VeerseKreek
Uitwerkingsplan - Gemeente Goes
Vastgesteld op 20-04-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Het plan
het uitwerkingsplan 'VeerseKreek' van de gemeente Goes;
1.2 uitwerkingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.UPLW03-VG99 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 Overige begrippen
begrippen zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Camping de Veerhoeve' zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPLW03-VG99.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij het toepassen van deze regels gelden de volgende aanwijzingen:
2.1 Afstanden
afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 Bebouwd oppervlak
het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
2.3 Bebouwingspercentage
het bebouwingspercentage wordt per bouwperceel berekend van het totale bouwperceel waar het percentage is ingeschreven;
2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk
de hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels van het hart van de scheidsmuren;
2.6 Dakhelling
de dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.7 Goothoogte van een bouwwerk
de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.8 Inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 Oppervlakte van een bouwwerk
de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 Verschillende goothoogte van een bouwwerk
indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.7 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
- a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
- b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;
2.11 Vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatie;
- b. ter plaatse van de aanduiding "groen": uitsluitend groenvoorzieningen;
- c. alsmede voor wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen, tuinen, erven, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, sanitaire voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd danwel geplaatst:
- a. gebouwen;
- b. kampeermiddelen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.2.2 voor een afstand van 3.00 meter tot de perceelsgrens, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- b. lid 3.2.2 c voor een bouwhoogte tot maximaal 10.00 meter, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Bestaande maten
- a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
5.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en
hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1.50 meter bedraagt;
- b. de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen. De inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3.00 meter.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie. Verder wordt onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
- 1. als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;
- 2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval;
- 3. puin, grind of brandstoffen;
tenzij dit gebruik behoort tot het normale beheer en onderhoud van de camping.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
8.1 Geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5.00 meter toelaatbaar.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
9.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid
Indien in de regels naar dit artikel wordt verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het uitwerkingsplan VeerseKreek'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de zuidrand van het Veerse Meer, bij de jachthaven van Wolphaartsdijk is de eigenaar van de gronden van voormalig camping de Veerhoeve voornemens vakantiepark VeerseKreek te ontwikkelen. Op een groot deel van het terrein is dit op basis van het in 2017 vastgestelde bestemmingsplan al mogelijk. Voor het meest zuidelijke deel van het terrein is in het geldende bestemmingsplan een uit te werken bestemming Recreatie opgenomen, omdat daar destijds nog geen concrete invulling voor was.
Het voorliggende uitwerkingsplan voorziet in de uitwerking van het gebied met de realisatie recreatiewoningen. Daarnaast zal een ontsluiting van het recreatieterrein op de Aardebolleweg onderdeel uitmaken van het uitwerkingsplan.
1.2 Ligging Plangebied
Het beoogde vakantiepark VeerseKreek ligt aan de zuidrand van het Veerse Meer, ten noorden van Wolphaartsdijk. Het plangebied van het uitwerkingsplan ligt ten zuiden van het recreatieterrein en grenst aan de Aardebolleweg.
In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied, rood omrand (bron: luchtfoto Kadaster Nederland)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Camping de Veerhoeve', vastgesteld op 6 juli 2017. Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Recreatie - Uit te werken'. Daarnaast is het voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'.
De voor 'Recreatie - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatie, centrumvoorzieningen, landschappelijke inpassing en voorzienigngen ten dienste van deze bestemmingen. Overige regels met betrekking tot deze bestemming dienen door burgemeester en wethouders te worden uitgewerkt. Hieraan is een aantal regels gesteld. In paragraaf 3.3.1 wordt aan deze regels getoetst.
Figuur 1.2 Uitsnede Camping de Veerhoeve, plangebied room omrand (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Leeswijzer
De opbouw van de toelichting op dit uitwerkingsplan is als volgt.
- In hoofdstuk 2 worden het plangebied, de directe omgeving en de beoogde planontwikkeling beschreven.
- Hoofdstuk 3 gaat in op het beleidskader en daarmee op de planologische inpasbaarheid van de ontwikkeling.
- Hoofdstuk 4 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de ruimtelijke en milieuaspecten.
- In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingsregeling (verbeelding en regels).
- In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het project.
Hoofdstuk 2 Huidige En Beoogde Situatie
2.1 Huidige Situatie En Omgeving Plangebied
Het plangebied is voorheen gebruikt als landbouwgrond en ligt nu braak. De gronden ten noorden van het plangebied worden gereed gemaakt voor de uitbreiding van het recreatieterrein en waren voorheen ook in gebruik als landbouwgrond. Aan de oostrand grenst het plangebied aan een kreekrestant dat de gronden scheidt van de naastgelegen landbouwpercelen. De zuidgrens van het plangebied wordt gevormd door de sloot langs de Aardebolleweg. De zuidwesthoek van het plangebied grenst aan een erf. Hier zijn twee woningen aanwezig op 35 meter van het plangebied. Ook in de noordwestelijke hoek grenst het plangebied aan het erf van een woning.
Figuur 2.1 Situatie plangebied voor aanvang werkzaamheden, rood omrand (bron: Luchtfoto Kadaster Nederland)
Figuur 2.2 Huidige situatie plangebied, foto zuidwaarts genomen (bron: VeerseKreek.nl)
2.2 Beoogde Situatie
Totale ontwikkeling
In de beoogde situatie wordt het gehele recreatieterrein ingericht als recreatieterrein met 281 recreatiewoningen. Het recreatieterrein wordt ontsloten op de westelijk gelegen Veerweg en op de zuidelijk gelegen Aardebolleweg. De centrale voorzieningen van het recreatieterrein liggen in het noordelijke deel van het recreatieterrein en worden voor gemotoriseerd verkeer ontsloten via de Wolphaartsdijkseveer.
Het recreatieterrein wordt ingericht met een waterpartij met twee eilanden. Op deze eilanden en rondom gelegen gronden worden recreatiewoningen gerealiseerd. In overleg met waterschap Scheldestromen is gezocht naar een optimaal watersysteem, waarin opvang en afvoer van hemelwater, waterkwaliteit, beheersbaarheid, beleving en aandacht voor flora en fauna uitgangspunten zijn. Een interne waterstructuur vormt een belangrijk onderdeel van het plan. Het geeft extra kwaliteit aan de percelen die hieraan grenzen. Op een aantal plaatsen worden openbare ruimtes aan het water gerealiseerd. De waterpartij wordt verbonden met de aangrenzende watergang door een sluis in het noordelijk deel van het recreatiegebied. De oostelijk gelegen watergang wordt, in overleg met het waterschap, aan de westzijde verbreed en voorzien van natuurvriendelijke oevers. Deze brede, flauwe oevers kunnen gebruikt worden om de watergang te onderhouden. Er is een vergunning verleend voor zowel de ontgronding als de infrastructuur. Ook is door het waterschap een watervergunning en een vergunning voor de nieuwe uitritten verleend.
De bebouwing en inrichting van het recreatieterrein is geïnspireerd op oude vissersdorpen. Er zijn 8 verschillende varianten recreatiewoningen met verschillende uitstraling en grootte. Zo zijn er recreatiewoningen voor 4 tot 16 personen, vrijstaand en geschakeld, luxe en minder luxe uitgevoerd. De woningen zijn grotendeels vrijstaand. In fase 3 worden een aantal woningen geschakeld gebouwd. Door de bebouwing wat meer bij elkaar te brengen ontstaat er meer ruimte tussen de bebouwing. Dit zorgt voor meer openheid in het landschap van het recreatieterrein.
Het terrein wordt gefaseerd in drie fasen ontwikkeld. Waarbij fase 1 het meest noordelijke deel van het terrein is en fase 3 het meest zuidelijke deel. Het plangebied van voorliggend uitwerkingsplan is fase 3 in de ontwikkeling. Op de gronden van het plangebied van het uitwerkingsplan worden 93 recreatiewoningen gerealiseerd.
Aan de zuid-, oost- en westrand wordt een landschappelijk inpassing voorzien. Hiervoor wordt streekeigen beplanting gebruikt. In bijlage 2 zijn de maatregelen voor de landschappelijke inpassing opgenomen. De uitgangspunten voor de landschappelijke inpassing zijn als volgt:
- Aansluiten op de beslotenheid van het noordelijke deel eiland van Wolphaartsdijk;
- Benutten aanwezigheid van de bestaande watergang aan de oostzijde;
- Het zicht behouden op de kerktoren van Wolphaartsdijk;
- Geen gebruik maken van hoog opgaande beplanting/rijen bomen (dit is voorbehouden aan dijkbeplanting).
De groenstrook die in eerste instantie beoogd was tussen fase 2 en 3 om na fase 2 tot een afgerond recreatieterrein te komen, komt te vervallen. Omdat fase 3 direct na fase 2 aangelegd wordt en het terrein als één geheel ontworpen, is deze groenstrook niet langer noodzakelijk. De afrondende landschappelijke inpassing voor het hele project wordt langs de Aardebolleweg gerealiseerd.
Figuur 2.2 Inrichtingsplan recreatieterrein VeerseKreek (bron: Dura Vermeer)
Figuur 2.3 Inrichtingsplan recreatieterrein VeerseKreek Fase 3, uitwerkingsplan (bron: Dura Vermeer)
Duurzaamheid
Duurzaamheid staat bij de woningen hoog in het vaandel. De woningen zijn opgebouwd uit zoveel mogelijk duurzame en hernieuwbare materialen zoals bijvoorbeeld een volledig houten draagstructuur van wanden, vloeren en dak. Tevens wordt er gebruik gemaakt van duurzame warmtepompen voor verwarming van de woning en warm tapwater die gekoppeld zijn aan lage temperatuurverwarming in combinatie met elektrische radiatoren. De recreatiewoningen zijn voorzien van hoogwaardige isolatie en zijn optimaal gesitueerd in het landschap voor bezonning. De inkoop van de stroom van de gebouwen zou zoveel mogelijk groene stroom zijn die collectief lokaal zal worden ingekocht.
Figuur 2.4 Artist impression inrichtingsplan VeerseKreek
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
In de toelichting van het bestemmingsplan 'Camping de Veerhoeve' is uitbreiding van het recreatieterrein getoetst aan het geldende relevante rijksbeleid zoals vervat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de Algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte). Aan de hand van deze toetsing is geconcludeerd het Rijksbeleid geen betrekking heeft op dit initiatief, de uitbreiding van de camping is geen nationaal belang. Na de vaststelling van dit bestemmingsplan is geen nieuw beleid vastgesteld dat relevant is voor de uitbreiding van het recreatieterrein. De conclusie van deze toetsing veranderd dan ook niet.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018
Inzet van beleid
Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu.
De provincie zet zich in het omgevingsplan in voor een goede leefbaarheid. Dit is een belangrijke voorwaarde voor een goed woon-, werk- en vestigingsklimaat.
De kern van het OP2018 zijn 4 grote integrale strategische toekomstgerichte opgaven die nationaal en provinciaal centraal staan:
- Duurzame en concurrerende economie;
- klimaatbestendige en -neutrale samenleving;
- waardevolle leefomgeving;
- toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfomgeving.
Het OP2018 beoogt naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven ook een eerste aanzet voor te geven voor de lange termijn (2040) strategische doelen. Daarbij richt het zich op de volgende provinciale kerntaken:
- Duurzame ruimtelijke ontwikkeling & waterbeheer;
- milieu, energie & klimaat;
- vitaal platteland, natuurbeheer & ontwikkeling natuurgebieden;
- regionale bereikbaarheid & regionaal openbaar vervoer;
- regionale economie;
- culturele infrastructuur & monumentenzorg.
Toetsing
Voor de beoordeling van de beoogde ontwikkeling van VeerseKreek het volgende beleid uit het OP2018 van belang.
Vrijetijdseconomie
De opgave "Kwaliteitskust" staat voor een aantrekkelijke regio voor inwoners en bezoekers. De Provincie wenst dat dat Zeeland als een unieke bestemming sterker wordt gepositioneerd en zetten in op digitale innovatie in de vrijetijdssector, het ontwikkelen van natuurbranding en natuurbeleving, het stimuleren van een duurzaam toeristische mobiliteitsnetwerk en het verbinden voor en ontwikkelen tot een Gezond Zeeland. Met de uitgangspunten van de Zeeuwse Kustvisie (26 juni 2017) wordt de Zeeuwse Kwaliteitskust beschermd, versterkt en waar nodig hersteld. Er wordt ingezet op kwaliteit en niet op kwantiteit. Voor recreatie buiten de kustzone wordt vooral ingezet op kwaliteitsverbetering, productinnovatie en -differentiatie van de bestaande recreatiebedrijven.
In alle gevallen wordt aansluiting gezocht bij het lokale DNA en de bijbehorende kwaliteiten. Het is van belang dat het verblijfsrecreatieve aanbod zich in gelijke mate ontwikkelt met de behoefte daaraan.
Door middel van dit uitwerkingsplan wordt een invulling gegeven voor de inrichting van een deel van het bestaande recreatieterrein. Deze ontwikkeling is onderdeel van de gehele herontwikkeling van het recreatieterrein en is een kwaliteitsimpuls. Het aantal recreatieeenheden is in de geldende bestemmingsregeling reeds toegestaan. Het recreatieterrein zal als een nieuw landschap worden gerealiseerd, waarbij een nieuwe waterpartij een grote rol speelt. Voor de inrichting en bebouwing is aansluiting gezocht bij de uitstraling van vissersdorpen en het DNA van Goes waarbij het water een belangrijke rol speelt. Pretentieus en gewoon doen zijn woorden die de Goese DNA goed beschrijven, dit komt ook terug in het ontwerp van de bebouwing en het materiaalgebruik ( veel hout en baksteen).
Water
Ingezet is en wordt op het terugdringen van regionale wateroverlast in het landelijk en stedelijk gebied (Waterbeheer 21ste eeuw). De toename van extreme regenbuien als gevolg van de klimaatverandering wordt daarbij betrokken. Uiterlijk in 2027 wordt voldaan aan de in de omgevingsverordening gestelde wateroverlastnormen (WB21 normering). Het waterschap heeft hierin een belangrijke taak. Bij uitvoering van maatregelen door het waterschap geldt de trits vasthouden-bergen-afvoeren als uitgangspunt.
Voor de nieuwe ontwikkelingen is in overleg met het waterschap de inrichting van het plangebied ingevuld, ook is een watervergunning verleend. De grote waterpartij voorziet in voldoende waterberging om wateroverlast in geval van extreme regenbuien te kunnen voorkomen (zie ook paragraaf 4.3).
Biodiversiteit overal
De Provincie onderschrijft het belang van behoud en versterking van biodiversiteit en neemt specifieke maatregelen voor internationaal beschermde soorten (soortenbescherming) waarvoor in Zeeland belangrijke leefgebieden liggen en waarvan de status van de staat van instandhouding matig of zeer ongunstig is. Daarnaast dient de kwaliteit van bestaande natuurgebieden (NNZ, Natura 2000) waar nodig te worden verbeterd.
Naar het voorkomen van beschermde soorten en de effecten van de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen op beschermde natuurgebieden is in het kader van dit bestemmingsplan uitvoerig onderzoek verricht (zie paragraaf 4.4 en bijlage 8, 9). Hieruit blijkt dat de effecten niet in strijd zijn met de Wet natuurbescherming, mits gewerkt wordt volgens een werkprotocol.
Archeologie en aardkunde
De Provincie onderschrijft de bescherming van de archeologische en aardkundige bodemwaarde. Voor de bescherming van de archeologische waarden wordt de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland (POAZ) gehanteerd. Gemeenten worden in hun archeologiebeleid ondersteund door informatie over archeologische waarden te beheren en beschikbaar te stellen en ontwikkeling van eigen gemeentelijk of regionaal beleid te (onder)steunen.
Aardkundige bodemwaarden zijn in het plangebied niet van belang. Ten aanzien van archeologische waarden wordt verwezen naar paragraaf 4.2.2 en de archeologische onderzoeken die zijn opgenomen in bijlage 3. Uit de onderzoeken is gebleken dat op een aantal locaties nader onderzoek gedaan dient te worden voor zover de vrijgegeven verstoringsdiepte overschreden wordt. Hieraan zal gevolg gegeven worden voor aanvang van de werkzaamheden.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling past binnen het provinciaal ruimtelijk beleid zoals neergelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2018.
3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening 2018
In de Omgevingsverordening worden regels gesteld met betrekking tot ruimte, milieu, water, wegen en vaarwegen, natuur, distelbeheer, landschapsbescherming en ontgrondingen.
De regels die betrekking hebben op het aspect ruimte, hebben voor een belangrijk deel betrekking op het buitengebied. Er zijn regels die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied, zoals molenbiotoop en erfgoed. Een beperkt aantal regels heeft vooral betrekking op stedelijke functies, namelijk bedrijven en detailhandelsvoorzieningen en wonen.
Voor wat betreft dit plan zijn de regels uit de Omgevingsverordening aangaande de volgende aspecten van belang.
Toetsing
Artikel 2.11 Verblijfsrecreatie buiten de kustzone
Op basis van artikel 2.11 lid 2 is een uitbreiding van een bestaand verblijfsrecreatieterrein buiten de kustzone toegestaan als deze op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening, krachtens een bestemmingsplan reeds is toegelaten.
De ontwikkeling en uitbreiding van recreatieterrein de VeerseKreek is in het bestemmingsplan 'Camping Veerhoeve' vastgesteld in 2017 reeds toegestaan en daarmee in overeenstemming met de Omgevingverordening.
Artikel 2.13 (Centraal bedrijfsmatige exploitatie en verbod permanent wonen)
In een bestemmingsplan worden regels gesteld waarmee wordt verzekerd dat standplaatsen of bouwwerken die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf worden verhuurd in de vorm van een centrale bedrijfsmatige exploitatie.
In het moederplan 'Camping de Veerhoeve' is in de specifieke gebruiksregels binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' opgenomen dat het permanent bewonen of laten bewonen van kampeermiddelen, recreatieverblijven of recreatiewoningen en het aanbieden van faciliteiten voor verblijfsrecreatie anders dan door middel van bedrijfsmatige exploitatie tot strijdig gebruik wordt gerekend. De gronden die onderdeel uitmaken van onderliggend uitwerkingsplan gaan onderdeel uitmaken van dit moederplan. Daar waar verblijfsrecreatie is toegestaan krijgen deze gronden de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en daarmee ook dezelfde regeling. De ontwikkeling is dan ook niet strijdig met de omgevingsverordening op dit onderdeel.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de regels uit de provinciale verordening.
3.3 Regionaal En Gemeentelijk Beleid
In het geldende bestemmingsplan 'Camping de Veerhoeve' is de ontwikkeling reeds getoetst aan de Structuurvisie #Goes 2040, het kampeerbeleid van de gemeente Goes, Welstandsnota Goes en het Gemeentelijk Verkeers en Vervoersplan (GVVP). Uit deze toetsing is geconcludeerd dat het gemeentelijke beleid niet in de weg staat van de ontwikkeling. Daarnaast dient voor onderliggend uitwerkingsplan de ontwikkeling getoetst te worden aan de uitwerkingsregels van de bestemming Recreatie -Uit te werken zoals opgenomen in artikel 6.2 van het bestemmingsplan 'Camping de Veerhoeve'.
3.3.1 Bestemmingsplan Camping de Veerhoeve (2017)
Artikel 6.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
Uitwerkingsregel | Toetsing | |
a. | de bepalingen van artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat er op gronden met deze bestemming maximaal 100 recreatieverblijven en/of -woningen en/of kampeermiddelen aanwezig mogen zijn; | De gronden die onderdeel uitmaken van dit uitwerkingsplan krijgen doormiddel van dit uitwerkingsplan de bestemming 'Recreatie-Verblijfsrecreatie', de bepalingen van artikel 4 uit het moederplan worden daarmee overeenkomstig van toepassing, met dien verstande dat er maximaal 100 recreatieverblijven aanwezig mogen zijn op deze gronden. Dit laatste is gebordgd in de regels van voorliggend uitwerkingsplan. In de praktijk worden maar 93 recreatiewoningen in het plangebied gerealiseerd. Om de geschakelde woningen in deze fase mogelijk te maken, is de bepaling uit 4.2.1 onder h "de afstand van een bouwwerk tot de grens van een standplaats bedraagt minimaal 2.50 meter" geschrapt. Een deel van de woning wordt geschakeld gebouwd om zo meer ruimte voor het landschap (zoals paden en de waterpartij) te maken. |
b. | per bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan; | Op de gronden die onderdeel uitmaken van dit uitwerkingsplan is een bedrijfswoning niet toegestaan. De aanwezigheid van één bedrijfswoning ten behoeve van het bedrijf is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, deze is niet aanwezig op de gronden van dit uitwerkingsplan |
c. | aansluiting op de openbare weg vindt plaats via één centrale verkeersontsluiting op de Aardebolleweg; | Er wordt een nieuwe aansluiting op de Aardebolleweg gerealiseerd. Deze aansluiting is de centrale verkeersontsluiting van het park (zie figuur 2.2 en 2.3). |
d. | aan de randen van het terrein wordt middels een inrichtingsplan invulling gegeven aan de landschappelijke inpassing. Hiermee wordt in ieder geval voorzien in een afschermende beplantingsstrook met een breedte van gemiddeld 10 meter; | Het terrein wordt voorzien van een landschappelijke inpassing met streekeigen beplanting. In bijlage (2) is de inrichting uitgewerkt. Een 10 meter brede beplantingsstrook is onderdeel van de inpassing. |
e. | voor de landschappelijke inpassing is een beheersplan opgesteld dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag; | Het beheersplan is opgenomen in bijlage 2 |
f. | realisatie en instandhouding van de landschappelijke inpassing dienen te zijn verzekerd; | In artikel 3.5.2 van dit bestemmingsplan is een specifieke gebruiksregel opgenomen die de realisatie en instandhouding van de landschappelijk inpassing borgt. |
g. | een plan voor invulling van deze gronden wordt getoetst aan de aspecten kwaliteitsverbetering en productinnovatie; | De ontwikkeling maakt onderdeel uit van de herontwikkeling van voormalig camping De Veerhoeve. Er wordt een nieuw landschap aangelegd met daarin nieuwe recreatiewoningen ter vervanging van het bestaande kampeerterrein. Er worden verschillende typen recreatiewoningen gerealiseerd voor zowel gezinnen als groepen. |
h.. | ten behoeve van de uitwerking dient onderzoek gedaan te worden op het gebied van de waterhuishouding, archeologie, bodem, flora en fauna, externe veiligheid, milieu, geluid en luchtkwaliteit. | Deze aspecten zijn in hoofdstuk 4 getoetsd. Geconcludeerd is dat deze aspecten geen belemmering vormen voor de ontwikkeling. |
3.3.2 Gebiedsvisie Veerse Meer 2020-2030
De Provincie Zeeland is gestart met het maken van een visie voor het Veerse Meer en omgeving voor de periode 2020-2030. Dat doen ze samen met de gemeenten Noord-Beveland, Veere, Middelburg en Goes, waterschap Scheldestromen en Rijkswaterstaat Zee en Delta. Ook veel maatschappelijke partners denken mee. In de visie staat hoe het gebied er in 2030 uit zou moeten zien en wat daarvoor nodig is. In de zomer van 2020 is de voorgangsrapportage van Fase 1 vastgesteld. In deze voortgangsrapportage staan algemene afspraken die richting geven aan toekomstige ontwikkelingen. Er is een kaart ontwikkeld met plekken waar nog wel en waar niet meer wordt gebouwd. Ook is benoemd welke gebieden in de omgeving extra aandacht kunnen gebruiken. Via overgangsbeleid is vastgesteld hoe we om gaan met bestaande plannen of ideeën.
De recreatieve zone bij Wolphaartsdijk is in de voortgangsreportage aangewezen als aandachtsgebied en wordt omschreven als een gebied dat de potentie heeft om door te groeien tot een samenhangend recreatiegebied. In deze rapportage is Veerse Kreek ook opgenomen in de lijst van plannen die met het totale beoogde aantal eenheden.
Aandachtsgebied recreatiezone Wolphaartsdijk
Voor het aandachtsgebied recreatiezone Wolphaartsdijk wordt door de gemeente Goes gewerkt aan een visie als onderdeel van de Gebiedsvisie Veerse Meer. Deze visie is in concept gereed. Deze conceptvisie visie beschrijft de omgevingskwaliteiten van het gebied en stelt de kaders voor verdere ontwikkelingen: “In 2030 is recreatiezone Wolphaartsdijk een plek waar iedereen kan recreëren: inwoners van de gemeente Goes, dagrecreanten en vakantiegangers. De recreatiezone vormt een duidelijke eenheid en is in trek vanwege de rust, ruimte en het uitzicht over het Veerse Meer. Ook vanwege de aantrekkelijke uitstraling, de goede bereikbaarheid en de voorzieningen voor de bezoekers, bewoners en ondernemers.”
Het plangebied van onderliggend uitwerkingsplan ligt in het deelgebied 'De Parken en de Veerweg' dat samen met de havens het centrale gebied van de recreatiezone vormt. De focus ligt hier op het verbeteren van de samenhang tussen de deelgebieden en dorpen. De Veerweg speelt daarbij een belangrijke rol.
Ontsluitingsvisie
Voor de ontsluiting van het gebied ten zuiden van het Veerse Meer wordt een ontsluitingsvisie opgesteld. Deze is echter nog in ontwikkeling en het is nog niet mogelijk hier inhoudelijk op in te gaan op moment van schrijven.
Toetsing en conclusiei
De uitbreiding van het recreatieterrein VeerseKreek is een ontwikkelng die eerder al is voorzien en door middel van een uit te werken bestemming is opgenomen in het bestemmingsplan. De uitbreiding past binnen de kaders van de in ontwikkeling zijnde visie voor het Veerse Meer en het aandachtsgebied recreatiezone Wolphaartsdijk.
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Bodemkwaliteit
4.3 Bodem
Beleid en Normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Nota Bodembeheer gemeente Goes en Nota Bodembeheer Havengebied Goes Actualisatie 2015
Voor gemeente Goes is op 24 maart 2014 een Nota Bodembeheer vastgesteld, aanvullend hierop is op 7 juli 2016 een Nota Bodembeheer voor het Havengebied (Goese Schans) vastgesteld. Met deze twee Nota's geldt voor het hele grondgebied van gemeente Goes het zelfde bodembeleid.
In de Nota's is opgenomen hoe binnen gemeente Goes omgegaan moet worden met grondverzet. In de Nota's zijn ook Bodemkwaliteitskaarten en Bodemfunctieklassenkaarten opgenomen. Gezamenlijk bepalen zij aan welke eisen grond moet voldoen wanneer deze wordt toegepast, wat de indicatieve kwaliteit is van de grond wanneer deze wordt ontgraven en welke doelstelling gebruikt moet worden wanneer een bodemsanering nodig blijkt te zijn.
De bodemfunctieklassen zijn in de vastgestelde bodemfunctiekaart vastgelegd. Het doel daarvan is onder andere om te kunnen toetsen of toe te passen grond geschikt is voor de functie van een locatie maar ook om de terugsaneerwaarde in geval van een bodemsanering te bepalen.
De Nota's, Bodemkwaliteitskaarten en de Bodemfunctieklassenkaarten (gezamenlijk als onderdeel van
het gemeentelijk bodembeleid) zijn gebaseerd op het Besluit Bodemkwaliteit, waarmee het onder voorwaarden mogelijk is om licht verontreinigende grond te hergebruiken. In het beleid is zowel het generiek als gebiedsspecifiek beleidskader uitgewerkt. Binnen het generiek beleid gelden algemene landelijke regels/normen voor het toepassen van grond en bagger in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Daarbij wordt bij het toepassen van grond getoetst aan zowel de bodemkwaliteitsklasse als de bodemfunctieklasse van een locatie, waarbij de strengste (schoonste) klasse bepalend is.
Binnen het gebiedsspecifiek beleid kunnen afwijkende lokale beleidskeuzes worden gemaakt die afwijken van het generiek kader, waaronder het vaststellen van Lokale Maximale Waarden (LMW). LMW zijn gebiedsspecifieke toepassingsnormen die afgeleid zijn van de plaatselijk voorkomende concentraties en daarmee afwijken van het generieke kader. Daarbij is tevens een toetsing van o.a. milieuhygiënische risico's nodig en is het mogelijk om licht verontreinigde grond die vrij is gekomen in
een licht verontreinigde zone elders in diezelfde of een andere zone met een vergelijkbare of mindere kwaliteit toe te passen, mits sprake is van Standstill op gebiedsniveau. De verhoogde LMW gelden daarbij alleen voor grond en bagger uit het eigen bodembeheersgebied. De belangrijkste randvoorwaarde hierbij is dat de hergebruikte grond van gelijke of betere kwaliteit dient te zijn dan de kwaliteit van de ontvangende bodem.
In de Nota's Bodembeheer staat voor de verschillende bodemkwaliteitszones aangegeven welke bewijsmiddelen (bijvoorbeeld partijkeuringen of toetsing aan de Bkk) noodzakelijk zijn bij hergebruik in diezelfde of in andere zones. Op basis van de aangetroffen concentraties is het grondgebied van de gemeente Goes verdeeld in 3 kwaliteitszones, te weten Achtergrondwaarde, Wonen en Industrie. Daarnaast is, i.v.m. de aanwezigheid van bepaalde slecht afbreekbare bestrijdingsmiddelen, onderscheid gemaakt tussen de gebieden met boomgaarden die respectievelijk voor en na 1980 aanwezig waren/zijn.
Toetsing
Grondverzet binnen plangebied
Op de Bodemkwaliteitskaart geldt, gerelateerd aan de ontstaansgeschiedenis, voor dit gehele
bestemmingsplangebied de zone 1; “Buitengebied en naoorlogse bebouwing”. Voor grondverzet zijn
op de bodemkwaliteitskaart zowel de boven- als ondergrond ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse
Achtergrondwaarde. In de zuidoosthoek van het perceel nabij de Aardebolleweg waren voor 1980 boomgaarden aanwezig.
Dit houdt in dat daar voor voornamelijk de bovengrond rekening gehouden moet worden met
verhoogde waardes aan bestrijdingsmiddelen. Daarvoor kunnen restricties gelden bij het op andere
plaatsen toepassen van deze grond.
Bodemverontreinigingen
In 2018 is bodemonderzoek (bijlage 5) naar de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied. Naar aanleiding van de resultaten uit dit onderzoek is aanvullend onderzoek gedaan voor fase 2 en 3 van de ontwikkeling van het recreatieterrein (bijlage 6). Uit dit onderzoek blijkt dat alle mengmonsters voldoen aan de achtergrondwaarde en kan worden geconcludeerd dat nader onderzoek niet noodzakelijk is. Er zijn geen belemmeringen voor de ontwikkeling en de werkzaamheden.
Conclusie
De bodemkwaliteit is voldoende voor de ontwikkeling en staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
4.2 Cultuurhistorie
4.2.1 Inleiding
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat de ruimtelijke ordening een samenhangende afweging van alle belangen bevat. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom de verplichting vastgelegd om in de ruimtelijke ordening “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten”.
Het cultureel erfgoed van Nederland wordt beschermd met de Erfgoedwet. In lijn met die wet neemt de gemeente Goes in haar bestemmingsplannen een integrale paragraaf Cultuurhistorie op. Hierin wordt voor het plangebied van het betreffende bestemmingsplan een inventarisatie en een analyse van de aanwezige cultuurhistorische waarden gepresenteerd. Aan deze inventarisatie zullen/ kunnen consequenties ten opzichte van het vaststellen van een dubbelbestemming cultuurhistorie en/ of archeologie verbonden worden.
4.2.2 Archeologie
Toetsingskader
Om op gemeentelijk niveau weloverwogen keuzes te kunnen maken heeft de gemeente Goes een gemeentelijk archeologiebeleid ontwikkeld, dat op 15 december 2011 is vastgesteld. Hiermee voldoet de gemeente niet alleen aan de wettelijke verplichtingen omtrent archeologie maar heeft het ook een formeel afwegingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Het beleid, dat gebaseerd is op een analyse van de plaatselijke situatie, geeft aan wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het rapport “Archeologiebeleid gemeente Goes” (d.d. 30 juni 2011) bestaat uit een “Deel A: Beleidsnota archeologie” en een “Deel B: Toelichting beleidskaart”. Deel B is een (ruimtelijke) uitwerking van het archeologiebeleid (deel A). Op basis van de beleidskaart, die bestaat uit een samenhangend pakket van kaarten en een toelichting, kan worden bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in 8 categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologische waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven. Aan elke categorie, uitgezonderd Categorie 1, is een, aan oppervlakte van grondverstoring gebonden, vrijstelling voor archeologisch onderzoek gekoppeld. Bij alle categorieën, wederom uitgezonderd categorie 1, geldt in ieder geval dat geen onderzoek hoeft plaats te vinden indien de bodem niet dieper dan 40 cm wordt verstoord. De gehanteerde categorieën zijn:
- Categorie 1: archeologisch rijksmonument; hiervoor is altijd een monumentenvergunning nodig;
- Categorie 2: terrein van archeologische waarde; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;
- Categorie 3: stads- en dorpskernen van een specifieke archeologische verwachting; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;
- Categorie 4: hoge verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 250 m2 wordt verstoord;
- Categorie 5: matige verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht
- indien minder dan 500 m2 wordt verstoord;
- Categorie 6: lage verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht;
- Categorie 7: verwachting van maritieme vondsten; hiervoor is altijd overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig;
- Categorie 8: archeologische vondsten worden niet verwacht; geen onderzoeksplicht.
Toetsing
Binnen het archeologiebeleid van de gemeente Goes ligt het bestemmingsplangebied in een zone met een beleidscategorie 4 op maatregelenkaart 1. Dit houdt in dat bij verstoringen groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm beneden het maaiveld, de archeologische verwachting dient te worden getoetst door middel van aanvullend archeologisch onderzoek. In het geldende bestemmingsplan is dit vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
Figuur 4.1 Uitsnede Maatregelenkaart 1 Archeologiebeleid gemeente Goes, planlocatie wit omrand (bewerkt)
Onderzoek
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek
Binnen het plangebied is een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van
verkennende boringen uitgevoerd om de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden te onderzoeken. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3,de conclusies uit dit onderzoek worden hierna kort weergegeven:
In het onderzoek is geconcludeerd dat op een aantal locaties in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk is, voor zover werkzaamheden de in het rapport aangegeven diepte zullen overschrijden.
Figuur 4.2 Vereenvoudigd overzicht van de verschillende geplande ingrepen en de verschillende
zones waarvoor vervolgonderzoek geadviseerd wordt (gearceerd op basis van de vrijstellingsdiepte vanaf dewelke vervolgonderzoek noodzakelijk wordt geacht). Schaal 1 : 5.000. Bron ondergrond: Esri Gisserver,018. (bron: Artefact!, Wolphaartsdijk- Camping DeVeerhoeve, Veerweg 48 en 48A)
Inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen en proefsleuven.
Naar aanleiding van het hiervoor genoemde Bureau- en inventariserend Veldonderzoek is inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen en proefsleuven uitgevoerd (bijlage 4). Hierbij zijn drie vindplaatsen aangetroffen. Deze zijn niet als behoudenswaardig beschouwd. Op basis van het Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven kan de verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de Vroege tot en met de Late Middeleeuwen binnen het onderzoeksgebied worden bijgesteld tot laag. De lage verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de Nieuwe tijd kan als laag worden gehandhaafd. Op basis van het onderzoek wordt het nemen van beheersmaatregelen of nader archeologisch onderzoek in het plangebied niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Er wordt geen archeologische dubbelbestemming opgenomen in onderliggend uitwerkingsplan. Het aspect archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.2.3 Bouwhistorische waarden
Bij cultuurhistorische waarden aangaande gebouwd erfgoed gaat het over de positieve waardering van bouwsporen, objecten, patronen, structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
Onderzoek en conclusie
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.2 is te zien dat er binnen het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig zijn. Direct grenzend aan het plangebied ligt een kreekrestant. Het kreekrestant ligt buiten het plangebied en zal bij de ontwikkeling ook behouden blijven. In de omgeving van het plangebied zijn daarnaast een rijksmonument en een aantal MIP-objecten en historische boerderijen aanwezig. De ontwikkeling van het recreatieterrein heeft geen invloed op deze objecten. Bouwhistorisch waardevolle objecten in of rond het plangebied staan de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Figuur 4.2 Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart, plangebied rood omrand (bron: geoweb provincie Zeeland)
4.3 Water
Voor ruimtelijke plannen dient met een watertoets aangetoond te worden dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hieruit moet blijken of de beoogde functiewijziging strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. De waterbeheerder is het waterschap Scheldestromen. Deze instantie is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied en de omgeving daarvan.
Het waterschap beschikt hiervoor over de Keur waterschap Scheldestromen 2012 (hierna: de Keur). De Keur stelt regels in belang van het watersysteem en geeft aan welke activiteiten in de buurt van leggerwateren en waterkeringen wel en niet zijn toegestaan.
Om na te gaan of het voorliggend plan niet in strijd is met duurzaam waterbeheer, voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de criteria uit de Zeeuwse Handreiking Watertoets. Deze criteria zijn bijeengezet in de watertoetstabel die door het Waterschap wordt gehanteerd en is opgenomen in bijlage . Uit toetsing aan deze criteria blijkt dat het aspect water geen vormt belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Voor de ontwikkeling is reeds overleg gevoerd met het waterschap. Het waterschap heeft reeds een watervergunning en een inritvergunning verleend.
Het aspect water staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
4.4 Ecologie
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuur Netwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.
In de provincie Zeeland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. Dit betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in Natura 2000-gebied of een NNZ-gebied (figuur 4.3 en 4.4). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Veerse Meer gelegen circa 600 m ten noorden van het plangebied. Het dichtstbijzijnde NNZ gebied ligt circa 500 meter van het plangebied. Van areaalverlies of versnippering is door de ontwikkeling geen sprake. Om te onderzoeken of er sprake is van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats in Natura 2000 gebieden in de aanleg- of gebruiksfase van de ontwikkeling is in AERIUS Calculator een berekening uitgevoerd (bijlage 8). Uit berekeningen voor de aanleg- en gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied. Er is geen vergunning conform de Wet natuurbescherming nodig.
Figuur 4.3. Plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000-gebieden (bron: AERIUS Calculator)
Figuur 4.5. Plangebied (rood omrand) t.o.v NNZ (bron: Provincie Zeeland)
Soortenbescherming
Om te onderzoeken of de ontwikkeling kan leiden tot negatieve effecten op beschermde planten- en diersoorten is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (bijlage 9). Uit de quickscan dat bij de ontwikkeling rekening gehouden moet worden met broedvogels en de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen. Om dit te garanderen wordt een ecologisch werkprotocol opgesteld, waarin de gedragscode ruimtelijke ontwikkeling is geïmplementeerd. Het werkprotocol is specifiek toegespitst op de lokale situatie en wordt door een ecoloog begeleid. Het werkprotocol is bovendien een dynamisch document: bij veranderingen in de planning of tussentijdse vestiging van soorten worden de maatregelen aangepast..
Voor alle aanwezige andere soorten -ook de soorten waarvoor vrijstelling is verleend, zoals fazanten, konijnen, hazen, egels, muizensoorten, kikkers en padden- geldt dat deze dieren in het kader van de zorgplicht geen opzettelijke schade mag worden toegedaan.
Ook voor deze soorten worden in het ecologisch werkprotocol maatregelen opgenomen zodat de kans verwonding en directe sterfte onder aanwezige dieren tijdens de werkzaamheden zo veel mogelijk beperkt.
De ontwikkeling van vakantiepark VeerseKreek zal geen significant negatieve effecten hebben voor
soorten beschermde planten en dieren.
Conclusie
De bepaling uit de Wnb staan de ontwikkeling niet in de weg.
4.5 Bedrijven En Milieuhinder
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of vice versa:
- een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.
Om de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit project gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Akkerbouw, fruitteelt en glastuinbouw
Emissie van bestrijdingsmiddelen zoals toegepast in de akkerbouw, fruitteelt en de glastuinbouw kan milieuproblemen veroorzaken (diffuse verspreiding via lucht, bodem en water). Ook speelt de aanwezigheid van gevoelige functies een rol. Op grond van het Omgevingsplan dient daarom rekening te worden gehouden met een aan te houden afstand van minimaal 50 m van glastuinbouwbedrijven en fruitteeltpercelen tot woon- en verblijfsrecreatiegebieden. Ook dient minimaal 100 m afstand te worden gehouden van gronden waar agrarische gebouwen zijn toegestaan.
Onderzoek en conclusie
De brochure “Bedrijven en milieuzonering 2009” bevat voor verschillende activiteiten een milieuzonering. Deze milieuzonering is gebaseerd op richtafstanden voor ruimtelijk relevante milieuaspecten (geur, geluid, stof en gevaar). Deze afstanden gelden tussen de grens van de bestemming en gevels van (geprojecteerde) woningen.
Conform de brochure geldt voor kampeerterreinen, vakantiecentra e.d. (met keuken) een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid tot een gevoelige functie (woningen) in een rustige woonwijk of een rustig buitengebied. Het gebied waarin het plangebied is gelegen, is gezien de aanwezigheid van meerdere vakantieparken en bedrijven niet te typeren als een rustig buitengebied, maar als een gemengd gebied. Voor gemengde gebieden geldt dat de aan te houden richtafstanden met één stap mogen worden verkleind. In dit geval geldt een richtafstand van 30 meter tot gevoelige functies, zoals woningen.
De meest nabij gelegen gevel van een woning ligt op ca. 39 meter afstand van het recreatieterrein. Er wordt voldaan aan richtafstand uit de brochure, de beoogde activiteit kan in deze omgeving worden gerealiseerd.
Bedrijven in de omgeving
In de nabije omgeving van het kampeerterrein zijn verschillende inrichtingen in de zin van de Wet
milieubeheer gesitueerd. Het gaat hier om een ander kampeerterrein, een scheepsonderhoudsbedrijf, een jachthaven, een restaurant en een minigolfbaan.
Omdat een kampeerterrein een inrichting is in de zin van de Wet milieubeheer, hoeft geen rekening te worden gehouden met de milieuzonering van de omliggende bedrijven.
Indirecte hinder
Er wordt een nieuwe uitrit op de Aardebolleweg gemaakt, waardoor de verkeerstromen veranderen ener meer verkeer op de Aardebolleweg zal komen te rijden. 16 van de 281 woningen worden op de Wolphaartsdijkseveer ontsloten. De overige recreatiewoningen worden zowel op de Veerweg as de Aardebolleweg ontsloten. Uitgaande van een evenredige verdeling op de ontsluitingen op de Veerweg en Aardebolleweg betekent dit een verkeerstoename van 357 mvt/etmaal bij volledige bezetting. Op basis van verkeerstellingen uit 2019 is de verkeersintensiteit op de Aardebolleweg op een weekdag 1610 mvt/etmaal. Bij volledige bezetting (357 mvt/etmaal) is dit een toename van 22%. Aangenomen kan worden dat het park niet het hele jaar volledig bezet zal zijn, en dat dit alleen in een periode van het jaar zal zijn.
Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het effect van de ontwikkeling op het akoestisch klimaat ter hoogte van de woningen aan de Aardebolleweg. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 7, de conclusies van dit onderzoek worden hierna kort weergegeven.
Op basis van de rekenresultaten kan geconcludeerd worden, dat:
- 1. Vanwege de verkeersbewegingen binnen het complex een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau berekend is van ten hoogste 42 dB(A) etmaalwaarde. Deze geluidbelasting zal feitelijk lager zijn, omdat:
- a. niet al het verkeer via de meest westelijk gelegen weg van en naar de Aardebolleweg rijdt;
- b. gerekend is met een totale verkeersgeneratie van 465 in plaats van 357 motorvoertuigen per etmaal.
- 2. Vanwege de verkeersbewegingen van en naar het complex op de openbare weg een equivalent geluidniveau is berekend van ten hoogste 48 dB(A) etmaalwaarde. Deze geluidbelasting zal feitelijk lager zijn, omdat:
- a. niet al het verkeer langs de woningen zal rijden;
- b. gerekend is met een totale verkeersgeneratie van 465 in plaats van 357 motorvoertuigen per etmaal.
De voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde wordt niet overschreden.
- 3. Het huidige verkeer op de Aardebolleweg een geluidbelasting (Lden) op de woningen veroorzaakt van 55,4 dB en na realisatie van de ontwikkeling 56,6 dB. De toename van de geluidbelasting bedraagt ten hoogste 1,2 dB. Deze toename zal feitelijk lager zijn, omdat:
- a. niet al het verkeer langs de woningen zal rijden;
- b. gerekend is met een totale verkeersgeneratie van 465 in plaats van 357motorvoertuigen per etmaal.
Indien de toename van 1,2 dB vergeleken wordt met de hinderindicatietabel uit het
Handboek Hinderwet, kan gesteld worden dat een dergelijke toename als "geen hinder" is
gekwalificeerd.
Conclusie
De uitbreiding van het recreatieterrein kan in de omgeving worden ingepast.
4.6 Geluidhinder
Toetsingskader
Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau.
Reconstructie
Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh, indien er fysieke wijzigingen op of aan een bestaande weg optreden en waarbij als gevolg van deze veranderingen de geluidsbelasting significant -met 2 dB of meer - toeneemt (waarbij opvulling tot 48 dB is toegestaan).
Toetsing
Recreatiewoningen zijn geen geluidgevoelige functies. Er is ook geen sprake van een reconstructie.
Conclusie
Het aspect geluid staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.7 Verkeer En Parkeren
4.7.1 Verkeer
Verkeersgeneratie
De verkeersgeneratie wordt berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren 2018). Het kencijfer wordt bepaald aan de hand van het stedelijk karakter van de gemeente en de ligging ten opzichte van de stad. Aangezien het plangebied in Goes ligt, wordt een matig stedelijk karakter gehanteerd en behoort het plangebied tot het buitengebied. Binnen de bandbreedte van het kencijfer wordt het gemiddelde gehanteerd.
Het CROW biedt kencijfers voor de verkeersgeneratie voor een bungalowpark (huisjescomplex), hiermee kan de verkeersgeneratie voor de 93 recreatiewoningen worden berekend. Het kencijfer voor een bungalow in het buitengebied is 2,7 mvt/etmaal. Voor 93 recreatiewoningen is de verkeersgeneratie dan ook 251 mvt/etmaal.
In het geldende bestemmingsplan zijn 400 recreatie eenheden toegestaan en kunnen er 100 middels onderliggend uitwerkingsplan mogelijk worden gemaakt. Het plan voor de totaalontwikkeling van VeerseKreek bevat, inclusief de eenheden uit het uitwerkingsplan, 281 eenheden. Dit betekent een afname van eenheden ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden en daarmee ook een afname van verkeersbewegingen.
Verkeersafwikkeling
Het recreatieterrein VeerseKreek zal aan drie zijden worden ontsloten; via de bestaande aansluiting op de Wolphaartsweg worden 16 recreatiewoningen ontsloten. Overige recreatiewoningen worden via de Veerweg aan de westzijde en via de Aardebolleweg aan de zuidzijde ontsloten.
Figuur 4.6 Ontsluiting nieuwe situatie rood omrand, met ontsluitingslocaties in de huidige situatie van (boven naar beneden) Wolphaartsweg, Veerweg en Aardebolleweg (bron: Google StreetView)
Omdat er rondom het recreatieterrein van onderliggend uitwerkingsplan ook ontwikkelingen zijn bij de betreffende recreatieparken is de verkeersafwikkeling van het gehele park en omliggende functies in beschouwing genomen in het kader van de mer-beoordeling en het bestemmingsplan 'Camping de Veerhoeve'. Deze toetsing is hier voor de volledigheid opgenomen:
"De uitbreiding van de campings zal met de toename van standplaatsen en de afnemende personendichtheid per standplaats beperkt van invloed zijn op de verkeersbewegingen van en naar de campings. Allereerst waar het gaat om de auto, inclusief milieueffecten ten aanzien van geluid en luchtkwaliteit en de parkeerbehoefte. Daarnaast zal het langzaam verkeer, fietsen en wandelen, in de omgeving enigszins toenemen.
De recreatieconcentratie wordt ontsloten via de centraal gelegen Veerweg. De huidige toegang van camping ’t Veerse Meer ligt aan de Veerweg. Camping De Veerhoeve heeft aan de Wolphaartsdijkseveer een toegang waar ook campinggerelateerde voorzieningen en een zelfstandige supermarkt zijn gesitueerd.
In de planvorming voor camping De Veerhoeve wordt voorzien in een verplaatsing van de bestaande toegang vanaf de Wolphaartsdijkseveer naar de Veerweg. De toegang tot de supermarkt blijft gehandhaafd. Desondanks wordt daarmee het aantal verkeersbewegingen met de auto het dichtst bij het Veerse Meer verminderd. De uitbreiding van camping ’t Veerse Meer gaat gepaard met een nieuwe entree aan de Muidenweg. de toename van het autoverkeer van en naar camping ’t Veerse Meer zal dan voor 50% via de Muidenweg en voor 50% via de Veerweg gaan plaatsvinden. De verdere ontwikkeling ten zuiden van de uitbreiding van De Veerhoeve wordt direct ontsloten op de Aardebolleweg.
In figuur 4.7 zijn de verkeersintensiteiten op een gemiddelde zomerdag in juli of augustus in 2015 gepresenteerd. Deze gegevens zijn afkomstig van de provincie Zeeland, waarbij de rode getallen schattingen zijn op basis van eerdere gegevens. In figuur 4.8 is vervolgens voor het jaar 2025 rekening gehouden met de verkeersgeneratie van de campings die dan zijn uitgebreid. Daarbij is aangenomen dat circa 60% van het autoverkeer van en naar de campings en ’t Veerse Meer via de Aardebolleweg wordt afgewikkeld, 25% via de kern van Wolphaartsdijk en 15% via de Muidenweg. Logischerwijs neemt de verkeersintensiteit op de Aardebolleweg het meeste toe; deze route is daarvoor ook geschikt. Deze toename verdampt grotendeels op de N256, waar al een veel hogere intensiteit bestaat. De toename op de overige wegen is veel beperkter.
Op de kampeerterreinen zullen de parkeervoorzieningen worden afgestemd op de gewijzigde standplaatsen en de nieuwe entrees aan de Muidenweg en Aardebolleweg. Er zullen naar verwachting geen effecten voor de omgeving voordoen." (bron mer-beoordeling 'Camping de Veerhoeve').
In de hiervoor genoemde toetsing is reeds rekening gehouden met de mogelijkheid van een toename van 100 eenheden ter plaatse van voormalig camping de Veerhoeve. Daarnaast worden er in werkelijkheid minder eenheden gerealiseerd binnen het project Veerse Kreek dan dat er planologisch direct mogelijk zijn op het bestaande recreatieterrein (namelijk 400 eenheden in het geldende bestemmingsplan Camping de Veerhoeve). De verkeerbelasting op de wegen neemt ten opzichte van de planologische mogelijkheden dan ook af.
Figuur 4.7 Verkeersintensiteiten 2015 (bron mer-beoordeling 'Camping de Veerhoeve')
Figuur 4.8 Verkeersintensiteiten 2025 (bron mer-beoordeling 'Camping de Veerhoeve')
4.7.2 Parkeren
De gemeente heeft voor woningbouw parkeernormen opgenomen in het parkeerbeleid 'Parkeerbeleidsplan 2009-2020' (Gemeente Goes, 2010). Hierin zijn echter geen parkeerkencijfers opgenomen voor een verblijfsrecreatie in de vorm van van recreatiewoningen op een park. Daarom wordt voor de berekening van de parkeerbehoefte aangesloten bij de kencijfers CROW publicatie 381 ' Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. De ontwikkeling ligt in het Buitengebied, en de gemeente Goes wordt aangemerkt als matig stedelijk. Voor een bungalowpark/huisjescomplex wordt een parkeerbehoefte van 2,0 - 2,2 parkeerplaatsen per woning. aangehouden. Dit betekent voor de 93 recreatiewoningen in het plangebied een parkeerbehoefte van minimaal 186 plaatsen. En voor de totale ontwikkeling van de 281 recreatiewoningen een parkeerbehoefte van minimaal 562. Er is voldoende ruimte om hierin te voorzien op eigen terrein. Er worden 399 parkeerplaatsen bij de recreatiewoningen voorzien, daarnaast wordt ook een gemeenschappelijk parkeerterrein met 171 plaatsen gerealiseerd bij de ingang van het terrein aan de Veerweg. Hiermee wordt met in totaal 570 parkeerplaatsen ruimschoots aan de parkeerbehoefte voldaan.
4.8 Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een ontwikkeling vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. De ontwikkeling betreft de realisatie van 93 recreatiewoningen. Het aantal extra voertuigbewegingen bedraagt op basis van de kencijfers uit CROW publicatie 381 ' Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' voor een huisjescomplex in het buitengebied van matig stedelijk gebied 251,1 mvt/etmaal. Dit aantal valt ruim onder de grens, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het project draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht, zie tabel 4.1.
Tabel 4.1: NIBM-tool
Daarnaast is aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort getoetst wat de luchtkwaliteit in de omgeving is. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Nieuwe Rijksweg N664. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2018 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen.
Conclusie
De luchtkwaliteit staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden (PAG) benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Toetsing
Risicovolle inrichtingen
Om te bepalen of er in de directe omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen zijn gelegen is de professionele risicokaart en het inrichtingenbestand van de gemeente Goes geraadpleegd.
Binnen het besluitgebied zijn geen Bevi Inrichtingen gelegen. Binnen het plangebied worden geen risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt. De naastgelegen camping heeft een propaantank van 8 m3. De tank heeft een veiligheidsafstand van 25 meter en ligt op 160 meter van het plangebied. De installatie valt niet onder de werkingsfeer van het Bevi, derhalve is de risicoafstand niet op de verbeelding opgenomen.
Transport bronnen
Om te bepalen of er in de directe omgeving van het plangebied risicorelevante transport-assen zijn gelegen is de professionele risicokaart geraadpleegd. Er lopen langs het projectgebied geen (water)wegen, spoorwegen of buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen die van invloed zijn op het projectgebied
Rijkswegen, provinciale wegen, gemeentelijke wegen
De rijksweg (A58) waarover een dusdanige hoeveelheid gevaarlijke stoffen wordt vervoerd dat deze externe veiligheid relevant zijn, ligt op 5.550 meter.
De beleidsvisie externe veiligheid Zeeland stelt in bijlage 4:
"Voor de verantwoording in het kader van RO besluiten wordt uitgegaan van de 1% letaliteitsafstand D5 als deze groter is dan 1500 meter. Als de D5 kleiner is dan 1500 meter wordt de 1% letaliteitsafstand F1,5 gebruikt met een maximum van 1500 meter. In Zeeland zal bovenstaande benadering ook gevolgd worden"
Het plangebied heeft geen significante invloed op het groepsrisico van de A58 . Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van een gemeentelijke weg die is aangewezen als transportroute gevaarlijke stoffen.
Spoorweg-Sloehaven - Roosendaal
Over het spoortraject Vlissingen-Bergen op Zoom vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het projectgebied ligt op circa 4.400 m van dit spoor. Er is geen PR10-6 contour aanwezig, de hoogte van het groepsrisico bedraagt 3,2 x de oriëntatiewaarde. De PR10-8 contour betreft 369 m. Het projectgebied ligt niet binnen de PR10-8 contour van het groepsrisico. Een verantwoording van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is vanwege de afstanden tot inrichtingen en transportroutes dan ook niet noodzakelijk. Over dit traject vindt vervoer van toxische stoffen plaats, binnen een afstand van 1.500 meter vanaf het spoor (beleidsvisie provincie Zeeland) is een beperkte verantwoording groepsrisico nodig. Het project bevindt zich niet binnen 1.500 m van het spoortraject.
Vaarwegen
Vaarwegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zijn in de omgeving van het plangebied niet aanwezig. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van een in het Bevt aangewezen transportroute over water.
Buisleidingen
In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied ligt van risicovolle leidingen.
Figuur 4.8 Uitsnede professionele risicokaart.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.10 M.e.r.-beoordeling
Ten behoeve van de uitbreiding van camping De Veerhoeve (en die van camping 't Veerse Meer) is in 2016 een mer-beoordeling opgesteld. Daarin is de ontwikkeling van de gronden van onderliggend uitwerkingsplan reeds meegenomen. Doel van de mer-beroordeling is om vast te stellen of er zodanige nadelige gevolgen voor het milieu verbonden zijn aan de uitbreiding van de camping(s), dat bij de besluitvorming over het bestemmingsplan voor de uitbreiding een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. De conclusie uit de beoordeling is dat de uitbreiding niet tot belangrijke milieugevolgen zal leiden en dat een MER geen toegevoegde waarde heeft. Er hoeft dan ook geen MER opgesteld te worden. Het besluit om voor de ontwikkeling geen Milieu Effect Rapport op te stellen is als bijlage bij de toelichting gevoegd.
4.11 Voortoets Natuurbeschermingswet
Ten behoeve van de uitbreiding van camping De Veerhoeve (nu VeerseKreek) (en die van camping 't Veerse Meer) is in 2016 een Voortoets Natuurbeschermingswet uitgevoerd. In deze toetsing is ook de uitbreiding van het recreatieterrein op de gronden het plangebied van onderliggend uitwerkingsplan reeds meegenomen.
De conclusie uit de Voortoets is dat de voorgenomen ontwikkelingen geen (significant) negatief effect zullen hebben op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden. Het is dan ook niet noodzakelijk om een uitvoerige toetsing (passende beoordeling) uit te voeren op grond van de Natuurbeschermingswet. De Voortoets is als bijlage bij de toelichting gevoegd (bijlage 10).
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)
Het juridische kader voor dit bestemmingsplan vormt de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Sinds 1 januari 2010 moeten conform de Wro alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Het gaat dan onder andere om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen en structuurvisies. Deze plannen worden digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en andere overheidsinstanties.
Dit uitwerkingsplan is opgebouwd volgens de bindende afspraken uit de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012), zoals die zijn verankerd in het Bro. Daarnaast voldoet dit uitwerkingsplan aan de eisen die het Bro stelt aan de regels van het bestemmingsplan. Het gaat dan bijvoorbeeld om een aantal standaardbegrippen, de wijze van meten, regels ten aanzien van overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
5.2 Opzet Van Het Uitwerkingsplan
Ten aanzien van de opzet van het uitwerkingsplan (verbeelding en regels) is het volgende van belang.
Opzet verbeelding
Algemeen
Het uitwerkingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zo veel mogelijk op de plankaart te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de plankaart wordt aangegeven en dat de plankaart digitaal wordt opgebouwd.
Daarbij is gebruik gemaakt van een combinatie van de GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland) en de digitale kadastrale ondergrond.
Bestemmingen
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. De verbeelding is digitaal raadpleegbaar op de website ruimtelijkeplannen.nl. Door middel van vlakken met kleuren zijn hier bestemmingen aangeduid, bijvoorbeeld lichtgroen voor Recreatie - Verblijfsrecreatie. Doormiddel van arceringen zijn hier dubbelbestemmingen aangeduid, bijvoorbeeld voor de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.
In de analoge weergave van de verbeelding is met hoofdletters de bestemming aangeduid, bijvoorbeeld R-VR voor Recreatie - Verblijfsrecreatie. Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. Tevens wordt in een onderhoek op de plankaart de naam van het uitwerkingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 kaartblad en renvooi, op een schaal van 1:2.000.
Aanduidingen
Op de verbeelding is door middel van een functieaanduiding 'groen' aangegeven waar de landschappelijke inpassing verplicht is. Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2008.
Opzet planregels
Volgens SVBP2012 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde.
- In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
- In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, dan wel regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene ontheffings- of wijzigingsbevoegdheden.
- Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:
bestemmingsomschrijving;
- bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud)
- ontheffing van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- ontheffing van de gebruiksregels;
- aanlegvergunningen;
- wijzigingsbevoegdheden.
Een bestemmingsartikel hoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
5.3 Gehanteerde Bestemmingen
Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Het gehele plangebied heeft de bestemming ' Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Er zijn diverse specifieke bouw- en gebruiksregels opgenomen, toegespitst op de diverse functies.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling daarvan is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.
In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of een omgevingsvergunning met afwijking. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:
- de bouw van één of meer woningen;
- de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² bvo of met één of meer woningen;
- de verbouwing van één of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bvo bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bvo.
Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.
Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is. Tussen de gemeente en initiatiefnemer is voor deze ontwikkeling een anterieure overeenkomst afgesloten waarin onder meer het kostenverhaal en eventuele planschade zijn geregeld. Een exploitatieplan is om deze reden niet noodzakelijk. Voor de planontwikkeling en uitvoering zijn door de initiatiefnemer voldoende middelen gereserveerd.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Vooroverleg artikel 3.1.1 Bro
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 Bro dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, in het kader van het vooroverleg waar nodig het plan te worden toegezonden aan besturen van gemeenten, Rijks- en provinciale diensten e.d.
6.2.2 Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerp uitwerkingsplan heeft gedurende 6 ter inzage gelegen voor de vaststellingsprocedure (terinzagelegging op grond van artikel 3.8, lid 1, Wet ruimtelijke ordening). Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen kenbaar gemaakt. Deze zijn afkomstig van de Vereniging 'Gemeenschap Wolphaartsdijk' en het dagelijks bestuur van het waterschap Scheldestromen. De zienswijze is samengevat en van beantwoording voorzien in bijlage 12.
6.2.3 Beroepsprocedure
Na vaststelling wordt het uitwerkingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
Bijlage 1 Notitie Inrichtingsplan En Landschappelijke Inpassing Camping
Bijlage 1 Notitie Inrichtingsplan en landschappelijke inpassing camping
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Notitie Inrichtingsplan Een Landschappelijke Inpassing
Bijlage 2 Notitie inrichtingsplan een landschappelijke inpassing
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
Bijlage 4 Aanvullend Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Aanvullend archeologisch onderzoek
Bijlage 5 Bodemonderzoek
Bijlage 6 Aanvullend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Aanvullend bodemonderzoek
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 8 Stikstofberekening
Bijlage 9 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 9 Quickscan flora en fauna
Bijlage 10 Actualisatie Voortoets Nbwet
Bijlage 10 actualisatie Voortoets Nbwet
Bijlage 11 Besluit M.e.r.-beoordeling
Bijlage 11 Besluit m.e.r.-beoordeling