KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Waarde-archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Antidubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.2 Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Natuur
4.10 Verkeer En Parkeren
4.11 Water
4.12 Milieu Effect Rapportage
4.13 Conclusie
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Laddertoets
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Nader Bodemonderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 7 Stikstofberekening
Bijlage 8 Onderbouwing Verkeer
Bijlage 9 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

's Heeren Loo Dijkwelseweg Kapelle

Bestemmingsplan - Gemeente Kapelle

Vastgesteld op 27-02-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 's Heeren Loo Dijkwelseweg Kapelle met identificatienummer NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST van de gemeente Kapelle

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achterste perceelsgrens

de van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg zijn afgekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.9 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande gebruik.

1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.16 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.20 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.21 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.22 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.23 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.25 huishouden

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning.

1.26 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.27 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.28 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.29 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. voor een bouwwerk ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' met de aanduiding 'spoorweg': 'bovenkant spoorstaaf'.
  3. c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;
  4. d. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouder een peil aanwijzen.

1.30 perceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.31 voorgevel-/achtergevellijn

de op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de wegafgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden.

1.32 voorste perceelsgrens

de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan.

1.33 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht

1.34 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.35 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de breedte, lengte of diepte van een gebouw

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de scheidsmuren.

2.7 de bouwhoogte van een ander bouwwerk

Tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.

2.8 de afstanden

Afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. extensief recreatief medegebruik;
  2. b. ontsluiting van percelen;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. plantsoen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. wandel- en fietspaden;
  7. g. water.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen zoals bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, zorg en welzijn;
  2. b. wonen in een zorgwoning;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. het wonen in een woning met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. logies zijn binnen het hoofdgebouw en binnen 15 m van het hoofdgebouw, in aan-, uit- en bijgebouwen, toegestaan;
  2. b. logies zijn in het hoofdgebouw en in aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan met een omvang tot ten hoogste 50 m², tenzij het vloeroppervlak meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Waarde-archeologie 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn - bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

7.3 Ontheffing van de bouwregels

7.4 Aanlegvergunning

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  3. c. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
  4. d. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m;
  5. e. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Milieuzone - grondwaterverontreiniging

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterverontreiniging' mogen bodemroerende werkzaamheden die invloed hebben op het grondwater uitsluitend worden uitgevoerd met inachtneming van een door het bevoegd gezag goedgekeurd plan van aanpak.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds afwijking kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en / of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. c. afwijking wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  4. d. voor de bouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 50 m² en een maximale bouwhoogte van ten hoogste 3 m, met dien verstande dat ter plaatse van de bestemming Waarden - Archeologie de bouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 30 m² is toegestaan.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en / of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

12.2 Verkeer, Groen en Water

Burgemeester en wethouders kunnen bestemmingen wijzigen in de bestemmingen Verkeer, Groen en Water, met inachtneming van het volgende:

  1. a. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  2. b. wijziging wordt toegepast nadat is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.

12.3 Waarde archeologie

12.4 Woonpercelen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen en de bestemming Tuin wijzigen ten behoeve van een betere situering van een burgerwoning, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. privaatrechtelijk dient te zijn vastgelegd dat de oorspronkelijke woning wordt afgebroken na realisering van de nieuwe woning;
  2. b. de verplaatsing van de bestaande burgerwoning door nieuwbouw van de burgerwoning is toegestaan over een afstand van ten hoogste 25 m;
  3. c. de oppervlakte van het bouwvlak waarbinnen de woning moet worden gesitueerd, mag ten hoogste 750 m2 bedragen;
  4. d. de maximale inhoudsmaat zoals opgenomen in Artikel 6 Wonen blijft onverkort van toepassing;
  5. e. er dient sprake te zijn van een verbetering van de stedenbouwkundige situatie; in ieder geval dient de ligging van de rooilijn voor de nieuwe woning te worden afgestemd op de rooilijnen van bestaande woningen langs de betreffende weg;
  6. f. de nieuwe woning dient gekenmerkt te worden door een hoogwaardige architectuur;
  7. g. wijziging leidt niet tot aanpassing van het bestaande stratenpatroon;
  8. h. wijziging leidt niet tot:
    1. 1. onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. 2. milieuhygiënische belemmeringen.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. dit lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan 's Heeren Loo Dijkwelseweg Kapelle'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het voornemen is om op de locatie Dijkwelseweg 15b te Kapelle een wooncluster te realiseren voor 48 cliënten met een uitbreidingsmogelijkheid tot 64 cliënten van 's Heeren Loo. Het wooncluster bestaat uit meerdere geschakelde groepswoningen en een dagbesteding. 's Heeren Loo is een organisatie die mensen met een verstandelijke beperking helpt en voorziet in huisvesting van cliënten. Op de locatie is vooralsnog Rozenkwekwerij Otte gevestigd. De kas zal grotendeels worden gesloopt en de bestaande bedrijfswoning zal worden omgezet in een reguliere woning. Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' de bestemming 'Agrarisch'. Het realiseren van het wooncluster op deze locatie is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan. De geldende bestemmingen dienen te worden gewijzigd. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

1.2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit een bedrijfswoning, een bedrijfsgebouw, een kas met bijbehorende waterbassins en agrarische gronden. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van circa 39.593 m2 en bestaat uit de volgende kadastrale percelen:

  • KPL01, sectie O, perceelnummer 537 – woonhuis, winkel en gedeelte van de kas (8.600 m2)
  • KPL01, sectie O, perceelnummer 539 - gedeelte van de kas (2.735 m2)
  • KPL01, sectie O, perceelnummer 541 – gedeelte van de kas en waterbassins 2.130 m2)
  • KPL01, sectie O, perceelnummer 161 – agrarische gronden (11.270 m2)
  • KPL01, sectie O, perceelnummer 160 – agrarische gronden (ca. 1.358 m2)
  • KPL01, sectie O, perceelnummer 152 - boomgaard (ca. 13.500 m2)

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: PDOK; bewerking: Juust)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is de voorgenomen ontwikkeling van het realiseren van woonclusters en een dagbesteding van 's Heeren Loo mogelijk te maken. Daarnaast wordt de bestaande bedrijfswoning bestemd als reguliere woning. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken. In dit bestemmingsplan wordt getoetst of de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de geldende regelgeving. Daarnaast wordt beschreven wat het effect van de voorgenomen ontwikkeling is op de kwaliteit van de leefomgeving.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit nog vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Beschrijving Project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied betreft het bedrijfsperceel van Rozenkwekerij Otte. Het plangebied bestaat uit een bedrijfswoning, bedrijfsgebouw, een kas met drie bijbehorende waterbassins en agrarische gronden (afbeelding 2 en 3). Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de Dijkwelseweg (afbeelding 2) en aan de oostzijde aan het Zuidhoeksebaantje (afbeelding 3). Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan een volkstuinencomplex. Aan de westzijde van het plangebied is een boomgaard gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0002.png"

Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0003.png"

Afbeelding 3 | Huidige situatie plangebied (bron: Juust)

2.1.2 Toekomstige situatie

's Heeren Loo is een organisatie die voorziet in zorg en hulp voor mensen met een verstandelijke beperking en/of een andere beperking. 's Heeren Loo is een landelijke organisatie en beschikt over meerdere zorgclusters/zorgparken in heel Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0004.png"

Afbeelding 4 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Bureau SALT)

's Heeren Loo is voornemens om op de locatie Dijkwelseweg 15b te Kapelle een nieuw wooncluster te realiseren met een dagbesteding (afbeelding 4, 5 en 6). Het wooncluster bestaat uit drie gebouwen. Twee gebouwen bestaan uit twee geschakelde groepswoningen. Per groepswoning is er plaats voor acht cliënten. De cliënten hebben elk een eigen wooneenheid en er is een gezamenlijke woonkamer en gezamenlijke keuken. Per gebouw is er ook een ruimte aanwezig voor de begeleiders. Het derde gebouw bestaat uit één groepswoning voor acht cliënten met daaraan geschakeld acht grondgebonden zorgappartementen met één gezamenlijke ruimte. In totaal wordt hiermee voorzien in 48 wooneenheden. Voor de langere termijn is een behoefte voorzien van 16 extra wooneenheden. Deze zullen op dezelfde wijze worden gerealiseerd als de geschakelde groepswoningen. Daarmee kan op de locatie voorzien worden in het huisvesten van in totaal 64 cliënten. Tussen de gebouwen is er ruimte voor twee gemeenschappelijke binnentuinen. Het huidige bedrijfsgebouw zal omgebouwd worden tot dagbesteding met een winkeltje met producten die door de cliënten zelf zijn gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0005.png"

Afbeelding 5 | Impressie wooncluster en hofje (bron: Bureau SALT)

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0006.png"

Afbeelding 6 | Impressie van het gebouw voor dagbesteding (bron: Bureau SALT)

Aan de west- en oostzijde van het plangebied wordt een groenstrook aangelegd, waarbij aan de westzijde eveneens wordt voorzien in parkeergelegenheid. Deze groenstroken vormen, in verband met de spuitzone, een buffer van minimaal 50 meter (zie paragraaf 4.3) tot de boomgaarden. Indien mogelijk zal in het gebied ook een voorziening aangebracht worden ten behoeve van het duurzaam verwarmen en koelen van de gebouwen. De sloot, kadastraal bekend als KPL01, sectie O, perceelnummer 160, wordt 50 meter verlegd in westelijke richting.

Het plangebied wordt aan de westzijde ontsloten op de Dijkwelseweg. De ontsluiting van de voormalige bedrijfswoning op de Dijkswelseweg blijft behouden. De (bedrijfs)woning wordt gehandhaafd en vormt tezamen met het noordelijk deel van de westelijk gelegen strook grond een nieuw perceel. Een klein deel van de kas zal op dit perceel behouden blijven voor privé gebruik. Ter plaatse van de bestaande inrit aan het Zuidhoeksebaantje wordt een fiets-/voetgangers doorsteek.

Het plangebied wordt landschappelijk ingepast (afbeelding 7) door het aanplanten van elzenhagen aan de oost- en westzijde van het plangebied. De elzenhagen worden ook ingezet voor het realiseren van landschappelijke kamers. Verder worden abelen, inheemste heesterbeplanting, sierbeplanting, geschoren hagen en een bijenlint aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0007.png"

Afbeelding 7 | Landschappelijke inpassing (bron: Belverde)

2.2 Juridische Regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Kapelle. Dit bestemmingsplan is op 15 december 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Het bestemmingsplan 'Buitengebied' is twee maal herzien: 'Buitengebied 2e herziening' (24 februari 2015) en 'Buitengebied 3e herziening' (24 januari 2017). De gronden binnen het plangebied hebben de bestemming 'Agrarisch' met bouwvlak. Verder geldt de functieaanduiding 'glastuinbouw' waarbinnen een glastuinbouwbedrijf is toegestaan en is de functieaanduiding 'detailhandel' opgenomen ten behoeve van detailhandel ondergeschikt aan het kassenbedrijf, een ontvangstgebouw voor cursussusen voor het ambtswerk, ondergeschikt en bijbehorende horeca, zoals een lunchroom, koffiebar of tearoom en een biomassaverbrandingsinstallatie. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie – 4'. De realisatie van de groepswoningen en een gebouw ten behoeve van dagbesteding past niet binnen het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0008.png"

Afbeelding 8 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

2.2.2 Planuitwerking

Het plangebied krijgt de bestemming 'Maatschappelijk', 'Groen', 'Wonen' en 'Tuin'. Ter plaatse van de bestemming 'Maatschappelijk' zijn vijf bouwvlakken opgenomen. Voor de zorgwoningen geldt een maximum bouwhoogte van 5 meter. Voor het gebouw van de dagbesteding geldt een goothoogte van 5 meter.Ter plaatse van de bestemming 'Wonen' is een bouwvlak opgenomen met een maximum goothoogte van 4 meter. Voor een gedeelte van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 4'. Het overige gedeelte is naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek vrijgesteld van archeologische verwachtingswaarde (zie paragraaf 4.2).

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Groen

Binnen deze bestemming zijn groen- en watervoorzieningen en daaraan gerelateerde voorzieningen toegestaan. Ook zijn ontsluitingen van percelen toegestaan ten behoeve van de ontsluiting van het gebied. Er zijn geen bouwmogelijkheden, behalve voor bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Maatschappelijk

Binnen deze bestemming is het woonzorgcomplex mogelijk. De gebouwen mogen enkel opgericht worden binnen het bouwvlak.

Tuin

De voortuin behorende bij de bestaande woning is bestemd als 'Tuin'. De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bedoeld voor bij woningen behorende tuinen of onbebouwde erven, toegangspaden, parkeren en voorzieningen voor de waterhuishouding. Binnen deze bestemming zijn gebouwen niet toegestaan, enkel andere bouwwerken (bouwwerken, geen gebouwen zijnde).

Wonen

Ter plaatse van de bestaande woning, is de bestemming 'Wonen' opgenomen. Binnen deze bestemming is het wonen mogelijk. In de begripsbepalingen is opgenomen wat hieronder wordt verstaan. Een deel van de bestaande kas blijft binnen deze bestemming behouden voor privé-gebruik. De kas valt onder het overgangsrecht. Dit houdt in dat deze behouden mag blijven, maar niet mag worden vervangen.

Waarde - Archeologie 4

Een deel van het plangebied heeft een archeologische verwachtingswaarde. Hiertoe is conform het archeologiebeleid van de gemeente en naar aanleiding van het uitgevoerde archeologisch onderzoek de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen. Grondroerende werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm zijn niet toegestaan, zonder dat vooraf met een onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemmingen te wijzigen in de bestemming 'Verkeer', 'Groen' en 'Water' en om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te wijzigen.

Overige regels

In dit artikel is een regeling opgenomen ten aanzien van de geldigheid van de wettelijke regelingen waarin de regels naar verwezen kan worden.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  • Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit plan.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Een zorgcomplex, waar in dit geval sprake van is, wordt in de jurisprudentie aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is: is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling? Beoordeeld moet worden of er sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologisch regime aanwezig was. De voorgenomen ontwikkeling betreft een zodanige functiewijziging dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De regionale behoefte aan deze ontwikkeling dient te worden aangetoond. De behoefte, specifiek voor de doelgroep, moet kwantitatief en eventueel kwalitatief worden aangetoond. De ontwikkellocatie ligt niet binnen het bestaand stedelijk gebied, aangezien agrarische gronden volgens de jurisprudentie geen onderdeel vormen van bestaand stedelijk gebied. Er dient gemotiveerd te worden waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.

STEC-groep heeft op 13 januari 2023 een Laddertoets uitgevoerd (Bijlage 1). Uit deze Laddertoets blijkt dat de ontwikkeling van zorgwoningen aan de Dijkwelseweg een netto uitbreiding van 4 zorgwoningen (48 minus 44 vervanging) mogelijk maakt. In de marktregio (gemeenten Borsele, Kapelle en Goes) bestaat de komende tien jaar een additionele vraag naar 372 intramurale zorgwoningen. Tot 2042 neemt deze vraag nog verder toe. Wanneer dit geconfronteerd wordt met het beschikbare aanbod (26 harde uitbreidingsplannen) blijkt dat er nog ruimschoots voldoende behoefte is aan intramurale zorgwoningen in de marktregio. Ook wanneer de locatie specifiek voor de zorgdoelgroep met een verstandelijke handicap wordt ingezet, bestaat er voldoende vraag. Er is immers een vraag naar 19 intramurale zorgwoningen vanuit deze doelgroep, terwijl de huidige harde uitbreidingsplannen niet specifiek voor deze doelgroep worden ingezet. De beoogde ontwikkeling voorziet dus in een behoefte aan intramurale zorgwoningen in de marktregio.

Op basis van verkregen informatie zijn potentiële alternatieven afgewogen voor de marktregio. Hiervoor zijn locaties binnen bestaand stedelijk gebied geïnventariseerd en afgewogen op basis van de hieronder genoemde locatie-eisen:

  • Omvang van de locatie: circa 15.000 m2
  • Ligging van de locatie: aan rand van stedelijk gebied in nabijheid van voorzieningen.
  • Woonomgeving: rustige en prikkelarme omgeving als onderdeel inclusieve maatschappij.
  • Per direct beschikbaar: in verband met continuïteit zorg en financierbaarheid van ontwikkeling.

Er zijn op dit moment geen beschikbare en geschikte alternatieven binnen BSG in beeld die voldoen aan bovenstaande locatie-criteria. Daarnaast is de behoefte aan zorgwoningen in de marktregio nog zeer groot, ook wanneer het woonzorgcomplex aan de Dijkwelseweg en overige zachte plannen worden gerealiseerd. Wanneer locaties op termijn in beeld komen, is er voldoende behoefte om deze locaties 'te vullen'. Het plan leidt daardoor niet tot onaanvaardbare ruimtelijke effecten. Op basis van deze laddertoets kan geconcludeerd worden dat het plan voor een woonzorgcomplex aan de Dijkwelseweg voorziet in een behoefte. Daarnaast zijn er op dit moment geen beschikbare en geschikte alternatieven in beeld. Bovendien is het plan regionaal afgestemd met de gemeenten in de marktregio (Borsele, Goes en Kapelle). Het plan voldoet daarmee aan de eisen vanuit de Ladder van duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal Beleid

De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:

  • Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
  • Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
  • Een duurzame en innovatieve economie.
  • Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:

  1. 1. Doe meer met minder grond.
  2. 2. Werk samen en deel kosten en baten.
  3. 3. Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
  4. 4. Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.

De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven. Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.

In de Omgevingsvisie is het volgende opgenomen over zorg(instellingen):

De aanwezigheid van een bereikbaar en toegankelijk winkelbestand en (basis)voorzieningen op gebied van onderwijs, sport, kinderopvang, zorg en cultuur draagt bij aan de leefbaarheid van een gebied voor mensen die daar wonen. Het vormt tegelijkertijd een belangrijke voorwaarde om als gebied aantrekkelijk te zijn en te blijven. Zorginstellingen bieden lokaal kleinschalige en goed toegankelijke voorzieningen aan voor cliënten en omwonenden. Het realiseren van een wooncluster met dagbesteding betreft een bovenregionale voorziening. De locatie is goed bereikbaar voor cliënten en begeleiders.

Omgevingsverordening Zeeland 2018

De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.

Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.3 Regionaal Beleid

Regionale woonvisie

Met de Regionale Woonvisie De Bevelanden 2019 - 2023 beogen de vijf Bevelandse gemeenten inzicht te geven in de gezamenlijke missie en ambities van de regiogemeenten op het gebied van het wonen (oktober 2019). De visie is een parapluvisie voor verdere uitwerking in lokaal beleid.

De Regionale Woonvisie bevat de volgende missie: 'Wij willen een aantrekkelijke regio zijn waar men graag woont, met een regionaal passend, duurzaam en toekomstbestendig woningaanbod'. Vanuit deze missie zijn de volgende vijf ambities geformuleerd:

  1. 1. De Bevelanden zet in op een duurzame en toekomstbestendige woningvoorraad. De Bevelanden heeft forse ambities op het gebied van duurzaamheid. In de woningvoorraad kan nog veel energie bespaard worden.
  2. 2. De Bevelanden voor iedereen. De regio De Bevelanden wil een complete regio zijn, met een passend woningaanbod voor jong en oud, rijk en arm, kleine en grote huishoudens, met en zonder ondersteuning, permanent en tijdelijk.
  3. 3. De Bevelanden zet alleen in op nieuwbouw die echt iets toevoegt. De Bevelanden streeft naar evenwicht in vraag en aanbod op de woningmarkt. De verwachte huishoudensgroei is de belangrijkste onderlegger voor het regionale woningbouwprogramma.
  4. 4. De Bevelanden benut het bestaande. De Bevelanden streeft naar een toekomstbestendige woningvoorraad. Dit betekent continu investeren in onderhoud, aanpasbaarheid en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. Naast de focus op vastgoed zal er ook aandacht moeten zijn voor de aanpak van sociale problematiek en de kwaliteit van de openbare ruimte.
  5. 5. De Bevelanden zorgt. Regio De Bevelanden wil een zorgzame regio zijn, waar vraag en aanbod naar wonen met zorg in balans zijn, ook voor de meest kwetsbare groepen. Hierbij ziet de regio kansen voor innovatieve vormen van wonen met zorg die de diversiteit aan woonmilieus voor regionale woningmarkt als geheel zullen vergroten.

Toetsing en conclusie

De realisatie van het wooncluster voorziet onder andere in de realisatie van meerdere woonvoorzieningen met groepswoningen voor diverse cliëntgroepen. Deze clustering van woonlocaties en dagbesteding is gericht op het waarborgen van het verlenen van de zorg voor verstandelijk gehandicapten. En met deze ontwikkeling wordt invulling gegeven aan de (boven)regionale huisvestingsbehoefte voor de gehandicaptenzorg.

De ontwikkeling geeft daarmee een uitwerking aan het beleid uit de regionale Woonvisie.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie gemeente Kapelle 2012-2030

Deze structuurvisie is op 26 maart 2013 door de gemeenteraad van de gemeente Kapelle vastgesteld. In dit beleidsstuk is de gemeentelijke visie op de ruimtelijke ontwikkeling uitgewerkt. Als hoofddoel geldt hier het behoud en verdere ontwikkeling van de gemeente Kapelle. De twee belangrijkste gemeentelijke ambities zijn gericht op behoud en versterking van de kernkwaliteiten en daarnaast ruimte voor kwaliteit (het juiste initiatief op de juiste plaats).

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0009.png"

Afbeelding 9 | Structuurvisie Kapelle 2012-2030 (bron: gemeente Kapelle)

Voor het plangebied is geen concreet programma in de structuurvisie opgenomen. Het is aangemerkt als 'agrarische ontwikkeling-bufferzone' (zie afbeelding 9). De landbouw is een economisch en ruimtelijk belangrijke factor in de gemeente. De fruitteelt is kenmerkend voor deze omgeving. Voor een goede economische ontwikkeling van de landbouw zijn schaalvergroting, intensivering en specialisatie, maar ook verbreding belangrijke strategieën. Cruciale voorwaarden daarvoor zijn voldoende bouwmogelijkheden op de erven en ruimte voor teelt-ondersteunende voorzieningen. Door schaalvergroting komen agrarische gebouwen en complexen vrij. Om verpaupering te voorkomen is het gewenst passende gebruiksfuncties toe te staan. Wonen en nieuwe economische dragers zijn voor de hand liggende functies. Voor het opruimen van leegkomende bedrijfsbebouwing zonder cultuurhistorische waarde wordt een saldobenadering toegepast. Als een erf wordt gesaneerd, kan ter vervanging daarvan elders een nieuwe woonfunctie of landgoed worden ontwikkeld, mits dat geen nadelige effecten heeft voor de landbouw en er ruimtelijk een meerwaarde ontstaat (sanering erf in combinatie met een passend nieuw erf, dat goed ruimtelijk en landschappelijk is ingepast. Met nieuwe woningen in het buitengebied wordt terughoudend omgegaan in verband met de wederzijdse beïnvloeding van agrarische bedrijven en particuliere woningen.

De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een wooncluster met bijbehorende dagbesteding. Hierdoor zal de agrarische functie van het plangebied verdwijnen. De nieuwe woningen vormen geen belemmering voor agrarische bedrijven in de nabije omgeving. Dit wordt verder gemotiveerd in paragraaf 4.3. Hoewel de voorgenomen ontwikkeling geen bijdrage levert aan het vitaal houden van de landbouw in het landelijk gebied, heeft de ontwikkeling geen negatieve effecten op de (agrarische) activiteiten in de nabije omgeving.

Uit de laddertoets (paragraaf 3.1) blijkt dat er op dit moment geen beschikbare en geschikte alternatieven zijn binnen het bebouwd stedelijk gebied die voldoen aan de locatie-criteria voor een woonzorgcomplex als deze. Gelet op de behoefte aan zorgwoningen binnen de marktregio, leidt het plan niet tot onaanvaardbare ruimtelijke effecten.

De voorgenomen ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid.

Strategisch Kompas gemeente Kapelle

In 2019 heeft de gemeenteraad het Strategisch Kompas Gemeente Kapelle vastgesteld. Een toekomstvisie op de gemeente Kapelle. De kernambitie luidt 'Kapelle is een aantrekkelijke, groene woongemeente voor iedereen, waar ondernemers en inwoners bijdragen aan het woongenot'.

Onder deze kernambitie hangen ambities op zes verschillende thema's.

  1. 1. Woningaanbod: ons woningaanbod voorziet in woonruimte voor alle doelgroepen.
  2. 2. Ondernemers: ondernemers dragen bij aan het woongenot.
  3. 3. Toerisme: Wemeldinge als toeristische trekpleister in Zeeland, kleinschalig groen toerisme in de andere kernen en het buitengebied.
  4. 4. Duurzaamheid: vaart maken met duurzaamheid en circulaire economie.
  5. 5. Leefomgeving: de leefomgeving voorziet in de basisbehoefte van alle doelgroepen.
  6. 6. Faciliteren: de gemeenteraad, het college en de medewerkers van de gemeente Kapelle zijn facilitator en aanjager in samenwerkingen.

Het initiatief van 's-Heeren Loo voor een woonzorgvoorziening binnen de gemeente Kapelle, geeft invulling aan meerdere van deze ambities.

Duurzaamheidsagenda Kapelle

Het duurzaamheidsbeleid voor de gemeente Kapelle wordt verwoord in de Duurzaamheidsagenda Kapelle. Deze agenda is een verzameling van de volgende bouwstenen:

  • Elektriciteit (Deel 1 & 2)
  • Warmte in de gebouwde omgeving
  • Natuur en biodiversiteit
  • Klimaatbestendige leefomgeving
  • Mobiliteit
  • Circulaire gemeente
  • Eigen organisatie
  • Waterstof

Iedere bouwsteen is een beleidsdocument die zijn eigen integraal opstel- en besluitvormingsproces doorloopt. Per bouwsteen is hierna kortweg aangegeven wat de inhoud betreft.

Elektriciteit (Status: Vastgesteld)
In de bouwsteen deel 1 is de ambitie van de gemeente Kapelle verwoord. Dit is kortweg een opwek van hernieuwbare energie van 60 MW in 2030. Hiervan wordt 30 op dak en 30 op land gerealiseerd.

In de bouwsteen deel 2 is de ambitie verder uitgewerkt en wordt ingegaan op welke wijze en onder welke voorwaarde de ambitie gerealiseerd kan worden. Ook wordt hier ingegaan op de mogelijkheid voor kleine windmolens. Op 18 oktober 2022 heeft de gemeenteraad een wijziging vastgesteld die betrekking heeft op kleine windmolens.

Warmte in de gebouwde omgeving (Status: Vastgesteld)
In de bouwsteen warmte hoe de gemeente aardgasvrij gaat worden. In het verlengde hiervan ligt dit Transitievisie warmte en de regionale structuur warmte. Al deze kaders zijn vastgesteld door de gemeenteraad. In deze beleidsdocumenten worden ook kort ingegaan op nieuwe ontwikkelingen.

Natuur en biodiversiteit (Status: Vastgesteld)
In de bouwsteen natuur en biodiversiteit en de bijlage met het visiedocumentwordt de ambitie verwoord met de groei van natuur in de gemeente. Ook is verwoord hoe deze vormgegeven kan worden en welke functies minimaal moet worden toegekend aan groen.

Klimaatbestendige leefomgeving (Status: Vastgesteld op 27 september 2022)
In deze bouwsteen wordt ingegaan hoe de gemeente komt tot een klimaatbestendige leefomgeving. Dit gaat over het brede palet van hittestress, extreem weer tot overstroming. Dit inrichting van de openbare ruimte speelt hier een belangrijke rol in.

Mobiliteit (Status: Vastgesteld op 24 januari 2023)
In deze bouwsteen wordt ingegaan op CO2 besparing binnen mobiliteit. Dit wordt o.a. gedaan door te zorgen voor een robuust laadnetwerk. Wandelen en fietsen aantrekkelijker te maken dan auto gebruik en een duurzame grond- weg en waterbouw. De Laadvisie zoals bedoeld in het Klimaatakkoord maakt onderdeel uit van deze Bouwsteen.

Circulaire gemeente (Status: in ontwikkeling)
Deze bouwsteen moet nog opgesteld worden. De voorbereiding lopen op dit moment. In oktober wordt de raadswerkgroep hierin betrokken. Hoofddoel in een circulaire economie in 2050. Besluitvorming is voorzien in 2023.

Eigen organisatie (Status: nog starten)
Deze bouwsteen moet nog opgesteld worden. In deze bouwsteen wordt aan de hand van de ambities uit de overige bouwstenen vastgelegd hoe de eigen organisatie hier uitvoering aan geeft. Besluitvorming is voorzien in 2023.

Waterstof (Status: in ontwikkeling)
Deze bouwsteen wort opgesteld. In deze bouwsteen worden de beleidskaders voor waterstof in beeld gebracht, ambities per doelgroep bepaald en de rol van de gemeente. Besluitvorming is voorzien in 2023.

Ten aanzien van het initiatief van 's Heeren Loo voor de realisatie van de woonzorgvoorziening worden diverse duurzaamheidsmaatregelen getroffen. Alle woningen worden voorzien van zonnepanelen (minimaal conform de eisen BENG). Het gebouw van de dagbesteding is reeds voorzien van zonnepanelen. De woningen en de dagbesteding worden gasloos. De parkeerplaatsen krijgen een voorziening voor laadpalen.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Over het gehele plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie – 4'. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht zodra een bouwplan betrekking heeft op een te verstoren oppervlak van 250 m² of meer en/of waarbij bouwwerken dieper dan 40 cm worden geplaatst. Overigens is op de archeologische beleidskaart (afbeelding 10) van de gemeente Kapelle (maatregelenkaart 1) het plangebied aangeduid als 'hoge verwachting' (categorie 4). Ter plaatse geldt een onderzoeksplicht indien een grotere oppervlakte dan 250 m2 wordt verstoord. Hierbij geldt een vrijstellingsdiepte van 40 cm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0010.png"

Afbeelding 10 | Uitsnede archeologische waardenkaart (bron: gemeente Kapelle; bewerking: Juust B.V.)

De voorgenomen ontwikkeling zal de vrijstellingswaarden overschrijden. Archeologisch onderzoek is benodigd om te onderzoeken of in de bodem daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig zijn. Op 7 december 2022 is door Artefact! een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uitgevoerd (zie Bijlage 2). Uit dit onderzoek blijkt dat in delen van het plangebied een hoge archeologische verwachting geldt voor de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd vanaf 0,30 m- mv/ 0,32 m + NAP. Voor de betreffende delen van het plangebied wordt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 4' opgenomen. De vrijstellingswaarden die hierbij gelden zijn 250 m2 en 40 cm-mv.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0011.png"

Afbeelding 11 | Advieskaart dubbelbestemming archeologie (bron: Artefact!)

Mogelijk aanwezige archeologische waarden worden door in elk geval een deel van de planvorming bedreigd. Aangezien planaanpassing niet mogelijk is, wordt archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk geacht in de delen van het plangebied waar wordt uitgegaan van een hoge archeologische verwachting. Het vervolgonderzoek bestaat uit een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven. Hiervoor dient een Programma van Eisen te worden opgesteld. Na goedkeuring van het PVE kan het proefsleuvenonderzoek worden uitgevoerd. Het nader onderzoek kan het beste plaatsvinden nadat de boomgaard gerooid is en kas gesloopt is.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Cultuurhistorisch waardevolle objecten in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn aanwezig. Op de locatie Dijkwelseweg 38 is een historische boerderij gelegen. De voorgenomen ontwikkeling zal geen negatieve effecten hebben op deze boerderij, gelet op de afstand en ruimtelijke scheiding tussen het plangebied en de historische boerderij

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Voor het beoordelen van de richtafstanden is, gelet op de woonfuncties en agrarische functies in de nabije omgeving, uitgegaan van een rustige woonwijk/rustig buitengebied. In de nabije omgeving van het plangebied zijn de volgende bedrijfsbestemmingen gelegen (afbeelding 8):

  • Aan de noordzijde van het perceel ligt op de locatie Dijkwelsweg 32 een bedrijfsbestemming. Op deze locatie mogen bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 2 gevestigd worden. Voor milieucategorie 2 dient een afstand van 30 meter te worden gehouden tot een rustig buitengebied. De afstand tussen de grens van het plangebied en de grens van de bedrijfsbestemming bedraagt circa 60 meter waardoor aan deze richtafstand wordt voldaan.
  • Aan de noordoostzijde van het plangebied ligt op de locatie Dijkwelseweg 1a een bedrijfsbestemming. Op deze locatie mogen bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 3.1 gevestigd worden. Voor milieucategorie 3.1 dient een afstand van 50 meter te worden gehouden tot een rustig buitengebied. De afstand tussen de grens van het plangebied en de grens van de bedrijfsbestemming bedraagt circa 300 meter waardoor aan deze richtafstand wordt voldaan.
  • Aan de noordzijde van het plangebied is een agrarische bedrijf gevestigd. Voor een agrarisch bedrijf (tuinbouw, bedrijfsgebouwen) geldt een richtafstand van 30 meter. De afstand tussen de grens van het plangebied en de grens van het agrarisch bouwvlak bedraagt 65 meter waardoor aan deze richtafstand wordt voldaan.
  • Aan de zuidzijde van het plangebied is een volkstuincomplex gelegen. De VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' noemt volkstuinen niet als mogelijke hinder veroorzakende functie. De volkstuinen wordt in de huidige situatie gescheiden van de rozenkwekerij door middel van een groensingel. Deze blijft in de toekomstige situatie gehandhaafd. Hierdoor zal het volkstuincomplex geen belemmering vormen in het kader van bedrijven- en milieuzonering.
  • Aan zowel de westzijde, oostzijde en zuidzijde van het plangebied zijn fruitboomgaarden gelegen. Hiervoor geldt een spuitzone van 50 meter. Aan deze richtafstand wordt niet voldaan. Doordat aan de westzijde een strook grond van ca. 40 meter is verworven en binnen het plangebied een deel onbebouwd blijft, kan de spuitzone aan de westzijde van het plangebied opgeheven worden. Deze gronden krijgen geen gevoelige functie. Aan de oostzijde van het plangebied wordt eveneens voorzien in een strook grond van ca. 35 meter waarbinnen niet gebouwd gaat worden. Daarnaast is het Zuidhoeksebaantje gelegen. De strook grond en het Zuidhoeksebaantje dienen tezamen als bufferzone tussen het plangebied en de spuitzone. Doordat aan beide zijden van het plangebied is voorzien in een bufferzone, vormt de spuitzone geen belemmering om de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

De bodem kan verontreinigd zijn door functies die ter plaatsen van het plangebied aanwezig zijn of in het verleden aanwezig zijn geweest. Ter plaatse van het plangebied is geen boomgaard aanwezig. Op de boomgaardenkaart van de provincie Zeeland is voor een deel van het plangebied aangegeven dat er in 1960 (roze deel, afbeelding 9), 1936 en in 1960 (oranje deel, afbeelding 8) en vanaf 1984 (blauwe deel, afbeelding 12) een boomgaard aanwezig is geweest.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0012.png"

Afbeelding 12 | Uitsnede boomgaardenkaart (bron: provincie Zeeland; bewerking: Juust B.V.)

Daarmee is de kans aanwezig dat de bodem verontreinigd is met bestrijdingsmiddelen. Omdat met de realisatie van een maatschappelijke woonfunctie langdurig personen in het plangebied zullen verblijven, moet beoordeeld worden of de milieuhygiënische situatie voldoende is voor de woonfunctie. Een verkennend bodemonderzoek is noodzakelijk. Op 4 november 2022 is door ABO Milieuconsult een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3). Hieruit blijkt dat zowel op het maaiveld als in de contactzone (0,0 - 0,5 m-mv) visueel geen asbest aangetroffen of analytisch is aangetoond. In de bovengrond (mengmonsters MM1 t/m MM5 en monster 24-1 zijn lichte verontreinigingen (overschrijdingen van de achtergrondwaarden) voor de parameters zware metalen (voornamelijk koper en zink) en/of bestrijdingsmiddelen aangetoond. In de ondergrond (mengmonsters MM6 t/m MM9 en monsters 8-5 en 24-1) zijn geen overschrijdingen van de achtergrondwaarden aangetoond. Uit het aanvullende onderzoek naar de verontreiniging met nikkel in de grond ter plaatse van boring 3 blijkt dat deze niet in een gehalte boven de achtergrondwaarde is aangetoond (zie Bijlage 4).

In het grondwater uit peilbuis 3 wordt een interventiewaarde overschrijding (sterke verontreiniging) aangetoond voor de parameter nikkel. Na een herbemonstering en analyse blijkt dit grondwater ook in tweede instantie sterk verontreinigd te zijn met nikkel. Opgemerkt wordt dat in kassencomplexen vaker verhoogd nikkel in grondwater wordt aangetoond. Nikkel kan afkomstig zijn uit de meststoffen welke zijn gebruikt. In het grondwater van de overige peilbuizen worden geen overschrijdingen van de streefwaarden aangetoond.

De licht verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen en metalen in de bovengrond zijn dermate gering dat de resultaten hiervan geen aanleiding geven tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. De sterk verhoogde concentratie aan nikkel in het grondwater van peilbuis P3 gaf aanleiding om ter plaatse van deze peilbuis opnieuw grondmonsters te nemen en te analyseren op macroparameters calcium en sulfaat. Uit de analyse blijkt dat beide macroparameters in voldoende mate aanwezig zijn waardoor het zeer aannemelijk is dat de nikkel onder invloed van deze macroparameters wordt gemobiliseerd naar het grondwater. De bemesting is dus wellicht de veroorzaker van het sterk verhoogde gehalte aan nikkel in het grondwater ter plaatse van de kas.

Om de sterke nikkelverontreiniging in het grondwater af te perken, dient aanvullend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Parallel hieraan zal een plan van aanpak worden opgesteld om de nikkelverontreiniging in het grondwater te saneren. De RUD Zeeland (Regionale UitvoeringsDienst Zeeland) heeft aangegeven, dat hierbij uitgegaan mag worden van monitoring. Voorkomen dient te worden dat verdere verspreiding van en contact met de nikkelverontreiniging in het grondwater plaatsvindt. In de regels (artikel 10.1) is een bepaling opgenomen waarin is vastgelegd dat bodemroerende werkzaamheden die invloed hebben op het grondwater utisluitend mogen worden uitgevoerd met inachtneming vna een door het bevoegd gezag goedgekeurd plan van aanpak.

4.5 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Ten noordoosten van het plangebied, aan de andere zijde van het spoor, ligt een terrein waar de Hubo bouwmarkt en DLF gevestigd zijn. Deze zijn op de risicokaart aangemerkt als risicobron. De plaatsgebonden risicocontour ligt binnen de inrichtingen. De afstand van het plangebied tot deze risicovolle inrichtingen bedraagt ca. 360 meter. Gezien de ruime afstand vormt dit geen belemmering. Aan de zuidzijde van het plangebied vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen over de A58 en de N289. De risicobronnen A58 en N289 leiden niet tot een PR10-6 contour binnen het plangebied. De afstand van het plangebied tot deze risicobronnen bedraagt ca. 360 meter. Gezien de ruime afstand vormt dit geen belemmering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0013.png"

Afbeelding 13 | Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart)

Over de spoorlijn Vlissingen – Bergen op Zoom vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats, bestaande uit brandbare, explosieve en toxische stoffen. Dit brengt risico's met zich mee. Bij een ongeval tijdens het transport kunnen gevaarlijke stoffen vrijkomen met schadelijk of zelfs dodelijke gevolgen voor mens en milieu. Bijvoorbeeld een explosie, een brand of het vrijkomen van een gifwolk. Conform Basisnet Spoor bedraagt de PR-contour 0 meter en is er geen Plasbrandaandachtsgebied aanwezig. Binnen een zone van 1.500 meter vanaf het spoor dienen minimale maatregelen getroffen te worden om ervoor te zorgen dat ramen, deuren en mechanische ventilatie gesloten moeten kunnen worden in verband met het invloedsgebied van ongevallen met giftige stoffen.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoor. De hiervoor genoemde maatregelen worden betrokken in het plan. De mechanische ventilatie kan op één centrale plek door het aanwezige zorpersoneel uitgeschakeld worden. De bewoners en het zorgpersoneel worden geïnformeerd over het handelingsperspectief bij een ongeval waarbij giftige stoffen vrijkomen. Tevens wordt in het BHV-/ontruimingsplan van de instelling aandacht besteed aan externe veiligheid conform het advies van de Veiligheidsregio Zeeland.

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

De zonebreedte van een spoortraject varieert tussen de 25 meter en de 100 meter. Het plangebied is gelegen op ruim 360 meter, waardoor het plangebied niet is gelegen binnen de geluidszone railverkeerslawaai. Het plangebied is eveneens niet gelegen binnen de geluidszone industrielawaai. Akoestisch onderzoek naar railverkeerslawaai en industrielawaai is daarom niet nodig.

Het plangebied is gelegen aan de Dijkwelseweg waar een maximale snelheid geldt van 30 km/uur. Dit soort wegen zijn op basis van de Wet geluidshinder uitgesloten van akoestisch onderzoek. Echter, de Dijkwelseweg is een hoofdontsluitingsweg aan de westzijde van Kapelle. Het plangebied is ook gelegen binnen de geluidzone van de A58 en Vierwegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet beoordeeld worden of een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is nodig. Op 16 december 2022 is door Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 5). Uit het onderzoek blijkt dat vanwege de A58 de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De overschrijding bedraagt ten hoogste 4 dB op de randen van het plangebied. Vanwege de overige wegen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of richtwaarde van 48 dB uit de Wgh. Vanwege de overschrijding wordt een hogere grenswaardebesluit van 52 dB genomen.

Uitgaande van de gecumuleerde rekenresultaten kan het akoestisch woon- en leefklimaat bij de nieuwbouw minimaal worden beoordeeld als ‘redelijk’. Na invulling van het plangebied zal er bij de nieuwbouw naar alle waarschijnlijkheid ook sprake zijn van gebieden met een (zeer) goed woon- en leefklimaat. Gelet op deze kwalificering in relatie tot de ligging van de ontwikkellocatie, kan het akoestisch woon- en leefklimaat als aanvaardbaar worden aangemerkt. Er is in onderhavige situatie dus zondermeer sprake van een goede ruimtelijke ordening.

4.7 Kabels En Leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekenende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan heeft een verkeersgeneratie van 60 motorvoertuigen per etmaal. Dit draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit (afbeelding 14). Onderzoek naar luchtkwaliteit is niet benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0014.png"

Afbeelding 14 | Uitsnede NIBM-tool (bron: Infomil)

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming
Het plangbied ligt niet binnen de begrenzing van een natuurgebied, natuurnetwerk en Natura-2000 gebieden. Het dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebied is Westerschelde & Saeftinghe. Dit natuurgebied ligt op een afstand van circa 2,7 kilometer van het plangebied. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling op enige afstand van beschermde Natura 2000-gebieden plaatsvindt worden geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trilling en licht) verwacht.

Voor het plan is, op basis van de Wet natuurbescherming, de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura2000-gebieden berekend. Deze berekening is uitgevoerd met de meest recente versie van de AERIUS-calculator. Voor zowel de realisatiefase als de gebruiksfase is een AERIUS-berekening uitgevoerd (zie Bijlage 7). Uit de berekening blijkt dat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied. Het aspect stikstof vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan. Daarmee zijn significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden uitgesloten.

Soortenbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuurgebied. Ook zijn in de directe omgeving geen natuurgebieden aanwezig. In het plangebied is een kas aanwezig welke gesloopt gaat worden. Daarnaast zullen de waterreservoirs verwijderd moeten worden. Het kan zijn dat er beschermde plant- en diersoorten aanwezig zijn welke door deze werkzaamheden verstoord zullen worden. Het uitvoeren van een quickscan flora en fauna is om deze reden benodigd.

Op 26 oktober 2022 is door Ecolybrium een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 6). Uit dit onderzoek blijkt dat de te slopen kas geen geschikte broedplekken biedt aan vogels (al of niet met jaarrond beschermde nesten) en dat de kas ongeschikt is om als vaste rust- en verblijfplaats te dienen voor vleermuizen, vanwege het ontbreken van geschikte invliegopeningen en verblijfplekken. Effecten op jaarrond beschermde nesten en vaste rust- en verblijfplaatsen zijn daarmee uitgesloten. Het gebied rondom de te slopen kas vormt voor meerdere soorten vogels, vleermuizen, grondgebonden zoogdieren een goed en divers leefgebied. Dit gebied, en dan met name de randen ervan, blijven nagenoeg geheel intact, waardoor deze functies niet dermate aangetast worden waardoor soorten het gebied permanent verlaten of niet meer gebruiken zullen als foerageergebied. Effecten op de functionaliteit van het gebied op soorten blijft dan ook gewaarborgd. Geconcludeerd kan worden dat er geen negatieve effecten optreden ten aanzien van beschermde natuurwaarden. Nader onderzoek is daarom ook niet benodigd.

Door het slopen van de grote kas en de realisatie van de landschappelijke inrichting met diverse plantsoorten, zal de biodiversiteit op deze locatie juist verbeteren. Er wordt onder andere voorzien in elzenhagen, abelen, inheemse heesterbeplanting, sierbeplantin en geschoren hagen. Ook zal er een bijenlint worden aangelegd.

4.10 Verkeer En Parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Parkeren
Het parkeren vindt volledig binnen het plangebied plaats. In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met de aanleg van parkeerterrein voor de parkeerbehoefte van medewerkers, bezoekers en externe partijen. De geëigende methode om de parkeervraag te bepalen is een berekening conform het gemeentelijk parkeerbeleid of CROW richtlijnen uit de publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren". Echter, in beide documenten is geen functie opgenomen die overeenkomt met de voorgestane ontwikkeling.

Voor de onderbouwing van de parkeerbehoefte wordt daarom uitgegaan van ervaringscijfers, aangeleverd door 's Heeren Loo over vergelijkbare ontwikkelingen op andere locaties. 's Heeren Loo heeft ruime ervaring met vergelijkbare voorzieningen. Een passende parkeernorm per wooneenheid is 0,4. Uitgaande van maximaal 64 wooneenheden en een dagwinkel waarbij we uitgaan van maximaal twee bezoekers gelijktijdig aanwezig, zijn 28 parkeerplaatsen nodig.

In het inrichtingsplan voor het terrein is rekening gehouden met een parkeerterrein waarop 28 parkeerplaatseningepast kunnen worden. Een onderbouwing van de parkeerbehoefte is opgenomen in het document 'Onderbouwing verkeer ontwikkeling 's Heeren Loo' (Bijlage 8).

Voor de vrijstaande woning geldt, uitgaande van 'weinig stedelijk' en 'buitengebied', een parkeernorm van minimaal 2,0 parkeerplaatsen en maximaal 2,8 parkeerplaatsen. Uitgaande van het gemiddelde geldt een parkeernorm van 2,4 parkeerplaatsen. Op eigen terrein kan in deze parkeerbehoefte worden voorzien.

Verkeersgeneratie
Zoals ook bij het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen, wordt normaliter de verkeersgeneratie bepaald aan de hand van richtlijnen van het CROW. Deze heeft echter geen richtlijnen voor de verkeersgeneratie van zorginstellingen zoals voorzien op de locatie. Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is daarom gekeken naar het daadwerkelijk gebruik in de bestaande en toekomstige situatie. Op basis van de diverse functies en daaraan gekoppelde verkeersbewegingen gaan we uit van een toename van 60 verkeersbewegingen per dag. Een uitsplitsing en onderbouwing van deze cijfers is opgenomen in het document 'Onderbouwing verkeer ontwikkeling 's Heeren Loo' (Bijlage 8).

Ontsluiting
Het plangebied wordt in de huidige situatie ontsloten op de Dijkwelseweg. In de toekomstige situatie wordt deze ontsluiting op de Dijkwelseweg gebruikt om de voormalige bedrijfswoning te ontsluiten. Het wooncluster zal aan de westzijde ontsloten worden op de Dijkwelseweg. Hiertoe zal een extra ontsluiting op de Dijkwelseweg worden gerealiseerd en de huidige wachtstrook worden verplaatst. Ter plaatse van de bestaande inrit aan het Zuidhoeksebaantje wordt een fiets-/voetgangers doorsteek gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0015.png"

Afbeelding 15 | Ontsluiting plangebied op Dijkwelseweg (bron: Belverde)

4.11 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.
Het projectgebied is niet in of nabij een waterkering
gelegen. Het plan heeft daarom geen invloed op de
veiligheid van waterkeringen.
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.


afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ012-VAST_0016.png"

In de huidige situatie bedraagt het totale dakoppervlak 10.148 m2. Er is 2.065 m2 aan dichte bodemverharding aanwezig en 1.734 m2 aan wateroppervlak in de vorm van een sloot. De totale verharding in de huidige situatie bedraagt hiermee 12.213 m2.

In de toekomstige situatie is er 4.158 m2 aan dakoppervlak aanwezig en 3.342 m2 aan verharding welke afwatert op de riolering of naar de sloot. In de toekomstige situatie is er 7.500 m2 aan verharding aanwezig.

Er is een afname in de totale verharding. Watercompensatie is derhalve niet aan de orde.

Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
Het huishoudelijk afvalwater (DWA) wordt gescheiden van het hemelwater (HWA). Het huishoudelijk afvalwater zal afgevoerd worden naar het rioolstelsel. Het hemelwater zal zoveel mogelijk oppervlakkig afstromen naar de groenstroken aan de oost- en westzijde van het plangebied. Het hemelwater dat niet oppervlakkig afgevoerd kan worden loost via een rioolstelsel op de watergang aan de westzijde van het projectgebied.

Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van
grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin
mogelijke grondwateroverlast.
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.
Het gebied is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te
verwachten.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare
materialen. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen
voor de waterkwaliteit te verwachten als gevolg van de ontwikkeling.
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de
volksgezondheid. Aan de westzijde van het
plangebied is een watergang voorzien met een natuurvriendelijke oever, waardoor het risico op verdrinkingsgevaarw ordt geminimaliseerd.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
De nieuwe ontwikkeling leidt niet tot bodemdaling.
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
Er is ter plaatse geen natte natuur aanwezig.
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.
Zowel aan de oost-, zuid- als westzijde van het plangebied is een sloot aanwezig. De sloot aan de westzijde van het plangebied wordt 50 meter verlegd. Er wordt een onderhoudsstrook gerealiseerd van 5 meter. Deze wordt ook gerealiseerd aan de zuidzijde van het plangebied. Er geldt een ontvangstplicht van de bagger (eens in de 8 jaar). De sloot/waterberging aan de oostzijde van het plangebied kan vanaf het Zuidhoeksebaantje onderhouden worden. Deze bagger kan afgevoerd worden naar de afschermingszone.
Anderer belangen waterbeheer
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.
Er zijn geen terreinen en objecten van het Waterschap
waarop het plan invloed heeft anders dan de genoemde oppervlaktewateren.
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?

*na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).
Het Zuidhoeksebaantje is momenteel in eigendom en beheer van het Waterschap. Er zijn geen aanpassingen voorzien aan deze weg. De ontsluiting van het plangebied verloopt via de Dijkwelseweg. Ter plaatse van de bestaande inrit op het Zuidhoeksebaantje zal een fiets-/voetgangers doorsteek worden aangelegd.


4.12 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. In onderhavig plan worden 4 groepswonignen mogelijk gemaakt voor in totaal 64 cliënten. Het plan blijft daarmee onder de drempelwaarden. Het gewenste plan is een stedelijk ontwikkelingsproject gezien de aard en omvang (zie voorgaande paragrafen). Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is noodzakelijk. Hiervoor is een aanmeldnotitie opgesteld (zie Bijlage 9). Op basis van deze notitie (en voorgaande paragrafen) is gebleken dat het gewenste plan niet leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen.

4.13 Conclusie

De milieu- en andere sectorale aspecten ten aanzien van het onderhavige plan zijn onderzocht en hierboven toegelicht. Deze aspecten vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

In onderhavig plan is sprake van een bouwplan. Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten waarin onder andere is vastgelegd dat eventuele planschade en de plankosten voor rekening komt van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid is daarmee aangetoond.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Informatieavonden
Tijdens de planvorming zijn er twee informatieavonden georganiseerd voor direct omwonenden van het plangebied. Tijdens de informatieavond in okotber 2022 zijn de plannen gepresenteerd. Tijdens de avond werden veel zorgen geuit over de geplande ontsluiting van het perceel via het Zuidhoeksebaantje. Naar aanleiding hiervan is onderzocht of de ontsluiting ook op een andere manier zou kunnen plaatsvinden.Tijdens de informatieavond in april 2023 is het plan nogmaals gepresenteerd met een alternatief voor de ontsluiting. Het plan is hierop aangepast.

Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb is het ontwerpbestemmingsplan, wordt na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder wordt in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Tijdens de periode van terinzagelegging zal er een informatieavond worden georganiseerd. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.

Bijlage 1 Laddertoets

Bijlage 1 Laddertoets

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 2 Archeologisch onderzoek

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 4 Nader Bodemonderzoek

Bijlage 4 Nader bodemonderzoek

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek

Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 6 Quickscan flora en fauna

Bijlage 7 Stikstofberekening

Bijlage 7 Stikstofberekening

Bijlage 8 Onderbouwing Verkeer

Bijlage 8 Onderbouwing verkeer

Bijlage 9 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 9 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling