KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Bestaande Regels Van Toepassing
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bestaande Regels Van Toepassing
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Bestaande Regels Van Toepassing
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.2 Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Natuur
4.10 Verkeer En Parkeren
4.11 Water
4.12 Milieu Effect Rapportage
4.13 Conclusie
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bodemonderzoek Abo-milieuconsult
Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna

Spaartweg 3

Wijzigingsplan - Gemeente Kapelle

Vastgesteld op 24-09-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het wijzigingsplan 'Spaartweg 3' met identificatienummer NL.IMRO.0678.buitengebiedWZ004-VAST van de gemeente Kapelle.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels.

Artikel 2 Bestaande Regels Van Toepassing

2.1 Bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening'

De begrippen en wijze van meten die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening', zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ002-VA02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan Spaartweg 3 van de gemeente Kapelle.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bestaande Regels Van Toepassing

3.1 Bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening'

De bestemmingsregels met betrekking tot 'Tuin' (Artikel 20) en 'Wonen' (Artikel 24) die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening', zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ002-VA02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan Spaartweg 3 van de gemeente Kapelle.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Bestaande Regels Van Toepassing

De algemene regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening', zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.0678.buitengebiedHZ002-VA02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan Spaartweg 3 van de gemeente Kapelle.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Spaartweg 3'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In het buitengebied van Kapelle ligt de locatie Spaartweg 3. Initiatiefnemer heeft onlangs dit perceel aangekocht en is voornemens om de huidige woning te slopen en een nieuwe woning terug te bouwen. Deze nieuwe woning zal noordelijker op het perceel worden gesitueerd dan de huidige woning. Daarmee komt de nieuwe woning buiten het geldende bouwvlak te liggen en dient het bouwvlak verplaatst te worden. Het verplaatsen van het bouwvlak wordt toegestaan middels een wijzigingsbevoegdheid.

Om de te realiseren woning planologisch mogelijk te maken, moet het bestemmingsvlak 'Wonen' worden vergroot en moet het bouwvlak anders worden gesitueerd. In de regels van het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder andere de oppervlakte van het bouwvlak te vergroten en de locatie van het bouwvlak - waarbinnen de woning moet worden gesitueerd - te verplaatsen. Doordat gebruik wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid, moet een wijzigingsplan worden opgesteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in de gemeente Kapelle. Kadastraal bekend onder sectie P, nummer 480 en 481. Aan de noord-, oost- en westzijde wordt het plangebied omringd door agrarische gronden. Op de oostelijke gelegen agrarische gronden is diverse (bedrijfs)bebouwing ten behoeve van de agrarische bestemming aanwezig. De zuidelijke grens wordt gevormd door de Spaartweg en heeft de bestemming 'Verkeer'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedWZ004-VAST_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: Google.nl, bewerking: Juust)

1.3 Doel

Het doel van dit wijzigingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit wijzigingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende milieuaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Beschrijving Project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een perceel met een woning en diverse (vervallen) gebouwen/schuren. Op het perceel zijn een aantal (fruit)bomen aanwezig. De woning is door middel van een voortuin met diverse hoge beplanting gescheiden van de Spaartweg. Het terrein is toegankelijk door middel van een zandpad. Het achterliggend gebied is in gebruik als tuingrond. Hierop zijn beplanting en een aantal fruitbomen aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedWZ004-VAST_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedWZ004-VAST_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedWZ004-VAST_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedWZ004-VAST_0005.png"
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: funda.nl )

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedWZ004-VAST_0006.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedWZ004-VAST_0007.png"
Afbeelding 3 | Huidige situatie plangebied (Bron: Sjaak Goud Architect)

2.1.2 Toekomstige situatie

Het bouwplan voorziet in vervangende nieuwbouw. De huidige woning en bijgebouwen worden gesloopt en er wordt één woning teruggebouwd. De nieuwe woning zal richting het noorden worden opgeschoven ten opzichte van de huidige woning.

De woning krijgt een maximale inhoud van 750 m³. De maximale goothoogte bedraagt 6 meter en de maximale bouwhoogte is 10 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedWZ004-VAST_0008.png"

Afbeelding 4 | Toekomstige situatie plangebied (Bron: Juust)

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedWZ004-VAST_0009.png"Afbeelding 5 | Schets te realiseren woning (Bron: Sjaak Goud Architect)

2.2 Juridische Regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' van de gemeente Kapelle. Dit bestemmingsplan is op 24 februari 2015 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Wonen' met bouwvlak, 'Tuin', en 'Agrarisch'. Tevens geldt er over het gehele gebied een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze dubbelbestemming is bedoeld om archeologische waarden te beschermen en veiligstellen.

De maximum goothoogte van een woning mag 6 meter zijn, de maximale bouwhoogte is 4 meter hoger dan de goothoogte. De maximale inhoud van de woning bedraagt 750 m³. Daarnaast mag maximaal 60 m² aan-, uit-, en bijgebouwen worden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedWZ004-VAST_0010.png"

Afbeelding 6 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.2.2 Planuitwerking

Op afbeelding 7 is in het blauw de plangrens van het wijzigingsplan te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedWZ004-VAST_0011.png"
Afbeelding 7 | Kadastrale kaart (bron: ruimtelijke plannen.nl, bewerking: Juust)

Voor de uitwerking van dit plan wordt de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 45.5 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2e herziening' toegepast. Hierna is de inhoud van de wijzigingsbevoegdheid weergegeven en daarbij schuingedrukt aangegeven op welke wijze invulling is gegeven aan de betreffende voorwaarde.

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om gronden met de bestemming 'Agrarisch', 'Wonen', en 'Tuin' te wijzigen ten behoeve van een betere situering van een burgerwoning. Om van deze wijziging gebruik te kunnen maken, moeten de volgende regels in acht worden genomen:

  1. a. Er dient privaatrechtelijk te zijn vastgelegd dat de oorspronkelijke woning wordt afgebroken na de realisatie van de nieuwe woning;
    In een overeenkomst tussen de initiatiefnemer en gemeente Kapelle wordt vastgelegd dat de oorspronkelijke woning wordt afgebroken na de realisatie van de nieuwe woning.
  2. b. De verplaatsing van de bestaande burgerwoning door nieuwbouw van de nieuwe burgerwoning is toegestaan over een afstand van maximaal 25 meter;
    De nieuw te bouwen woning wordt naar het noorden verplaatst. De linker zijgevel wordt circa 16 meter verplaatst. De rechter zijgevel wordt circa 22 meter verplaatst.
  3. c. De oppervlakte van het bouwvlak waarbinnen de woning moet worden gesitueerd, bedraagt ten hoogste 750 m²;
    Het bouwvlak krijgt een afmeting van 24,5 meter bij 30,4 meter. De totale oppervlakte blijft met een oppervlak van 744,8 m² onder het maximale oppervlak van 750 m².
  4. d. De maximale inhoudsmaat van de woning, zoals opgenomen in artikel 24 van het bestemmingsplan 'Kapelle Buitengebied' blijft onverkort van toepassing;
    De maximale inhoudsmaat van de woning zoals in bovenstaand artikel genoemd, mag maximaal 750 m³ bedragen. De inhoud van de woning blijft binnen deze maatvoering.
  5. e. Er dient sprake te zijn van een verbetering van de stedenbouwkundige situatie. De ligging van de rooilijn voor de nieuwe woning dient in ieder geval te worden afgestemd met de rooilijn van bestaande woningen langs de betreffende weg;
    Aan de zijde van de Spaartweg ter plaatse van het plangebied is slechts één ander bouwperceel aanwezig waarvan de woning op een afstand van circa 75 meter van het plangebied is gelegen. De Spaartweg heeft een kromming waardoor de rooilijn van de gebouwen enigszins schuin zijn gelegen ten opzichte van de weg. De rooilijn van de naastgelegen woning wordt doorgetrokken. De rooilijn van de voorgevel van de nieuwe woning komt in het verlengde van de huidige woning te liggen. Daarmee is de nieuwe woning stedenbouwkundig ingepast ten opzichte van de bestaande woningen langs de Spaartweg.
  6. f. De nieuwe woning dient gekenmerkt te worden door een hoogwaardige architectuur;
    Door Sjaak Goud Architect is een bouwontwerp gemaakt. Door het gebruik van onder andere glas, hout en zink, welke in een strakke bouwstijl worden verwerkt, voldoet de woning aan architectonische kenmerken. Dit blijkt uit een positief advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
  7. g. Wijziging leidt niet tot aanpassing van het bestaande stratenpatroon;
    In dit plan is sprake van vervangende nieuwbouw. De huidige woning wordt gesloopt en er komt een nieuwe woning voor terug. Het stratenpatroon wordt niet aangepast.
  8. h. De wijziging leidt niet tot:
    1. 1. onevenredige aantasting van gebruik- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;

Er is sprake van vervangende nieuwbouw. De toepassing en functie van de gronden blijven hetzelfde als in de huidige situatie. Dit betekent dat er geen aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies zijn. Zie ook paragraaf 4.3.

    1. 1. milieuhygiënische belemmeringen;

Er is sprake van vervangende nieuwbouw. De toepassing en functie van de gronden blijven hetzelfde als in de oude situatie. Dit betekent dat er geen aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van milieuhygiënische belemmeringen. In Hoofdstuk 4 wordt verdere toelichting op de milieukenmerken gegeven.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het wijzigingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' opgenomen. Binnen de woonbestemming is een bouwvlak gesitueerd met een totale oppervlakte van 750 m². De maximum goothoogte blijft ongewijzigd ten opzichte van de huidige situatie. Op de verbeelding wordt daarom de goothoogte van 6 meter opgenomen.

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt vanuit het moederplan overgenomen.

Regels
Dit plan maakt deel uit van het 'moederplan' 'Kapelle Buitengebied 2e herziening', en is dus geen zelfstandig plan. Met de vaststelling van dit wijzigingsplan worden de regels uit het bestemmingsplan 'Kapelle Buitengebied' van toepassing verklaard.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van vervangende nieuwbouw waarmee er per saldo geen nieuwe woning wordt toegevoegd. Deze ontwikkeling is niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven.

Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsplan Zeeland 2018
Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen.

Zorgvuldig ruimtegebruik staat voorop. In het onderhavige plan is sprake van vervangende nieuwbouw. Deze ontwikkeling valt onder zorgvuldig ruimtegebruik. Er is immers aandacht voor een goed woonklimaat met kwaliteit. Leegstand en verloedering moet worden voorkomen.
Tevens moeten woningbouwplannen binnen de regionale woningmarktafspraken passen. In dit plan is sprake van vervangende nieuwbouw, waarbij dus één verouderde woning wordt gesloopt en er één nieuwe woning wordt gebouwd.

Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2, welke gaat over het ruimtelijk domein, van belang. In de omgevingsverordening is opgenomen dat in het kader van 'rood voor rood' een individuele burgerwoning mag worden verplaatst ten behoeve van kwaliteitsverbetering. Er zijn in de omgevingsverordening verder geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.

Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.3 Regionaal Beleid

Agenda Wonen in De Bevelanden 2025
De 'Agenda Wonen in De Bevelanden 2025' is vastgesteld door de gemeenteraden van de vijf deelnemende gemeenten: Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Bevelanden en Reimerswaal. De agenda vormt de basis voor een gezamenlijke aanpak van de woningmarkt. In de agenda zijn de volgende woondoelen geformuleerd:

- voldoende, passend woningaanbod, voor eigen inwoners en vestigers van buiten;
- begeleiden verwachte krimp op lange termijn;
- benutten bestaand bebouwd gebied voor woningbouw;
- behoud van huidig profiel van dorpen, kernen, plaatsen;
- totale portefeuillestrategie voor de regio De Bevelanden, inclusief nieuwbouw, verversing en verbetering;
- regionale prestatieafspraken met woningcorporaties;
- stimuleren van investeringen door particulieren, marktpartijen en financiële instellingen.

De ontwikkeling in dit plan zorgt voor een vervanging van één verouderde woning en toevoeging van één nieuwe woning op hetzelfde perceel. Door gebruik te maken van bestaand bebouwd perceel wordt geen afbreuk gedaan aan het landelijk gebied. Op deze manier blijft de profilering van de Spaartweg behouden.
De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij het regionaal beleid van de 'Agenda Wonen in De Bevelanden 2025'.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie 2012 - 2030
Deze structuurvisie is op 26 maart 2013 door de gemeenteraad van de gemeente Kapelle vastgesteld. In dit beleidsstuk is de gemeentelijke visie op de ruimtelijke ontwikkeling uitgewerkt. Als hoofddoel geldt hier het behoud en verdere ontwikkeling van de gemeente Kapelle. De twee belangrijkste gemeentelijke ambities zijn gericht op behoud en versterking van de kernkwaliteiten en daarnaast ruimte voor kwaliteit (het juiste initiatief op de juiste plaats). Dit initiatief sluit aan bij de kernkwaliteit 'een uitstekend woon- en leefklimaat' te hebben waarbij Kapelle aantrekkelijk is voor bewoners, ondernemers en recreanten.

Woonvisie gemeente Kapelle 2017+
De woonvisie is in mei 2017 vastgesteld. De gemeente benoemd hier belangrijke kansen en uitdagingen voor de woningmarkt van Kapelle en daarnaast de ambities en koers op lange termijn. De woonvisie sluit aan bij de ambities uit de structuurvisie; behouden en versterken van dat wat Kapelle definieert, namelijk een aantrekkelijk woon- en leefomgeving.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Voor het plangebied geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze bestemming is bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de grond. Voor gronden met de aanduiding 'Waarde - Archeologie 4' geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 250 m2 en niet dieper reiken dan 40 centimeter. Het gebied ter plaatse van de nieuw te bouwen woning zal opgehoogd worden met circa 50 centimeter, omdat het plangebied lager ligt ten opzichte van de weg en de omliggende percelen. Daamee kan er tot 90 centimeter graafwerkzaamheden plaatsvinden zonder dat de kans bestaat dat er eventuele archeologische waarden worden geschaad. De fundering van de woning zal niet dieper worden dan 90 centimeter. Daarmee wordt binnen de maximale verstoringsdiepte gebleven.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Er zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied aanwezig. De ingrepen zijn beperkt van aard. Het aspect cultuurhistorie heeft geen verdere invloed op het uitwerking van dit plan.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Het plangebied grenst aan drie zijden aan agrarische gronden. Op het zuidoostelijk aangrenzende deel van deze agrarische gronden (Spaartweg 5) is een agrarische bouwvlak gelegen ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven. Voor een grondgebonden agrarisch bedrijf geldt conform de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' een richtafstand van 100 meter. Aan deze afstand wordt in het nieuwe bouwplan niet voldaan. Echter, is in de huidige situatie reeds een woning met woonbestemming aanwezig die op kortere afstand van het agrarisch bouwvlak is gelegen. De nieuwe woning wordt ruim 21 meter verder vanaf het agrarisch bouwvlak gesitueerd, waardoor de afstand tussen de woning en het agrarisch bouwvlak groter wordt. Daarmee vormt dit plan geen extra belemmering voor de bedrijfsuitvoering van het agrarisch bedrijf op het perceel Spaartweg 5.

Op het perceel Spaartweg 5 is een fruitkwekerij gevestigd. Binnen het agrarische bouwvlak, grenzend aan het plangebied zijn enkele rijen fruitbomen (perenbomen) aanwezig. Voor spuitzones wordt over het algemeen een afstand van 50 meter aangehouden (vuistregel) tot de grens van de gevoelige bestemming. Volgens vaste rechtspraak kan op basis van specifieke omstandigheden van deze 50 meter gemotiveerd worden afgeweken. De driftblootstelling is onder andere afhankelijk van de toegepaste spuittechniek, kale of volle bladsituatie van de (fruit)bomen, een windhaag rondom het perceel en de overheersende windrichting.
Met de eigenaar van het fruitteeltbedrijf is een overeenkomst gesloten waarin is vastgelegd dat de rijen perenbomen die aan het woonperceel grenzen (zone van circa 12 meter breed) over een lengte van 100 meter vanaf de voorkant van het perceel niet meer bespoten zullen worden met bestrijdingsmiddelen. Daarmee komt de spuitzone nabij het woonperceel te vervallen en is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De overige direct aangrenzende agrarische gronden bestaan uit weiland en zijn in eigendom van de initiatiefnemer. Ter plaatse zal geen fruitteelt plaatsvinden.

Tegenover het plangebied is op het perceel Postweg 29a een fruitteeltbedrijf aanwezig met enkele koelinstallaties. De Veiligheidsregio Zeeland heeft op basis van de milieuvergunning aangegeven dat voor de koelinstallaties gebruik wordt gemaakt van het koudemiddel freon. Freon valt vanwege het lage risicogehalte niet onder de criteria van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) en kent ook geen veiligheidsafstanden. De koelinstallaties vormen dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Een gedeelte van het plangebied bestaat uit agrarische gronden welke worden omgezet naar de bestemming 'Wonen'. Een woonbestemming is een gevoelige bestemming, daarom is bodemonderzoek noodzakelijk.

Door ABO-Milieuconsult is op 11 juni 2018 een bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 1). In de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan bestrijdingsmiddelen, minerale olie, zware metalen en PAK gevonden. In de ondergrond zijn aromatische oplosmiddelen gevonden. Daarnaast zijn licht verhoogde concentraties aan minerale olie in het grondwater waargenomen. Deze bevindingen zijn zo gering dat de resultaten hiervan geen aanleiding geven tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. Binnen het plangebied zijn sporen baksteen en brokken beton aangetroffen. Deze zijn niet onderzocht op de aanwezigheid van asbest. Analytisch is er geen asbest aangetroffen.

Het bodemonderzoek is door de RUD Zeeland (Regionale UitvoeringsDienst) beoordeeld. Zij hebben aangegeven dat voor de beoogde nieuwbouw de uitvoering van een verkennend asbestonderzoek niet noodzakelijk is, omdat er zintuiglijk geen asbest is waargenomen. Uit de resultaten van het bodemonderzoek blijkt dat de chemische gesteldheid van de bodem geen belemmering is voor de sloop van de huidige woning en de bouw van een nieuwe woning. Er is geen sprake van een geval van ernstige verontreiniging. Het perceel is geschikt voor de functie van wonen met tuin.

Door aaiZeeland vof is een asbestinventarisatie uitgevoerd (18-06-2018). Uit de inspectie en analyse van de genomen monsters blijkt dat er één asbestverdachte toepassing is aangetroffen. Het betreft een technische installatie (LS eindaansluiting op HAS kast) in de hal van de woning. Deze zal bij de sloop van de woning in zijn geheel verwijderd worden.

4.5 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Het plangebied ligt niet binnen een risicocontour van een gevaarlijke inrichting. Tevens zijn er geen routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen in of nabij het plangebied aanwezig. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

De Spaartweg heeft een snelheidsregime van 50 km/uur. De woning ligt volgens de Wet geluidhinder binnen de onderzoekszone (200 meter) van deze weg. De Spaartweg kan als zeer rustig worden aangemerkt. De weg is geen doorgaande route en wordt uitsluitend gebruikt door landbouwverkeer om de aangrenzende agrarische percelen te bereiken en de vier agrarische bedrijven die aan deze weg zijn gelegen. Deze zeer geringe verkeersintensiteit zorgt ervoor dat de geluidsbelasting laag is. Gezien deze lage intensiteit, zal de geluidsbelasting laag zijn en sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning. Daarnaast dient conform het huidige Bouwbesluit aan hogere eisen ten aanzien van de isolatiewaarde te voldoen waardoor de situatie ten opzichte van de huidige situatie zal verbeteren. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

4.7 Kabels En Leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aantal woningen bij deze ontwikkeling blijft gelijk. De ontwikkeling draagt daarom 'Niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in of in de nabijheid van een Natura 2000 gebied en/of NatuurNetwerkNederland gebied. Ook zijn er geen andere natuurgebieden in de directe omgeving aanwezig. Een nadere beoordeling in het kader van gebiedsbescherming is niet nodig.

Soortenbescherming
Door Buijs Eco Consult B.V. is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 2). Geanalyseerd is welke beschermde natuurwaarden aanwezig zijn. Daartoe hebben twee veldbezoeken plaatsgevonden. Uit de quickscan is gebleken dat in en aangrenzend aan het plangebied (algemene) broedvogels voorkomen. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, worden verbodsbepalingen zoals in artikel 3.1 en 3.5 van de Wet natuurbescherming niet overtreden. Op de planlocatie komen ook algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën voor, die beschermd zijn. Daarbij geldt voor de meeste grondgebonden zoogdieren (o.a. algemene voorkomende muizen) en eventueel voorkomende algemene amfibieën op basis van de provinciale verordening een vrijstelling. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing (ex. Art. 3.31) van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd voor het overtreden van verbodsbepalingen (Art. 3.10), mits de mitigerende maatregelen worden uitgevoerd. Voor alle in het wild voorkomende plant- en diersoorten geldt (wel) de bepaling van zorgplicht (Art. 1.11). Door het naleven van de mitigerende maatregelen kan de zorgplicht goed worden ingepast in het werk. De mitigerende maatregelen omvat het bouwrijp maken (verwijderen begroeiing) buiten de winter- en voortplantingsperiode. Algemeen dienen de werkzaamheden voor bouwrijp maken buiten de periode van 15 maart tot 15 augustus te worden uitgevoerd. Voorafgaand aan de uitvoering dient een controle in het veld te worden uitgevoerd door een ter zake deskundige ecoloog. Daarnaast wordt geadviseerd om tijdens de uitvoering van het project te voorkomen dat er plassen water op de bouwlocatie ontstaan die rugstreeppadden (pioniersoort) kunnen aantrekken. Tevens wordt aanbevolen om de nieuwe woning "natuur inclusief" te bouwen met op de noordoostgevels eventueel inbouwvoorzieningen voor huismus en gierzwaluw en op de zuidoost georiënteerde gevels geïntegreerde vleermuisvoorzieningen.

Er zal gewerkt worden conform een goedgekeurde gedragscode waarbij een plan van aanpak wordt opgesteld. De hiervoor genoemde adviezen worden daarin meegenomen.

Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Verkeer En Parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Er is sprake van vervangende nieuwbouw van de huidige woning. De verkeersgeneratie blijft daarom gelijk. Ook is er meer dan voldoende ruimte op het eigen terrein om te parkeren. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de verkeersstructuur ter plaatse.

4.11 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.
Plangebied ligt niet nabij een waterkering en heeft hiervoor geen gevolgen.
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.
Het huidig bouwvlak heeft een oppervlakte van 475m² met voor de woning een maximaal toegestane inhoud van 750 m³ en 60 m² aan bijgebouwen. Het huidige dakoppervlak is 147 m².

Het nieuwe bouwvlak heeft een oppervlakte van 750 m2 met voor de woning een maximaal toegestane inhoud van 750 m3 en 60 m2 aan bijgebouwen. Het nieuwe dakoppervlak bedraagt 170 m2 exclusief de vergunningsvrije aanbouw. Omdat bij de huidige woning ook vergunningsvrij mag worden gebouwd, wordt deze oppervlakte bij de berekening van het dakoppervlak buiten beschouwing gelaten.

De bouwmogelijkheden in dit wijzigingsplan zijn gelijk aan de bouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan. Daarmee maakt dit wijzigingsplan geen extra dakoppervlak mogelijk ten opzichte van de huidige situatie en heeft dit plan geen extra afwatering tot gevolg. Eventuele erfverharding wordt niet aangesloten op het riool. Het uitvoeren van watercompensatie is daarom niet nodig.
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
De aansluiting voor de nieuwe woning zal op de riolering van de oude woning worden aangesloten. De situatie blijft gelijk.
Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.
De situatie ten aanzien van de bouwmogelijkheden veranderd niet. Vanwege de lage ligging van het perceel wordt dit opgehoogd met circa 50 centimeter waarmee het perceel gelijk komt te liggen met de hoogte van de weg. Het plan geen invloed heeft op de grondwaterkwantiteit en verdroging. Tevens wordt er geen grondwater onttrokken.
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.
De nieuwe woning wordt gerealiseerd met duurzame materialen welke geen invloed hebben op de kwaliteit van het grondwater.
Er worden geen materialen gebruikt die een nadelige invloed hebben op het grondwater.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
Deze situatie veranderd niet ten opzichte van de huidige situatie. Er is in zowel de huidige als toekomstige situatie geen open water aanwezig.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
Het maaiveld wordt opgehoogd met circa 50 cm. De gemeente is hiermee akkoord, mits de regels met betrekking tot grondtransport en – bewerking in acht worden genomen.
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
Er zijn geen natte natuur of andere natuurwaarden aanwezig. Dit aspect is niet aan de orde.
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.
De voorliggende sloot langs de Spaartweg blijft bereikbaar voor onderhoud vanaf de Spaartweg.

Andere belangen waterbeheer
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.
Er zijn binnen en grenzend aan het plangebied geen objecten van de waterbeheerder aanwezig. De huidige inrit/dam ter plaatse van de watergang langs de Spaartweg blijft behouden en gebruikt voor de ontsluiting van de nieuwe woning. Dit aspect is niet aan de orde.
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?


* na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).

Tijdens de sloop- en bouwfase zullen er wellicht enkele transporten van sloopafval, grond voor ophoging en bouwmaterialen over de N670 plaatsvinden. Dit heeft geen invloed op de weg.

Er is sprake van vervangende nieuwbouw van één woning. Deze ontwikkeling heeft geen extra verkeersaantrekkende werking.

Er vinden geen wijzigingen met betrekking tot bereikbaarheid plaats.


In zowel de huidige als toekomstige situatie vindt parkeren op eigen terrein plaats.




De Spaartweg is deels een waterschapsweg. Zie onderstaande afbeelding.
De voorgevel van de nieuwe woning wordt circa 22 meter uit de grens van de waterschapsweg gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.buitengebiedWZ004-VAST_0012.png"

4.12 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan/-wijzigingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Dit wijzigingsplan maakt geen activiteit mogelijk die genoemd is in onderdeel D van het Besluit m.e.r.. Een beoordeling of besluit is dan ook niet benodigd.

4.13 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Er is een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer, waardoor het opstellen van een exploitatieplan achterwege kan blijven. Het wijzigingsplan wordt financieel uitvoerbaar geacht.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzage legging ontwerpwijzigingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.6 Wro wordt een ontwerpwijzigingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden zijn dan in de gelegenheid een zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij het college van burgemeester en wethouders. Vaststelling van het wijzigingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.

Bijlage 1 Bodemonderzoek Abo-milieuconsult

Bijlage 1 Bodemonderzoek ABO-Milieuconsult

Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 2 Quickscan flora en fauna