Buitengebied, 10e herziening, huisvesting Kreekweg Kapelle
Bestemmingsplan - Gemeente Kapelle
Vastgesteld op 11-07-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan 'Buitengebied, 10e herziening, huisvesting Kreekweg Kapelle' met identificatienummer NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ010-VAST van de gemeente Kapelle.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijbehorende bijlagen.
Artikel 2 Bestaande Regels Van Toepassing
2.1 Bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening'
De begrippen en wijze van meten die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' (NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ002-VA02) met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan 'Buitengebied, 10e herziening, huisvesting Kreekweg Kapelle' van de gemeente Kapelle.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bestaande Regels Van Toepassing
3.1 Bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening'
De bestemmingsregels met betrekking tot artikel 3 'Agrarisch', artikel 27 'Leiding - Gas' en artikel 36 'Waarde - Archeologie 6' die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' (NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ002-VA02) met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan 'Buitengebied, 10e herziening, huisvesting Kreekweg Kapelle' van de gemeente Kapelle, met dien verstande dat de artikelen 3.2.3 onder 21 en artikel 3.4 sub t als volgt worden gewijzigd:
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Bestaande Regels Van Toepassing
4.1 Bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening'
De algemene regels uit hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan 'Buitengebied, 10e herziening, huisvesting Kreekweg Kapelle' van de gemeente Kapelle.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 6 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, 10e herziening, huisvesting Kreekweg Kapelle'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Aan de Kreekweg te Kapelle is een glastuinbouwbedrijf Seasun aanwezig waarin op grote schaal onder andere diverse soorten tomaten en paprika's worden geteeld, verpakt en afgezet. Het bedrijf heeft een grote arbeidsbehoefte die slechts kan worden vervuld door de inzet van buitenlandse werknemers. Deze werknemers worden in de huidige situatie deels gehuisvest in de tijdelijke logiesverblijven die aan de Kreekweg in 2011 zijn gerealiseerd (maximaal 110 personen). Daarnaast vindt huisvesting van deze doelgroep verspreid in de regio plaats.
De afgelopen jaren is gebleken dat het beheerstechnisch voor Seasun steeds moeilijker wordt om goede huisvesting te regelen binnen een acceptabele straal rond het bedrijf. Het bedrijf moet zich steeds meer richten op reguliere woningen in de kernen omdat er geen andere opties voor handen zijn. Gelet op de druk op de woningmarkt is dit geen eenvoudige opgave. Daarnaast zal de bestaande huisvesting ook binnen afzienbare tijd vervangen moeten worden. Het bedrijf is ervan overtuigd dat door middel van het aanbieden van nieuwe hoogwaardige huisvesting het ook in de toekomst gemotiveerde mensen voor langere tijd aan zich kan binden. Om die reden is een bouwplan ontwikkeld waarin huisvesting wordt geboden aan 256 personen op het terrein van het glastuinbouwcomplex aan de Kreekweg. Het bouwplan omvat de realisatie van 13 huisvestingsgebouwen van 2 of 3 bouwlagen met ieder 8 of 12 2-persoonsappartementen.
De ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan. De gemeente Kapelle wenst medewerking te verlenen aan het plan waarmee in een belangrijke huisvestingsopgave wordt voorzien. Daarmee blijven (of komen) woningen in de woonkernen beschikbaar voor de reguliere woningmarkt.
Met dit bestemmingsplan wordt de realisatie van het bouwplan mogelijk gemaakt. Een bestaande mogelijkheid om 6 woningen langs de Kreekweg te realiseren komt te vervallen.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt aan de Kreekweg te Kapelle. De volgende percelen zijn betrokken in het plangebied:
- Kapelle, sectie G, nummer 648 (gedeeltelijk);
- Kapelle, sectie G, nummer 701;
- Kapelle, sectie G, nummer 702;
- Kapelle, sectie G, nummer 746 (gedeeltelijk);
- Kapelle, sectie G, nummer 374 (gedeeltelijk).
Het plangebied bestaat uit 2 deelgebieden, namelijk noordelijk van de Langeweg en zuidelijk van de Langeweg. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de 's Gravenpolderse Oudedijk, oostelijk en aan de zuidzijde liggen kassencomplexen. Aan de westzijde ligt de Kreekweg.
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: PDOK, bewerking Juust)
1.3 Doel
Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. De mogelijkheid om 6 wooneenheden langs de Kreekweg te realiseren komt te vervallen. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.1.1 Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een deelgebied noord en een deelgebied zuid. In deelgebied zuid is een bestaand logiesgebouw voor 110 tijdelijke werknemers met een bijbehorend parkeerterrein en grasstrook aanwezig. In deelgebied noord is een hoogstamboomgaard en bedrijfswoning aanwezig. Daarnaast betreft het plangebied grasstroken rondom het bedrijf. Deze worden als intensief hooiland beheerd. Er groeien meerdere kruiden die tot bloei komen en zo insecten van voedsel voorzien. Een deel is aangeplant als hoogstamboomgaard waar oude rassen zijn aangepant. In overleg met Stichting Landschapsbeheer Zeeland is het terrein de afgelopen jaren reeds ruimtelijk ingepast. In het 'Plan Landschappelijke inpassing' (rapportage d.d. 4 oktober 2022, Bijlage 2) is beschreven wat er de afgelopen jaren reeds is gedaan om de natuur- en landschappelijke waarden op de locatie te verbeteren.
Afbeelding 2 | Huidige situatie deeldgebied zuid (bron: Google Maps)
Afbeelding 3 | Huidige situatie deeldgebied noord hoek Kreekweg-Langeweg (bron: Google Maps)
2.1.2 Toekomstige situatie
Door Seasun is een projectplan gemaakt waarin de voorgenomen ontwikkeling uitgebreid is beschreven en afgezet tegen de ontwikkelingen van het bedrijf op het gebied van verduurzaming en automatisering in de toekomst. Dit projectplan is opgenomen in Bijlage 1. De arbeidsbehoefte bedraagt ca. 500 werknemers in de periode van week 11 tot en met week 48. Het minimum aan personeelsbehoefte jaarrond (dus ook tussen week 48 en week 11) bedraagt 210 werknemers.
Het bouwplan voorziet in 13 huisvestingsgebouwen met ieder 8 of 12 2-persoonsappartementen. Het huidige logiesgebouw wordt gesaneerd. De gebouwen bestaan uit 2 of 3 bouwlagen, in ieder gebouw is tevens een recreatieruimte gepland. In totaal is huisvesting voor 256 personen voorzien. Op eigen terrein worden 128 parkeerplaatsen gerealiseerd. Uit de ervaring van het bedrijf blijkt dat men veelal met een eigen auto naar Kapelle komt om ook buiten werktijden flexibel te zijn om zo uitstapjes te kunnen maken en vrienden elders te bezoeken. Door het concentreren van de huisvesting bij het bedrijf worden de verkeersbewegingen voor woon-werkverkeer beperkt.
Afbeelding 4 | Toekomstige situatie huisvestingslocatie (bron: Bouwkundig buro Laban BV)
Voor het realiseren van het bouwplan is het noodzakelijk om 15 bomen van de hoogstamboomgaard te verplanten. Hiervoor is een locatie gevonden in de meest zuidwestelijke hoek van het glastuinbouwcomplex, buiten het plangebied. Onder begeleiding van Stichting Landschapsbeheer Zeeland wordt de verplaatsing van deze bomen voorbereid. Maatregelen gericht op beheer zijn tevens beschreven in het Plan landschappelijke inpassing (Bijlage 2).
2.2 Juridische Regeling
2.2.1 Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' van de gemeente Kapelle. Dit bestemmingsplan is op 24 februari 2015 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Agrarisch' met de functie-aanduiding 'glastuinbouw'. Ter plaatse van deelgebied zuid is een 'specifieke vorm van agrarisch - 9' opgenomen waarbinnen maximaal voor 150 personen logiesverblijf mag worden geboden. De maximum bouwhoogte bedraagt 3 meter en het maximum oppervlak 3.200 m². Er is een specifeke bouwaanduiding (sba-2) van toepassing die een voorwaardelijke bepaling voor nieuwbouw inhoudt ten aanzien van landschappelijke inpassing. In het noordelijk deel van het plangebied is er de mogelijkheid om 6 wooneenheden te realiseren. Verder is de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie 6' van toepassing en is een gasleiding beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.
Nadat het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' is vastgesteld is er op 24 januari 2017 een 3e herziening vastgesteld. Deze heeft echter geen relevantie voor het voorliggende plan. Hoewel artikel 3.3.9 (afwijkingsregeling voor huisvesting van arbeidsmigranten bij agrarische bedrijven) daarin is gewijzigd heeft deze geen betrekking op het type huisvesting voor arbeidsmigranten die in deze 10e herziening wordt beoogd voor het glastuinbouwbedrijf. De 3e herziening wordt daarom buiten beschouwing gelaten.
Afbeelding 5 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
2.2.2 Planuitwerking
De nieuwe huisvesting past niet binnen het vlak dat is aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - 9'. Het vlak met de aanduiding wordt daarom in dit bestemmingsplan vergroot. Specifiek wordt er een 2e vlak met deze aanduiding opgenomen ten noorden van de Langeweg waar uitsluitend de huisvesting voor arbeidsmigranten is toegestaan. De functie-aanduiding 'glastuinbouw' komt ter plaatse van deze beide vlakken met functie-aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 9' te vervallen omdat hier uitsluitend de huisvesting mogelijk is en geen glastuinbouwbedrijf.
De bouwhoogte van de voorziene huisvestingsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter voor de gebouwen met 3 bouwlagen en maximaal 7 meter voor de gebouwen met 2 bouwlagen. In de planregels wordt vastgelegd dat maximaal 50% van de gebouwen een bouwhoogte van 10 meter mag hebben. Het maximum aantal personen dat gehuisvest kan worden bedraagt 256. Het huidige aantal van 150 personen wordt daarom aangepast. Het maximum te bebouwen oppervlak van 3.200 m² blijft gehandhaafd, maar verspreid over een groter oppervlak. Dit betreft een maximum oppervlak voor alle gebouwen samen.
In een bestemmingsplan dient tegenwoordig ook een parkeerregeling te worden opgenomen. Deze is toegevoegd aan de regeling voor de huisvesting, zie artikel 3.1.2 van de regels en dit is nader omschreven in paragraaf 4.9. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing is daarnaast een plan gemaakt zoals beschreven in paragraaf 2.1.2. Dit inpassingsplan is gekoppeld aan de regels om te waarborgen dat de inpassing plaatsvindt zoals beoogd.
Met het regelen van deze nieuwe huisvesting komt de mogelijkheid om 6 woningen te realiseren ten noorden van de Langeweg en langs de Kreekweg in de strook ten noorden van Kreekweg 1 te vervallen. Dit plan zal niet meer worden uitgevoerd. Op de verbeelding is de aanduiding die hierop zag daarom vervallen. Om de bestaande bedrijfswoning Kreekweg 1 ook planologisch goed te regelen krijgt die een functie-aanduiding 'bedrijfswoning'. Deze bedrijfswoning mag uitsluitend op deze locatie aanwezig zijn.
De dubbelbestemming 'Leiding - Gas' wordt overgenomen uit het geldende plan voor zover deze is gelegen binnen de grenzen van het plangebied. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6 komt te vervallen voor zover gelegen binnen de nieuwbouwlocatie voor de huisvesting (zie paragraaf 4.2).
2.2.3 Juridische planbeschrijving
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In dit geval is gekozen voor een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat de regels van het geldende bestemmingsplan in beginsel van kracht blijven, eventueel met wijzigingen die planspecifiek zijn. Er is geen sprake van een zelfstandig leesbare set regels, alleen de regels die ten opzichte van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' wijzigen zijn concreet opgenomen.
Inleidende regels
De inleidende regels omvatten normaliter de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. Omdat er sprake is van een partiële herziening bevatten dit hoofdstuk in dit geval vooral verwijzingen naar het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening'. Uitsluitend de definitie van 'plan' en 'bestemmingsplan' zijn concreet opgenomen om deze 10e herziening te duiden.
Bestemmingsregels
Ook in dit hoofdstuk is er in eerste instantie sprake van een verwijzing naar geldende artikelen 'Agrarisch', 'Leiding-Gas' en 'Waarde - Archeologie 6'. Hier worden wel enkele bepalingen gewijzigd/toegevoegd om de beoogde situatie op juiste wijze te regelen. De wijzigingen hebben betrekking op de bouwhoogte en wijze van bepalen van de oppervlakte, het aantal personen waaraan logies mag worden verstrekt, het vastleggen van de landschappelijke inpassing en de parkeernorm.
Algemene regels
De algemene regels betreffen uitsluitend een verwijzing naar het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening'.
Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan sluit wel aan bij de prioriteit 'Duurzaam economisch groeipotentieel'. Ingezet wordt namelijk op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen. Dat is ook nadrukkelijk waar het bedrijf op focust. Er wordt onderzoek gedaan naar onder andere het gebruik van restwarmte vanuit het Sloegebied Vlissingen/Borsele en bedrijventerrein Smokkelhoek Kapelle, maar ook wordt gekeken naar andere maatregelen zoals gebtuik van waterstof, thermische energie en verdere elektrificatie. Tevens worden veranderingen in productieprocessen voorzien door verdere automatisering en robotisering in de toekomst.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling.
In dit geval is er geen sprake van het realiseren van woningen, maar van logiesgebouwen. Gelet op de aard en omvang kan wel gesproken worden van een stedelijke ontwikkeling. Omdat het aantal personen waaraan logies wordt geboden wordt vergroot en ook de bouwmassa groter is, is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarvoor toetsing aan de ladder moet plaatsvinden. Op de behoefte is nader ingegaan in paragraaf 3.3 Regionaal beleid.
De locatie ligt niet binnen bestaand stedelijk gebied. Er zijn momenteel onvoldoende beschikbare en geschikte logiesverblijven binnen het bestaand stedelijk gebied te vinden. De behoefte aan deze logiesvorm is volledig gestoeld op de arbeidsbehoefte van het glastuinbouwcomplex aan de Kreekweg. Door de logiesverblijven op deze locatie te concentreren wordt voorzien in kwalitatief goede huisvesting voor werknemers die flexibel inzetbaar zijn en waarbij het woon-werkverkeer wordt beperkt. Woningen die nu voor deze doelgroep worden ingezet komen weer beschikbaar voor de reguliere woningmarkt. Gelet op de grote behoefte op de woningmarkt ontstaat er geen leegstand.
Geen tweederangsburgers
Op rijksniveau is een 'Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten' werkzaam. Het doel van de overheid is om de positie van arbeidsmigranten te verbeteren. Het komt namelijk nog te vaak voor dat arbeidsmigranten in slechte omstandigheden werken, slechte huisvesting hebben en te weinig loon. Door het aanjaagteam zijn verbetervoorstellen gedaan in de rapportage 'Geen tweederangsburgers'. Eén van de aandachtspunten is meer en betere huisvesting te realiseren. De overheid stelt daarvoor geld beschikbaar en helpt gemeenten om deze huisvesting te realiseren. Met dit plan wordt op lokaal niveau meer en betere huisvesting gerealiseerd.
Het plan past binnen de doelstellingen van de rijksoverheid.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Zeeland
Op 1 januari 2023 treedt mogelijk de Omgevingswet in werking. In de Omgevingswet worden alle bestaande wetten die te maken hebben op de fysieke leefomgeving samengevoegd. De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:
- 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
- 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
- 3. Een duurzame en innovatieve economie.
- 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.
Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:
- 1. Doe meer met minder grond.
- 2. Werk samen en deel kosten en baten.
- 3. Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
- 4. Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.
De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven.
Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.
Het project voor nieuwbouw van huisvesting voor tijdelijke werknemers past met name binnen ambitie 3. (een duurzame innovatieve economie). Geconstateerd is dat nieuwe werknemers van buiten Zeeland ook in de toekomst hard nodig blijven. Om deze werknemers ook tijdelijk te kunnen trekken zijn een warm welkom en huisvesting van goede kwaliteit cruciaal. Daarnaast wordt binnen het glastuinbouwcomplex zelf ook hard gewerkt aan een bijdrage in ambitie 4 (klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland).
Binnen de provincie wordt flexwonen gestimuleerd, omdat dit een oplossing is voor doelgroepen die niet in de reguliere woningvoorraad terecht kunnnen. Omdat flexwonen tijdelijk van aard is telt deze huisvesting niet mee voor de ladderruimte van reguliere woningen.
Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang.
De huisvesting van arbeidsmigranten sluit aan bij de regeling voor Nieuwe Economische Dragers. Voor specifiek deze functie kan nieuwbouw in het buitengebied bij een glastuinbouwcomplex worden toegestaan. In dit geval is de functie reeds toegestaan, het maximum aantal personen waaraan logies wordt geboden wordt verhoogd, alsmede het bouwvolume (hoogte). Het maximum bebouwd oppervlak neemt niet toe.
Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.
3.3 Regionaal Beleid
Notitie Regionale afspraken huisvesting arbeidsmigranten De Bevelanden
In de regio De Bevelanden zijn in mei 2020 afspraken gemaakt over de huisvesting van arbeidsmigranten. Uit een onderzoek dat in 2019 door Stec Groep is uitgevoerd voor het Bestuurlijk Platform De Bevelanden is gebleken dat de verwachte groei voor de komdende tien jaar (vanaf 2019) circa 1.000 arbeidsmigranten betreft. Tussen de gemeenten in de regio is een verdeelsleutel vastgesteld. Het gaat in dit plan niet om extra huisvesting of een extra arbeidsbehoefte, maar om vervanging van bestaande huisvesting elders binnen de regio.
Naast kwantitatieve afspraken zijn ook kwalitatieve uitgangspunten vastgesteld. Daarbij is gefocust op 3 huisvestingscategorieën, namelijk
- in reguliere woningen;
- op agrarische erven;
- in een huisvestingsvoorziening in of aan de rand van een kern.
Het voorliggende plan past in geen van deze genoemde categorieën. Los van deze categorieën is bepaald dat maatwerk mogelijk is als het gaat om bestaande gebouwen en locaties die geschikt zijn te maken voor de huisvesting van arbeidsmigranten en die niet gelegen zijn in de kern of aan de rand van een kern, mits dit aan de voorkant regionaal wordt afgestemd. In dit geval is er sprake van dit maatwerk en heeft binnen de regio de bedoelde afstemming plaatsgevonden. Binnen het regionale kader zijn de volgende kwalitatieve eisen van toepassing:
- maximaal 4 personen per eenheid met eigen toegang, 1 persoon per slaapkamer (tenzij stel of bekenden);
- 1 keuken, 1 badkamer, 1 toilet en 1 gezamenlijke woonruimte per eenheid;
- beheer en toezicht dient goed geregeld te zijn (24/7 bereikbaarheid, meertalig, huisregelement, beheerplan);
- goede ruimtelijke inpassing, waaronder parkeren op eigen terrein, voldoende buitenruimte, ontsluiting via een eigen ontsluitingsweg, opstellen ontwikkel-, stedenbouwkundig, participatie- en communicatieplan tijdens de planvorming;
- registratie conform landelijke regelgeving, bijhouden nachtregister.
Aan deze punten wordt met de planontwikkeling voldaan. Ter waarborg is de bestaande regeling in artikel 4.3 onder 2 van het bestemmingsplan 'Buitengebied, 2e herziening' aangevuld met een verwijzing naar deze normen.
Het plan past binnen het regionaal beleid.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie 2012-2030
Op 26 maart 2013 is de structuurvisie 2012-2030 van de gemeente Kapelle vastgesteld. In de structuurvisie is het behoud van het moderne kassencomplex in de Willem-Annapolder uitgangspunt. De uitbreiding waarover in de structuurvisie wordt gesproken is reeds gerealiseerd. In de structuurvisie is geen specifiek beleid opgenomen ten aanzien van de huisvesting van tijdelijke werknemers. Ten zijde van de vaststelling van de structuurvisie was de huisvestingsproblematiek van tijdelijke werknemers nog minder nijpend. Wel is in de structuurvisie aangegeven dat aan Nieuwe Economische Dragers ruimte wordt geboden, mits deze niet belemmerend zijn voor de verdere ontwikkeling van de huidige agrarische functies. Gelet op de ligging van de huisvestingslocatie middenin het glastuinbouwcomplex belemmert deze ontwikkeling geen agrarische functies. De ontwikkeling past binnen de van kracht zijnde structuurvisie.
Strategisch Kompas
De kernambitie van de gemeente Kapelle luidt: Kapelle is een aantrekkelijke, groene woongemeente voor iedereen, waar ondernemers en inwoners bijdragen aan het woongenot. Deze ambitie is vastgelegd in het Strategisch Kompas: de toekomstvisie van de gemeente Kapelle. Daarbij zijn een aantal ambities gedefinieerd. In het kader van dit plan zijn relevant:
- Woningaanbod: ons woningaanbod voorziet in woonruimte voor alle doelgroepen.
- Ondernemers: ondernemers dragen bij aan het woongenot.
De gemeente faciliteert bestaande ondernemers, met name ondernemers en inwoners met ideeën die het wonen in de gemeente nog aantrekkelijker maken en aan de slag gaan met maatschappelijke thema's. De huisvesting van tijdelijke werknemers is zo'n voorbeeld van een maatschappelijk thema. Ingezet wordt ook op voldoende passend woningaanbod voor de eigen inwoners, maar ook voor nieuwkomers van buiten. Met het plan wordt invulling gegeven aan deze ambities.
Het plan past binnen het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Voor het plangebied geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 6'. Bij een verstoring groter dan 2.500m² op een diepte van 40cm of meer onder het maaiveld is in beginsel archeologisch onderzoek nodig. Met de werkzaamheden (bouwen en aanleggen infrastructuur) kan deze oppervlakte worden overschreden. In dat kader is een 'onderbouwing archeologie' door Artefact! opgesteld (Bijlage 3, rapportage 18 februari 2022). Dit betreft een aanvulling op een grootschalig archeologisch vooronderzoek van 21 januari 2016, waarin een deel van de gronden (de gronden aan de zuidzijde van de Langeweg) reeds zijn onderzocht. Daaruit is gebleken dat ter plaatse diepreikende jonge geulafzettingen voorkomen en dat de kans op het voorkomen van vindplaatsen (vanaf de 17e eeuw) laag is. Oudere vindplaatsen worden niet verwacht. De percelen ten noorden van de Langeweg maakten geen deel uit van het beschreven onderzoek. Uit de aanvullende 'onderbouwing archeologie' van Artefact! blijkt dat de onderzoeksgegevens ook voor dit noordelijke deel van toepassing zijn. Er zijn geen aanwijzingen dat de situatie hier zou afwijken van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek. Ook hier is de archeologische verwachting laag. Deze rapportage is namens de gemeente Kapelle beoordeeld door het Oosterschelderegio Archeologisch Samenwerkingsverband. De bevindingen van Artefact! worden ondersteund. Een nader vooronderzoek is niet nodig. Het oorspronkelijke archeologisch onderzoek, de nadere onderbouwing en de beoordeling van het Oosterschelderegio Archeologisch Samenwerkingsverband zijn tesamen opgenomen in Bijlage 3. De geldende dubbelbestemming kan ter plaatse van de gronden met de specifieke aanduiding 9, waarop de huisvesting is voorzien, vervallen. Op de gronden daarbuiten blijft de dubbelbestemming van kracht.
Indien tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische resten worden aangetroffen dan geldt hiervoor op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet wel een meldingsplicht.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig.
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Hoewel er geen sprake is van een reguliere woonfunctie maar van een logiesfunctie kan voor het bepalen van het verblijfsklimaat wel aansluiting worden gezocht bij de richtafstanden zoals deze worden gehanteerd in de brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Het is immers gewenst ook voor de tijdelijke werknemers een goed verblijfsklimaat te realiseren. De richtafstand tussen glastuinbouw (kassen) en een reguliere woonfunctie bedraagt 30 meter. Het maatgevende aspect daarbij is geluid. De nieuwe huisvestingsgebouwen zijn binnen het bouwvlak van de glastuinbouw gesitueerd en daarmee op kortere afstand dan 30 meter gelegen. Een nadere beoordeling naar geluid is daarom wenselijk.
Op 29 maart 2018 is door AAB een geluidrapport opgesteld (Bijlage 7). Er zijn controlemetingen uitgevoerd om de werkelijke geluidbelasting op de bestaande logiesgebouwen in kaart te brengen. Daaruit is gebleken dat de geluidbelasting tussen 39dB en 43dB ligt en daarmee ver onder de voorkeursgrenswaarde van 48dB blijft. Hoewel de situering en hoogte van de nieuwe logiesgebouwen wijzigt, is er geen aanleiding om te veronderstellen dat daarmee de voorkeursgrenswaarde of eventueel maximale ontheffingswaarde wordt overschreden. De bedrijfsactiviteiten zijn sinds 2018 niet zodanig gewijzigd dat er meer geluid wordt geproduceerd, waardoor de rapportage nog als representatief kan worden gezien. Omdat er sprake is van nieuwbouw is de geluidwerendheid van de gevels goed en conform het meest actuele Bouwbesluit. Een aanvaardbaar verblijfsklimaat is gewaarborgd.
4.4 Bodem
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
Door ABO Milieuconsult is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (rapportage 4 april 2022, Bijlage 8). Er zijn in de grond geen verhoogde gehalten aangetoond. Wel zijn in het grondwater lichte verontreinigingen met barium en naftaleen aangetoond. Deze zijn echter gering. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het terrein.
4.5 Externe Veiligheid
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
In de nabijheid van het plangebied liggen enkele hogedruk aardgasleidingen (leidingen A535 en A529). Tevens ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de Westerschelde, de A58 en de Oude Rijksweg.
Buisleidingen
Het maatgevend scenario voor de buisleidingen is een fakkelbrand als gevolg van beschadiging van de buisleiding, waarbij de vrijkomende hittestraling voor de grootste effecten zal zorgen. De buisleidingen kennen een 100% letaliteitszone en een 1% letaliteitszone. Binnen de 100% letaliteitszone zal het overgrote deel van de aanwezigen komen te overlijden en zullen alle brandbare materialen gaan ontbranden. De 1% letaliteitszone is het gebied waarin gemiddelde schade zal ontstaan en waarin nog een deel van de aanwezige personen kan komen te overlijden door de hittestraling.
De geplande huisvestingsgebouwen ten noorden van de Langeweg liggen geheel binnen de 100% letaliteitszone van leiding A535. Een deel van de ten zuiden van de Langeweg gesitueerde gebouwen liggen ook binnen die zone. Alle huisvestingsgebouwen liggen binnen de 1% letaliteitszone van leiding A535, een deel ligt ook binnen de 1% letaliteitszone van leiding A529.
Afbeelding 5 | 100% (blauw onderbroken lijn) en 1% (blauwe lijn) letaliteitszones (bron: Veiligheidsregio Zeeland)
Gelet op de toename van het aantal personen die verblijven in de logiesgebouwen is een groepsrisicoberekening uitgevoerd door Silva consultancy (rapportage 5 september 2022, Bijlage 4). Daarin is de huidige en nieuwe situatie doorgerekend. De extra populatie die door de ontwikkeling binnen het invloed van de buisleiding A535 komt heeft een zeer beperkte invloed op de leidingkilometer met het hoogste groepsrisico. De maximale overschrijdingsfactor bedraagt voor beide doorgerekende scenario's 0,01. De frequentie daarbij neemt toe van 6,05x10-7 per jaar tot 6,06x10-7 per jaar. Omdat het groepsrisico ruimschoots lager blijft dan 10% van de oriëntatiewaarde en de toename van het groepsrisic kleiner is dan 10% kan volstaan worden met een beperkte verantwoordingsplicht. Er is geen aanleiding voor ingrijpende maatregelen. Hierover is nader overleg gevoerd met de Veiligheidsregio Zeeland.
Nader onderzoek veiligheid
De mogelijkheid van een fakkelbrand wordt door de Veiligheidsregio Zeeland als het grootste risico gezien. Een fakkelbrand zal altijd het gevolg zijn van een beschadiging van een buisleiding. Voornaamste oorzaak hiervan zullen veelal graafwerkzaamheden zijn of corrosie. Door Adviesbureau Ir. A.M. Gresnigt VOF is onderzocht of dit een reële mogelijkheid is voor de onderhavige aardgasleiding (rapportage 3 november 2022, Bijlage 5). Ten aanzien van graafwerkzaamheden is van belang dat de gasleiding wordt afgedekt en er daarmee sprake is van signalering. Daarnaast vindt via het KLIC-systeem reeds communicatie met het bedrijf plaats indien er sprake is van voorgenomen graafwerkzaamheden. De gasleiding ligt op 1,8 meter diep, waardoor grafwerkzaamheden voor andere leidingen ook geen risico vormen omdat deze veel minder diep liggen. Lekkage door corrosie mag, gezien het droge aardgas en de maatregelen om externe corrosie te voorkomen en periodieke inspecties door de Gasunie buiten beschouwing worden gelaten. De kans op barsten door graafwerk of door aardverschuivingen en andere oorzaken is verwaarloosbaar klein.
Transportroutes
Het plangebied ligt op circa 560 meter van de vaargeul van de Westerschelde. Daarmee ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van ongevallen met giftige stoffen en brandbare gassen op de Westerschelde. De afstand tot de A58 is circa 1300 meter en tot de Oude Rijksweg circa 1380 meter. Voor deze wegen zijn alleen ongevallen waarbij giftige stoffen vrijkomen relevant in relatie tot het plangebied. Voor ongevallen met brandbare gassen geldt dat hier redelijkerwijs geen maatregelen voor te treffen zijn. Voor ongevallen waarbij giftige stoffen vrijkomen worden de volgende beheersmaatregelen getroffen:
- De gebouwen zijn luchtdicht afsluitbaar en de mechanische ventilatie is met een druk op de knop uit te schakelen;
- Er vindt risicocommunicatie plaats waarbij werknemers worden geïnformeerd over het handelingsperspectief bij het vrijkomen van giftige stoffen.
Advies Veiligheidsregio Zeeland
Gelet op bovenstaand nader onderzoek acht de Veiligheidsregio Zeeland nadere bouwkundige maatregelen niet nodig (zie brief van 21 november 2022, Bijlage 6). Wel is van belang dat voldoende is gewaarborgd dat bronmaatregelen worden getroffen, met name het voorkomen van graafschade. Hiervoor is van belang dat in het bestemmingsplan een vergunningplicht geldt voor werken en werkzaamheden binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Daarnaast is Seasun zelf leidingbeheerder. Op grond van de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken is geborgd dat Seasun bij elke melding van voorgenomen werkzaamheden in het gebied op de hoogte wordt gesteld, waardoor - indien nodig - tijdig gereageerd kan worden of maatregelen kunnen worden genomen.
Beperkte verantwoording
Zelfredzaamheid
De toekomstige bewoners van het plangebied zijn allen in staat om zichzelf in veiligheid te brengen. De huisvesting is niet geschikt voor personen met een lage(re) zelfredzaamheid zoals bejaarden, kinderen en zieken. Met het ontwerp van de huisvesting wordt rekening gehouden met goede vluchtwegen, van de risicobronnen af.
Bestrijdbaarheid
Binnen het plangebied zijn voldoende mogelijkheden voor opstelplaatsen voor hulpdiensten. In overleg zullen ook brandkranen etcetera worden gerealiseerd.
4.6 Geluid
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
De nieuwbouw vindt plaats binnen de bestemming 'Agrarisch'. Het betreft het bieden van logies. Logiesfuncties zijn niet geluidgevoelig op basis van de Wet geluidhinder, waardoor het niet nodig is om een akoestisch onderzoek uit te voeren naar industrielawaai en/of wegverkeerslawaai. Desalniettemin is het gewenst dat er een acceptabele akoestische situatie aanwezig is. In paragraaf 4.3 is reeds ingegaan op het industrielawaai. Ten aanzien van wegverkeerslawaai is van belang dat er sprake is van een lage verkeersintensiteit die voornamelijk samenhangt met de bedrijfsactiviteiten en verkeersbewegingen van het glastuinbouwbedrijf en de werknemers die ter plaatse verblijven. Ook vanuit wegverkeerslawaai is er geen aanleiding om te veronderstellen dat dit leidt tot een onacceptabele situatie. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
4.7 Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In paragraaf 4.9 is onderbouwd dat er geen sprake is van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Het plan zal dan ook niet bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
4.8 Natuur
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
Het plangbied ligt niet binnen de begrenzing van een natuurgebied, natuurnetwerk en Natura-2000 gebieden. Het dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebied is 'Westerschelde & Saeftinghe'. Dit natuurgebied ligt op circa 120 meter van het plangebied. De nieuwbouw wordt gasloos gerealiseerd. Er zijn voorts geen activiteiten in de gebruiksfase die een emissie op Natura 2000-gebieden veroorzaken. In paragraaf 4.9 is aangegeven dat er ten opzichte van de huidige situatie geen sprake is van een toename van verkeersbewegingen. Woon-werkverkeer valt grotendeels weg. Om die reden is er geen aanleiding om een stikstofberekening uit te voeren naar de gebruiksfase van het plan. Voor de realisatiefase is wel een stikstofberekening nodig. Deze is uitgevoerd en bijgevoegd (Bijlage 9). Er zijn geen resultaten groter dan 0,00mol/ha/jaar, waardoor er geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig is.
Er zijn geen negatieve effecten te verwachten ten opzichte van Natura 2000-gebied of de natuurkwaliteiten van terreinen die zijn aangemerkt in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland. De afstand tot NNZ-gebieden is groter dan 500 meter.
Soortenbescherming
Seasun heeft landschappelijke inpassing en natuurwaarden hoog in het vaandel. Sinds 2003 laat het bedrijf zich ondersteunen door Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ). SLZ heeft ook voor de realisatie van de nieuwe huisvesting een 'Plan landschappelijke inpassing' opgesteld (Bijlage 2). Daarin is nadrukkelijk ook ingegaan op de natuurwaarden die reeds aanwezig zijn en met het juiste beheer verder kunnen worden versterkt. Uit een quickscan welke is uitgevoerd door Adviesbureau Wieland (Bijlage 10, rapportage 11 juni 2023) blijkt dat algemene broedvogels te verwachten zijn en dat kap dient plaats te vinden buiten de broedperiode, of na een vrijgave door een ecologisch deskundige. Het terrein is verder ongeschikt voor andere beschermde soorten, vanwege de geïsoleerde ligging, omringd door glastuinbouw en omdat het gebied intensief betreden en beheerd wordt. Essentiële onderdelen van een biotoop zijn niet aanwezig. Er zijn geen overtredingen in het kader van de Wet natuurbescherming te verwachten.
4.9 Verkeer En Parkeren
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Parkeren
Voor de functie huisvesting van tijdelijke werknemers is in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' geen specifiek kencijfer opgenomen. De gemeente heeft ook geen specifieke parkeernormen vastgelegd. Voor het bepalen van de parkeerbehoeft is daarom aansluiting gezocht bij vergelijkbare functies zoals zelfstandige kamerverhuur en kleine eenpersoonswoningen (tiny houses). In dergelijke gevallen wordt in het buitengebied, op basis van de genoemde CROW-publicatie, vaak een gemiddelde parkeernorm gehanteerd van 0,7 parkeerplaatsen per kamer/woning. Voor 128 appartementen zouden dan 89,6 (afgerond 90) parkeerplaatsen nodig zijn.
Dit is afgezet tegen de praktijksituatie van de bestaande logiesverblijven. In de praktijk is voor het bedrijf de tendens zichtbaar dat werknemers met eigen vervoer naar Nederland komen. Daarmee is er voor de werknemers betere flexibiliteit. Om die reden wenst het bedrijf 1,0 parkeerplaats per appartement te realiseren, dat wil zeggen in totaal 128 parkeerplaatsen. In het stedenbouwkundig ontwerp is rekening gehouden met 115 parkeerplaatsen. De overige 13 benodigde parkeerplaatsen zullen aangrenzend aan de zuidzijde van het plangebied gerealiseerd worden. Gelet op de praktijksituatie wordt in de planregels een parkeernorm van 1,0 parkeerplaats per 2 bedden (een appartement bestaat uit 2 bedden) vastgelegd, ofwel 0,5 parkeerplaats per bed.
Verkeer
Met het plan worden niet meer werknemers binnen het bedrijf te werk gesteld. Het gaat om bestaande werknemers die in plaats van elders nu op de locatie zelf kunnen verblijven. Dat betekent dat het dagelijkse woon-werkverkeer wordt vermindert ten opzichte van de huidige situatie. Het dagelijkse woon-werkverkeer bedraagt voor 146 werknemers (nieuwe capaciteit 256 - bestaande capaciteit 110), uitgaande van gemiddeld 2 personen per auto, ca. 146 verkeersbewegingen per etmaal. Hoewel in de vrije tijd er wel verkeersbewegingen ontstaan zal de verkeersgeneratie ten opzichte van de huidige situatie niet noemenswaardig toenemen. De verkeersgeneratie bedraagt op basis van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' voor 'zelfstandige kamerverhuur' of een 'tiny house' waarmee we deze ontwikkeling kunnen vergelijken tussen 1,8 en 2,4 (gemiddeld 2,1) motorvoertuigen per etmaal per eenheid. Er zullen ten opzichte van de bestaande situatie 73 extra eenheden ontstaan, de verwachte verkeersgeneratie op basis van het gemiddelde bedraagt dan 154 motorvoertuigen per etmaal. Dit is theoretisch gezien een toename van 8 motorvoertuigen per etmaal. In het kencijfer is een aandeel voor bezoekers opgenomen en is rekening gehouden met woon-werkverkeer. Van woon-werkverkeer is geen sprake meer en het is in dit geval, gelet op de specifieke doelgroep, niet de verwachting dat er veel bezoekers zullen komen. Gesteld kan worden dat de toename van de verkeersbewegingen nihil is.
Wat betreft ontsluiting wordt gebruik gemaakt van een bestaande inrit langs de Kreekweg. Daarnaast zal voor het gebied ten noorden van de Langeweg een nieuwe ontsluiting worden gerealiseerd eveneens op de Kreekweg. Gelet op de beperkte verkeersintensiteiten en het feit dat er sprake is van een doodlopende weg is een extra inrit op deze locatie niet problematisch.
4.10 Water
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Ter voorbereiding op de bestemmingsplanprocedure is advies gevraagd aan het Waterschap Scheldestromen over de diverse wateraspecten. Op meerdere punten is overleg geweest met het waterschap. De resultaten van het advies en het overleg zijn verwerkt in onderstaande watertoets.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. | De locatie ligt in de nabijheid van de waterkering. Het meest zuidelijk gelegen logiesgebouw raakt de beschermingszone B, maar is zover mogelijk erbuiten geplaatst. Indien er boringen in dat gebied moeten plaatsvinden dan is daarvoor een watervergunning nodig. Van andere werkzaamheden waarvoor een watervergunning nodig is, zoals een afgraving van meer dan 5 meter of werken met een overdruk van meer dan 10 bar is geen sprake. Voor de bouw van de gebouwen is geen watervergunning nodig. De locatie ligt buiten de beschermingszone A. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. | Het plangebied bestaat uit een deelgebied ten noorden van de Langeweg en een deelgebied ten zuiden van de Langeweg. Beide locaties liggen binnen het bouwvlak van het glastuinbouwcomplex en mogen volledig worden bebouwd met kassen. Het maximum bebouwd oppervlak wordt met deze planherziening verlaagd, omdat ter plaatse geen kassen meer mogelijk worden gemaakt. Binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 9' is gezamenlijk maximaal 3.200m² bebouwing mogelijk. Watercompensatie is niet nodig. Het hemelwater van de daken zal worden opgevangen en via een gesloten systeem naar de waterbassins van het bedrijf worden getransporteerd. Dit hemelwater wordt binnen de bedrijfsvoering van het glastuinbouwcomplex hergebruikt. Na hevige regenbuien is het mogelijk dat de waterbassins, die overigens een zeer grote capaciteit hebben, onverhoopt vollopen. Er wordt dan via een 'gecontroleerd overstort' geloosd op het oppervlaktewater. Dit is vastgelegd in een bestaande ontheffing die het bedrijf van het Waterschap heeft ontvangen. Per bassin is er een afvoer met een diameter van 125mm, welke 20cm onder noodafvoer ligt. Deze 20 cm representeert een zeer grote regenbui. De afvoer kan vergeleken worden met een normale afstroom van landbouwgrond naar een watergang, er is in dat geval dus sprake van vertraagde afvoer. Water uit de buitenruimte zal oppervlakkig afstromen en infiltreren in de bodem. Het wordt vertraagd afgevoerd naar de omliggende sloten. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. | Ten aanzien van hemelwater is hierboven reeds beschreven op welke wijze dit wordt hergebruikt en afgevoerd. Wat betreft afvalwater zal aangesloten worden op het bestaande afvalwatersysteem. Dit is een bestaande riolering waarvoor het bedrijf een aansluitvergunning bij het Waterschap heeft. In het midden van het glastuinbouwgebied staat een pompgemaal waar de drie glastuinbouwbedrijven en het huisvestingscomplex op zijn aangesloten. Vanuit dit gemaal loopt er direct een persleiding naar de RWZI in de Willem-Annapolder. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. | Het bouwplan heeft geen invloed op de grondwaterkwantiteit. |
Grondwaterkwaliteit Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. | De locatie is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Het bouwplan heeft geen invloed op de grondwaterkwaliteit. |
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. | Er worden geen uitlogende materialen gebruikt. Het bouwplan heeft geen invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit. |
Volksgezondheid Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. | Er wordt geen open water gerealiseerd. Het plan heeft geen negatieve effecten. |
Bodemdaling Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. | Het bouwplan heeft geen gevolgen voor het maaiveld, er is geen sprake van ophogingen. |
Natte natuur Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. | Met het plan wordt geen nieuwe natte natuur gerealiseerd. Het plan heeft ook geen invloed op bestaande natte natuur, aangezien dit in de directe nabijheid van het plangebied niet aanwezig is. |
Onderhoud oppervlaktewater Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. | Bebouwing wordt gerealiseerd buiten de beschermingszones van de aangrenzende sloten. Langs de Kreekweg zijn binnen de beschermingszone wel bomen voorzien die ook ter landschappelijke inpassing dienen. Deze bomen zijn reeds aanwezig op het perceel. Onderhoud van de sloten kan plaatsvinden aan de zijde van de Langeweg en de Kreekweg. Voor het aanleggen van de noodzakelijke dammen is een ontheffing nodig. |
Anderer belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. | Er zijn geen terreinen of andere objecten van het waterschap in de omgeving van het plangebied die relevant zijn voor de planontwikkeling. |
Wegen in beheer bij het waterschap (alleen invullen voor zover van toepassing) * in de bouwfase: Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen? * na realisatie: verkeersaantrekkende werking Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer? *na realisatie: bereikbaarheid Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken. Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd? * na realisatie: parkeren Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd? * na realisatie: (ver)bouwen Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd). | De locatie is gelegen in het buitengebied, tijdens de bouwfase vinden de transporten plaats via Waterschapswegen (Weg langs de Zeedijk). Deze transporten bestaan onder andere uit het aanvoeren van materialen en machines tijdens de bouwfase. Tevens zal de bestaande huisvesting ook worden afgevoerd. De Weg langs de Zeedijk is prima geschikt om het bouwverkeer af te wikkelen zonder dat er schade ontstaat aan weg en bermen. Ervan uitgegaan wordt dat er geen extra verkeersaantrekkende werking is als gevolg van het plan. Het aantal logiesverblijven neemt weliswaar toe (nu feitelijk 110, straks 256 bedden), maar het aantal werknemers neemt niet toe. Door de huisvesting te concentreren bij het complex zelf vervallen dagelijkse verkeersbewegingen tussen het bedrijf en andere woon/verblijfadressen in de omgeving waar de medewerkers nu tijdelijk verblijven. Zie voor nadere onderbouwing paragraaf 4.9. Ontsluiting van het terrein vindt plaats via 1 bestaande en 1 nieuw te realiseren inrit langs de Kreekweg. Voor het aanpassen van bestaande, danwel het realiseren van een nieuwe in-/uitrit of dammen voor voetgangers is een watervergunning en ontheffing van de Keur Wegen nodig. Voordat deze wordt aangevraagd wordt de technische uitwerking besproken met de opzichter van het Waterschap Scheldestromen. Ontsluiting naar het hoofdwegennet vindt plaats via de Weg langs de Zeedijk. De Kreekweg is aan de noordzijde formeel afgesloten, echter de eerder aangebrachte klappalen zijn inmiddels niet meer aanwezig. De bewoners van het in de nabijheid gelegen buurtschap Eversdijk en het bedrijf opteren voor een robuuste oplossing waarbij fiets- en wandelverkeer nog wel mogelijk is en het glastuinbouwbedrijf nog wel bij de teeltwisselingsplaatsen kan komen met een vrachtwagen. Hierover is door de initiatiefnemer met het Waterschap gesproken. Er worden maatregelen uitgewerkt waarbij er geen (regulier) gemotoriseerd verkeer vanuit de Kreekweg de 's Gravenpolderse Oudedijk op kan rijden. De verwachting is niet dat de Langeweg veelvuldig door gemotoriseerd verkeer wordt gebruikt. Gekeken wordt naar aanpassing van de bebording. Hiervoor wordt indien nodig een verkeersbesluit genomen. Het parkeren vindt volledig op eigen terrein plaats. Zie ook de inrichtingsschets en paragraaf 4.9 Verkeer enparkeren in deze plantoelichting. De afstand tussen de bebouwing en het hart van de Kreekweg bedraagt minimaal 20 meter. Deze voorwaarde is reeds vastgelegd in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied'. Indien hiervan bij de bouw afgeweken zou worden, dan is dat op grond van artikel 3.3.10 van dat genoemde bestemmingsplan mogelijk (mits minimaal 10 meter), maar hiervoor dient het bevoegd gezag wel een schriftelijk advies van de wegbeheerder te hebben. Een korter afstand mag niet leiden tot aantasting van de verkeersveiligheid. Vooralsnog wordt ervan uit gegaan dat aan de afstand van 20 meter tot de as van de weg wordt voldaan. |
4.11 Milieu Effect Rapportage
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Een van de situaties die is genoemd in onderdeel D betreft een stedelijk ontwikkelingsproject (D11.2). De functies logiesverblijf en glastuinbouwbedrijf zijn op de locatie reeds (deels) toegestaan. Het gaat met name om een aanpassing van de bouwbepalingen waarbij het bebouwd oppervlak niet wordt vergroot. De milieu-effecten vanuit het plan naar de omgeving toe zijn zeer beperkt, temeer er geen sprake is van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Het project wordt daarom niet aangemerkt als stedelijk ontwikkelingsproject. Het bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r.. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.
4.12 Conclusie
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
Er is sprake van een bouwplan. De gemeente sluit met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst waarin zaken als planschade en kosten voor de procedure zijn geregeld. Daarmee zijn de kosten anderszins verzekerd en is er geen noodzaak voor het opstellen van een exploitatieplan. De uitvoering van het plan vindt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer plaats.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio. De genoemde partijen hebben een reactie gegeven op het plan. Met de reacties is rekening gehouden in het bestemmingsplan. In de 'antwoordnotitie zienswijzen en overlegreacties' is hierop nader ingegaan, zie Bijlage 11.
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn 2 zienswijzen ingekomen. Hierop is nader ingegaan in de 'antwoordnotitie zienswijzen en overlegreacties', zie Bijlage 11. De zienswijzen gaven aanleiding voor enkele ondergeschikte aanpassingen in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan kan met de aanpassingen worden vastgesteld.
Bijlage 1 Plan Landschappelijke Inpassing
Bijlage 1 Plan landschappelijke inpassing
Bijlage 2 Regionale Afspraken Huisvesting Arbeidsmigranten De Bevelanden
Bijlage 2 Regionale afspraken huisvesting arbeidsmigranten De Bevelanden
Bijlage 1 Projectplan Seasun
Bijlage 2 Plan Landschap En Natuur
Bijlage 2 Plan landschap en natuur
Bijlage 3 Archeologische Rapportages
Bijlage 3 Archeologische rapportages
Bijlage 4 Groepsrisicoberekening
Bijlage 4 Groepsrisicoberekening
Bijlage 5 Nader Onderzoek Veiligheid Buisleidingen
Bijlage 5 Nader onderzoek veiligheid buisleidingen
Bijlage 6 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 6 Advies veiligheidsregio
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Akoestisch onderzoek