KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Wijziging Van De Bestemming
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 3 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Begrenzing Van Het Plangebied
1.3 Opzet Van Het Wijzigingsplan
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie En Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden En Welstandseisen
2.3 Planbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoeken En Verantwoording
4.1 Milieu Algemeen
4.2 Bodem
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Geluid
4.6 Geur
4.7 Bedrijven En Milieuzonering
4.8 Flora En Fauna
4.9 Archeologie En Cultuurhistorie
4.10 Watertoets
4.11 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inspraak En Overleg
6.2 Procedure
6.3 Economische Uitvoerbaarheid

Beneden-Leeuwen, Van Heemstraweg 61

Wijzigingsplan - gemeente West Maas en Waal

Vastgesteld op 12-02-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 wijzigingsplan:

het plan Van Heemstraweg 61 Beneden-Leeuwen met identificatienummer NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1 van de gemeente West Maas en Waal;

1.2 verbeelding

de verbeelding van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Wijziging Van De Bestemming

2.1 De bestemming 'Agrarisch' wijzigt naar 'Wonen-1' en wordt weergegeven op de bij dit plan behorende verbeelding.

2.2 De regels van de volgende bestemmingsplannen zijn van toepassing op dit wijzigingsplan:

  1. a. 'Beneden-Leeuwen, Leeuwense Veld', met identificatienummer NL.IMRO.0668.BENBenedenLeeuwenZ-OH01;
  2. b. 'Bestemmingsplan archeologie West Maas en Waal' met identificatienummer NL.IMRO.0668.WMWArcheo-BVA1;

2.3 Ten behoeve van het voorliggende wijzigingsplan worden de regels van dit wijzigingsplan aangevuld met:

Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat binnen het plangebied in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien overeenkomstig de, bij aanvraag geldende, Nota Parkeren van de gemeente West Maas en Waal.

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 3 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Van Heemstraweg 61 Beneden-Leeuwen.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal op ………………...

De burgemeester, De secretaris,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer heeft het plan om op de gronden van het perceel Van Heemstraweg 61 in Beneden-Leeuwen twee extra woningen te realiseren. De voormalige agrarische bedrijfswoning zal hierbij worden omgezet naar een reguliere burgerwoning.

Om dit plan te kunnen uitvoeren moeten de gronden van het voormalige agrarische bouwperceel worden gewijzigd in de nieuwe bestemming 'wonen'.

1.2 Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied bevindt zich ten zuiden van de Van Heemstraweg in het dorp Beneden-Leeuwen en bestaat uit één voormalige bedrijfswoning, met daarachter gelegen de voormalige bedrijfs- en bijgebouwen.

De locatie wordt aan de zuid- en oostzijde ingesloten door agrarische gronden. Aan de noordzijde grenst het perceel aan de Van Heemstraweg. Aan de westzijde wordt het Leeuwense Veld voor woningbouw ontwikkeld. Op de volgende afbeelding is de globale ligging en de begrenzing van het plangebied aangeduid met een blauwe omlijning.

Onderstaande luchtfoto geeft een beeld van de ligging van het plangebied ten opzichte van het dorp Beneden-Leeuwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1_0001.png"

Globale ligging plangebied

1.3 Opzet Van Het Wijzigingsplan

Het wijzigingsplan bestaat uit de onderdelen toelichting, verbeelding en regels. De regels van het bestemmingsplan “Beneden-Leeuwen, Leeuwense Veld' gelden ook voor dit wijzigingsplan.

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

Het plangebied maakt deel uit van het geldende bestemmingsplan 'Beneden-Leeuwen, Leeuwense Veld' zoals dat op 10 mei 2012 is vastgesteld door de raad van de gemeente West Maas en Waal. In dit bestemmingsplan is aan de gronden van het plangebied de bestemming “Agrarisch' toegekend. Binnen het aangegeven bouwvlak is een bedrijfswoning toegestaan. De gronden zijn ook aangeduid met 'wro - zone - wijzigingsbevoegdheid 2'. De gronden van het plangebied waar de wijzigingsbevoegdheid op ziet is met een blauwe lijn begrensd. Zie de volgende afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1_0002.png"afb. verbeelding bestemmingsplan Beneden-Leeuwen, Leeuwense Veld met ligging plangebied

In artikel 3.5.2 van de regels is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in een woonfunctie. Dit artikel biedt de wettelijke basis voor de wijziging van de bestemming.

Over het plangebied ligt ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' met de nadere gebiedsaanduiding 'overige zone - waarde archeologie 5' van het bestemmingsplan Archeologie West Maas en Waal (vastgesteld 2015-12-03).

1.5 Leeswijzer

In de achtereenvolgende hoofdstukken van de toelichting komen de volgende onderwerpen aan de orde: De toelichting is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader weergegeven, waarna in hoofdstuk 4 de haalbaarheid van het plan aangetoond voor wat betreft milieuaspecten, water, archeologie en flora en fauna. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de juridische planopzet. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid (maatschappelijk en economisch) van het plan.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie En Planbeschrijving

2.1 Bestaande Situatie

West Maas en Waal wordt gekenmerkt door het karakteristieke rivierenlandschap met zijn rivieren, uiterwaarden, dijken, oeverwallen en komgebieden. Het plangebied is gelegen in het oeverwalgebied. Oeverwallen zijn gronden die door de afzetting van de rivier op het moment dat deze buiten haar oevers treedt hoger zijn gelegen. Vanwege de grondslag zijn de oeverwallen van oudsher zeer geschikt voor fruitteelt. Kenmerkend zijn dan ook de vele boomgaarden waarvan enkele zelfs nog met hoogstambomen.

Bebouwing ontwikkelde zich langs de dijken en daarachter liggende wegen waardoor lintbebouwingen ontstonden. Deze oude lint- en dijkstructuren met karakteristieke bebouwing en zichtlijnen naar het achterliggende landschap vormen belangrijke ruimtelijke kenmerken die gewaarborgd moeten blijven. Er liggen verspreid veel kleine voormalige boerderijen die hun agrarische bedrijfsfunctie na de ruilverkaveling verloren en nu een woonbestemming hebben.

De nabijgelegen (agrarische) bedrijven bij het perceel Van Heemstraweg 61 bestaan uit een combinatie van een woonhuis met enkele schuren daarachter. Deze hebben geen grootschalig karakter. Het beeld langs de Van Heemstraweg wordt overwegend bepaald door de woningen met een kleinschalig en agrarisch/bedrijfsmatig karakter.

2.2 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden En Welstandseisen

Locatie en plan

De locatie is onderdeel van verspreid gelegen lintbebouwing met een gevarieerd karakter aan de zuidzijde van de van Heemstraweg op de overgang van bebouwde kom naar landelijk gebied. De rooilijn van de lintbebouwing wisselt sterk. Bebouwing is of evenwijdig aan de Van Heemstraweg geplaatst of in de richting van de verkavelingsstructuur. Voorgesteld wordt om in massa en situering gelijkwaardige woningen op relatief korte afstand van elkaar en tot de weg te plaatsen. Bij plaatsing wordt uitgegaan van de verkavelingsstructuur; de woningen staan daardoor onder een schuine hoek langs de weg. De woningen worden middels één gemeenschappelijk centraal gelegen oprit ontsloten. Van de westelijk gelegen woning is een schetsplan gemaakt.

Beleid

Het welstandsbeleid voor deze locatie (gelegen in deelgebied agrarisch landschap) gaat voor plaatsing van nieuwbouw uit van het respecteren van het bestaande verspreide bebouwingspatroon. In de Structuurvisie Dorpen 2025 wordt in het 'Dorpsontwikkelingsplan Beneden- Leeuwen' voor dit gedeelte langs de Van Heemstraweg als opgave gesteld dat deze weg deel moet gaan uit maken van de dorpsstructuur met een daarbij passend ruimtelijk profiel. Bebouwing mag hierbij dichter aan de weg komen te staan waardoor het beeld van de straat kleinschaliger wordt. De afwisseling van bestaande bebouwing op afstand en nieuwe bebouwing dichter bij de weg geven de weg een eigen identiteit.

Stedenbouwkundig advies

Met het plaatsen van twee extra woningen langs de Van Heemstraweg vindt verdichting plaats van de lintbebouwing. Dit past in principe bij de uitgangspunten van het Dorpsontwikkelingsplan. Het ruimtelijk profiel van de Van Heemstraweg zal dus geleidelijk wijzigen. Juist omdat dit geleidelijk gebeurt, is het afstemmen op bestaande ruimtelijke kenmerken van belang om enige samenhang langs de Van Heemstraweg te behouden. Die samenhang wordt bepaald door een variatie in rooilijn, plaatsing, bebouwingsmassa en uitstraling. De volgende voorwaarden zijn geformuleerd voor de ontwikkeling van het initiatief:

  • Variatie na te streven tussen in zowel hoofdopzet als plaatsing tussen de twee woningen onderling.
  • Vergroot de afstand van de westelijk gelegen woning tot de weg en draai de oostelijk gelegen woning met een kwartslag zodat deze haaks (met de kopgevel gericht) op de Van Heemstraweg wordt gesitueerd. Zodoende ontstaat meer variatie in het straatbeeld. Als de perceelgrens vervolgens iets wordt opgeschoven naar het oosten behoud de westelijk gelegen woning voldoende achtertuin en ontstaat meer ruimte voor deze in de breedte gesitueerde woning. Bijkomend voordeel is dat de percelen hierdoor in oppervlak meer gelijkwaardig worden.
  • Uitgaande van een centraal gelegen oprit wordt het daarnaast geadviseerd om de aanbouwen / fietsbergingen in het verlengde hiervan te plaatsen.
  • Uitgangspunt voor het (te wijzigen) bestemmingsplan zal daarnaast moeten zijn dat er ruimte blijft bestaan tussen zowel hoofd- als bijgebouwen.

Advies welstand

Welstandshalve wordt in lijn met het stedenbouwkundige advies meer variatie nagestreefd tussen de hoofdopzet en plaatsing van beide woningen. Het voorliggende schetsontwerp van de westelijk gelegen woning is voorstelbaar voor wat betreft de hoofdopzet Geadviseerd wordt om uit te gaan van één architectuurstijl en deze meer consequent voor alle gevelonderdelen uit te werken. Het bouwplan zal verder worden uitgewerkt ten behoeve van de aanvraag omgevingsvergunning bouwen.

2.3 Planbeschrijving

Het plangebied met een oppervlakte van circa 6.930 m2 bestaat uit de volgende percelen zijn: 01038, 01039, 01040, 01041, 01042, 00302, 00310, 00312 en 00313 gedeeltelijk. Voor deze percelen wordt de letteraanduiding 'WMLOON' gebruikt.

Aan de zuidzijde grenst het perceel aan het agrarische buitengebied, aan de westzijde wordt de wijk Leeuwen Veld ontwikkeld, aan de oostzijde ligt een voormalig agrarische bouwperceel. De Van Heemstraweg aan de noordzijde begrenst het plangebied.

Het grondgebied van het perceel Van Heemstraweg 61 kent van oudsher een agrarische functie. Op de locatie is een voormalige bedrijfswoning met bedrijfsgebouwen gelegen. De volgende foto geeft een beeld van het aanzicht van deze voormalige bedrijfswoning met de daarachter gelegen bedrijfsgebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1_0003.png"

foto ligging woning Van Heemstraweg 61 Beneden-Leeuwen

De bestaande woning met opstallen

De bestaande eenvoudige woning heeft een rechthoekige grondvorm met aan de westzijde een aanbouw. De woning bestaat uit één bouwlaag uitgevoerd met een kap en wordt bestemd voor burgerwoning. Op dit woonperceel zijn op het achtererf de voormalige bedrijfsgebouwen nog aanwezig.

De nieuwbouw

De gronden voor de 2 nieuwe woningen liggen ten oosten van het voormalige agrarische bedrijf en worden gebruikt als weide. Zie onderstaande foto.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1_0004.png"foto ligging woning Van Heemstraweg 61 (rechts) met op voorgrond de weide voor de nieuwe woonpercelen

De grondvormen van de nieuwe woningen zijn rechthoeklng en L-vormig. De nieuwe woningen zijn georiënteerd op de Van Heemstraweg.

Binnen de randvoorwaarden van de wijzigingsregels mogen overigens de goot- en bouwhoogte maximaal 6 m en 10 m bedragen. De toegelaten oppervlakte voor de bijgebouwen is afhankelijk van de oppervlakte van het woonperceel. In de volgende tabel zijn hiervoor de maximale oppervlakten vermeld.

maximale oppervlakte woonperceel maximale oppervlakte bijgebouwen in m2
tot 300 m² 60 m²
van 300 m² tot 500 m² 80 m²
van 500 m² tot 750 m² 90 m²
van 750 m² tot 1000 m² 100 m²
van 1000 m² en meer 150 m2

Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van de situering van de beoogde nieuwbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1_0005.png"

afb. impressietekening nieuwe situatie met 2 woningen

Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen zal de definitieve vormgeving van de nieuwbouw bekend zijn.

Een kopie van de impressietekening nieuwe situatie is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Parkeren en ontsluiting

Op het perceel bij de bestaande en geplande woningen is voldoende ruimte aanwezig om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien. De ontsluiting van de voormalige bedrijfswoning blijft gehandhaafd en voor de geplande woningen is op de grens van beide woonpercelen voorzien in één ontsluitingsweg op de Van Heemstraweg.

Aan de oostzijde van het perceel ligt al een toegang tot de 'weiden'. De ontsluiting wordt feitelijk niet gebruikt door de bewoners van het perceel Van Heemstraweg 61 en slechts sporadisch door de buren van Van Heemstraweg 59. Een extra gemeenschappelijke in- en uitrit leidt niet tot meer of minder gevaarlijke situaties omdat de gemeenschappelijke in- en uitrit voor toegang tot de 'weiden' niet of weinig wordt gebruikt. Het gebruik van deze bestaande in- en uitrit voor de nieuwe bewoners komt feitelijk te vervallen. Zie onderstaande foto van bestaande gemeenschappelijke in- en uitrit voor de 'weiden'.

De voorgestelde ontsluiting past bij de situering van de geplande woningen en de inrichting van de woonpercelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1_0006.png"

Afb. ligging in- en uitrit ten behoeve van aangrenzende weiden

Inrichting

Voor de inrichting van het erf voor de twee nieuwe woningen zal gebruik worden gemaakt van gebiedseigen planten en bomen. Op het percelen worden enkele solitaire bomen aangeplant. Op het achtererf wordt een (bergings)vijver aangelegd om het hemelwater te kunnen bergen en te infiltreren.

Het verharde deel ten behoeve van het parkeren bedraagt in totaal ca.135 m2 (per woning ca. 67 m2). Na realisatie van de woningen komt er in overleg een definitief inrichtingsplan voor de nieuwe woonpercelen. De totale oppervlakte van de woningen met aangrenzende verhardingen (bijv. terrassen) zal circa 300 m2 (per woning ca. 150 m2).

Zie afbeelding onder kopje 'Nieuwbouw'.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd en ook in het Barro opgenomen. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2). De 'ladder voor duurzame verstedelijking' heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen.

Het voorliggende wijzigingsplan - waarbij sprake is van een functieverandering en de bouw van twee woningen - wordt op grond van de heersende jurisprudentie - niet aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van ronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

In het voorliggende wijzigingsplan dat uitsluitend betrekking heeft op een functieverandering op perceelsniveau zijn geen nationale belangen in het geding.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

Op 9 juli 2014 en 24 september 2014 stelden Provinciale Staten respectievelijk de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beiden op 18 oktober 2014 in werking getreden.

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  1. 1. een duurzame economische structuur;
  2. 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Bouwprogramma's voor nieuwe woningen zijn daarbij in regionaal verband afgestemd. Waar mogelijk kan lokaal maatwerk worden geleverd. De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:

  • sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;
  • een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.


Ook de provincie kent, evenals het rijk, een ladder voor duurzame verstedelijking. Voor nieuwe stedelijke functies in het buitengebied geldt dat deze afgewogen dienen te worden in het licht van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik vervangt het beleid van de woningbouwcontour en de zoekzones. Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:

  1. 1. past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:
  2. 2. hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan een gebied?

Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

De rijksladder heeft betrekking op stedelijke ontwikkelingen. De provincie wil onderzoeken of de ladder ook voor landelijke functies kan worden uitgewerkt. Vooruitlopend daarop spreekt de provincie nu al van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

Zie voor de toetsing de Ladder voor duurzame verstedelijking in 3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Eén en ander volgens door de gemeenten/regio's nader uit te werken beleidskaders.

In het voorliggende wijzigingsplan zijn geen provinciale belangen in het geding.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Leeuwense Veld

Deze structuurvisie vormt de basis voor het bestemmingsplan Beneden-Leeuwen, Leeuwense Veld waarbinnen het wijzigingsplangebied is gelegen.

Enkele belangrijke uitgangspunten uit het structuurplan zijn:

  • De gevarieerde bebouwing aan weerszijden van de Van Heemstraweg en de afwisseling en menging van functies als (zakelijke) dienstverlening, (agrarische) bedrijvigheid en wonen blijft behouden en wordt versterkt.
  • De Van Heemstraweg krijgt een groen karakter (parklaan). De weg zal samen met de centrale verbindingsas naar het centrum de verbinding vormen tussen de bestaande kern Beneden Leeuwen en de nieuwbouwwijk het Leeuwense Veld.

Een deel van de bestaande bebouwing en gronden met functies agrarische bedrijvigheid en wonen is in het bestemmingsplan Beneden-Leeuwen, Leeuwense Veld opgenomen. Daarnaast zijn voor de agrarische functies wijzigingsbevoegdheden opgenomen om onder voorwaarden een woonfunctie toe te staan.

Het gaat om de volgende bestaande percelen. De agrarische bedrijven Van Heemstraweg 59, 59a en 61. Deze bedrijven zijn voorzien van een agrarische bestemming aangezien deze voorlopig nog in bedrijf zijn, tenzij de gebieden binnen de uit te werken woonbestemming eerder voor de ontwikkeling nodig zijn. Deze bedrijven maken deels ook nog gebruik van gronden binnen het uit te werken woongebied, in het bijzonder bij de Van Heemstraweg 61.

Alhoewel hiervoor bij de grondaankoop in privaatrechtelijke overeenkomsten afspraken zijn gemaakt, is voor de gedeelten waar opstallen staan een aanduiding “agrarisch bedrijf” opgenomen. Kern van deze aanduiding is dat het agrarisch gebruik is toegestaan zolang deze gronden niet nodig zijn voor de woningbouwontwikkeling. Voor het overige regelen de bepalingen uit de privaatrechtelijke overeenkomst het gebruik van de betreffende gronden. Na beëindiging van de agrarische bedrijven biedt voorliggend plan de mogelijkheid de agrarische bestemming te wijzigen in wonen. Bij de Van Heemstraweg 61 is overeengekomen dat na beëindiging van het bedrijf de bouw van drie woningen is toegestaan (inclusief bestaande bedrijfswoning of herbouw daarvan).

Daarnaast zijn aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid nog enkele voorwaarden verbonden, waaronder aan de nieuwbouw van de woning. Hiervoor is onder meer bepaald dat:

  1. 1. de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 180 m²;
  2. 2. er is sprake van een zorgvuldige stedenbouwkundige inpassing;
  3. 3. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 6 m;
  4. 4. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 10 m;
  5. 5. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 3 m bedraagt;
  6. 6. de overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt.
  7. 7. De overige voorwaarden, waaronder de te hanteren oppervlakten voor bijgebouwen, zijn terug te vinden in de regels onder de bestemming 'Wonen-1'.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken En Verantwoording

4.1 Milieu Algemeen

Om de milieukwaliteit te beschermen en om conflictsituaties met functies in de omgeving te voorkomen moet in het bestemmingsplan aandacht besteed worden aan de diverse (milieu)aspecten. Voor dit bestemmingsplan zijn daarbij relevant:

  • Bodem
  • Externe veiligheid
  • Luchtkwaliteit
  • Geluid
  • Geur
  • Bedrijven en milieuzonering
  • Flora en fauna
  • Archeologie en cultuurhistorie
  • Watertoets
  • Verkeer en parkeren

4.2 Bodem

Beleid

Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt is, of tegen niet te hoge kosten geschikt te maken is, voor de beoogde functie.

Voor de bestemmingswijzigingslocatie Van Heemstraweg 61 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bakker Milieuadviezen, rapportnr. 1238-06, maart 2006). Volgens de conclusies uit dit onderzoek is in de noordoostelijke hoek van de locatie een olieverontreiniging in grond en grondwater aangetroffen. Deze verontreiniging is in 2007 gesaneerd.

Op de rest van de bestemmingswijzigingslocatie zijn lichte verontreinigingen aangetroffen met enkele metalen en PAK.

Op de bestemmingswijzigingslocatie zijn na 2007 waarschijnlijk geen (bedrijfs)activiteiten meer uitgevoerd die tot bodemverontreiniging hebben kunnen leiden.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er geen vermoeden is van ernstige bodemverontreiniging die belemmerend is voor het realiseren van de toekomstige bestemming Wonen.

Voor een omgevingsvergunning Bouwen is het wel noodzakelijk een nieuw verkennend bodemonderzoek uit te laten voeren, om de actuele bodemkwaliteit vast te leggen en te bepalen of deze voldoet aan de functie Wonen met tuin.

4.3 Externe Veiligheid

Beleid

Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten: het plaatsgebonden en het groepsrisico.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een inrichting die valt onder het Bevi, moeten worden aangehouden.

Planspecifiek

Het plangebied, met bestemming 'Wonen', voorziet zelf niet in de oprichting van een Bevi-inrichting of een andere stationaire risicobron. Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt verder dat het plangebied niet ligt binnen:

- het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Bevi;

- de veiligheidsafstanden van andere stationaire risicobronnen;

- het invloedsgebied van een relevante buisleiding voor het transport van gevaarlijke stoffen;

- het invloedsgebied van een relevante transportweg of een basisnetroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, de weg en het water.

Het aspect externe veiligheid is dus voor het plangebied niet relevant.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.

4.4 Luchtkwaliteit

Beleid

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Omdat titel 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit´. Dit is een implementatie van de Europese Kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen waarin onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld. Met de 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.

De paragraaf luchtkwaliteit in de ‘Wet milieubeheer’ voorziet ondermeer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe ‘Wet luchtkwaliteit’ geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project ‘niet in betekenende mate’ van bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3% ten opzichte van de grenswaarde);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden nadat de EU op 7 april 2009 derogatie heeft verleend.

In de AMvB ‘niet in betekenende mate’ en de bijbehorende regeling zijn bestemmingen met bijbehorende grenzen opgenomen die per definitie niet bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ‘in betekenende mate’. De NIBM-grens voor een woningbouwlocatie (3% criterium) bedraagt:

  • < 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • < 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Voorliggend wijzigingsplan betreft een functieverandering waarbij een agrarisch bouwperceel vervalt en de bouw van 2 extra woningen mogelijk word gemaakt. De uitvoering van het wijzigingsplan past binnen de hierboven vermelde criteria.

Hierdoor is sprake van een niet-in-betekenende-mate bijdrage aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie

De uitvoering van het wijzigingsplan heeft neutraal effect op de luchtkwaliteit.

4.5 Geluid

Beleid

Voor geluidhinder is de Wet geluidhinder (wegverkeerslawaai en industrielawaai) een belangrijke wet. Deze wet is onlangs herzien. De Wet geluidhinder bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer industrie, wegverkeer en spoorwegverkeer. De wet richt zich vooral op de bescherming van de burger in zijn woonomgeving en bevat bijvoorbeeld normen voor de maximale geluidsbelasting op de gevel van een huis. Voor geluid moeten voor locaties waar extra woningen gebouwd kunnen worden een akoestische motivering, en indien van toepassing, een akoestisch onderzoek worden verricht.

Bij de projectie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen - in dit geval 2 nieuwe woningen - binnen de zone van een weg is een akoestisch onderzoek verkeerslawaai noodzakelijk. De geluidgevoelige bestemmingen zijn gelegen in de geluidszone van de Van Heemstraweg.

In het akoestisch onderzoek wordt de geluidsbelasting op de toekomstige geluidgevoelige bestemming inzichtelijk gemaakt en getoetst. Voor het plangebied is reeds een indeling voor de woningen opgesteld. De berekeningen zijn verricht aan de hand van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 en met behulp van het programma Geomilieu, versie 4.21. De geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woningen bedraagt maximaal 59 dB. Er vindt een overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB plaats. Een maatregelenstudie is daarom noodzakelijk.

Op basis van de maatregelenafweging stuiten zowel bron- als overdrachtsmaatregelen op overwegende stedenbouwkundige en landschappelijke bezwaren. Voor de beide woningen dienen hogere grenswaarden te worden aangevraagd. Gezien de standaard karakteristieke geluidwering van minimaal 20 dB uit het Bouwbesluit voor nieuwbouw is een nader onderzoek naar de geluidwering van de gevels noodzakelijk.

Voor een uitgebreide beschrijving van de resultaten wordt verwezen naar de bijlagen bij de toelichting.

Conclusie

Er vindt een overschrijding plaats van de voorkeursgrenswaarde bij beide woningen. Om de woningen te kunnen realiseren dient een procedure hogere grenswaarden te worden doorlopen.

4.6 Geur

Beleid

Voor een goede afstemming van woonfuncties in het buitengebied is een goed geurbeleid onontbeerlijk. De regels voor de geurhinder van de veehouderijbedrijven zijn vastgelegd in de 'Wet geurhinder en veehouderij'. De belangrijkste regels uit deze wet waarmee in de gemeente rekening gehouden moet worden zijn, vrij samengevat, de volgende.

Voor een groot aantal diersoorten dat in veehouderijbedrijven wordt gehouden zijn geuremissiefactoren vastgesteld. Deze factoren zijn vastgelegd in een aparte ministeriële regeling die aan deze wet gekoppeld is. Op basis daarvan kan de geuremissie van het veehouderijbedrijf worden berekend.

Verordening Geurhinder en veehouderij Gemeente West Maas en Waal (vastgesteld 1-7-2010)

De gemeente heeft in de geurverordening normen voor de geurbelasting op de woningen in de verschillende deelgebieden gedifferentieerd. Dit geldt alleen voor veehouderijen waar dieren worden gehouden waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld. De mogelijke geurbelasting van woningen en andere geurgevoelige objecten mag in het komgebied groter zijn dan elders in de gemeente. De reden is dat het ruimtelijke beleid voor het komgebied erop gericht is om de productieomstandigheden voor agrariërs zo gunstig mogelijk te maken. Een tweede reden is dat in het komgebied relatief minder geurgevoelige objecten voorkomen dan elders in het plangebied.

Deze geurnormen gelden niet voor bedrijfswoningen van andere veehouderijen en voor woningen die vanaf 19 maart 2000 de functie van agrarische bedrijfswoning hebben verloren. Voor deze laatste categorieën geldt een soepeler norm, namelijk de eis dat minimaal 50 meter afstand bewaard moet worden tussen deze woningen en een nabijgelegen veehouderij.

De vermelde geurnormen gelden niet voor veehouderijbedrijven waar dieren worden gehouden waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld. Ten aanzien van deze bedrijven geldt dat de afstand tussen deze bedrijven en woningen in het buitengebied niet minder mag bedragen dan 50 meter. Indien deze woningen deel uitmaken van de bebouwde kom dan bedraagt deze afstand minimaal 100 meter.

Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in het omzetten van een agrarisch bouwperceel in een woonbestemming waarbij de voormalige bedrijfswoning de functie van burgerwoning krijgt en waarbij twee extra woningen mogen worden gebouwd.

Deze verordening is opgesteld op grond van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij. Bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de waarde, vermelding artikel 3, eerste lid. De raad van de gemeente West Maas en Waal heeft gebruik gemaakt van deze bevoegdheid

Binnen daartoe aangewezen gebieden die zijn aangeduid op de bij deze verordening behorende kaart is een andere waarde van toepassing dan de desbetreffende waarde, genoemd in artikel 3, eerste lid, van de Wet geurhinder en veehouderij.

Kaartaanduiding Aangewezen gebied Norm [OU/m3 (P98)]
A Dorpskernen 2,0
B Dorpsranden is het overgangsgebied binnen – buiten de bebouwde kom en gouden ham gebied. 4,5
C Oeverwallen, exclusief de dorpskernen, dorpsranden, gouden ham, de Woerdsestraat en omgeving en bedrijven- en industrieterreinen. 8,0
D Bedrijven- en industrieterreinen. 8,0
E Woerdesestraat en omgeving. 8,0
F Komgebied 14

Op de volgende kaart Milieukwaliteit maximale achtergrondgeurbelasting Normen-Verordening is de (gezamenlijke) maximale toegestane achtergrondbelasting van alle veehouderijen vastgelegd. Voor de locatie Van Heemstraweg 61 wordt in dat geval het woon- en leefmilieu als 'tamelijk slecht' aangemerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1_0007.png"

Afb. Milieukwaliteit maximale achtergrondgeurbelasting Normen-Verordening met ligging plangebied (rode cirkel)

Op de kaart Achtergrondgeurbelasting huidige situatie (2009) behorende bij de gemeentelijke geurverordening is aangegeven aan de achtergrondgeurbelasting voor het perceel Van Heemstraweg 61 van 'matig' tot 'redelijk' goed wordt aangemerkt. Deze situatie ter plaatse verbetert nog omdat in deze kaart nog rekening is gehouden met het voormalige agrarisch bedrijf op dit perceel. Nu een wijzigingsplan wordt voorbereid waarbij de agrarische bestemming vervalt wordt de achtergrondgeurbelasting lager waardoor het woon- en leefklimaat verder verbetert. Zie onderstaande kaart met de ligging van het plangebied (rode cirkel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1_0008.png"

Afb. uitsnede Milieukwaliteit achtergrondgeurbelasting huidige situatie (2009)

De cijfers uit deze Verordening zijn niet meer geheel up-to-date. Het gebied waarbinnen de locatie is gelegen geldt volgens de Geurverordening een norm van 4,5 Ou/m3 (P98). Dat betekent dat bij nieuwe ontwikkelingen voor veehouderijen rekening moet worden gehouden met de normering. Zie onderstaande uitsnede uit de tabel van de Geurverordening.

B Dorpsranden is het overgangsgebied binnen – buiten de bebouwde kom en gouden ham gebied. 4,5

Voor het perceel Van Heemstraweg 61 betekent dit dat het woon- en leefklimaat als 'matig' tot 'redelijk goed' moet worden aangemerkt.

Activiteitenbesluit

Vanaf 1-1-2013 vallen alle veehouderijbedrijven onder het Activiteitenbesluit. Enkel de grote “IPPC” veehouderijen zijn nog vergunningplichtig waardoor deze IPPC-veehouderijen nog onder de Wet geurhinder en veehouderij vallen. In onderhavige situatie zijn alleen niet-IPPC-veehouderijen van belang. Er dient dus gekeken te worden naar het Activiteitenbesluit (de regels zijn overigens nagenoeg gelijk).

De hindercontourenkaart van het Structuurplan Beneden-Leeuwen Zuid (juni 2008) geeft aan dat er geen geurbelemmeringen zijn voor de geplande woonfuncties op het perceel Van Heemstraweg 61. De geurcontour (groene grillige belijning in het oostelijke deel van de hindercontourenkaart) van het agrarisch bedrijf Veesteeg 20 ligt op grote afstand van circa 900 m van het wijzigingsgebied. Zie onderstaande hindercontourenkaart. Andere agrarische bedrijven liggen eveneens op grote afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1_0009.png"

afb. hindercontourenkaart

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de activiteiten op het aangrenzende agrarische perceel Van Heemstraweg 59 zijn beëindigd. Formeel zijn de gronden nog bestemd voor agrarisch gebruik, maar middels een privaatrechtelijke overeenkomst met de eigenaren/gebruikers van dit perceel is overeengekomen dat na beëindiging van de agrarische activiteiten geen voortzetting van het bedrijf meer mogelijk is in verband met de woningbouwontwikkeling van het Leeuwense Veld.

De ontwikkeling van woningbouw is verankerd in het bestemmingsplan Beneden-Leeuwen Zuid. Zie volgende afbeelding met de roodomlijnde woongebieden en het perceel Van Heemstraweg 61 (blauw vlak). Deze nieuwe woonfuncties tonen aan dat geen van de milieu- en omgevingsaspecten een belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1_0010.png"

Conclusie

In het voorliggende wijzigingsplan dat voorziet in de bouw van twee extra woningen en het gebruik van de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning heeft tot gevolg dat er geen agrarische activiteiten meer kunnen worden uitgeoefend. De agrarische bestemming van het naastgelegen perceel Van Heemstraweg 59 en 59a heeft feitelijk en juridisch geen betekenis omdat het uitoefenen van agrarische activiteiten langs privaatrechtelijke weg is uitgesloten. De aanpassing van het bestemmingsplan voor dit laatstgenoemde perceel zal plaats vinden indien er een initiatief voor woningbouw is voor deze locatie.

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.7 Bedrijven En Milieuzonering

De publicatie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten “Bedrijven en milieuzonering” bevat richtafstanden tussen milieugevoelige functies en milieubelastende functies waarmee rekening gehouden dient te worden bij het toewijzen van nieuwe functies in een gebied. Het referentiekader voor deze richtafstanden is een rustige woonwijk.

Het betreft hier een gemengd gebied met een verscheidenheid aan functies (woningen, brandweerkazerne, Van Heemstraweg, bedrijven, maatschappelijke functies) waarbij de verkeersaantrekkende werking en het geluidaspect minder gevoelig liggen dan in een rustige woonwijk.

Voor een brandweerkazerne (Van Heemstraweg 64c) geldt een richtafstand van 50 m. De afstand tussen grens van de bestemming 'Bedrijf' van de brandweerkazerne en de voorgevel van de dichtstbijzijnde woning bedraagt minimaal 50 meter.

Indien uitgegaan wordt van een gemengd gebied zou een richtafstand van 30 m gehanteerd mogen worden. Ook aan die richtafstand wordt voldaan.

Voor wat betreft de agrarische bestemming van het naastgelegen perceel Van Heemstraweg 59 en 59a wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 4.6 Geur.

De bedrijven of andere milieubelastende functies in de omgeving leveren enerzijds geen belemmeringen op voor de nieuwbouw en anderzijds levert de nieuwbouw geen beperkingen op voor de bedrijven en andere aanwezige functies.

In verband met het bovenstaande is het aannemelijk dat de milieuhinder voor de omgeving binnen aanvaardbare grenzen blijft.

Conclusie

De bedrijven en andere aanwezige functies leveren enerzijds geen belemmeringen op voor de uitvoerbaarheid van dit plan en anderzijds leveren de woonfuncties geen beperkingen op voor bedrijven en andere aanwezige functies in de omgeving.

Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor

4.8 Flora En Fauna

Vanaf 1 januari 2017 geldt de nieuwe Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Deze nieuwe wet regelt de gebiedsbescherming van de Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en wetlands. Daarnaast moet worden gekeken naar het effect op het Gelders Natuurnetwerk. De nieuwe wet regelt ook de soortenbescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren.

De Wet natuurbescherming verplicht om na te gaan of in het plangebied beschermde flora en fauna aanwezig is. In verband hiermee is een onderzoek (okt. 2017) gedaan naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde flora en fauna.

De resultaten voor de locatie Van Heemstraweg 61 luiden als volgt:

Soortenbescherming

  • Broedvogels (nesten jaarrond beschermd)

Op de onderzoekslocatie is de bedrijfswoning geschikt voor huismussen vanwege de aanwezigheid van toegankelijke ruimten onder het dak. Op de onderzoekslocatie is een steenuilnestkast aanwezig in de tuin van de bedrijfswoning. De onderzoekslocatie is hierdoor geschikt als broedlocatie. In tegenstelling tot voorgaande jaren is de steenuil dit jaar niet door de bewoner waargenomen. De voorgenomen plannen hebben geen direct effect, zoals verstoring, op een eventueel broedgeval.

Echter de onderzoekslocatie, met name de twee grasvelden, zijn geschikt als foerageergebied voor een steenuil vanwege de aanwezige uitkijkposten rondom de grasvelden. Daarvoor kunnen de grasvelden onderdeel zijn van het functionele leefomgeving van de nestlocatie. Binnen een straal van 500 meter om de nestlocatie is in totaal 10,84 ha geschikt foerageergebied voor de steenuil. Door de bouw van de woningen zal de hoeveelheid afnemen tot 10,56 ha (zie de volgende afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1_0011.png"

De hoeveelheid geschikt foerageergebied in de directe omgeving van de nestlocatie neemt niet dusdanig af dat de functionaliteit van de nestkast in het geding komt. Daarmee is een negatieve effect op een eventueel broedgeval en diens functioneel leefomgeving van de steenuil uitgesloten.

  • Overige broedvogels

De te kappen beplanting op de onderzoekslocatie kan broedgelegenheid bieden aan broedvogelsoorten zoals houtduif, ekster en merel. De nesten van deze soorten zijn alleen beschermd op het moment dat ze als zodanig in gebruik zijn.

  • Vleermuizen

Volgens de waarneminggegevens van de NDFF is in de afgelopen vijf jaar binnen een straal van drie kilometer alleen de gewone dwergvleermuis waargenomen.

Verblijfplaatsen op de onderzoekslocatie

De bedrijfswoning op de onderzoekslocatie is in principe geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen, de ruimte langs de dakranden geeft toegang tot ruimte onder de dakpannen. Verder zijn er op verscheidene plekken ruimtes achter betimmeringen waargenomen waar vleermuizen gebruik van kunnen maken. De bebouwing is geschikt als verblijfplaats voor gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Deze soorten kunnen de bebouwing in principe gebruiken als zomerverblijf, kraamverblijf en als baltsverblijf. De voorgenomen plannen hebben geen effect op de verblijfplaatsen van deze vleermuizen, omdat de bedrijfswoning geen wijzigingen ondervindt en de eventuele aanvliegroutes niet in het geding komen.

Verblijfplaatsen buiten de onderzoekslocatie

Het is door de onderlinge afstand tot de bebouwing in de omgeving niet aannemelijk dat er in de directe invloedssfeer van de onderzoekslocatie potentiële verblijfplaatsen aanwezig zijn die negatieve invloed kunnen ondervinden van de werkzaamheden.

Foerageerhabitat

De onderzoekslocatie zal, gelet op het aanwezige habitat gebruikt kunnen worden om te foerageren door in de omgeving verblijvende vleermuizen als gewone dwergvleermuis en laatvlieger. De plannen zullen echter geen aantasting van belangrijk foerageerhabitat vormen. Door de voorgenomen ingreep zal het aanbod van foerageermogelijkheden niet in het geding komen, in de directe omgeving is meer geschikt foerageerhabitat voor vleermuizen aanwezig. Het betreft de verschillende bomen en bomenrijen in de bebouwde kom van Beneden-Leeuwen en naastgelegen erven.

Vliegroutes

Vleermuizen maken veelal gebruik van lijnvormige (donkere) landschapselementen als houtsingels, beken en lanen om zich te verplaatsen tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden. Het aantal bomen maakt het geen onderdeel uit van andere lijnvormige elementen en vormen geen lijnvormig element. Door de herinrichting van de onderzoekslocatie worden geen vliegroutes verstoord.

Overige zoogdieren

  • Streng beschermde soorten

De onderzoekslocatie vormt weinig geschikt habitat voor de steenmarter. Steenmarters gebruiken hooizolders, loze ruimtes onder het dak, schuurtjes en dergelijke, als verblijfplaats. Deze zijn niet op de locatie van de ingreep aanwezig. Het voorkomen van overige grondgebonden zoogdieren waarvoor geen vrijstelling geldt, is tijdens het veldbezoek niet vastgesteld. Vanwege het ontbreken van geschikt habitat kan het voorkomen ervan redelijkerwijs worden uitgesloten.

  • Licht beschermde soorten

De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor een aantal soorten grondgebonden zoogdieren. Het gaat daarbij om algemene soorten als egel, konijn, haas en kleine marterachtigen. De verblijfplaatsen van deze soorten worden door de voorgenomen ingrepen aangetast.

Reptielen

Op de onderzoekslocatie is geen geschikt habitat voor reptielen aanwezig.

Amfibieën en vissen

Doordat wateroppervlakten als poelen, sloten en plassen op de onderzoekslocatie ontbreken zijn voortplantingsmogelijkheden voor amfibieën en het voorkomen van vissen op de onderzoekslocatie uitgesloten.

De onderzoekslocatie vormt matig geschikt landhabitat voor algemene amfibieënsoorten als groene kikker en gewone pad.

Volgens gegevens van de NDFF is in de omgeving van de onderzoekslocatie de beschermde grote modderkruiper waargenomen. Aangezien de watergang grenst aan de noordzijde van de onderzoekslocatie en hier geen werkzaamheden plaatsvinden, kan een negatief effect op de grote modderkruiper en andere vissoorten worden uitgesloten.

Ongewervelden

  • Libellen

Er zijn slechts enkele libellensoorten die binnen de Wet natuurbescherming een strenge bescherming genieten. Deze zijn voor wat betreft hun verspreiding gebonden aan specifieke habitateisen, die veelal alleen in natuurgebieden zijn te vinden. Beschermde soorten zijn op de onderzoekslocatie niet te verwachten.

  • Dagvlinders

Beschermde dagvlinders stellen specifieke eisen aan het voortplantingshabitat. Bij het habitat is het belangrijk dat aan de eisen van alle stadia van de vlindersoort wordt voldaan. Voor de beschermde soorten in Nederland geldt dat deze veelal gebonden zijn aan zeldzame waardplanten, die vaak alleen in natuurterreinen zijn te vinden. Het is uitgesloten dat er binnen de onderzoekslocatie geschikt habitat aanwezig is voor een (deel)populatie van een beschermde vlindersoort.

  • Overige soorten

Overige beschermde soorten, zoals vliegend hert en platte schijfhoorn, zijn op de onderzoekslocatie uitgesloten. Er is geen geschikt habitat voor dergelijke beschermde soorten op de onderzoekslocatie aanwezig en er zijn geen waarnemingen bekend in de directe omgeving van de onderzoekslocatie.

  • Vaatplanten

Aangezien de locatie geheel bestaat uit bebouwing, verharding en grasland, is het niet te verwachten dat er beschermde of zeldzame plantensoorten op de locatie te vinden zijn. Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde planten waargenomen.

Gebiedsbescherming

De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Rijntakken, bevindt zich op circa 1,3 kilometer afstand ten noorden van de onderzoekslocatie.

Indien er sprake zou zijn van een effect, betreft dit een extern effect, zoals toenamen van geluid, licht of depositie van stikstof. Externe effecten als gevolg van de voorgenomen plannen op de onderzoekslocatie zijn, gezien de afstand (1,3 km) tot de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden in combinatie met de aard van de plannen (woningbouw) niet te verwachten. Vervolgonderzoek in het kader van het nabijgelegen Natura 2000-gebied worden niet noodzakelijk geacht.

De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van het Natuurnetwerk. De onderzoekslocatie ligt ook niet in de nabijheid van een gebied, behorend tot het Natuurnetwerk Nederland. Het meest nabijgelegen gebied bevindt zich circa 1,1 kilometer ten noorden van de onderzoekslocatie. Het betreft het grasland met een bosschage.

Door de voorgenomen plannen op de onderzoekslocatie in combinatie met de afstand, zullen de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland derhalve niet worden aangetast. Vervolgonderzoek in het kader van het Natuurnetwerk Nederland wordt niet noodzakelijk geacht.

De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel I. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om o vertreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1_0012.png"

Conclusie

De voorgenomen ingreep, bestaande uit de bouw van twee woningen, heeft geen negatieve gevolgen voor streng beschermde soorten volgens de Wet natuurbescherming. Onder het dak van de bedrijfswoning kunnen verblijfplaatsen van vleermuizen en nesten van huismussen aanwezig zijn. Echter vanwege het uitblijven van werkzaamheden aan deze woning zullen deze soorten geen negatieve gevolgen ondervinden van de toekomstige situatie. Er dient echter wel rekening gehouden te worden met de zorgplicht voor amfibieën en kleine grondgebonden zoogdieren bij verwijdering van de vegetatie en op eventuele broedgevallen. Geadviseerd wordt om de kap van de vegetatie buiten het broedseizoen uit te voeren.

Het onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

4.9 Archeologie En Cultuurhistorie

Beleid Archeologie

Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Erfgoedwet is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het onderhavig plan te betrekken.

Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.

Over het plangebied ligt ook de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie' met de nadere gebiedsaanduiding 'overige zone - waarde archeologie 5'. Bij ingrepen met een grotere oppervlakte dan 5.000 m² en dieper dan 40 cm of/dan wel ophogen groter dan 5.000 m2 en hoger dan 70 cm is een archeologische onderzoek nodig.

Onderhavig plan voorziet niet grote ingrepen in de ondergrond, die de vermelde oppervlakte en diepte overschrijden. Een archeologisch onderzoek is daarom niet vereist.

Conclusie

Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Beleid Cultuurhistorie

Er moet bij ontwikkelingen zorgvuldig worden omgegaan met cultuurhistorische elementen zoals lintbebouwing, dijkbebouwing en andere bijzondere karakteristieke of monumentale bebouwing en ruimtes. Identiteit bepalende ruimtes, bebouwing en bebouwingsstructuur zorgen voor een verhoogde kwaliteit van de leefomgeving en de openbare ruimte.

Het landelijk lint

Sommige oude wegen (van voor 1900) die de dorpen ontsloten zijn inmiddels uitgegroeid tot bredere toegangswegen. Andere hebben hun oorspronkelijke kleine schaal behouden. Het ruimtelijke beeld is divers; oude boerderijen, nieuwe boerderijen, bedrijven en woningen wisselen elkaar af. Grote en kleine gebouwen staan naast elkaar. Tussen de percelen door is er soms zicht op het achterliggende landschap. Het is belangrijk om de luchtige groene opzet te koesteren en het afwisselende beeld te behouden. Verdichting van de linten is mogelijk, mits de zichtlijnen op het achterliggende landschap behouden blijven.

In het voorliggende wijzigingsplan vindt een weliswaar een verdichting van het lint plaats maar met respect voor de overige gebouwen en met doorzichten naar het achtergelegen buitengebied.

Conclusie

Het aspect 'cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.10 Watertoets

Beleid

Sinds juli 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het besluit verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van alle ruimtelijke plannen.

Dit houdt in dat, afgezien van het watertoetsproces dat voor het bestemmingsplan buitengebied wordt doorlopen, voor afwijkings-/wijzigingsbevoegdheden van het bestemmingsplan buitengebied ook waterhuishoudkundige belangen meegewogen worden - indien en voor zover - die een rol kunnen spelen.

Het doel van de watertoets is dat water een volwaardige rol speelt in ruimtelijke plannen. Het middel dat de watertoets daarvoor gebruikt, is het zo vroeg mogelijk betrekken van de waterbeheerder bij een nieuw ruimtelijk plan. De watertoets betekent vooral meedenken vooraf. Eerste aanspreekpunt voor de gemeente is in principe het waterschap.

In de waterparagraaf wordt beschreven:

  • de doorwerking van de wateraspecten in de locatiekeuze, het ontwerp, de (her)inrichting en het beheer van het gebied;
  • de wijze waarop de inbreng en het advies van de waterbeheerders is meegenomen;
  • de invulling van eventuele mitigatie, compensatie van waterhuishoudkundige effecten;
  • de afspraken over de financiering en de uitvoering van de plannen;
  • de wijze waarop water doorwerkt in het ruimtelijk plan (water als onderdeel van bestemming in verbeelding, regels en toelichting).

Onderhavig plan voorziet in de bouw van twee extra woningen. De voormalige bedrijfswoning behoudt zijn woonfunctie en wordt omgezet naar burgerwoning. De voormalige agrarische bedrijfsgebouwen blijven in gebruik voor stalling.

Hemelwater

Het hemelwater van de verharde oppervlakten van de nieuwbouw met paden en terrassen zal binnen het plangebied worden afgevoerd en worden geïnfiltreerd. Hierbij zal vanwege de hoge grondwaterstand gekozen worden voor de aanleg van een (bergings)vijver op het achtererf van de woonpercelen. Het hemelwater kan worden afgevoerd naar deze vijver waar ook een grindkoffer ten behoeve van de infiltratie wordt geplaatst.

Ten behoeve van het parkeren wordt zeer open bestrating (waterdoorlatend) gebruikt. Zie de impressietekening van de nieuwe situatie in hoofdstuk 2 en in de bijlagen.

Vuilwater

Het hemelwater van de bestaande voormalige (bedrijfs)woning en de nieuwe woningen wordt binnen het perceel geïnfiltreerd en het vuilwater wordt afgevoerd naar het gemeentelijke rioolstelsel.

A-watergang

Voor de nieuwe ontsluiting van de twee woonpercelen wordt een dam met duiker in de A-watergang geplaatst. Hiervoor is een watervergunning verleend door het Waterschap Rivierenland op 14 juni 2017. Deze watervergunning is opgenomen in de bijlagen van deze toelichting.

De functiewijziging heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding binnen en rondom het plangebied.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend plan.

4.11 Verkeer En Parkeren

De Nota Parkeren (juli 2013) bevat parkeernormen voor verschillende functies. Op basis van het autobezit per huishouden kan een gemiddelde parkeernorm worden bepaald. Bij het parkeren op eigen terrein bij woningen geldt het uitgangspunt dat de parkeerplaatsen onafhankelijk van elkaar gebruikt kunnen worden. Dit om doorstroming van het verkeer op de straat te waarborgen.

De parkeernormen zijn opgebouwd naar stedelijkheidsgraad en stedelijke zone. De Gemeente West Maas en Waal is overwegend niet stedelijk en zal daarom geheel binnen deze graad vallen. Naast de stedelijkheidsgraad is de zone waarbinnen het plan gelegen is erg belangrijk. In West Maas en Waal worden 2 zones onderscheiden: het centrum en de rest van de bebouwde kom.. De overige locaties horen in de zone ”de rest van de bebouwde kom”.

In bijlage 5 van de Nota Parkeren is voor verschillende typen woningen een parkeernorm weergegeven. Zie volgende uitsnede uit deze bijlage.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BENVanHeemstr61-WOH1_0013.png"


Er is op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig voor 2 parkeerplaatsen per woning. Voor de situering van de parkeervoorzieningen voor bezoekers en gasten wordt kortheidshalve verwezen naar het erfinrichtingsplan, dat als bijlage is opgenomen bij de regels. Met de aanleg van 4 parkeerplaatsen wordt in voldoende mate voorzien in de parkeerbehoefte. Op eigen terrein is overigens nog voldoende ruimte aanwezig om bij piekmomenten tijdelijk extra parkeerplaatsen te creëren.

Verkeer

Het aantal verkeerbewegingen neemt door de beoogde functiewijziging enigszins toe. Voor 'landelijk wonen' wordt een norm van 7,4 motorvoertuigenbewegingen per woning per weekdagetmaal gehanteerd volgens de brochure Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie 317.

Het laten vervallen van de agrarische functie van de gronden en het agrarisch bedrijf heeft een gunstig effect op het aantal motorvoertuigenbewegingen van en naar het erf. De geringe toename van het aantal motorvoertuigenbewegingen door de bouw van twee woningen kan eenvoudig worden opgevangen binnen de verkeersstromen op de Van Heemstraweg.

De Nota Parkeren 2013 is overigens ook als bijlage bij de regels opgenomen

Hoofdstuk 5 Juridische Opzet

Het voorliggende wijzigingsplan bestaat uit regels en een verbeelding. De regels bestaan uit drie artikelen. Artikelen 1 en 3 betreffen begrippen en een slotregel. De materiële bepalingen van dit plan zijn opgenomen in artikel 2 Wijziging van de bestemming.

Artikel 2 Wijziging bestemming

Artikel 2.1. Dit artikel bevat de reikwijdte van het wijzigingsplan. Het wijzigingsplan heeft betrekking op de gronden, zoals opgenomen op de wijzigingsverbeelding. De oorspronkelijke bestemming van deze gronden, 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen-1'.

Artikel 2.2. In dit artikel wordt aangegeven dat de regels van het basisplan alsmede van het correctieplan en het bestemmingsplan 'Archeologie' van toepassing zijn op de bestemmingen, zoals opgenomen in het wijzigingsplan.

Analoge/digitale verbeelding

Bij dit plan hoort één analoge/digitale verbeelding. De verbeelding is eenvoudig van opzet. De gronden van het voormalige agrarische bedrijf en de aangrenzende gronden worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen-1'. Ook de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' is opgenomen op de verbeelding.

Regels

De regels bestaan uit een verwijzing naar regels van het geldend bestemmingsplan 'Beneden-Leeuwen Zuid'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Inspraak En Overleg

Vanwege de beperkte ruimtelijke effecten en het ontbreken van bovengemeentelijke belangen bij dit wijzigingsplan wordt afgezien van het bieden van inspraak en overleg.

6.2 Procedure

Het ontwerpbesluit met het daarbij behorende ontwerpbestemmingsplan wordt na publicatie in onder andere het huis-aan-huisblad gedurende zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze termijn kunnen door een ieder zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend. In de publicatie wordt aangegeven op welke wijze dat kan worden gedaan.

6.3 Economische Uitvoerbaarheid

Indien een bestemmingsplan/wijzigingsplan een mogelijkheid tot het realiseren van een bouwplan kent, moet er ingevolge de Wro een exploitatieplan opgesteld worden indien:

  1. 1. er sprake is van verhaalbare kosten in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening;
  2. 2. de verhaalbare kosten niet op een andere wijze verzekerd zijn (bijvoorbeeld door middel van het sluiten van een anterieure overeenkomst);
  3. 3. het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, door de gemeente noodzakelijk wordt geacht;
  4. 4. het bepalen van een tijdvak en fasering voor de uit te voeren bouwwerkzaamheden door de gemeente noodzakelijk wordt geacht.


De ontwikkeling van voorliggend wijzigingsplan betreft een particulier initiatief dat op private gronden plaatsvindt. De gemeente neemt niet deel aan de ontwikkeling van het initiatief. De gemeente verzorgt voor de initiatiefnemer de planologische procedure om de onvolkomenheid te herstellen. De economische uitvoerbaarheid van het voorliggende wijzigingsplan is daarom niet in het geding.