Jacobahof `s-Heer Hendrikskinderen
Bestemmingsplan - Gemeente Goes
Vastgesteld op 25-02-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Bestemmingsplan 'Jacobahof `s-Heer Hendrikskinderen' met identificatienummer NL.IMRO.0664.BPHH10-VG99 van de gemeente Goes
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, bed & breakfast daaronder begrepen, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. ten hoogste 40% van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken
gezamenlijk, met een maximum van 40 m², mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige
activiteiten in gebruik zijn; - 2. het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer
dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte; - 3. de uitoefening van detailhandel is niet toegestaan, tenzij de detailhandel een ondergeschikte
nevenactiviteit is in verband met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, dan wel de verkoop
van goederen uitsluitend via internet plaatsvindt en ter plaatse opgeslagen goederen slechts op
afspraak kunnen worden afgehaald, waarbij geen sprake is van een voor het publiek
toegankelijke winkel- of uitstallingsruimte;
1.6 antennemast
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.9 bestaand kamerverhuurpand
een kamerverhuurpand dat voor 2 mei 2018 (het tijdstip van inwerkingtreding van het Voorbereidingsbesluit omzetten woning naar onzelfstandige bewoning) onzelfstandig wordt bewoond en waarvan dit gebruik niet voor een periode langer dan een jaar is onderbroken;
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.18 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.19 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.20 gevellijn
een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de gevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen;
1.21 hoofdgebouw
gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.22 huishouden
een meerderjarige alleenstaande, dan wel twee of meer personen waarvan er ten minste één meerderjarig is, die in een vast verband samenleven en duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Het voeren van een huishouding gaat derhalve de enkele wil om gezamenlijk te wonen te boven en heeft de intentie in zich om langdurig samen te blijven;
1.23 kamerverhuur
de verhuur van een (deel van een) woning aan meer dan twee personen die geen gezamenlijk huishouden vormen, waarbij de bewoners beschikken over een eigen (slaap)kamer en waarbij zij afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die kamer;
1.24 kamerverhuurpand
pand dat wordt gebruikt ten behoeve van kamerverhuur en waarin zich meerdere onzelfstandige woonruimtes bevinden;
1.25 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.26 nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals een transformatorhuisje, schakelhuisje, duiker of gemaalgebouwtje;
1.27 onzelfstandige woonruimte
woonruimte die geen eigen toegang heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;
1.28 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.29 passend in het straat- en bebouwingsbeeld
- a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
- d. de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;
1.30 peil
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
- b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
- c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van onderhavig bestemmingsplan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.31 voorgevelrooilijn
een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.32 woning
een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Afstanden
afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 bebouwd oppervlak
het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
2.3 bebouwingspercentage
het bebouwingspercentage wordt berekend door het bebouwd oppervlak te delen door de oppervlakte van het bouwperceel of de oppervlakte van het maatvoeringsvlak waar het percentage is ingeschreven;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, bruggen, straten en paden;
- b. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen, voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
3.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden. Het opslaan in open ruimten van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de huisvesting van personen in een woning;
- b. aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- c. parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
- a. hoofdgebouwen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden woningen te gebruiken of in gebruik te geven als kamerverhuurpand.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.5 voor het gebruiken of in gebruik geven van een woning als kamerverhuurpand, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
- a. in de woning is sprake van maximaal vier onzelfstandige woonruimtes;
- b. elke onzelfstandige woonruimte wordt door maximaal één persoon bewoond, tenzij sprake is van partners;
- c. op eigen terrein wordt voorzien in minimaal twee parkeerplaatsen, die ook in stand worden gehouden;
- d. binnen een straal van 150 meter rondom het kamerverhuurpand is geen ander kamerverhuurpand aanwezig.
met dien verstande dat initiatieven van een zorginstelling of voor de huisvesting van groepen met zorg worden getoetst op de onderbouwing van de behoefte aan de huisvesting, de organisatie van de zorg, de wijze van financiering en de spreiding van woonvoorzieningen en kwetsbare groepen in de specifieke wijk.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liftkokers, galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
6.2 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit geldt de regel dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd, alsook, indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
- a. voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen in het ‘Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels, of, indien dit document gedurende de planperiode wordt gewijzigd, aan de normen die in deze wijziging worden opgenomen;
- b. indien het bedoelde onder a. onvoldoende uitsluitsel geeft over het te realiseren aantal parkeerplaatsen de parkeerkencijfers van het CROW worden toegepast;
- c. parkeergelegenheid en laad- en losruimte op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
6.3 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Verder wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan:
- a. onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
- 1. als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;
- 2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen en afval, puin, grind of brandstoffen.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Algemene Procedureregels
10.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid
Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Jacobahof `s-Heer Hendrikskinderen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Jacoba van Beierenstraat 16a te `s-Heer Hendrikskinderen ligt een perceel met één vrijstaande woning (figuur 1). Het betreft een relatief groot perceel (12.800 m2) voor één woning. De woning wordt momenteel bewoond, maar de omliggende gronden worden nauwelijks gebruikt. De initiatiefnemer heeft het voornemen om op deze locatie vier extra vrijstaande woningen te ontwikkelen.
De gronden van het perceel zijn momenteel bestemd voor 'Wonen', waarbij rondom de huidige woning een bouwvlak is opgenomen. Het bouwen van een woning buiten het bouwvlak is niet toegestaan, waardoor de bouw van vier nieuwe woningen niet mogelijk is.
Door de bestemmingsplanwijziging wordt het realiseren van de vier extra woningen planologisch mogelijk gemaakt.
Figuur 1 | Luchtfoto en begrenzing plangebied (bron: PDOK-viewer, bewerking Juust)
Figuur 2 | Ligging van het plangebied (bron: openstreetmap, bewerking Juust)
1.2 Plangebied
Het plangebied (zie figuur 1) ligt aan de noord-oostzijde van het centrum van `s-Heer Hendrikskinderen (zie figuur 2). Het betreft het perceel Jacoba van Beierenstraat 16a, kadastrale gemeente GOE00, sectie W, perceelnummer 10. De inrit naar het perceel is een apart kadastraal perceel: kadastrale gemeente GOE00, sectie L, perceelnummer 432. Het plangebied wordt aan de zuid- en westzijde omsloten door woonpercelen, welke gelegen zijn aan de Jacoba van Beierenstraat en Floris de Voogdstraat. Aan de oostzijde was een bedrijfsperceel aanwezig, maar dit perceel heeft reeds een woonbestemming en momenteel wordt er een vrijstaande woning gerealiseerd. Aan de noordzijde zijn momenteel bedrijfspanden gevestigd. Deze panden staan grotendeels leeg. Er zijn plannen om dit terrein te ontwikkelen voor woningbouw.
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom `s-Heer Hendrikskinderen' van de gemeente Goes (figuur 2). Dit bestemmingsplan is op 12 september 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Wonen'. Deze gronden zijn bedoeld voor gebouwen ten behoeve van de huisvesting van personen. Tevens zijn de gronden bestemd voor parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten behoeve van het wonen en de daar bijbehorende hoofdgebouwen, bijgebouwen en aan- of uitbouwen en andere bouwwerken. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Buiten het bouwvlak is het bouwen van erfbebouwing toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding (-z) zijn geen gebouwen toegestaan.
Figuur 3 | Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Bebouwde Kom `s-Heer Hendrikskinderen' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Opzet
Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit 8 hoofdstukken. Hoofdstuk 2 gaat in op de geldende beleidskaders van het Rijk, de Provincie Zeeland en de gemeente Goes. Vervolgens gaat Hoofdstuk 3 in op kenmerken van het plangebied. Hoofdstuk 4 beschrijft de voorgenomen ontwikkeling. In Hoofdstuk 5 wordt het plan getoetst aan verschillende relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische vormgeving. Dit betreft de opzet van de verbeelding en de regels en een toelichting op de bestemmingen. Hoofdstuk 7 gaat in op de handhaving van het plan. Hoofdstuk 8 gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het plan en Hoofdstuk 9 gaat in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Op 1 juli 2017 is de ladder gewijzigd. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen nieuwe stedelijke ontwikkeling.
In het onderhavige plan is er sprake van de bouw van vier woningen. Toetsend aan het bovenstaande is daarmee geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet benodigd.
Nationale Omgevingsvisie (Ontwerp)
Gemeenten, provincies en het Rijk worden verplicht om een omgevingsvisie op te stellen vanuit de nieuwe Omgevingswet. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Het ontwerp van de NOVI is in juni 2019 verschenen. De NOVI kent ondermeer de volgende vier prioriteiten:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Het beleid uit de NOVI bevat geen specifieke zaken die betrekking hebben op de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
2.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Zeeland 2018
Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu.
Binnen bestaand bebouwd gebied heeft de gemeente grote vrijheid bij de regie van ruimtelijke ontwikkelingen. In de woningmarkt is er steeds meer vraag naar stedelijk wonen. Door aanvullende woningbouw te concentreren net buiten en in stedelijk gebied wordt draagvlak voor voorzieningen in de directe omgeving behouden.
De bevolkingsomvang daalt en vergrijst. Het regionale schaalniveau wordt steeds belangrijker. Het stedelijk gebied en de omliggende dorpen en regio functioneren feitelijk als één geheel. Dit leidt tot verschillende opgaven. In de relatie tussen de stedelijke kernen en het ommeland is er behoefte aan een stedenbeleid om het voorzieningenniveau van Zeeland zowel in kwaliteit als in bereikbaarheid op peil te houden. De invulling van de regionale woningmarktprogrammering kan inspelen op het verschil in voorzieningenniveau en ontwikkelingsbehoefte van kernen. Naast het realiseren van woningen in het stedelijk gebied, blijft het nodig om woningbouw in dorpen te faciliteren. Hier ligt de opgave primair bij herstructurering, inbreiding binnen de bestaande kern, vervangende nieuwbouw en het verleggen van bestaande plannen naar nieuwe kansrijke locaties die inspelen op de lokale behoeften. Als dit noodzakelijk is, behoort maatwerk door een beperkte uitbreiding tot de mogelijkheden. De woningmarktafspraken in de regio bieden hiervoor het kader.
De ontwikkeling zoals in dit plan opgenomen past binnen het beleid van de provincie Zeeland. Er wordt gebouwd binnen het bestaand bebouwd gebied binnen de dorpskern door middel van verdichting. Door deze inbreiding wordt er ingespeeld op de doorstroming op de woningmarkt binnen de dorpskern.
Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat, net als het Omgevingsplan, ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. In de omgevingsverordening zijn er geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.
2.3 Regionaal Beleid
Agenda Wonen in De Bevelanden 2025
In 2013 hebben de vijf gemeenten binnen het samenwerkingsverband De Bevelanden afspraken gemaakt over het wonen in de regio. De afspraken en het programma die toen gemaakt zijn, zijn in de Agenda Wonen in De Bevelanden 2025 geactualiseerd. Dit programma heeft een looptijd tot 2025 en is afgestemd op de huishoudensprognose en de woonvoorkeuren. De kernthema`s die de basis vormen voor de woningmarktafspraken zijn:
- 1. realistische woningbouwproductie;
- 2. bundeling op basis van de lange termijn behoefte in de markt, de vraagkant dus;
- 3. kwaliteit voor kwantiteit;
- 4. aanpak bestaande woningvoorraad, ook particuliere koopvoorraad;
- 5. wonen en zorg;
- 6. regionale prestatieafspraken met corporaties;
- 7. arbeidsmigranten;
- 8. grondprijzen voor woningbouw;
- 9. monitoring.
Met de ontwikkeling worden vier vrijstaande woningen aan de woningvoorraad in 's-Heer Hendrikskinderen toegevoegd. Het woningbouwplan maakt deel uit van de regionale woningmarktafspraken. Hierin wordt voorzien in de bouw van twee woningen. De overige twee woningen passen binnen de overige toevoeging van in totaal 25 woningen voor het dorp 's-Heer Hendrikskinderen, voor het oplossen van ruimtelijke knelpunten, zoals diverse aandachtslocaties. Deze capaciteit wordt nog een uitgebreid met 10 woningen om de gewenste herontwikkeling van de locatie Hendriks Plaza met 30 woningen mogelijk te maken. Voor de uitbreiding van de capaciteit wordt gebruik gemaakt van de capaciteit in alle dorpen binnen het regionale woningbouwprogramma voor Goes. Deze aanpassing wordt meegenomen bij de actualisatie van de regionale woningmarktafspraken.
De woningen worden op een unieke locatie in het dorp 's-Heer Hendrikskinderen gerealiseerd. Het betreft een perceel dat door de omliggende plannen niet meer direct aan de rand van het dorp ligt, maar te midden van diverse woongebieden. Het perceel is in verhouding tot de aangrenzende percelen erg ruim. Ook met de ontwikkeling van vier extra woningen op dit perceel is er nog steeds sprake van een dorps/landelijk woonmilieu. De locatie betreft daarmee een kansrijke locatie voor het realiseren van een vrije kavel voor eigen bouw, het bouwen van een moderne bungalow of patio en het realiseren van een ruime grondgebonden woning op een ruime kavel in het dorp. De ontwikkeling sluit aan bij het regionale beleid.
Regionale woonvisie
Met de Regionale Woonvisie De Bevelanden 2019 - 2023 beogen de vijf Bevelandse gemeenten inzicht te geven in de gezamenlijke missie en ambities van de regiogemeenten op het gebied van het wonen (oktober 2019). De visie is een parapluvisie voor verdere uitwerking in lokaal beleid.
De Regionale Woonvisie bevat de volgende missie: 'Wij willen een aantrekkelijke regio zijn waar men graag woont, met een regionaal passend, duurzaam en toekomstbestendig woningaanbod'. Vanuit deze missie zijn de volgende vijf ambities geformuleerd:
- 1. De Bevelanden zet in op een duurzame en toekomstbestendige woningvoorraad.
De Bevelanden heeft forse ambities op het gebied van duurzaamheid. In de woningvoorraad kan nog veel energie bespaard worden.
- 2. De Bevelanden voor iedereen.
De regio De Bevelanden wil een complete regio zijn, met een passend woningaanbod voor jong en oud, rijk en arm, kleine en grote huishoudens, met en zonder ondersteuning, permanent en tijdelijk.
- 3. De Bevelanden zet alleen in op nieuwbouw die echt iets toevoegt.
De Bevelanden streeft naar evenwicht in vraag en aanbod op de woningmarkt. De verwachte huishoudensgroei is de belangrijkste onderlegger voor het regionale woningbouwprogramma.
- 4. De Bevelanden benut het bestaande.
De Bevelanden streeft naar een toekomstbestendige woningvoorraad. Dit betekent continu investeren in onderhoud, aanpasbaarheid en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. Naast de focus op vastgoed zal er ook aandacht moeten zijn voor de aanpak van sociale problematiek en de kwaliteit van de openbare ruimte.
- 5. De Bevelanden zorgt.
Regio De Bevelanden wil een zorgzame regio zijn, waar vraag en aanbod naar wonen met zorg in balans zijn, ook voor de meest kwetsbare groepen. Hierbij ziet de regio kansen voor innovatieve vormen van wonen met zorg die de diversiteit aan woonmilieus voor regionale woningmarkt als geheel zullen vergroten
2.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie #Goes2040
In juni 2012 heeft de gemeente Goes de structuurvisie #Goes2040 vastgesteld. Het plangebied wordt aangewezen als woongebied (zie afbeelding 3). Er zijn geen ingrijpende veranderingen voorzien in deze bestaande woongebieden. Het beleid is gericht op kwaliteitsverbetering en het versterken en vitaal houden van de buitenruimte. De aanpak van particulier bezit, klimaatneutrale bouw en de aanpak van aandachtlocaties in deze gebieden vragen de komende jaren aandacht. De onderhavige locatie kan als een dergelijke aandachtslocatie worden gezien. 's-Heer Hendrikskinderen ligt dicht tegen het stedelijk gebied van Goes aan. Dit biedt kansen voor het dorp.
Figuur 4 | Uitsnede structuurvisie #Goes2040 (bron: gemeente Goes)
Woonvisie Goes 2013-2020
In oktober 2013 heeft de gemeenteraad van Goes de Woonvisie Goes 2013-2020 vastgesteld. In de Woonvisie zijn de bestaande (particuliere) woningvoorraad, duurzaamheid, lage en midden-inkomens op de huurmarkt, senioren, en mensen met een zorgvraag als speerpunten benoemd. Deze speerpunten zijn vertaald in drie pijlers van het woonbeleid:
- 1. Toekomstbestendige en complete woonmilieus in de wijken en kernen: Vanuit het woonbeleid wordt ingezet op het behouden en versterken van de identiteit en de leefbaarheid van de wijken en dorpen in Goes. Op wijk- en dorpsniveau betekent dit een op de samenstelling van de bevolking afgestemd woningaanbod creëren door nieuwbouw, renovatie en herstructurering. Duurzaamheid en levensloopbesendigheid zijn hierbij belangrijke uitgangspunten.
- 2. Een duurzame woningvoorraad: Aanpassing en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad moeten voorzien in de veranderende woningbehoefte en het beperken van de energiebehoefte en de daaraan gekoppelde woonlasten.
- 3. Slaagkansen voor iedereen: Het woonbeleid richt zich op het bieden van keuzemogelijkheden voor iedereen en dat er in aantal en kwaliteit voldoende woningen zijn voor onze (toekomstige) inwoners. Voor doelgroepen die het moeilijk hebben op de woningmarkt worden extra inspanningen gedaan om hen te ondersteunen en de slaagkansen van deze doelgroepen te laten toenemen.
2.5 Conclusie
Het plan past binnen de daarvoor geldende beleidskaders van Rijk, Provincie en Gemeente. Tevens maakt het plan deel uit van het regionale woningbouwpgrogramma.
Hoofdstuk 3 Inventarisatie En Analyse
3.1 Historie
Het plangebied ligt in de kern `s-Heer Hendrikskinderen. Tot 1857 was `s-Heer Hendrikskinderen een aparte gemeente. In dat jaar ging het dorp op in de gemeente `s-Heer Arendskerke. Sinds 1970 valt de kern binnen de gemeente Goes.
`s-Heer Hendrikskinderen is gelegen op een uitloper van de kreekrug waarop ook Goes is ontstaan. Het dorp ligt op een afstand van 2,5 km van het centrum van Goes. In de jaren '70 en '80 van vorige eeuw zijn er aan de rand van het dorp veel woningen gebouwd, waardoor het dorp is gegroeid. De laatste grote toevoeging aan de woningvoorraad in het dorp bestaat uit 30 woningen welke in 2012 aan de oostkant van 's-Heer Hendrikskinderen (Floris de Voogdstraat) zijn gerealiseerd. De groei van de vraag aan woningen in `s-Heer Hendrikskinderen is te danken aan de gunstige ligging ten opzichte van Goes.
Hendrik van Schenge is in de 12e eeuw begonnen met de bouw van een (inmiddels verdwenen) kerk. Echter is door zijn vroegtijdig overlijden de bouw van de kerk door zijn kinderen afgemaakt. Het dorp kreeg dan ook de naam '`S-Heer Hendrikskinderenkerke`. Het 'kerke' is vervallen omdat men de naam van het dorp te lang vond.
Tot aan de 19e eeuw had het dorp een kasteel. Er wordt gezegd dat hier Jacoba van Beieren heeft gewoond.
Figuur 5 + 6 | Historische kaart en luchtfoto (1959) (bron: provinciezeeland.nl, bewerking Juust)
Aan de Jacoba van Beierenstraat was in de tijd van deze luchtfoto (1959) nog geen bebouwing aanwezig. Een groot deel van de woningen in de buurt van het plangebied zijn gebouwd eind jaren '60 en begin jaren '70 van de vorige eeuw.
3.2 Functionele Opbouw Van Het Gebied
`s-Heer Hendrikskinderen is een dorp met ongeveer 1400 inwoners. Er zijn diverse voorzieningen in het dorp zoals een basisschool, fysiotherapeut en diverse sportverenigingen. Voor de overige basisvoorzieningen moet worden uitgeweken naar het nabijgelegen Goes.
Het plangebied, is door de ligging grenzend aan twee woonwijken (aan de westzijde en zuidzijde van het plangebied), aan te merken als rustig gebied. Aan de noordzijde is momenteel nog bedrijvigheid gevestigd, maar er zijn plannen om ook hier woningen te bouwen. Aan de oostzijde is het perceel reeds omgezet naar een woonbestemming voor de bouw van een vrijstaande woning. Daarmee ligt het plangebied ingeklemd tussen diverse bebouwde gebieden met hoofdzakelijk woningbouw.
Het plangebied zelf heeft een woonbestemming met de mogelijkheid om binnen het bouwvlak een woning te bouwen.
3.3 Ruimtelijke Opbouw Van Het Gebied
Het plangebied heeft een geïsoleerde ligging en de woning op het perceel is vanaf de straat nauwelijks zichtbaar door de ligging van het gebied achter de woonpercelen aan de Jacoba van Beierenstraat en Floris de Voogdstraat en achter de bebouwing aan de Nieuwe Rijksweg. Uitsluitend de hoge bomen op het perceel zijn waarneembaar. De ontsluiting van het perceel vindt plaats op de Jacoba van Beierenstraat tussen de woningen met nummer 16 en 18.
Het gebied is in gebruik als woonperceel. Het perceel is relatief groot voor één woning (12.800 m2). De tuin aan de oostzijde van de woning is ingericht als dierenweide, maar wordt niet als zodanig gebruikt. Aan de oostzijde van de woning is de tuin niet in gebruik en is de laatste jaren sterk verwilderd. In het plangebied staan veel bomen en struiken, waardoor het gebied een groen karakter heeft.
Het plangebied wordt omringd door de Jacoba van Beierenstraat en de Floris de Voogdstraat. Deze omliggende straten zijn voornamelijk bebouwd met twee-onder-één-kapwoningen.
Figuur 7 + 8 | Situatie plangebied d.d. 29 november 2018 (bron: Juust b.v.)
Hoofdstuk 4 Visie Op Het Plangebied
Het bouwplan
Het plangebied wordt opgesplitst in vijf percelen. De huidige woning blijft bestaan en wordt opgeknapt. Ten westen en ten oosten van de bestaande woning worden in totaal vier woonkavels toegevoegd. Het plangebied heeft momenteel een eigen ontsluiting aan de Jacoba ven Beierenstraat tussen de woningen nummer 16 en 18. Deze ontsluiting zal ook gebruikt worden om de toekomstige woningen te ontsluiten. In het plangebied zijn vijf waardevolle bomen aanwezig. Met de verkaveling en situering van de weg is gestreefd om deze waardevolle bomen zoveel mogelijk in te passen, zodat het kappen ervan niet nodig is. Daardoor kunnen vier van de vijf waardevolle bomen behouden blijven. Eén boom zal gekapt worden (zie rood aangegeven boom op figuur 9).
Figuur 9 | Inrichtingstekening verkaveling met waardevolle bomen (bron: gemeente Goes)
De bestaande woning blijft behouden en krijgt een perceel met een omvang van circa 4.590 m2. Ten westen van dit perceel komt een nieuwe woonkavel met een oppervlakte van circa 2.830 m2. Op deze kavel mag één vrijstaande woning worden gebouwd. Vanwege de aanwezigheid van een waardevolle boom op het voorterrein van dit kavel, zal de woning verder naar achteren worden gesitueerd. Met de situering van het bouwvlak op de verbeelding is hier tevens rekening mee gehouden. Ten oosten van de huidige woning worden in noord-zuidrichting drie kavels gesitueerd met een oppervlakte variërend tussen de 1.000 m2 en 1.5oo m2.
Openbare ruimte
Om de woningen te kunnen ontsluiten wordt in het gebied een openbare weg aangelegd. De huidige ontsluiting aan de Jacoba van Beierenstraat zal richting het oosten worden doorgetrokken tot de oostelijke kavels. Vervolgens zal de weg afbuigen richting het zuiden. Ter plaatse van het meest zuidelijke perceel zal de weg overgaan in een fietspad. Daarmee is doorgaand autoverkeer niet mogelijk, maar langzaamverkeer kan daarmee wel vanaf de Jacoba van Beierenstraat de Floris Voogdstraat bereiken en vice versa. Deze route zal tevens als calamiteitenroute dienen. Met deze verbinding wordt het ook mogelijk om door het gebied een ommetje te maken. De aansluiting met de Floris Voogdstraat zal heringericht worden. In paragraaf 5.9 Verkeeren parkeren wordt nader ingegaan op het aspect verkeer en parkeren.
Aan de noordkant van het plangebied blijft ten noorden van de weg een strook vrij waar openbare parkeerplaatsen worden aangelegd en een groenvoorziening wordt aangelegd. Een aantal bestaande bomen die in deze zone zijn gelegen, zullen waar mogelijk behouden blijven.
Figuur 10 | Inrichtingsschets openbare ruimte / verkeersstructuur (bron: Juust)
Groene karakter
In het plangebied waren erg veel bomen en struiken aanwezig. Dit kwam mede doordat een groot deel van het gebied lange tijd niet is onderhouden en niet in gebruik is geweest als tuin. Het terrein was daardoor grotendeels overwoekerd en in de loop der jaren zijn er allerlei bomen gegroeid. Inmiddels is er groot onderhoud gepleegd waarbij er is gesnoeid en een deel van de bomen is gekapt. Zoals onder het kopje "Bouwplan" is aangegeven zijn in het plangebied vijf waardevolle bomen aanwezig. Met de verkaveling van de percelen en situering van de weg is hier zoveel mogelijk rekening mee gehouden. Daardoor kunnen vier van de vijf waardevolle bomen behouden blijven. Om het groene karakter van het gebied nog meer te behouden, is een selectie van bomen - naast de aangewezen waardevolle bomen - gemaakt die behouden kunnen blijven. Het betreffen bomen die een ecologische waarde hebben, bijvoorbeeld doordat er grote nesten of holtes in zitten, en die niet in de weg staan om de voorgenomen inrichting van het gebied te kunnen realiseren. Ondanks dat het gebied opnieuw ontwikkeld gaat worden en nieuwbouw gepleegd gaat worden, zal daarmee de groene uitstraling behouden blijven.
Welstand
Voor het plangebied is geen beeldkwaliteitsplan van toepassing. De nieuw te bouwen woningen dienen te voldoen aan de Welstandsnota. Confom de Welstandsnota heeft het plangebied het welstandsniveau van 'Reguliere gebieden'. Hier is het welstandstoezicht gericht op het handhaven van de basiskwaliteit. Bij deze gebieden wordt uitgegaan van de zogenaamde voor- en achterkant benadering. Het welstandstoezicht blijft beperkt tot die bouwwerken die vanaf het openbaar toegankelijke gebied zichtbaar zijn. Bouwwerken gesitueerd in een achtererfgebied en niet grenzend aan het openbaar gebied en/of op een niet naar de weg gekeerd dakvlak worden bij dit beleid niet onderworpen aan een preventieve welstandstoets.
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
5.1 Archeologie En Cultuurhistorie
In 1992 is in Europees verband het 'Verdrag van Malta' ondertekend. Uitgangspunt van dit verdrag is het behoud van (archeologisch) erfgoed. Waar mogelijk in situ, waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden en ex situ veilig gesteld. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Archeologie
In december 2011 heeft de gemeente Goes archeologiebeleid vastgesteld. Het beleid bestaat enerzijds uit maatregelenkaarten waarop het hele grondgebied van de gemeente is onderverdeeld in acht beleidscategorieën. Anderzijds bestaat het uit een onderbouwing hoe deze kaarten te gebruiken in de praktijk van de ruimtelijke ordening.
Het plangebied is gelegen binnen een gebied waarvoor deels een categorie 2 (oranje) en deels een categorie 4 (paars) geldt. Het terrein met een categorie 2 (oranje cirkel) komt voort uit de aanwezigheid van een kasteel dat hier tot het begin van de 19e eeuw heeft gestaan.
Figuur 11 | Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Goes (bron: gemeente Goes)
In 2008 is voor het plangebied door SMA een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hierin is geconcludeerd dat er een kans is op het aantreffen van archeologische sporen uit de (Late) Middeleeuwen en Nieuwe Tijd binnen het plangebied. Deze eventuele sporen kunnen aanwezig zijn op de Duinkerke II Afzettingen op geringe diepte onder het huidige maaiveld. Voor de overige perioden is de verwachting om waarden aan te treffen laag. Geadviseerd is om een nader karterend inventariserend veldonderzoek uit te voeren. Dit veldonderzoek is door SOB Research uitgevoerd (zie Bijlage 1). Dit onderzoek maakt duidelijk dat binnen het onderzoeksgebied de bodem tot op een diepte tussen 0,30 meter en 1,00 meter beneden het maaiveld reeds verstoord is, waarschijnlijk als gevolg van inrichtingswerkzaamheden in 1975. Geadviseerd is geen aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. De bevoegde overheid heeft dit advies overgenomen.
Cultuurhistorie
In het plangebied of in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen objecten die zijn aangewezen als (gemeentelijk) monument.
Wel zijn er in het plangebied vijf monumentale / waardevolle bomen aanwezig (zie figuur 10). Vier van deze bomen blijven behouden. Er wordt één boom gekapt. Hiervoor geldt een compensatieplicht. Er zijn in het plangebied en in de directe omgeving verder geen cultuurhistorische elementen aanwezig die op cultuurhistorisch vlak invloed kunnen hebben op het plan of andersom.
5.2 Bodem
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, is van belang dat er inzicht is in de bodemkwaliteit. In het kader van het wijzigingsplan dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het uitvoeren van het project.
Het volledige plangebied heeft momenteel een woonbestemming. Dit betekent in beginsel dat er reeds sprake is van een gevoelige functie. Het opsplitsen van het terrein en de bouw van vier nieuwe woningen mogelijk maken is geen toevoeging van een gevoelige functie. Uit eerder bodemonderzoek (Bijlage 2) blijkt dat het terrein voornamelijk onverdacht is. Echter is er ter plaatse van een ondergrondse tank verontreiniging aangetroffen. Deze locatie is uitbreid onderzocht en hierbij is destijds minerale olie aangetroffen. Omdat uit bovenstaand onderzoek de locatie als verdacht is aangewezen en dit onderzoek uit 2008 dateert en daarmee verouderd is, dient er in het kader van de ontwikkelingen met betrekking tot dit bestemmingsplan een nieuw bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Door Abo Milieuconsult is op 20 februari 2019 een bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 3). Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn in totaal 22 boringen verricht. In de grondmonsters nabij de locatie van de ondergrondse tank zijn geen verontreinigingen met minerale olie en/of vluchtige aromaten aangetoond. De in augustus 2008 (door SMA) aangetoonde sterke verontreiniging met minerale olie is tijdens het bodemonderzoek door Abo niet aangetroffen. In het grondwater is ter plaatse van één peilbuis een lichte verontreiniging met minerale olie aangetoond. Voor het overige terrein zijn lichte verontreinigingen in de grond en het grondwater aangetroffen. Deze zijn dermate gering dat aanvullend bodemonderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
De resultaten van het bodemonderzoek vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.3 Water
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht.Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Doel van het watertoetsproces is dat waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig worden meegenomen bij ruimtelijke plannen of besluiten. De watertoetstabel ondersteunt de onderbouwing van de wateraspecten in een ruimtelijk plan.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. | In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied is geen waterkering aanwezig. Het plan heeft daarom geen invloed op de veiligheid van waterkeringen. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. | In het huidige bestemmingplan zijn de bouwmogelijkheden voor de huidige woning 250 m². In de nieuwe situatie nemen de bouwmogelijkheden met 4 x 250 m² = 1000 m² toe (dakoppervlak). Voor de verharding van tuinen is ervan uitgegaan dat het hemelwater infiltreert in de bodem. In het plangebied worden verharde verkeersvoorzieningen (straat en parkeerplaatsen) aangelegd met een oppervlakte van circa 1.035 m2. Uitgaande van een waterberging van 75 mm/m2 is er een watercompensatie nodig van 153 m3. ![]() De bestaande watergangen blijven behouden. Van deze watergangen ligt circa 330 m2 binnen het plangebied. In de benodigde watercompensatie wordt voorzien door de noordelijke watergang te verbreden richting het zuiden. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. | Het afvalwater zal worden afgevoerd naar het gemeentelijke rioleringssysteem. De hemelwater- afvoer wordt aangesloten op het oppervlaktewater. |
Thema en water(bheer)doelstelling | Uitwerking |
Grondwaterkwantiteit en verdroging Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. | Er is geen sprake van onttrekken van grondwater. Er wordt geen grondwateroverlast verwacht. |
Grondwaterkwaliteit Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. | De grondkwaliteit zal niet wijzigen. Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. |
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. | In het plangebied liggen twee oppervlaktewateren: aan de noordzijde een secundaire watergang en aan de oostzijde een tertiaire watergang. Deze laatste watergang loop in het zuiden door, maar ligt niet binnen de begrenzing van het plangebied. In de zuidoosthoek van het plangebied is aangrenzend aan de tertiaire watergang een poel gelegen. De watergangen en de poel blijven behouden. |
Volksgezondheid Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. | Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de volksgezondheid. De bestaande wateren vormen geen risico's. |
Bodemdaling Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. | De nieuwe ontwikkeling leidt niet tot bodemdaling. |
Natte natuur Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevareerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. | Er is ter plaatse geen natte natuur aanwezig. De bestaande poel ligt op een woonperceel en zal behouden blijven. De poel is niet aangewezen als natuurgebied. |
Onderhoud oppervlaktewater Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. | De watergang aan de noordzijde zal vanuit de openbare ruimte te bereiken zijn. Er zal een onderhoudsstrook worden vrijgehouden van obstakels ten behoeve van het onderhoud aan de watergang. De watergang aan de oostzijde van het plangebied kan vanaf de oostzijde van de watergang onderhouden worden (buiten het plangebied) |
Andere belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. | Er zijn geen terreinen en objecten van het Waterschap waarop het plan invloed heeft anders dan de genoemde oppervlaktewateren. |
Wegen in beheer bij het waterschap (alleen invullen voor zover van toepassing) * in de bouwfase: Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen? * na realisatie: verkeersaantrekkende werking Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer? * na realisatie: bereikbaarheid Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken. Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd? * na realisatie: parkeren Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd? * na realisatie: (ver)bouwen Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd). | In de (directe) omgeving van het plangebied liggen geen waterschapswegen. De genoemde aspecten zijn niet van toepassing voor dit plan. |
5.4 Natuur
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mogen niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet dus vastgesteld worden dat er geen beschermde dier- of plantsoorten in het plangebied leven.
Soortenbescherming
Quickscan flora en fauna
Het plangebied ligt niet in of nabij een natuurgebied (Natura 2000) of onderdeel van het Natuur Netwerk Zeeland. Daarom vormt het aspect gebiedsbescherming geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Het plangebied heeft een woonfunctie en is grotendeels in gebruik als tuin. Er zijn in de tuin veel bomen aanwezig. Het overgrote deel zal voor de ontwikkeling van dit initiatief moeten worden gekapt. Daarom is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Deze quickscan is door Buijs Eco Consult B.V. uitgevoerd. Het rapport is terug te vinden in Bijlage 4.
In de omgeving van het plangebied zijn vogels zoals merel, kauw, houtduif, groene specht en boomkruiper waargenomen. Verder zijn sporen (plukresten) van een roofvogel (bijv.s sperwer) in het plangebied aangetroffen. Daarnaast kunnen algemeen voorkomende soorten zoals kleine zoogdieren (muizen, konijn, haas, egel etc.) en amfibieën voorkomen. Hiervoor geldt een algemene vrijstelling.
Beschermde flora is in het plangebied niet waargenomen en wordt niet verwacht. Uit verspreidingsatlassen blijkt dat de rugstreeppad in de (directe) omgeving voorkomt. Het terrein zou gebruikt kunnen worden door de rugstreeppad als overwinteringslocatie en als voortplantingswater ter plaatse van de watergang/poel. Omdat deze soort ten tijde van het uitvoeren van de quickscan winterslaap houdt, heeft geen beoordeling kunnen plaatsvinden of deze soort ter plaatse aan- danwel afwezig is. Hiervoor is nader onderzoek nodig.
Verder is een gedeelte van de vermoedelijk te kappen bomen geschikt als verblijfplaats/foerageergebied voor vleermuizen. Nader onderzoek moet uitwijzen of de soort in het plangebied aanwezig is. Een winterbezoek heeft gelijktijdig met de uitvoering van de quickscan plaatsgevonden. Winterverblijven zijn niet waargenomen.
In het plangebied zijn enkele grotere bomen aanwezig. Enkele van deze bomen hebben nesten die mogelijk van een jaarrond beschermde (roof)vogel kunnen zijn. Nader onderzoek moet uitwijzen door welke vogels deze nesten worden gebruikt. De bomen met de nesten en de bomen in de directe omgeving van deze nesten zullen vooralsnog behouden blijven.
Nader onderzoek
Door Adviesbureau Wieland is een nader onderzoek uitgevoerd naar beschermde diersoorten (zie Bijlage 5). Uit dit onderzoek is voortgekomen dat kleine marterachtigen (hermelijn en wezel) en bunzing niet aanwezig zijn in het gebied. In het gebied zijn wel egels aanwezig. Bij het bouwrijp maken van het terrein dient vegetatie (struiken, kruiden) vooraf gemaaid te worden met een schijvenmaaier of bosmaaier.
Tijdens het onderzoek zijn wel de gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis vastgesteld. De gewone dwergvleermuis maakt van het plangebied gebruik als foerageergebied. In de woning die gehandhaafd blijft is een dagverblijf. De functie van foerageergebied blijft behouden. De schuren op het terrein die gesloopt zullen worden hebben geen functie voor vleermuizen.
De ruige dwergvleermuis gebruikt het plangebied als foerageergebied, maar maakt ook gebruik van holtes als dagverblijf en paarverblijf. Er zijn enkele bomen die geschikt zijn als dagverblijf. Deze bomen betreffen de waardevolle bomen die behouden blijven. Omdat er toch bomen gekapt worden zal in de toekomst het aantal potentiële geschikte bomen voor vleermuizen afnemen. Geadviseerd wordt een achttal duurzame vleermuiskasten te plaatsen en indien mogelijk ook in de nieuwe woningen inbouwkasten te plaatsen. Zo blijven er op termijn voldoen de alternatieve dagverblijven om de gunstige staat van instandhouding te kunnen waarborgen. Daarnaast is het belangrijk om vleermuisvriendelijke verlichting op het terrein aan te brengen. Dit dient de meest diervriendelijke verlichting te zijn die op dat moment aanwezig is. Het is belangrijk dat de bomen die behouden blijven tijdens de bouw goed beschermd worden (middels het aanbrengen van boombescherming).
In het gebied broeden vogels. Er zijn echter geen nestplaatsen of roestplaatsen van vogels vastgesteld waarvan het leefgebied jaarrond beschermd is. Het advies is om de werkzaamheden uit te voeren buiten de broedperiode om te voorkomen dat broedvogels verstoord worden.
De Rugstreeppad is tijdens het onderzoek niet vastgesteld. In de waterpartij zijn wel kleine watersalamander, gewone pad en bruine kikker vastgesteld. In het kader van de zorgplicht is het van belang op de waterpartij te dempen in de periode 15 augustus - 15 oktober.
Bovenstaande adviezen worden in acht genomen bij de uitvoering van het plan.
Gebiedsbescherming
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen natuurgebieden gelegen waar het plan invloed op heeft. Op een afstand van circa 4 kilometer is het Natura2000-gebied Veerse Meer gelegen. Dit betreft echter geen stikstofgevoelig natuurgebied. Op circa 4 kilometer is het Natura2000-gebied Oosterschelde gelegen en op circa 7 kilometer het Natura2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Dit betreffen stikstofgevoelige gebieden. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatisch Aanpak Stiktof (PAS) en de nieuwe AERIUS Calculator (2019A) moet en kan voo rhet plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura2000-gebieden worden berekend. De rekenresultaten zijn opgenomen in Bijlage 6 bij dit plan. Hieruit blijkt dat er geen uitkomsten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. De beoogde ontwikkeling heeft derhalve geen consequenties voor de instandhouding van stikstofgevoelige natuurgebieden.
5.5 Geluid
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidniveaus zijn en wat niet (de geluidnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
Het plangebied ligt op een afstand van ongeveer 70 meter van de as van de Nieuwe Rijksweg N664. Deze weg heeft een snelheidsregime van 80 km per uur. Tevens ligt er een parallelweg met een maximumsnelheid van 60 km per uur. De onderzoekszone voor deze weg bedraagt 250 meter. Momenteel zijn er plannen in voorbereiding om de weg af te waarderen. Daarmee krijgt de weg een snelheidsregime van 60 km per uur en 50 km per uur. Ook wordt de komgrens verder naar het oosten gelegd. In het akoestisch onderzoek is nog geen rekening gehouden met deze plannen.
Op een afstand van ongeveer 330 meter ligt de as van de vierbaansweg Deltaweg (N256/A256). Deze auto(snel)weg heeft een onderzoekszone van 400 meter. Door de ligging binnen deze onderzoekszones is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd.
De wegen binnen de bebouwde kom hebben een snelheidsregime van 30 km/u. In het kader van de Wgh hoeven deze niet te worden beoordeeld. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening de geluidbelasting van relevante 30 km/u wegen wel te worden beoordeeld. Het plangebied ligt achter eerstelijnsbebouwing langs de Jacoba van Beierenstraat. Dit houdt in dat deze bebouwing een afschermende werking heeft. Daarbij komt dat de weg een zeer lage verkeersintensiteit heeft, waardoor de invloed op het plangebied zeer gering is. Het geluid van deze wegen kan als niet relevant worden aangemerkt voor het plangebied.
Door Kraaij Akoestisch Adviesbureau is op 10 december 2018 een onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 7).
N256
De geluidbelasting op de uiterste grenzen van de bouwvlakken bedraagt vanwege de N256 maximaal 50 dB. Deze belasting wordt enkel op de oostelijke en zuidoostelijke gevelzijde van het oostelijk bouwvlak berekend.
De geluidbelasting op de woning op het westelijk bouwvlak bedraagt ten hoogste 48 dB. Dit betekent dat er niet overal kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De overschrijding bedraagt maximaal 2 dB. Er is een nader onderzoek naar aanvullende maatregelen om de geluidbelasting te reduceren noodzakelijk. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
N664
De geluidbelasting op de uiterste grenzen van de bouwvlakken bedraagt vanwege de N664 maximaal 56 dB. Deze waarde wordt enkel op de noordelijke gevelzijde van de meest noordelijke woning binnen het oostelijk bouwvlak berekend. De geluidbelasting op de andere woningen bedraagt ten hoogste 53 dB voor de westelijke woning, maximaal 51 dB op de middelste woning in het oostelijk bouwvlak en ten hoogste 49 dB op de meest zuidelijke kavel in het oostelijk bouwvlak.
Figuur 12 | Rekenresultaten vanwege de N664, inclusief 2 dB aftrek (bron: Kraaij Akoestisch Adviesbureau)
Er kan vanwege deze weg niet overal worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De overschrijding bedraagt maximaal 8 dB. Er is een nader onderzoek naar aanvullende maatregelen om de geluidbelasting te reduceren noodzakelijk. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
Cumulatie
Gezien het feit dat de voorkeursgrenswaarde vanwege beide wegen wordt overschreden, is er sprake van een relevante blootstelling aan meer dan één geluidbron vanwege wegverkeerslawaai. Conform de Wgh, is cumulatie van geluid noodzakelijk. De geluidbelasting na cumulatie is als volgt berekend:
- 42 - 55 dB op het bouwvlak aan de westzijde van het plan.
- 44 - 58 dB op de meest noordelijke woning in het bouwvlak aan de oostzijde van het plan.
- 44 - 55 dB op de middelste woning in het bouwvlak aan de oostzijde van het plan.
- 44 - 55 dB op de meest zuidelijke woning in het bouwvlak aan de oostzijde van het plan.
Maatregelenonderzoek
Diverse bron- en overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting vanwege de N664 en de N256 te reduceren tot de voorkeursgrenswaarden zijn onderzocht en zullen leiden tot problemen op doelmatig, verkeers- en vervoerskundig, financiële, stedenbouwkundige en landschappelijke vlak. Daarom dienen voor de te ontwikkelingen woningen hogere grenswaarden te worden aangevraagd.
Conclusie
Voor de nieuwbouwwoningen dient een hogere grenswaarde te worden aangevraagd. Voor het vaststellen van een hogere waarde mag volgens de Wgh de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai niet hoger zijn dan 63 dB voor woningen in binnenstedelijk gebied. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Vanwege de N256 dient er een hogere grenswaarde van 50 dB te worden aangevraagd en vanwege de N664 moet er een hogere grenswaarde van 56 dB worden aangevraagd. In het kader van het Bouwbesluit zal onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidwering van de uitwendige gevelconstructie en bepaald worden of er aanvullende gevelmaatregelen noodzakelijk zijn om een goed akoestisch woon- en leefklimaat in de woning te waarborgen.
5.6 Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In het onderhavige plan is sprake van het bouwen van vier woningen. De hierbij behorende verkeersgeneratie is 35 per dag (bron: CROW publicatie 381). Dit plan draagt daarom niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (figuur 13).
Figuur 13 | NIBM - tool (bron:infomil.nl)
5.7 Duurzaamheid En Klimaat
Het klimaat verandert. Het wordt warmer, we krijgen te maken met langdurige perioden van hitte en droogte, er is een grotere kans op extreme neerslag en de zeespiegel stijgt. Klimaatverandering wordt veroorzaakt door de hoge concentratie broeikasgassen, zoals CO2, in de atmosfeer. Door het verminderen van de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen kunnen de gevolgen van klimaatverandering beperkt worden.
In het Klimaatakkoord van Parijs staat omschreven dat de temperatuur op aarde niet verder mag stijgen dan 2°C, met de ambitie om dit te beperken tot 1,5°C. Op de Verenigde Staten na, heeft wereldwijd ieder land dit akkoord ondertekend.
Landelijk
Landelijk zijn er doelen gesteld om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen:
- 1. In 2050 is de uitstoot van CO2 met 95% verminderd;
- 2. In 2050 hebben we een energieneutrale gebouwde omgeving;
- 3. Vanaf 1 juli 2018 worden nieuwbouwwoningen niet meer op het aardgasnet aangesloten.
Ondanks dat we de uitstoot van broeikasgassen verminderen of zelfs stoppen, zullen we te maken krijgen met de gevolgen van klimaatverandering, zoals toenemende extreme weersomstandigheden. Het is daarom van belang de openbare ruimte klimaatbestendig in te richten. Landelijk is het doel gesteld dat de openbare ruimte in 2050 klimaatrobuust is ingericht.
Gemeentelijk klimaatbeleid
De gemeente Goes levert een bijdrage aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en het behalen van de landelijke richtlijnen. Om deze landelijke richtlijnen te halen heeft de gemeente Goes de volgende doelstellingen vastgesteld:
- De gemeente Goes stimuleert duurzame nieuwbouw;
- De gemeente Goes ondersteunt de doelen van het Zeeuws Energieakkoord en werkt aan een energieneutrale particuliere woningvoorraad in 2045;
- Duurzame energie wordt op kansrijke locaties opgewekt, zoals het toepassen van zonne-energie op daken;
- Het gebruik van duurzame vervoersmiddelen wordt gefaciliteerd, onder andere door het plaatsen van openbare laadpalen;
- De gemeente Goes past circulaire economie toe wanneer de kans zich voordoet, zoals het toepassen van kansen voor circulair bouwen.
Naast maatregelen om minder CO2 uit te stoten, zijn ook maatregelen die bijdragen aan het verminderen van de gevolgen van klimaatverandering belangrijk, zoals het klimaatrobuust inrichten van de openbare ruimte. Hierbij kan gedacht worden aan het toepassen van veel groen, wat zowel een waterbergend vermogen heeft, als een koelend vermogen. Sterk versteende omgevingen warmen namelijk snel op doordat stenen warmte opnemen en deze warmte een lange tijd kunnen uitstralen, met name 's nachts. In groene omgevingen zullen de nachten tijdens warme perioden daarom koeler zijn dan in sterk versteende gebieden zoals steden. Dit effect wordt ook wel het hitte-eiland effect genoemd.
Figuur 14 | Hitte-eiland effect
In figuur 14 is te zien dat de temperatuur in een sterk verstedelijkt gebied hoger is dan in de meer landelijke omgeving. In volledig groene gebieden, zoals parken en bossen, is de temperatuur het laagst. Ook aan de rand van de stadskernen is de temperatuur lager dan in het stadscentrum, doordat er in deze gebieden minder hoogbouw is en er meer ruimte is voor groen.
De te realiseren woningen zullen moeten voldoen aan de nieuwste eisen met betrekking tot duurzaamheid. Dit houdt onder meer in dat elke woning moet voldoen aan de milieu-eisen zoals in afdeling 5.2 Milieu, nieuwbouw van het Bouwbesluit 2012 is opgenomen.
Woningen welke vanaf 1 januari 2020 worden gebouwd moeten bijna energieneutrale gebouwen zijn (BENG). Door middel van innovatieve technieken kan er aan de BENG-eisen worden voldaan. Denk hierbij aan viervoudige beglazing, een warmtepomp, het gebruiken van enkel LED-verlichting. Het gebruik maken van deze maatregelen wordt opgenomen in het tot stand komen van de definitieve bouwtekeningen. Ook zal er rekening worden gehouden met het voldoen aan de richtlijnen uit de energieprestatie en MilieuPrestatie van de woningen.
5.8 Bedrijven En Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Aan de noordzijde grenst het plangebied aan een perceel met een aantal (voormalige) bedrijven. Op deze gronden gelden de bestemmingen Detailhandel (tuincentrum) en Bedrijf. Het tuincentrum is niet meer geopend, maar conform de staat van bedrijfsactiviteiten uit de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" dient een afstand van 30 meter te worden aangehouden. Aan de noordwestzijde van het plangebied, grenzend aan de detailhandelsbestemming zijn geen woonpercelen voorzien. Aan de afstand wordt voldaan. Ter plaatse van de bedrijfsbestemming zijn bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Hier was een fietsenzaak gevestigd, maar momenteel staat het pand leeg. Uitgaande van milieucategorie 2 dient er een afstand te worden aangehouden van 30 meter tussen de gevel van de woning en de bedrijfsbestemming. Aan deze richtafstand wordt niet voldaan. Echter kan, gekeken naar de omliggende functies in deze rand van de kern aan de Nieuwe Rijksweg (detailhandel, horeca, bedrijf), het gebied worden aangemerkt als een gemengd gebied. Hierdoor wordt de richtafstand met één stap verkleind naar 10 meter. Onderhavig bestemmingsplan maakt bouwen van een woning in de eerste 10 meter vanuit de perceelsgrenzen niet mogelijk. Het bouwvlak is op 10 meter afstand van de plangrens gesitueerd. De gevels van de te realiseren woningen liggen daarom op een afstand van minimaal 10 meter tot aan de bedrijfsbestemming.
Er wordt voldaan aan de richtafstanden. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt daarom geen belemmering voor vaststelling van het plan. Overigens zijn er plannen in voorbereiding om ter plaatse van de detailhandelsbestemming en bedrijfsbestemming woningen te ontwikkelen. Daarmee wordt het gehele gebied een woongebied en is milieuzonering hier niet meer aan de orde.
5.9 Verkeer En Parkeren
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Verkeersontsluiting
De huidige in/uitrit van de Jacoba van Beierenstraat 16a wordt doorgetrokken tot een straat die als ontsluiting van het gehele plangebied dienst doet. Ten behoeve van de aansluiting op de Jocaba van Beierenstraat zal één parkeervak aan de Jacoba van Beierenstraat komen te vervallen. In het plangebied wordt voorzien in een ruim aantal openbare parkeerplaatsen, waardoor verdere compensatie niet aan de orde is (zie ook onder 'Parkeren').
De straat loopt in het verlengde van de in/uitrit aan de Jacoba van Beierenstraat door tot na het perceel van de bestaande woning. Vervolgens buigt de straat naar het zuiden af om de drie oostelijke woningen te kunnen ontsluiten. De straat heeft een breedte van circa 5 meter. Dit is tevens de beschikbare ruimte tussen de twee bestaande percelen aan de Jacoba van Beiernstraat (nummer 16 en 18). Volgens de CROW-richtlijnenen ASVV 2012 (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom), die gelden als maatgevende normen in de richtlijnen voor wegontwerp, valt de ontsluitingsweg in de categorie: Erftoegangswegen met met profiel van minimaal 4,8 meter breed. Met de breedte van 5 meter wordt hieraan voldaan. Hierbij wordt uitgegaan van tweerichtingsverkeer voor de auto en fiets. Bij tegemoetkomend verkeer (fiets en/of auto) is inhalen van fietsers niet mogelijk.
De benodige ruimte voor een vrachtauto is 3,1 meter. Voor hulpverlening/brandweer geldt een minimum breedte van 4,5 meter. Met de breedte van circa 5 meter wordt hieraan voldaan.
De weg wordt ingericht als een 'erf', vergelijkbaar met de Ada den Hollanderlaan in 's-Heer Hendrikskinderen (breedte 4,5 meter). Hierbij maken alle weggebruikers gebruik van hetzelfde wegprofiel. Er is geen opdeling in rijstrook en loopstrook. Aan weerszijde van de weg wordt een rabatstrook van 0,5 meter aangelegd (zie profielen in figuur 17 en 18).
Aan de noordoostzijde wordt een keervoorziening aangelegd. Bij het meest zuidelijke woonperceel gaat de straat over in een fiets-/voetpad die aansluit op de Floris de Voogdstraat. Om ervoor te zorgen dat bij calamiteiten het plangebied langs twee zijden kan worden bereikt, wordt de uitrit aan de Floris de Voogdstraat circa 4,5 meter breed en voorzien van een paaltje of hekwerk welke kan worden verwijderd. Met deze extra ontsluiting wordt het netwerk voor de voetganger en fietser verbeterd. De verbinding maakt het mogelijk om zowel in noordelijke als in zuidelijke richting een extra ommetje te maken. Tevens wordt hiermee de toekomstige percelen nauwer bij het dorp betrokken. De Floris de Voogdstraat is gelegen in een 30 km/u-zone en verkeerskundig geschikt voor extra fietser en voetgangers, ook omdat de hoeveelheid autoverkeer in de straat beperkt is.
De exacte uitwerking van de openbare ruimte (bijvoorbeeld materiaalkeuze) vindt in een later stadium plaats.
Figuur 15 | Verkeersstructuur Jacobahof (bron: Juust)
Figuur 16 | Huidige in- en uitrit plangebied
Figuur 17 | Profiel A
Figuur 18 | Profiel B
Figuur 19 | Profiel C
Verkeersgeneratie
De verkeersaantrekkende werking van de vier extra woningen in dit plan is beperkt. Daarnaast zullen de verkeersbewegingen hoofdzakelijk uit personenauto`s bestaan. Het project valt in de categorie 'Centrum Dorps' (V) of 'Landelijk wonen' (VI). De bijbehorende verkeersgeneratie bedraagt 6,3 tot 7,4 motorvoertuigen per weekdagetmaal per woning. In totaal bedraagt daarmee de (maximale) verkeersgeneratie 37 motorvoertuigen per etmaal (5 woningen x 7,4 = 37). Dit is inclusief de bestaande woning. De verkeersgeneratie voldoet aan de gemeentelijke norm van maximaal 2.500 motorvoertuigen per etmaal voor erftoegangswegen binnen de bebouwde kom en buiten de stad Goes.
Parkeren
De gemeente Goes heeft in het parkeerbeleidsplan parkeernormen vastgesteld. In het beleidsplan is voor woningen binnen het dure segment, niet liggend in het gebied Centrum en Schil centrum een kencijfer van 2,1 parkeerplaats per woning opgenomen. Per woning is 0,3 parkeerplaats gereserveerd voor bezoekers. Uitgaande van vijf woningen dienen 11 parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Op alle percelen is ruimte voor het parkeren van (minimaal) twee auto's op eigen terrein. In de openbare ruimte zullen aan de noordzijde van de nieuw aan te leggen straat circa 10 parkeerplaatsen worden aangelegd. Daarmee wordt ruim voldaan aan de parkeernorm.
Bouwroute
Ten behoeve van de ontwikkeling van het gebied dient er een bouwroute bepaald te worden voor het bouwverkeer. Vooralsnog is het voornemen om de bouwroute vanaf de parallelweg over het terrein van Hendriks Plaza te laten lopen.
Figuur 20 | Voorstel bouwroute Jacobahof
5.10 Externe Veiligheid
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen in de nabijheid van risicobronnen dienen te worden getoetst aan de genoemde regelgeving.
Er zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ook liggen er geen buisleidingen in of in de nabijheid van het plangebied. De A58 ligt op afstand van ruim 2200 meter. over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Op basis van het provinciaal beleid is geen nadere verantwoording benodigd. De dichtstbij gelegen route voor het Basisnet Water ligt op een afstand van 9000 meter. Ook hiervoor geldt dat er geen nadere verantwoording benodigd is.
Op een afstand van ongeveer 550 meter loopt het spoortraject Sloehaven-Roosendaal West welke deel uitmaakt van het Basisnet. Over dit traject vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van provinciaal beleid dient binnen een afstand van 1.500 meter vanaf het spoor waarover toxische stoffen worden vervoerd, voor ontwikkelingen een beperkte verantwoording groepsrisico plaats te vinden.
Beperkte verantwoording groepsrisico
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid Het plangebied wordt via een ontsluitingsweg aan de Jacoba van Beierenstraat 16a ontsloten. Tevens wordt er ook nog een langzaamverkeerverbinding tussen het Jacobahof en de Floris de Voogdstraat aangelegd. Deze zal tevens dienst doen als calamiteitenroute. In het plangebied is voldoende ruimte voor het opstellen van een blusvoertuig (straat, openbare parkeervoorzieningen, keervoorziening). Rondom het plangebied is een watergang gelegen. Deze is vanaf het openbare gebied te bereiken.
Zelfredzaamheid Gelet op het type woningen dat is voorzien (vrijstaande woningen) mag ervan uitgegaan worden dat de bewoners volledig zelfredzaam zijn. Kinderen worden beschouwd als vermindert zelfredzaam, maar daarbij mag ervan uit gegaan worden dat deze door ouders/verzorgers worden geholpen in geval van calamiteiten.
Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
5.11 Kabels En Leidingen
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Het gaat dan met name om gas, elektra en rioolpersleidingen en leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Voor deze kabels en leidingen geldt een veiligheidszone omdat deze een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen waarmee rekening moet worden gehouden.
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor het realiseren van het plan.
5.12 Milieu Effect Rapportage
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de dremeplwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2.000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is mede afhankelijk van de aard en omvang van het project en het gebied waarin de ontwikkeling plaatsvindt. In onderhavig plan is sprake van het toevoegen van vier woningen op een bestaand woonperceel. De gemeente Goes heeft aangegeven dat daarmee sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Omdat de omvang van het project onder de drempelwaarde blijft, kan volstaan worden met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Hiertoe is een aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling voor projecten onder de drempelwaarde aan het college voorgelegd. Uit de aanmeldnotitie blijkt dat de ontwikkeling niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (zie Bijlage 8). Er is geen sprake van significante negatieve effecten. Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) is daardoor niet nodig.
5.13 Conclusie
Alle relevante aspecten voor de kwaliteit van de leefomgeving zijn onderzocht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor het voorgenomen plan. De nieuwe invulling van het gebied sluit goed aan op de omliggende woonomgeving.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Planvorm
Het plangebied wordt gevormd door de kadastrale ligging van het gebied. Het volgt de contouren van het huidige kadastraal perceel gemeente GOE00, sectie W, perceelnummer 10 en 432. Het gehele plangebied is momenteel reeds bestemd als 'Wonen'. Echter zijn er, naast het bouwvlak ter plaatse van de bestaande woning geen mogelijkheden om meerdere woningen op het perceel te realiseren.
Het plangebied behoudt de bestemming 'Wonen'. Er worden twee ruime bouwvlakken opgenomen. Eén bouwvlak waarbinnen de bestaande woning is gelegen en waar aan de westzijde van de woning nog een woning mogelijk is. Aan de oostkant wordt een bouwvlak opgenomen waarbinnen maximaal 3 woningen mogelijk zijn. Om te voorkomen dat de woning te dicht op de randen van het plangebied worden gesitueerd, is een afstand van 10 meter aangehouden tussen de rand van het plangebied en de bouwvlakken.
De percelen worden als vrije kavels verkocht waarbij deze voor maximaal 50% mogen worden bebouwd met een maximum oppervlakte van 250 m². Tevens dient er met betrekking tot het bouwen een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 3 meter te worden aangehouden.
Om de openbare ruimte planologisch mogelijk te maken, wordt de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Deze bestemming wordt vanaf de huidige in/uitrit aan de Jacoba van Beierenstraat 16a in een hoek doorgetrokken zodat de laatste woning in het gebied ook met de auto is te bereiken. Om het gebied voor fietsers beter toegankelijk te maken, wordt de verkeersbestemming vanaf de laatste woning tot aan de Floris de Voogdstraat tussen nummer 20 en 22 doorgetrokken. Binnen de verkeersbestemming is tevens de aanleg van groenvoorzieningen mogelijk. De exacte inrichting van de openbare ruimte vindt in een later stadium plaats.
6.2 Toelichting Op De Verbeelding En Regels
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Zo veel mogelijk is aangesloten op de systematiek uit het geldende bestemmingsplan 'Bebouwde Kom `s-Heer Hendrikskinderen'. Binnen de bestemming 'Wonen' worden twee bouwvlakken toegevoegd. Op de verbeelding zijn diverse maatvoeringen (goot- en bouwhoogte maximum aantal woningen) opgenomen.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
Artikel Verkeer
De bestemming 'Verkeer' is opgenomen voor de openbare ruimte. In dit deel van het bestemmingsplan is de hoofdfunctie het ontsluiten van het plangebied.
Artikel Wonen
Er zijn twee vlakken voor 'Wonen' opgenomen. Binnen deze vlakken is de bouw van vijf woningen en het behouden van de huidige woning toegestaan. In de regels is de maximale te bebouwen oppervlakte en percentage opgenomen.
Algemene regels
Antidubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, balkons, liftkokers, afdaken en erkers mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt. Daarnaast zijn in dit artikel regels ten aanzien van parkeergelegenheid laad - en losruimte opgenomen.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.
Algemene procedureregels
Dit artikel bevat algemene procedureregels voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 9.
Overgang- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Hoofdstuk 7 Handhaving
De gemeenteraad heeft tot taak bestemmingsplannen vast te stellen voor het grondgebied van de gemeente. In elk bestemmingsplan wordt het door de gemeente gewenste ruimtelijke beleid voor een bepaald gebied vertaald. Een nieuw bestemmingsplan legt de bestaande ruimtelijke kaders vast en bepaalt de grenzen waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. Het biedt de gemeente een actueel beleidsmatig en juridisch toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen en initiatieven in een specifiek gebied.
Om de kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde leefomgeving te behouden en te verbeteren, is het noodzakelijk dat na het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan ook zorg gedragen wordt voor de handhaving daarvan. Het uitblijven van handhavend optreden tegen de overtreding van regels die in een bestemmingsplan worden gesteld aan de bebouwing en inrichting van gronden, leidt tot rechtsongelijkheid en vermindert het vertrouwen van de burger in het gemeentebestuur.
7.1 Handhaving Bestemmingsplannen
Onder handhaving wordt verstaan het nemen van maatregelen om de naleving van wettelijke voorschriften te bevorderen. Handhaving betreft dus niet alleen het daadwerkelijk repressief optreden tegen overtreders met behulp van sanctiemiddelen. Daaraan voorafgaand is het gewenst dat er heldere en hanteerbare regels zijn, het verschaffen van inzicht in die regels - zodat een ieder het vanzelfsprekend acht zich aan de gestelde norm te houden - en het houden van toezicht op de naleving ervan. Een eerste vereiste voor een goede handhaving is derhalve een bestemmingsplan met handhaafbare regels. Dat wil zeggen regels die zodanig zijn opgesteld dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn.
Voorlichting en preventief optreden vormen de basis voor een effectief handhavingsbeleid. Een goede informatievoorziening draagt bij aan een verbetering van de naleving van bestemmingsplannen. Hoewel sanctionering in de meest optimale situatie niet nodig zou moeten zijn, zullen zich in de praktijk altijd gevallen voordoen waarin achteraf opgetreden moet worden tegen illegale situaties. In veel gevallen besluit het college van burgemeester en wethouders een overtreding gedwongen te laten beëindigen en daartoe zonodig wettelijke dwangmiddelen te gebruiken, zoals het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom.
7.2 Handhavingsbeleid
De doelstelling van handhaving is het bereiken van goede naleving van wettelijke regels. Handhaving is een beginselplicht, welke door middel van het voeren van een transparant beleid ingezet moet worden als instrument voor de naleving van de regels, om hiermee een leefbare en veilige woonomgeving te garanderen voor de inwoners van de gemeente. Het bureau Toezicht en Handhaving van de afdeling Vergunningen en Handhaving is, namens het college, belast met het toezicht op de naleving van onder meer de ruimtelijke regelgeving. Deze taak wordt zo veel mogelijk consistent en stelselmatig uitgevoerd, zodat aan de beginselen van behoorlijk bestuur zoals rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en zorgvuldigheid kan worden voldaan. Daarvoor is het nodig handhavingsbeleid vast te stellen.
Het handhavingsbeleid is, zoals vele andersoortige beleidsvelden, altijd in beweging. Met behulp van monitoring wordt periodiek geëvalueerd en wordt zonodig het beleid bijgesteld. Het Goese handhavingsbeleid kent een planning&control-cyclus van 4 jaar, waarbij jaarlijks een handhavingsuitvoeringsprogramma wordt vastgesteld. In juni van 2008 heeft het gemeentebestuur van Goes het meest recente handhavingsbeleid, de nota integraal handhavingsbeleid 2008-2012, vastgesteld. Het vastgestelde handhavingsbeleid is erop gericht om zo veel mogelijk integraal te handhaven.
7.3 Opleggen Sancties
Wanneer een overtreding niet vrijwillig wordt beëindigd, wordt doorgaans gekozen voor het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom om een overtreder te dwingen een illegale situatie te beëindigen. Deze bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen hebben een reparatoir karakter en zijn met vele juridische waarborgen omkleed.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
In het onderhavige plan is sprake van een dergelijk bouwplan. Met de initiatiefnemer wordt een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten. De ontwikkelkosten, waaronder ook aansluitingen op het gemeentelijk rioleringsstelsel en inrichting van de buitenruimte binnen het plangebied zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De inrichting van het openbaar gebied aan de noordzijde van het plangebied is eveneens voor rekening van de initiatiefnemer. Vervolgens zal het openbare gebied overgaan naar de gemeente Goes. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig.
Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie Zeeland, het Waterschap en de Veiligheidsregio Zeeland.
9.2 Inspraak
De gemeente Goes heeft een inspraakverordening. De inspraakprocedure heeft conform deze verordening plaatsgevonden. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om een inspraakreactie in te dienen. Het resultaat van de inspraak is verwoord in een 'Nota inspraak en overleg' (zie Bijlage 9).
9.3 Ter Inzage Legging Ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro jo afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.
Bijlage 1 Parkeerbeleidsplan 2009-2020 Gemeente Goes
Bijlage 1 Parkeerbeleidsplan 2009-2020 gemeente Goes
Bijlage 1 Inventariserend Veldonderzoek Sob
Bijlage 1 Inventariserend veldonderzoek SOB
Bijlage 2 Bodemonderzoek Sma 2008
Bijlage 2 Bodemonderzoek SMA 2008
Bijlage 3 Bodemonderzoek Abo 2019
Bijlage 3 Bodemonderzoek ABO 2019
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Quickscan flora en fauna
Bijlage 5 Nader Onderzoek Beschermde Natuurwaarden
Bijlage 5 Nader onderzoek beschermde natuurwaarden
Bijlage 6 Stikstofberekening
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Akoestisch onderzoek
Bijlage 8 Aanmeldnotitie M.e.r.
Bijlage 8 Aanmeldnotitie m.e.r.