KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Oeverwal
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Waarde - Archeologie
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Algemene Procedureregels
Artikel 16 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel

Boven-Leeuwen, Waalbandijk ong. en Pastoor Schoenmakerstraat ong.

Bestemmingsplan - gemeente West Maas en Waal

Vastgesteld op 30-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
het bestemmingsplan ‘Boven-Leeuwen, Waalbandijk ong. en Pastoor Schoenmakerstraat ong.’ met identificatienummer NL.IMRO.0668.BOVWaalbandijkong-BOH1 van de gemeente West Maas en Waal.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aanduidingsvlak
een vlak door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;
1.6 Afhankelijk woonruimte
een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.7 Archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
1.8 Archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.
1.9 Archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.10 Architectenbureau aan huis
Een beroep aan huis in de vorm van een aan bouwkunde verwant bureau waarbij door één of meer gekwalificeerde architecten met ondersteunende werknemers, in hoofdzaak gebouwen worden ontworpen, stedenbouwkundige en landschappelijke ontwerpen worden gemaakt, ontwerpen worden gevisualiseerd en toezicht wordt gehouden op de uitvoering van de ontwerpen.
1.11 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 Bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;
1.13 Bed and breakfast
een activiteit ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;
1.14 Bedrijf aan huis
een bedrijf of het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel valt hier niet onder, met uitzondering van een internetwinkel voor zover geen sprake is van een afhaalmogelijkheid of van uitstalling van goederen ter plaatse;
1.15 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.16 Beroep aan huis
een dienstverlenend beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, architectonisch, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel valt hier niet onder, met uitzondering van een internetwinkel voor zover geen sprake is van opslag en verzending, een afhaalmogelijkheid of van uitstalling van goederen ter plaatse;
1.17 Bestaand
  1. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan én gebouwd is krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, dan wel nadien mag worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is ingediend;
  2. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.18 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak van gronden met eenzelfde bestemming.
1.20 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, waaronder in ieder geval worden verstaan een bijgebouw, aanbouw of- uitbouw;
1.21 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.23 Bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.24 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Bij woningen betreft dit het gehele perceel inclusief voor- en zijtuinen;
1.25 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.26 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten;
1.27 Bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 Carport
een bouwwerk, al dan niet een gebouw zijnde, die dient voor de stalling van een (motor)voertuig;
1.29 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.30 Dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.31 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 Gevellijn
de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
1.33 Hoofdgebouw
een gedeelte van een gebouw, exclusief bijbehorende bouwwerken, dat door zijn situering en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel is aan te merken;
1.34 Huishouden
een persoon of groep van personen, die duurzaam een gemeenschappelijk huishouden voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling;
1.35 Inwoning
het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;
1.36 Kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.37 Kleinschalige verblijfsrecreatie
een verblijfsrecreatieve voorziening in de woning of vrijstaand bijgebouw bij de woning van maximaal 10 overnachtingsplaatsen ondergeschikt aan een hoofdfunctie;
1.38 Landschappelijke waarde
waarde van een gebied in landschappelijk-esthetische en/of geomorfologische zin;
1.39 Levensloopbestendige woning
een woning welke geschikt is voor bewoning in alle levensfasen, dus welke ook rolstoeltoegankelijk is voor mensen met een lichamelijke beperking, waarbij alle primaire leefruimten (woonkamer, keuken, slaapkamer en badkamer met toilet) zich op de begane grond moeten bevinden en waarbij deze leefruimten zowel inpandig als vanuit het aansluitende terrein drempelvrij toegankelijk zijn;
1.40 Mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.41 Meergeneratiewoning
één woning die krachtens een omgevingsvergunning geschikt is gemaakt voor bewoning door twee huishoudens met een familierelatie en een fysieke koppeling, waarbij sprake is van inwoning gerelateerd aan de familierelatie én sprake is van ten minste één gezamenlijke voorziening zoals een badkamer, keuken of entree;
1.42 Ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil;
1.43 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;
1.44 Peil
  1. Voor gebouwen in het talud van de dijk waarvan de gevel niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk of weg gekeerde gevel, zoals aanwezig ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan waarbij plaatselijke, kunstmatige ophogingen buiten beschouwing blijven;
  2. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld, zoals aanwezig ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan waarbij plaatselijke, kunstmatige ophogingen buiten beschouwing blijven;
1.45 Permanente bewoning
bewoning door (het huishouden van) een persoon of door daarmee gelijk te stellen groep van personen van een recreatiewoning, stacaravan of andere voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;
1.46 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.47 Seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.48 Uitbouw
aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is;
1.49 Verblijfsrecreatie
vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;
1.50 Voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of de als zodanig aangemerkte voorgevel zoals weergegeven in de verbeelding;
1.51 Vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van andere hoofdgebouwen;
1.52 Wegen
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.53 Wonen
het gehuisvest zijn in (een) woning(en);
1.54 Woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden danwel een meergeneratiewoning
1.55 Zakelijke dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 Goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 Bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 Horizontale diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel;
2.5 Oppervlakte van een bouwwerk;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen, waarbij voor het meten van de inhoud van een woning aanbouwen worden meegerekend;
2.7 De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.8 De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Oeverwal

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Oeverwal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische doeleinden en grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven met bijbehorende erven;
  2. glastuinbouwbedrijven zijn niet toegestaan;
  3. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en ecologische waarden;
  4. extensief recreatief medegebruik;
  5. mestbassins zijn niet toegestaan;
  6. ontsluiting van aanliggende woonerven;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. landschappelijke inpassing van percelen;
met daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Daaronder wordt in ieder geval begrepen:
  1. het opslaan van materialen en goederen in de open lucht;
  2. het gebruik van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt (met uitzondering van bestaand gebruik) waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet
  3. het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, anders dan de daarvoor bij dit bestemmingsplan aangewezen gronden;
  4. het geheel of gedeeltelijk onder peil stallen van dieren;
  5. het parkeren van voertuigen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod
Het is verboden op de tot 'Agrarisch - Oeverwal' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
  1. op de tot 'Agrarisch - Oeverwal' bestemde gronden:
    1. het beplanten van gronden met houtgewas;
    2. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas tot gevolg kunnen hebben;
    3. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
    4. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, groter dan 250 m2;
    5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    6. het aanleggen van parkeerplaatsen.
3.4.2 Uitzonderingen op het verbod
Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken van geringe omvang en werken:
  1. die in het kader van het normale agrarische beheer en onderhoud worden verricht of ter uitvoering van het Landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 2;
  2. waarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  3. het veranderen van de hoogte van het terrein zoals genoemd in artikel 3.4.1 lid a onder 3 tot de maximale terreinhoogte zoals weergegeven in het Landschapsplan in bijlage 2 van deze planregels.
3.4.3 Afwegingscriteria
Omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de in de bestemmingsomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. landschappelijke afscherming van het perceel met beplanting, waaronder in ieder geval struwelen met voornamelijk streekeigen soorten en ecologische poelen;
  2. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals waterpartijen, taluds, oevers, perceelontsluiting, en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd
gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  2. het aanbrengen van verharde wegen en/of paden en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden.
4.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels;
  2. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. het veranderen van de hoogte van het terrein zoals genoemd in artikel 4.3.1 lid c tot de maximale terreinhoogte zoals weergegeven in het Landschapsplan in bijlage 2 van deze planregels.
4.3.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.3.1 wordt slechts verleend indien de werken of werkzaamheden, direct of indirect, geen onevenredige aantasting van de landschappelijke inpassing tot gevolg hebben.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen;
  2. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder ontsluitingen, parkeervooorzieningen, erven, paden, grondkeringen, overige verhardingen, groen, water, taluds, dammen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken vóór de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 meter;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 2 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden.
5.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het in lid 5.3.1 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op het veranderen van de hoogte van het terrein tot de maximale terreinhoogte zoals weergegeven in het Landschapsplan in bijlage 2 van deze planregels.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. één woning per bestemmingsvlak;
  2. maximaal 40% van de gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m² mag worden ingericht ten dienste van een beroep aan huis;
met de daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, erven, watergangen, sloten, waterhuishoudkundige voorzieningen en tuinen.
6.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
  1. Uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan ter hoogte van de aanduiding ‘vrijstaand’;
  2. De maatvoering van de gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken binnen het bestemmingsvlak als volgt:
afbeelding
  1. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
  2. Indien in de verbeelding de aanduiding ‘gevellijn’ is weergegeven, dan dient de voorgevel van de woning te worden gerealiseerd in of achter deze ‘gevellijn’;
  3. In afwijking van het bepaalde onder c is ter hoogte van de aanduiding ‘bijgebouw’ tevens een vrijstaand bijbehorend bouwwerk toegestaan met een maximale oppervlakte van 105 m2.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Vergroten hoofdgebouw
Burgemeester en wethouders kunnen ter hoogte van de aanduiding ‘Specifieke vorm van Wonen- dijkwoning’ met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2, sub b, ten behoeve van het vergroten van de bouw- en goothoogte voor hoofdgebouwen met dien verstande dat:
  1. De bouwhoogte mag maximaal 12 meter bedragen en de maximale goothoogte mag maximaal 6 meter bedragen;
  2. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. Ten aanzien van het bepaalde onder b is een positief advies noodzakelijk van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit;
  4. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.
6.3.2 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 6.2, sub b, ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken per woning met dien verstande dat:
  1. De (gezamenlijke) oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden vergroot van 20 m2 naar maximaal 80 m2;
  2. In afwijking van het bepaalde onder a mag de (gezamenlijke) oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ter hoogte van de aanduiding ‘Specifieke vorm van Wonen- dijkwoning’ worden vergroot van 105 m2 naar maximaal 150 m2 waarbij geldt dat de goot- en bouwhoogte tot een oppervlakte van maximaal 120 m2 maximaal 3 en 6 meter mag bedragen. Bij een oppervlakte van meer dan 120 m2 tot het maximum van 150 m2 geldt een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
  3. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
6.3.3 Recreatieve nevenfunctie
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 6.1, waarbij bed and breakfast en/of een theetuin kunnen worden toegelaten onder de volgende voorwaarden:
  1. het aantal overnachtingsplaatsen bedraagt maximaal 10;
  2. op eigen terrein dient in voldoende mate te worden voorzien in parkeergelegenheid;
  3. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
6.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
  1. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  2. de (goot)hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein;
  7. de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen;
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
6.5 Voorwaardelijke verplichting
6.5.1 Uitvoering landschapsplan
Binnen 12 maanden na het in gebruik nemen van de woningen, dient de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschapsplan met bijlagen zoals opgenomen in bijlage 2 Landschapsplan van deze planregels te zijn uitgevoerd en duurzaam in stand te worden gehouden;
6.5.2 Aanleg groene haag
Het gebruik van de percelen voor woondoeleinden is uitsluitend toegestaan mits de afschermende hagen aangeduid als ‘Zone landschappelijke haag’ in bijlage 3 Groene Haag zijn aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden. De hoogte van de haag dient minimaal één meter hoger te zijn dan de bomen in de naastgelegen boomgaard waar gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Omgevingsvergunning om af te wijken voor bedrijf aan huis
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van art. 6.1 ten behoeve van de uitoefening een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
  3. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Activiteitenbesluit Type-C valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  4. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  5. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  6. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  7. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  8. voor wat betreft detailhandel er geen duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur van de gemeente West Maas en Waal mag ontstaan;
  9. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m²;
  10. detailhandel is uitsluitend op de begane grondvloer toegestaan.
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden.
6.7.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het in lid 6.7.1 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op het veranderen van de hoogte van het terrein tot de maximale terreinhoogte zoals weergegeven in het Landschapsplan in bijlage 2 van deze planregels.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de verwachtte en reeds vastgestelde archeologische waarden.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/ of een omgevingsvergunning voor het bouwen
7.2.1 Vergunningplicht
Het is toegestaan om een bodemingreep uit te (laten) voeren. Hierbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding:
  1. 'waarde archeologie 1' bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 40 cm of/dan wel ophogen groter dan 100 m2 en hoger dan 70 cm;
  2. 'waarde archeologie 2' bodemingrepen groter dan 500 m² en dieper dan 40 cm of/dan wel ophogen groter dan 500 m2 en hoger dan 70 cm;
alleen zijn toegestaan indien een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen is verkregen. Deze regeling geldt ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.
7.2.2 Uitzonderingsregeling
Het bepaalde in artikel 7.2.1 is niet van toepassing indien reeds in het kader van een planologische procedure er een selectiebesluit is genomen over de archeologische waarde.
7.2.3 Verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/ of een omgevingsvergunning voor het bouwen
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/ of een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, indien het bevoegd gezag heeft vastgesteld dat de in artikel 7.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal danwel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.
7.2.4 Onderbouwing van de aanvraag
Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/ of een omgevingsvergunning voor het bouwen goed te kunnen beoordelen kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
7.2.5 Verbinding van voorschriften
Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/ of een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
  1. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 7.2.1 betrekking op hebben te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is; of
  2. de oppervlaktes en/ of de dieptes als genoemd in artikel 7.2.1 te veranderen en/ of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het in stand houden, het beheer en de verbetering van de waterkering;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.
8.2.2 Overige bouwwerken
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter;
  2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag niet worden gebouwd.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bij de bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Herbouw woningen
  1. Herbouw van woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    1. de herbouw vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;
    2. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    3. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygiënisch aanvaardbaar is.
  2. Herbouw van dijkwoningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de bestaande fundamenten; bij het ontbreken daarvan vindt herbouw plaats binnen de voormalige bebouwingscontour van de woning of binnen een afstand van maximaal 3 m van de bebouwingscontour;
    2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn of in de voorgevelrooilijn die parallel loopt met de bestaande voorgevelrooilijn;
    3. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    4. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
    5. de oorspronkelijke ligging van de woning en situering van de hoofdingang in relatie met het dijklichaam is uitgangspunt bij de herbouw;
    6. het peil ter plaatse van de hoofdingang van de te vervangen woning is het uitgangspunt voor het peil van de nieuw te realiseren dijkwoning;
    7. het waterschap is akkoord met herbouw op de bestaande locatie;
10.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
10.3 Parkeren
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan de Nota Parkeren zoals toegevoegd in bijlage 1 en haar rechtsopvolgers.
  2. Een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan de Nota Parkeren zoals toegevoegd in bijlage 1 en haar rechtsopvolgers, met dien verstande dat dit uitsluitend noodzakelijk is voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte.
  3. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en b, mits:
    1. het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit, of;
    2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 Vrijwaringszone - dijk 1
  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  2. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd;
  3. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, mits het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
11.2 Vrijwaringszone - dijk 2
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 2.1.1, sub c, van de Wabo, wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:
  1. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  3. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 meter of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
  4. stortplaats voor puin, zand en grind, grond, mest- of afvalstoffen;
  5. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden;
  6. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten (zoals motorcross, quadrijden, modelvliegtuigen, etc.) anders dan de daarvoor door de gemeente aangewezen gronden;
  7. het niet aanleggen van de landschappelijke beplanting zoals opgenomen in bijlage 2 Landschapsplan waaronder in ieder geval de beplantingselementen zoals genoemd in artikel 6.5.2. Tevens wordt het niet duurzaam in stand houden van deze landschappelijke inpassing gerekend tot strijdig gebruik;
  8. het ophogen van (onderdelen van) het terrein tot een hoogte boven NAP zoals weergegeven in het Landschapsplan en benoemd in legenda: ‘Bodemtype en maximale terreinhoogte tov NAP’ in bijlage 2 van deze planregels.
12.2 Uitzondering van verboden gebruik
Het bepaalde in art. 12.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.
12.3 Meest doelmatige gebruik
Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in art. 12.1 bij een omgevingsvergunning afwijken indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Afwijkingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
  1. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
  2. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  3. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m;
13.2 Afwegingscriteria
Van de bevoegdheid van art. 13.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:
  1. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  2. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
14.2 Afwegingscriteria
Van de bevoegdheid van art. 14.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 15 Algemene Procedureregels

Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan het opleggen van nadere eisen of een vermelde wijzigingsregel worden de volgende procedures gevolgd.
15.1 Nadere eisen (conform art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening)
  1. Bij de voorbereiding van een besluit tot het opleggen van nadere eisen, opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan, is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:
  2. Burgemeester en wethouders maken het voornemen tot het opleggen van nadere eisen van te voren in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  3. Het voornemen tot het opleggen van nadere eisen alsmede het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  4. De bekendmaking houdt de mededeling in dat een belanghebbende schriftelijk zijn zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kan brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
  5. Het besluit omtrent het opleggen van nadere eisen wordt met redenen omkleed;
  6. Burgemeester en wethouders stellen de belanghebbende van een zienswijze in kennis van hun besluit.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Strijdigheid bij dubbelbestemmingen
In geval van onderlinge strijdigheid tussen de regels van de dubbelbestemmingen treden de partijen wiens belangen/functies in de dubbelbestemmingen worden beschermd met elkaar in overleg.
16.2 Gebruiken en uitvoeren
  1. Onder gebruiken wordt mede begrepen: het in gebruik geven en het laten gebruiken:
  2. Onder uitvoeren wordt mede begrepen: het doen uitvoeren en het laten uitvoeren.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.2 Met een omgevingsvergunning afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 17.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10 %.
17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
17.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
17.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Boven-Leeuwen, Waalbandijk ong. en Pastoor Schoenmakerstraat ong.'