Het Gors
Bestemmingsplan - Gemeente Goes
Onherroepelijk op 10-06-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Zorgappartementen Populierenstraat - Goes van de gemeente Goes.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPGZ23-OH99 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.7 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.8 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.9 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.10 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.11 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.12 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.13 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.14 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.15 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.16 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.17 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.18 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. zorginstellingen, gezondheidszorg, wonen en openbare dienstverlening;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
4.3 Aanlegvergunning
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Zorgappartementen Populierenstraat - Goes'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
Stichting Het Gors biedt zorg, ondersteuning en huisvesting aan mensen met een lichamelijke functiebeperking en/of verstandelijke functiebeperking op meer dan 80 locaties in de regio Zeeland. Het complex aan de Beukenstraat-Populerenstraat voldeed niet meer aan de hedendaagse eisen die gesteld worden aan een dergelijke zorgvoorziening. Ten behoeve van adequate zorgverlening is ter plaatse sloop van de bestaande bebouwing en vervangende nieuwbouw noodzakelijk gebleken. Een deel hiervan is reeds uitgevoerd: alle bebouwing is inmiddels gesloopt en aan de Beukenstraat is een nieuw gebouw voor dagbesteding gebouwd. Op het aan de Populierenstraat grenzende deel van het terrein, globaal ter plaatse van de voormalige dagbesteding, zijn 46 zorgappartementen en een spel-o-theek voorzien. Hiervoor is in opdracht van Stichting Het Gors door architektenburo Roos en Ros een bouwplan ontworpen.
De gemeente Goes wenst medewerking te verlenen aan dit initiatief van Stichting Het Gors. Beide partijen hebben overeenstemming over de beoogde ruimtelijke en planologische invulling van het terrein, waaronder genoemd bouwplan. Doel van dit bestemmingsplan is dan ook het planologisch mogelijk maken daarvan. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is noodzakelijk omdat het geldende bestemmingsplan Goes-Zuid wat betreft bebouwingspercentage en bouwhoogte hiervoor niet toereikend is.
1.2 Opzet Plantoelichting
De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:
- In hoofdstuk 2 wordt het plangebied, de directe omgeving en de beoogde planontwikkeling beschreven.
- Hoofdstuk 3 gaat in op het beleidskader en daarmee op de planologische inpasbaarheid van de ontwikkeling.
- Hoofdstuk 4 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de ruimtelijke en milieuaspecten. Daarnaast wordt er in gegaan op de financiële uitvoerbaarheid van het project.
- In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingsregeling (plankaart en regels).
- Hoofdstuk 6 gaat in op de resultaten van het overleg op basis van artikel 3.1.1. Bro.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Plangebied En Directe Omgeving
Het plangebied ligt in het zuiden van Goes (zie figuur 2.1.). Het maakt deel uit van een groter terrein van Stichting het Gors dat ligt tussen de Beukenstraat, Populierenstraat en Olmenstraat.
Het plangebied is gelegen in een woongebied met overwegend woningen met twee bouwlagen en een kap. Aan de Olmenstraat (noordelijk van het plangebied) is sprake van woningen met maximaal drie bouwlagen en plat dak. Daarnaast bevinden zich in de directe omgeving ook maatschappelijke functies, waaronder grenzend aan de zuidzijde van het plangebied het kerkgebouw De Hoogte van de protestantse gemeente. Tussen deze kerk en de hoek Beukenstraat-Populierenstraat is een dierenweide aanwezig: de dieren worden verzorgd door de bewoners van het Gors. Aan de westzijde van het plangebied bevindt zich nog een aantal overige maatschappelijke functies en meer westelijk het winkelcentrum “De Bussel”. Aan de noordzijde flankeert een sportveld (van een van de locaties) van het Ostrea Lyceum het plangebied.
Figuur 2.1. Ligging plangebied
2.2 Ruimtelijke Planopzet
Het voorgenomen bouwproject voorziet in de bouw van 46 zorgappartementen en een
spel-o-theek. De zorgappartementen worden gebouwd aan de noordzijde van het terrein van Het Gors, in een aangeengesloten bouwblok. Het architectonisch ontwerp is gemaakt door Roos en Ros architecten (zie figuur 2.2.). Het gebouw wordt uitgevoerd in baksteen, waarbij de drie ingangen een accent krijgen door toepassing van glas.
De bouwhoogte van beoogde gebouw blijft beperkt en houdt rekening met de in de directe omgeving aanwezige hoogten. Het westelijke en meest van de weg af gelegen deel van het gebouw wordt uitgevoerd in drie bouwlagen en het oostelijke daaraan grenzende deel in twee bouwlagen. Deze beide delen, waarin de appartementen zijn voorzien, worden uitgevoerd met plat dak. De gemetselde gevels hebben een horizontale geleding door middel van gestuukte gevelbanden. De gevelopeningen zijn verticaal gericht en variëren qua breedte. Het meest oostelijke bebouwingsdeel dat de kop van het appartementengebouw vormt richting de Populierenstraat omvat de nieuwe spel-o-theek en wordt gerealiseerd in één bouwlaag met een lessenaarsdak. In de gemetselde gevels van de spel-o-theek zijn op speelse wijze diverse openingen aangebracht die variëren van grootte. De entree van de spel-o-theek ligt aan de zijde van kerkgebouw De Hoogte.
Het gebouw is grotendeels georiënteerd op de binnentuin van Het Gors aan de Beukenstraat. Alleen de spel-o-theek krijgt een eigen toegang aan de Populierenstraat. De hoofdtoegang van de zorgappartementen ligt aan de binnentuin, waardoor bewoners en bezoekers voornamelijk gebruik zullen maken van de hoofdentree van het terrein aan de Beukenstraat en de nieuwe entree aan de Populierenstraat tussen het kerkgebouw De Hoogte en de spel-o-theek. Het terrein tussen de dagbesteding en de zorgappartementen wordt ingevuld met een binnentuin. Deze tuin moet voor een verbindend karakter zorgen tussen de twee gebouwen van het Gors. De tuin wordt ingericht met onder andere een vijver met fontein en bankjes. Het appartementengebouw wordt aan de zijde van de Olmenstraat begrensd door een afschermende bomenrij.
Figuur 2.2. impressie ontwerp
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Met betrekking tot het nationaal beleid is de Nota Ruimte van belang. De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. In de nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; en borging van de veiligheid.
Economische vitaliteit is in de Nota Ruimte als belangrijk speerpunt opgenomen. Vitaliteit van het platteland moet worden versterkt door ruimte te geven aan het hergebruik van bebouwing en nieuwbouw in het buitengebied, vergroting en aanpassing van de toeristisch-recreatieve mogelijkheden.
In de Nota Ruimte wordt de provincie verantwoordelijk gesteld voor de verdeling van de ruimte voor wonen en werken over de gemeenten. Daarnaast vormt ook verhoging van de kwaliteit een hoofdpunt van beleid: voldaan moet worden aan de veranderende vraag naar woningen en woonomgevingen. De revitaliserings-, herstructurerings- en transformatieopgaven in bestaand bebouwd gebied moeten in beleid en uitvoering krachtig ter hand worden genomen, gelijktijdig of in samenhang met de mogelijke ontwikkeling van nieuwe uitleglocaties. Ook de verantwoordelijkheid voor de basiskwaliteit van het landschap ligt bij provincies en gemeenten. "Ontwikkelen met kwaliteit" is voor ruimtelijke plannen één van de doelen.
Wonen
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. De nota stelt "ruimte voor ontwikkeling" centraal en gaat uit van het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet".
In de nota gaat het Rijk voor verstedelijking en economische activiteiten in steden en dorpen uit van de bundelingstrategie. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaand bebouwd gebied aanwezig is en wordt ruimte geboden aan de gemeente om te bouwen voor de eigen bevolkingsgroei. Het beleid richt zich op de ontwikkeling van voldoende geschikte vestigingsmogelijkheden voor voorzieningen in iedere regio.
Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor een voldoende en tijdige beschikbaarheid van ruimte voor wonen, werken en daarbij behorende voorzieningen.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Zeeland
Het Omgevingsplan Zeeland is het kader waarbinnen het nieuwe beleid voor de fysieke omgeving aan de orde komt. De Woonvisie is in het Omgevingsplan Zeeland geïntegreerd.
Wonen
Het bieden van voldoende ruimte voor wonen vormt het uitgangspunt van het provinciale woonbeleid. Bundeling, zorgvuldig ruimtegebruik en het realiseren van kwaliteit en diversiteit staan daarbij centraal.
Het provinciaal ruimtelijk beleid gaat daarbij niet langer uit van een provinciale woningbouwprogrammering. Om beter tegemoet te kunnen komen aan de wensen van de consument, de woningbouwplanning flexibeler te maken en de productie te verhogen is met de provinciale woonvisie een beleid ingezet waarbij gemeenten meer vrijheid en verantwoordelijkheid krijgen voor de omvang, samenstelling en spreiding van hun bouwprogramma. Om zorgvuldig ruimtegebruik te concretiseren hebben gemeenten de taakstelling 50% van de woningbouwproductie binnen de grens van het bestaand bebouwd gebied te realiseren (inbreiding).
Aanvullend op de aangegeven randvoorwaarden is in de provinciale Woonvisie een aantal variabele woondoelen opgenomen, waar de provincie een actieve rol in wil vervullen. Het gaat daarbij om:
- stimuleren omvang en diversiteit van de nieuwbouw;
- aandacht voor bijzondere woonwensen (unieke projecten);
- zorgdragen voor kwetsbare groepen, zoals de aandachtsgroep, ouderen (zorgwoningen), starters en studenten, waarvoor het van belang is dat er voldoende keuzevrijheid op de woningmarkt blijft bestaan en dat deze, waar mogelijk wordt versterkt.
Voor wat betreft zorgwoningen is het, in de provinciale nota Zeeland Woonzorgland geïntroduceerde, regionale spreidingsplan zorgwoningen het plannings- en communicatie-instrument. Het programma geeft uitvoering aan het thema "Wonen, zorg en welzijn" van de Zorgvisie Zeeland 2004-2008.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Regiovisie Bevelanden: themavisie "De Bevelanden woont!"
In deze regionale woonvisie) is aangegeven op welke wijze de vijf gemeenten de komende jaren in regionaal verband invulling wensen te geven aan de (beperkte) speelruimte die ze hebben op de woningmarkt. De regio streeft hierbij naar een gezonde woningmarkt waarbij vraag en aanbod, zowel kwantitatief als kwalitatief, vrijwel in evenwicht zijn. Zij wil daarbij maximale beleidsvrijheid bij het maken van keuzen aangaande het thema wonen. De regio stelt bij het maken van keuzen de woonconsument (de burger) centraal en wil deze, zover het binnen haar vermogen ligt, zo goed mogelijk faciliteren. In dit kader worden de volgende doelen voorgestaan:
- a. voldoende aanbod creëren (voldoen aan de kwantitatieve vraag);
- b. keuzemogelijkheid bieden aan de woonconsument (voldoen aan de kwalitatieve vraag);
- c. benutten van de kansen die een wooneconomie biedt. Woningbouw genereert geld dat aan de regio ten goede komt. Daarbij stellen de gezamenlijke gemeenten wel uitdrukkelijk kwalitatieve randvoorwaarden, zoals:
- 1. een duurzame inrichting van de regio;
- 2. leefbaarheid. de Bevelandse gemeenten stellen zich op het standpunt dat bouwmogelijkheden in beginsel bij iedere kern aanwezig moeten zijn, mits deze zich kwalitatief en kwantitatief blijven verhouden tot de omgeving;
- 3. aandacht voor kwetsbare groepen.
De visie kent een duidelijk kwalitatieve, ruimtelijke insteek, waarbij de behoefte van de woonconsument centraal staat.
Woonvisie Goes
De Woonvisie Goes van 28 februari 2008 geeft een actuele en meer gedetailleerde blik op de woningbouwontwikkelingen in de gemeente Goes. De uitbreiding van stichting het Gors is in de Woonvisie expliciet benoemd. Met het realiseren van dit complex wordt aan een deel van deze uitbreidingsaantallen voldaan.
Zeeuws convenant Integrale Woningkwaliteit
De gemeente Goes heeft op 5 juni 2002 het "Zeeuws convenant Integrale Woningkwaliteit" ondertekend. Dit convenant is de opvolger van het "Zeeuws convenant Duurzaam Bouwen". Zij heeft zich daarmee verplicht om bij het bouwproces zoveel mogelijk rekening te houden met milieu-aspecten. Deze milieu-aspecten staan vermeld in het zogenaamde "Nationaal Pakket". Hierin zijn 46 milieumaatregelen opgenomen, waarvan circa 11 vaste. Deelnemers aan het convenant nemen deze 11 maatregelen mee in het bouwproces. De gemeente zal het maatregelenpakket actief onder de aandacht brengen bij diegenen die betrokken zijn bij het bouwproces.
Om de maatregelen uit het Nationaal Pakket door te voeren in de woningbouwplannen kunnen bouwende partijen naar eigen inzicht kiezen uit de maatregelen door gebruikmaking van het programma GPR-Gebouw ®. GPR-Gebouw ® is een programma waarmee duurzaam bouwen ambities kunnen worden vastgesteld, afgesproken en getoetst met de bouwers.
Gebruikmaking van dit programma betekent dat het niet noodzakelijk is, zoals dat voorheen wel was, om eerst in overleg met de gemeente te treden om de toe te passen maatregelen vast te leggen.
Het programma GPR-Gebouw ® wordt voor alle nieuw te realiseren woningbouwprojecten in de gemeente Goes verplicht gesteld om een hoge mate van duurzaam, energiezuinig, gezond en kwalitatief bouwen te bevorderen.
In GPR-Gebouw ® dienen 6 modules te worden ingevuld: energie, water, afval, materiaalgebruik, binnenmilieu en woonkwaliteit. Alle modules geven na invulling een score te zien. Deze score is per module gesteld op 7 wil men voldoen aan de eisen die de gemeente Goes stelt. Afwijkingen naar boven van de score is per plan mogelijk.
Een sublicentie van het programma kan kosteloos via de gemeente worden aangevraagd.
Bestemmingsplan Goes-Zuid
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Goes-Zuid. Het bestemmingsplan heeft voor het plangebied een maatschappelijke bestemming opgenomen met een bebouwingspercentage van 40%. Het appartementencomplex kan binnen het bebouwingspercentage van 40% niet worden gebouwd.
3.4 Conclusie
De beoogde ontwikkeling past binnen het beleidskader. Door gebruik te maken van een inbreidingslocatie wordt voldaan aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik uit het omgevingsplan. Aan de uitgangspunten van de Regiovisie Bevelanden wordt voldaan door de passende stedenbouwkundige opzet en het aanbieden van woonruimte voor kwetsbare groepen. Tevens heeft de gemeente Goes in de woonvisie voorgesorteerd op de uitbreiding van Stichting het Gors.
Hoofdstuk 4 Sectorale Toetsen
4.1 Water
Watertoets
Sinds 1 november 2003 is voor ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Zeeuwse Eilanden. De waterparagraaf is voorgelegd aan de waterbeheerder in het kader van de procedure ex artikel 3.1.1. Bro. De reactie van het waterschap op de concept waterparagraaf zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. Het definitieve wateradvies volgt en zal als losse bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Afstemming ruimtelijke ordening met het waterbeheer
Het provinciale waterhuishoudingsplan is opgenomen in het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012. In het kader van het waterhuishoudingsplan zijn waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Voor het projectgebied aan de Populierenstraat zijn daaraan de volgende gegevens te ontlenen.
- Het project is weinig zettingsgevoelig. De omgeving daarentegen is sterk zettingsgevoelig.
- Er zijn op het perceel ruime mogelijkheden voor infiltratie.
- Het perceel staat niet onder invloed van zoute kwel; wel is er sprake van een zoetwatervoorraad (geringe belvorming).
- Het gebied is aangeduid als zeer geschikt voor stedelijke ontwikkeling. Dat houdt in dat dit gebied niet kwetsbaar is in gevallen van extreme neerslag.
- Het perceel ligt niet in een aandachtsgebied vanuit water.
- In de (directe) omgeving van het perceel zijn geen natuurgebieden aanwezig met een hydrologische bufferzone.
Het huidige watersysteem
Het plangebied ligt in het zuiden van de kern Goes. De maaiveldhoogte bedraagt circa +0,40 NAP. Het peil van het grondwater bedraagt circa -1.60 NAP.
Toekomstig watersysteem
Bij het inrichtingsvoorstel voor het projectgebied is rekening gehouden met de (voor voorliggend plan) relevante waterhuishoudkundige criteria die door de waterbeheerder zijn aangegeven. Onderstaand is per criterium aangegeven op welke wijze daar bij de beoogde ontwikkeling mee wordt omgegaan.
thema | beoogde functiewijziging |
veiligheid (waterkering) | In en / of aangrenzend aan het perceel bevinden zich geen primaire- of regionale waterkeringen. |
wateroverlast | Het perceel ligt voldoende hoog en biedt voldoende mogelijkheden voor infiltratie. Om de waterafvoer bij extreme neerslagsituaties te kunnen reguleren is de trits "eerst vasthouden, dan bergen en dan pas afvoeren" richtinggevend voor het waterbeheer bij nieuwe ontwikkelingen. Overeenkomstig afspraken met de gemeente en het waterschap zal het te realiseren appartementencomplex volledig worden afgekoppeld. De bestaande bebouwing bedraagt circa 1085 m2. Na realisatie van het plan zal het de bebouwing circa 1380 m2 bedragen. Er is derhalve sprake van een beperkte toename van verhard oppervlak. Het hemelwater zal via het gescheiden riool in de Olmenstraat worden geloosd op het open water in de Populierenstraat. Deze waterpartij heeft voldoende capaciteit om dit afgekoppelde hemelwater op te vangen. Bij de technische uitwerking wordt ervoor gezorgd dat de eerste 20 mm afkomstig van de terrein verharding wordt vastgehouden, gefilterd en vervolgens vertraagd wordt geloosd op de hemelwaterriolering. Waar mogelijk zal dit water infiltreren in de als WADI in te richten groenstrook. |
grondwateroverlast | Op grond van de Verordening waterhuishouding Zeeland bedraagt de gewenste ontwatering 70 cm onder maaiveld voor met name woningen. Bij de realisering van het appartementencomplex zal de initiatiefnemer hiervoor zorgdragen. De zettingsgevoeligheid wordt door de voorgestane bouw niet negatief beïnvloed. De functies vragen geen lage waterstand. |
riolering | In de Olmenstraat is een gescheiden riolering aanwezig. Het vuilwater wordt aangesloten op de put in de Olmenstraat. Hemelwater wordt aangesloten op het hemelwaterriool in deze straat. Bij het afkoppelen van verharde oppervlakken zal rekening gehouden worden met de beslisboom afkoppelen van het Waterschap Zeeuwse Eilanden. |
watervoorziening | De waterbeheerder vraagt nadrukkelijk aandacht voor hergebruik van water in het bouwontwerp. Neerslagwater is van goede kwaliteit. Door het gebruik van regenwater kan op het drinkwatergebruik worden bespaard. Regenwater kan nuttig gebruikt worden, bijvoorbeeld voor het doorspoelen van het toilet. In het kader van de verdere technische uitwerking van het complex zal bezien worden of een dergelijke maatregel exploitabel technisch verantwoord is. |
volksgezondheid | Door bij het afkoppelen de beslisboom van het waterschap te hanteren, zal geen risico ten aanzien van de volksgezondheid ontstaan. |
bodemdaling | bodemdaling zal niet optreden. Er vindt geen aanpassing van polderpeilen plaats. |
oppervlakte- en grondwaterkwaliteit | Om te voorkomen dat hemelwater verontreinigd raakt dient het gebruik van uitlogende materialen zoals zink en lood te worden voorkomen en dient het gebruik van duurzame bouwmaterialen te worden bevorderd. |
verdroging/ natte natuur | In de (directe) omgeving van het plangebied is geen te beschermen (natte) natuur aanwezig. Er is dan ook geen sprake van een bufferzone. |
onderhoud waterlopen | de functiewijziging leidt niet tot verandering in de waterlopen. |
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de beoogde functiewijziging niet strijdig is met waterdoelstellingen dan wel noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.
4.2 Archeologie
Beleidskader
In aansluiting op het Verdrag van Valletta (Malta, 1992) en het provinciaal archeologiebeleid moet rekening worden gehouden met archeologische waarden in planvormingsprocessen. Concreet betekent dit dat de bescherming van het archeologisch erfgoed vastgelegd dient te worden en dat bij ruimtelijke afwegingen rekening gehouden moet worden met eventueel aanwezige archeologische waarden.
Voor Zeeland bestaat het toetsingskader voor archeologie uit:
- De Archeologische MonumentenKaart (AMK) Zeeland.
- De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).
- Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA).
- Nationaal Archeologisch Informatiesysteem ARCHIS2 van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurhistorie en Monumenten (RACM).
De AMK en de IKAW zijn door Gedeputeerde Staten van Zeeland vastgesteld op 29 mei 2001. Op de AMK staat informatie van bekende archeologische waarde. Alle terreinen die op de AMK zijn aangeduid dienen op 1 januari 2009 een planologische bescherming te hebben.
De IKAW geeft een overzicht van te verwachten archeologische waarden ("trefkansen") en is complementair aan de AMK. Vooral de gebieden met hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarden zijn belangrijk. In een inventariserend archeologisch onderzoek1 zijn de archeologische waarden van het plangebied in beeld gebracht.
Toetsing AMK en IKAW
Volgens de IKAW ligt het plangebied in een zone met een hoge kans op het aantreffen van archeologische resten. In het plangebied en de directe omgeving zijn geen archeologische monumenten aanwezig. Ook zijn geen archeologische vindplaatsen bekend.
Archeologisch inventariserend veldonderzoek
Op basis van het opgestelde Archeologisch Verwachtingsmodel kon worden ingeschat dat ter plaatse van het grootste, oostelijke deel van het onderzoeksgebied diepreikende (geul-)afzettingen van Duinkerke II konden worden aangetroffen. hierop konden archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd worden gevonden. Oudere archeologische resten zijn hier geërodeerd.
Ter plaatse van het westelijke deel van het onderzoeksgebied konden Afzettingen van Duinkerke II worden aangetroffen. Archeologische resten uit de Bronstijd, IJzertijd en de Romeinse Tijd konden worden aangetroffen in de top van intact Hollandveen. Archeologische resten uit het onderzoeksgebied bebouwd. Deze bebouwing is in de huidige tijd deels afgebroken. Archeologische resten uit het Neolithicum konden worden aangetroffen in de top van de Afzettingen van Calais.
Het onderzoeksgebied was in de achttiende eeuw mogelijk bebouwd. Deze bebouwing was in de negentiende eeuw reeds verdwenen. Vanaf de achttiende eeuw lag er een weg ter plaatse van het westelijke deel van het onderzoeksgebied. In de twintigste eeuw raakte het onderzoeksgebied bebouwd. Deze bebouwing is in de huidige tijd deels afgebroken.
Het Archeologisch Verwachtingsmodel is getoetst door het uitvoeren van 5 boringen tot op een diepte tussen 0.6 en 2.5 meter beneden het maaiveld. Op basis van de onderzoeksresultaten van het booronderzoek kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het gehele onderzoeksgebied sprake is van de aanwezigheid van diepreikende (geul-)afzettingen van Duinkerke II. De kans op de aanwezigheid van archeolgische waarden uit het Neolithicum tot de Middeleeuwen is dan ook nihil. In alle boringen werden tot op een maixmale diepte van 1.75 meter beneden maaiveld archeologische indicatoren aangetroffen uit de late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd.
Aanbevelingen
Ter plaatse van het onderzoeksgebied zal bebouwing worden gerealiseerd. Hierbij zal de bodem worden verstoord door graafwerkzaamheden. Er zijn aanwijzigingen dat archeologische waarden aanwezig zijn uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Daarom wordt aanbevolen om ter plaatse van het onderzoeksgebied door middel van Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven meer duidelijkheid te verkrijgen over daadwerkelijke aan- of afwezigheid van archeologische resten. Tevens dienen ondergrondse sloopwerkzaamheden onder acheologische begeleiding te worden uitgevoerd. Voorafgaand aan dit onderzoek dient een programma van eisen te worden opgesteld, dat wordt goedgekeurd door de bevoegde overheid inzake archeologie.
Archeologisch inventariserend proefsleuvenonderzoek
Naar aanleiding van het Archeologisch inventariserend veldonderzoek is Archeologisch inventariserend proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. De resultaten van het proefsleuvenonderzoek zijn opgenomen als aanvulling op het rapport van het inventariserend veldonderzoek. Ter plaatse van het onderzoeksgebied is een vijftal proefsleuven aangelegd. In twee van de vijf proefsleuven zijn archeologische sporen aangetroffen.
In het meest zuidelijke deel van proefsleuf 1 werd muurwerk aangetroffen. Ter plaatse is de proefsleuf over een lengte van 3.50 meter tot 2.50 meter in oostelijke richting uitgebreid, dit om het aangetroffen spoor volledig te kunnen documenteren. In het vrijgelegde vlak is een keldertje van circa 3.0 x 2.5 meter blootgelegd. De uit gele IJsselsteen van het formaat 18 x 7 x 4 centimeter opgetrokken kelder is nog 13-steens hoog bewaard gebleven. Er werd geen vloer aangetroffen. De restanten van de kelder bevinden zich globaal op een diepte van 1.00-1.10 meter beneden het maaiveld.
In het meest noordelijke deel van proefsleuf 3, tussen 13 en 15 meter, werd eveneens muurwerk aangetroffen. De proefsleuf is hier 0.40 meter naar het noorden en circa 1.10 meter naar het oosten uitgebreid. De bovenkant van het spoor lag op 0.30 - 0.35 meter beneden het maaiveld, direct onder de bouwvoor. Het spoor betreft een restant van een keldertje met vloer, opgetrokken uit gele IJsselsteen van het formaat 18 x 8 x 4 centimeter. Eeen deel van de noordmuur en de gehele oostmuur zijn bewaard, evenals een deel van de vloer. Het spoor is aan de zuid- en westzijde door bouwactiviteiten in het recente verleden beschadigd. De oostmuur is nog 7-steens, de noordmuur nog 6-steens hoog. De vloer is 3-steens dik.
Het in proefsleuf 3 aangetroffen kelderrestant hoeft niet behouden te blijven.
De ligging van de aangetroffen sporen is in figuur 4.1. weergegeven.
Figuur 4.1. Proefsleuven met archeologische sporen
In de proefsleuven 2, 4 en 5 zijn geen archeologische sporen aangetroffen. Wel kon hier het voorkomen van een geulvulling met oeverzone worden vastgesteld.
Aanbevelingen
Het in proefsleuf 3 aangetroffen kelderrestant, dat overigens net buiten het bouwplan valt, hoeft niet noodzakelijk behouden te blijven. Voor het behoud van de kelder in proefsleuf 1 wordt een aanpassing in het palenplan voorzien. Verder worden de gevonden archeologische resten uit proefsleuf 1 beschermd.
- 1. Inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Beukenstraat/Populierenstraat, Goes, Gemeente Goes, projectnr. 1677-0911, Heijenoord, december 2009.
4.3 Ecologie
In deze paragraaf wordt de ontwikkeling – wat ecologie betreft –getoetst aan de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
Regelgeving
Flora- en faunawet (soortbescherming)
Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de mogelijke ontwikkelingen niet in de weg staat. Dit is het geval als ingrepen nodig zijn waarvoor ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen. In dat geval is de ontwikkeling vanwege de Flora- en faunawet niet uitvoerbaar.
Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming)
Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door gedeputeerde staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van gedeputeerde staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan.
Bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet zal kunnen worden verkregen.
Ecologische waarden
Huidige ecologische waarden soortbescherming
Het plangebied is momenteel een braakliggend terrein. De voormalige bebouwing is reeds gesloopt. Er zijn mogelijk kleine zoogdieren aanwezig. Het betreft hier dan algemene soorten muizen, egel en mol. Broedvogels zijn niet te verwachten, mede omdat beheer van het terrein is gericht op het kort houden van de vegetatie. Op de aangrenzende terreinen kunnen broedvogels voorkomen.
Het plangebied heeft geen verblijfsfunctie voor vleermuizen en is in de huidige situatie ongeschikt als landbiotoop voor amfibieën, zoals kleine watersalamander en gewone pad.
Huidige waarden Gebiedsbescherming
De locatie vormt geen onderdeel van een beschermd natuurgebied, zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Ook ontbreken provinciale ecologische verbindingszones en andere onderdelen van de provinciale ecologische hoofdstructuur in nabijheid van de locatie. Gebiedsbescherming is derhalve niet aan de orde.
Toetsing
Toetsing aan Flora- en faunawet
De voorgenomen grondwerkzaamheden en de bouw van de woningen leiden mogelijk tot verstoring en / of aantasting van beschermde soorten zoals de kleine zoogdieren. De zoogdieren die in het plangebied voorkomen zijn algemene soorten, die staan vermeld op tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt een vrijstelling.
Broedvogels mogen niet worden verstoord. Dit kan door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart t / m 15 juli) op te starten of door minimaal 20 meter rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren.
Zorgvuldig handelen
In de Flora- en faunawet staat ook het principe van "zorgvuldig handelen" beschreven. Dit is gericht op het voorkomen van onnodige slachtoffers (ook al geldt voor deze soorten een vrijstelling). Uit het oogpunt van zorgvuldig handelen is het wenselijk om ruim voorafgaande aan de feitelijke ingreep de grasvegetatie, waar ingrepen zullen plaatsvinden, (frequent) kort te maaien en het maaisel af te voeren. Ook bomen en struweel dienen ruim van te voren gerooid te worden. Hierdoor wordt het gebied minder geschikt als leefgebied voor kleine zoogdieren en amfibieën. Deze zullen wegtrekken of zich niet vestigen. De kans op het onbewust doden van deze (toch algemene) dieren is daardoor duidelijk geringer en hiermee kan worden voldaan aan de doelstelling ten aanzien van het zorgvuldig handelen, zoals vastgelegd in de Flora- en faunawet.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde planontwikkeling geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Wat de gebieds- en soortbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Flora- en faunawet geen beletsel vormen voor de beoogde ontwikkeling.
4.4 Bodemkwaliteit
Beleidskader
Sinds 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht. In dat besluit wordt uitgegaan van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
In de gemeente Goes zijn op basis van de "Vrijstellingsregeling grondverzet" Bodemkwaliteitskaarten en bijbehorende Bodembeheerplannen opgesteld. Deze zijn in 2008 opnieuw vastgesteld, waardoor voor een periode van maximaal 5 jaar in vrijwel de gehele gemeente nog het overgangsbeleid van het Besluit Bodemkwaliteit geldt. Resultaten van bodemonderzoeken dienen dus ook getoetst te worden aan de geldende Bodemkwaliteitskaarten en de bijbehorende Bodembeheerplannen.
In de gemeente Goes geldt dat bij nieuwbouwactiviteiten, functiewijzigingen en / of herinrichtingen in principe altijd een volledig verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) moet worden uitgevoerd. Onderzoek is niet nodig ingeval er sprake is van bijvoorbeeld een gering oppervlak en / of geen gevoelige bestemmingen. Voor de planlocatie is ten minste een volledig verkennend bodemonderzoeknoodzakelijk.
Indien op basis van de onderzoeksresultaten er belemmeringen voor de voorgenomen plannen zijn, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen genomen moeten worden om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).
Onderzoek en resultaten
In opdracht van Stichting Het Gors heeft Mitec Advies een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de projectlocatie.2 Doel van het verkennend bodemonderzoek was het verkrijgen van inzicht in de actuele bodemkwaliteit ter plaatse en op basis daarvan nagaan of de bodemkwaliteit een belemmering kan opleveren voor de voorgenomen ontwikkeling.
Voor de locatie is de hypothese aangenomen dat ter plaatse geen bodemverontreiniging te verwachten is (onverdachte locatie).
Op grond van de analyseresultaten blijkt dat in de bovengrond voor de parameters barium, kobalt, PAK10 VROM en minerale olie een overschrijding van de achtergrondwaarde is aangetroffen. In de ondergrond is voor geen van de onderzochte parameters een overschrijding van de achtergrondwaarde aangetoond. In het grondwater is in één peilbuis voor de parameters molybdeem, benzeen, naftaleen, vinylchloride, dichloormethaan, 1,1-dichlooretheen, 1,1,1-trichloorethaan, tetrachloormethaan en tetrachlooretheen een overschrijding van de streefwaarde aangetoond.
Gezien deze resultaten dient de hypothese 'onverdachte locatie' dan ook verworpen te worden. Op basis van het historisch onderzoek, de zintuiglijke beoordeling en de grond- en grondwatermonsters en de reslutaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan gesteld worden dat er geen gebruiksbeperkingen hoeven te worden gesteld aan de onderzoekslocatie.
In het rapport wordt geconcludeerd dat de verkregen resultaten geen aanleiding geven tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. Er hoeven geen gebruiksbeperkingen te worden gesteld aan de onderzoekslocatie.
Conclusie
De resultaten van het onderzoek vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
- 2. Verkennend bodemonderzoek Beukenstraat 58-60, Beukenstraat ong., kadastraal perceel E 3876, Populierenstraat 25 Goes, projectnummer 09MDL049.10, 20 mei 2009.
4.5 Verkeer En Parkeren
Auto
De ontwikkeling is gelegen in Goes en wordt primair via de erftoegangsweg Populierenstraat ontsloten. De Populierenstraat ontsluit in zuidelijke richting op de Beukenstraat die aansluiting heeft op de gebiedsontsluitingswegen 's-Gravenpolderseweg en Van Hertumweg. In noordelijke richting ontsluit de Populierenstraat op de gebiedsontsluitende Kloetingseweg. De genoemde gebiedsontsluitingswegen behoren tot de hoofdverkeerstructuur van de gemeente en staan in verbinding met de provinciale en rijkswegen.
Verkeersintensiteit
De verkeersintensiteit op de Populierenstraat is ontleend aan de verkeersstromenkaart 2005-2007 van de gemeente Goes. Het werkdaggemiddelde bedraagt hier in 2007 1.400 mvt/etmaal. Volgens CROW publicatie 256 bedraagt de een gemiddelde weekdag intensiteit 90% van een gemiddelde werkdagintensiteit. Door verder rekening te houden met een autonome groei van 1,5% zijn de verkeersintensiteiten bepaald voor de prognosejaren 2009, 2010 en 2020. In tabel 1 zijn de verkeersintensiteiten weergegeven.
Verkeersaantrekkende werking
Binnen het voorliggende bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden 46 zorgappartementen en een spel-o-theek te ontwikkelen. De spel-o-theek is een bestemming die reeds aanwezig is en geen invloed heeft op de verkeersaantrekkende werking. De nieuwe ontwikkeling heeft een verkeersaantrekkende werking die in de gebruikte verkeersintensiteiten voor de sectorale toetsen is meegenomen. De beoogde ontwikkelingen behoren volgens CBS-cijfers tot het woonmilieutype groen-stedelijk. Volgens CROW publicatie 256 dient per wooneenheid in het woonmilieutype groen-stedelijk rekening worden gehouden met een verkeersproductie en -attractie van ( 6,4 mvt/werkdagetmaal * 90 % = ) 5,76 mvt/weekdagetmaal. De totale verkeersaantrekkende werking van de beoogde appartementen bedraagt 46 appartementen * 5,76 mvt/weekdagetmaal/wooneenheid = 265 mvt/weekdagetmaal.
Het is niet geheel duidelijk hoe het door de beoogde ontwikkeling gegenereerde verkeer zal afwikkelen. Er is gekozen voor een slechtst denkbaar scenario die uitgaat van een maximale toename op alle getoetste wegen.
Tabel 4.1 verkeersintensiteiten (afgerond op tientallen)
weg | 2009 | 2010 | 2020 | |||
excl. ontw. | incl. ontw. | excl. ontw. | incl. ontw. | excl. ontw. | incl. ontw. | |
Populierenstraat | 1.300 | 1.560 | 1.320 | 1.580 | 1.530 | 1.790 |
Parkeren
De beoogde ontwikkeling omvat de realisatie van 46 zorgappartementen en het in stand houden van een spel-o-theek. De netto vloeroppervlakte van de spel-o-theek bedraagt maximaal 70 m2. De omrekenformule voor netto vloeroppervlakte (nvo) naar bruto vloeroppervlakte (bvo) is 100m2bvo = 60-80 m2nvo. Derhalve is gesteld dat het bvo van de spel-o-theek maximaal 120 m2 bedraagt. Het plangebied is gelegen in de schil en/of in het overloopgebied van het centrum van de kern Goes dat volgens CBS-gegevens een “matig stedelijke” stedelijkheidsgraad heeft. Volgens CROW publicatie 182 dient in deze situatie per woning minimaal 0,3 en maximaal 0,6 parkeerplaatsen aangehouden te worden. Er is voor gekozen om de parkeerkentallen te gebruiken die horen bij serviceflat/aanleunwoning. Er zijn geen parkeernormen voor een spel-o-theek. Er is voor gekozen aan te sluiten bij de normen die horen bij een bibliotheek omdat ook hier sprake is van het uitlenen van goederen. Bij een bibliotheek bedraagt de minimale parkeernorm 0,7 parkeerplaatsen/100 m2bvo en maximaal 0,9 parkeerplaatsen/100 m2bvo. In tabel 2 is de parkeervraag berekend.
Tabel 4.2 parkeervraag
wat | hoeveel | parkeernorm | parkeervraag | ||
minimaal | maximaal | minimaal | maximaal | ||
zorgappartementen | 46 wooneenheden | 0,3 | 0,6 | 13,8 | 27,6 |
spel-o-theek | 120m² bvo | 0,7 | 0,9 | 0,8 | 1 |
Totaal | 15 | 29 |
Per saldo dienen er tussen de 15 en de 29 parkeerplaatsen aanwezig te zijn om de parkeervraag op te kunnen vangen. Voor de dagbesteding aan de Beukenstraat en de zorgappartementen aan de Populierenstraat wordt voorzien in de aanleg van in totaal 35 parkeerplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan de parkeervraag.
4.6 Wegverkeerslawaai
Woningen en appartementen worden door de Wet geluidhinder (hierna Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Een nieuwe geluidsgevoelige bestemming dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen uit de Wgh. Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen in dit bestemmingsplan is derhalve akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. In de bijlagen 1 en 2 is het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai gevoegd waarvan in deze paragraaf een samenvatting van de resultaten en conclusies is weergegeven.
De hoogst berekende geluidsbelasting aan de gevels van de beoogde geluidsgevoelige bestemmingen ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gedezoneerde Populierenstraat bedraagt 52 dB. Hiermee bedraagt de geluidsbelasting minder dan de uiterste grenswaarde van 63 dB. Het nemen van maatregelen bij de bron en/of in het overdrachtsgebied stuiten op bezwaren van verkeerskundige, vervoerkundige, stedenbouwkundige en financiële aard. Hiermee is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbare geluidsbelasting ten gevolge van de gedezoneerde Populierenstraat.
4.7 Luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit (Wlk) staat realisatie van de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Uit onderzoek blijkt dat de emissie ten gevolge van het wegverkeer van de Populierenstraat bij de beoogde ontwikkeling minder bedraagt dan de gestelde grenswaarden uit het Wlk. In bijlage 3 is het luchtkwaliteitsonderzoek opgenomen.
4.8 Externe Veiligheid
Beleidskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken3 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.4 Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde.
Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht5. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Onderzoek en conclusie
In de directe omgeving van de projectlocatie zijn geen inrichtingen gelegen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of die anderzijds als risicovol zijn aan te merken. Ook worden in de directe omgeving van het projectgebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd over het water of door leidingen. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling.
- 3. Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
- 4. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
- 5. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: - 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers; - 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers; - 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers; - enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).
4.9 Milieuhinder Omliggende Functies
Beleidskader
Bij realisering van nieuwe hindergevoelige functies (zoals woningen en appartementen) dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. Uitgangspunt daarbij is dat er ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (2009). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur, stof en geluidhinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden.
Onderzoek en conclusie
Direct ten zuiden van het plangebied ligt de kerk De Hoogte. Grenzend aan de kerk is een dierenverblijf aanwezig. Deze dieren worden verzorgd door de bewoners van het Gors. Ten noorden van het plangebied is een middelbare school, met sportvelden, aanwezig.
Kerk De Hoogte
In de eerder genoemde VNG-publicatie is voor kerkgebouwen ed. (SBI-code 9131) geluid het maatgevende milieuaspect. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 m. Met name het klokgelui is daarvoor bepalend. De afstand van het dichtstbijzijnde appartement tot aan de kerktoren bedraagt ruim 20 m.
Een kerk valt onder de werking van een algemene maatregel van bestuur (amvb), te weten het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Deze amvb geeft voorschriften om zowel de milieuhygiënische situatie in de omgeving van de bedrijven, als ook de belangen van de bedrijven te waarborgen.
Op grond van het besluit is echter bepaald dat het geluid ten behoeve van het oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging of het bijwonen van godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten en lijkplechtigheden, alsmede geluid in verband met het houden van deze bijeenkomsten of plechtigheden, buiten beschouwing blijft.
De kerk staat daarom de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.
Dierenverblijf
Voor een kinderboerderij (SBI-code 9253.1) geeft de VNG-publicatie een richtafstand van 30 m. Het ter plaatse aanwezige dierenverblijf is kleinschaliger van aard. Aan de richtafstand wordt voldaan.
Middelbare school
De VNG-publicatie geeft voor scholen voor algemeen voortgezet onderwijs (SBI-code 802) een richtafstand van 30 meter, eveneens vanwege het milieuaspect geluid. Aan deze afstand wordt voldaan.
Conclusie
Omliggende functies vormen geen belemmering voor de realisering van de ontwikkeling.
4.10 Relevante Kabels En Leidingen
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Wel is direct ten zuiden van het plangebied een 400 mm persleiding aanwezig. Met deze (niet planologisch relevante) leiding is rekening gehouden in het ontwerp. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling.
In het kader van de realisering van de ontwikkeling zal tenminste drie werkdagen voor de aanvang van graafwerkzaamheden door degene die de graafwerkzaamheden uitvoert contact moeten worden opgenomen met het KLIC6, waarbij dient te worden gemeld waar en wanneer wordt gegraven.
- 6. KLIC is het Kabel- en Leidinginformatiecentrum en heeft tot doel het nemen en bevorderen van maatregelen waardoor schade aan kabels en leidingen door uitvoering van werkzaamheden in het werkgebied van deelnemers kan worden voorkomen.
4.11 Financiële Uitvoerbaarheid
Voorliggende ontwikkeling wordt geheel bekostigd door de initiatiefnemer. De door de initiatiefnemer aan de gemeente overlegde gegevens tonen afdoende aan dat deze de benodigde investeringen financieel kan dragen.
In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom gemeente). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. t/m 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt. De wetgever heeft de volgende verschillende bouwplannen vastgelegd:
- Bouw één of meer woningen;
- Bouw één of meer andere hoofdgebouwen;
- Uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² of met één of meer woningen;
- Verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht worden, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- Verbouwing van een of meer gebouwen voor andere doeleinden mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
- De bouw van kassen voor 1000 m².
In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan mogelijk gemaakt zoals hiervoor genoemd, namelijk de bouw van een hoofdgebouw. Hierdoor moet worden voorzien in het kostenverhaal. De gemeente sluit met de ontwikkelende partij een anterieure overeenkomst af om in de kosten van grondexploitatie te voorzien.
Ten behoeve van de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is een planschaderisico-analyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het planschaderisico geen belemmering vormt voor de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Bestemmingsregeling
Dit hoofdstuk gaat in op de voor de beoogde ontwikkeling gehanteerde bestemmingsregeling (plankaart en regels).
5.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Deze wet vormt het wettelijk kader voor het bestemmingsplan. Vanaf 1 januari 2010 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt.
Een vergelijkbaar ruimtelijk plan is opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, editie 2008 (SVBP2008), die is verankerd in het Bro.
Daarnaast is in het nieuwe Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2008.
5.2 Opzet Bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (plankaart en regels) is het volgende van belang.
Planvorm
De Wro biedt de keuze uit drie planvormen:
- a. het gedetailleerde bestemmingsplan;
- b. het zogenaamde globale eindplan;
- c. het globale uitwerkingsplan met een uitwerkingsplicht.
Het verschil tussen de plannen is dat de plannen onder a. en b. meteen een basis bieden voor het verlenen van bouwvergunning en dat de plannen onder c. eerst moeten worden uitgewerkt voordat bouwvergunning verleend kan worden. Het is denkbaar dat in één bestemmingsplan verschillende planvormen worden toegepast, afhankelijk van het te voeren beleid en strategie (regiefunctie gemeente).
De keuze van de planvorm wordt in belangrijke mate bepaald door het gewenste ruimtelijke beleid en de regiefunctie van de gemeente. Het spanningsveld tussen flexibiliteit en rechtszekerheid speelt hierin een belangrijke rol. Gedetailleerde bestemmingsplannen bieden in beginsel meer rechtszekerheid, terwijl globale eindplannen meer ontwikkelingsmogelijkheden bieden binnen één bestemming. Overigens is een mengvorm van bovenstaande plannen mogelijk.
Opzet plankaart
Algemeen
Het bestemmingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zo veel mogelijk op de plankaart te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de plankaart wordt aangegeven en dat de plankaart digitaal wordt opgebouwd.
Daarbij is gebruik gemaakt van een combinatie van de GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland) en de digitale kadastrale ondergrond.
Bestemming
Voor de zorgappartementen is de bestemming Maatschappelijk opgenomen.
Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. De volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde van de planregels (alfabetisch). Tevens wordt in een onderhoek op de plankaart de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 kaartblad en renvooi, op een schaal van 1:1.000.
Aanduidingen
Binnen het plan wordt gebruik gemaakt van maatvoeringsaanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (bouwhoogte).
Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2008.
Opzet planregels
Volgens SVBP2008 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde:
- In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
- In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling en een algemene bouwregel .
- Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);
- ontheffing van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- ontheffing van de gebruiksregels;
- aanlegvergunningen;
- wijzigingsbevoegdheden.
Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
5.3 Gehanteerde Bestemmingen
Artikel 3 Maatschappelijk
Het plangebied is gelijk aan het terrein van de appartementen, de spel-o-theek en de buitenruimte rondom. Daarom kan in dit bestemmingsplan worden volstaan met de bestemming Maatschappelijk. Op de kaart is een bouwvlak opgenomen. Dit bouwvlak is voorzien van twee maatvoeringsvlakken zodat de hoogte voor de verschillende vlakken is vast gelegd: maximaal 10 meter voor het westelijk deel en maximaal 7 meter voor het oostelijk deel. Door de begrenzing van het bouwvlak is de afstand van het nieuwe gebouw tot de Olmenstraat 7 meter.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Het archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig zijn. Deze waarden zijn beschermd met een aanlegvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werkzaamheden.
Hoofdstuk 6 Overleg Ingevolge Art. 3.1.1 Bro
Met het Waterschap Zeeuwse Eilanden heeft overleg plaatsgevonden. De aanvullingen op de waterparagraaf zijn in dit plan verwerkt. De provincie Zeeland heeft aangegeven overleg voor dit bestemmingsplan niet noodzakelijk te vinden.
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Ten behoeve van het mogelijk maken van 46 zorgappartementen en een spel-o-theek aan de Populierenstraat in de gemeente Goes is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Woningen en appartementen worden door de Wet geluidhinder (hierna Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Een nieuwe geluidsgevoelige bestemming dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen uit de Wgh. In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van de situatie die optreedt aan het einde van de planperiode (2020). Voorliggende bijlage beschrijft het akoestisch onderzoek.
De bijlage is als volgt opgebouwd. In paragraaf B1.1 wordt ingegaan op het wettelijk toetsingskader dat geldt met betrekking tot wegverkeerslawaai voor geluidsgevoelige functies. In paragraaf B1.2. komen de invoergegevens van de berekeningen aan bod. In paragraaf B1.3. worden de resultaten en conclusies van de geluidsberekeningen behandeld. Vervolgens zijn de rekenbladen met in- en uitvoergegevens opgenomen in bijlage 2.
1.1 Beleid en normering
Geluidszones langs wegen
Langs alle wegen bevindt zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg, gemeten vanuit de kant van de weg. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: "het gebied binnen de bebouwde kom, doch met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens" (artikel 1 Wgh). Er zijn geen gezoneerde wegen aanwezig waarvan de geluidszone over de beoogde ontwikkeling valt.
Normstelling wegverkeerslawaai
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt deze 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt) en maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen,vliesgevels of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger).
Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van hogere waarden worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). Indien de uiterste grenswaarde wordt overschreden en maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk of doeltreffend zijn, dienen maatregelen aan de zijde van de geluidsontvanger te worden genomen, zoals het toepassen van een dove gevel. Daarnaast dient altijd de wettelijke binnenwaarde te worden gegarandeerd. Het kan daarvoor noodzakelijk zijn dat geluidsisolerende gevelmaatregelen worden genomen. In het kader van de ruimtelijke procedures komen echter alleen de maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied aan de orde. De gevelmaatregelen komen pas aan de orde in het kader van de daadwerkelijke realisatie van de ontwikkeling. Hieraan wordt bijvoorbeeld getoetst bij een bouwaanvraag. De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het wegverkeerlawaai bedraagt 58 dB. De uiterste grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai bedraagt 63 dB.
30 km/uur-wegen
Zoals uit het voorgaande kan worden geconcludeerd geldt voor wegen die zijn ondergebracht in een 30 km/uur-gebied geen wettelijke geluidszone en is langs deze wegen akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai in nieuwe situaties op grond van de Wgh niet verplicht. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. Indien dit niet aannemelijk is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wet geluidhinder hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt worden de eerder vermelde voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde uit de Wgh als referentiekader gehanteerd. De Populierenstraat is de relevante 30 km/uur-weg. Verder is van belang dat zodanige gevelmaatregelen worden genomen dat de maximaal aanvaarde binnenwaarde op grond van het Bouwbesluit ten hoogste 33 dB bedraagt.
Rekenmethode
Met behulp van de Standaard Rekenmethode I (SRM I) uit het Reken- en Meetvoorschrift 2006 is de specifieke geluidsbelasting aan de buitengevels van de geprojecteerde ontwikkeling berekend voor het prognosejaar 2020. Er is voor gekozen de SRM I-methode te gebruiken omdat er geen hoogte verschillen en afschermende bebouwing aanwezig is.
Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder
Op alle geluidsbelastingen die voor wegen in deze ruimtelijke onderbouwing zijn vermeld, is conform artikel 110g van de Wet geluidhinder een aftrek van 5 dB toegepast indien de wettelijke snelheid minder dan 70 km / uur bedraagt en 2 dB indien de snelheid 70 km / uur of meer bedraagt.
Dosismaat
De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
1.2 Invoergegevens
Hierna zijn de ingevoerde gegevens beschreven die voor het uitvoeren van het akoestisch onderzoek zijn gehanteerd.
Verkeersintensiteit
In tabel B1.1 zijn de verkeersintensiteiten weergegeven die gebruikt zijn voor de sectorale toetsen. In de paragraaf verkeer en parkeren zijn de bronnen en verantwoording van de cijfers gegeven.
Tabel B1.1. Verkeersintensiteiten (afgerond op tientallen)
weg | 2009 | 2010 | 2020 | |||
excl. ontw. | incl. ontw. | excl. ontw. | incl. ontw. | excl. ontw. | incl. ontw. | |
Populierenstraat | 1.300 | 1.560 | 1.320 | 1.580 | 1.530 | 1.790 |
Voertuigverdeling
De werkelijke voertuigverdeling op de Populierenstraat is niet bekend. Er is voor gekozen aan te sluiten bij landelijke gemiddelden die horen bij buurtverzamelwegen. In tabel B1.2 is deze voertuigverdeling weergegeven.
Tabel B1.2. Voertuigverdeling Populierenstraat
dagperiode | avondperiode | nachtperiode | etmaal | |
per periode-uur | 7,0 % | 2,6 % | 0,7 % | n.v.t. |
lichte mvt's | 94,0 % | 98,0 % | 96,0 % | 94,53 % |
middelzware mvt's | 5,7 % | 1,9 % | 3,8 % | 5,20 % |
zware mvt's | 0,3 % | 0,1 % | 0,2 % | 0,27 % |
Overige gegevens
Voor het berekenen van de geluidsbelasting zijn ook de maximumsnelheid, verhardingssoort, verhardingsbreedte, afstand wegas tot gevel, zichthoek, objectfractie en de waarneemhoogte relevant.
De maximumsnelheid op de Populierenstraat bedraagt 30 km/h, de verhardingssoort is klinkers en de afstand tussen de wegas en de gevel bedraagt 12 meter, de verhardingsbreedte 4,5 meter. In de berekening is uitgegaan van de maximale zichthoek van 127º omdat er geen afschermende bebouwing aanwezig is. Omdat er aan weerszijden van de Populierenstraat bebouwing aanwezig is is rekening gehouden met een objectfractie van 0,5. De maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter voor drie verdiepingen. De vastgestelde waarneemhoogtes bevinden zich derhalve op 1,50 m, 4,50 m en 7,50 meter.
1.3 Resultaten en conclusie
In tabel B1.3 zijn de geluidsbelastingen aan de gevels van de beoogde geluidsgevoelige bestemmingen ten gevolge van de gedezoneerde Populierenstraat weergegeven. Vervolgens is onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om de geluidsbelasting aan de gevels te verlagen en eventuele conclusies getrokken.
Tabel B1.3. Geluidsbelasting aan de gevel
waarneemhoogte | |||
straat | 1,5 m | 4,5 m | 7.5 m |
Populierenstraat | 52 dB | 52 dB | 52 dB |
Uit berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting aan de oostgevel van de beoogde ontwikkelingen ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Populierenstraat 52 dB bedraagt. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden, de uiterste grenswaarde van 63 dB echter niet.
Maatregelen
Omdat de geluidsbelasting aan de gevels van de beoogde geluidsgevoelige bestemmingen ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gedezoneerde Populierenstraat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt, dienen maatregelen onderzocht te worden om de geluidsbelasting terug te dringen. De Wgh stelt dat achtereenvolgens maatregelen aan de bron, in het overdrachtsgebied of bij de ontvanger dienen te worden overwogen.
Maatregelen aan de bron
Er zijn in theorie een aantal maatregelen aan de bron mogelijk. Gedacht kan onder andere aan stillere voertuigen. Dit is echter geen maatregel die gemeente of ontwikkelaars kunnen beïnvloeden. Dit is afhankelijk van wetgeving en technische ontwikkelingen van motorvoertuigen. Voorts kan worden gedacht aan het beperken van de verkeersomvang en de snelheid of aan het wijzigen van de samenstelling van het verkeer. Voor de Populierenstraat stuiten deze maatregelen op overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard en zijn evenmin reëel. De gedezoneerde Populierenstraat is een erftoegangsweg die reeds behoort tot de laagste categorie in de verkeersstructuur van de gemeente Goes. De verkeerskundige functie (volgens de principes van Duurzaam Veilig) van deze erftoegangsweg (met daarbij horend een snelheidsregime van 30 km/h) mag niet veranderen omdat dan de overeenstemming tussen vorm (klinkerweg voor al het verkeer), functie (erftoegangsweg) en gebruik (lage intensiteit) dan niet meer aanwezig is.
Maatregelen in het overdrachtgebied
Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidswallen of geluidsschermen direct langs de Populierenstraat stuiten op financiële en stedenbouwkundige aard. Een scherm is in deze binnenstedelijke situatie niet gewenst. Tevens dient een scherm/wal ter plaatse van de perceelaansluitingen onderbroken te worden zodat de geluidsafschermende werking te niet wordt gedaan.
Conclusie
De hoogst berekende geluidsbelasting aan de gevels van de beoogde geluidsgevoelige bestemmingen ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de gedezoneerde Populierenstraat bedraagt 52 dB. Hiermee bedraagt de geluidsbelasting minder dan de uiterste grenswaarde van 63 dB. Het nemen van maatregelen bij de bron en/of in het overdrachtsgebied stuiten op bezwaren van verkeerskundige, vervoerkundige, stedenbouwkundige en financiële aard. Hiermee is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbare geluidsbelasting ten gevolge van de gedezoneerde Populierenstraat.
Bijlage 2 Rekenbladen Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Onderzoek Luchtkwaliteit
Deze bijlage bevat het volledige luchtkwaliteitsonderzoek en is de verantwoording voor de tekst in paragraaf 4.7. In de eerste paragraaf van deze bijlage is het geldende beleid en de daarbij horende normering weergeven. De tweede paragraaf is gebruikt om het daadwerkelijke uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek weer te geven met daarin onder andere de uitgangspunten en conclusies.
3.1 Beleidskader en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt7. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10, jaar- en daggemiddelde) van belang. Andere stoffen uit de Wlk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel B3.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel B3.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig vanaf |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 ìg / m³ | 2010 |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 ìg / m³ | 2005 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³ | 2005 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals bij het verlenen van een projectbesluit 3.10 Wro) uitoefenen indien:
De bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007
Op grond van de Wlk is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007 is bepaald dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt. Voor de gemeente Goes bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde fijn stof 6 ìg / m³ en voor het 24-uurgemiddelde 6 overschrijdingen per jaar.
De regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit staan eveneens beschreven in deze Regeling. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende situaties (binnenstedelijk, buitenstedelijk en industriële bronnen), per situatie is bepaald welke standaardrekenmethode (SRM) gebruikt mag worden. Er mag van een andere methode gebruik worden gemaakt indien deze is goedgekeurd door het Ministerie van VROM. In het Meet- en rekenvoorschrift is tevens aangegeven welke gegevens gebruikt worden bij het maken van de berekening en op welke wijze de berekeningsresultaten worden afgerond.
Onderzoeksmethode
De luchtkwaliteit als gevolg van de nabijgelegen wegen is berekend met behulp van het CAR II-programma8. Het CAR II-programma geldt als het standaardrekenprogramma voor luchtkwaliteit in binnenstedelijke situaties met enige vorm van bebouwing. Het plangebied en zijn omgeving wordt als zodanig aangeduid. Het CAR-programma kan berekeningen uitvoeren voor de maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide. Hierdoor is het programma geschikt voor het verkrijgen van een algemeen beeld van de luchtkwaliteit en voor het opsporen van knelpunten. Het CAR II-programma is toepasbaar voor berekeningen van concentraties op een afstand van het immissiepunt (bijvoorbeeld woningen) tot de wegas van minimaal 5 en maximaal 30 m. De berekende concentraties gelden voor een hoogte van 1,5 m boven het maaiveld. De invloed van de hoogte van de bebouwing is verwerkt in de verschillende wegtypes die in het programma ingevoerd kunnen worden.
Regeling “niet in de betekende mate”
In het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' is exact bepaald in welke gevallen een project niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Woningbouwprojecten waarbij sprake is van niet meer dan 500 nieuwe woningen bij 1 ontsluitingsweg en niet meer dan 1000 nieuwe woningen bij 2 ontsluitingswegen (met gelijkmatige verkeersverdeling) hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wlk. Rekening houdend met een gemiddelde verkeersaantrekkende werking van 6,0 mvt/etmaal/woning betekent dus een toename van (500 * 6,0 = ) 3.000 mvt/etmaal op een weg de grens voor het bepalen of een ontwikkeling in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In het plangebied wordt de extra bouw 46 appartementen en mogelijk gemaakt. In de paragraaf verkeer is de verkeersaantrekkende werking berekend ten gevolge van deze uitbreiding (265 mvt/etmaal). Op basis van het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' is bepaald dat het hierbij gaat om een project dat niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst omdat de ontwikkeling in niet betekende mate zal bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De toename van het verkeer ten gevolge van de uitbreiding bedraagt namelijk beduidend minder dat 3.000 mvt/etmaal. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt toch inzicht gegeven in de luchtkwaliteit in de omgeving van de geplande ontwikkeling.
- 7. Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het projectgebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn.
- 8. Web based Calculation of Air pollution from Road traffic-programma II, versie 8.0, 2009.
3.2 Onderzoek luchtkwaliteit
De relevante weg voor het bepalen van de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde ontwikkeling is de Populierenstraat. Indien direct langs deze weg wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Wlk, kan zonder verdere berekeningen geconcludeerd worden dat dit ook het geval is ter plaatse van de ontwikkeling.
Invoergegevens
De verkeersintensiteiten op de relevante wegen zijn weergegeven in tabel B3.2. De bron en bewerkingen van de gegevens zijn verantwoord in de paragraaf verkeer (paragraaf 4.7).
Tabel B3.2. Verkeersintensiteiten (afgerond op tientallen)
weg | 2009 | 2010 | 2020 | |||
excl. ontw. | incl. ontw. | excl. ontw. | incl. ontw. | excl. ontw. | incl. ontw. | |
Populierenstraat | 1.300 | 1.560 | 1.320 | 1.580 | 1.530 | 1.790 |
In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de Rijksdriehoekscoördinaten voor het wegvak, de voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel (wel / niet veel bomen en / of gebouwen). Conform de regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt de concentratie van stikstofdioxiden (NO2) bepaald op maximaal 5 meter van de wegrand. Uit praktische overwegingen wordt deze afstand ook gehanteerd bij het bepalen van de concentratie fijn stof (PM10). Bij het berekenen van de luchtkwaliteit met behulp van CAR II is deze afstand verrekend in de aan te houden afstand tot de wegas. De betreffende invoergegevens zijn weergegeven in tabel B3.3.
Tabel B3.3. Invoergegevens
straatnaam | RD-coordina- ten | voertuigverdeling (licht / middelzwaar / verkeer) | weg type | snelheids- type | bomen- factor | afstand tot de wegas | |
X | Y | zwaar | (in m) | ||||
Populieren-straat | 51700 | 390500 | 0.9453 / 0.0520 / 0.0027 | 3b | stagnerend stadverkeer | 1 | 5 |
RD-coördinaten
Het gaat hier om de Rijksdriehoekscoördinaten ter hoogte van de locatie waarvoor de luchtkwaliteitsberekening wordt uitgevoerd. Aan de hand van deze coördinaten vindt de toedeling van de achtergrondconcentratie aan een bepaalde straat plaats. CARII selecteert automatisch de bijbehorende achtergrondconcentratie.
Voertuigverdeling
De voertuigverdelingen per voertuigcategorie voor de relevante wegen zijn verantwoord en beredeneerd in het akoestisch onderzoek (bijlage 1).
Wegtype
In het CARII-model worden 5 wegtypen onderscheiden. Een wegtype wordt beschreven aan de hand van de bebouwing langs de weg. De volgende wegtypen worden onderscheiden:
1. weg door open terrein, incidenteel gebouwen of bomen binnen een straal van
100 meter,
2. basistype, alle wegen anders dan type 1, 3a, 3b of 4;
3a. beide zijden van de weg bebouwing, afstand wegas-gevel is kleiner dan 3 maal de hoogte van de bebouwing, maar groter dan 1,5 maal de hoogte van de bebouwing;
3b. beide zijden van de weg bebouwing, afstand wegas-gevel is kleiner dan 1,5 maal de hoogte van de bebouwing (street canyon);
4. eenzijdige bebouwing, weg met aan één zijde min of meer aaneengesloten bebouwing op een afstand van minder dan 3 maal de hoogte van de bebouwing.
Snelheidstype
De hoogte van de emissiefactor is afhankelijk van de rijsnelheid / snelheidstypering. De volgende snelheidstyperingen worden onderscheiden:
"snelweg algemeen" typisch snelwegverkeer, een gemiddelde snelheid van ongeveer 65 km / uur, gemiddeld ca. 0.2 stops per afgelegde kilometer;
"buitenweg algemeen" typisch buitenwegverkeer, een gemiddelde snelheid van ongeveer 60 km / uur, gemiddeld ca. 0.2 stops per afgelegde kilometer;
“stadsverkeer met minder congestie" stadsverkeer met een relatief groter aandeel "free-flow" rijgedrag, een gemiddelde snelheid tussen de 30 en 45 km / uur, gemiddeld ca. 1.5 stop per afgelegde kilometer;
"normaal stadsverkeer" typisch stadsverkeer met een redelijke mate van congestie, een gemiddelde snelheid tussen de 15 en 30 km / uur, gemiddeld ca. 2 stops per afgelegde kilometer;
"stagnerend stadsverkeer" stadsverkeer met een grote mate van congestie, een gemiddelde snelheid kleiner dan 15 km / uur, gemiddeld ca. 10 stops per afgelegde kilometer.
In sommige situaties komt het voor dat de gewenste rijsnelheid niet in het bovenstaande lijstje voorkomt (bijvoorbeeld een provinciale weg waar 80 gereden mag worden). In dat geval zal een keuze gemaakt moeten worden voor een snelheidstypering. Er wordt dan gekeken naar de snelheidstypering die het meest vergelijkbaar is.
Bomenfactor
De bomenfactor is een maat voor de aanwezigheid van bomen. Drie bomenfactoren worden onderscheiden:
1 hier en daar bomen of in het geheel niet,
1.25 één of meer rijen bomen met een onderlinge afstand van minder dan 15 meter met openingen tussen de kronen
1.5 de kronen raken elkaar en overspannen minstens een derde gedeelte van de straatbreedte.
Afstand tot de wegas
In het onderzoek is een berekening gemaakt op 5 meter afstand van de wegas. Indien hier (direct langs de weg) voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wlk, kan zonder verdere berekeningen geconcludeerd worden dat dit ook het geval is ter plaatse van de ontwikkeling.
Berekeningsresultaten en conclusie
In tabel B3.4 zijn de resultaten van de berekeningen ten behoeve van de toetsing luchtkwaliteit in de omgeving van de beoogde ontwikkeling ten behoeve van de Populierenstraat weergegeven voor 2009, 2010 en 2020. Op grond van de Wlk mag voor fijn stof de bijdrage van zeezout worden afgetrokken van de berekende waarden.
Tabel B3.4. Berekeningsresultaten luchtkwaliteit
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde (in ìg / m³) | fijn stof (PM10) jaargemiddelde (in ìg / m³) | fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde (aantal overschrijdingen p. j.) | |
in 2009 | |||
Populierenstraat | 23,8 | 17,7 | 1 |
in 2010 | |||
Populierenstraat | 21,0 | 17,4 | 0 |
in 2020 | |||
Populierenstraat | 14,6 | 14,9 | 0 |
* Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof.
Uit tabel B3.4. blijkt dat langs de getoetste weg in alle drie de (prognose)jaren wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wlk. Aangezien langs deze weg geen grenswaarden uit de Wlk worden verschreden, zal ook ter plaatse van de beoogde ontwikkeling aan de grenswaarden uit de Wlk worden voldaan. De Wlk staat de realisatie van de ontwikkeling dus niet in de weg.