande afstanden en andere maten
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Parkeren
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat:
- a. het gebruik van gronden of bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 6.1, uitsluitend is toegestaan indien voldoende parkeergelegenheid voor het parkeren of stallen van auto's wordt aangelegd en in stand gehouden. De parkeernormering bedraagt minimaal:
- 1. 1,8 parkeerplaatsen per aaneengebouwde woning (rijwoning);
- 2. 1,8 parkeerplaatsen per patiowoning;
- 3. 2,0 parkeerplaatsen per geschakelde woning;
- 4. 1,7 parkeerplaatsen per gestapelde woning (appartement);
- 5. 2,0 parkeerplaatsen per twee-aaneengebouwde woning;
- 6. 2,1 parkeerplaatsen per vrijstaande woning.
- b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a en toestaan dat de parkeernormering wordt aangepast mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.
10.2 Spuitzone
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - spuitzone' geldt met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken dat:
- a. het gebruik van gronden of bouwwerken, zoals bedoeld in artikelen 6.1 en 7.1, uitsluitend is toegestaan indien middels een locatiespecifiek onderzoek naar de spuitzone wordt aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, de regels te wijzigen voor:
- a. het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
- b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
- 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
- 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3,25 meter zal bedragen;
- c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar.
Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken:
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig in afwijking van lid 13.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1, sub a met maximaal 10%;
- c. Lid 13.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik:
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Lid 13.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
13.3 Afwijking overgangsrecht gebruik
Indien toepassing van het overeenkomstig lid 13.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Kern Heinkenszand, gedeelte Platepolder fase 1, 2022'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De afgelopen jaren is woonwijk Over de Dijk in Heinkenszand gerealiseerd. Deze wijk is inmiddels nagenoeg gereed, maar de vraag naar woningen en bouwgrond blijft. Daarom is de gemeenteraad in september 2018 akkoord gegaan met de aankoop van circa 14,7 hectare grond in de Platepolder, met als doel hier een nieuwe (woon)wijk te realiseren.
Begin 2019 is een projectgroep bestaande uit een brede vertegenwoordiging van ambtelijke professionals aan de slag gegaan met de planvorming van de nieuwe woonwijk Platepolder. Deze planvorming heeft op interactieve wijze plaatsgevonden, waarbij op verschillende momenten overleg is gepleegd met omwonenden, geïnteresseerden en andere betrokkenen. Dit traject heeft geleid tot een stedenbouwkundig plan voor geheel Platepolder, waarvan de eerste fase in dit bestemmingsplan wordt vastgelegd.
1.2 Plangebied
De Platepolder bevindt zich aan de zuidoostkant van Heinkenszand. De Platepolder ligt ingeklemd tussen de Oudekamersedijk (west) en de Zuidzaksedijk (oost). Aan de noordzijde grenst de polder aan de Stenevate en aan de zuidzijde vormt de Heinkenszandseweg de grens van de toekomstige woonwijk Platepolder.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt fase 1 van de woonwijk Platepolder vastgelegd. Dit betekent dat de zuidelijke begrenzing van het bestemmingsplangebied niet wordt gevormd door de Heinkenszandseweg maar halverwege de agrarische gronden. In figuur 1 is de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Om een, ruimtelijk gezien, logische begrenzing aan te houden zijn ook de gronden die behoren bij de bestaande woningen aan de Stenevate meegenomen in het plangebied.
Figuur 1: Ligging en begrenzing plangebied
Het grootste deel van het plangebied, onderdeel van Platepolder fase 1, wordt gevormd door de volgende kadastrale percelen: gemeente Borsele, sectie Z, nummers 1517 en 1456. Deze gronden zijn in eigendom van de gemeente Borsele en worden op dit moment agrarisch gebruikt. De overige kleinere percelen zijn in eigendom van de gemeente Borsele, het Waterschap Scheldestromen of van de bewoners aan de Stenevate.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Op het plangebied zijn meerdere bestemmingsplannen van toepassing. Zo gelden er op deze planlocatie de volgende bestemmingsplannen:
- Kern Heinkenszand, gedeelte Stenevate, 2012, vastgesteld 7 juni 2012;
- Chw bestemmingsplan Omgevingsplan Buitengebied Borsele 2018, vastgesteld 1 maart 2018.
De gronden welke zijn bestemd voor de realisatie van Platepolder fase 1 mogen gebruikt worden voor agrarische doeleinden en zijn gelegen in het deelgebied Kleinschalige polders. Verder zijn er ook archeologische waarden van toepassing op deze gronden. Het betreft de Waarde-Archeologie – 3. In hoofdstuk 4 zal nader op deze archeologische waarden worden ingegaan. De gronden ten behoeve van de bestaande woonpercelen gelegen aan de Stenevate kennen een woonbestemming, met daaromheen een groenbestemming. Er is geen archeologische waarde of andere dubbelbestemming van toepassing op de woonpercelen.
De gemeente Borsele wil middels het voorliggende bestemmingsplan de vigerende bestemmingsplannen herzien om ruimte te bieden aan de beoogde ontwikkeling.
Figuur 2: Uitsnede verbeelding van de vigerende bestemmingsplannen. (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) (In het rood globaal de begrenzing van het plangebied aangegeven)
1.4 Opbouw
De toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit zes hoofdstukken. In Hoofdstuk 2 komt het ruimtelijk relevante beleid uit de geldende beleidskaders aan bod. In Hoofdstuk 3 wordt het project toegelicht. Vervolgens worden in Hoofdstuk 4 de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Hoofdstuk 5 bevat de beschrijving van de juridische aspecten. In Hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Tot slot komt in Hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
De beoogde ontwikkeling, de realisatie van de nieuwe woonwijk Platepolder fase 1, mag niet in strijd zijn met het beleid van het Rijk, de provincie Zeeland en de gemeente Borsele. In dit hoofdstuk wordt verantwoord dat de ontwikkeling past binnen de geldende beleidskaders. Voor het conserverende deel van het plan, de woningen aan de Stenevate, is geen nadere afweging nodig.
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie
Per 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. Hierin zijn de kaders van het nieuwe rijksbeleid opgenomen. Deze Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
In de Nationale Omgevingsvisie wordt door het Rijk een langetermijnvisie op 2050 gegeven op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda. De combinatie van deze drie documenten zorgt voor een toetsing die leidt tot nationale strategische keuzes en gebiedsgericht maatwerk.
Figuur 3: Afwegen met de NOVI (bron: Nationale Omgevingsvisie)
De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met ambities. Ook worden de 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen.
De vier prioriteiten
De Uitvoeringsagenda beschrijft de vier prioriteiten. De opgaven uit de toelichting kunnen veelal niet apart van elkaar worden aangepakt. Als een samenhangende, integrale aanpak nodig is, over de sectoren heen, vraagt dit een andere inzet. De samenhang tussen opgaven manifesteert zich rond vier prioriteiten:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptie en energietransitie;
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Drie afwegingsprincipes
Het doel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen: '(a) het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en (b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften'. Beschermen en ontwikkelen sluiten elkaar niet per definitie uit en kunnen elkaar zelfs versterken. Echter, gaan beschermen en ontwikkelen niet altijd en overal zonder meer samen en zijn soms echt onverenigbaar. Een optimale balans tussen deze twee vergt steeds een zorgvuldige afweging en prioritering van ongelijksoortige belangen. Om dit afwegingsproces en de omgeving inclusieve benadering richting te geven, is in de NOVI een drietal afwegingsprincipes geformuleerd:
- Combineren boven enkelvoudig
- Kenmerken & identiteit
- Afwentelen voorkomen
In de NOVI zijn de volgende nationale belangen genoemd die het project raken:
- Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
- Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
- Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
- Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
- Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
- Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater;
- Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang. weet even niet of deze voor Platepolder relevant is
Voor wat betreft de volgende nationale belangen 'Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en alle onderdelen van de fysieke leefomgeving', 'Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit' en 'Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving' wordt verwezen naar de milieuonderzoeken, zoals die in Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving aan de orde komen.
Het realiseren van een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften behelst een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming. Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken, is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zie verder onder paragraaf 2.1.3.
Voor de nationale belangen 'Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid “en “Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater' wordt verwezen naar paragraaf 4.6.
In paragraaf 4.4 en 4.5 wordt aandacht besteed aan onder andere cultureel erfgoed in het plangebied; dit raakt aan nationaal belang 'Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang'.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het Rijksbeleid, door middel van normstelling gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening. Het bevat regels die de beleidsruimte van overheden ten aanzien van ruimtelijke plannen inperken, daar waar de nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is op 30 december 2011 in werking getreden.
Het Rijksbeleid bevat geen specifiek beleid voor de beoogde ontwikkeling.
2.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, mits er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling'. Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' is in artikel 1.1.1, lid 1, sub i van het Bro gedefinieerd als: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Uit de jurisprudentie, die is verschenen sinds de inwerkingtreding van de Ladder, blijkt dat de Afdeling bestuursrechtspraak een zekere ondergrens stelt aan ontwikkelingen en of er daarbij sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de bouw van 94 woningen mogelijk. Er is dan ook sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij woningbouwplannen die aangemerkt worden als nieuwe stedelijke ontwikkelingen geldt dat een toets aan de nieuwe Ladder voor duurzame verstedelijking plaatsvindt. Volgens deze toets dienen de volgende vragen beantwoord te worden:
- 1. Is er sprake een stedelijke ontwikkeling?
- 2. Is er sprake van een actuele behoefte aan de ontwikkeling?
- 3. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?
Ad1.
De voorgenomen ontwikkeling betreft het realiseren van 94 woningen. Het planvoornemen valt daarmee onder het begrip 'stedelijke ontwikkeling.'
Ad2.
Het bestemmingsplan heeft als scope de termijn van 10 jaar. Vaststelling van het bestemmingsplan wordt voorzien begin 2022. De behoefte wordt derhalve bepaald voor de periode 2022-2032. In dit kader is het relevante woningbouwbeleid en de afbakening van de regionale woningmarkt getoetst.
Kwantitatieve opgave
De ontwikkeling is onderdeel van de Bevelandse woningmarktafspraken. Het beleid van de gemeenten binnen deze regio is om zoveel mogelijk in te spelen op woonwensen die leven. In dat kader is de keuze gemaakt om op verschillende aantrekkelijke locaties een aanbod te creëren, zodat er keuzemogelijkheden zijn. Dit is ook verwerkt in de Bevelandse woningmarktafspraken. De locatie Platepolder is een van de locaties waar bouwmogelijkheden worden geboden in de regio De Bevelanden. In het woningbouwprogramma van de gemeente Borsele zijn voor deze locatie voor de komende 10 jaar in totaal 150 nieuw te realiseren woningen opgenomen. Deze planningslijst is in regionaal verband afgestemd met de gemeenten Noord-Beveland, Goes, Kapelle en Reimerswaal en met de provincie Zeeland. Hiermee zijn in regionaal verband de woningbouwaantallen afgestemd en is de regionale intergemeentelijke vraag in beeld gebracht.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft fase 1 van de nieuwe woonwijk Platepolder. In deze fase worden maximaal 94 woningen mogelijk gemaakt. Het woningaantal past derhalve in de regionale woningbouwplanning.
Resumerend wordt gesteld dat voorliggend plan voorziet in de kwantitatieve behoefte en past binnen de woningbouwprogrammering van de gemeente Borsele.
Kwalitatieve opgave
Op basis van de woonwensen/marktvraag zijn de Bevelandse woningmarktafspraken opgesteld. Onder andere het 'Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019' (KWOZ) ligt ten grondslag aan de Bevelandse woonvisie en de Bevelandse woningmarktafspraken. Voor de gemeente Borsele is een Factsheet opgesteld als lokale verdieping op de KWOZ-rapportage. Uit deze rapportage blijkt dat er:
- tot 2040 er een toename is van circa +1.000 huishoudens, de groei zit overwegend in 65-plusdoelgroep en beperkt in de groep gezinnen.
- een sterke verschuiving gesignaleerd wordt in behoefte van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen als gevolg van aanhoudende vergrijzing.
- circa 490 woningen in kwetsbare woningsegmenten zitten waar ook theoretische overschotten in ontstaan: vooral kleine sociale huurwoningen en kleine goedkope reguliere grondgebonden koop.
De Stec-groep heeft daarbij voor de opgaven 2019-2029 een doorstroommodel opgesteld. Dit doorstroommodel geeft de Borselse woonopgave weer (de behoefte en de theoretische overschotten). Het model houdt rekening met de huidige woonsituatie, verhuisgeneigdheid en woonwensen van bestaande huishoudens, maar ook met de ontwikkeling van doelgroepen.Daarnaast is de ontwikkeling in de verschillende doelgroepen inzichtelijk gemaakt. In de onderstaande figuren zijn het doorstroommodel en de doelgroepontwikkeling weergegeven.
Figuur 4: Doorstroommodel opgave 2019-2029 (bron: Stec-groep)
Figuur 5: Doelgroepontwikkeling 2019-2040 (bron: Stec-groep)
De gemeente wil zo veel mogelijk rekening houden met het doorstroommodel, de doelgroepontwikkeling en de woningbouwopgave zoals opgenomen in de Factsheet 2019-2029 en de Bevelandse Woonvisie 2019-2023 bij het toevoegen van nieuwe woningen. De gemeente toetst zowel het huidige woningbouwprogramma als nieuwe initiatieven op de passendheid bij de behoefte.
Uit de doelgroepenontwikkeling blijkt, dat de grootste groei zit in de doelgroepen ouder dan 65 jaar. Er is echter ook een groei te verwachten in de doelgroep gezinnen. Zoals te zien in het doorstroommodel is er een specifieke vraag naar appartementen en nultredenwoningen in de sociale huur-, vrije sector huur- en koopsector. Voorliggend bestemmingsplan gaat uit van een flexibele planopzet, die ruimte biedt aan een variatie van woningtypen, omvang en prijsklassen, aansluitend op de voorliggende kwalitatieve en kwantitatieve vraag. Hoewel het bestemmingsplan dit niet regelt, wordt er in de planvorming wel van uitgegaan dat er zowel koop- als sociale huurwoningen gerealiseerd zullen worden. Ook voor vrije sector (midden)huurwoningen wordt ruimte geboden.
Het stedenbouwkundig plan wat ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan gaat uit van de volgende woningtypologieën en aantallen:
- 21 sociale huurwoningen (nultreden mogelijk) in een hof;
- 16 patiowoningen (nultreden) in een hof;
- 12 appartementen (nultreden);
- 19 hofwoningen (nultreden mogelijk);
- 4 grondgebonden rijwoningen (nultreden mogelijk);
- 22 grondgebonden vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen (nultreden mogelijk).
Resumerend wordt gesteld dat voorliggend plan voorziet in een kwalitatieve behoefte en zorgt voor bevordering van de woningdifferentiatie.
Ad3.
Uit de definitie 'bestaand stedelijk gebied' volgt dat er sprake moet zijn van een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing. Voor het bepalen van de grens van het bestaand stedelijk gebied moet worden gelet op de feitelijke situatie, de omstandigheden van het geval, de specifieke ligging, het bestemmingsplan en de aard van de omgeving. Het nieuwbouwplan 'Platepolder' valt gezien deze begripsomschrijving grotendeels buiten bestaand stedelijk gebied.
De geprognotiseerde woningbehoefte voor de kern Heinkenszand kan niet in zijn geheel binnen het bestaand stedelijk gebied worden gerealiseerd. De uitbreidingslocatie 'Platepolder' biedt als aanvulling op de locaties binnen bestaand stedelijk gebied voldoende ruimte om grondgebonden aaneengesloten-, patio-, vrijstaande-, geschakelde- en twee-onder-een-kapwoningen, gestapelde woningbouw en betaalbare (huur)woningen in een rustige groene woonomgeving te realiseren. De mogelijkheden om dit programma (in aantal en woningtype) binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren, ontbreken. Met het doorlopen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals voorgeschreven in artikel 3.1.6, lid 2, Bro, is aangetoond dat de ontwikkeling voldoet aan de criteria van zorgvuldig ruimtegebruik. Het realiseren van de woningbouwontwikkeling 'Platepolder' buiten het bestaand stedelijk gebied, wordt op grond van deze onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking, aanvaardbaar geacht.
2.1.4 Conclusie
Het rijksbeleid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018
In het Omgevingsplan en de Omgevingsverordening Zeeland 2018, vastgesteld door Provinciale Staten van Zeeland op 21 september 2018, geeft de provincie haar beleidsvisie op de toekomst van Zeeland. Naast het centrale thema duurzame ontwikkeling zijn een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied sleutelbegrippen. Verder zet de provincie zich in voor het toekomstbestendig maken van het Zeeuwse voorzieningenstelsel. Bovengemeentelijke voorzieningen worden afgestemd met de desbetreffende regio. De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid wordt daarmee primair bij de samenwerkende gemeenten gelegd. De provincie beperkt zich tot het bevorderen van de regionale samenwerking en het bewaken van een aantal eigen belangen.
Bij woningbouw staan de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik hoog op de agenda. Het is van provinciaal belang dat Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de provincie. Gezien de ruimtelijke doelen, de klimaat- en demografische opgave, de uitgangssituatie van de woningvoorraad en de toekomstverwachtingen, is woningbouwbeleid essentieel. Woningbouwprojecten, zeker de omvangrijke, hebben een gemeentegrensoverschrijdend impact. Er moet daarom op regionaal niveau gekozen worden voor de woningbouwplannen die qua omvang, locatie en type aansluiten bij de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens.
2.2.2 Omgevingsverordening Zeeland 2018
De provincie Zeeland heeft op 21 september 2018 een nieuwe Omgevingsverordening Zeeland 2018 vastgesteld. Ten aanzien van het onderwerp 'wonen' is uitsluitend een regeling opgenomen voor kleinschalige locaties in het buitengebied. Daarvan is hier geen sprake. Het plan is niet in strijd met de omgevingsverordening.
2.2.3 Conclusie
Provinciaal beleid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Woonvisie De Bevelanden 2019-2023
Regio De Bevelanden heeft een historie opgebouwd met beleidsmatige samenwerking op het gebied van wonen. In 2013 zijn de eerste woningmarktafspraken opgesteld voor De Bevelanden en in 2016 zijn deze geactualiseerd met een nieuw regionaal woningbouwprogramma. In deze Agenda Wonen De Bevelanden 2025 zijn afspraken vastgelegd over woningbouw en inhoudelijke zaken ten aanzien van het wonen, zoals herstructurering, wonen en zorg, huisvesting van arbeidsmigranten en prestatieafspraken met de corporaties. De afspraken worden jaarlijks binnen de regio gemonitord. De woondoelen die zijn opgenomen in de Agenda Wonen zijn:
- Voldoende, passend woningaanbod, voor eigen inwoners en nieuwkomers van buiten;
- Begeleiden van de verwachte krimp op lange termijn;
- Benutten van bestaand bebouwd gebied voor woningbouw;
- Behoud van huidig profiel van dorpen, kernen en plaatsen;
- Totale portefeuillestrategie voor regio De Bevelanden, inclusief nieuwbouw, verversing en verbetering;
- Regionale prestatieafspraken met woningcorporaties;
- Stimuleren van investeringen door particulieren, marktpartijen en financiële instellingen.
De regio gaat nu een stap verder in de vorm van een volwaardige Regionale Woonvisie. De Regionale Woonvisie betreft een parapluvisie voor verdere uitwerking in lokaal beleid. Wat deze visie concreet beoogt is inzicht te geven in de gezamenlijke missie en ambities van de regiogemeenten op het gebied van het wonen. Aan de hand daarvan én de regionale afspraken uit de Agenda Wonen biedt de visie een helder kader voor politiek, dorpsraden, corporaties, zorgpartijen, marktpartijen en inwoners.
De Bevelanden streeft naar evenwicht in vraag en aanbod op de woningmarkt. De verwachte huishoudensgroei is de belangrijkste onderlegger voor het regionale woningbouwprogramma. Tot 2035 wordt groei van het aantal huishoudens verwacht. Het realiseren van het bouwprogramma, met behoud van bestaande kwaliteiten en de regionale identiteit, is een belangrijke regionale opgave voor de komende periode.
Actuele woningmarktafspraken tot 2030
Het nieuwbouwprogramma voor de Bevelanden bevat voor de periode tot 2025 circa 2.500 woningen. Van 2025 tot 2035 blijft een uitbreiding van de voorraad nodig om de groei van het aantal huishoudens op te vangen. Die uitbreiding kan plaatsvinden binnen de huidige plancapaciteit. De woningmarktafspraken tot 2030 zullen worden geactualiseerd en geven daarmee een doorkijk naar de langere termijn. Er wordt uitgegaan van de eigen identiteit en dynamiek van de kernen binnen De Bevelanden. Grofweg kent de regio drie woonmilieus: Landelijk, dorps en stedelijk wonen. Belangrijk wordt gevonden dat mensen kunnen (blijven) wonen waar ze willen wonen, maar dat dit tegelijkertijd niet het draagvlak voor voorzieningen ondermijnt. De stad Goes en de kernen met een (centrum-) dorps woonmilieu (zoals Heinkenszand) hebben een sterke voorzieningenstructuur en zijn bovendien goed bereikbaar. Hier zijn het draagvlak voor en de bereikbaarheid van voorzieningen het grootst. Het is belangrijk dat deze bestaande voorzieningenstructuur behouden blijft, en in de stad zelfs versterkt wordt, er wordt daarom ingezet op concentratie van woningbouw in deze kernen.
2.3.2 Regionale woningbouwplanning (gemeente Borsele)
In het woningbouwprogramma 2020-2030 zijn diverse woningbouwprojecten in Heinkenszand opgenomen, waaronder de realisatie van 150 woningen in het plan 'Platepolder' in de eerstkomende 10 jaar. In het voorliggende bestemmingsplan zijn maximaal 94 nieuwe woningen voorzien en is derhalve passend in de regionale woningbouwplanning.
2.3.3 Conclusie
De kern Heinkenszand kan aangemerkt worden als een kern met een centrumdorps woonmilieu waardoor er in deze kern ruimte benodigd is de woningbouw voor de komende 10 jaar op te vangen. Ook in de regionale woningbouwplanning is het woningbouwplan 'Platepolder' opgenomen. Het voorliggende bestemmingsplan sluit daarom aan bij het regionale beleid en de regionale uitgangspunten voor woningbouw.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Structuurvisie gemeente Borsele 2015-2020
Op 11 december 2014 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2015-2020 vastgesteld. De structuurvisie geeft een beeld van de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente, met als achterliggend doel behoud en ontwikkeling van een aantrekkelijke gemeente, zowel om te wonen, te werken als te recreëren. De structuurvisie dient niet alleen als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Borsele, maar ook als inspiratiebron voor mogelijke nieuwe ontwikkelingen en kansen. Het gaat er om de bestaande en toekomstige kwaliteiten van de gemeente in duurzaam evenwicht met elkaar te behouden en te versterken.
In het dorpsprofiel Heinkenszand is de volgende strategie opgenomen:
- De ambitie voor Heinkenszand is inzetten op behoud en verbreding van de bestaande voorzieningen (tweede supermarkt) en medewerking verlenen aan initiatieven die de centrumfunctie versterken.
- Het versterken van het dorpshart is een mogelijkheid waarbij het behouden en/of verbreden van het voorzieningenniveau een aandachtspunt is, met behoud van de dorpse schaal.
- In Heinkenszand wordt vooral uitgegaan van inbreiding. Hierbij gaat het onder andere om het afronden van de nieuwbouwwijk Over de Dijk, de herontwikkeling van de voormalige Emté locatie en het voltooien van de lintbebouwing aan de Stenevate. De herstructurering in Heinkenszand zal met name gericht zijn op de woningen van R&B Wonen (thans Beveland Wonen) aan de Mr. Dr. Meslaan. Planmatige uitbreiding is nog mogelijk aan de zuidoostzijde van de kern.
Het bedrijventerrein Noordzak wordt met de 3e fase nog beperkt uitgebreid. Hierbij is slechts de vestiging van 'lichte bedrijvigheid' aan de orde, gezien de ligging nabij de aangrenzende woonbebouwing. Na de afronding van Noordzak 3e fase zijn er in Heinkenszand geen bedrijfsterreinontwikkelingen meer voorzien.
Figuur 6: Strategiekaart Heinkenszand, bron: Structuurvisie gemeente Borsele 2015-2020
Het planvoornemen sluit aan op de structuurvisie. In de structuurvisie geeft men planmatige uitbreidingsmogelijkheden weer aan de zuidoostzijde van de kern. Het planvoornemen past dan ook in de 'Structuurvisie gemeente Borsele 2015-2020'.
2.4.2 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan
Het 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan', vastgesteld op 6 april 2014, heeft als doel dat alle in beheer zijnde wegen voldoen aan de landelijke 'Basiskenmerken Wegontwerp'. Hiermee wordt een belangrijke stap gezet naar het verkeersveiligheidsdoel 'Op weg naar nul vermijdbare ernstige verkeersslachtoffers'.
In 2012 zijn de nieuwe basiskenmerken voor de inrichting van wegen vastgesteld. Voor drie verschillende typen wegen, stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen, zijn basiskenmerken vastgesteld waaraan deze wegen moeten voldoen.
Conclusie
Voor het planvoornemen is een verkeersonderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek komen in paragraaf 3.3 aan de orde.
2.4.3 Beeldkwaliteitsnota
De Beeldkwaliteitsnota, vastgesteld in januari 2013, hanteert diverse beeldkwaliteitscriteria: algemene beeldkwaliteitscriteria, gebiedsgerichte criteria, themagerichte criteria en sneltoetscriteria. Deze criteria maken inzichtelijk aan welke criteria een bouwplan dient te voldoen. Ze zijn erop gericht het karakter van het gebied te behouden en mogelijk te versterken.
Het gedeelte van de straat Stenevate ten hoogte van het plangebied valt onder de historische dorpslinten. Het kent over het algemeen een meer open bebouwingsbeeld dan de historische kern van Heinkenszand. De uitstraling van de straat is ook groener, omdat een kleiner percentage van de straat bebouwd is.
Aan de zuidzijde van de Stenevate staan een aantal panden die qua functie, vormgeving en bebouwingsmassa afwijken van het reguliere bebouwingsbeeld van de historische linten. Het gaat onder meer om het gemeentehuis, de brandweer en een detailhandelszaak. Voor toekomstige herstructurering is het advies dat er teruggegrepen dient te worden op het historische (meer kleinschalige) bebouwingsbeeld.
Conclusie
Een gedeelte van het bestemmingsplan wordt conserverend bestemd. Deze conserverende bestemming geldt voor de woningen welke direct grenzen aan de Stenevate. Voor deze woningen geldt dat rekening moet worden gehouden met de karakteristiek van de nabij gesitueerde waardevolle bebouwing. Tegelijkertijd zijn, als aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota, destijds beeldkwaliteitrichtlijnen voor deze locatie vastgesteld. De richtlijnen, die een kader vormen voor de bouwplantoetsing, zijn gebaseerd op de karakteristieken van de Zeeuwse schuurboerderij en nog steeds van toepassing op deze locatie.
Voor het nieuwbouwplan Platepolder is een interdisciplinaire projectgroep ingesteld die de planvorming heeft begeleid, wat heeft geleid tot het stedenbouwkundig plan voor Platepolder. Aanvullend op de beeldkwaliteitsnota is een beeldkwaliteitsplan opgesteld voor Platepolder, welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan zal worden vastgesteld
Hoofdstuk 3 Stedenbouwkundig Plan
3.1 Geschiedenis
Tussen Walcheren en het oude Zuid-Beveland (De Breede Watering Bewesten Yerseke) lag een ca. 10 km breed gebied van geulen, schorren, slikken en zandplaten. Tussen twee scheidingsgeulen lag een opwas, die als Ouwelandpolder rond 1289 werd bedijkt. Vervolgens werden rondom de Ouwelandpolder verschillende aanwassen bedijkt en ontstond het 'Eiland van Heinkenszand'. Rond 1400 werd de eerste vaste verbinding met Zuid-Beveland aangelegd, in de vorm van een afsluitdam in de Zuidelijke Schengetak tussen de Platepolder en de Noord- en Zuid-Danielpolder. Al snel werd aan beide zijden van de dam land ingepolderd (Zuidzakpolder met Schouwersweel en de Noordzakpolder) en werd het voormalige eiland Heinkenszand definitief aan Zuid-Beveland verbonden.
Figuur 7: Ontstaansgeschiedenis polders
Vanaf het begin werd het eiland Heinkenszand bewoond. In 1405 is er sprake van een kapel, waarschijnlijk op de plaats waar nu de Dorpskerk staat. Er is dan ook bebouwing ontstaan langs de noordoostelijke scheidingsdijk van de Oosterpolder: de 's-Heerendijck (de huidige Dorpsstraat). Heinkenszand groeit als er meer polders worden ingepolderd. Voor 1600 bestaat Heinkenszand uit 18 polders, waarvan er drie gedeeld worden met een ander ambacht. Alleen aan de oostkant is nog water, totdat in 1612 de Nieuwe Kraaijert wordt ingepolderd.
In 1694 heeft Heinkenszand ongeveer 800 inwoners en staan er circa 162 huizen. De bebouwing concentreert zich vooral rond de Dorpsstraat en enkele zijstraten zoals het Stenen Slop (nu Stenevate) en het Aarden Slop (Het Dijkje). Pas in de 20e eeuw ontstaat er nieuwe bebouwing in zijstraten van de Dorpsstraat. Eind jaren zestig ontstaat de wijk Oosterguite en vanaf de jaren zeventig begint men met de bouw van de wijk Watervliet. Eind jaren '90 wordt er gestart met de bouw van een woonwijk in de Noordzakpolder. Deze wijk krijgt de naam 'Over de Dijk'.
3.2 Huidige Situatie
Omgeving
Heinkenszand is met ongeveer 5.400 inwoners de grootste kern van de gemeente Borsele. Het is tevens het bestuurlijke centrum van de gemeente Borsele en beschikt over een groot aantal voorzieningen, zoals diverse winkels en restaurants, sport- en ontmoetingscentrum De Stenge, diverse voorzieningen voor ouderen en drie basisscholen. Vlakbij het dorp ligt recreatiegebied Stelleplas, met zwembad, camping en bungalowpark.
Het dorp ligt in de Zak van Zuid-Beveland, een karakteristiek, kleinschalig poldergebied met slingerende dijken, kreekrestanten en heggen. Hier is het aangenaam wandelen en fietsen. Nieuwbouwwijk Platepolder grenst direct aan dit karakteristieke landschap, ook wel bekend als Landschapspark Borsele.
Heinkenszand ligt ingeklemd tussen een aantal belangrijke wegen: aan de noordzijde rijksweg A58, aan de oostzijde de N665 Drieweg en aan de zuidzijde de N667 Heinkenszandseweg. Middels een directe aansluiting op de A58 is Heinkenszand aangesloten op het (boven)regionale en nationale verkeersnet. De binnensteden van zowel Goes als Middelburg liggen op minder dan 20 minuten rijden. Ook steden als Rotterdam, Breda, Antwerpen en Gent zijn in een uur te bereiken.
Figuur 8: Heinkenszand en omgeving, met in rood het plangebied van de woonwijk en in blauw de Platepolder
Locatie
De planlocatie bevindt zich aan de zuidoostkant van Heinkenszand. De Platepolder ligt ingeklemd tussen de Oudekamersedijk (west) en de Zuidzaksedijk (oost). Aan de noordzijde grenst de polder aan de Stenevate en aan de zuidzijde vormt de Heinkenszandseweg de grens. Alleen het noordelijke deel (fase 1) van de nieuwbouwwijk vormt onderdeel van dit bestemmingsplan. Zie hiervoor ook figuur 8.
Het plangebied wordt, uitgezonderd het bestaande bebouwingslint aan de Stenevate, momenteel agrarisch gebruikt. Door het gebied loopt het historische Platewegje, wat zowel gebruikt wordt om de agrarische percelen te bereiken als door wandelaars en fietsers. Verder bevinden zich in het gebied enkele sloten en greppels.
Vrijwel direct grenzend aan de locatie bevinden zich aan de westzijde van het plangebied het gemeentehuis en een supermarkt. Naar alle waarschijnlijkheid zal daar binnenkort een tweede supermarkt bijkomen. Winkels, scholen en overige voorzieningen zijn aan/nabij de Dorpsstraat gelegen, het Van der Biltplein en Stengeplein bevinden zich op loop- of fietsafstand van de planlocatie.
3.3 Toekomstige Situatie
Bebouwingslint Stenevate
De gronden gelegen aan de Stenevate zijn allemaal uitgegeven. Deze gronden worden conform de huidige bestemming en inrichting van de percelen bestemd.
Figuur 9: Stedenbouwkundige hoofdstructuur
Woonwijk Platepolder fase 1
Hoofdopzet
Platepolder wordt de nieuwe, groene woningbouwlocatie van Heinkenszand. De twee dijken aan weerszijden van de polder en het van oudsher aanwezige Platewegje geven richting aan het stedenbouwkundig plan van de wijk. De hoofdstructuur van de wijk gaat uit van een centrale ontsluiting in de vorm van een laan met bomen, aangesloten op de Heinkenszandseweg. Deze laan volgt eerst de polderstructuur, om vervolgens af te buigen richting de kerk van Nisse. Aan de noordzijde gaat de laan op in een parkzone met woonhoven.
De laan wordt aan weerszijden geflankeerd door woonvelden met ruimte voor grondgebonden woningen van verschillende typologieën. De woningen zijn gesitueerd aan korte woonstraatjes met een groen profiel. Vanuit iedere straat is er direct zicht op één van beide dijken en/of op het omringende polderlandschap.
Tussen de Oudekamersedijk en het Platewegje ontstaat een bijzonder woonmilieu van zogenaamde urban villa's: appartementengebouwen in een groene omgeving. Vanuit de appartementen is er zicht op het aangrenzende landschap. Tegelijk zorgen de bomen op de dijk ervoor, dat de gebouwen vanuit de omgeving beperkt zichtbaar zijn.
Tegen de Heinkenszandseweg aan wordt een flinke waterpartij aangelegd. Enerzijds schept dit afstand tussen de woonwijk en de weg. Anderzijds geeft het de mogelijkheid om hemelwater op te vangen en ontstaat er een mooie plek om aan te wonen en recreëren.
Deelgebieden
In het stedenbouwkundig plan van de woonwijk valt een aantal deelgebieden te onderscheiden, namelijk:
- 1. Wonen in het park: het park rond de hofjes bestaat uit een rustig, extensief en ecologisch beheerd landschap, met daarin een aantal woonhofjes. In de hofjes is ruimte voor ontmoeten en activiteiten;
- 2. Wonen aan de dijk: het landschap tussen de Oudekamersedijk en het Platewegje is geïnspireerd op de boomgaarden rondom Heinkenszand. In dit landschap bevindt zich een aantal appartementengebouwen;
- 3. Wonen aan de laan: de laan heeft een formeel en groen karakter, als hoofdontsluiting van de wijk;
- 4. Wonen in de straat: de woonstraten hebben een groen en afwisselend karakter.
Deze deelgebieden hebben elk hun eigen sfeer, ruimtelijke kenmerken en architectuurstijl, maar vormen samen één wijk.
Fasering
De hoofdstructuur is flexibel van opzet en biedt volop ruimte voor vrije kavels, projectmatige bouw, collectief particulier opdrachtgeverschap en andere initiatieven. De wijk zal gefaseerd tot ontwikkeling gebracht worden, startend aan de zijde van de Stenevate. De flexibele hoofdstructuur biedt de mogelijkheid om in te spelen op toekomstige woonwensen en marktvragen. In iedere fase zullen meerdere woningtypes in verschillende deelgebieden worden aangeboden.
De eerste fase van Platepolder wordt aangesloten op de Stenevate, maar vanaf de tweede fase wordt het autoverkeer omgeleid via de Heinkenszandseweg. Voor fietsers en voetgangers blijven er diverse korte aansluitingen/verbindingen met het dorpshart.
Platepolder wordt een woonwijk die inspeelt op de toekomst, met duurzaamheid als belangrijk uitgangspunt. In de planvorming is er dan ook veel aandacht voor woningisolatie, circulair bouwen en klimaatbestendigheid. Het plan biedt ruimte voor en nodigt uit om in te spelen op nieuwe technieken en inzichten.
Figuur 10: Stedenbouwkundig plan Platepolder fase 1
Verkeer en parkeren
Ontsluiting
De woonwijk Platepolder zal voor gemotoriseerd verkeer ontsloten worden via de Heinkenszandseweg (provinciale weg), omdat het Platewegje en de Stenevate niet voldoende geschikt zijn om 300 tot 350 woningen te kunnen ontsluiten. Door de ontsluiting “buitenom” te realiseren wordt bovendien voorkomen dat autobewegingen van de ene wijk/buurt naar de andere wijk/buurt in Heinkenszand door het dorp plaatsvinden met extra verkeersdruk in het dorp tot gevolg. Daarnaast worden bewoners op deze manier gestimuleerd om voor korte afstanden in het dorp te wandelen en/of de fiets te pakken.
De eerste fase daarentegen kan – gezien het relatief lage aantal autobewegingen – nog wel via het Platewegje op de Stenevate aangesloten worden. Hiertoe wordt ter plaatse van het parkeerterrein van het gemeentehuis een tijdelijke aansluiting op de Stenevate gerealiseerd. Deze aansluiting alleen gebruikt voor het ontsluiten van 94 woningen in de eerste fase. Zodra er met de tweede fase wordt begonnen, wordt de aansluiting op de Heinkenszandseweg gemaakt en zal de ontsluitingsstructuur worden 'omgeklapt'. De aansluiting op de Stenevate kan dan worden afgewaardeerd tot een route voor langzaam verkeer en calamiteiten.
Middels een verkeerskundig onderzoek, uitgevoerd door Westzuidwest op 22 februari 2021 is bekeken wat de verkeersproductie is als gevolg van de nieuwe ontwikkeling en of de afwikkeling hiervan via het Platewegje op de Stenevate mogelijk is. De conclusie uit het verkeerskundig onderzoek luidt als volgt:
- Rekening houdend met de vestiging van een tweede supermarkt aan de Stenevate en de ontwikkeling van fase 1 van de woningbouw in de Platepolder, uitgaande van circa 94 woningen, en uitgaande van vormgeving van de aansluiting van het Platewegje op de Stenevate als gelijkwaardig kruispunt, is er sprake van een goede verkeersafwikkeling op het kruispunt Stenevate – Platewegje. De aanbeveling daarbij is om het Platewegje haaks aan te sluiten op de Stenevate (de huidige aansluiting is niet haaks) en om het kruispunt te voorzien van een plateau. Dit is meegenomen als uitgangspunt in het plan voor de herinrichting van de Stenevate.
Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze toelichting.
Parkeerbehoefte
De parkeerbehoefte is op basis van publicatie 381 van het CROW 'Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen' als volgt in beeld te brengen. Het plangebied is gelegen in de categorie 'schil centrum', in een niet stedelijk gebied. In totaal worden er in het plangebied maximaal 94 woningen gerealiseerd van verschillende typologieën. Iedere typologie heeft een eigen minimale en maximale parkeernorm. In Platepolder wordt een gemiddelde norm per woningtype gehanteerd:
Woningtype | gem. parkeernorm |
Koop, huis, vrijstaand | 2,1 |
Koop, huis, twee-onder-een-kap | 2,0 |
Koop, huis, tussen/hoek | 1,8 |
Koop, appartement, midden | 1,7 |
In totaal worden er in het plangebied maximaal 94 woningen gerealiseerd. Dit leidt tot een parkeerbehoefte van gemiddeld 173 parkeerplaatsen. In het plangebied is ruimte voor 196 parkeerplaatsen, waarvan 136 in de openbare ruimte en 60 op eigen terrein (er is gerekend met maximaal 1 parkeerplaats op eigen terrein). Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de gemiddelde parkeernorm. De volledige parkeerberekening is te vinden in bijlage 2 behorende bij deze toelichting.
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Geluidhinder
Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient, in verband met de relatie tussen de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet geluidhinder (Wgh), inzicht te worden geboden in de relevante geluidsaspecten.
De Wgh stelt eisen aan de maximaal toegestane geluidsbelasting ten gevolge van de aanleg van een nieuwe weg en de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals scholen, woningen etc). De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De wet richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woon- en leefomgeving en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een huis.
Toetsing
Door Vliex Akoestiek en Lawaaibeheersing is een akoestisch onderzoek d.d. 4 december 2020 uitgevoerd naar de geluidbelastingen ten gevolge van wegverkeer op de beoogde woningen. Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting van geen van de gezoneerde wegen (Drieweg, Heinkenszandseweg en Stenevate) de voorkeursgrenswaarde overschrijdt. Er hoeft derhalve geen hogere waarde, als bedoeld in de Wgh, vastgesteld te worden. Daarnaast blijkt dat, om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen, de afstand van de as van de nieuw aan de leggen ontsluitingsweg tot de gevels van de woningen ten minste 7 meter dient te bedragen indien de ontsluiting van een elementenverharding in keperverband wordt voorzien en 5 meter indien de weg voorzien wordt van regulier asfalt.
De genoemde afstand wordt in de regels behorende bij deze toelichting vastgelegd zodat er geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde zal plaatsvinden. Het aspect geluidhinder staat het bestemmingsplan derhalve niet in de weg.
Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 3.
4.2 Bodemverontreiniging
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Toetsing
Om aan te tonen dat de bodemkwaliteit in het plangebied voldoet aan de gestelde eisen zijn er diverse bodemonderzoeken ter plaatse van het plangebied uitgevoerd, namelijk:
- Verkennend bodemonderzoek NEN 5740, Inpijn-Blokpoel Milieu B.V., 22 november 2017;
- Verkennend (water- en asbest)bodemonderzoek, Inpijn-Blokpoel Milieu B.V., 3 Augustus 2020;
- Aanvullend bodemonderzoek aan de Platepolder te Heinkenszand, Inpijn-Blokpoel Milieu B.V., 15 januari 2021.
Verkennend bodemonderzoek NEN 5740, Inpijn-Blokpoel Milieu B.V., 22 november 2017.
In de Platepolder is 2017 een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 uitgevoerd. Uit de onderzoeksresultaten blijkt het volgende:
- Bovengrond
- 1. In de bovengrond is in mengmonster MM9 (noordelijk terreindeel) een licht verhoogd gehalte aan koper aangetoond. Dit gehalte voldoet aan de achtergrondwaarde.
- 2. Op het zuidelijke terreindeel is in mengmonster MM4 een lichte verhoging aan drins gemeten.
- 3. In de overige monsters van de boven- en ondergrond zijn geen van de onderzochte parameters in verhoogde gehalten aangetroffen.
- Grondwater
- 1. In de grondwatermonsters B34 en B35 (op het noordelijke terreindeel) is een lichte verhoging aan naftaleen aangetoond. Deze worden toegeschreven aan stoorinvloeden vanuit de (humeuze) bodem en betreffen niet meer dan marginale verhogingen.
- 2. Het grondwater is verder op het gehele perceel niet verontreinigd met de onderzochte parameters.
- 3. Grondverzet
- 4. Bij eventuele afvoer van grond moet een partijkeuring conform het protocol uit het Besluit bodemkwaliteit plaatsvinden. Dit bodemonderzoek voldoet daar niet aan.
De resultaten van het onderzoek geven geen reden voor nader onderzoek en geven geen belemmering voor de geplande nieuwbouw.
Verkennend (water- en asbest)bodemonderzoek, Inpijn-Blokpoel Milieu B.V., 3 Augustus 2020.
Het plangebied Platepolder te Heinkenszand, gemeente Borsele, is, in navolging van op het verkennend onderzoek in 2017, aanvullend onderzocht. Hierbij zijn de volgende aspecten beschouwd:
- Verkennend bodemonderzoek nog niet onderzocht noordelijk terreindeel;
- Verkennend asbestbodemonderzoek nog niet onderzocht noordelijk terreindeel;
- Aanvullend PFAS-onderzoek geheel plangebied;
- Waterbodemonderzoek aangrenzende sloot Platewegje
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat, behoudens de stookplaats op het noordelijke terreindeel, geen of 'slechts' lichte verhogingen aan onderzochte stoffen (NEN), PFAS of asbest zijn aangetroffen. Ter plaatse van de stookplaats is PAK in de bovengrond sterk verhoogd. Vanuit de Wet bodembescherming (Wbb) is een nader onderzoek naar PAK ter plaatse van de stookplaats aan de orde.
Aanvullend bodemonderzoek aan de Platepolder te Heinkenszand, Inpijn-Blokpoel Milieu B.V., 15 januari 2021.
In het aanvullende onderzoek zijn de volgende aspecten beschouwd:
- verkennend onderzoek ter plaatse van het Platewegje;
- verkennend asbest onderzoek ter plaatse van het Platewegje;
- nader onderzoek sterke PAK-verontreiniging stookplaats.
Op basis van onderhavig aanvullend onderzoek is vastgesteld dat:
- in het onderzochte Platewegje geen asbest is aangetroffen;
- in de bovengrond van het Platewegje lokaal barium boven de voormalige interventiewaarde is aangetroffen, een nader onderzoek wordt echter niet aanbevolen. Wel wordt aanbevolen onderhavige rapportage hiertoe voor te leggen aan het bevoegd gezag.
- de eerder aangetroffen PAK-verontreiniging op deelgebied 'stookplaats' niet ernstig en historisch is, er is geen sprake van een saneringsnoodzaak in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb). De gemeente (Omgevingsdienst) is derhalve bevoegd gezag voor eventuele maatregelen met betrekking tot deze verontreiniging.
Conclusie
De kwaliteit van de bodem is voldoende onderzocht en vormt geen belemmering voor de verdere planvorming. Alle genoemde bodemonderzoeken zijn opgenomen in bijlage 4.
4.3 Flora En Fauna
Bij ruimtelijke ontwikkelingen kunnen wettelijk beschermde dieren en plantensoorten in hun algemeenheid (soortbescherming) of wettelijk beschermde gebieden (gebiedsbescherming) in het geding zijn. Om de natuurwaarden van de projectlocatie te kunnen beoordelen moet er getoetst worden aan wat beschreven staat in de Wet natuurbescherming. Daarnaast is het beleid aangaande het Natuurnetwerk Nederland van belang. Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening.
Gebiedsbescherming
Op grond van de Wet natuurbescherming is het verboden activiteiten te verrichten die leiden tot aantasting van wettelijk beschermde soorten en van hun voortplantingsplaats, vaste rustplaats of vaste verblijfplaats. De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van gebieden die om hun ecologische waarde beschermd moeten worden. Daaronder vallen onder andere de zogenaamde Natura 2000-gebieden. De planlocatie ligt niet in een speciale beschermingszone als bedoeld in de Wet natuurbescherming. Het ligt ook niet binnen het Natuurnetwerk. Wel is op korte afstand NNN gebied in de vorm van de Zuidzaksedijk (een waardevolle binnendijk) aanwezig. Op basis van de Provinciale Omgevingsverordening 2018 gelden de regels voor de afwegingszone van 100 meter rond natuurgebieden niet voor zones langs binnendijken. Het beleid dat van toepassing is op de bovengenoemde natuurgebieden heeft dan ook geen betrekking op het plangebied.
Stikstof
De bescherming van de Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. In zowel de Habitat- als de Vogelrichtlijn zijn de gebieden opgenomen welke als Natura 2000-gebied worden aangemerkt. Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten, waardoor onder meer onderzoek plaats moet vinden naar de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de vernieuwde Aeriuscalculator (d.d. 15 oktober 2020) is voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000- gebieden door Econsultancy berekend. In bijlage 5 is de totale rapportage en de berekening opgenomen.
Zowel de aanleg- als de gebruiksfase van het nieuwe woningbouwplan kunnen negatieve gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitattypen binnen omliggende beschermde natuurgebieden. De relevante emissies van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) tijdens de aanlegfase vinden plaats door de verkeersbewegingen ten behoeve van de af- en aanvoer van materialen en de inzet van mobiele werktuigen tijdens de constructie. De relevante emissies tijdens de gebruiksfase vinden plaats door de verkeersbewegingen van en naar het plan.
De berekening van het projecteffect van zowel de aanleg- als de gebruiksfase is verricht met behulp van het programma AERIUS Calculator (versie 15 oktober 2020). Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijke projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten.
Beschermde soorten
Het is in theorie mogelijk dat op de locatie dier- en plantensoorten van de Habitatrichtlijnen voorkomen of dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Wet natuurbescherming.
Onderzoek
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is er een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd in 2018. Dit onderzoek is uitgevoerd door Buijs Eco Consult B.V.
Het doel van deze quickscan is het analyseren of de in het plangebied beschermde natuurwaarden in het geding zijn. Het doel van voorliggende toetsing is enerzijds het opsporen van eventuele strijdigheden van de voorgenomen ingreep/ontwikkeling met de huidige (per 01/01/2017 van kracht geworden) Wet natuurbescherming en anderzijds het bepalen of de aanvraag van een ontheffing danwel het werken volgens een goedgekeurd gedragscode noodzakelijk is. Kort samengevat is het resultaat van de quickscan als volgt:
- Het plangebied is niet gelegen in of direct nabij Natura 2000-gebied. Effecten als oppervlakteverlies, versnippering en verstoring zijn uitgesloten. Wel is op korte afstand NNN gebied (dijken Zuid-Beveland) aanwezig. Van oppervlakteverlies en versnippering is geen sprake. Verstoring kan tot een minimum worden beperkt door inpassing van de beleving van deze dijken in het plan (t.a.v. afstanden en licht bijv.).
- Op de planlocatie komen beschermde soorten voor die een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van de locatie. Voor het uitsluiten van de rugstreeppad is volgens kennisdocument aanvullend onderzoek noodzakelijk.
- Mogelijk worden de randen (dijken met bomen) van het plangebied door vleermuizen gebruikt (als vlieg-/foerageerroute). Dit kan in beperkte mate eveneens gelden voor het plangebied zelf. Indien deze bestaande bomen en overige lijnvormige structuren blijven gehandhaafd, zal uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden geen invloed hebben op het mogelijk gebruik door vleermuizen van deze locaties. En worden verbodsbepalingen zoals geformuleerd onder artikel 3.5 niet overtreden. Bijkomende voorwaarde is wel dat werkzaamheden ter plaatse van deze dijken overdag en zonder (aanpassing van) de huidige (straat)verlichting worden uitgevoerd.
- Op de planlocatie komen wel algemene soorten voor, die weliswaar beschermd zijn, maar zo algemeen dat hun voortbestaan niet wordt bedreigd. Daarbij geldt voor de grondgebonden zoogdieren (o.a. konijn, haas, egel en algemeen voorkomende muizen) en algemene amfibieën op basis van de provinciale verordening een vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en bestendig beheer. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing (ex. Art. 3.31) van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd voor het overtreden van verbodsbepalingen (Art 3.10).
- Voor alle in het wild voorkomende plant- en diersoorten geldt ook de bepaling van zorgplicht (Art 1.11). Door het naleven van de mitigerende maatregelen kan de zorgplicht goed worden ingepast in het werk.
In 2020 en 2021 is heeft er een nader onderzoek ecologie plaatsgevonden op basis van de resultaten uit de Quickscan uit 2018. Uit het nader onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
- Binnen de planlocatie zijn geen vogels ter plaatse waargenomen (met jaarrond beschermd nest). Gezien de uitgevoerde veldbezoeken mag worden aangenomen/geconcludeerd dat de soort niet binnen het plangebied aanwezig is;
- Voor huismus worden als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen geen negatieve effecten verwacht omdat aangenomen is dat de huidige groenstructuren aan de rand van het plangebied/net buiten het plangebied niet worden aangetast. Wanneer deze groenstructuren wel onderdeel vormen van de ontwikkeling is een nieuwe beoordeling noodzakelijk.
- Op locatie zijn geen rugstreeppadden waargenomen. Een groot gedeelte van de tijd lijken de aanwezige sloten droog te staan waardoor voortplantingswater binnen het plangebied niet aanwezig is. Vanwege de afwezigheid van voortplantingswater in 2020 is de aanwezigheid van rugstreeppad ook te niet te verwachten. Wel kan de soort door aanvoer van zand en tijdelijk water (bijv. als gevolg van verdiepte sporen in voorbereidingsfase van de bouw) tijdens de werkzaamheden worden aangetrokken. Aanbevolen wordt om binnen het plangebied geen tijdelijke depots zand langdurig te hebben liggen en tijdelijke wateren te voorkomen.
- Binnen en nabij het plangebied zijn drie soorten vleermuizen waargenomen, gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis. Van de eerste twee soorten is aan de rand van het plangebied een essentiële vlieg-/foerageerroute waargenomen. De ruige dwergvleermuis is in het najaar waargenomen. Deze soort kan mogelijk tijdelijke verblijfplaatsen hebben (in de bomen langs de Oudekamersdijk). Als gevolg van deze aangetroffen functie is verlichting van deze dijk direct/of indirect uitgesloten. Indien toch (tijdelijk of lokaal) verlichting noodzakelijk is dient het voorgenomen plan opnieuw te worden beoordeeld op effecten.
- Binnen het plangebied zijn geen groenstructuren aanwezig (hagen bomenrijen met onderbegroeiing) die als gevolg van het planvoornemen verdwijnen. Hierdoor verdwijnen ook geen landschapselementen die voor kleine marterachtingen een essentiële rol kunnen vervullen.
- Voor broedvogels en overige soorten geldt dat door middel van het zorgvuldigheidsprincipe overtredingen van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming kunnen worden voorkomen. Door o.a.
- 1. voorafgaand aan de uiteindelijke werkzaamheden een ecologische veldinspectie te laten uitvoeren (naar o.a. aanwezige (broedvogel)soorten);
- 2. met werkzaamheden te starten buiten het kwetsbaar broed- en voortplantingsseizoen.
Conclusie
Vanuit de beide onderzoeken kan worden geconcludeerd dat met in achtneming van de adviezen het aspect flora en fauna geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling. De onderzoeksrapportages zijn opgenomen in bijlage 6.
4.4 Cultuurhistorisch Hoofd Structuur
In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Op basis van de provinciale kaart 'cultuurhistorie' uit het online geoloket zijn de volgende cultuurhistorische waarden aan het plangebied te koppelen:
- Het plangebied zal deel uit gaan maken van de kern Heinkenszand. Deze kern is aangemerkt als dijk- en wegdorp. Vanwege de ligging van het plangebied buiten de bebouwde kom is de realisatie van de nieuwbouwwijk hierop niet van invloed.
- Het plangebied wordt aan weerszijden omringt door historische dijken. Zowel de Zuidzaksedijk als de Oudekamersedijk zijn aangemerkt als historische dijken. Beiden vallen ook onder de categorie polderdijk en stammen uit respectievelijk de jaren 1400 en 1350-1400. Kenmerkend voor de Zuidzaksedijk is dat op een gedeelte van deze dijk een onverharde weg aanwezig is. De dijken vallen echter buiten het plangebied waardoor er geen veranderingen optreden ten aanzien van deze dijken.
- Het plangebied is, zoals de naam van het bestemmingsplan al aangeeft, gelegen in de Platepolder. Deze polder is ca. 47 ha groot met een hoogteligging van gemiddeld 0,7 m + NAP. In de noordwesthoek bevindt zich een klein deel van de bebouwing van Heinkenszand, verder is het een open agrarische polder. De Platepolder betreft een 15e eeuwse polder, maar door herinrichting is de historisch-ruimtelijke structuur grotendeels verdwenen. Een invulling van deze polder door de voorgestane woningbouw zorgt dan ook niet voor een verdere verstoring van de historisch-ruimtelijke structuur van deze polder.
Conclusie
In het plangebied en in de nabijheid van het plangebied zijn geen cultuurhistorische objecten aanwezig waarmee in het plan rekening moet worden gehouden. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het plan.
4.5 Archeologie
De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen golden, blijven gehandhaafd.
De Erfgoedwet vormt straks samen met de nieuwe nog vast te stellen Omgevingswet het wettelijke fundament voor de archeologie in Nederland. Onderdelen van de voormalige Monumentenwet over archeologie worden te zijner tijd overgeheveld naar de Omgevingswet. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Zo ook de gemeentelijke plicht om bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de aanwezige archeologische waarden. Ten behoeve hiervan heeft de gemeente Borsele reeds op 11 oktober 2011 het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. In 2016 heeft een evaluatie van het archeologiebeleid plaatsgevonden. Op basis hiervan heeft de Borselse gemeenteraad op 6 april 2017 besloten dat gebieden met een lage verwachtingswaarde worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek en dat voor deze gebieden geen beschermende maatregelen meer hoeven te worden opgenomen in het bestemmingsplan. Met het archeologisch beleid wil de gemeente niet alleen voldoen aan de wettelijke verplichtingen omtrent archeologie, maar ook een formeel afwegingskader bieden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Bij de invulling van het gemeentelijk archeologiebeleid wordt onderscheid gemaakt tussen gewaardeerde terreinen en archeologische verwachtingszones. Op terreinen met een archeologische waarde is de aanwezigheid van archeologische sporen en resten bekend. De archeologische verwachtingszones doen een voorspelling over de kans dat er archeologische waarden voorkomen. De waarden- en verwachtingenkaart bestaan uit vier op elkaar te projecteren kaartbeelden die corresponderen met elkaar in tijd opvolgende landschappen waaraan archeologische betekenis kan worden gehecht:
- Kaartlaag 1 Walcheren: Nieuwe Tijd, Late Middeleeuwen en Vroege Middeleeuwen
- Kaartlaag 2 Hollandveen: Romeinse Tijd, IJzertijd en Bronstijd
- Kaartlaag 3 Wormer: Neolithicum
- Kaartlaag 4 Pleistoceen: Neolithicum, Mesolithicum, Paleolithicum
Op kaartlaag 1 Walcheren heeft het plangebied een gematigde verwachtingswaarde. Op de overige kaartlagen heeft de locatie geen verwachtingswaarde. Op de verbeelding en in de regels behorende bij het 'Chw bestemmingsplan Omgevingsplan Buitengebied Borsele 2018' is voor het plangebied de categorie 'Waarde-Archeologie – 3' opgenomen. Voor terreinen met een gematigde verwachtingswaarde, zoals gronden die zijn aangemerkt met een 'Waarde -Archeologie -3', geldt een onderzoeksverplichting bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 40 centimeter. Voor het noordelijk deel van het plangebied, gelegen aan de Stenevate, is geen archeologisch waarde bestemmingsplanmatig verankerd. Er worden op dit deel van het plangebied ook geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Een nader onderzoek voor dit deel van het plangebied is dan ook niet noodzakelijk. Wel dient er op basis van het gemeentelijke archeologisch beleid voor de rest van het plangebied een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Figuur 11: Uitsnede kaartlaag 1 Archeologiebeleid gemeente Borsele
Onderzoek
In 2003 is door Sagro Milieu Advies zeeland B.V. een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen direct aanwijzingen zijn gevonden die een nader onderzoek noodzakelijk maken. De vondstdichtheid van het aangetroffen materiaal is gering. Deze vondsten kunnen afkomstig zijn uit uitgereden mest of uit grond, die is gebruikt voor het dempen van sloten. Er is hier geen botmateriaal gevonden wat in verband kan worden gebracht met het voormalige kerkhof.
In 2017/2018 is door het Oosterschelderegio Archeologisch Samenwerkingsverband het archeologisch bureauonderzoek uit 2003 getoetst. Uit deze toetsing blijkt dat op basis van het bureauonderzoek en een beschouwing van de eerder uitgevoerde onderzoeken het voldoende aannemelijk is gemaakt dat geen archeologische verwachting bestaat voor alle perioden vóór de 14e eeuw. Vanaf 1400 is bewoning mogelijk, maar niet aangetoond. Hierdoor is de archeologische verwachting vanaf 1400 laag. Archeologisch vervolgonderzoek is binnen het plangebied niet noodzakelijk.
Ondanks het feit dat geen aanvullend archeologisch onderzoek wordt geadviseerd, bestaat de mogelijkheid dat tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen. Deze dienen conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet worden gemeld.
Het archeologisch onderzoek en het bijbehorende advies zijn opgenomen in bijlage 7 van deze toelichting.
Conclusie
Het plangebied is voldoende archeologisch onderzocht. Een nader archeologisch onderzoek is niet nodig. Een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' zal derhalve niet meer worden opgenomen op de verbeelding. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.6 Water
Wetgeving
Kaderrichtlijn water
De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn die moet leiden tot een verbetering van de kwaliteiten van het oppervlakte- en grondwater. De Europese Kaderrichtlijn heeft gevolgen voor de gemeente op het gebied van riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijk beleid. Er worden ecologische en fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang. De Implementatiewet EG-kaderrichtlijn vertaalt de KRW in Nederlandse wetgeving.
Nationaal Waterplan 2016-2021
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 heeft de volgende uitgangspunten:
- Adaptieve aanpak: De waterpartners anticiperen met een adaptieve aanpak op toekomstige ontwikkelingen: gefaseerde besluitvorming, flexibele strategieën en een integrale benadering. Daarmee minimaliseren zij de kans op over- of onderinvesteren. Met deze aanpak kunnen op korte termijn passende maatregelen genomen worden die op langere termijn zijn aan te passen aan nieuwe inzichten of ontwikkelingen.
- Samenwerking: Het kabinet hecht veel belang aan een goede samenwerking met overheden en stakeholders, op basis van vertrouwen, transparantie en gelijkwaardigheid.
- Informeren-stimuleren-acteren: Watergebruikers mogen de volgende rollen verwachten van de overheid: overheden informeren de gebruiker, stimuleren de gebruikers om zelf de eigen verantwoordelijkheid te nemen en zelf maatregelen te nemen.
Stroomgebiedsplan Schelde 2016-2021
Dit plan beschrijft de doelen en maatregelen in het stroomgebied van de Schelde voor schoon en ecologisch gezond water voor duurzaam gebruik.
Omgevingsplan Zeeland 2018
Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat beleid voor grondwater, oppervlaktewater en waterveiligheid. Vooral de waterfunctiekaart is een belangrijk hulpmiddel bij het beoordelen van nieuwe initiatieven. Door klimaatsverandering is sprake van toenemende kans op overstroming, wateroverlast, langdurige droogte en extreme hitte.
Doelstellingen zijn:
- Een goede kwaliteit van het oppervlaktewater en waterbodems, een peilbeheer en een aanvaardbaar risico op wateroverlast dat is afgestemd op bestaande en toekomstige functies.
- Een goede kwantitatieve en chemische toestand van het grondwater, afgestemd op de functies van het gebied. Een belangrijk aspect daarvan is de instandhouding van de zoetwatervoorkomens. Gevolgen van klimaatverandering op het grondwater worden opgevangen.
- De fysieke leefomgeving dient uiterlijk in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te zijn ingericht.
De provincie heeft een duurzame ontwikkeling voor ogen door aan te sluiten op hedendaagse behoeften en hierbij de behoeften van toekomstige generaties niet in gevaar te brengen.
Om de economische veerkracht te versterken wil de provincie het gebruik van energie en grondstoffen uit hernieuwbare bronnen bevorderen en het sluiten van kringlopen van water en grondstoffen op lokaal en regionaal niveau.
In het kader van de kwaliteit van de woonomgeving wordt in het omgevingsplan onder meer gestreefd naar het terugdringen van regionale wateroverlast in het landelijke en stedelijk gebied. Bij de uitvoering geldt de trits vasthouden-bergen-afvoeren als uitgangspunt.
Bij nieuwe bebouwing wordt rekening gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van het watersysteem. Op de waterkansenkaart is dat globaal inzichtelijk gemaakt. Deze kaarten zijn een hulpmiddel bij de watertoets.
Waterbeheersplan 2016-2021
Het waterschap richt zich op het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen. Het oppervlaktewater wordt niet los gezien van het grondwater. Ruimtelijke plannen moeten daartoe getoetst worden op de gevolgen voor de waterhuishouding.
Gemeentelijk rioleringsplan Borsele 2018-2022
Het vijfde Gemeentelijk rioleringsplan (GRP5) heeft als hoofddoel: het continueren van de hoofddoelen van de eerdere gemeentelijke rioleringsplannen zoals het bereiken van een goede waterkwaliteit en het voorkomen van wateroverlast. Het rioleringssysteem moet tegen zo laag mogelijke kosten klimaatbestendig worden gemaakt waarbij er gestreefd wordt naar het te allen tijde voorkomen van waterschade. Het hoofddoel is uitgewerkt in vier subdoelen:
- een doelmatige inzameling en transport van afvalwater;
- tegengaan van waterhinder, overlast of schade en vasthouden water;
- het voorkomen van grondwateroverlast;
- schoon oppervlaktewater, grondwater en een schone waterbodem.
Het voorliggende voldoet aan de richtlijnen van het GRP5. In het gemeentelijke rioleringsplan wordt meer dan voorheen aandacht besteed aan de eigen verantwoording van de lozers.
Stedelijk waterplan Borsele 2016-2022
In het waterplan staan normen genoemd ten aanzien van de waterkwaliteit, waterkwantiteit, voorkomen van grondwateroverlast, afkoppelen van regenwater, beheer en onderhoud van stedelijk oppervlaktewater, ruimtelijke ordening en de inrichting van openbaar water.
Het waterplan besteed extra aandacht aan de klimaatverandering, vooral aan extreme en langdurige buien, en rioolvreemd water. Rioolvreemd water is regenwater en grondwater wat ten onrechte op de riolering en niet op het oppervlaktewater geloosd wordt.
Het voorliggende plan voldoet aan de uitgangspunten van het Stedelijk waterplan Borsele.
Watertoets
Nagegaan is aan de hand van de criteria uit de Handreiking watertoets van het Waterschap Scheldestromen of het beoogde planvoornemen strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.
De onderstaande tabel is enkel ingevuld voor het nog te ontwikkelen deel van het voorliggende bestemmingsplan. Het conserverende deel van het bestemmingplan, de woningen gelegen aan de Stenevate, maakt hier geen onderdeel van uit.
4.7 Milieuhinder
Wettelijk kader
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Milieuzonering betekent het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Onderzoek
In het plangebied zijn geen milieuhinderlijke bedrijven en/of voorzieningen beoogd. De functie wonen betreft een gevoelige functie waardoor er ook gekeken dient te worden of er in de omgeving milieuhinderlijke bedrijven en/of voorzieningen aanwezig zijn. In de directe omgeving van de te ontwikkelen locatie ligt het gemeentehuis. Voor het overige wordt het plangebied omgeven door woningen en agrarische gronden. Een gemeentehuis kent op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' een zonering van 10 meter. Deze afstand wordt niet overschreden.
Spuitzone boomgaard
Op basis van de Omgevingsverordening Zeeland 2018 dient voor nieuwe (gevoelige) bebouwing een afstand van 50 m aangehouden te worden tot een boomgaard. Dit heeft te maken met de drift die op kan treden bij het bespuiten van de boomgaard. In de nabijheid van het plangebied zijn enerzijds agrarische gronden aanwezig waarop het bestemmingsplanmatig mogelijk is een boomgaard op te richten, anderzijds is er ten westen van het plangebied ook een bestaande kleinschalige boomgaard aanwezig.
De beoogde woningbouwontwikkeling is binnen de eerder genoemde 50 meter zone van boomgaarden gelegen. Op grond van vaste rechtspraak is het mogelijk op basis van een locatie specifiek onderzoek een kleinere afstand dan 50 meter aan te houden.
In de navolgende tekst wordt aangegeven waarom in de voorliggende situatie afgeweken kan worden van deze afstand:
- 1. Voor gronden waarop nog geen boomgaard is gevestigd geeft het Chw bestemmingsplan voor het buitengebied van Borsele de volgende voorwaarde opgenomen voordat over kan worden gegaan tot aanleg van een nieuwe fruitboomgaard: 'bij de aanleg van nieuwe fruitboomgaarden dient een uit oogpunt van volksgezondheid minimale afstand van 50 m tot woningen en daarbij behorende erven en tuinen in acht moet worden genomen'. Dit betekent dat er moet worden gekeken of er reeds gevoelige, belemmerende bestemmingen in, én in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. In het kader van het voorliggende bestemmingsplan dient hiervoor te worden gekeken naar de woning gelegen aan de Zuidzaksedijk 2, de woning gelegen aan 't Dijkje 5, de woningen gelegen aan de Stenevate en de tuinen behorende bij de woningen aan de Dorpsstraat en tot slot de recreatieve bestemming achter de Dorpsstraat, welke deze aanwending reeds (grotendeels) beletten.
- 2. Daarnaast moet het ook realistisch zijn dat de gronden daadwerkelijk in gebruik genomen kunnen worden ten behoeve van een boomgaard. Zo zijn een groot deel van de omringende gronden in eigendom van de gemeente Borsele, het waterschap Scheldestromen en/of zijn er privaatrechtelijke overeenkomsten gesloten (pachtovereenkomsten) waardoor uitgesloten kan worden dat er een boomgaard op deze gronden zal worden opgericht. Ook worden de gronden ten behoeve van de nieuwe woonwijk aan de oostzijde fysiek gescheiden en begrensd door een dijk met daarachter een sloot. Naast dat er op de dijk en in de sloot geen boomgaard gerealiseerd kan worden mag aangenomen mag worden dat vanwege de begrenzing door de dijk een dempend effect zal optreden.
- 3. Tot slot zijn er nog mogelijkheden tot het treffen van driftbeperkende maatregelen die de richtafstand van 50 meter kunnen beïnvloeden. Driftbeperkende maatregelen kunnen bijvoorbeeld zijn: het type spuitkop dat gebruikt wordt en of er sprake is van een windhaag.
Gelet op de ligging en aanwezigheid van de gevoelige objecten en functies waarvan reeds een beperkende invloed uitgaat alsmede de feitelijke ligging ten opzichte van de agrarische bestemde gronden en privaatrechtelijke afspraken die over de mogelijke aanwending tot fruitboomgaard zijn en worden gemaakt, wordt deze situatie aanvaardbaar geacht en zijn er vanuit de milieuzonering geen belemmeringen te verwachten. Verder zal met betrekking tot de feitelijk aanwezige kleinschalige boomgaard gelegen ten westen van het plangebied nader onderzoek moeten uitwijzen of woningbouw binnen deze afstand mogelijk is en welk aspect hierbij maatgevend is. Uitgangspunt daarbij is dat de belangen van de betrokken eigenaar en/of gebruiker van deze gronden niet onevenredig zullen worden geschaad.
Vooruitlopend op het nog uit te voeren onderzoek is in de regels een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor dat deel van het woongebied dat is gelegen binnen de milieucontour van de nog aanwezige boomgaard. Deze voorwaardelijke verplichting regelt dat het gebruiken van de gronden en de daarop aanwezige bebouwing uitsluitend is toegestaan indien en voor zover benodigd locatiespecifiek onderzoek naar de spuitzone aantoont dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Na uitvoering van het onderzoek zal deze voorwaardelijke verplichting verder worden geconcretiseerd.
Conclusie
Milieuhinder vormt derhalve geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.8 Externe Veiligheid
Wetgeving
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving voor het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen in de nabijheid van risicobronnen dienen te worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Twee begrippen staan in dit beleidsveld van de externe veiligheid centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het plaatsgebonden risico is vooral gericht op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Het groepsrisico heeft als doel de maatschappelijke ontwrichting te beperken als zich een calamiteit met gevaarlijke stoffen voordoet. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen is vastgelegd dat voor iedere toename in het groepsrisico een verantwoordingsplicht geldt, ongeacht of er door de wijziging een norm wordt overschreden.
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen
Het doel van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is om mensen in de buurt van een bedrijf met gevaarlijke stoffen te beschermen. Bij een omgevingsvergunning milieu of een ruimtelijk besluit rond een dergelijk bedrijf moet het bevoegd gezag rekening houden met veiligheidsafstanden ter bescherming van individuen (plaatsgebonden risico) en groepen personen (groepsrisico). In de bijbehorende 'Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen' zijn de bepaling en toepassing van de veiligheidsnormen uitgewerkt.
Onderzoek
De provinciale Risicokaart geeft een beeld van de risico's in de woon- en leefomgeving. Via de kaart wordt informatie gegeven over de risicobronnen en de kwetsbare objecten. De risicokaart van de omgeving van het plangebied toont de verschillende bedrijven die een verhoogd risico hebben. Onderstaande afbeelding maakt inzichtelijk welke risico's zich nabij het plangebied bevinden.
Figuur 12: Uitsnede risicokaart Zeeland
Inrichtingen
Het doel van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is individuele en groepen burgers een basisbeschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een inrichting. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. In het plangebied zelf zijn, zoals eerder vermeld, geen inrichtingen aanwezig die van belang zijn in het kader van externe veiligheid. Volgens de risicokaart bevinden zich wel diverse inrichtingen in de verdere omgeving van het plangebied. Het betreft het bedrijf Gebr. Van Oosten en de Kerncentrale Borssele.
Gebr. Van Oosten
Op 400 meter van het plangebied bevindt zich een opslaglocatie van butaan met een inhoud van 5 m³ (bedrijf: gebr. Van Oosten). Het plangebied ligt op circa 400 meter afstand, oftewel ver buiten het invloedsgebied.
Kerncentrale Borssele
De kerncentrale Borssele heeft een schuilzone van 20.000 meter en een evacuatie- /ontruimingszone van 5000 meter. Het plangebied ligt op een afstand van circa 7.000 meter en daarmee binnen de schuilzone en buiten de evacuatie-/ontruimingszone.
Transportroutes
Voor het transport van gevaarlijke stoffen is met name de Wet vervoer gevaarlijke stoffen relevant. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden waarmee het verplicht is geworden transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd vast te leggen in het bestemmingsplan. Tevens is de Regeling basisnet in werking getreden. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Nabij het plangebied is de snelweg A58 en een bovengrondse hoogspanningsverbinding gelegen. In de nabijheid zijn geen buisleidingen met gevaarlijke stoffen aanwezig.
A58
De afstand tot de A58 bedraagt circa 1.500 meter. Het PR-Plafond is 5 meter, er is geen GR-Plafond bekend op dit wegvak. Het volgende wegvak welke hierop aansluit (Knp. De Poel - afrit 35) kent een GR-plafond van 82 meter. De weg is daarbij aangemerkt als plasbrandaandachtsgebied. Hiervoor geldt dat het desbetreffende wegvak, onderscheidenlijk baanvak, vermeerderd met een zone van 30 meter aan weerszijden van het wegvak, onderscheidenlijk baanvak, als plasbrandaandachtsgebied is aangemerkt. De beoogde ontwikkeling ligt ruimschoots buiten alle genoemde zones. Een nadere afweging is derhalve niet noodzakelijk.
Hoogspanning
Een bovengrondse hoogspanningsverbinding (150 Kv) van het N.V. Delta Nutsbedrijf ligt op ca 450 meter afstand van het plangebied. Op dit moment is men daarnaast bezig met het aanleggen van een gecombineerde bovengrondse 150 kV/380 kV-hoogspanningsverbinding dan wel een bovengrondse 380/380 kV-hoogspanningsverbinding. Deze nieuwe hoogspanningsverbinding komt 50 meter verder vanaf het plangebied te liggen. Een hoogspanningsverbinding is als zodanig geen risico veroorzakend object. In het kader van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is wel relevant dat in sommige situaties hoogspanningsmasten nabij buisleidingen en bedrijven wél risico verhogende objecten kunnen zijn. In dit geval is hier geen sprake van. Een nadere afweging is niet noodzakelijk.
Er zijn geen andere risicobronnen in de nabijheid van de nieuwe woonwijk aanwezig. De woonwijk vormt gelet op de aard van de activiteit en vice versa ook geen risico voor zijn omgeving.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.9 Kabels En Leidingen
In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig waarmee in het plan rekening moet worden gehouden.
4.10 Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt betreft de bouw van 94 woningen. Daarmee wordt ruim onder de 1.500 woningen gebleven en is er sprake van een project dat Niet In Betekende Mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet nodig.
4.11 M.e.r.-beoordeling (Vormvrij)
Wettelijk kader
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien onder de drempelwaarde wordt gebleven dan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. Sinds 7 juli 2017 geldt ook voor die beoordelingen dat een aanmeldnotitie moet worden gemaakt. Het moet dan gaan om plannen met enige te verwachten milieueffecten.
Toetsing
In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is mede afhankelijk van de aard en omvang van het project en het gebied waarin de ontwikkeling plaatsvindt. In onderhavig plan is er sprake van de realisatie van een woonwijk met 94 woningen. Er kan derhalve gesproken worden over een stedelijk ontwikkelingstraject. De voorgenomen activiteit blijft met 94 woningen ruimschoots onder de drempel van 2.000 woningen en/of 100 hectare en/of bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² zoals opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage. De activiteit is dus niet m.e.r.- beoordelingsplichting. Omdat de activiteit voorkomt in kolom 1 van de D-lijst, dient wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden verricht.
In dit kader is een aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld en opgenomen als bijlage 8 bij deze toelichting.
In het kader van deze notitie is in voldoende mate inzicht verkregen in de milieugevolgen van het project. Gelet op de kenmerken van het project, de locatie en de kenmerken van de effecten, kan worden geconcludeerd dat het project niet leidt tot milieueffecten van dusdanige omvang dat sprake kan zijn van 'belangrijke nadelige milieugevolgen'. Er is daarom geen aanleiding of noodzaak voor het doorlopen van een formele m.e.r.-beoordelingsprocedure of m.e.r.-procedure.
Conclusie
Gelet op het inzicht in de milieugevolgen van het project op basis van de aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling heeft het college op 4 mei 2021 besloten geen milieueffectrapportage op te stellen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Planvorm
Het voorliggende bestemmingsplan kan gekarakteriseerd worden als een zogenaamd ontwikkelingsplan en vormt de juridische regeling voor de realisatie van 94 aaneengesloten woningen en het conservatief bestemmen van een aantal percelen aan de Stenevate.
Het bestemmingsplan kent een beperkt aantal bestemmingen, een eenvoudig kaartbeeld en een uniforme opzet van de bouwregels. Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit een geometrische plaatsbepaling van het plangebied en van de daarin aangewezen bestemmingen (verbeelding) met regels. Bij ieder plan hoort een toelichting, maar dit onderdeel heeft als zodanig geen rechtskracht. De regels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. In paragraaf 5.2 wordt de inhoud nader toegelicht. Bij het opstellen van de regels en de verbeelding is uitgegaan van de richtlijnen 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen'.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Inleidende regels
Begrippen
In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.
Wijze van meten
In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Bestemmingsregels
Artikel Groen
Het openbaar groen wordt in dit artikel gereguleerd. Het realiseren van parkeerplaatsen en een ontsluiting is alleen toegestaan daar waar hiervoor een aanduiding op de verbeelding is opgenomen. Binnen de bestemming 'Groen' mogen gebouwen en overige bouwwerken worden opgericht. De bouwregels zijn met name gericht op de maximaal toegestane hoogtematen. De oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m2 bedragen.
Artikel Verkeer
De gronden met de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor verhardingen, wegen, voet- en fietspaden, rabatten, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut. Er mogen alleen kleine gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de verkeersbestemming.
Artikel Wonen, Wonen-1 en Wonen -2
De gronden met de bestemming 'Wonen', 'Wonen -1' en 'Wonen-2' zijn bedoeld voor de huisvesting van personen en voor tuinen, erven, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming. Er is onderscheid gemaakt in drie woonbestemmingen vanwege de specifieke bestemmingsregeling die van toepassing is op de verschillende deelgebieden. De bestemming 'Wonen' is van toepassing op de woningen gelegen aan de Stenevate en de Zuidzaksedijk. De bestaande situatie wordt in deze bestemming conserverend overgenomen. De nieuw te realiseren woningen in de Platepolder kunnen verdeeld worden in twee zones. Enerzijds de noordelijke zone waarin de patio- en rijwoningen zijn opgenomen. Deze hebben de bestemming Wonen-1 gekregen. Anderzijds de zuidelijke zone waarin de diverse woningtypologieën aan de woonstraten samen met gestapelde zijn bestemd middels Wonen-2.
Voor alle regelingen geldt in hoofdlijnen het volgende:
- Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.
- Per bouwaanduiding is bepaald welke typologie waar gebouwd mag worden.
- De goot- en bouwhoogte zijn met een aanduiding op de verbeelding vastgelegd.
- Afwijken van de gebruiksregels is onder voorwaarden mogelijk voor onder andere de uitoefening van detailhandel, beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten en logies met ontbijt in of bij een woning.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels
In dit artikel is het maximum aantal toegestane woningen binnen de bestemmingen Wonen – 1 en Wonen – 2 bepaald. Daarnaast is in dit artikel geregeld dat het college van burgemeester en wethouders nadere eisen kan stellen aan plaatsing van gebouwen, de dakhelling van hellende dakvlakken en de plaatsing en vormgeving van overige bouwwerken.
Algemene gebruiksregels
In deze regels zijn twee voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Middels deze voorwaardelijke verplichtingen wordt enerzijds de parkeernorm gereguleerd en anderzijds de spuitzone behorende bij de bestaande boomgaard.
Algemene afwijkingsregels
Dit artikel bevat een aantal algemene afwijkingsregels. Deze afwijkingen bij omgevingsvergunning betreffen het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen én het oprichten van masten en antennes tot een bepaalde bouwhoogte.
Algemene wijzigingsregels
In deze regels zijn algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut en beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen mogelijk te maken.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Dit artikel beschrijft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig afgeweken worden bij omgevingsvergunning tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.
Slotregel
Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de regels.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Kostenverhaal
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van deze afdeling is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De bouw van een of meerdere hoofdgebouwen is in het betreffende artikel van het Bro opgenomen.
Een exploitatieplan dient tegelijkertijd met een bestemmingsplan te worden vastgesteld. In de Wro is tevens opgenomen, dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. Deze bepaling brengt met zich, dat, indien alle gronden binnen een gebied, waarvoor een bestemmingsplan wordt vastgesteld en op basis waarvan bouwplannen mogelijk zijn, in eigendom zijn van de gemeente, er geen exploitatieplan nodig is. De gemeente regelt het kostenverhaal via de uitgifte van de bouwgrond. Ook de fasering en inrichting bepaalt de gemeente zelf. Het vaststellen van een grondexploitatieplan is daarom niet vereist. Bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan zal dit worden besloten.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Realisatie van het plan valt binnen de financiële mogelijkheden van de gemeente Borsele.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Toetsing En Overleg
7.1 Participatie
De gemeente Borsele hecht grote waarde aan het belang van burgerparticipatie in ontwikkelingsgerichte plannen. De gemeente Borsele heeft hier tijdens het ontwerpproces van de nieuwe woonwijk Platepolder invulling aan gegeven door gedurende het gehele ontwerpproces in overleg te treden met omwonenden, geïnteresseerden en andere belangstellenden. Daartoe zijn de volgende overlegmomenten en bijeenkomsten georganiseerd:
- Op 19 september 2019 is de stedenbouwkundige hoofdstructuur gepresenteerd aan gemeenteraad;
- Op 7 oktober 2019 is de stedenbouwkundige hoofdstructuur achtereenvolgens gepresenteerd aan de marktpartij die een gedeelte van de woonwijk mag ontwikkelen, aan woningbouwvereniging Beveland Wonen, aan omwonenden en aan belangstellenden voor het kopen van grond of een woning in Platepolder. Tijdens deze bijeenkomsten werden aanwezigen eveneens in de gelegenheid gesteld om zich op te geven voor de thema-avonden en/of de klankbordgroep;
- Tijdens de eerste thema-avond op 13 november 2019 werd door 24 belangstellenden (omwonenden, geïnteresseerden en vertegenwoordigers van de ontwikkelaar) en onder begeleiding van medewerkers van de gemeente Borsele en Rothuizen gediscussieerd over het thema 'klimaatadaptatie'. Na een inleiding van het thema gingen de aanwezigen in groepen uiteen om te werken aan vergroening van de openbare ruimte, ruimte voor water en vergroening van de privéruimte;
- De tweede thema-avond op 11 december 2019 ging over het thema 'Levenslustig Platepolder'. De circa 45 aanwezigen dachten in vier groepen na over de onderwerpen woonwensen, openbare ruimte, woonwensen en ontmoeten;
- Op 29 januari 2020 vond de derde thema-avond plaats met als thema 'Energiek Platepolder'. De circa 45 aanwezigen werden door twee gastsprekers bijgepraat over het thema energietransitie en de (mogelijke) gevolgen daarvan voor Platepolder. Aansluitend was er gelegenheid voor vragen en discussie;
- Op 8 juli 2020 kwam de klankbordgroep voor de eerste keer bijeen in de raadsboerderij. In verband met de dan geldende corona-maatregelen worden de 14 aanwezigen verdeeld in twee groepen. Beide groepen maken een wandeling door het plangebied en worden bijgepraat over de planvorming;
- De klankbordgroep kwam op 7 januari 2021 voor de tweede keer bijeen. De van kracht zijnde lockdown maakte een fysieke bijeenkomst onmogelijk. Daarom zijn 18 leden van de klankbordgroep tijdens drie digitale sessies bijgepraat over het stedenbouwkundig plan en de vervolgplanning.
Van alle bijeenkomsten zijn verslagen gemaakt. Deze zijn – samen met de diverse presentaties – beschikbaar via de gemeentelijke website (www.borsele.nl/platepolder). De klankbordgroep zal ook bij de verdere planvorming van Platepolder worden betrokken.
7.2 Maatschappelijke Toetsing
Op basis van de Inspraakverordening gemeente Borsele 2008 was het voorontwerpbestemmingsplan gedurende vier weken (van 13 mei tot en met 9 juni 2021) te raadplegen via www.ruimtelijkeplannen.nl. Daarnaast was er een analoog exemplaar in te zien in het gemeentehuis. Gedurende de periode van raadpleging heeft een ieder schriftelijk een inspraakreactie kunnen indienen bij het college van Burgemeester en Wethouders. Van deze gelegenheid is door vijf insprekers gebruik gemaakt. De inspraakreacties en de beantwoording daarvan zijn verwerkt in het Vooroverleg- en inspraakrapport Voorontwerp bestemmingsplan 'Kern Heinkenszand, gedeelte Platepolder fase 1, 2022'. Deze rapportage is opgenomen in bijlage 9. Eén van de ingediende inspraakreacties heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Deze aanpassing ziet op het aanpassen van paragraaf 7.2 van de toelichting, waarin een verschrijving van de inspraakperiode is gecorrigeerd.
Vervolgens is – gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro juncto afdeling 3.4 Awb – het ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken (van 23 september tot en met 3 november) ter inzage gelegd. Gedurende deze periode is één zienswijze ingediend. De samenvatting van en de reacties op de zienswijze zijn opgenomen in een bijlage (antwoordnota) behorende bij het raadsbesluit. De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassingen van het ontwerpbestemmingsplan. Het bestemmingsplan is op 13 januari 2022 vastgesteld door de gemeenteraad.
7.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd te worden met besturen van gemeenten, met Rijks- en provinciale diensten etc. Voor dit plan is overleg gepleegd met:
- Provincie Zeeland;
- Waterschap Scheldestromen;
- Veiligheidsregio Zeeland.
Van deze organisaties zijn vooroverlegreacties ontvangen welke zijn verwerkt in het Vooroverleg- en inspraakrapport Voorontwerp bestemmingsplan 'Kern Heinkenszand, gedeelte Platepolder fase 1, 2022'. Deze rapportage is opgenomen in bijlage 9. Enkel de vooroverlegreactie van de provincie Zeeland leidt tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Deze aanpassing ziet op het aanpassen van paragraaf 2.1.3 van de toelichting. In deze paragraaf is de toelichting op het doorstroommodel aangepast en is een onderbouwing opgenomen van de woningaantallen en -typologieën.
Bijlage 1 Verkeersonderzoek
Bijlage 2 Parkeerbalans
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Flora En Fauna Onderzoek
Bijlage 5 Flora en fauna onderzoek
Bijlage 6 Stikstofonderzoek
Bijlage 7 Archeologie
Bijlage 8 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 8 Vormvrije m.e.r.-beoordeling