Jufferswegje 31-33
Bestemmingsplan - Gemeente Kapelle
Vastgesteld op 24-09-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Jufferswegje 31-33, met identificatienummer NL.IMRO.0678.kapbiezHZ021-VAST van de gemeente Kapelle.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en /of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over het certificaat als bedoeld in paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met artikel 5.6, van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.8 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.
1.9 archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en /of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.12 bestaand verhard oppervlak
het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande verhard oppervlak.
1.13 bestaand gebruik
het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande gebruik.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.24 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.25 deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.
1.26 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.27 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.28 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning.
1.29 kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder te plaatse het hoofdverblijf heeft.
1.30 logies
bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende personen het hoofdverblijf ter plaatse of elders hebben.
1.31 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.32 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.33 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;
- c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen.
1.34 perceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
1.35 voorgevel-/achtergevellijn
de op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de wegafgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden.
1.36 voorste perceelsgrens:
de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan.
1.37 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.
1.38 zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogten aangemerkt.
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en /of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en /of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 breedte, lengte of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en /of het hart van de scheidsmuren.
2.6 de bouwhoogte van een ander bouwwerk
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor de bij wonen behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, alsmede de kapvorm, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. het beeldkwaliteitsplan;
- c. toetsing aan welstand;
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- b. de vloeroppervlakte voor aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 50 m² en ten hoogste 30% van het vloeroppervlak.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de vorm van een terrein met archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.4 Aanlegvergunning
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van 2 reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bouwregels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en /of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- c. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Overschrijding bouwregels
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
6.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
7.1 Geluidzone Industrie
Met betrekking tot de 'geluidzone-industrie' geldt dat binnen deze zone geen nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn toegestaan.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Het voorzien in minder dan 75 mm waterberging per m² toegenomen verhard oppervlak ten opzichte van bestaand verhard oppervlak, is niet toegestaan.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Indien in de bestemmingsplanregels naar deze regel is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing, uitwerking of wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en /of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
12.2 Regels ten aanzien van parkeren
- a. het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren en stallen van voertuigen;
- b. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort of die elders beschikbaar zijn. De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van de normen die zijn neergelegd in CROW uitgave 381.
- c. indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, dan gelden de gewijzigde regels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt.
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt.
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Jufferswegje 31-33'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan het Jufferswegje 31 - 33 in Biezelinge is, in de voormalige kerk van de Gereformeerde Gemeente, het zalencentrum De Heyzon gevestigd. Dit zalencentrum heeft in 2022 haar activiteiten beëindigd waarna de panden zijn verkocht. De nieuwe eigenaar wil op deze locatie in 2 bouwvolumes in totaal 22 appartementen realiseren.
In het geldende bestemmingsplan 'Kapelle - Biezelinge' heeft de locatie de bestemmingen 'Horeca' en 'Waarde-Archeologie 1'. De beoogde ontwikkeling past niet binnen de bestemming 'Horeca'.
Om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken is in overleg tussen initiatiefnemer en gemeente gekozen voor een nieuw bestemmingsplan De gemeente Kapelle heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het opstellen van een nieuw juridisch-planologisch kader voor de locatie. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in het noordoosten van Biezelinge in de gemeente Kapelle. De locatie ligt in de bocht van het Jufferswegje. Aan de west- en zuidzijde grenst het plangebied aan de kern van Biezelinge waar woningen aanwezig zijn. Aan de noord- en oostzijde grenst het plangebied aan het Jufferswegje. Ten oosten liggen enkele woningen, ten noorden liggen agrarische percelen.
De ligging van het plangebied is op figuur 1.1 weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied Biezelinge (Bron: Google Maps)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is het op 9 februari 2010 vastgestelde bestemmingsplan 'Kapelle - Biezelinge'. Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Horeca' met de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'.
De gronden met de bestemming 'Horeca' en de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' zijn bestemd voor horecabedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, wonen in een woning en bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Op het perceel ligt een bouwvlak waar de maximale goothoogte 6 meter (ter plaatse van de huidige kerktoren maximaal 17 meter) en het maximum bebouwingspercentage maximaal 50% van het terrein bedraagt.
Gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' zijn tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Volgens het archeologiebeleid van de gemeente Kapelle geldt voor de locatie een hoge archeologische verwachtingswaarde. De vrijstellingsgrenzen voor archeologisch onderzoek zijn - in afwijking van het geldende bestemmingsplan - bodemverstorende activiteiten tot 250 m2 in oppervlak en 40 cm diep.
Tenslotte ligt het hele plangebied in de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' die afkomstig is van industrieterrein 'Smokkelhoek'. Met betrekking tot de 'geluidzone - industrie' geldt dat binnen deze zone geen nieuwe geluidgevoelige objecten toegestaan zijn.
Figuur 1.2 Plangebied en geldend bestemmingsplan (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Opzet Van De Toelichting
De opzet van de plan toelichting is als volgt.
- In hoofdstuk 2 worden de huidige en beoogde situatie van het plangebied beschreven;
- In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader;
- In hoofdstuk 4 zijn de resultaten vermeld van de toetsing aan milieu- en overige aspecten;
- Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving;
- Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving
2.1 Huidige Situatie Plangebied En Directe Omgeving
Het plangebied (zie figuur 2.1) ligt aan de rand van de kern Biezelinge, tussen woningen en agrarische gronden. Het plangebied bestaat uit de kadastrale percelen F 1678 en F 1862, met een gezamenlijk oppervlak van 3.266 m2. Het plangebied wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door Jufferswegje. De in- en uitritten van het perceel liggen in de uiterste noordwest- en zuidoostelijke hoek van het perceel en komen beide uit op het Jufferswegje.
figuur 2.1 Kadastrale begrenzing plangebied (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Op het perceel staan het restaurant en het zalencentrum De Heyzon. Het zalencentrum is gevestigd in het voormalige kerkgebouw van de Gereformeerde Kerk. Het pand dateert uit 1952 en is in 1997 omgebouwd tot feestlocatie en heeft een oppervlakte van 767 m².
Het perceel is nagenoeg geheel verhard. Aan de voorzijde langs het Jufferswegje en aan weerszijden van het voormalige kerkgebouw zijn enkele groene borders met bomen aangelegd. Hier staat ook het terras van het restaurant (figuur 2.2).
Figuur 2.2 Aanzicht plangebied (vanuit oostzijde) (Bron: Google Streetview)
Grenzend aan het perceel zijn woningen aanwezig. Dit zijn vooral vrijstaande woningen of twee onder één kap woningen. Ten (zuid)oosten van het perceel ligt bedrijventerrein Smokkelhoek. Dit bedrijventerrein is ontwikkeld voor lokale en regionale bedrijvigheid. De aanwezigheid van woningen, detailhandel, bedrijvigheid en agrarische grond maakt dit een gemengd gebied.
Op circa 100 meter ten noorden van het plangebied ligt het treinspoor tussen Vlissingen en Roosendaal. Op circa 750 meter ten zuiden van het plangebied lopen de provinciale weg N289 en de rijksweg A58.
2.2 Beoogde Ontwikkeling
Op het perceel worden na de sloop van de huidige bebouwing 2 losstaande appartementengebouwen van deels 3 en deels 4 woonlagen gerealiseerd. In het zogenoemde blok 1 (linker blok) worden in totaal 10 appartementen gerealiseerd, in blok 2 (rechter blok) in totaal 12 appartementen. De prijzen zullen variëren van net onder 300.000 euro tot maximaal 539.000 euro, afhankelijk van de grootte van het appartement. Hiermee wordt een variatie aan woningen aangeboden waarbij een deel ook tot de categorie 'betaalbaar' horen als bedoeld in de Zeeuwse woondeal.
In het ontwerp van de appartementen zijn de balkons zodanig gesitueerd dat de inkijk bij de buren wordt geminimaliseerd.
Aan de voorzijde van de 2 appartementenblokken wordt een groenstrook aangelegd. Parkeren vindt, net als in de huidige situatie, plaats aan de achterzijde en voor de ontsluiting wordt gebruik gemaakt van de 2 bestaande inritten op het Jufferswegje. In totaal worden 38 parkeerplaatsen aangelegd.
Figuur 2.3 Plattegrond (Bron: BuroSALT, 2023)
Figuur 2.4 Vooraanzichten (Bron: BuroSALT, 2023)
Figuur 2.5 Artist impression (Bron: BuroSALT, 2023)
Blok 1 (links)
- Op de begane grond zijn in blok 1 bergingen, de entree met liftruimte en 3 driekamerappartementen ingetekend.
- Op de eerste verdieping 2 driekamerappartementen en 1 vierkamerappartement.
- Op de tweede verdieping 3 driekamerappartementen.
- Op de derde verdieping 1 tweekamerappartement.
De appartementen op de begane grond krijgen elk een tuin, op de eerste en tweede verdieping een balkon en op de derde verdieping een ruim dakterras.
Blok 2 (rechts)
- Op de begane grond zijn in blok 2 de entree met liftruimte, 2 tweekamerappartementen en 2 driekamerappartementen ingetekend.
- Op de eerste verdieping ook 2 tweekamerappartementen en 2 driekamerappartementen.
- Op de tweede verdieping 3 driekamerappartementen.
- Op de derde verdieping 1 tweekamerappartement.
Ook in blok 2 krijgen de appartementen op de begane grond elk een tuin, op de eerste en tweede verdieping een balkon en op de derde verdieping een ruim dakterras.
De exacte indeling van de 2 woongebouwen kan nog wijzigen. Het aantal appartementen zal echter niet groter zijn dan de nu ingetekende 22 en er zal dan dus ook geen negatief effect ontstaan voor het parkeren e.d.
Figuur 2.6 Groeninrichting
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Aan de hand van een toekomstperspectief 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
- dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
- met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
- waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
- met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
- waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
- dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
- waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
- dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
- Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
- Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
- Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.
Keuzes
De belangrijkste keuzes zijn:
- Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
- Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
- Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
- Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.
Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de fysieke leefomgeving. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.
Toetsing en conclusie
Het planvoornemen is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. De Nationale Omgevingsvisie wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau en heeft geen directe belangen die geborgd moeten worden ten aanzien van het plangebied en de beoogde ontwikkeling.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent een aantal nationale belangen zoals genoemd in de NOVI. Deze nationale belangen zijn:
1. Rijksvaarwegen;
2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
3. Kustfundament;
4. Grote rivieren;
5. Waddenzee en waddengebied;
6. Defensie;
7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
8. Elektriciteitsvoorziening;
9. Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
10. Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur);
11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.
Toetsing en conclusie
Het planvoornemen raakt geen nationale belangen uit het Barro .
3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame ontwikkeling
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuw stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De reden hiervoor is om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte in Nederland te bevorderen. Een stedelijke ontwikkeling houdt in dat er nieuwe bebouwing wordt toegevoegd aan de huidige bebouwing. De ladder bestaat uit twee stappen: de eerste stap bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. De tweede stap omvat, indien de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing en conclusie
De ladderonderbouwing is op basis van jurisprudentie pas nodig vanaf 12 woningen. Voorliggende ontwikkeling voorziet in 22 woningen. De locatie is op grond van het provinciaal beleid aangeduid als bestaand stedelijk gebied.
De gemeente Kapelle maakt onderdeel uit van de woonregio De Bevelanden.
De woningbouwopgave in de Bevelanden is afgestemd in de 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020-2030 (mei 2020)', zie paragraaf 3.3.1. In de 'Woonvisie De Bevelanden 2019-2023' en het nog te actualiseren Woonvisie, zie paragraaf 3.3.2, is de visie op het wonen in de regio beschreven. Deze visie is in de woningmarktafspraken vertaald naar uitgangspunten. De voor de behoefte relevante uitgangspunten zijn hierna beschreven.
Algemeen
- Niet méér bouwen dan de behoefte.
- Uitsluitend producten die echt iets toevoegen; goede producten op goede plekken.
- Lokaal maatwerk, aansluiten bij DNA van de plek.
- Flexibiliteit in de plannen.
- Onderling bespreken en afstemmen aan de voorkant.
Ruimtelijk
- Hoge dichtheid in de kernen, lage in het landschap. De kwaliteit van de woonomgeving is mede bepalend voor de beleving en de leefbaarheid van de inwoners. Hiervoor zet de regio de kleine kernen (waaronder Biezelinge) niet op slot.
- In principe binnen de kernen, bij voorzieningen: Uitbreiden is mogelijk indien inbreiden niet wenselijk of mogelijk is en er wel aantoonbaar behoefte is. In dit geval is sprake van inbreiden binnen de nieuwe woonwijk.
- Inzetten op “mooie woondorpen”: In de kleinere landelijke kernen staat de regio open voor kwalitatief goede initiatieven bij een aantoonbare behoefte en binnen de bebouwde kom. Het initiatief ligt binnen de bebouwde kom.
Programmatisch
- Duurzaam, extra energiebesparende maatregelen.
- Levensloop- en toekomstbestendig.
- Aandacht voor groen en water.
- Omvang voorraad sociale huurwoningen gelijk.
- Extra middenhuurwoningen.
- Meer hoogwaardige grondgebonden nultreden en semipermanente woningen.
De regio hanteert de bandbreedte tussen twee bevolkings-/huishoudensprognoses van de Provincie Zeeland en Primos. Voor de periode 2020-2030 betekent dit een groei van 2.000 tot maximaal 3.300 huishoudens op De Bevelanden. De optelsom van alle harde en zachte plannen inclusief vervangende woningen, paste in mei 2020 binnen de bovengrens van de prognoses.
In Kapelle was in mei 2020 harde plancapaciteit voor 221 woningen en zachte plancapaciteit voor 15 woningen (bron: woningmarktafspraken 2020-2030).
Figuur 3.1 Nieuwbouw- en herstructureringsprogramma De Bevelanden per gemeente in de periode 2020-2030 (Bron: Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020-2030)
Voorwaarde van de provincie is, dat plannen moeten passen in de regionale woningmarktafspraken. Dat zijn de Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020-2030. Een exacte planning van aantallen per bouwlocatie is niet meer nodig. Er mag worden geschoven binnen de gemeentelijke planningslijst.
Het gaat er uiteindelijk om dat de daadwerkelijke productie niet boven de 441 woningen komt in de periode 2020-2030.
Zeeuwse Woondeal 2023-2030
In het eerste kwartaal van 2022 heeft het Rijk de Nationale Woon- en Bouwagenda uitgebracht, met als kerndoelen: beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit. Hierin stelt het Rijk dat er regionale woondeals moeten komen. In het voorjaar van 2022 heeft het Rijk aan de provincies gevraagd een Woonbod op te stellen om tot provinciale woningbouwafspraken te komen die vertaald worden in regionale woondeals. De provincie Zeeland heeft met de minister een handtekening gezet onder een totaal van 16.500 woningen in de periode t/m 2030. Hiervan moeten circa 5.500 (netto) woningen worden gerealiseerd in de regio Bevelanden. Gemeente Kapelle zet zich in voor realisatie van het aandeel van 700 woningen in de regionale opgave. Uit de Woondeal blijkt verder dat de gemeente Kappele nog een beschikbare bruto plancapaciteit van 830 woningen.
Met het Dashboard Ladderruimte wordt door de provincie inzicht gegeven in de woningbouwplannen van Zeeuwse gemeenten en in hoeverre deze plannen aansluiten op de behoefte. Uit dit dashboard blijkt dat er in de regio Bevelanden een woningbehoefte is van 4.931 woningen en nog een ladderruimte is van 4.863 woningen. Met dit bestemmingsplan worden 22 woningen extra mogelijk gemaakt.
Conclusie
Op de Bevelanden is behoefte aan het toevoegen van 4.931 woningen in de periode 2020-2030 en uit de Woondeal voldt dat binnen de gemeente Kapelle de ambitie bestaat om 700 woningen te realiseren. De bestaande harde plancapaciteit is hiervoor ontoereikend. Het toevoegen van 22 woningen aan de harde plancapaciteit past binnen de actuele regionale woningbouwafspraken.
De ontwikkeling voldoet daarmee aan de ladder van duurzame verstedelijking.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Zeeuwse Omgevingsvisie
De Zeeuwse Omgevingsvisie is een strategische langetermijnvisie voor Zeeland en beschrijft de uitdagingen voor de periode tot 2050, de Zeeuwse ambities voor 2050 en tussendoelen voor 2030.
De Zeeuwse Omgevingsvisie beschrijft vier Zeeuwse Ambities voor 2050:
- 1. uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland;
- 2. balans in de grote wateren en het landelijk gebied;
- 3. een duurzame en innovatieve economie;
- 4. een klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.
In 2050 is er voor ieder een passende woning beschikbaar. In de omgeving van je huis kun je je veilig voelen. De verandering van de bevolkingssamenstelling en de noodzaak voor toegankelijke voorzieningen heeft tot vernieuwing van de Zeeuwse woningmarkt geleid. Hierbij is de noodzaak om barrières weg te nemen zodat alle Zeeuwen gemakkelijk deel kunnen nemen aan de samenleving. Hierbij draagt een schone, gezonde en veilige woonomgeving aan mee.
Leefbaarheid is volgens de provincie een belangrijke voorwaarde voor een goed woon-, werk- en vestigingsklimaat. De bevolkingssamenstelling van Zeeland verandert door vergrijzing, ontgroening en krimp. Met het aanhouden van deze demografische ontwikkelingen komt op enig moment een ondergrens in zicht voor cruciale voorzieningen zoals scholen, (zorg)voorzieningen en culturele voorzieningen. Een betaalbaar, bereikbaar en divers voorzieningenniveau en toekomstbestendig voorzieningenstelsel voor alle bewoners, toeristen en bedrijven is essentieel.
Toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving
Woningvoorraad
Sinds 2014 is er in Zeeland sprake van een stabiele tot licht groeiende bevolking. De Zeeuwse bevolking neemt naar verwachting de komende jaren nog geleidelijk toe tot bijna 400.000 in 2040 (bron: Provinciale bevolkings- en huishoudensprognose 2019). De groei is voornamelijk toe te schrijven aan de toestroom van nieuwe Zeeuwen. De vraag naar extra woningen neemt toe in steden en in goed bereikbare kernen met voorzieningen. Bundeling van voorzieningen in combinatie met een goede bereikbaarheid daarvan is een gezamenlijke uitdaging. Door de aanvullende woningbouw te concentreren in stedelijk gebied wordt niet alleen gebouwd waar de markt om vraagt, maar wordt ook het draagvlak voor voorzieningen in de directe omgeving behouden. Daarnaast zal het nodig blijven om de woningbouw in dorpen te faciliteren, dit zal dan primair via herstructurering, inbreiding binnen de bestaande kern, vervangende nieuwbouw en het verleggen van bestaande plannen naar nieuwe kansrijke locaties moeten gebeuren.
Bij woningbouw staan de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik hoog op de agenda. Doel is om een samenhangende gebiedsgerichte aanpak van stedelijke gebieden mogelijk te maken. Het is van provinciaal belang dat Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de provincie.
Wonen
Door vergrijzing en ontgroening neemt het aantal gezinnen af en (oudere) alleenstaande huishoudens juist toe. Hierdoor neemt de behoefte aan woningen nabij voorzieningen in steden en centrumkernen toe. Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrensoverschrijdende impact. Het omgevingsplan benadrukt dan ook het belang van regionale woningmarktafspraken. De regionale woningmarktafspraken zijn bedoeld om regionaal woningbouwbeleid vast te stellen en dienen mede als onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Toetsing
De ontwikkeling bevat een woningbouwontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied, op korte afstand van voorzieningen. Het is een inbreidingslocatie in de kern Kapelle. Daarmee wordt aangesloten bij het beleid van de provincie om aanvullende woningbouw te concentreren in stedelijk gebied. De ontwikkeling is opgenomen in de regionale woningmarktafspraken.
3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening Zeeland
Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening Zeeland. Voor woningbouw zijn in de omgevingsverordening alleen regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied. Een beperkt aantal regels heeft vooral betrekking op stedelijke functies. Daarvan is geen sprake.
Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan,
Conclusie
Het plan is niet in strijd met de omgevingsverordening. Het plangebied is niet gelegen binnen een zone waarvoor in de Provinciale Omgevingsverordening 2018 aanvullende regels zijn opgenomen, of waar provinciale belangen beschermd dienen te worden.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionale Woningmarktafspraken
De regio De Bevelanden heeft regionale woningmarktafspraken opgesteld en opgenomen in de 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020 - 2030' (mei 2020). In dit document zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
Algemeen
- Niet méér bouwen dan de behoefte;
- Uitsluitend producten die echt iets toevoegen; goede producten op goede plekken;
- Lokaal maatwerk, aansluiten bij DNA van de plek;
- Flexibiliteit in de plannen;
- Onderling bespreken en afstemmen aan de voorkant.
Ruimtelijk
- Hoge dichtheid in de kernen, lage in het landschap;
- In principe binnen de kernen, bij voorzieningen;
- Inbreiden voor uitbreiden;
- Vooral focus op kleine huishoudens in stad en dragende kernen;
- Inzetten op “mooie woondorpen”.
Programmatisch
- Duurzaam, extra energiebesparende maatregelen;
- Levensloop- en toekomstbestendig;
- Aandacht voor groen en water;
- Omvang voorraad sociale huurwoningen gelijk;
- Extra middenhuurwoningen;
- Meer hoogwaardige grondgebonden nultreden en semipermanente woningen.
Vanuit het afsprakenkader wordt ingezet op:
- 1. Realistische woningbouwproductie met ambitie.
Binnen het programma wordt ruimte gecreëerd om in te kunnen spelen op de behoefte uit de markt.
- 2. De juiste kwaliteit, Product Markt Combinaties en woonmilieus.
Er wordt gestreefd naar een optimale match tussen vraag en aanbod.
Toetsing en conclusie
Met de bouw van de appartementen wordt voorzien in een variatie aan woningtypen, waaronder in ieder geval levensloopbestendige woningen. Dit woningtype is positief voor de doorstroming op de woningmarkt. Daarmee wordt invulling gegeven in een actuele woningbehoefte. De ontwikkeling sluit daarmee aan op de regionale woningmarktafspraken.
3.3.2 Regionale woonvisie
Met de Regionale Woonvisie De Bevelanden 2019 - 2023 beogen de vijf Bevelandse gemeenten inzicht te geven in de gezamenlijke missie en ambities van de regiogemeenten op het gebied van het wonen (oktober 2019). De visie is een parapluvisie voor verdere uitwerking in lokaal beleid.
De Regionale Woonvisie bevat de volgende missie: 'Wij willen een aantrekkelijke regio zijn waar men graag woont, met een regionaal passend, duurzaam en toekomstbestendig woningaanbod'. Vanuit deze missie zijn de volgende vijf ambities geformuleerd:
- 1. De Bevelanden zet in op een duurzame en toekomstbestendige woningvoorraad.
De Bevelanden heeft forse ambities op het gebied van duurzaamheid. In de woningvoorraad kan nog veel energie bespaard worden.
- 2. De Bevelanden voor iedereen.
De regio De Bevelanden wil een complete regio zijn, met een passend woningaanbod voor jong en oud, rijk en arm, kleine en grote huishoudens, met en zonder ondersteuning, permanent en tijdelijk.
- 3. De Bevelanden zet alleen in op nieuwbouw die echt iets toevoegt.
De Bevelanden streeft naar evenwicht in vraag en aanbod op de woningmarkt. De verwachte huishoudensgroei is de belangrijkste onderlegger voor het regionale woningbouwprogramma.
- 4. De Bevelanden benut het bestaande.
De Bevelanden streeft naar een toekomstbestendige woningvoorraad. Dit betekent continu investeren in onderhoud, aanpasbaarheid en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. Naast de focus op vastgoed zal er ook aandacht moeten zijn voor de aanpak van sociale problematiek en de kwaliteit van de openbare ruimte.
- 5. De Bevelanden zorgt.
Regio De Bevelanden wil een zorgzame regio zijn, waar vraag en aanbod naar wonen met zorg in balans zijn, ook voor de meest kwetsbare groepen. Hierbij ziet de regio kansen voor innovatieve vormen van wonen met zorg die de diversiteit aan woonmilieus voor regionale woningmarkt als geheel zullen vergroten.
Toetsing en conclusie
De vijf Bevelandse gemeenten stellen samen een nieuwe regionale woon(zorg)visie op. Het document moet begin 2024 klaar zijn. Vanwege de vergrijzing ligt de nadruk in het toekomstplan nog meer op de combinatie van wonen en zorg. De woonzorgvisie sluit aan op de pas ondertekende Zeeuwse Woondeal. ‘Naast woningcorporaties en ontwikkelaars zijn ook zorgverleners en adviesraden belangrijke gesprekspartners in het proces.
De ontwikkeling van de appartementen is naar aanleiding van de grote vraag naar dit woningtype (levensloop), de ontwikkeling geeft door de realisatie van 22 (levensloop)woningen invulling aan deze vraag. Dit is in overleg met gemeente gebeurd omdat is gebleken dat hier meer behoefte aan is dan aan andere woningtypen. De ontwikkeling geeft daarmee invulling aan het beleid uit de Woonvisie en het toekomstig nog vast te stellen beleid.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Gemeente Kapelle Structuurvisie 2012-2030
De gemeente Kapelle heeft de Structuurvisie 2012-2030 opgesteld. Met de Structuurvisie geeft de gemeente richting aan de gewenste toekomst van de gemeente. Behoud en versterking van de kernkwaliteiten staat voorop:
- een uitstekend woon- en leefklimaat;
- een prima voorzieningenniveau;
- voldoende werk in de gemeente;
- aantrekkelijk voor recreatie.
Figuur 3.1 Uitsnede structuurvisie gemeente Kapelle (Bron: Structuurvisie Kapelle 2012 - 2030)
Net als in andere gemeenten in Zeeland speelt vergrijzing een rol. Vanuit de eigen woningbehoefte komt er meer vraag naar woningen voor ruime eenpersoonshuishoudens.
Toetsing en conclusie
In figuur 3.1 is te zien dat het plangebied en de omgeving is aangeduid voor behoud en versterking woon- en leefklimaat kernen. Met de realisatie van de beoogde appartementen wordt voorzien in een woningbehoefte (o.a. voor ruime eenpersoonshuishoudens). De toevoeging van woningen geven daarbij meer draagkracht voor het behoud van het voorzieningenniveau in Kapelle.
De beoogde ontwikkeling past daarmee binnen de kernkwaliteiten van de structuurvisie.
3.4.2 Woonvisie gemeente Kapelle 2017+
In mei 2017 heeft de gemeente Kapelle een nieuwe woonvisie vastgesteld. In deze woonvisie benoemd de gemeente Kapelle belangrijke kansen en uitdaging die zij zien voor de Kapelse woningmarkt en ambities en koers op lange termijn. De woonvisie sluit aan bij de ambities zoals neergelegd in de Structuurvisie: behouden en versterken van wat Kapelle definieert, namelijk een aantrekkelijke woon- en leefomgeving. De uitvoeringsagenda bevat de prioriteitenstelling, te voeren beleid en instrumenten die de gemeente voorstelt voor de komende vijf jaar en een doorkijk naar tien jaar. Naast het realiseren van kleinschalige nieuwbouw om op korte termijn aan de woningvraag te voldoen, richt het zich op verbetering van de bestaande woningvoorraad op de langere termijn.
Toetsing en conclusie
De nieuwbouw voldoet op langere termijn aan het uitbreiden van de woningvoorraad en sluit kwalitatief gezien ook aan op de woningvoorraad. De ontwikkeling sluit aan bij de doelen uit de woonvisie.
3.4.3 Strategisch Kompas
In het Strategisch Kompas van de gemeente Kapelle is de ambitie opgenomen dat het woningaanbod woonruimte biedt voor ‘iedereen’, waarbij het kenmerk van de gemeente is dat je er dorps woont in het groen. Door te streven naar een aantrekkelijk woonklimaat voor zowel jonge gezinnen als ouderen kiest de gemeente voor een actieve sturing op een evenwichtige bevolkingsopbouw met bijpassende woningen, verspreid over de kernen.
Toetsing en conclusie
Onderliggende ontwikkeling betreft een herstructurering om appartementen mogelijk te maken. De ontwikkeling sluit dan ook aan bij de kwalitatieve vraag naar woningen voor zowel jonge gezinnen als ouderen.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Voor de ontwerpfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing is als bijlage bij de ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen.
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op; een oppervlakte van 100 hectare of meer, of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de ontwikkeling van 22 woningen. De ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een m.e.r.-beoordelingsnotitie onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. De m.e.r.-beoordelingsnotitie is opgenomen in bijlage 9. Op basis van de aanmeldingsnotitie heeft het bevoegd gezag besloten dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk is.
4.2 Watertoets
Toetsingskader
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld (zie bijlage 1). Dit aanmeldformulier wordt voorgelegd aan het waterschap.
Toetsing en conclusie
Uit het aanmeldformulier blijkt dat er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding zijn.
4.3 Ecologie
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht tot één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een ruimtelijk plan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
- de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Soortenbescherming
In het Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldoen moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland
In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Natura 2000/Natuurbeschermingswet
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De afstand tot Natura 2000-gebieden bedraagt circa 1.700 meter. Dit betreft het Natura 2000-gebied 'Westerschelde & Seaftinghe'. Op circa 1.800 meter bevindt zich het Natura 2000-gebied 'Yerseke en Kapelse Moer' (zie figuur 4.1). Gelet op deze afstand zal nieuwbouw van de appartementen geen effect hebben op dit gebied. De gevolgen voor verzuring en vermesting binnen Natura 2000-gebieden (als gevolg van stikstofdepositie) zijn niet op voorhand uit te sluiten daarom is onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie. De memo met uitgangspunten en uitkomst is opgenomen in bijlage 8. Uit berekeningen voor de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied.
Figuur 4.1 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (Bron: Atlas Leefomgeving)
Natuurnetwerk Zeeland
Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het meest dichtstbijzijnde gebied wat deel uitmaakt van het NNZ ligt op ongeveer 620 meter. Dit is het gebied 'weeltje bij Biezelinge'. Op circa 680 meter bevindt zich het NNZ-gebied 'Kapelse bos'. De geplande activiteit ligt op geruime afstand van beide gebieden. De bouw en het gebruik van de appartementen heeft vanwege de afstand en de ligging geen negatief effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van Natuurnetwerk Zeeland.
Figuur 4.2 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Atlas Leefomgeving)
Soortenbescherming
Voor de ontwikkeling is door adviesbureau E.C.O. Logisch B.V. een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 2. De quickscan stelt samengevat:
De bebouwing en bomen met holtes in het plangebied bieden geschikte ruimtes voor verblijfplaatsen van vleermuizen. Tevens biedt de bebouwing geschikte ruimtes voor nestlocaties van de gierzwaluw en de huismus. In het plangebied kunnen algemene broedvogels voorkomen en tot broeden overgaan. In het plangebied kunnen algemene amfibieën en zoogdieren voorkomen.
Tijdens de werkzaamheden kunnen nestlocaties van de gierzwaluw en huismus en verblijfplaatsen van vleermuizen verloren gaan en kunnen individuen worden gedood. Tijdens de werkzaamheden kunnen nesten van algemene broedvogels worden vernield en individuen van algemene amfibieën, broedvogels en zoogdieren worden gedood.
Het is aan te bevelen nader onderzoek uit te laten voeren naar nestlocaties van de gierzwaluw en de huismus. Tevens dient er aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden naar verblijfplaatsen van vleermuizen. Het onderzoek naar vleermuizen dient te worden afgestemd op de verwachte aanwezigheid van de gewone dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en de ruige dwergvleermuis.
Er wordt aanbevolen om de werkzaamheden buiten het broedseizoen van vogels (globaal maart t/m augustus) plaats te laten vinden. Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen van vogels plaatsvinden, kunnen broedgevallen worden verstoord. De vermelde periode is niet leidend, elk broedgeval is beschermd. Ook broedgevallen buiten deze periode mogen niet verstoord worden. Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen plaats moeten vinden, dient een aanvullende inspectie op broedvogels door een ecoloog te worden uitgevoerd om overtredingen te voorkomen.
Om verstoring van passerende en foeragerende vleermuizen te voorkomen wordt het gebruik van nachtelijke verlichting afgeraden.
De werkzaamheden dienen, bij grondverzet en richting te handhaven groen, in één richting te worden uitgevoerd waardoor aanwezige fauna voor de werkzaamheden uit kan vluchten.
Conclusie
Ten aanzien van het benodigde nader onderzoek naar de gierzwaluw, huismus en vleermuizen is in onderhavige bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hiermee is de uitvoering ervan voldoende geborgd. Bij uitvoering van de werkzaamheden worden verdere aanbevelingen uit de ecologische quickscan in acht genomen.
Het plangebied bevindt zich niet in de nabijheid van beschermde natuur. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden en delen van het NNN bevinden zich op voldoende afstand van het plangebied om directe effecten uit te sluiten. Indirecte nadelige effecten als gevolg van de geplande ontwikkeling op Natura 2000-gebieden kunnen op voorhand niet worden uitgesloten. Doordat de geplande ontwikkeling kan leiden tot een (tijdelijke) toename in stikstofemissies, is er een berekening van de stikstofdepositie met behulp van de “AERIUS Calculator” benodigd om uitsluitsel te geven of de werkzaamheden een effect hebben op Natura 2000-gebieden.
Er vinden mogelijk kapwerkzaamheden plaats. De houtopstanden in het plangebied bevinden zich binnen de bebouwde komgrenzen van de gemeente Kapelle. De bepalingen ten aanzien van houtopstanden uit de Wet natuurbescherming zijn dan ook niet van toepassing voor het kappen van de bomen.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
4.4 Cultuurhistorie En Archeologie
4.4.1 Cultuurhistorie
Bij cultuurhistorische waarden aangaande gebouwd erfgoed gaat het over de positieve waardering van bouwsporen, objecten, patronen, structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen zijn niet allemaal als beschermd monument of gezicht aangewezen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
Onderzoek
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.3 is te zien dat er binnen het plangebied geen bouwhistorische objecten aanwezig zijn. Het huidige kerkgebouw binnen het plangebied dateert uit 1959 en bezit geen cultuurhistorische waarde. Uit het Monumenten Inventarisatie Project uit de jaren '90 van de vorige eeuw blijkt tevens dat het kerkgebouw niet is aangemerkt als beschermingswaardig.
In de omliggende omgeving bevinden zich onder meer wel een rijksmonument en meerdere gebouwen die op de gemeentelijke monumentenlijst staan. Onderhavige ontwikkeling heeft geen invloed op deze cultuurhistorische waardevolle objecten.
Figuur 4.3 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart met aanduiding ligging plangebied (rood omcirkeld) (Bron: Provincie Zeeland)
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
4.4.2 Archeologie
Toetsingskader
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten, monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan door het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Op basis hiervan zijn vier verschillende archeologische verwachtingszones onderscheiden. De archeologische verwachtingszones zijn in het bestemmingsplan 'Kapelle - Biezelinge' vertaald naar twee archeologische dubbelbestemmingen. In de bouwregels van deze bestemmingen is bepaald dat er ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd mits de betrokken archeologische waarden door de voorgenomen bouwactiviteiten niet worden geschaad. Hiervoor zal de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch onderzoeksrapport moeten overleggen en is instemming van de archeologische deskundige vereist. Ook voor het uitvoeren van werkzaamheden die het bodemprofiel kunnen aantasten, is een vergunning met onderzoek en advies nodig. De dubbelbestemmingen verschillen van elkaar op het punt van de oppervlakte die is vrijgesteld van onderzoek.
Onderzoek
In het bestemmingsplan 'Kapelle - Biezelinge' is voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' opgenomen. In deze bestemming is bepaald dat archeologisch onderzoek en advies niet nodig zijn indien de oppervlakte van de bodemverstoring niet meer dan 100 m2 bedraagt of als het gaat om een bodemverstoring die niet dieper reikt dan 30 cm. Na vaststelling van het geldende bestemmingsplan heeft de gemeente Kapelle nieuw archeologiebeleid vastgesteld. Volgens dit beleid geldt voor deze locatie een hoge archeologische verwachtingswaarde. De vrijstellingsgrenzen voor archeologisch onderzoek zijn - in afwijking van het geldende bestemmingsplan - bodemverstorende activiteiten tot 250 m2 in oppervlak en 40 cm diep. De beoogde ontwikkeling overschrijdt beide normen. Hierdoor is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Voor de ontwikkeling is door ARTEFACT een archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 3. Het onderzoek stelt samengevat:
"In totaal werden vier verkennende boringen gezet ten behoeve van het huidige onderzoek. Op basis van deze boringen kan gesteld worden dat ter plaatse van het plangebied de resten van een Kreekrak- of Wormer-geul zijn vastgesteld. Deze restgeulafzettingen vertonen een sterke gelaagdheid van zandige lagen afgewisseld met sterk kleiig veen en enkele kleibandjes. Naar boven toe is de geul verveend geraakt. De bovenzijde van dit pakket is later grotendeels geërodeerd door afzettingen van het Laagpakket van Walcheren. Enkel in het zuid(west)elijke deel lijkt de top van deze afzettingen intact te zijn. De afzettingen van het Laagpakket van Walcheren bestaan uit kwelder- en wadafzettingen, waarbij het sediment van de kwelderafzettingen naar boven toe verfijnt en er hoofdzakelijk kleiige afzettingen zijn aangetroffen. Aan de bovenzijde van het bodemprofiel bevindt zich een laag opgebrachte grond met op maaiveldniveau een verhardingslaag of laag met teelaarde. Aan de zuidzijde van het plangebied is tussen het opgebracht pakket bouwzand en de natuurlijke afzettingen van het Laagpakket van Walcheren een cultuurlaag vastgesteld.
Op basis van de resultaten van het booronderzoek geldt voor het plangebied een lage archeologische verwachting op het aantreffen van vindplaatsen op het niveau van het Laagpakket van Walcheren. Wat betreft de dieper gelegen niveaus kan er gesteld worden dat de verwachting onbekend is. Op basis van het huidige onderzoek is het niet geheel duidelijk of onder het Laagpakket van Walcheren nu afzettingen van het Hollandveen Laagpakket en het Laagpakket van Wormer zijn aangetroffen of dat er sprake is van afzettingen van de Kreekrak Formatie. Deze Formatie is nog slecht gekend in Nederland en verder onderzoek naar de afzettingen ervan is dan ook zeer wenselijk. Hoe meer er bekend wordt over deze Formatie, hoe beter de kans op het aantreffen van archeologische vindplaatsen in de toekomst ingeschat kan worden.
Omdat in het kader van de huidige planvorming nog geen exacte gegevens met betrekking tot eventuele toekomstige verstoringen bekend zijn, wordt in het kader van de ruimtelijke onderbouwing, en op basis van de hierboven geschetste archeologische verwachting, het advies uitgebracht de vrijstellingsgrens van 0,40 m -mv aan te passen naar:
- Een vrijstelling tot een diepte van 1,43 m -NAP in de oranje zone op Advieskaart Figuur 26;
- Een vrijstelling tot een diepte van 2,03 m -NAP in de gele zone op Advieskaart Figuur 26."
Ondanks dat er geen vervolgonderzoek wordt geadviseerd bij graafwerkzaamheden, is niettemin de kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de graaf- en inrichtingswerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex. artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit 2016. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Opdrachtgever verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten direct te melden bij de bevoegde overheid."
Archeologisch advies
Eind oktober 2023 heeft het Oosterschelde Archeologisch Samenwerkingsverband een archeologisch advies opgesteld voor de betreffende locatie. Geadviseerd wordt om de archeologische dubbelbestemming te behouden en de vrijstellingsdiepte van 0,40 meter onder maaiveld aan te passen naar 1,43 meter onder NAP in de oranje zone en naar 2,03 meter onder NAP in de gele zone (zie figuur 4.4). Het archeologisch onderzoek is hierop aangepast.
Figuur 4.4 Advieskaart (Bron: Oosterschelde Archeologisch Samenwerkingsverband, 2023)
Ook daar waar tijdens vooronderzoek geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn aangetroffen, is er een kans dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase aan het licht komen. Voor dergelijke sporen en vondsten is er een wettelijke meldingsplicht ex. artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit 2016. Opdrachtgever verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en sporen tijdens de werkzaamheden en deze direct te melden bij de bevoegde overheid.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg. Wel dient rekening gehouden te worden met de conclusies uit het hiervoor genoemde rapport en een bouwplan conform dit advies gemaakt worden dan wel met nader onderzoek aangetoond worden dat de archeologische waarden in het plangebied die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.5 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
Toetsingskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe functies dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Toetsing
In augustus 2023 is door MCG Zuidwest b.v. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 5 Het volgende is geconcludeerd:
De locatie aan het Jufferswegje 33 in Kapelle betreft een verdachte locatie vanwege het langdurig menselijk gebruik. Aan de westgrens van de onderzoekslocatie is in het verleden een sterke verontreiniging met minerale oliën aangetroffen. De locatie is gelegen binnen een voormalig boomgaardengebied. Hier dient de verdachte laag aanvullend te worden onderzocht op bestrijdingsmiddelen.
Uit de analyseresultaten blijkt dat de zandlagen onder de verharding licht verontreinigd zijn. Ook de kleilagen onder de verharding zijn licht verontreinigd. In de ondergrond met sporen baksteen zijn geen gehalten boven de achtergrondwaarden aangetoond. De zandlagen van de ondergrond zijn niet verontreinigd met de onderzochte parameters. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen ten opzichte van de streefwaarde aangetroffen.
De chemische bodemkwaliteit geeft op basis van de resultaten uit het bodemonderzoek geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen. Geconcludeerd wordt dat nader onderzoek niet noodzakelijk is. Op basis van het onderzoek zijn er vanuit milieukundig oogpunt geen belemmeringen voor de voorgenomen functiewijziging.
Op de locatie is een puinverharding aanwezig. In dit puin is mogelijk sprake van asbest. De mogelijke aanwezigheid van asbest kan worden aangetoond met een onderzoek conform de NEN 8597. Sprake kan zijn van een zogenaamde asbestweg waarvoor ILenT bevoegd gezag is. Grondafvoer moet voldoen aan de regels van het Besluit bodemkwaliteit.
Conclusie
De bodem wordt geschikt geacht voor de beoogde functiewijziging naar 'Wonen'.
4.6 Verkeer En Parkeren
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen plannen. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
De gemeente Kapelle heeft geen parkeerbeleid en daarom wordt de parkeerbehoefte berekend op basis van parkeerkencijfers uit de meest actuele CROW-publicatie (publicatie 381). Op basis van kencijfers uit deze publicatie wordt tevens de verkeersgeneratie berekend. Voor het juiste kencijfer/parkeernorm wordt een ligging in de rest bebouwde kom gehanteerd, de gemeente Kapelle wordt op basis van adressendichtheid getypeerd als weinig stedelijk gebied (CBS). Verder wordt uitgegaan van het gemiddelde binnen de bandbreedte van het kencijfer/de parkeernorm.
4.6.1 Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
De planontwikkeling ligt op een perceel wat als restaurant en zalencentrum in gebruik is aan het Jufferswegje in het noordoosten van Biezelinge. Vlakbij ligt bedrijventerrein Smokkelhoek. Het Jufferswegje is een erftoegangsweg met een uitstraling van een gebiedsontsluitingsweg waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Het Jufferswegje leidt in noordelijke richting via de Noordstraat en de spoorwegovergang naar Kapelle. In zuidelijke richting gaat het Jufferswegje over in de Abdijstraat en de Smokkelhoekweg richting de N289. De Abdijstraat en Smokkelhoekweg zijn ook erftoegangswegen met een uitstraling van een gebiedsontsluitingsweg waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De N289 is provinciale weg en een belangrijke gebiedsontsluitingsweg (80 km/uur) om de rijksweg A58 en de kernen Schore en Hansweert te bereiken. De bereikbaarheid van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer is goed.
Langzaam verkeer
Fietsverkeer deelt op het Jufferswegje, de Abdijstraat en de Noordstraat de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Langs de Smokkelhoekweg ligt een vrijliggend fietspad in twee richtingen. Langs het gebied van de beoogde ontwikkeling is een voetpad aanwezig.
Openbaar vervoer
Op circa 575 meter richting het westen van het plangebied ligt het NS station Kapelle-Bielezlinge. Op circa 90 meter afstand, ten noordwesten van het plangebied, bevindt zich de dichtstbijzijnde bushalte Biezelinge, Nieuwe Kerkstraat.
4.6.2 Parkeren
Parkeerbehoefte
De parkeerbehoefte van de ontwikkeling is berekend met kencijfers van het CROW-publicatie 381 en opgenomen in tabel 4.1.
Voor de 16 drie- en vierkamerappartementen worden de kencijfers van de categorie "Koop, appartementen, midden" gehanteerd, voor de 6 tweekamerappartementen zijn de kencijfers van de categorie "koop, appartementen, goedkoop" gehanteerd. Als gebiedstype geldt "weinig stedelijk" en "rest bebouwde kom".
Tabel 4.1 Parkeerbehoefte (normatief) planologische mogelijkheden
Functietype | Functie CROW | aantal | Norm | Parkeerbehoefte |
Koop, appartement, midden | Rest bebouwde kom, weinig stedelijk | 16 | 1,9 pp (aandeel bezoekers 0,3 pp) per woning | 30,4 pp |
Koop, appartement, goedkoop | Rest bebouwde kom, weinig stedelijk | 6 | 1,3 pp (aandeel bezoekers 0,3 pp) per woning | 7,8 pp |
Totaal | 38 pp |
Parkeeraanbod
Op het eigen terrein, aan de achterzijde van de woningen, worden 38 parkeerplaatsen gerealiseerd (figuur 2.1).Daarmee wordt in de behoefte voorzien.
4.6.3 Verkeersgeneratie en -afwikkeling
Huidige situatie
In de huidige situatie ligt op het plangebied horecabedrijf De Heyzon. Dit is een restaurant/ zalencentrum. Het bruto vloeroppervlak van het zalencentrum is 767 m2. Hiervoor wordt voor 50% aangesloten bij de kencijfers van congresgebouw en voor 50% bij de kencijfers voor restaurant, beide met een turnover van 1. Voor het zalencentrum betekent dit met een parkeerkencijfer van 8,5 pp/100m² een verkeersgeneratie van 17 mvt/100m². Voor het restaurant betekent dit met een parkeerkencijfer van 15 pp/100m² een verkeersgeneratie van 30 mvt/100m². Ook is in de huidige situatie één vrijstaande woning op het perceel aanwezig. In tabel 4.2 is de berekening verkeersgeneratie oude situatie uitgerekend.
Tabel 4.2 Berekening verkeersgeneratie oude situatie
functie | programma | Kencijfer CROW | verkeersgeneratie weekdag | verkeersgeneratie werkdag |
zalencentrum | 383,5 m2 | 17 mvt/etmaal per 100 m2 | 65,2 mvt/etmaal | 65,2 mvt/etmaal |
restaurant | 383,5 m² | 30,0 mvt/etmaal per 100 m2 | 115,0 mvt/etmaal | 115,0 mvt/etmaal |
Koop, woning, vrijstaand | 1 | 8,2 mvt/etmaal | 8,2 mvt/etmaal | 9,0 mvt/etmaal |
Totaal | 188,4 mvt/etmaal | 189,2 mvt/etmaal |
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie zal het zalencentrum worden gesloopt en zullen er 22 appartementen worden gerealiseerd. Voor de 16 drie- en vierkamerappartementen worden de kencijfers van de categorie "Koop, appartementen, midden" gehanteerd, voor de 6 tweekamerappartementen zijn de kencijfers van de categorie "koop, appartementen, goedkoop" gehanteerd. Als gebiedstype geldt "weinig stedelijk" en "rest bebouwde kom". In tabel 4.3 is de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling uitgerekend.
Tabel 4.3 Berekening verkeersgeneratie toekomstige situatie
functie | programma | Kencijfer CROW | verkeersgeneratie weekdag | verkeersgeneratie werkdag |
Koop, appartement, midden | 16 woningen | 6 mvt/etmaal per woning | 96 mvt/etmaal | 105,6 mvt/etmaal |
Koop, appartement, goedkoop | 6 kamers | 5,6 mvt/etmaal per woning | 33,6 mvt/ etmaal | 37,0 mvb/etmaal |
Totaal | 129,6 mtv/ etmaal | 142,6 mvt/ etmaal |
In de nieuwe situatie neemt de verkeersgeneratie af. De verkeersgeneratie als gevolg van de beoogde ontwikkeling zal niet leiden tot knelpunten op het omliggende wegennet. De ontsluiting vindt plaats via de bestaande in/uitritten aan de noordwest- en de zuidoostzijde van het perceel. Het inrijden vindt plaats via de zuidoostzijde en noordwestzijde, het uitrijden gebeurt uitsluitend aan de noordoostzijde van het perceel.
Als gevolg van de ontwikkeling blijft de verkeersveiligheid gewaarborgd.
4.6.4 Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is goed voor de verschillende vervoersmiddelen. Er is geen sprake van een toename die leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte is berekend voor de ontwikkeling en wordt volledig op eigen terrein voorzien. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling niet in de weg.
4.7 Bedrijven En Milieuhinder
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de naastgelegen woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Toetsing
Direct naast het plangebied zijn aan twee zijden woningen aanwezig en aan de noordzijde door agrarische gronden. Ten (zuid)oosten van het perceel ligt bedrijventerrein Smokkelhoek. Dit bedrijventerrein is ontwikkeld voor lokale en regionale bedrijvigheid. De aanwezigheid van woningen, detailhandel, bedrijvigheid en agrarische grond maakt dit een gemengd gebied.
Op het bedrijventerrein Smokkelhoek zijn bedrijven uit categorie 3.1, 3.2, 4.1 en 4,2 uit de staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' behorende bij het bestemmingsplan Smokkelhoek toegestaan. De bedrijven uit categorie 4.1 en 4.2 liggen op een afstand van respectievelijk 790 meter en 1.050 meter tot het plangebied, dit is ruim buiten de richtafstand van respectievelijk 100 en 200 meter in gemengd gebied. Het dichtstbijzijnde bedrijf met categorie 3.2 ligt op een afstand van bijna 200 meter van het plangebied, ruim boven de richtafstand van 50 meter. Het dichtstbijzijnde bedrijf uit categorie 3.1 met een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied, ligt op ruim 50 meter van de beoogde woningen en dus ruim buiten de richtafstand. Op basis hiervan vormt milieuhinder geen belemmering voor de beoogde oprichting van de woningen. Omdat het plangebied binnen de geluidzone van het bedrijventerrein Smokkelhoek ligt is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 4.8).
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het initiatief niet in de weg.
4.8 Geluid
Op de aspecten railverkeerslawaai, wegverkeerslawaai en industrielawaai wordt hierna ingegaan.
Toetsingskader
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien in een ruimtelijk plan nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau.
Indien er sprake is van een geluidproducerende functie moet aangetoond worden dat voldaan wordt aan wettelijke geluidseisen. Eventueel dient dit aangetoond te worden door middel van akoestisch onderzoek en zijn geluidwerende maatregelen nodig.
Onderzoek
Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) aangewezen als geluidgevoelige objecten. Hiervoor dient akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden indien deze liggen binnen de geluidzone van wettelijk gezoneerde (spoor) wegen. Omdat de HeyZon-locatie binnen de geluidzone van de spoorlijn Goes – Roosendaal en binnen de geluidzone van het industrieterrein Smokkelhoek ligt, is toetsing aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder nodig. In het uitgevoerde akoestisch onderzoek (bijlage 6) zijn de aspecten railverkeerslawaai, wegverkeerslawaai en de geluidsbelasting vanwege industrielawaai beoordeeld.
- Geconcludeerd wordt dat het aspect railverkeer geen belemmering vormt. Er wordt op de projectlocatie voldaan aan de vookeursgrenswaarde.
- Ook het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De richtwaarde wordt weliswaar overschreden maar als de karakteristieke geluidwering van de gevels voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit, zal een aanvaardbaar geluidniveau in de appartementen worden bereikt.
- De geluidbelasting vanwege industrielawaai is hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A), maar niet hoger dan de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A). De Wgh is daarmee geen belemmering voor het aspect industrielawaai, wel dient een hogere waarde industrielawaai te worden vastgesteld.
Conclusie geluid
Geconcludeerd wordt dat de woningen in een aanvaardbaar akoestisch klimaat kan worden gerealiseerd. Wel dient een hogere waarde industrielawaai van maximaal 55 dB(A) te worden vastgesteld.
4.9 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM.
Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven.
Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
Toetsing en conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het aspect luchtkwaliteit te worden onderzocht.
De beoogde ontwikkeling (woningen) behoort tot een vaste categorie waarvan vooraf bekend is dat deze ontwikkeling 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan hoe het met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gesteld. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg is de Rijksweg A58 (zie figuur 4.5). Hieruit blijkt dat zowel in 2021 als in 2030 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.5.
Tabel 4.5 Toetsing aan grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | grenswaarde | maximale waarden in jaar 2021 | maximale waarden in jaar 2030 |
stikstofdioxide (NO2) | 40 µg/m³ | 17,5µg/m³ | 14,1 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | 40 µg/m³ | 15,0 µg/m³ | 13,4 µg/m³ |
max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | 6 µg/m³ | 6 µg/m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | 25 µg/m³ | 7,7 µg/m³ | 6,2 µg/m³ |
Figuur 4.5 Luchtkwaliteit ten opzichte van het plangebied (bron: NSL-monitoringstool)
4.10 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een plan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Onderzoek
In 2022 is ter voorbereiding van de ruimtelijke procedure een notitie externe veiligheid opgesteld (zie bijlage 7). Daarin wordt geconcludeerd dat met de ontwikkeling een kwetsbaar object wordt opgericht. Hierom dient voor het aspect externe veiligheid te worden onderbouwd dat er geen sprake is van onaanvaardbare risico's. Er liggen geen plaatsgebonden risico's ter hoogte van de projectlocatie.
Risicovolle inrichtingen
Ten zuidoosten van het plangebied ligt Coroos Conserven. Op dit terrein bevinden zich twee LPG vulstations. Eén ten noorden van het terrein en één ten zuiden. Het noordelijk vulpunt ligt op een afstand van ca. 320 meter tot het plangebied. Het zuidelijk vulpunt ligt op een afstand van ruim 500 meter. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour van deze inrichtingen. Uit het rapport van de risicokaart hebben de LPG vulstations beide een invloedsgebied van 425 meter. Het plangebied valt binnen het invloedsgebied van het noordelijke LPG vulstation. In het rapport van de risicokaart is het GR gegeven (zie figuur 4.6) hieruit blijkt dat in de huidige situatie het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Gezien de afstand en de omvang van de ontwikkeling zal het groepsrisico als gevolg van het beoogde plan beperkt toenemen en is een overschrijding van de oriëntatiewaarde uitgesloten. Gezien de ligging binnen het invloedsgebied is een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven.
Figuur 4.6 Groupsrisico Curve Coroos Conserven (bron: risicokaart.nl)
Vervoer gevaarlijke stoffen
In de omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig die van invloed hebben op de externe veiligheid van het plangebied.
Ten zuiden van het plangebied op een afstand van circa 770 meter ligt de Omleidingsroute Vlaketunnel (A58): Oude Rijksweg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour van 19 meter. Het invloedsgebied van deze weg is 355 meter waar het plangebied buiten valt.
Ook ligt ten zuiden van het plangebied op een afstand van circa 810 meter de A58 waarover gevaarlijke stoffen vervoerd wordt. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour en het plasbrandaandachtsgebied van deze transportroute. Het invloedsgebied is 880 meter waar het plangebied binnen valt. Doordat het plangebied verder dan 200 meter ligt van de transportroute is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk wel dient een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven te worden.
Ten noorden van het plangebied op een afstand van circa 120 meter ligt een spoorroute waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het plangebied valt buiten de PR 10-6 contour. Het spoortraject heeft een invloedsgebied van 4 kilometer waar het plangebied binnen valt. Gezien de afstand is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk. Door de ligging binnen het invloedsgebied is hieronder een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven.
Verantwoording groepsrisico
In het kader van het wettelijk vooroverleg zal voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering te allen tijde een belangrijke rol.
De planlocatie wordt ontsloten via het Jufferswegje in noordelijke en zuidelijke richting. Het Jufferswegje is een doorgaande weg waarmee het plangebied snel aangesloten is op het regionale wegennet. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden.
Zelfredzaamheid
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het noordelijk LPG vulstation van Coroos Conserveren, het spoor (stofcategorieën A, B2 en D4) en de weg (stofcategorie: LT 2). Gezien de afstand tot de risicobronnen zijn de maatgevende scenario's BLEVE (m.b.t. de LPG-vulstation en de spoorlijn) en een gifwolk (m.b.t. het spoor en de weg).
Zelfredzaamheid in beide scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. Het advies is om de bewoners vooraf te informeren over de externe veiligheidsrisico's en de juiste handelingsperspectieven bij de incidenten. Bij een BLEVE en een toxische wolk is het handelsperspectief schuilen. Dit betekent schuilen in een gebouw, alle ramen en deuren sluiten en de mechanische ventilatie uitschakelen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaalpakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
Het zwaartepunt qua externe veiligheid ligt bij deze ontwikkeling bij het spoor en dan met name bij ongevallen met LPG (BLEVE-scenario). Bij een BLEVE ontstaat een grote vuurbal die met name zorgt voor veel hittestraling. Deze vuurbal kan 300 meter hoog worden en duurt ongeveer 13 seconden. Een BLEVE kan het gevolg zijn van een beschadiging van een wagon door een botsing of ontsporing (koude BLEVE) of het aanstralen van een wagon door een externe brand (warme BLEVE). In dit laatste geval zit er tussen het ontstaan van de brand en de BLEVE enige tijd. In die tussentijd kan er gevlucht worden.
De afstand van het plangebied tot het spoor is ca. 120 meter. Hiermee ligt het plangebied op het randje van de 100% letaliteitszone van het spoor (het gebied waarbinnen bij een BLEVE een groot deel van de aanwezigen komt te overlijden). Binnen de afstand van 120 meter kunnen in geval van een BLEVE brandhaarden ontstaan aan of in de appartementen en zullen ruiten bezwijken door de hitte. Met betrekking tot een BLEVE adviseert de Veiligheidsregio de volgende maatregelen:
- Situeer de appartementen binnen het perceel op een zo groot mogelijke afstand van het spoor.
Gelet op de participatie met de buurt en het juist waarborgen van privacy en schaduwwerking, wordt dit advies niet gevolgd.
- Plaats de appartementen bij voorkeur haaks op de spoorlijn met de kopse kant richting het spoor gericht.
De positionering van het pand is gunstig. De kopse kant stat richting het spoor, zodat achterliggende ruimtes worden afgeschermd. Aan dit advies is invulling worden gegeven.
- Het Jufferswegje kan dienen als vluchtweg van het spoor vandaan (naar het zuiden richting Abijdstraat). Zorg voor (nood)uitgangen die aansluiten op het Jufferswegje, bij voorkeur aan de zijde die van het spoor is gericht.
Aan dit advies zal zover mogelijk invulling worden gegeven.
- Informeer bewoners over het handelingsperspectief bij een ongeval met LPG op het spoor.
Aan dit advies zal invulling worden gegeven.
Met betrekking tot de LPG-tank bij Coroos: Gelet op de grote afstand en de aanwezigheid van tussenliggende bebouwing zijn voor deze risicobron geen uitgebreide maatregelen noodzakelijk. Mocht er zich een incident voordoen met de LPG-tank dan is het voornaamste handelingsperspectief voor de bewoners om binnen te blijven.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van Coroos Conserven, de A58 en een spoortraject. Vanwege de ligging, locatie en omvang van het plan vormt het groepsrisico geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in of nabij het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig die een belemmering vormen.
4.11 Duurzaamheid
Toetsingskader
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Hierbij kan op verschillende manieren omgegaan worden met energiezuinigheid.
De gemeente Kapelle verbindt zich aan de afspraken uit het Klimaatakkoord. Het duurzaamheidsbeleid voor de gemeente Kapelle wordt verwoord in de Duurzaamheidsagenda Kapelle. De duurzaamheidsagenda helpt de gemeente de juiste keuzes te maken om de uitstoot van broeikasgassen (drastisch) te verminderen. Deze duurzaamheidsagenda bestaat uit verschillende onderdelen (bouwstenen). Iedere bouwsteen is een beleidsdocument die zijn eigen integraal opstel- en besluitvormingsproces doorloopt.
1. Warmte in de gebouwde omgeving.
Om onze woningen en gebouwen in Kapelle aardgasvrij te verwarmen moeten we samen stappen zetten. We vinden wooncomfort en lage lasten belangrijk. De bouwsteen geeft ons richting in deze ingewikkelde opgave. Deze bouwsteen is in oktober vastgesteld door de gemeenteraad.
2. Elektriciteit.
In deze bouwsteen nemen we op hoeveel duurzame energie we in Kapelle willen opwekken. We leggen vast naar welke soort duurzame opwek onze voorkeur uitgaat en wat we belangrijk vinden bij het maken van keuzes voor duurzame energie. Het eerste deel van deze bouwsteen is vastgesteld door de gemeenteraad.
3. Natuur en biodiversiteit.
Een aantrekkelijke, groene woonomgeving vinden we belangrijk. Maar de natuur en biodiversiteit heeft flink te lijden onder de uitstoot van broeikasgassen. Wat we daaraan kunnen doen is onderdeel van deze bouwsteen. De gemeente is bezig met het opstellen van deze bouwsteen.
4. Klimaatbestendige Leefomgeving.
We willen droge voeten houden bij hevige buien maar in de zomer wel genoeg water hebben voor onze gewassen. We vinden verkoeling tijdens steeds vaker voorkomende hittegolven belangrijk. In de bouwsteen klimaatbestendige leefomgeving staat welke maatregelen we daarvoor nemen. We zijn gestart met het opstellen van deze bouwsteen.
5. Mobiliteit.
In de bouwsteen mobiliteit nemen we onze ambities over duurzame mobiliteit op, zoals laadpalen in onze gemeente en het verduurzamen van ons eigen gemeentelijk wagenpark.
6. Afval en grondstoffen (circulaire gemeente)
Het programma ‘Afval scheiden loont’ blijven we opvolgen en bijsturen waar nodig. Maar deze bouwsteen gaat ook over het minder gebruiken van primaire grondstoffen; hoe kunnen we meer hergebruiken in plaats van nieuw kopen?
7. Verduurzamen eigen organisatie.
Als gemeentelijke organisatie maken we natuurlijk ook afspraken voor het verduurzamen van onze gebouwen en over uit te voeren werken. We geven het goede voorbeeld aan onze inwoners. Met verduurzaming kunnen we ook de maatschappelijke kosten, die ten laste komen van onze inwoners, verlagen.
8. Waterstof
In deze bouwsteen worden de beleidskaders voor waterstof in beeld gebracht, ambities per doelgroep bepaald en de rol van de gemeente. Besluitvorming is voorzien eind 2023.
Toetsing en conclusie
Voor alle nieuwbouw geldt dat aanvragen van de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Per 1 juli 2018 is het daarnaast verplicht gasloos te bouwen. De beoogde appartementen worden bijna energieneutraal en zonder gasaansluiting gebouwd.
Niet alle bouwstenen uit de duurzaamheidsagenda zijn van toepassing op deze ontwikkeling. Omdat vanwege de realisatie van nieuwbouw zijn aansluiting op het aardgasnet reeds uitgesloten en gelden bovendien de hoge eisen ten aanzien van energiezuinigheid.
De groene inrichting aan de straatzijde van het plangebied draagt daarnaast bij aan een klimaatbestendigere leefomgeving ten opzichte van de nu bijna volledig verharde situatie.
4.12 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- a. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- b. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
- c. defensiebrandstoffen;
- d. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke 'mechanische grondroering' bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.
Toetsing en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen of hoogspanningslijnen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in de ruimtelijke onderbouwing geen rekening te worden gehouden. Voor deze leidingen zal nog wel een KLIC-melding bij het kadaster worden gedaan.
4.13 Omgevingsdialoog
Initiatienemer heeft meerdere keren de omwonenden van het plangebied geïnformeerd over het plan. Er zijn bijeenkomsten geweest op 29 september 2022, 7 maart 2023 en 23 oktober 2023. Naar aanleiding van vragen en opmerkingen van omwonenden zijn in het ontwerp van het bouwplan wijzigingen en aanpassingen doorgevoerd. Zo zijn er geen woonruimtes met uitzicht richting de privé tuinen. De ruimtes met ramen op het zuiden en westen zijn overwegend slaapkamers en in een enkel geval een keuken. De ramen aan die kanten zijn vooral bedoeld om daglicht te kunnen ontvangen. Balkons op het zuiden zijn zo ingericht dat ze niet geschikt zijn om te zitten maar alleen gebruikt kunnen worden om beglazing te kunnen schoonmaken. Schaduwwerking als gevolg van de nieuwe appartementen is nihil.
Tijdens de bijeenkomsten hebben omwonenden aangegeven te vrezen voor sloop- en bouwschade aan hun eigen woningen. Dit is geen afweging voor het bestemmingsplan maar hoort tot het civiele recht tussen partijen.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Juridische Regeling
5.1 Wettelijk Kader
In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
5.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (verbeelding en planregels) is het volgende van
belang.
5.2.1 Verbeelding
Op de verbeelding wordt met bestemmingen en dubbelbestemmingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. Naast enkelbestemmingen die met een kleur worden aangeduid, is er een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1, deze is op de verbeelding herkenbaar aan arceringen.
5.2.2 Regels
De regels zijn opgedeeld in hoofdstukken, volgens de bepalingen uit SBVP2012:
- Hoofdstuk 1 (inleidende regels): hierin worden de in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
- Hoofdstuk 2 (bestemmingsregels): hierin worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
- Hoofdstuk 3 (algemene regels): dit hoofdstuk bevat regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals algemene afwijkingsregels of wijzigingsbevoegdheden, de anti-dubbeltelbepaling et cetera;
- Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregel): dit hoofdstuk geeft het overgangsrecht weer voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing. Tevens is de titel van het plan opgenomen.
De artikelen in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn als volgt opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving: hier wordt aangegeven welk gebruik binnen de bestemming is toegestaan;
- bouwregels: deze zijn onderverdeeld in de toelaatbaarheid van bouwwerken, bouwhoogte, oppervlakte en inhoud;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden: beschreven wordt of voor het uitvoeren van specifieke werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd is. Het gaat dan bijvoorbeeld om het afgraven of ophogen van grond, werkzaamheden aan beschermde stoepen.
Niet ieder bestemmingsartikel hoeft al deze elementen te bevatten. Dat is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingsartikelen bevatten in ieder geval een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
5.3 Gehanteerde Bestemmingen
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde bestemmingen en wat binnen deze bestemmingen is toegestaan met betrekking tot bouwen en gebruik.
Artikel 3 Wonen
Het plangebied is voorzien van de bestemming 'Wonen'. De maximale bouwhoogte is 13 meter en de maximale goothoogte 10 meter.
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 1
Om de aanwezige archeologische waarden bij toekomstige bodemingrepen te waarborgen is een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Voor bepaalde ingrepen is afhankelijk van de oppervlakte en de mate van verticale bodemverstoring een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk. Voor 'Waarde - Archeologie - 1' geldt dat bodemingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 250 m² niet zijn toegestaan zonder dat is aangetoond dat er geen archeologische waarden worden verstoord.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
In het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is bepaald dat in de ruimtelijke onderbouwing in ieder geval 'de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan' moeten zijn opgenomen. Dit volgt uit artikel 3.1.6 Bro. Het gaat daarbij over de financiële uitvoerbaarheid, waaronder de vraag of voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om het plan te realiseren.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
Het bestemmingsplan met behorende onderliggende stukken heeft vanaf 21 december 2023 gedurende 6 weken voor iedereen ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn wel zienswijzen op het initiatief ingediend. De nota van zienswijzen is als bijlage 10 toegevoegd aan deze toelichting.
Overleg ex artikel 3.1.1. Bro
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een plan, waar nodig, overleg gepleegd te worden met besturen van gemeenten, met rijks- en provinciale diensten, etc. Dit plan is/wordt toegestuurd aan:
- provincie Zeeland;
- Waterschap Scheldestromen.
- Veiligheidsregio Zeeland
Bijlage 1 Watertoetsformulier
Bijlage 2 Quickscan Ecologie
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
Bijlage 4 Archeologisch Advies
Bijlage 4 Archeologisch advies
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek
Bijlage 7 Externe Veiligheid
Bijlage 8 Stikstofonderzoek
Bijlage 9 Vormvrije Mer-beoordeling
Bijlage 9 Vormvrije mer-beoordeling