KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene, Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Anti-dubbeltelregel
Artikel 4 Overgangsrecht
Artikel 5 Slotregel
Hoofdstuk 1 Planbeschrijving
1.1 Aanleiding En Doel Wijzigingsplan
1.2 Ligging Plangebied En Beschrijving Huidige Situatie
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 3 Bestemmingsplan En Wijzigingsvoorwaarden
3.1 Geldende Regeling
3.2 Toetsing Aan Wijzigingsvoorwaarden Geldend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 4 Toetsing Aan Beleid
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Toetsing Aan Omgevingsaspecten
5.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
5.2 Watertoets
5.3 Niet-gesprongen Explosieven
5.4 Ecologie
5.5 Cultuurhistorie En Archeologie
5.6 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
5.7 Verkeer En Parkeren
5.8 Bedrijven En Milieuhinder
5.9 Akoestisch Onderzoek
5.10 Luchtkwaliteit
5.11 Externe Veiligheid
5.12 Kabels En Leidingen
5.13 Duurzaamheid
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Juridische Regeling
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
7.2 Zienswijzen
Bijlage 1 Watertoets
Bijlage 2 Memo Stikstofberekening
Bijlage 3 Bodemrapport
Bijlage 4 Vooroverlegrapport

Kern ’s-Heerenhoek, gedeelte Burgemeester Timansweg, 2022

Wijzigingsplan - Gemeente Borsele

Vastgesteld op 12-07-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Wijzigingsplan "Kern 's-Heerenhoek, gedeelte Burgemeester Timansweg, 2022", met identificatienummer NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002 van de gemeente Borsele.

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

De begrippen, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Kern 's-Heerenhoek 2011, zoals vastgesteld op 23 februari 2012 door de raad van de gemeente Borsele, zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Wonen

De regels van de bestemming 'Wonen', voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Kern 's-Heerenhoek 2011, zoals vastgesteld op 23 februari 2012 door de raad van de gemeente Borsele, zijn van overeenkomstige toepassing.

De regels van deze bestemming luiden op het moment van vaststelling van het wijzigingsplan als volgt:

2.1 Bestemmingsomschrijving

2.2 Bouwregels

2.3 Afwijken van de bouwregels

2.4 Specifieke gebruiksregels

2.5 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene, Overgangs- En Slotregels

Artikel 3 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 4 Overgangsrecht

4.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking van aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. b. Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig in afwijking van lid 4.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 4.1, sub a met maximaal 10%.
  2. c. Lid 4.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

4.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4.2, sub b, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij voor deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 4.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Lid 4.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangs-bepalingen van dat plan.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het het 'Wijzigingsplan "Kern 's-Heerenhoek, gedeelte Burgemeester Timansweg, 2022"'.

Hoofdstuk 1 Planbeschrijving

1.1 Aanleiding En Doel Wijzigingsplan

Op de voormalige bedrijfslocatie aan de Burgemeester Timansweg te 's-Heerenhoek is al geruime tijd geen bedrijf meer aanwezig. De bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de bebouwing is gesloopt. Het voornemen bestaat om hier 6 woningen te realiseren. In de regels van het geldende bestemmingsplan 'Kern 's-Heerenhoek 2011' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de geldende bestemming 'Bedrijf' gewijzigd kan worden naar 'Wonen'. Om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid, is het noodzakelijk dat een wijzigingsplan wordt opgesteld. Dit document betreft het wijzigingsplan.

In onderliggend wijzigingsplan wordt onder andere aandacht besteed aan de wijzigingsvoorwaarden die opgenomen zijn in het bestemmingsplan 'Kern 's-Heerenhoek 2011'.

1.2 Ligging Plangebied En Beschrijving Huidige Situatie

Het plangebied is gelegen ten westen van de kern 's-Heerenhoek in de gemeente Borsele aan de Burgemeester Timansweg. Het perceel staat bekend als BSL01-AC-114 en BSL01-AC-115.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het zogenaamde AMAC-terrein. Het AMAC-terrein was voorheen in gebruik als bedrijfslocatie waar aardappel- en uienrooimachines werden gebouwd. In 2006 ging het bedrijf failliet.

Sindsdien zijn de activiteiten op het AMAC-terrein aan de Burgemeester Timansweg beëindigd. Het vervallen terrein en de leegstaande, bouwvallige loodsen waren voor de inwoners van 's-Heerenhoek jarenlang een doorn in het oog. Inmiddels is het terrein gesaneerd en is de verouderde bebouwing verdwenen. Een deel van het voormalige AMAC-terrein is ingericht als parkgebied. De gronden langs de Cingeldijk/Burgemeester Timansweg liggen nog braak met het oog op toekomstige woningbouw. De thans voordoende ontwikkeling, de bouw van 6 woningen, is een eerste aanzet daartoe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0001.png"

Figuur 1.1 Locatie plangebied ong. Burgemeester Timansweg te 's-Heerenhoek (Bron: Rho Basisviewer)

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de geldende regeling omschreven en wordt de ontwikkeling getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden. In hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 wordt de wijziging nader getoetst aan van toepassing zijnde beleid en de sectorale omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling en in hoofdstuk 6 wordt de maatschappelijke haalbaarheid onderbouwd.

Hoofdstuk 2 Beoogde Situatie

Op het perceel Burgemeester Timansweg wordt de huidige bestemming 'Bedrijf' met bijbehorend bouwvlak gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'.

Ter plaatse van de braakliggende gronden worden 6 woningen gebouwd. Deze aaneengesloten woningen komen evenwijdig aan de Burgemeester Timansweg te staan en bestaan uit één bouwlaag en een kap. De woningen sluiten qua bouwvorm en massa aan op de bestaande bebouwing die aanwezig is in de omgeving. Zie hiervoor figuur 2.1. Ook qua situering wordt aangesloten bij de bestaande bebouwing. Evenals de overige bebouwing aan deze zijde van de Burgemeester Timansweg staan de nieuwbouwwoningen met de voorgevel direct aan de straat. De woningen kennen een langskap, met uitzondering van de hoekwoning Burgemeester Timansweg/Prins Hendrikstraat. Als hoekaccent is de kap hier gedraaid.

De goot- en bouwhoogte van de nieuwe bebouwing aan de Burgemeester Timansweg zullen respectievelijk 2,65 en 7,8 meter zijn. De goot- en bouwhoogte passen binnen de maximale goot- en bouwhoogte zoals toegestaan in het geldende bestemmingsplan. Alle woningen hebben een eigen tuin aan de achterzijde van de woningen. Daar waar tuinen grenzen aan openbaar gebied (de Prins Hendrikstraat) of thans nog onbebouwd gebied (overig gedeelte AMAC-terrein) wordt op de erfgrens een streekeigen haag aangeplant.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0002.png"

Figuur 2.1 Artist impression beoogde ontwikkeling (Bron: Fraanje)

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0004.png"

Figuur 2.2 Impressie aanzichten beoogde ontwikkeling (Bron: Fraanje)

Om in de parkeerbehoefte behorende bij de nieuwe woningen te voorzien zullen 11 parkeerplaatsen worden aangelegd, deze langsparkeervakken worden aan de Burgemeester Timansweg aangelegd (zie figuur 2.3). De zijstraat ten westen van het plangebied wordt bouwrijp gemaakt, waarbij extra parkeervakken definitief aangelegd worden met het trottoir. Hierdoor zijn er in de tijdelijke als in de definitieve situatie dus voldoende parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0005.png"

Figuur 2.3 De te realiseren langsparkeervlakken (Bron: Fraanje)

Hoofdstuk 3 Bestemmingsplan En Wijzigingsvoorwaarden

3.1 Geldende Regeling

In figuur 3.1 is een uitsnede van de verbeelding behorend bij het geldende bestemmingsplan 'Kern 's-Heerenhoek 2011' vastgesteld d.d. 23 februari 2012 weergegeven. Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Bedrijf'. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten voor zover voorkomen in categorie 1 en 2 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten en verhardingen, wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming. Een deel van het plangebied heeft ook de functieaanduiding 'bedrijfswoning'.

Bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak. Ter plaatse van het plangebied is een bouwvlak aanwezig. Voor het plangebied geldt de maximum bouw- en goothoogte respectievelijk 8 en 4 meter. Daarnaast heeft het gebied de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0006.png"

Figuur 3.1 Fragment bestemmingsplan 'Kern 's-Heerenhoek 2011', de locatie Burgemeester Timansweg is met een rood kader aangegeven (Bron: Ruimtelijke Plannen)

In artikel 3.6.2 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarin het college van burgemeester en wethouders bevoegd is om een wijziging door te voeren bij bedrijfsbeëindiging. De inhoud van deze bevoegdheid luidt:

"Burgemeester en wethouder zijn bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in de Wro, ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied -1', de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met dien verstande dat:

  1. 1. maximaal 8 woningen zijn toegestaan;
  2. 2. de maximale goot- en bouwhoogte maximaal 4 meter, respectievelijk 8 meter bedraagt;
  3. 3. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  5. 5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;
  6. 6. de regels ten aanzien van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing worden verklaard."

Om de bevoegdheid voor de bestemmingswijziging te kunnen toepassen, zal ten minste aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan moeten worden voldaan (zie paragraaf 3.2). Daarnaast kunnen ook andere eisen of voorwaarden van belang zijn, bijvoorbeeld als er een nieuw planologisch beleid of nieuwe wet- of regelgeving is vastgesteld. Dit zal per geval moeten worden beoordeeld. In hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5 wordt hier nader op ingegaan.

3.2 Toetsing Aan Wijzigingsvoorwaarden Geldend Bestemmingsplan

In tabel 3.1 zijn de voorwaarden uit artikel 3.6.2 vermeld en is de beoogde woningbouwontwikkeling aan de betreffende bepalingen getoetst.

Tabel 3.1 Toetsing aan wijzigingsvoorwaarden geldend bestemmingsplan

Wijzigingsvoorwaarde Toetsing
1. maximaal 8 woningen zijn toegestaan; De ontwikkeling bestaat uit 6 woningen.
2. de maximale goot- en bouwhoogte maximaal 4 meter, respectievelijk 8 meter bedraagt; De realisatie van de 6 woningen overschrijdt de maximale goot- en bouwhoogte niet.
3. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast; Uit hoofdstuk 2 blijkt dat de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast; Uit paragraaf 5.8 blijkt dat er geen gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken onevenredig wordt aangetast.
5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden; Uit de paragrafen 5.5.1 en 5.5.2 blijkt er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden.
6. de regels ten aanzien van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing worden verklaard. Uit de hoofdstukken 3 en 6 blijkt dat de regels ten aanzien van de bestemming 'Wonen' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Conclusie

De ontwikkeling voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden.

Hoofdstuk 4 Toetsing Aan Beleid

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Aan de hand van een toekomstperspectief 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.

Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing en conclusie

Het planvoornemen is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid van het moederplan 'Kern 's-Heerenhoek 2011' inzake het mogelijk maken van bestemmingswijziging van 'Bedrijf' naar 'Wonen' is dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. In dit wijzigingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent een aantal nationale belangen zoals genoemd in de NOVI. Dit initiatief raakt geen rijksbelangen uit het Barro.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening en ladder voor duurzame verstedelijking

Samenvatting beleidskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuw stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De reden hiervoor is om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte in Nederland te bevorderen. Een stedelijke ontwikkeling houdt in dat er nieuwe bebouwing wordt toegevoegd aan de huidige bebouwing. De ladder bestaat uit twee stappen: de eerste stap bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. De tweede stap omvat, indien de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing en conclusie

De ontwikkeling is van dusdanig kleinschalige omvang (6 extra woningen) dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Een uitgebreide onderbouwing van de ladder is niet noodzakelijk. Het voornemen is het toestaan van zes extra woningen op gronden gelegen binnen de bebouwde kom en waarop voorheen bedrijfsactiviteiten plaatsvonden. Daarnaast past de beoogde ontwikkeling binnen het regionale woningbouwprogramma. De ontwikkeling sluit aan bij de behoefte. Het beleid geformuleerd in het Bro vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Zeeuwse Omgevingsvisie

De Zeeuwse Omgevingsvisie is een strategische langetermijnvisie voor Zeeland en beschrijft de uitdagingen voor de periode tot 2050, de Zeeuwse ambities voor 2050 en tussendoelen voor 2030.

De Zeeuwse Omgevingsvisie beschrijft vier Zeeuwse Ambities voor 2050:

  1. 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland;
  2. 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied;
  3. 3. Een duurzame en innovatieve economie;
  4. 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland;

In 2050 is er voor ieder een passende woning beschikbaar. In de omgeving van je huis kun je je veilig voelen. De verandering van de bevolkingssamenstelling en de noodzaak voor toegankelijke voorzieningen heeft tot vernieuwing van de Zeeuwse woningmarkt geleid. Hierbij is de noodzaak om barrières weg te nemen zodat alle Zeeuwen gemakkelijk deel kunnen nemen aan de samenleving. Hierbij draagt een schone, gezonde en veilige woonomgeving aan mee.

Toetsing

De ontwikkeling is een aanvulling op de bestaande woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied, op korte afstand van voorzieningen. De gemeente Borsele maakt onderdeel uit van de regio Bevelanden. De woningmarktafspraken van deze regio zijn in de Agenda Wonen in De Bevelanden 2020 opgenomen. Hierin is aangegeven dat er in de gemeente Borsele meer behoefte aan (centrum)dorpse woonmilieus is dan dat er nu gepland staat. Verder kennen de beoogde nieuwbouwwoningen een volledig woonprogramma op de begane grond en zijn daarmee levensloopbestendig. Hiermee wordt ook ingespeeld op de toenemende vergrijzing. Gelet op het hiervoor geschrevene voorziet de ontwikkeling van 6 woningen in 's-Heerenhoek in een behoefte.

Conclusie

De ontwikkeling is in overeenstemming met de Zeeuwse Omgevingsvisie.

4.2.2 Provinciale Omgevingsverordening Provincie Zeeland 2018

Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening 2018. Voor woningbouw zijn in de omgevingsverordening alleen regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied. Een beperkt aantal regels heeft vooral betrekking op stedelijke functies. Daarvan is geen sprake.

Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan. Het plan is niet in strijd met de omgevingsverordening.

Conclusie

De ontwikkeling is in overeenstemming met de regels uit de Provinciale Omgevingsverordening Provincie Zeeland 2018.

4.3 Regionaal Beleid

4.3.1 Woonvisie 2019-2023

Regio De Bevelanden heeft een historie opgebouwd met beleidsmatige samenwerking op het gebied van wonen. In 2013 zijn de eerste woningmarktafspraken opgesteld voor De Bevelanden en in 2016 zijn deze geactualiseerd met een nieuw regionaal woningbouwprogramma. In deze Agenda Wonen De Bevelanden 2025 zijn afspraken vastgelegd over woningbouw en inhoudelijke zaken ten aanzien van het wonen, zoals herstructurering, wonen en zorg, huisvesting van arbeidsmigranten en prestatieafspraken met de corporaties. De afspraken worden jaarlijks binnen de regio gemonitord. De woondoelen die zijn opgenomen in de Agenda Wonen zijn:

  • Voldoende, passend woningaanbod, voor eigen inwoners en nieuwkomers van buiten;
  • Begeleiden van de verwachte krimp op de lange termijn;
  • Benutten van bestaand bebouwd gebied voor woningbouw;
  • Behoud van huidig profiel van dorpen, kernen en plaatsen;
  • Totale portefeuillestrategie voor regio De Bevelanden, inclusief nieuwbouw, verversing en verbetering;
  • Regionale prestatieafspraken met woningcorporaties;
  • Stimuleren van investeringen door particulieren, marktpartijen en financiële instellingen.

De regio gaat nu een stap verder in de vorm van een volwaardige Regionale Woonvisie. De Regionale Woonvisie betreft een parapluvisie voor verdere uitwerking in lokaal beleid. Wat deze visie concreet beoogt is inzicht te geven in de gezamenlijke missie en ambities van de regiogemeenten op het gebied van het wonen. Aan de hand daarvan én de regionale afspraken uit de Agenda Wonen biedt de visie een helder kader voor politiek, dorpsraden, corporaties, zorgpartijen, marktpartijen en inwoners.

De Bevelanden streeft naar evenwicht in vraag en aanbod op de woningmarkt. De verwachte huishoudensgroei is de belangrijkste onderlegger voor het regionale woningbouwprogramma. Tot 2035 wordt groei van het aantal huishoudens verwacht. Het realiseren van het bouwprogramma, met behoud van bestaande kwaliteiten en de regionale identiteit, is een belangrijke regionale opgave voor de komende periode.

Actuele woningmarktafspraken

In het woningbouwprogramma 2020-2030 is er een totale plancapaciteit van 482 woningen in de gemeente Borsele in de eerstkomende 10 jaar. In het voorliggende wijzigingsplan zijn maximaal zes woningen voorzien en is derhalve passend in de regionale woningbouwplanning. De nieuwbouw zorgt voor een kwalitatieve verbetering van de bestaande woningvoorraad waarbij een realistische woningbouwproductie voorop staat. De ontwikkeling past binnen de kaders van de regionale woningmarktafspraken.

4.3.2 Regionale woningbouwplanning (gemeente Borsele)

In het bestemmingsplan 'Kern 's-Heerenhoek 2011' zijn wijzigingsvoorwaarden opgenomen. Zie hiervoor ook paragraaf 3.2. Een van deze wijzigingsvoorwaarden is dat er binnen het wijzigingsgebied maximaal 8 woningen zijn toegestaan. In de beoogde ontwikkeling worden 6 woningen gerealiseerd. Er worden zodoende minder woningen gerealiseerd dan in de wijzigingsvoorwaarden toegestaan zijn. Ook is voor de kleinschaligheid van de beoogde ontwikkeling geen toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking noodzakelijk. De beoogde ontwikkeling is meegenomen in de regionale woningbouwplanning.

4.3.3 Conclusie

De kern 's-Heerenhoek kan aangemerkt worden als een kern met een centrumdorps woonmilieu waardoor er in deze kern ruimte benodigd is de woningbouw voor de komende 10 jaar op te vangen. De ontwikkeling past binnen de wijzigingsvoorwaarden die het bestemmingsplan 'Kern 's-Heerenhoek biedt. Het voorliggende wijzigingsplan sluit daarom aan bij het regionale beleid en de regionale uitgangspunten voor woningbouw.

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Structuurvisie gemeente Borsele 2015-2020

Op 11 december 2014 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2015-2020 vastgesteld. De structuurvisie geeft een beeld van de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente, met als achterliggend doel behoud en ontwikkeling van een aantrekkelijke gemeente, zowel om te wonen, te werken als te recreëren. De structuurvisie dient niet alleen als toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente Borsele, maar ook als inspiratiebron voor mogelijke nieuwe ontwikkelingen en kansen. Het gaat er om de bestaande en toekomstige kwaliteiten van de gemeente in duurzaam evenwicht met elkaar te behouden en te versterken.

In het dorpsprofiel 's-Heerenhoek is de volgende strategie opgenomen:

  • Het fysiek-ruimtelijke hart en het sociaal-maatschappelijk hart vallen samen in ’s-Heerenhoek, waarbij het behoud van het huidige voorzieningenniveau en het leggen van verbindingen wordt nagestreefd. Aandacht gaat uit naar het versterken van het dorpshart en de centrumfuncties, waarbij het verbeteren van verbindingen tussen oude en nieuwe woongebieden uitgangspunt is;
  • Naast inbreiden en kleinschalig herstructureren zijn er voor de realisatie van woningen mogelijkheden in plan De Blikken. Voor herstructurering komen de woningen aan de Merietestraat en Laustraat in aanmerking. De herstructureringslocatie AMAC biedt beperkt ruimte voor woningen, voor zover De Blikken II daarvoor geen ruimte biedt. Momenteel onderzoekt een initiatiefnemer de combinatie mogelijkheden van diverse functies voor de locatie AMAC;
  • De bestaande landschappelijke inbedding rondom de kern wordt verder vergroot door versterking van de Paardegatsche Watergang ter plaatse van de herontwikkeling AMAC.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0007.png"

Figuur 4.1: Strategiekaart 's-Heerenhoek (Bron: Structuurvisie gemeente Borsele 2015-2020)

Toetsing en conclusie

De ontwikkeling die in dit wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt betreft realisatie van woningen op de herstructureringslocatie AMAC. De initiatiefnemer heeft de mogelijkheden van het terrein onderzocht. Het planvoornemen geeft dan ook uitwerking aan een van de doelen uit de 'Structuurvisie 2015-2020'.

4.4.2 Beeldkwaliteitsnota

De Beeldkwaliteitsnota, vastgesteld in januari 2013, hanteert diverse beeldkwaliteitscriteria: algemene beeldkwaliteitscriteria, gebiedsgerichte criteria, themagerichte criteria en sneltoetscriteria. Deze criteria maken inzichtelijk aan welke criteria een bouwplan dient te voldoen. Ze zijn erop gericht het karakter van het gebied te behouden en mogelijk te versterken.

Onder de historische dorpskern van 's-Heerenhoek zijn een gedeelte van de Kuipersdijk, een gedeelte van de Burgemeester Timansweg, de Heerenstraat, de Pakhuisstraat en de Prins Hendrikstraat geschaard. Deze straten c.q. straatdelen kennen een stenig en compact ruimtelijk beeld. De bebouwing is/oogt aaneengesloten en staat (vrijwel) direct aan de straat. De Molendijk, een gedeelte van de Burgemeester Timansweg en Stoofweg, een gedeelte van de Kuipersdijk en een gedeelte van de Werrilaan zijn getypeerd als historische dorpslinten. Deze dorpsdelen kennen over het algemeen een meer open bebouwingsbeeld (minder gesloten gevelwanden) dan de historische dorpskern. Daarnaast zijn vaak voortuinen aanwezig.

Toetsing en conclusie

In de Beeldkwaliteitsnota is aangegeven dat in de directe omgeving van het plangebied (Heerenstraat, de Pakhuisstraat en de Prins Hendrikstraat) geen voortuinen aanwezig zijn, de bebouwing staat bijna altijd direct aan de openbare weg. Dit is ook van toepassing op de beoogde ontwikkeling. De beoogde ontwikkeling woningen kent een eenduidige hoofdvorm en traditioneel materiaalgebruik waarmee wordt aangesloten op de kenmerken van de bebouwing in de directe omgeving en voldaan wordt aan de toetsingscriteria uit de Beeldkwaliteitsnota.

Hoofdstuk 5 Toetsing Aan Omgevingsaspecten

5.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een milieueffectrapportage nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan, ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft, mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een 'vormvrije' mer-beoordeling.

Voor de terinzagelegging van een ontwerpbestemmingsplan moet een m.e.r.-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

Bij een (vormvrije) mer-beoordeling is een van de aspecten waar naar gekeken moet worden cumulatie van effecten met andere ruimtelijke ontwikkelingen. Uit de wetgeving en bijbehorende toelichting blijkt niet duidelijk wat daar precies onder moet worden verstaan en hoe daarmee moet worden omgegaan.

Toetsingskader

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een aaneengesloten gebied met een oppervlakte van 100 hectare of meer, of 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer betreft. De voorgenomen ontwikkeling aan de Burgemeester Timansweg betreft het realiseren van 6 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu.

Conclusie

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kleinschaligheid van de ontwikkeling zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. De beoogde ontwikkeling is daarom als zodanig niet MER-plichtig. Het planologisch toestaan van de beoogde activiteit veroorzaakt geen milieueffecten naar de omgeving die aanleiding moet zijn om een MER uit te voeren. Bij besluit van 23 november 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders derhalve besloten geen milieueffectrapportage op te laten stellen voor de realisatie van de zes woningen aan de Burgemeester Timansweg. Bij toetsing aan de milieu- en omgevingsaspecten in dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de effecten van de ontwikkeling op het milieu en op de omgeving.

5.2 Watertoets

Toetsingskader

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld (zie bijlage 1 van het bijlagenboek). Dit aanmeldformulier wordt voorgelegd aan het waterschap.

Toetsing en conclusie

Uit het aanmeldformulier blijkt dat er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding zijn.

5.3 Niet-gesprongen Explosieven

Toetsingskader

In een bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt, dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE) uit de Tweede Wereldoorlog (WO II).

Toetsing

Uit informatie van het Zeeuws Bodemvenster blijkt dat alle polders ten westen van 's-Heer Arendskerke (Oude Kraaiertpolder, Nieuwe Kraaiertpolder, Zuid-Kraaiert, Jacobspolder, Ankeveerepolder, West-Kraaiertpolder, Noord-Kraaiertpolder, Schengepolder en omgeving Wissekerke) gebombardeerd zijn. Voor al deze polders zijn gedurende de hele Tweede Wereldoorlog meldingen van bomaanslagen te vinden, maar niet exact gelokaliseerd. Dit zijn tenminste 20-25 meldingen geweest, met name uit het beginjaar van de oorlog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0008.png"

Figuur 5.1 Aandachtsgebied niet-gesprongen explosieven, in een rood kader het plangebied (Bron: Zeeuws Bodemvenster)

Conclusie

Het plangebied valt deels in het aandachtsgebied 'bombardement'. In het verleden heeft op het voormalige AMAC terrein bebouwing gestaan. Hierdoor wordt verwacht dat de niet-gesprongen explosieven niet aanwezig zijn in het plangebied.

5.4 Ecologie

Toetsingskader

Wet natuurbescherming

In de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht tot één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. In de provincie Zeeland heten deze gebieden dan ook NNZ (Natuurnetwerk Zeeland). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in het beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In het Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Tenslotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland

In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos , wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Natura 2000/Natuurbeschermingswet

Het plangebied is geen Beschermd Natuurmonument of Natura 2000-gebied. De afstand tot een Natura 2000-gebied bedraagt circa 5.000 meter. Dit betreft het Natura 2000-gebied 'Westerschelde & Saeftinghe' (zie figuur 5.2) Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. De gevolgen voor verzuring en vermesting zijn niet op voorhand uit te sluiten daarom is onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie. De memo met uitgangspunten en berekening is opgenomen in bijlage 2 van het bijlagenboek. Uit berekeningen voor de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied

Dit betekent dat geen significante gevolgen optreden en dat de instandhoudingsdoelstelling van de omliggende Natura 2000-gebieden niet in gevaar komt. Voor projecten die niet leiden tot een toename van depositie is geen vergunning conform de Wet natuurbescherming nodig. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de natuurwaarden van Natura-2000 gebieden.

Op 1 juli 2021 is de wet Stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden. Deze wet bevat een vrijstelling van de vergunningplicht voor tijdelijke stikstofdepositie in de aanlegfase van bouwprojecten.

Onder deze vrijstelling vallen:

  • het bouwen en slopen van een bouwwerk;
  • het aanleggen, wijzigen en opruimen van een werk (bijvoorbeeld voor duurzame energieopwekking en grond-, weg- en waterbouw zoals pleinen, straten, het verplaatsen van grond in het kader van bouwrijp maken van een terrein, spoorwegen, waterstaatswerken, waterwegen, waterkeringen, energie-infrastructuur, telecommunicatieinfrastructuur, openbare hemelwater- en ontwateringsstelsels en vuilwaterriolen;
  • De vervoersbewegingen die samenhangen met de werkzaamheden (o.a. het aan- en afvoeren van
    bouwmaterialen en emissies van werktuigen op de bouwplaats).

Het is dan ook niet noodzakelijk een berekening voor de stikstofdepositie als gevolg van de aanlegfase te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0009.png"

Figuur 5.2 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (Bron: Provincie Zeeland)

Natuurnetwerk Zeeland

Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het dichtstbijzijnde gebied wat deel uitmaakt van het NNZ ligt op ongeveer 10 meter. Dit is het gebied 'bestaande binnendijk nieuw'. De bouw en het gebruik van de woningen hebben vanwege de afstand en de ligging geen negatief effect op de natuurwaarden van het gebied die begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0010.png"

Figuur 5.3 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland (bron: Provincie Zeeland)

Soortenbescherming

De ontwikkeling van de woningen vindt plaats op een braak liggend terrein, waar grasland aanwezig is en dat regelmatig gemaaid wordt.

Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen.

Met betrekking tot algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht waarbij al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het beschadigen van individuen te voorkomen. Extra aandacht is vereist bij het vergraven van holen en het verwijderen van opgeslagen materialen.

Conclusie

Het plangebied ligt niet binnen Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de 'Westerschelde & Saeftinghe' op circa 5.000 meter. Uit AERIUS berekeningen voor de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van relevante stikstofdeposities (hoger dan 0,00 mol/ha/j) in de omliggende Natura 2000-gebieden. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Op circa 10 meter van de ontwikkeling ligt natuurgebied 'dijken binnendijk nieuw' die behoort tot het Natuurnetwerk Zeeland (figuur 5.3). Verder ligt het plangebied niet binnen een waterwin-, grondwaterbeschermings- of milieubeschermingsgebied.

5.5 Cultuurhistorie En Archeologie

5.5.1 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Bro (artikel 3.6.1 lid 2) is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 5.4 is te zien dat in het plangebied geen cultuurhistorische waardevolle objecten aanwezig zijn die door de ontwikkeling geschaad zouden kunnen worden. Ten zuiden van het plangebied, aan de Benedenstraat 3 is een gebouw aanwezig wat onderdeel is van de van de gemeentelijke monumentenlijst. Verder zijn in de kern nog enkele historische boerderijen, MIP gebouwen en een Rijksmonument aanwezig. De ontwikkeling heeft geen invloed op deze cultuurhistorische waardevolle objecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0011.png"

Figuur 5.4 Cultuurhistorische waardenkaart (Bron: Provincie Zeeland)

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie staat de ontwikkeling niet in de weg.

5.5.2 Archeologie

Toetsingskader

Op grond van de Wro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.

Toetsing

In 2011 is er door de gemeente Borsele archeologiebeleid vastgesteld. Bij de invulling van dit beleid wordt onderscheid gemaakt tussen gewaardeerde terreinen en archeologische verwachtingszones. Op terreinen met een archeologische waarde is de aanwezigheid van archeologische sporen en resten bekend. De archeologische verwachtingszones doen een voorspelling over de kans dat er archeologische waarden voorkomen. De waarden- en verwachtingenkaart bestaat uit vier op elkaar te projecteren kaartbeelden die corresponderen met elkaar in tijd opvolgende landschappen waaraan archeologische betekenis kan worden gehecht.

Het plangebied is het aangeduid als een gebied met een lage tot zeer lage trefkans. Voor terreinen met een lage verwachtingswaarde gold een onderzoeksverplichting bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 40 centimeter. Echter, in 2016 heeft een evaluatie van het archeologiebeleid plaatsgevonden. Op basis hiervan heeft de Borselse gemeenteraad op 6 april 2017 besloten dat gebieden met een lage verwachting op archeologische vondsten voortaan vrijgesteld van archeologisch onderzoek en dat voor deze gebieden geen beschermde maatregelen meer hoeven worden opgenomen in het bestemmings-/wijzigingsplan. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is dan ook niet nodig voor de beoogde ontwikkeling. Ook is dan ook geen dubbelbestemming in voorliggend plan opgenomen. Het is, ondanks de lage verwachtingswaarde, mogelijk dat tijdens de uitvoeringsfase toch archeologische vindplaatsen aan het licht komen. Indien dit het geval is, geldt de wettelijke meldingsplicht op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0012.png"

Figuur 5.5 Uitsnede archeologiebeleid met aanduiding plangebied (Bron: Gemeente Borsele)

Conclusie

Het aspect archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg.

5.6 Bodem- En Grondwaterkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsing

In opdracht van Cingelveste BV is door SMA Zeeland BV bodemonderzoek uitgevoerd. Zie bijlage 3 van het bijlagenboek. Uit het bodemonderzoek blijkt dat het gevonden gehalte asbest plaatselijk de interventiewaarde overschrijdt. In overleg met de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Zeeland is besloten om een saneringsplan op te stellen. De provincie is bevoegd gezag om op basis van dit plan te beschikken. Met het uitvoeren van de sanering wordt de grond geschikt voor de functie wonen.

Conclusie

De bodem is na sanering geschikt voor de beoogde ontwikkeling.

5.7 Verkeer En Parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient het plan te voldoen aan een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot verkeer en parkeren betekent dit dat de ontwikkeling niet mag leiden tot parkeerproblemen in de omgeving en dient de verkeersgeneratie zonder problemen te kunnen worden afgewikkeld, zonder dat dit leidt tot opstoppingen en knelpunten voor de verkeersveiligheid.

5.7.1 Verkeersontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied wordt omgeven door de Burgemeester Timansweg en de Cingeldijk. Deze wegen zijn erftoegangswegen met een snelheidsregime van 30 km/uur. Aan de oostkant staat de Cingeldijk in directe verbinding met de Burgemeester Timansweg die leidt naar de Kuijpersdijk en de Moldendijk. Via deze wegen wordt de kern van 's-Heerenhoek bereikt. De erftoegangsweg Burgemeester Timansweg staat in directe verbinden met de Brosselsdijk. Deze weg leid richting het westen naar de Lange Noordweg, naar de provinciale weg N666. De ontsluiting van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer is goed.

Langzaam verkeer

Fietsers maken gebruik van de erftoegangswegen. Rond het plangebied zijn geen gescheiden fietspaden aanwezig. Voor voetgangers is aan één zijde van de erftoegangsweg Burgemeester Timansweg een voetpaden aanwezig.

Openbaar vervoer

Aan de Molendijk, ten noordwesten van het plangebied, is de bushalte 'Kerk' 's-Heerenhoek gelegen. Hier halteren de bussen 23 en 598. Bus 23 gaat richting Goes en bus 598 naar Heinkenszand. Op 250 met ten zuidoosten van plangebied ligt bushalte 'Werrilaan', ook hier halteren de bussen 23 en 598. Beide haltes liggen op circa 5 minuten loopafstand van het plangebied.

5.7.2 Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling is berekend op basis van kencijfers uit CROW 381 ('Toekomstbestendig parkeren', 2018). De gehanteerde kencijfers zijn afhankelijk van de ligging van het plangebied binnen stedelijk gebied. Voor onderhavig plangebied geldt een ligging in een niet stedelijk gebied (bron: CBS) in het schilgebied van rest bebouwde kom. Er is uitgegaan van gemiddelde cijfers. In tabel 5.1 is de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling uitgerekend.

Tabel 5.1 Berekening verkeersgeneratie ontwikkeling

functie programma kencijfer CROW verkeersgeneratie weekdag
Koop, huis, tussen/hoek 6 woningen 7,4 mvt/etmaal per woning 44,4 mvt/etmaal
totaal 44,4 mvt/etmaal

Aangezien het plangebied braak ligt is er een toename van de verkeersgeneratie. Het toestaan van zes extra woningen zorgt voor een toename van 44,4 mvt/etmaal op een weekdag.

5.7.3 Parkeren

Ook de parkeerbehoefte is bepaald op basis van kencijfers van het CROW. In het kader van het bestemmingsplan zijn de gemiddelde kencijfers gehanteerd. Op basis van de kencijfers is allereerst de normatieve (maximale) parkeerbehoefte bepaald. Deze is vervolgens op basis van aanwezigheidspercentages over de dag omgerekend naar het maatgevende moment. Dit is mogelijk omdat de beoogde woningen niet gelijktijdig geheel in gebruik zijn. Hierdoor kan een deel van de benodigde parkeerplaatsen gebruikt worden ten behoeve van meerdere functies. In onderstaande tabel is allereerst de normatieve parkeerbehoefte berekend. Uit onderzoek blijkt de werkdagavond de maatgevende periode. De parkeerbehoefte op deze werkdagavond is ook opgenomen. In tabel 5.2 is de berekening parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling uitgerekend. In de huidige situatie ligt het plangebied braak en zijn er geen parkeervoorzieningen aanwezig.

Tabel 5.2 Berekening parkeerbehoefte nieuwe situatie

functie programma kencijfer CROW parkeerbehoefte normatief
Koop, huis, tussen/hoek 6 woningen 2 per woning (bezoekersaandeel 0,3 per woning) 12
totaal 12

De parkeerbehoefte normatief bedraagt 12 parkeerplaatsen.

De realisatie van de parkeervoorzieningen vinden plaats buiten het plangebied. In figuur 5.6 is de locatie van de parkeervoorzieningen weergegeven. Op basis van CROW is maatgevend de werkdagavond (bewoners 90%, bezoekers 80%). Het aantal woningen (6) * kencijfer CROW bewoners (1,7) * percentage (0,9) = 9,18 parkeerbehoefte. Het aantal woningen (6) * kencijfer CROW bezoekers (0,3) * percentage (0,8) = 1,44 parkeerbehoefte. In totaal is de parkeerbehoefte (9,18 + 1,44 =) 10,62. Afgerond is de parkeerbehoefte op het maatgevende moment 11 parkeerplaatsen. Voor de ontwikkeling worden 11 parkeerplaatsen voorzien. Zodoende wordt de totale parkeerbehoefte van het plangebied opgevangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0013.png"

Figuur 5.6 De 11 te realiseren parkeerplaatsen zijn rood omkaderd (Bron: Fraanje)

5.7.4 Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is voor alle modaliteiten goed. De verkeersgeneratie van de ontwikkeling is dermate gering dat deze nauwelijks van invloed is op de verkeersafwikkeling op de omliggende wegenstructuur. De parkeerbehoefte van de ontwikkeling wordt geheel opgevangen buiten het plangebied. Direct aangrenzend aan het plangebied worden nieuwe parkeerplaatsen aangelegd ten behoeve van de beoogde woningbouwontwikkeling. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

5.8 Bedrijven En Milieuhinder

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de naastgelegen woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van woningen. Rondom het plangebied bevinden zich woningen en aan de westkant een braakliggend terrein. De komst van de woningen zal geen gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat ter plaatse.

Ten noordoosten van het plangebied aan de Burgemeester Timansweg is het tankstation 'Elan' gevestigd met de enkelbestemming 'Bedrijf'. Op grond van de categorie-indeling van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering onder 'Benzinestations zonder LPG' dient een richtafstand van 30 meter tot milieugevoelige functies in acht worden genomen. Aan deze richtafstand wordt voldaan. De beoogde woningen zijn buiten deze afstand gelegen, de afstand tussen de te realiseren woningen en het tankstation bedraagt circa 50 meter. Tussen het tankstation en de beoogde woningen zijn bovendien reeds tussenliggende woningen aanwezig. Op basis hiervan wordt milieuhinder geen belemmering geacht voor de beoogde woningen en vice versa belemmert de woningbouw geen bedrijven in hun activiteiten.

Conclusie

Het aspect milieuzonering staat de vaststelling van dit plan niet in de weg. Bedrijven worden niet in hun belangen geschaad en er is voor de nieuwe woningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.9 Akoestisch Onderzoek

Het aspect geluid kan betrekking hebben op:

  • wegverkeerslawaai;
  • industrielawaai;
  • inrichtingslawaai.

De locatie valt niet binnen de geluidzone van een gezoneerd bedrijventerrein. Daarnaast is geen sprake van een geluidhinder producerend bedrijf in de omgeving. De aspecten industrielawaai en inrichtingslawaai zijn daarom niet relevant. Op het aspect wegverkeerslawaai wordt hierna ingegaan.

5.9.1 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) dient voor nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, aannemelijk gemaakt te worden dat voldaan wordt aan de wettelijke geluidnormen indien deze zijn gelegen binnen de wettelijke geluidzone van gezoneerde wegen. Wegen zijn gezoneerd indien hier een maximum snelheid geldt van 50 km/uur of hoger. De breedte van de geluidzone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen-of buitenstedelijke ligging.

Indien gelegen binnen de geluidzone van een weg dient in principe voldaan te worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te bovengaan. De maximale ontheffingswaarde voor wegen is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de bestemmingen (binnen-of buitenstedelijk). Onderhavig plan kent een ligging binnen de bebouwde kom. De maximale ontheffingswaarde bedraagt 63 dB.

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u of lager op basis van de Wgh niet gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn.

Toetsing

De ontwikkeling maakt gevoelige functies mogelijk welke aan de normen van de Wet geluidhinder (Wgh) dienen te worden getoetst indien gelegen binnen de geluidzone van gezoneerde wegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dienen relevante niet gezoneerde wegen (30 km/u wegen) meegenomen worden in het onderzoek. Het gaat hier om de Burgemeester Timansweg, Prins Hendrikstraat en Cingeldijk. De verkeersbelasting op de Burgemeester Timansweg, Prins Hendrikstraat en Cingeldijk is dusdanig laag dat dit weinig geluid genereert en akoestisch onderzoek niet noodzakelijk is.

Conclusie

Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.10 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM.

Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.3. weergegeven.

Tabel 5.3. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde
stikstofdioxide (NO2)) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³
Fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.

Toetsing en conclusie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het aspect luchtkwaliteit te worden onderzocht. Het plan voorziet in een woningbouwontwikkeling en valt standaard onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan twee ontsluitingswegen en draagt daarom 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit. De ontwikkeling van zes woningen valt niet aan de hierboven genoemde grenswaarden. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan hoe het met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gesteld. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg is de Lange Noordweg (zie figuur 5.7). Hieruit blijkt dat zowel in 2020 als in 2030 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 5.4.

Tabel 5.4 Toetsing aan grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof grenswaarde maximale waarden in jaar 2020 maximale waarden in jaar 2030
stikstofdioxide (NO2) 40 µg/m³ 15,9 µg/m³ 11,7 µg/m³
fijn stof (PM10) 40 µg/m³ 16,8 µg/m³ 14,6 µg/m³
max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ 6,0 µg/m³ 6,0 µg/m³
Fijn stof (PM2,5) 25 µg/m³ 9,7 µg/m³ 7,8 µg/m³

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0014.png"

Figuur 5.7: Luchtkwaliteit rondom plangebied (Bron: NSL-Monitoringstool)

5.11 Externe Veiligheid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 -waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheid afstanden (PR 10-6 -contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgevonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.WPHHBTW2022-0002_0015.png"

Figuur 5.8: Uitsnede risicokaart met het plangebied paars omcirkeld

Transport over het spoor

Ten westen van het plangebied bevindt zich een spoortraject waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied van het spoor is meer dan 4 kilometer. Het plangebied bevindt zich op circa 1,6 kilometer. Omdat de afstand groter is dan 200 meter, hoeven volgens het Basisnet geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel dient vanwege de ligging in het invloedsgebied een beknopte verantwoording te worden opgesteld.

Transport over de weg

De N62 bevindt zich ten noorden en westen van het plangebied, over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De maatgevende stofcategorie betreft GF3 met een invloedsgebied van 355 meter. De locatie bevindt zich op minimaal 1 kilometer van de weg. Het groepsrisico hoeft niet berekend of verantwoord te worden.

Transport door buisleidingen

Ten noorden bevindt zich de buisleiding A-535 met een grootte van 18 inch en een werkdruk van 66 bar. Het invloedsgebied betreft 240 meter. De locatie bevindt zich met een afstand van circa 1,1 kilometer niet in het invloedsgebied.

Risicovolle inrichtingen

Ten westen bevindt zich een industriegebied waar risicovolle inrichtingen zijn gelegen. Het plangebied bevindt zich niet in de PR-contouren van het industriegebied. Wel ligt de locatie in het invloedsgebied van risicovolle inrichting Kloosterboer waar ammoniak en containers met gevaarlijke stoffen worden opgeslagen. Uit een risicoanalyse die in het kader van de milieuvergunning van het bedrijf is gemaakt, blijkt dat de oriëntatiewaarde van het GR zoals gesteld in het Bevi niet wordt overschreden. De ontwikkeling van 6 woningen is dusdanig kleinschalig van omvang dat de invloed op het GR verwaarloosbaar is. Er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.

Kerncentrale Borsele

Uit de risicokaart blijkt tevens dat het plangebied gelegen is in de evacuatiezone, schuilzone en de jodiumprofylaxezone voor de kerncentrale in Borsele. Eén van de maatregelen om letsel te voorkomen bij een kernramp is schuilen in een betonnen gebouw en het innemen van een jodiumtablet. Bij een ernstig ongeval met een kerncentrale kunnen radioactieve stoffen vrijkomen, waaronder radioactief jodium. De menselijke schildklier is daarvoor gevoelig, omdat die jodium opneemt en gebruikt voor het maken van schildklierhormonen. Door tijdig jodiumtabletten in te nemen wordt de schildklier verzadigd en kan het radioactieve jodium niet meer worden opgenomen. De overheid geeft aan wanneer het innemen van een tablet nodig is.

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Cingeldijk en Burgemeester Timansweg. Deze wegen sluiten aan op het verdere wegennetwerk van 's-Heerenhoek. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zullen woningen gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over het spoor en bij risicovolle inrichtingen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoor waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd ende kerncentrale Borsele. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.12 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  1. a. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  2. b. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  3. c. defensiebrandstoffen;
  4. d. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke 'mechanische grondroering' bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.

Toetsing en conclusie

In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen of hoogspanningslijnen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Voor deze leidingen zal nog wel een melding bij het kadaster worden gedaan.

5.13 Duurzaamheid

Toetsingskader

Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Hierbij kan op verschillende manieren omgegaan worden met energie zuinigheid.

Toetsing en conclusie

Voor alle nieuwbouw geldt dat aanvragen van de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Per 1 juli 2018 is het daarnaast verplicht gasloos te bouwen. De beoogde woningen worden bijna energieneutraal en wordt zonder gasaansluiting gebouwd.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Juridische Regeling

Wijzigingsplan

Dit wijzigingsplan is een wijziging van het geldende bestemmingsplan 'Kern 's-Heerenhoek 2011' (hierna: basisplan) zoals dat op 23 februari 2012 door de gemeenteraad van Borsele is vastgesteld. De wijziging vindt plaats op basis van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 3.6.2 van dat moederplan. Op basis van die bepaling is de bestemming 'Bedrijf' gewijzigd in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'aaneengesloten'.

Regels

De relevante regels worden overgenomen in het wijzigingsplan, zodat dit plan zelfstandig (los van het moederplan) in ruimtelijkeplannen.nl raadpleegbaar is.

Anti-dubbeltelregeling en overgangsrecht

Verder dienen volgens paragraaf 3.2. van het Besluit ruimtelijke ordening standaardregels in bestemmingsplannen te worden opgenomen. In artikel 1.1.1 sub 3 van dat besluit is bepaald dat onder een bestemmingsplan ook een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6. eerste lid onder a of b van de Wet ruimtelijke ordening wordt verstaan. Om deze reden zijn ook een Anti - dubbeltelregel en Overgangsrecht opgenomen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een wijzigingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De resultaten van het vooroverleg zijn opgenomen in het vooroverlegrapport (bijlage 4 van het bijlagenboek). Naar aanleiding van de vooroverlegreacties van het waterschap Scheldestromen en de provincie Zeeland zijn er aangepassingen gedaan in paragraaf 5.2 en 5.5 van deze toelichting.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerp wijzigingsplan wordt voor een periode van 6 weken voor eenieder ter inzage gelegd. Eventuele zienswijzen worden samengevat en beantwoord. Daarbij wordt ook aangegeven of een zienswijze al dan niet leidt tot aanpassing van het wijzigingsplan.

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 2 Memo Stikstofberekening

Bijlage 2 Memo stikstofberekening

Bijlage 3 Bodemrapport

Bijlage 3 Bodemrapport

Bijlage 4 Vooroverlegrapport

Bijlage 4 Vooroverlegrapport