Buitengebied herziening Oostweg 15 Kapelle
Bestemmingsplan - Gemeente Kapelle
Vastgesteld op 21-09-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied herziening Oostweg 15 Kapelle als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ0008-VAST van de gemeente Kapelle.
Voor het overige zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' met planidentificatie NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ002-VA02 en 'Buitengebied 3e herziening' met planidentificatie NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ003-Vast en bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Agrarisch - Parklandschap
Aan Artikel 5 Agrarisch - Parklandschap lid 5.1 wordt het volgende toegevoegd:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1': tevens een agrarisch hulp- en nevenbedrijf, waarbij activiteiten voor verwerking en sorteren van fruit zijn uitgesloten;
Voor het overige zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' met planidentificatie NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ002-VA02 en 'Buitengebied 3e herziening' met planidentificatie NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ003-Vast en bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) onverkort van toepassing.
Artikel 3 Waarde - Archeologie 4
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' met planidentificatie NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ002-VA02 en 'Buitengebied 3e herziening' met planidentificatie NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ003-Vast en bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' met planidentificatie NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ002-VA02 en 'Buitengebied 3e herziening' met planidentificatie NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ003-Vast en bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 5 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied herziening Oostweg 15 Kapelle'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Aan de Oostweg 15 in Kapelle is het bedrijf De Jonge fruit bv gevestigd. Het is een fruitteeltbedrijf dat daarnaast ook al geruime tijd opslag van fruit voor derden verzorgt. De activiteiten van het bedrijf bestaan uit fruitteelt, het koelen en bewaren van fruit (zowel van het eigen bedrijf als voor derden) en distributie en uitgifte van fust. Het uitvoeren van deze activiteiten voor het eigen fruitteeltbedrijf past in het geldende bestemmingsplan, het uitvoeren van deze activiteiten voor derden is nog niet in het geldende bestemmingsplan voor de locatie vastgelegd. Het geldende bestemmingsplan Buitengebied kent binnen de bestemming Agrarisch de functie 'agrarisch hulp- en nevenbedrijf'. Deze functie is ook van toepassing op de activiteiten aan de Oostweg 15.
De gemeente Kapelle wil medewerking verlenen aan het voortzetten van de bestaande activiteiten, door middel van een herziening van het bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan "Buitengebied herziening Oostweg 15 Kapelle" voorziet hierin, door de aanduiding 'agrarisch hulp- en nevenbedrijf toe te voegen aan de locatie.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
1.2 Geldende Regeling
Het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld op 15 december 2009, in samenhang met de 1e, 2e en 3e herziening van dit bestemmingsplan.
Figuur 1.2 Fragment bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Ter plaatse van Oostweg 15 in Kapelle geldt op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2eherziening' de bestemming 'Agrarisch - Parklandschap' met een bouwvlak (zie figuur 1.2). Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.
1.3 Beoogde Ontwikkeling
Het bedrijf is gevestigd aan de Oostweg 15 in Kapelle. De activiteiten van het bedrijf bestaan naast de eigen fruitteelt uit het koelen en bewaren van fruit en distributie en uitgifte van fust voor telers in de omgeving. De Jonge fruit wil dat het deel van de activiteiten dat zij voor derden uitvoeren ook als zodanig in het bestemmingsplan benoemd zijn. De opslag voorziet in een behoefte van fruittelers in de directe omgeving. Het gaat om telers die zelf geen, of onvoldoende opslagcapaciteit hebben en dus afhankelijk zijn van de gezamenlijke opslag bij De Jonge Fruit aan de Oostweg 15. Het bedrijf heeft daarmee een hele specifieke rol in het goed functioneren van agrarische bedrijven in de omgeving. De gemeente Kapelle hecht er daarom waarde aan deze voorziening te behouden. Er is geen sprake van het sorteren en verpakken van fruit voor derden en het bedrijf heeft ook geen plannen dergelijke activiteiten uit te gaan voeren.
Met de herziening van het bestemmingsplan wordt de aanduiding 'agrarisch hulp- en nevenbedrijf' toegevoegd aan het bouwvlak op het perceel aan de Oostweg 15 in Kapelle. Een agrarisch hulp- en nevenbedrijf is een functie die al voorkomt in het bestemmingsplan Buitengebied. Volgens de begripsbepalingen van het plan houdt een agrarisch hulp- en nevenbedrijf het volgende in: "een bedrijf gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan en verwerken van producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, waaronder niet begrepen mestverzamelsilo's met een regionale functie." Zowel de opslag van fruit afkomstig andere agrarische bedrijven als het opslaan van fust en het uitgeven daarvan aan agrarische bedrijven past in het begrip 'agrarisch hulp- en nevenbedrijf'. De schaal van het bedrijf komt overeen met die van agrarische bedrijven zoals die in het algemeen al rechtstreeks toegestaan zijn in het buitengebied van Kapelle.
De activiteiten vinden plaats binnen het bouwvlak uit het geldende bestemmingsplan. Binnen het bouwvlak is er nog ruimte voor nieuwe gebouwen. In 2013 is een omgevingsvergunning voor bouwen verleend voor 3 nieuwe loodsen, een daarvan is in 2014 gebouwd. Ten behoeve van de omgevingsvergunning voor bouwen is in 2013 advies gevraagd aan de AAZ, daarop volgde een positief advies. In het advies en de vergunning zijn de opslag en uitgifte van fust al betrokken als activiteit. De omvang van het bedrijf wordt niet groter dan al in het geldende bestemmingsplan is toegestaan. De enige aanvulling in het bestemmingsplan is dat de opslag van fruit en fust niet alleen voor het eigen bedrijf, maar ook voor derden plaatsvindt.
1.4 Leeswijzer
Dit wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat uit vijf hoofdstukken. Hoofdstuk 2 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de verschillende sectorale aspecten beoordeeld. In hoofdstuk 4 wordt tot slot de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI, 2020)
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
- dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
- met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
- waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
- met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
- waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
- dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
- waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
- dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
- Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
- Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
- Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.
De belangrijkste keuzes zijn:
- Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit
- Ruimte voor overgang naar een circulaire economie
- Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden
- Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen
Toetsing
Er is geen sprake van strijdigheid in lijn met de NOVI.
2.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de Rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De NOVI vervangt na inwerkingtreding de SVIR.
Toetsing
Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.
2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, geconsolideerde versie 2020)
Voor de doorwerking van de Rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke Rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.
Toetsing
Er is geen sprake van strijdigheid met de regels in het Barro.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018
Op 21 september 2018 hebben Provinciale Staten het Omgevingsplan Zeeland 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan 2018 bevat slechts beperkt nieuw beleid ten opzichte van het Omgevingsplan 2012-2018. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 beoogt naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven (duurzame en concurrerende economie, klimaatbestendige en neutrale samenleving, waardevolle leefomgeving en toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving) ook een eerste aanzet te geven voor de lange termijn strategische doelen.
Nieuwe economische dragers
De karakteristieke openheid van het agrarische landschap draagt bij aan het ervaren van rust en ruimte en daarmee aan de recreatieve aantrekkingskracht en positief vestigingsklimaat van Zeeland. De provincie Zeeland hecht grote waarde aan behoud van de vitaliteit van het landelijk gebied. Daarom streeft de provincie naar voldoende ruimte voor zowel nieuwe als uitbreiding van bestaande niet-agrarische en semi-agrarische activiteiten in het landelijk gebied. Voorwaarde is dat deze activiteiten qua aard, schaal, omvang en verkeersaantrekkende werking passen in het landelijk gebied. Bovendien willen we verstening van het landelijk gebied tegengaan. Een nieuwe activiteit dient daarom een bijdrage te leveren aan de herbestemming of sanering van vrijkomende (agrarische) bebouwing of het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
Toetsing
Het gaat om het voortzetten van reeds bestaande activiteiten. Deze passen naar aard, schaal, omvang en verkeersaantrekkende werking in het gebied (zie ook paragraaf 3.9 Verkeer en parkeren). De gewenste aanpassing van het bestemmingsplan past dan ook in het provinciaal beleid.
2.2.2 Provinciale Omgevingsverordening 2018 (POV).
De Provinciale Omgevingsverordening 2018 is vastgesteld op 21 september 2018. Naast regelgeving omtrent bouwen in het buitengebied duidt de omgevingsverordening gebieden met een bijzondere verwachtingswaarde aan. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de kaarten behorend bij de POV geraadpleegd.
Toetsing
In de voorliggende situatie is sprake van de verdere continuering van het bedrijf. Het bouwvlak krijgt de aanduiding 'agrarisch hulp- en nevenbedrijf'. Er worden geen nieuwe agrarische bouwwerken toegelaten buiten het in het plan aangewezen bouwvlak. Het plan sluit aan bij het provinciaal beleid.
2.3 Gemeentelijk Beleid
Toetsingskader
Structuurvisie Kapelle 2012-2030
De gemeente Kapelle heeft de Structuurvisie 2012-2030 opgesteld. Met de Structuurvisie geeft de gemeente Kapelle richting aan de gewenste toekomst van de gemeente. Behoud en versterking van de kernkwaliteiten staat voorop:
- een uitstekend woon- en leefklimaat;
- een prima voorzieningenniveau;
- voldoende werk in de gemeente;
- aantrekkelijk voor recreatie.
Figuur 2.1 Structuurvisie gemeente Kapelle (bron: Structuurvisie Kapelle 2012-2030)
De landbouw is een economisch en ruimtelijk belangrijke factor in de gemeente. Voor een goede economische ontwikkeling van de landbouw zijn schaalvergroting, intensivering en specialisatie, maar ook verbreding belangrijke strategieën. Cruciale voorwaarden daarvoor zijn voldoende bouwmogelijkheden op de erven en ruimte voor teeltondersteunende voorzieningen.
Strategisch Kompas
In 2019 heeft de gemeenteraad van Kapelle het Strategisch Kompas vastgesteld. Er is een gewenste situatie geschetst met als vergezicht 2030. Bedrijven die ondersteunend zijn aan bestaande bedrijven, zoals de agrarische sector, zijn welkom en de gemeente faciliteert bestaande bedrijven. Dit wel met inachtneming van het groene karakter van de gemeente Kapelle.
Toetsing en conclusie
In de voorliggende situatie is sprake van de verdere continuering van het bedrijf. Het bouwvlak krijgt de aanduiding 'agrarisch hulp- en nevenbedrijf'. Het plan sluit aan bij het gemeentelijk beleid.
Dit hulp- en nevenbedrijf voor centrale opslag en koeling van fruit voor derden heeft een meerwaarde voor de gemeente Kapelle. Het voorziet in de regionale behoefte voor kleinere fruittelers voor wie het realiseren van eigen opslag en koeling niet haalbaar is. Tevens is de depotfunctie van het hulp- en nevenbedrijf een belangrijke en onmisbare plek voor de telers die zijn aangesloten bij de coöperatie Fruitmasters.
Hoofdstuk 3 Sectorale Aspecten
3.1 Archeologie En Cultuurhistorie
Toetsingskader
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
In het Omgevingsplan 2012-2018 stelt de provincie als doel om waardevolle landschappen en cultuurhistorisch erfgoed in Zeeland te beschermen en ontwikkelen en (in)directe economische baten die daaruit voortvloeien te vergroten. De provincie zet hierbij in op restauratie en herbestemming van monumenten.
Toetsing en conclusie
Archeologie
De mogelijk archeologische waarden binnen het plangebied worden in het geldende bestemmingsplan planologisch beschermd door een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Op gronden met deze dubbelbestemming geldt een verbod op het uitvoeren van (graaf)werkzaamheden die groter zijn dan 250 m² én dieper reiken dan 40 cm beneden maaiveld. Zulke werkzaamheden zijn wel vergunbaar als er een archeologisch onderzoeksrapport wordt voorgelegd waarin wordt aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dat deze niet behoudenswaardig zijn of dat deze door de voorgenomen werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
Het bouwvlak krijgt de aanduiding 'agrarisch hulp- en nevenbedrijf'. Aangezien er geen sprake is van bouwwerkzaamheden is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' blijft gewoon gehandhaafd op het perceel.
Cultuurhistorie
Cultuurhistorie kent verschillende aspecten: historische (steden)bouwkunde (het gebouwde erfgoed), archeologie en het cultuurlandschap en historische geografie. Het plangebied bevindt zich in het buitengebied van Kapelle. Aangezien het slechts om het toevoegen van de aanduiding 'agrarisch hulp- en nevenbedrijf' op de verbeelding gaat, tast de ontwikkeling de aanwezige kenmerken dan ook niet aan.
3.2 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Ten aanzien van agrarische bedrijven (akkerbouw) zijn hierin de volgende richtafstanden opgenomen: 10 meter voor de aspecten geur, stof en gevaar en 30 meter voor het aspect geluid. Voor dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de landbouw (groter dan 500 m2) zijn van toepassing 30 meter voor geur, 10 meter voor stof, 50 meter voor geluid en 10 meter voor gevaar.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling betreft geen milieugevoelige functie. De beoogde ontwikkeling heeft dan ook geen negatief effect op de omliggende bedrijven. De ontwikkeling heeft mogelijk wel negatieve effecten op het woon-leefklimaat van milieugevoelige functies in de omgeving. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functie is de woning aan de Verlorenwegje 1. Deze woning ligt op 53 m ten oosten van het plangebied.
De bedrijfsgebouwen ten behoeve van dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de landbouw (groter dan 500 m2) behoren tot milieucategorie 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten met een grootste richtafstand van 50 m. Dit is dezelfde richtafstand als voor het reeds toegestane agrarisch bedrijf. De woning Verlorenwegje 1 ligt op 53 m vanaf het plangebied waarmee voldaan wordt aan de richtafstand.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de ontwikkeling niet in de weg.
3.3 Bodem
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Toetsing en conclusie
Het voorliggende wijzigingsplan voorziet niet in functiewijzigingen, in die zin dat geen nieuwe bodemgevoelige functie wordt toegevoegd. Aangezien het alleen om een toevoeging van een aanduiding gaat die leidt tot een aanvulling op het bestaande agrarische gebruik. is het niet noodzakelijk om bodemonderzoek uit te voeren.
Het aspect bodem staat de ontwikkeling niet in de weg.
3.4 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Toetsing en conclusie
Uit de risicokaart (figuur 3.1) blijkt dat in de omgeving van het plangebied verschillende risicobronnen liggen. Ten noorden van het plangebied, loopt op circa 100 meter de gasleiding Z-567-12 van de Gasunie. Voor deze gasleiding geldt een zone van 45 m. Binnen deze zone mag geen nieuwe gevoelige bebouwing worden gerealiseerd. Het plangebied ligt ruim buiten deze zone.
Ten zuidwesten van het plangebied ligt Innoseeds BV en Multimate van Maris. Het plangebied ligt op ruim 650 m. De ontwikkeling ligt niet in het invloedsgebied van de twee bedrijven. Daarnaast is het agrarisch hulp- en nevenbedrijf is een beperkt kwetsbaar object, omdat er geen mensen verblijven. Dit leidt niet tot een significante stijging op het groepsrisico. De ontwikkeling heeft geen invloed op de externe veiligheidssituatie ter plaatse.
Figuur 3.1 Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl)
3.5 Geluid
Toetsingskader
Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidsbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling is op basis van de Wet geluidhinder niet geluidsgevoelig. Nader onderzoek is niet noodzakelijk en het aspect geluid staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
3.6 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Wet luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden;
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht;
- het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden.
Nibm
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.
Toetsing en conclusie
Gelet op de omvang van de ontwikkeling valt het plan binnen één van de aangewezen vrijstellingscategorieën uit het Besluit nibm. Omdat het Besluit nibm van toepassing is, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Voor de onderbouwing van dit bestemmingsplan is daarom geen luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) hoort.
Hieruit blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof direct langs de A58 ter hoogte van het plangebied (dit is het dichtstbijzijnde meetpunt) ruimschoots beneden de grenswaarden uit de Wm waren gelegen. Dit is ook het geval in de prognosejaren 2020 en 2030.
3.7 Natuur
Toetsingskader
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
- Natura 2000-gebieden;
- Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura 2000-gebieden
De minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
- 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen, zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Bij de voorbereiding van het wijzigingsplan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de Wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zeeland
In provincie Zeeland wordt in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling vrijstelling verleend ten aanzien van soorten uit bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied of Natuurnetwerk Nederland. Op circa 3,5 km afstand bevindt zich het Natura 2000-gebied Yerseke & Kapelse Moer en op circa 4 km afstand het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Gelet op de aard en omvang van de werkzaamheden, de uitbreiding van een bestaand agrarische bedrijf in agrarisch gebied en de afstand tot natuurgebieden, zijn verstorende effecten op natuurgebieden uit te sluiten.
Soortenbescherming
Voor de beoogde ontwikkeling worden geen gebouwen gebouwd en gesloopt of bomen gekapt. Met de beoogde ontwikkeling vinden dan ook geen verstoringen plaatst in het naastgelegen Natuurnetwerk Zeeland (dijken Zuid-Beveland).
Conclusie
Het aspect ecologie staat de ontwikkeling niet in de weg.
3.8 Water
Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets uitgevoerd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.
Er is geen sprake van een ruimtelijke ontwikkeling. Aangezien het alleen om een toevoeging van een aanduiding gaat op de verbeelding is het niet noodzakelijk om de watertoets uit te voeren. Het aspect water staat de ontwikkeling niet in de weg.
3.9 Verkeer En Parkeren
Het fruit dat aangeboden wordt voor de opslag wordt veelal met tractoren met aanhanger gebracht. De afvoer van het opgeslagen fruit gebeurt met vrachtwagens. Het grootste deel van dit vrachtverkeer volgt het Verlorenwegje in zuidelijke richting naar de N289, en vanaf daar naar de A58. Een klein deel van het transport vindt plaats via de Oostweg. Door het nieuwe bestemmingsplan zal de verkeersaantrekkende werking niet toenemen.
Tot en met 2015 had De Jonge fruit een samenwerkingsverband met een ander bedrijf. De totale omvang van de gezamenlijke bedrijfsactiviteiten was tot die tijd veel groter dan die nu is. Onder andere doordat ook verwerking voor derden plaatsvond. De splitsing van het bedrijf had een flinke afname van het vrachtverkeer tot gevolg. Deze afname bedraagt circa 20%. Het gemiddeld aantal vrachtwagens per dag was eerst 5, na de splitsing was dat 4 per dag. Daarnaast is in de afgelopen jaren het verkeer dat samenhangt met de activiteiten voor derden afgenomen. Dat is het gevolg van drie belangrijke ontwikkelingen in de fruitteelt:
- 1. afname van het aantal fruittelers dat gebruik maakt van het collectie transport;
- 2. afname van het aantal fruittelers dat zelf thuis sorteert en verpakt;
- 3. opkomst van concept rassen.
De transportbewegingen voor het collectie transport zijn inmiddels nagenoeg verdwenen, omdat er nu nog maar drie telers gebruik van maken. Collectie transport was een dienst voor kleinere telers met name van zacht fruit. Deze waren voor vrachtwagens niet bereikbaar, of hadden slechts kleine hoeveelheden aan te bieden. De telers kwamen het product daarom zelf met tractoren naar de Oostweg 15 brengen, waar meerdere leveringen gecombineerd werden in één vrachtwagen richting de afnemers. Deze kleinere telers zijn er vrijwel niet meer. De aanvoer per tractor is dan ook bijna geheel weggevallen. Incidenteel vindt nog aanvoer voor het collectievervoer plaats per bestelbus of personenauto. Daarnaast neemt ook het aantal fruittelers af dat zelf thuis sorteert en verpakt. In de afgelopen jaren is dit afgenomen van circa 35 naar circa 18 zelfsorteerders. Dit zorgt voor een flinke afname in het aantal transportbewegingen en zal in de nabije toekomst ook nog zorgen voor een afname in de transportbewegingen, omdat het ophalen van de verpakkingsdozen afneemt en de oogst rechtstreeks naar FruitMasters in Geldermalsen gaat.
De opkomst van concept rassen zorgt voor een afname in transportbewegingen omdat voor deze concept of clubrassen geldt dat dit fruit uitsluitend bij FruitMasters centraal mag worden bewaard, gesorteerd en verpakt. Deze verplichting geldt omdat clubrassen op één uniforme manier in de markt dienen te worden verkocht. Dit areaal is vanaf 2013 met ca. 80% toegenomen, wat opnieuw een reductie in de transportbewegingen betekent.
De huidige verkeersbewegingen voor het bedrijf wisselen per jaar, maar bestaan uit circa 150x brengen van fruit voor opslag, 150x halen fruit uit opslag en 150x voor uitgifte fust (alles enkele reis). Het grootste deel van dit verkeer komt en gaat via het Verlorenwegje. Het transport is deels seizoensgebonden. Hierdoor vindt een deel van het transport slechts in een bepaalde periode van het jaar plaats.
Het parkeren vindt geheel op het eigen erf plaats, hiervoor is binnen het plangebied voldoende ruimte.
Conclusie
De aanpassing van het bestemmingsplan is ten behoeve van het voortzetten van de bestaande activiteiten. De verkeersintensiteit zal als gevolg van de aanpassing van het bestemmingsplan niet toenemen en leidt daardoor niet tot problemen met de afwikkeling van het verkeer in de omgeving. Ook het parkeren leidt niet tot knelpunten.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. Voor de locatie wordt een anterieure overeenkomst gesloten. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiervoor wordt dan een planschadeovereenkomst gesloten met de initiatiefnemer.
Hiermee is de economische haalbaarheid voldoende gewaarborgd en uitvoerbaar geacht.
Grondexploitatie
Het gaat hier niet om een bestemmingsplan dat een 'aangewezen bouwplan' mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening is dan ook niet van toepassing. De noodzakelijke kosten van de gemeente bestaan uit de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding en het voeren van de procedure. Deze kosten worden gedekt uit de legesopbrengsten.
4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan loopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) door. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen Er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zienswijzen in te dienen.
VERWERKEN REACTIE PROVINCIE zie mail Peter Vogel van 21 juli 2021