Abdijstraat 2 Kapelle
Bestemmingsplan - Gemeente Kapelle
Vastgesteld op 24-05-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Abdijstraat 2 Kapelle, met identificatienummer NL.IMRO.0678.kapbiezHZ015-VAST van de gemeente Kapelle.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en /of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over het certificaat als bedoeld in paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met artikel 5.6, van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.6 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.
1.7 archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en /of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.10 bestaand verhard oppervlak
het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande verhard oppervlak.
1.11 bestaand gebruik
het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande gebruik.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.19 deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.
1.20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.21 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.22 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.23 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning.
1.24 lichte horeca
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend voor
verstrekking van etenswaren en maaltijden en daardoor slechts beperkte hinder voor
omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende functies
onderscheiden: corissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, tearoom, bistro.
1.25 logies
bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende personen het hoofdverblijf ter plaatse of elders hebben.
1.26 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.27 ondergeschikte detailhandel
ondergeschikte detailhandel is niet primair gericht op het te koop aanbieden , verkopen, verhuren en leveren van goederen, maar is slechts ter ondersteuning van de hoofdactiviteit.
1.28 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.29 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;
- c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen.
1.30 perceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
1.31 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.
1.32 voorgevel-/achtergevellijn
de op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de wegafgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden.
1.33 voorste perceelsgrens:
de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan.
1.34 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogten aangemerkt.
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en /of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en /of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 breedte, lengte of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en /of het hart van de scheidsmuren.
2.6 de bouwhoogte van een ander bouwwerk
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Volkstuin
De voor Recreatie - Volkstuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen;
- b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding ten behoeve van de waterhuishoudkundige situatie;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, fiets- en wandelpaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
3.1 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
- b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor de bij wonen behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, alsmede de kapvorm, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. het beeldkwaliteitsplan;
- c. toetsing aan welstand;
4.4 Ontheffing van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- b. de vloeroppervlakte voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 50 m² en ten hoogste 30% van het vloeroppervlak.
4.6 Ontheffing van het gebruik
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Woongebied
5.1 Bestemmingsomchrijving
De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan-huis-gebonden beroepen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen in het openbare gebied;
- e. speelvoorzieningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding ‘bed & breakfast', tevens 'logies' en ontbijt en lichtehoreca;
- g. water;
- h. geluidwerende voorzieningen;
- i. straten, wegen, fiets- en wandelpaden;
- j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en inrichting, alsmede de kapvorm en verharding, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in bijlage 1;
- c. toetsing aan welstand.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de vorm van een terrein met archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.3 Ontheffing van de bouwregels
6.4 Aanlegvergunning
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bouwregels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en /of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- c. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Overschrijding bouwregels
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
8.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Geluidzone Industrie
Met betrekking tot de 'geluidzone-industrie' geldt dat binnen deze zone geen nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn toegestaan.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Het voorzien in minder dan 75 mm waterberging per m² toegenomen verhard oppervlak ten opzichte van bestaand verhard oppervlak, is niet toegestaan.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Indien in de bestemmingsplanregels naar deze regel is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing, uitwerking of wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en /of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
14.2 Regels ten aanzien van parkeren
- a. het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren en stallen van voertuigen;
- b. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort of die elders beschikbaar zijn. De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van de normen die zijn neergelegd in CROW uitgave 381.
- c. indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, dan gelden de gewijzigde regels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt.
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt.
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Abdijstraat 2 Kapelle'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Abdijstraat in Biezelinge is 'De Fruitschuur' gevestigd. De aanwezige winkel is reeds sinds zomer 2021 niet meer als zodanig in bedrijf. De initiatiefnemers willen op deze locatie de voormalige winkel transformeren tot een woning met bed & breakfast en lunchroom. Op het restant van het kavel worden 10 seniorenwoningen gerealiseerd. Het gaat om de locatie die kadastraal bekend staat als KPL01-E-3385.
Daarnaast heeft de eigenaar van de woning op Ganshoekweg 13 het voornemen een deel van het aan de zuidzijde van zijn woning grenzende perceel (KPL01-E-3384) bij zijn tuin te betrekken en hier een bijgebouw te bouwen.
In het geldende bestemmingsplan 'Kapelle - Biezelinge' heeft de locatie de bestemmingen 'Detailhandel' en 'Agrarisch'. De beoogde ontwikkeling past niet binnen deze bestemming.
Om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken is met de gemeente Kapelle overeengekomen een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in het zuiden van Biezelinge in de gemeente Kapelle. De locatie ligt tussen de Abdijstraat, de Ganshoekweg en de Schotwegje. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de kern van Biezelinge waar woningen aanwezig zijn. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan agrarische percelen waar het voornemen bestaat detailhandel te realiseren. De oostgrens van het plangebied wordt gevormd door de Abdijstraat. Aan de andere zijde van de Abdijstraat staat een rij woningen die grenst aan het industrieterrein Smokkelhoek.
De ligging van het plangebied is op figuur 1.1 weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied Biezelinge (Bron: Google Maps)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan ter plaats van het plangebied is het op 9 februari 2010 vastgestelde bestemmingsplan 'Kapelle - Biezelinge'. Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Detailhandel' en de bestemming 'Agrarisch'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'.
Gronden met de bestemming 'Detailhandel' zijn bestemd voor detailhandel en dienstverlening, wonen in een woning de de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Op het perceel ligt een bouwvlak waar de maximale goothoogte 4 meter bedraagt.
De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn bestemd voor grondgebonden bedrijven, wonen in een bedrijfswoning, aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets-, wandel- en ruiterpaden en de daarbij behorende voorzieningen. En bij de bestemming 'Agrarisch' behorende voorzieningen, zoals groen, sloten en watergangen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. In het oostelijk deel van het plangebied is binnen de bestemming Agrarisch een bouwvlak aanwezig, waarbij een maximale goothoogte van 4 meter geldt.
Gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' zijn tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Tenslotte ligt het hele plangebied in de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' die afkomstig is van industrieterrein 'Smokkelhoek'. Met betrekking tot de 'geluidszone - industrie' geldt dat binnen deze zone geen nieuwe geluidsgevoelige objecten toegestaan zijn.
Figuur 1.2 Aanduiding plangebied in geldend bestemmingsplan (Bron: Ruimtelijke Plannen)
1.4 Opzet Van De Toelichting
De opzet van de plan toelichting is als volgt.
- In hoofdstuk 2 worden de huidige en beoogde situatie van het plangebied beschreven;
- In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader;
- In hoofdstuk 4 zijn de resultaten vermeld van de toetsing aan milieu- en overige aspecten;
- Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving;
- Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving
2.1 Huidige Situatie Plangebied En Directe Omgeving
Het plangebied ligt aan de rand van de kern Biezelinge, tussen woningen, agrarische grond en bedrijventerrein Smokkelhoek en heeft een oppervlakte van ongeveer 6.000 m2. Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Abdijstraat en aan de westzijde door de Ganshoekweg en Schotwegje. De gronden zijn kadastraal bekend als KPL01-E-3385 en (deels) KPL01-E-3384. De Fruitschuur was een verkooppunt waar een breed assortiment groenten, aardappelen en fruit werd verkocht. Verder was er ook een ruime sortering aan diervoeding en dierbenodigdheden aanwezig. Aan de westkant zijn een tweetal volkstuintjes aanwezig. De gronden tussen de volkstuintjes en de bebouwing behorende bij de 'Fruitschuur' zijn deels ingericht als boomgaard en deels verhard, op de verharding is een afdak aanwezig.
De gronden langs de Abdijstraat zijn bestemd als 'Detailhandel', 'Wonen', 'Tuin' en 'Agrarisch' waardoor een gevarieerd straatbeeld is ontstaan. Grenzend aan de Abdijstraat zijn met name woningen aanwezig. Dit zijn vooral vrijstaande woningen of twee onder één kap woningen. Ten zuiden van het plangebied is een boomgaard aanwezig. Op deze gronden zijn plannen om detailhandel te realiseren. Aan de oostzijde van de Abdijstraat ligt bedrijventerrein Smokkelhoek. Dit bedrijventerrein is ontwikkeld voor lokale en regionale bedrijvigheid. Het betreft hier bedrijven die zijn verplaatst vanuit de kernen Kapelle en Biezelinge. De reguliere woningen, detailhandel, industrie en agrarische grond maken dit gebied tot een multifunctioneel gebied.
Op circa 400 meter ten noorden van het plangebied loopt het treinspoor tussen Vlissingen en Roosendaal. Op circa 500 meter ten zuiden van het plangebied loopt de provinciale weg N289 en de rijksweg A58.
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (Bron: Luchtfoto 2020 Kadaster Nederland)
2.2 Beoogde Ontwikkeling
Abdijstraat 2
Aan de westzijde van het perceel aan de Abdijstraat 2 zullen 10 seniorenwoningen worden gebouwd. De woning en de schuur blijven gehandhaafd. Hierin zal naast de bestaande woning een Bed & Breakfast en lunchroom komen. Om dit te kunnen realiseren worden de overige opstallen gesloopt (zie figuur 2.2).
Het initiatief van de B&B, lunchroom en seniorenwoningen vormt een totaalconcept. In de vorm van een kleinschalige lunchroom willen initiatiefnemers een ontmoetingslocatie tussen bewoners en de omgeving creëren. Daarbij worden twee gastenkamers gecreëerd (de B&B), waarin onder andere familie of ander bezoek van de senioren kunnen overnachten. Deze gastenkamers kunnen ook door anderen gehuurd worden.
De 10 seniorenwoningen zijn opgedeeld in twee volumes. Aan de noordzijde van het plangebied worden 4 woningen gebouwd en westzijde worden 6 woningen gebouwd.
De 4 woningen aan de noordzijde zijn éénlaagse woningen met twee slaapkamers, een woonkamer/keuken en een badkamer. De woningen zijn circa 8,5 meter breed en hebben een diepte van circa 10 meter. De bouw- en goothoogte bedragen circa 5,5 meter en 3 meter. De woningen hebben in de bestaande schuur ieder een eigen berging.
De 6 woningen aan de oostzijde zijn tweelaagse woningen. De begane grond bestaat uit met een slaapkamer, een woonkamer/keuken en een badkamer. Het daglicht treedt via dakvenster de woonkamer/keuken en slaapkamer binnen. Op de eerste verdieping is ruimte voor nog een slaapkamer en badkamer. De woningen zijn circa 7 meter breed en hebben een diepte van circa 11 meter. De bouw- en goothoogte bedragen circa 7 meter en 3,5 meter. Aan de achterzijde hebben de 6 woningen ieder een eigen berging en is een gemeenschappelijk erf aanwezig. Aan de zuidzijde van het plangebied zijn 19 parkeerplaatsen beschikbaar. De stedenbouwkundige opzet bestaat uit een heldere blokstructuur en qua volume aansluit bij de gebouwen in de nabije omgeving.
De initiatiefnemers gaan in de te handhaven woning wonen. Grenzend aan de Abdijstraat hebben de initiatiefnemers de beschikking over een privé tuin. De te handhaven schuur wordt heringericht als lunchroom (circa 100 m2 bvo) met een B&B op de eerste verdieping. Aan de voorzijde van de lunchroom wordt een terras gerealiseerd. De bewoners van de te handhaven woning hebben de beschikking over een privé parkeerplaats waar ruimte is voor zowel de eigen parkeerbehoefte als die van de gasten van de B&B.
Voor de bewoners is aan de noordkant van het plangebied een opstelplaats voor ondergrondse vuilcontainers aangelegd. Het plangebied zal een groene uitstraling hebben waarbij een moestuin en meerdere fruitbomen op de locatie sieren. Om het plangebied wordt een groene haag aangelegd. Aan de noordkant van het plangebied is een in- en uitgang aangelegd voor voetgangers en fietsers. Aan de zuidkant moet een in- en uitrit voor het autoverkeer. Via deze zijde zijn de parkeerplaatsen bereikbaar.
Figuur 2.2 De te slopen en te handhaven bebouwing (Bron: Kort Geytenbeek Architecten)
Figuur 2.3 De beoogde situatie (Bron: Kort Geytenbeek Architecten)
Figuur 2.4 Artist impression (Bron: Kort Geytenbeek Architecten)
Ganshoekweg 13
Aan de westzijde van het plangebied (zie figuur 2.5) wordt een schuur gebouwd. De schuur is circa 9 meter breed en 13 meter lang en is bedoeld voor privé gebruik. De schuur heeft een nokhoogte van 5 meter en een goothoogte van circa 2,9 meter.
Figuur 2.5 De te realiseren schuur (Bron: Kadaster, bewerkt)
Figuur 2.6 Schetsontwerp beoogde schuur (bron: Jeanette Hoogesteger architect)
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Aan de hand van een toekomstperspectief 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
- dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
- met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
- waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
- met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
- waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
- dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
- waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
- dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
- Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
- Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
- Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.
Keuzes
De belangrijkste keuzes zijn:
- Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
- Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
- Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
- Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.
Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de fysieke leefomgeving. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.
Toetsing en conclusie
Het planvoornemen is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid inzake het mogelijk maken van tien seniorenwoningen wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. De Nationale Omgevingsvisie wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau en heeft geen directe belangen die geborgd moeten worden ten aanzien van het plangebied en de beoogde ontwikkeling.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent een aantal nationale belangen zoals genoemd in de NOVI. Dit initiatief raakt geen rijksbelangen uit het Barro.
3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame ontwikkeling
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuw stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De reden hiervoor is om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte in Nederland te bevorderen. Een stedelijke ontwikkeling houdt in dat er nieuwe bebouwing wordt toegevoegd aan de huidige bebouwing. De ladder bestaat uit twee stappen: de eerste stap bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. De tweede stap omvat, indien de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing en conclusie
De ladderonderbouwing is op basis van jurisprudentie pas nodig vanaf 12 woningen. Voorliggende ontwikkeling voorziet in 10 woningen. De ontwikkeling is van dusdanig kleinschalige omvang (10 extra woningen) dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Bovendien is de ontwikkeling gelegen in het stedelijk gebied. Een uitgebreide onderbouwing van de ladder is niet noodzakelijk. Het voornemen is het toestaan van tien extra woningen die grotendeels binnen de bestaande bouwvlakken worden gerealiseerd. Daarnaast is op basis van de Agenda 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020 - 2030' in Kapelle behoefte aan woningen in centrum dorpse en stedelijk woonmilieus. De ontwikkeling sluit dan ook aan bij de behoefte. Het beleid geformuleerd in het Bro vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018
Inzet van beleid
Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan heeft betrekking op de onderwerpen economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het Omgevingsplan 2018 bevat slechts beperkt nieuw beleid ten opzichte van het Omgevingsplan 2012-2018. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 beoogt naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven (duurzame en concurrerende economie, klimaatbestendige en neutrale samenleving, waardevolle leefomgeving en toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving) ook een eerste aanzet te geven voor de lange termijn strategische doelen. De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid wordt primair bij de samenwerkende gemeenten gelegd. De provincie beperkt zich tot het bevorderen van de regionale samenwerking en het bewaken van een aantal eigen belangen.
Toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving
Stedenbeleid
In Zeeland is er sprake van een trek naar de steden en neemt de totale behoefte aan extra woningen in Zeeland de komende tien jaar geleidelijk af naar nul. Door de aanvullende woningbouw te concentreren in stedelijk gebied wordt niet alleen gebouwd waar de markt om vraagt, maar wordt ook het draagvlak voor voorzieningen in de directe omgeving behouden. Daarnaast zal het nodig blijven om de woningbouw in dorpen te faciliteren, dit zal dan primair via herstructurering, inbreiding binnen de bestaande kern, vervangende nieuwbouw en het verleggen van bestaande plannen naar nieuwe kansrijke locaties moeten gebeuren.
Bij woningbouw staan de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik hoog op de agenda. Het is van provinciaal belang dat Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de provincie.
Wonen
Door vergrijzing en ontgroening neemt het aantal gezinnen af en (oudere) alleenstaande huishoudens juist toe. Hierdoor neemt de behoefte aan woningen nabij voorzieningen in steden en centrumkernen toe. Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrensoverschrijdende impact. Het omgevingsplan benadrukt dan ook het belang van regionale woningmarktafspraken. De regionale woningmarktafspraken zijn bedoeld om regionaal woningbouwbeleid vast te stellen en dienen als onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Toetsing
Het planvoornemen is een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied, op korte afstand van voorzieningen. De gemeente Kapelle is onderdeel van de regio Bevelanden. De woningmarktafspraken van deze regio zijn in de Agenda Wonen in De Bevelanden 2020 opgenomen. Hierin is aangegeven dat er in Kapelle meer behoefte is aan centrum dorpse woningen. Vanuit de markt is mede door de vergrijzing een toenemende vraag naar levensloopbestendige woningen. Daarmee voldoet de ontwikkeling van 10 extra woningen in een behoefte.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met het Omgevingsplan 2018.
3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening Provincie Zeeland 2018
Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevings verordening 2018. Voor woningbouw zijn in de omgevingsverordening alleen regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied. Een beperkt aantal regels heeft vooral betrekking op stedelijke functies.
Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.
Toetsing en conclusie
In de Verordening Ruimte zijn geen specifieke regels opgenomen over de ontwikkeling van seniorenwoningen of de locatie.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionale Woningmarktafspraken
De regio De Bevelanden heeft regionale woningmarktafspraken opgesteld en opgenomen in de 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020 - 2030' (mei 2020). In dit document zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
Algemeen
- Niet méér bouwen dan de behoefte;
- Uitsluitend producten die echt iets toevoegen; goede producten op goede plekken;
- Lokaal maatwerk, aansluiten bij DNA van de plek;
- Flexibiliteit in de plannen;
- Onderling bespreken en afstemmen aan de voorkant.
Ruimtelijk
- Hoge dichtheid in de kernen, lage in het landschap;
- In principe binnen de kernen, bij voorzieningen;
- Inbreiden voor uitbreiden;
- Vooral focus op kleine huishoudens in stad en dragende kernen;
- Inzetten op “mooie woondorpen”.
Programmatisch
- Duurzaam, extra energiebesparende maatregelen;
- Levensloop- en toekomstbestendig;
- Aandacht voor groen en water;
- Omvang voorraad sociale huurwoningen gelijk;
- Extra middenhuurwoningen;
- Meer hoogwaardige grondgebonden nultreden en semipermanente woningen.
Vanuit het afsprakenkader wordt ingezet op:
- 1. Realistische woningbouwproductie met ambitie.
Binnen het programma wordt ruimte gecreëerd om in te kunnen spelen op de behoefte uit de markt.
- 2. De juiste kwaliteit, Product Markt Combinaties en woonmilieus.
Er wordt gestreefd naar een optimale match tussen vraag en aanbod.
Toetsing en conclusie
Met de bouw van de seniorenwoningen wordt voorzien in de bouw van woningen voor kleine huishoudens en daarmee in de invulling van een actuele woningbehoefte. De ontwikkeling sluit daarmee aan op de regionale woningmarktafspraken.
3.3.2 Regionale woonvisie
Met de Regionale Woonvisie De Bevelanden 2019 - 2023 beogen de vijf Bevelandse gemeenten inzicht te geven in de gezamenlijke missie en ambities van de regiogemeenten op het gebied van het wonen (oktober 2019). De visie is een parapluvisie voor verdere uitwerking in lokaal beleid.
De Regionale Woonvisie bevat de volgende missie: 'Wij willen een aantrekkelijke regio zijn waar men graag woont, met een regionaal passend, duurzaam en toekomstbestendig woningaanbod'. Vanuit deze missie zijn de volgende vijf ambities geformuleerd:
- 1. De Bevelanden zet in op een duurzame en toekomstbestendige woningvoorraad.
De Bevelanden heeft forse ambities op het gebied van duurzaamheid. In de woningvoorraad kan nog veel energie bespaard worden.
- 2. De Bevelanden voor iedereen.
De regio De Bevelanden wil een complete regio zijn, met een passend woningaanbod voor jong en oud, rijk en arm, kleine en grote huishoudens, met en zonder ondersteuning, permanent en tijdelijk.
- 3. De Bevelanden zet alleen in op nieuwbouw die echt iets toevoegt.
De Bevelanden streeft naar evenwicht in vraag en aanbod op de woningmarkt. De verwachte huishoudensgroei is de belangrijkste onderlegger voor het regionale woningbouwprogramma.
- 4. De Bevelanden benut het bestaande.
De Bevelanden streeft naar een toekomstbestendige woningvoorraad. Dit betekent continu investeren in onderhoud, aanpasbaarheid en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. Naast de focus op vastgoed zal er ook aandacht moeten zijn voor de aanpak van sociale problematiek en de kwaliteit van de openbare ruimte.
- 5. De Bevelanden zorgt.
Regio De Bevelanden wil een zorgzame regio zijn, waar vraag en aanbod naar wonen met zorg in balans zijn, ook voor de meest kwetsbare groepen. Hierbij ziet de regio kansen voor innovatieve vormen van wonen met zorg die de diversiteit aan woonmilieus voor regionale woningmarkt als geheel zullen vergroten.
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling van de seniorenwoningen is naar aanleiding van de marktvraag. Waar voorheen het doel was levensloopbestendige- en gezinswoningen te realiseren worden nu seniorenwoningen gebouwd. Dit is in overleg met gemeente gebeurt omdat is gebleken dat hier meer behoefte aan is. De ontwikkeling geeft daarmee invulling aan het beleid uit de Woonvisie.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Gemeente Kapelle Structuurvisie 2012-2030
De gemeente Kapelle heeft de Structuurvisie 2012-2030 opgesteld. Met de Structuurvisie geeft de gemeente richting aan de gewenste toekomst van de gemeente. Behoud en versterking van de kernkwaliteiten staat voorop:
- een uitstekend woon- en leefklimaat;
- een prima voorzieningenniveau;
- voldoende werk in de gemeente;
- aantrekkelijk voor recreatie.
Figuur 3.1 Uitsnede structuurvisie gemeente Kapelle (Bron: Structuurvisie Kapelle 2012 - 2030)
Net als in andere gemeenten in Zeeland speelt vergrijzing een rol. Vanuit de eigen woningbehoefte komt er meer vraag naar woningen voor ruime eenpersoonshuishoudens. De belangrijkste opgave uit de structuurvisie is het aanpassen van de huidige woningvoorraad zodat ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen.
Toetsing en conclusie
In figuur 3.1 is te zien dat het plangebied en de omgeving is aangeduid voor behoud en versterking woon- en leefklimaat kernen. De ontwikkeling deels een herontwikkeling van een bestaande (bedrijfs)woning maar ook nieuwbouw van seniorenwoningen. Het gevolg hiervan is een aanpassing in de huidige woningvoorraad zodat ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Zodoende sluit de ontwikkeling aan bij de doelen uit de structuurvisie.
3.4.2 Woonvisie gemeente Kapelle 2017+
In mei 2017 heeft de gemeente Kapelle een nieuwe woonvisie vastgesteld. In deze woonvisie benoemd de gemeente Kapelle belangrijke kansen en uitdaging die zij zien voor de Kapelse woningmarkt en ambities en koers op lange termijn. De woonvisie sluit aan bij de ambities zoals neergelegd in de Structuurvisie: behouden en versterken van wat Kapelle definieert, namelijk een aantrekkelijke woon- en leefomgeving. De uitvoeringsagenda bevat de prioriteitenstelling, te voeren beleid en instrumenten die de gemeente voorstelt voor de komende vijf jaar en een doorkijk naar tien jaar. Naast het realiseren van kleinschalige nieuwbouw om op korte termijn aan de woningvraag te voldoen, richt het zich op verbetering van de bestaande woningvoorraad op de langere termijn.
Toetsing en conclusie
De kleinschalige nieuwbouw voldoet op langere termijn aan het uitbreiden van de woningvoorraad en sluit kwalitatief gezien ook aan op de woningvoorraad. De ontwikkeling sluit aan bij de doelen uit de woonvisie.
3.4.3 Strategisch Kompas
In het Strategisch Kompas van de gemeente Kapelle is de ambitie opgenomen dat het woningaanbod woonruimte biedt voor ‘iedereen’, waarbij het kenmerk van de gemeente is dat je er dorps woont in het groen. Door te streven naar een aantrekkelijk woonklimaat voor zowel jonge gezinnen als ouderen kiest de gemeente voor een actieve sturing op een evenwichtige bevolkingsopbouw met bijpassende woningen, verspreid over de kernen.
Toetsing en conclusie
Onderliggende ontwikkeling betreft een herstructurering om seniorenwoningen mogelijk te maken. De ontwikkeling sluit dan ook aan bij de kwalitatieve vraag naar woningen voor ouderen.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing is als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen.
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op; een oppervlakte van 100 hectare of meer, of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de ontwikkeling van 10 woningen, B&B en lunchroom. De ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een m.e.r.-beoordelingsnotitie onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. De m.e.r.-beoordelingsnotitie is opgenomen in bijlage 1. Op basis van de aanmeldingsnotitie heeft het bevoegd gezag besloten dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk is.
4.2 Watertoets
Toetsingskader
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld (zie bijlage 2). Dit aanmeldformulier wordt voorgelegd aan het waterschap.
Toetsing en conclusie
Uit het aanmeldformulier blijkt dat er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding zijn.
4.3 Ecologie
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht tot één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
- de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Soortenbescherming
In het Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldoen moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland
In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos , wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Natura 2000/Natuurbeschermingswet
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De afstand tot Natura 2000-gebieden bedraagt circa 1.400 meter. Dit betreft het Natura 2000-gebied 'Westerschelde & Seaftinghe'. Op circa 1.800 meter bevindt zich het Natura 2000-gebied 'Yerseke en Kapelse Moer' (zie figuur 4.1). Gelet op deze afstand zal nieuwbouw van 10 woningen geen effect hebben op dit gebied. De gevolgen voor verzuring en vermesting zijn niet op voorhand uit te sluiten daarom is onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie. De memo met uitgangspunten en uitkomst is opgenomen in bijlage 4. Uit berekeningen voor de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied (zie bijlagen 5 en 6).
Figuur 4.1 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (Bron: Provincie Zeeland)
Natuurnetwerk Zeeland
Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het meest dichtstbijzijnde gebied wat deel uitmaakt van het NNZ ligt op ongeveer 350 meter. Dit is het gebied 'Weeltje bij Biezelinge'. Op circa 450 meter bevindt zich het NNZ gebied 'Smokkelhoek'. De geplande activiteit ligt op geruime afstand van beide gebieden. De bouw en het gebruik van de woningen hebben vanwege de afstand en de ligging geen negatief effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van Natuurnetwerk Zeeland.
Figuur 4.2 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzicht van Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland)
Soortenbescherming
Voor de ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3. De conclusies van deze quickscan worden hierna kort weergegeven:
Vleermuizen
In de te transformeren en/of te slopen opstallen bevinden zich geen openingen waar gebouwbewonende vleermuissoorten gebruik van kunnen maken. Er is tevens geen sprake van een belangrijke functie van het plangebied als vliegroute en/of foerageergebied voor vleermuizen. Vanuit de Wet natuurbescherming bestaan er, op de zorgplicht na, geen verdere verplichtingen ten aanzien van deze soortgroep. Aanvullend onderzoek en/of een ontheffing zijn niet nodig.
Vogels met een vaste verblijfplaats
Tijdens het veldonderzoek zijn geen nesten of andere sporen van vogelsoorten met een vaste verblijfplaats of andere broedvogelsoorten aangetroffen in het plangebied. De aanwezige bebouwing is niet geschikt als vaste rust- en/of verblijfplaats voor de Huismus en de Gierzwaluw. Het kan daarom met voldoende zekerheid worden uitgesloten dat de voorgenomen plannen leiden tot verstoring en/of vernietiging van vaste nest- en rustplaatsen van deze soorten. Vanuit de Wet natuurbescherming bestaan er, op de zorgplicht na, geen verdere verplichtingen ten aanzien van deze soortgroep. Aanvullend onderzoek en/of een ontheffing zijn niet nodig.
Grondgebonden zoogdieren
De te slopen opstallen beschikt niet over openingen waar marterachtigen of andere grondgebonden zoogdieren gebruik van zouden kunnen maken. Het kan daarom met voldoende zekerheid worden uitgesloten dat de voorgenomen plannen leiden tot verstoring of vernietiging van vaste verblijf- of rustplaatsen van soorten uit deze groep. Vanuit de Wet natuurbescherming bestaan er, op de zorgplicht na, geen verplichtingen. Aanvullend en/of een ontheffing zijn niet nodig.
Conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. Het meest dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft 'Westerschelde & Seaftinghe' op circa 1.400 meter. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (figuur 4.2). Op circa 350 meter van de ontwikkeling is natuurgebied 'Weeltje bij Biezelinge' aanwezig die behoort tot het Natuurnetwerk Zeeland. Verder ligt het gebied niet binnen een waterwin-, grondwaterbeschermings- of milieubeschermingsgebied. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde gebieden. De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg. Uit AERIUS berekening voor de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van relevante stikstofdepositie (hoger dan 0,00 mol/ha/j) in de omliggende Natura 2000-gebieden.
Soortenbescherming
De voorgenomen ontwikkeling is naar verwachting niet in strijd met het onderdeel soortenbescherming uit de Wet natuurbescherming. De initiatiefnemer dient zich te houden aan de zorgplicht uit artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming die geldt voor alle plant- en diersoorten (ook de onbeschermde). De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.
4.4 Cultuurhistorie En Archeologie
4.4.1 Cultuurhistorie
Bij cultuurhistorische waarden aangaande gebouw erfgoed gaat het over de positieve waardering van bouwsporen, objecten, patronen, structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
Onderzoek
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.3 is te zien dat er op het perceel van Abdijstraat 2 een bouwhistorisch object aanwezig is, namelijk een historische boerderij. Deze historische boerderij bestaat uit een woonhuis en schuur uit circa 1920-1940, met twee moderne schuren en een schuurtje uit dezelfde periode. Het geheel is gelegen op een verstoord erf, die volledig is toegespitst op de huidige bedrijfsactiviteiten: fruit-, planten- en diervoederverkoop. Er is een eigentijdse tuin, boomgaard, toegangshek, toegangspalen en dit alles is omgeven door een afrastering. Het dak van het woonhuis loopt door in het dak van de schuur, heeft een golvende noklijn evenwijdig aan de weg en gedeeltelijk donkere pannen. De gevels van het woonhuis zijn van baksteen met gevelankers, een gevelsteen, oorspronkelijke gevelindeling en een brede witte plint. De aangrenzende schuur heeft houten gepotdekselde gevels met een zwarte deeldeur en een moderne pui die toegang geeft tot de winkel.
In de omliggende omgeving bevinden zich op ruime afstand nog een historische boerderij, rijksmonument en meerdere gebouwen die op de gemeentelijke monumentenlijst staan. e ontwikkeling heeft geen invloed op deze cultuurhistorische waardevolle objecten.
Figuur 4.3 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart, in rood Abdijstraat 2 (Bron: Provincie Zeeland)
Conclusie
Aan de feitelijke bebouwing van de woning zal niet veranderen waardoor er geen invloed is op de cultuurhistorische waarde. De schuur kent weinig cultuurhistorisch waarde meer aangezien de schuur in de loop der jaren meerdere malen is verbouwd tot verkooppunt van fruit-, planten- en diervoeder. De transitie van de schuur tot lunchroom met een B&B op de verdieping, zal leiden tot minimale aanpassingen van de bestaande schuur. Aan de feitelijke bebouwing van de schuur zal weinig veranderen.
4.4.2 Archeologie
Toetsingskader
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan door het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Op basis hiervan zijn vier verschillende archeologische verwachtingszones onderscheiden. De archeologische verwachtingszones zijn in het bestemmingsplan 'Kapelle - Biezelinge' vertaald naar twee archeologische dubbelbestemmingen. In de bouwregels van deze bestemmingen is bepaald dat er ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd mits de betrokken archeologische waarden door de voorgenomen bouwactiviteiten niet worden geschaad. Hiervoor zal de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch onderzoeksrapport moeten overleggen en is instemming van de archeologische deskundige vereist. Ook voor het uitvoeren van werkzaamheden die het bodemprofiel kunnen aantasten, is een vergunning met onderzoek en advies nodig. De dubbelbestemmingen verschillen van elkaar op het punt van de oppervlakte die is vrijgesteld van onderzoek.
Toetsing
In het bestemmingsplan 'Kapelle - Biezelinge' is voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' opgenomen. In deze bestemming is bepaald dat archeologisch onderzoek en advies niet nodig zijn indien de oppervlakte van de bodemverstoring niet meer dan 100 m2 bedraagt of als het gaat om een bodemverstoring die niet dieper reikt dan 30 cm. De beoogde ontwikkeling overschrijd beide normen. Hierdoor is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Op 28 juli 2021 is een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door ADC ArcheologieProjecten. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 7. Het volgende is geconcludeerd:
"In de ondergrond van het plangebied is een klei- en zandpakket aanwezig (Laagpakket van Wormer, Formatie van Naaldwijk). Waarschijnlijk is in het (noord)oosten van het plangebied een kreekgeul actief geweest. In het westen van het plangebied is een laag kwelderklei op wadafzettingen aanwezig. De afzettingen van het Laagpakket van Wormer worden afgedekt door een rietveenpakket. Dit pakket gaat scherp naar boven toe over in een tweede klei- en zandpakket (Laagpakket van Walcheren, Formatie van Naaldwijk). In het oosten van het plangebied is een zandpakket aanwezig, afgedekt door een pakket zandige klei. Het betreft hier ene pakket kreekgeulafzettingen. In het noordwesten van het plangebied gaat dit pakket naar boven toe over in een laag uiterst siltige klei; kreekoeverafzettingen. De top van het bodemprofiel wordt gevormd door een dik humeus pakket zwak zandige klei, afgedekt door een 5 tot 50 cm dikke laag straatzand. De top van het veenpakket is geërodeerd door de vorming van de kreekgeul van het Laagpakket van Walcheren. De top van het Laagpakket van Walcheren is tot een variërende diepte van 75 tot 210 cm –mv omgewerkt. Waarschijnlijk komt dit door het gebruik van het plangebied als boerenerf in de 19e en 20e eeuw.
In de ondergrond van het plangebied, in de top van het Laagpakket van Wormer, kunnen nog archeologische waarden uit het Neolithicum aanwezig zijn. De top van het veenpakket en het Laagpakket van Walcheren zijn niet intact en daarom worden op deze niveaus geen archeologische waarden verwacht. De top van het Laagpakket van Wormer ligt op 350 tot 470 cm –mv (2,66 tot 4,14 m – NAP). In het humeuze pakket in de bovengrond zijn baksteenfragmenten gevonden. Deze fragmenten zijn waarschijnlijk in het plangebied terecht gekomen als gevolg van het landgebruik van de 19e en de 20e eeuw, boomgaard en later als boerenerf. De baksteenfragmenten worden daarom niet als archeologische indicatoren beschouwd.
Op basis van het booronderzoek kan de hoge archeologische verwachtingswaarde voor het niveau van het Laagpakket van Wormer gehandhaafd blijven en voor de archeologische niveaus van de top van het Hollandveen en de top van het Laagpakket van Walcheren bijgesteld worden naar een lage archeologische verwachtingswaarde. De eventuele archeologische waarden in de top van het Laagpakket van Wormer worden niet bedreigd, behalve door heiwerkzaamheden. De heiwerkzaamheden hebben waarschijnlijk een gering effect op eventuele archeologische waarden. Als een beperkt heipalenplan gehanteerd wordt, waarbij 5% of minder van het gebied verstoord zal worden, zal een eventuele archeologische vindplaats in de ondergrond toch goed bewaard blijven. Het plangebied is voldoende onderzocht. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht."
Het is altijd mogelijk dat tijdens grondwerkzaamheden onverwacht archeologische vondsten aan het licht komen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van de grondwerkzaamheden te wijzen op de plicht zogenoemde toevalsvondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet. Deze melding dient behalve bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) tevens plaats te vinden bij de gemeente Kapelle.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg. Wel dient rekening gehouden te worden met de conclusies uit het hiervoor genoemde rapport en een bouwplan conform dit advies gemaakt worden dan wel met nader onderzoek aangetoond worden dat de archeologische waarden in het plangebied die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd. Er wordt een archeologische dubbelbestemming opgenomen om dit te borgen.
4.5 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
Toetsingskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Toetsing
Op 16 juni 2021 is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 8. Het volgende is geconcludeerd:
"De op de onderzoekslocatie geconstateerde verhoogde gehalten in de grond en het grondwater geven geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend of nader onderzoek.
In geval van het nuttig herbestemmen van uitkomende grond kan alsnog een onderzoek conform het Besluit bodemkwaliteit (partijkeuring op grond) nodig zijn. Dit is afhankelijk van onder andere - maar niet uitsluitend- de afzetlocatie, de partijomvang, de aangetroffen gehalten en de bodemvreemde bijmengingen. Er dient ook rekening mee gehouden te worden gehouden dat in de bovengrond tot 0,5 m-mv OCB aanwezig zijn. De afzetmogelijkheden in buurgemeenten op basis van hun Nota's bodembeheer kunnen hierdoor beperkt worden. De eventuele noodzaak tot verdere keuring en mogelijkheden hiervoor kunnen in overleg met bevoegd gezag Besluit bodemkwaliteit (veelal de ontvangende gemeente) en/of een milieuadviesbureau worden bepaald.
Op de onderzoekslocatie zijn lagen met meer dan 50% bodemvreemd materiaal aanwezig. Deze lagen zijn niet bemonsterd of geanalyseerd als grond omdat ze niet onder het beleid van de Wet bodembescherming vallen. Bodemvreemde lagen of bijmengingen kunnen stoffen bevatten die, bij vermenging met grond, een bodemverontreiniging kunnen veroorzaken of reeds hebben veroorzaakt. Vermenging met (bijvoorbeeld onder-, boven- en naastgelegen) grond dient daarom voorkomen te worden. "
Conclusie
Indien wordt voldaan aan de bovengenoemde aanbevelingen is de bodem geschikt voor de beoogde functie 'Wonen'.
4.6 Verkeer En Parkeren
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen plannen. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
De gemeente Kapelle heeft geen parkeerbeleid en daarom wordt de parkeerbehoefte berekend op basis van parkeerkencijfers uit de meest actuele CROW-publicatie (publicatie 381). Op basis van kencijfers uit deze publicatie wordt tevens de verkeersgeneratie berekend. Voor het juiste kencijfer/parkeernorm wordt een ligging in de rest bebouwde kom gehanteerd, de gemeente Kapelle wordt op basis van adressendichtheid getypeerd als weinig stedelijk gebied (CBS). Verder wordt uitgegaan van het gemiddelde binnen de bandbreedte van het kencijfer/de parkeernorm
4.6.1 Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
De planontwikkeling ligt op een perceel wat als verkooppunt van groenten, aardappelen en fruit in gebruik is aan de Abdijstraat in het zuidoosten van Biezelinge. Vlakbij ligt bedrijventerrein Smokkelhoek. De Abdijstraat is een erftoegangsweg waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De Abdijstraat gaat in Noordelijke richting over in de Juffertjeswegje en Noordstraat via de spoorwegovergang naar Kapelle. Dit zijn beide erftoegangswegen waar een maximumsnelheid van 3 0km/uur geldt. In Zuidelijke richting gaat de Abdijstraat over in de Smokkelhoekweg richting de N289. De Smokkelhoekweg is een erftoegangsweg met een uitstraling van een gebiedsontsluitingsweg waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De N289 is provinciale weg en een belangrijke gebiedsontsluitingsweg (80km/uur) om de rijksweg A58 en de kernen Schore en Hansweert te bereiken. De bereikbaarheid van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer is goed.
Langzaam verkeer
Fietsverkeer deelt op de Abdijstraat, Juffertjeswegje en de Noordsraat de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Langs de Smokkelhoekweg ligt een vrijliggend fietspad in twee richtingen. Langs het gebied van de beoogde ontwikkeling is geen voetpad aanwezig maar een parkeerstrook, het voetpad wordt paralel aan deze ontwikkeling aangelegd.
Openbaar vervoer
Op enkele meters afstand van het plangebied bevindt zich de dichtstbijzijnde bushalte Biezelinge, Hoofdstraat. Vanuit deze bushalte rijdt er om het uur een bus naar bushalte Wemeldinge, Dorpsplein.
4.6.2 Parkeren
Parkeerbehoefte
De parkeerbehoefte van de ontwikkeling is berekend met kencijfers van het CROW-publicatie 381 en opgenomen in tabel 4.6.1.
Voor seniorenwoningen zijn geen kencijfers bekend. De seniorenwoningen zijn vergelijkbaar met een serviceflat. Het parkeerkencijfer betreft 1,2 pp (aandeel bezoekers 0,3 pp).
Voor de lunchroom wordt aangesloten bij de kengetallen voor café/bar/cafétaria uit CROW-publicatie 381. Een lunchroom is vooral voor kort bezoek en heeft met name lokale bezoekers en dus vergelijkbaar met een cafetaria. Daarnaast is ook de keuken vergelijkbaar met een cafetaria en niet met bijvoorbeeld een restaurant. De parkeerbehoefte bij deze functie is in sterke mate afhankelijk van het aantal zitplaatsen en van het autogebruik van de bezoekers. Het aantal zitplaatsen van de beoogde lunchroom is 18 waarvan 14 voor de lunch en 4 voor een leestafel. Naar verwachting is de leestafel vooral bedoeld voor de senioren die in de bijbehorende woningen wonen. Dit is en klein aantal vergeleken met het aantal stoelen in een standaard lunchroom.
Gezien het hiervoor gesteld en het feit dat de lunchroom voor zowel bewoners als bezoekers van de B&B een belangrijke rol zal spelen, zal de parkeernorm voor de lunchroom lager zijn dan de 6 per 100 m² die de CROW publicatie aan geeft.
Voor de B&B wordt, gezien de kleine schaal, niet uitgegaan van kengetallen (5,2 per 10 kamers) maar uitgegaan van één parkeerplaats per kamer.
Tabel 4.6.1 Parkeerbehoefte (normatief) planologische mogelijkheden
functietype | Functie CROW | aantal | Norm | Parkeerbehoefte |
Seniorenwoning | serviceflat | 10 | 1,2 pp (aandeel bezoekers 0,3 pp) per woning | 12 pp |
B&B | 2 kamers | 1 per kamer | 2 | |
Lunchroom | cafe/bar/cafetaria | 100 m² | 6 per 100 m² | 6 |
Woning | koop, huis, vrijstaand | 1 | 1,9-2,4 pp woning (aandeel bezoekers 0,3 pp) | 2 |
Totaal | 22 pp |
Dubbelgebruik
Verschillende functies hebben op andere tijden een maatgevende parkeerbehoefte. Bij een ontwikkeling waarbij verschillende functies (in dit geval woningen een lunchroom en een B&B) gebruik maken van dezelfde parkeervoorziening, is op bepaalde momenten van de dag dubbelgebruik mogelijk. Dit is alleen mogelijk als het maatgevende dagdeel waarop de parkeerbehoefte het grootst is, niet voor verschillende functies samenvalt. Omdat een van de twee beoogde parkeerplaatsen voor de woning op privé terrein gerealiseerd wordt komen deze in aanmerking voor dubbelgebruik, wordt deze buiten beschouwing gelaten bij de hierop volgende berekening van de aanwezigheidspercentages.
Voor dubbelgebruik hanteert het CROW aanwezigheidspercentages, waarmee de parkeerbehoefte voor de verschillende functies op verschillende dagdelen kan worden bekeken. Voor hotels biedt het CROW geen aanwezigheidspercentages. De aanwezigheid zal redelijk vergelijkbaar zijn bij woningen, met name in de avond en de nacht. Daarom zijn hiervoor dezelfde aanwezigheidspercentages als bij de functie 'wonen' gebruikt. Voor de werkdagochtend en werkdagmiddag is uitgegaan van een hoger percentage, daar de bewoners niet langer werkzaam zijn. Tabel 4.6.2 toont de aanwezigheidspercentages voor de verschillende functies, de bijbehorende parkeerbehoefte en maatgevende parkeerbehoefte bij dubbelgebruik. Hierbij is uitgegaan van de planologisch maximale mogelijkheden.
Tabel 4.6.2 aanwezigheidspercentages
Functie | werkdagochtend | werkdagmiddag | werkdagavond | koop avond | werkdagnacht | zaterdagmiddag | zaterdag avond | zondagmiddag |
Woningen senioren | 80% | 80% | 90% | 80% | 100% | 60% | 80% | 70% |
Vrijstaande woning | 50% | 50% | 90% | 100% | 80% | 60% | 80% | 70% |
Lunchroom | 5% | 100% | 0% | 0% | 0% | 100% | 0% | 100% |
B&B | 50% | 20% | 100% | 100% | 100% | 60% | 80% | 70% |
Voor de ontwikkeling | ||||||||
Woningen senioren | 10 | 10 | 11 | 10 | 12 | 7 | 10 | 8 |
Vrijstaande woning | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Lunchroom | 0 | 6 | 0 | 0 | 0 | 6 | 0 | 6 |
B&B | 2 | 0 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Maatgevende parkeerbehoefte | 13 | 17 | 14 | 13 | 15 | 16 | 13 | 17 |
Zoals is af te lezen uit bovenstaande tabel, is de werkdagmiddag en zondagmiddag zijn de maatgevende momenten bij dubbelgebruik. De parkeerbehoefte is dan 17 parkeerplaatsen. Daarbij komt de 1 parkeerplaats van de woning die op privé terrein gerealiseerd worden. In totaal is de parkeerbehoefte 18 parkeerplaatsen.
Parkeeraanbod
Op het eigen terrein worden 20 parkeerplaatsen gerealiseerd. 19 plaatsen worden aan de zuidzijde van het perceel gerealiseerd. De overige parkeerplaats voor de eigen woning, wordt bij de woning mogelijk gemaakt.Zie hiervoor figuur 4.4.Daarmee wordt in de behoefte voorzien. Gezien het aantal tafels een stuk lager is dan in een standaard lunchroom en het feit dat de lunchroom voor zowel bewoners als bezoekers van de B&B een belangrijke rol zal spelen, zal de parkeerbehoefte voor de lunchroom lager zijn dan de 6 per 100 m² die de CROW publicatie aan geeft. En zal de werkelijke parkeerbehoefte naar verwachting lager zijn de 18 parkeerplaatsen.
Figuur 4.4 De beoogde parkeerplaatsen (Bron: Kort Geytenbeek architecten)
4.6.3 Verkeersgeneratie en -afwikkeling
Huidige situatie
In de huidige situatie ligt op het plangebied fruitteeltbedrijf De Fruitschuur B.V. Dit is een verkooppunt van groenten, aardappelen en fruit. Het bruto vloeroppervlak van het fruitteeltbedrijf is circa 200 m2. De De Fruitschuur B.V. valt in de categorie buurtsuper. In tabel 4.6.2 is de berekening verkeersgeneratie oude situatie uitgerekend.
Tabel 4.6.2 Berekening verkeersgeneratie oude situatie
functie | programma | Kencijfer CROW | verkeersgeneratie weekdag | verkeersgeneratie werkdag |
buurtsuper | 200 m2 | 105,3 mvt/etmaal per 100 m2 | 211 mvt/etmaal | 254 mvt/etmaal |
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie zal de detailhandel permanent worden gesloten en zullen er 10 seniorenwoningen worden gerealiseerd. De seniorenwoningen behoren tot het middensegment koop. In tabel 4.6.3 is de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling uitgerekend. Hierin sluit het kencijfer aan bij koop, appartement, midden. Dit kencijfer betreft gemiddeld 6 per woning.
Tabel 4.6.3 Berekening verkeersgeneratie toekomstige situatie
functie | programma | Kencijfer CROW | verkeersgeneratie weekdag | verkeersgeneratie werkdag |
seniorenwoningen | 10 woningen | 6 mvt/etmaal per woning | 60 mvt/etmaal | 66 mvt/etmaal |
B&B (3* hotel) | 2 kamers | 6,8 mvt/etmaal per 10 kamers | 2,7 mvt/ etmaal* | 2,7 mvb/etmaal* |
Lunchroom | 100 m² | 42 mvt/ etmaal | 42 mvt/ etmaal | |
Totaal | 104,7 mtv/ etmaal | 110,7 mvt/ etmaal |
* Voor de B&B is een twee maal zo grote verkeersgeneratie per dag aangehouden vanwege de aanwezigheid van 2 parkeerplaatsen in plaats van de 1 plaats die op basis van de kengetallen van uit de CROW publicatie noodzakelijk zijn bij een 3* hotel.
4.6.4 Verkeersveiligheid
De wegen rondom het plangebied hebben een relatief hoge capaciteit maar worden niet overschreden omdat er een afname is waardoor het niet zal leiden tot knelpunten op het omliggende wegennet. Als gevolg van de ontwikkeling blijft de verkeersveiligheid gewaarborgd.
4.6.5 Conclusie
De ontsluiting van het projectgebied is goed voor de verschillende vervoersmiddelen. Er is een verkeersafname, dit levert dusdanig geen toename op die leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte is berekend voor de ontwikkeling en wordt volledig op eigen terrein voorzien. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling niet in de weg.
4.7 Bedrijven En Milieuhinder
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de naastgelegen woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en de bedrijfsvoering te kunnen maken, is voor dit plan gebruikgemaakt van de systematiek uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
In de VNG-publicatie is tevens de mogelijkheid opgenomen te werken met een Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Bedrijven die genoemd zijn in deze staat kunnen in een functiemengingsgebied direct naast gevoelige functies aanwezig zijn, zonder dat er richtafstanden in acht genomen moeten worden.
Toetsing
Ten zuiden van de beoogde ontwikkeling wordt een supermarkt ontwikkeld. De woningen zullen zich op 10 meter van de supermarkt bevinden. Met de ontwikkeling zal sprake zijn van een gemengd gebied. De woningen zullen buiten de richtafstand van de supermarkt worden gerealiseerd. Op basis hiervan wordt milieuhinder geen belemmering geacht voor de beoogde oprichting van de woningen. Daarnaast vindt het laden en lossen en het parkeren aan de andere zijde van het gebouw plaats waardoor geluidsbelasting verder beperkt wordt.
Ten oosten van het plangebied ligt het bedrijventerrein Smokkelhoek. Hier zijn bedrijven uit categorie 3.1, 3.2, 4.1 en 4,2 uit de staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' behorende bij het bestemmingsplan Smokkelhoek toegestaan. De bedrijven uit categorie 4.1 en 4.2 liggen op een afstand van ruim 600 meter tot het plangebied, dit is ruim buiten de richtafstand van respectievelijk 100 en 200 meter in gemengd gebied. Het dichtstbijzijnde bedrijf met categorie 3.2 ligt op een afstand van 160 meter van het plangebied, ruim boven de richtafstand van 50 meter. Dichtstbijzijnde bedrijf uit categorie 3.1 met een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied, ligt op ruim 70 meter van de beoogde woningen en dus ruim buiten de richtafstand. Op basis hiervan wordt milieuhinder geen belemmering geacht voor de beoogde oprichting van de woningen. Omdat het plangebied binnen de geluidzone van het bedrijventerrein Smokkelhoek ligt is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 4.8).
De beoogde wijziging van de Agrarische gronden naar woonbestemming, zonder bouwvlak levert eveneens geen belemmering op voor naastgelegen supermarkt. Hier is immers geen woning of andere gevoelige functie mogelijk.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.8 Geluid
Het aspect geluid kan betrekking hebben op:
- wegverkeerslawaai;
- industrielawaai;
- inrichtingslawaai.
Er is geen sprake van een geluidhinder producerend bedrijf binnen de richtafstand van de woningen. Het aspect inrichtingslawaai is daarom niet relevant. Op de aspecten wegverkeerslawaai en industrielawaai wordt hierna ingegaan.
4.8.1 Wegverkeerslawaai
Toetsingskader
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau.
Indien er sprake is van een geluidproducerende functie moet aangetoond worden dat voldaan wordt aan wettelijke geluidseisen. Eventueel dient dit aangetoond te worden door middel van akoestisch onderzoek en zijn geluidwerende maatregelen nodig.
Onderzoek
Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) aangewezen als geluidgevoelige objecten. Hiervoor dient akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden indien deze liggen binnen de geluidzone van wettelijk gezoneerde (spoor) wegen. Dit is hier niet het geval. Wel is het nodig om in het kader van een goede ruimtelijke ordening het akoestische klimaat te beoordelen ten gevolge van de niet gezoneerde 30 km/uur wegen. Het gaat hierbij om de Abdijstraat.
Akoestisch onderzoek is uitgevoerd naar wegverkeerslawaai in het kader van een goede ruimtelijke ordening, om het akoestische woon- en leefklimaat in beeld te brengen.
Resultaten
Als gevolg van het wegverkeer op de Abdijstraat wordt de richtwaarde van 48 dB gering overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 50 dB, inclusief 5 dB aftrek op basis van artikel 110g Wgh.
Maatregelen
Geconcludeerd wordt dat het toepassen van geluidreducerende maatregelen niet doeltreffend of redelijkerwijs niet mogelijk zijn vanwege overwegende bezwaren van verkeerskundige-, vervoerskundige-, stedenbouwkundige- of financiële aard. Het laten vaststellen van een hogere waarde is niet aan de orde omdat het regime van de Wet geluidhinder niet van toepassing is.
Conclusie wegverkeerslawaai
Geconcludeerd wordt dat de woningen in een aanvaardbaar akoestisch klimaat kunnen worden gerealiseerd. Indien aan de binnenwaarde van 33 dB uit het bouwbesluit zal worden voldaan.
4.8.2 Industrielawaai
Toetsingskader
Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van industrieterreinen waarop (grote) lawaaimakers zijn gevestigd enerzijds en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds.
Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven als aan bewoners/gebruikers van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bedrijven kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de bedrijven toe.
Onderzoek
De locatie ligt binnen de geluidszone van het gezoneerde bedrijventerrein Smokkelhoek.
Door de RUD Zeeland is onderzoek uitgevoerd naar industrielawaai van het gezoneerde bedrijventerrein Smokkelhoek. In bijlage 10 zijn de rekenresulaten weergegeven van de geluidsbelasting van het industrieterrein op de beoogde en bestaande woning(en). Hieruit blijkt dat er een geringe overschrijding is van de voorkeursgrenswaarde van 50 dB op de bovenverdieping van een aantal van de nieuwe woningen en bestaande woning. Er zal een hogere waarde vastgesteld moeten worden voor de woningen.
4.8.3 Cumulatie
Van cumulatie in de zin van de Wet geluidhinder is alleen sprake in het geval de voorkeursgrenswaarde van meerdere te onderscheiden geluidbronnen wordt overschreden, bijvoorbeeld wegverkeerslawaai en industrielawaai. Cumulatie vanwege wegverkeerslawaai is wettelijk niet voorgeschreven omdat sprake is van een 30 km weg (Abdijstraat). Vanuit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is het onderzoek naar cumulatie uitgevoerd.
Bij het bepalen van de cumulatieve geluidbelasting is rekening gehouden met wegverkeerslawaai van de Abdijstraat en industrielawaai van industrieterrein Smokkelhoek :
Alvorens het bevoegd gezag overgaat tot het vaststellen van een hogere waarde, moet zij de gecumuleerde geluidbelasting beoordelen. In tabel 4.8.1 is een algemeen geaccepteerde kwaliteitsindicatie van een bepaalde geluidbelasting opgenomen.
Tabel 4.8.1: kwaliteitsindicatie geluidbelasting (bron: RIVM)
Lden [dB] | geluidkwaliteit |
<45 | zeer goed |
46-50 | goed |
51-55 | redelijk |
56-60 | matig |
61-65 | slecht |
>65 | zeer slecht |
Voor deze beoordeling is de gecumuleerde geluidbelasting Lcum berekend volgens de methode van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Hierbij is het geluid afkomstig van het wegverkeer (zonder aftrek) gecumuleerd met railverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
De rekenresultaten voor de gecumuleerde geluidbelasting zijn opgenomen in bijlage 11. In tabel 4.8.2 is een samenvatting opgenomen.
Tabel 6.2: samenvatting rekenresultaten gecumuleerde geluidbelasting
Lden [dB] | geluidkwaliteit | Aantal woningen |
<45 | zeer goed | 0 |
46-50 | goed | 3 |
51-55 | redelijk | 7 |
56-60 | matig | 0 |
61-65 | slecht | 0 |
>65 | zeer slecht | 0 |
Beoordeling
Van de 10 onderzochte woningen vallen er 3 in de klasse 'goed' en 7 in de klasse 'redelijk'. De gecumuleerde geluidbelasting wordt met name bepaald door industrielawaai.
Conclusie
Er zal een hogere waarde verleend moeten worden voor de nieuwe woningen. Daarnaast zal bij de uitvoering rekening gehouden moeten worden met de geluidsbelasting door voldoende isolerende maatregelen te treffen. Bij voorkeur worden slaapkamers aan de geluidluwe zijde gesitueerd.
4.9 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM.
Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.9.1 weergegeven.
Tabel 4.9.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
Toetsing en conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het aspect luchtkwaliteit te worden onderzocht.
De beoogde ontwikkeling (woningen) behoort tot een vaste categorie waarvan vooraf bekend is dat deze ontwikkeling 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan hoe het met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gesteld. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg is de Rijksweg A58 (zie figuur 4.9.1). Hieruit blijkt dat zowel in 2020 als in 2030 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.9.2
Tabel 4.9.2 Toetsing aan grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | grenswaarde | maximale waarden in jaar 2020 | maximale waarden in jaar 2030 |
stikstofdioxide (NO2) | 40 µg/m³ | 21,9 µg/m³ | 14,1 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | 40 µg/m³ | 17,3 µg/m³ | 15,0 µg/m³ |
max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | 6,1 µg/m³ | 6,0 µg/m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | 25 µg/m³ | 10,1 µg/m³ | 8,0 µg/m³ |
Figuur 4.9.1Luchtkwaliteit ten opzichte van het projectgebied (bron: NSL-monitoringstool)
4.10 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Ten oosten van het plangebied ligt Coroos Conserven. Op dit terrein bevinden zich twee LPG vulstations. Eén ten noorden van het terrein en één ten zuiden. Het noordelijk vulpunt ligt op een afstand van circa 210 meter tot het plangebied. Het zuidelijk vulpunt ligt op een afstand van circa 460 meter. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour van deze inrichtingen. Uit het rapport van de risicokaart hebben de LPG vulstations beide een invloedsgebied van 425 meter. Het plangebied valt binnen het invloedsgebied van het noordelijke LPG vulstation. In het rapport van de risicokaart is het GR gegeven (zie figuur 4.10.1) hieruit blijkt dat in de huidige situatie het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Gezien de afstand en de omvang van de ontwikkeling zal het groepsrisico als gevolg van het beoogde plan beperkt toenemen en is een overschrijding van de oriëntatiewaarde uitgesloten. Gezien de ligging binnen het invloedsgebied is een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven.
Figuur 4.10.1 Groupsrisico Curve Coroos Conserven (bron: risicokaart.nl)
Vervoer gevaarlijke stoffen
In de omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig die van invloed hebben op de externe veiligheid van het plangebied.
Ten zuiden van het plangebied op een afstand van circa 500 meter ligt de Omleidingsroute Vlaketunnel (A58): Oude Rijksweg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour van 19 meter. Het invloedsgebied van deze weg is 355 meter waar het plangebied buiten valt.
Ook ligt ten zuiden van het plangebied op een afstand van 580 meter de A58 waarover gevaarlijke stoffen vervoerd wordt. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour en het plasbrantaandachtsgebied van deze transportroute. Het invloedsgebied is 880 meter waar het plangebied binnen valt. Doordat het plangebied verder dan 200 meter ligt van de transportroute is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk wel dient een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven te worden.
Ten noorden van het plangebied op een afstand van 280 meter ligt een spoorroute waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het plangebied valt buiten de PR 10-6 contour. Het spoortraject heeft een invloedsgebied van 4 kilometer waar het plangebied binnen valt. Gezien de afstand is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk. Door de ligging binnen het invloedsgebied is hieronder een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven.
Verantwoording groepsrisico
In het kader van het wettelijk vooroverleg zal voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.
De planlocaties wordt ontsloten via de Abdijstraat in noordelijke en zuidelijke richting. De Abdijstraat is een doorgaande weg waarmee het plangebied snel aangesloten is op het regionale wegennet. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan via de Abdijstraat de Hoofdstraat bereikt worden en in noordelijke, zuidelijke en westelijke richting van de bronnen af worden gevlucht.
Zelfredzaamheid
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het noordelijk LPG vulstation van Coroos Conserveren, het spoor (stofcategoriën A, B2 en D4) en de weg (stofcategorie: LT 2). Gezien de afstand tot de risicobronnen zijn de maatgevende scenario's BLEVE (m.b.t. de LPG-vulstation en de spoorlijn) en een gifwolk (m.b.t. het spoor en de weg).
Zelfredzaamheid in beide scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. Het advies is om de bewoners vooraf te informeren over de externe veiligheidsrisico's en de juiste handelingsperspectieven bij de incidenten. Bij een BLEVE en een toxische wolk is het handelsperspectief schuilen. Dit betekent schuilen in een gebouw, alle ramen en deuren sluiten en de mechanische ventilatie uitschakelen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
Ter plaatse van het plangebied worden 10 seniorenwoningen gerealiseerd. Dit zijn woningen voor zelfstandige ouderen. De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Voor aanwezige ouderen die verminderd zelfredzaam zijn wordt ervan uitgegaan dat zij het handelingsperspectief schuilen kunnen uitvoeren. Voor woningfunctie voor verminderd zelfredzamen geldt een opkomsttijd van een basisbrandweereenheid van 6 minuten.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van Coroos Conserven, de A58 en een spoortraject. Vanwege de ligging, locatie en omvang van het plan vormt het groepsrisico geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in of nabij het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig die een belemmering vormen.
4.11 Duurzaamheid
Toetsingskader
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Hierbij kan op verschillende manieren omgegaan worden met energie zuinigheid.
Toetsing en conclusie
Voor alle nieuwbouw geldt dat aanvragen van de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Per 1 juli 2018 is het daarnaast verplicht gasloos te bouwen. De beoogde woning wordt bijna energieneutraal en wordt zonder gasaansluiting gebouwd.
4.12 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- a. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- b. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
- c. defensiebrandstoffen;
- d. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke 'mechanische grondroering' bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.
Toetsing en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen of hoogspanningslijnen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Voor deze leidingen zal nog wel een melding bij het kadaster worden gedaan.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Juridische Regeling
5.1 Wettelijk Kader
In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
5.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (verbeelding en planregels) is het volgende van
belang.
5.2.1 Verbeelding
Op de verbeelding wordt met bestemmingen en dubbelbestemmingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. Naast enkelbestemmingen die met een kleur worden aangeduid, is er een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1, deze is op de verbeelding herkenbaar aan arceringen.
5.2.2 Regels
De regels zijn opgedeeld in hoofdstukken, volgens de bepalingen uit SBVP2012:
- Hoofdstuk 1 (inleidende regels): hierin worden de in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
- Hoofdstuk 2 (bestemmingsregels): hierin worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
- Hoofdstuk 3 (algemene regels): dit hoofdstuk bevat regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals algemene afwijkingsregels of wijzigingsbevoegdheden, de anti-dubbeltelbepaling et cetera;
- Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregel): dit hoofdstuk geeft het overgangsrecht weer voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing. Tevens is de titel van het plan opgenomen.
De artikelen in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn als volgt opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving: hier wordt aangegeven welk gebruik binnen de bestemming is toegestaan;
- bouwregels: deze zijn onderverdeeld in de toelaatbaarheid van bouwwerken, bouwhoogte, oppervlakte en inhoud;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden: beschreven wordt of voor het uitvoeren van specifieke werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd is. Het gaat dan bijvoorbeeld om het afgraven of ophogen van grond, werkzaamheden aan beschermde stoepen.
Niet ieder bestemmingsartikel hoeft al deze elementen te bevatten. Dat is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingsartikelen bevatten in ieder geval een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
5.3 Gehanteerde Bestemmingen
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde bestemmingen en wat binnen deze bestemmingen is toegestaan met betrekking tot bouwen en gebruik.
Artikel 3 Recreatie - Volkstuin
De bestemming 'Recreatie - Volkstuin' is opgenomen ten behoeve van de bestaande volkstuinen aan de westzijde van het plangebied.
Artikel 4 Wonen
De schuur aan de westzijde van het plangebied is voorzien van de bestemming 'Wonen'. Ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - 1 zijn aan- uit en bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 120 m² toegestaan. De maximale bouwhoogte is 5 meter en de maximale goothoogte 3,5 meter.
Artikel 5 Woongebied
De gronden ter plaatse va het perceel aan de Abdijstraat met de seniorenwoningen, de bestaande woning, de Bed & Breakfast en de lunchroom zijn voorzien van de bestemming 'Woongebied'. Ter plaatse van de functieaanduiding 'bed & breakfast' is logies, ontbijt en lichte horeca toegestaan. De goot- en bouwhoogte zijn afgeleid van reguliere hoogtematen zoals opgenomen langs vergelijkbare wegen rondom het plangebied. Voorts is in een regeling opgenomen zoals die gebruikelijk is voor woonpercelen in Kapelle/Biezelinge.
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1
Om de aanwezige archeologische waarden bij toekomstige bodemingrepen te waarborgen is een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Voor bepaalde ingrepen is afhankelijk van de oppervlakte en de mate van verticale bodemverstoring een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk. Voor 'Waarde - Archeologie - 1' geldt dat bodemingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 250 m² niet zijn toegestaan zonder dat is aangetoond dat er geen archeologische waarden worden verstoord.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
In het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is bepaald dat in de toelichting op het bestemmingsplan in ieder geval 'de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan' moeten zijn opgenomen. Dit volgt uit artikel 3.1.6 Bro. Het gaat daarbij over de financiële uitvoerbaarheid, waaronder de vraag of voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om het plan te realiseren.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
Het ontwerpbestemmingsplan Abdijstraat 2 Kapelle met planidentificatie NL.IMRO.0678.kapbiezHZ015-VAST heeft met bijbehorende onderliggende stukken vanaf 27 januari 2022 gedurende 6 weken voor iedereen ter inzage liggen. Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn geen zienswijzen op het bestemmingsplan ingediend.
Bij de vaststelling is de verbeelding aan de zuidzijde aangepast zodanig dat het plangebied aansluit op het kadastrale perceel. Daarnaast is de stikstofberekening geactualiseerd.
Overleg ex artikel 3.1.1. Bro
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd te worden met besturen van gemeenten, met rijks- en provinciale diensten, etc. Dit plan is toegestuurd aan:
- provincie Zeeland;
- Waterschap Scheldestromen.
- Veiligheidsregio Zeeland
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Seniorenhofje Abdijstraat, Biezelinge
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan seniorenhofje Abdijstraat, Biezelinge
Bijlage 1 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 1 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 3 Quickscan flora en fauna
Bijlage 4 Memo Stikstofberekening
Bijlage 4 Memo stikstofberekening
Bijlage 5 Aerius Berekening
Bijlage 6 Aerius Berekening Gecumuleerd
Bijlage 6 AERIUS berekening gecumuleerd
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 7 Archeologisch onderzoek
Bijlage 8 Eindrapport Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 8 Eindrapport verkennend bodemonderzoek
Bijlage 9 Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 9 Onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 10 Rekenresultaten Industrielawaai
Bijlage 10 Rekenresultaten Industrielawaai