Uitwerkingsplan Biezelinge Jufferswegje
Uitwerkingsplan - Gemeente Kapelle
Vastgesteld op 03-10-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Uitwerkingsplan Biezelinge Hoofdstraat, met identificatienummer NL.IMRO.0678.kapbiezUW003-VAST van de gemeente Kapelle.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en /of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over het certificaat als bedoeld in paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met artikel 5.6, van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.6 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.
1.7 archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en /of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.10 bestaand verhard oppervlak
het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande verhard oppervlak.
1.11 bestaand gebruik
het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande gebruik.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.19 deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.
1.20 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.21 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.22 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.23 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning.
1.24 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.25 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.26 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;
- c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen.
1.27 perceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
1.28 voorgevel-/achtergevellijn
de op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de wegafgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden.
1.29 voorste perceelsgrens:
de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan.
1.30 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogten aangemerkt.
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en /of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, zonnepanelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en /of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 breedte, lengte of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en /of het hart van de scheidsmuren.
2.6 de bouwhoogte van een ander bouwwerk
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan-huis-gebonden beroepen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen in het openbare gebied;
- e. speelvoorzieningen;
- f. water;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. straten, wegen, fiets- en wandelpaden;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'tuin': een tuin behorende bij aangrenzende percelen;
- j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en inrichting, alsmede de kapvorm en verharding, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in bijlage 1;
- c. toetsing aan welstand.
3.4 Afwijken van de regels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de vorm van een terrein met archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in de vorm van een terrein met archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bouwregels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en /of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- c. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Overschrijding bouwregels
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
7.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 Geluidzone aanduidingsregels
Met betrekking tot de 'geluidzone-industrie' geldt dat binnen deze zone geen nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn toegestaan.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Het voorzien in minder dan 75 mm waterberging per m² toegenomen verhard oppervlak ten opzichte van bestaand verhard oppervlak, is niet toegestaan.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Indien in de bestemmingsplanregels naar deze regel is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing, uitwerking of wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en /of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
13.2 Regels ten aanzien van parkeren
- a. het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren en stallen van voertuigen;
- b. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort of die elders beschikbaar zijn. De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van de normen die zijn neergelegd in CROW uitgave 381.
- c. indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, dan gelden de gewijzigde regels;
- d. binnen het plangebied dienen ten minste 24 parkeerplaatsen aanwezig te zijn.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt.
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt.
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het Uitwerkingsplan Biezelinge Hoofdstraat'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan het Jufferswegje en de Hoofdstraat te Biezelinge is een supermarkt met bijbehorende parkeerplaatsen aanwezig. Op 24 mei 2022 is het bestemmingsplan 'Biezelinge' vastgesteld, hierin is voor de gronden ter plaatse van de bestaande detailhandel en bijbehorende parkeergelegenheid de bestemming 'Gemengd - Uit te werken' opgenomen. Dit is gedaan ten behoeve van een toekomstige woningbouwontwikkeling, waarvoor destijds nog geen concrete ontwikkeling voorzien was. In de uit te werken bestemming zijn doormiddel van uitwerkingsregels voorwaarden voor de ontwikkeling opgenomen. Inmiddels zijn er plannen voor de invulling van het gebied.
Het voorliggende uitwerkingsplan voorziet in de uitwerking van het gebied met de realisatie van 14 woningen. De gemeente Kapelle verleent medewerking aan deze ontwikkeling door de bestemming uit te werken. Hiervoor is dit uitwerkingsplan opgesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in het oosten van Biezelinge in de gemeente Kapelle. De locatie bevindt zich aan het Jufferswegje en de Hoofdstraat. De ligging van het plangebied is op figuur 1.1 weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (Bron: Google Maps)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Biezelinge', vastgesteld op 24 mei 2022. Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Gemengd - Uit te werken' met bouwvlak. Daarnaast is het plangebied voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde - Archeologie 2'. Voor het noordelijke gedeelte van het plangebied geldt de maximale goothoogte van 4 meter. Over het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'.
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
1.3.1 Beschrijving uit te werken bestemming en uitwerkingsregels
Beschrijving uit te werken bestemming
De voor Gemengd - Uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, garages en bergplaatsen, fiets- en voetpaden, groen- en speelvoorzieningen, parkeerplaatsen, tuinen, water, waterpartijen alsmede wegen.
Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 5.1 bedoelde bestemming Gemengd - Uit te werken nader uit met inachtneming van het volgende:
- a. de woningen mogen vrijstaand, geschakeld, twee-aaneen en gestapeld worden gebouwd;
- b. er mogen maximaal 14 woningen worden toegestaan;
- c. aan de randen van het gebied wordt naar een stedenbouwkundig aansluiting gezocht met de aanwezige ruimtelijke structuur (korrel, massa);
- d. gestreefd wordt naar voldoende kavelomvang om een groen / dorps karakter aan de invulling te geven;
- e. de bebouwing per straatdeel wordt in een samenhangende strakke of vloeiende rooilijn geplaatst;
- f. de maximale goothoogte van gebouwen bedraagt 6 meter;
- g. in afwijking van lid f geldt voor bebouwing waarvan de gevel grenst aan de Hoofdstraat een maximale goothoogte van 4 meter;
- h. de maximale bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 9 meter;
- i. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het uitwerkingsgebied , waarbij voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Kapelle, zoals geldend ten tijde van in procedure gaan van het uitwerkingsplan;
- j. voor de vaststelling van een wijziging dienen vooraf door de gemeenteraad welstandscriteria worden opgesteld op basis van de welstandsnota;
- k. indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan deze regels moet de procedure worden gevolgd als omschreven in artikel 12;
- l. ten behoeve van de uitwerking dient onderzoek gedaan te worden op het gebied van de waterhuishouding, archeologie, bodem, ecologie, externe veiligheid, milieu, geluid en luchtkwaliteit.
1.3.2 Toetsing aan de uitwerkingsregels
Als de uitwerkingsregels langs worden gelopen, ontstaat het volgende beeld.
- Ad a: de beoogde woningen worden geschakeld en gestapeld gebouwd. Hiermee wordt voldaan aan sub a van de uitwerkingsregels;
- Ad b: er worden 14 woningen gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan sub b van de uitwerkingsregels;
- Ad c: in paragraaf 2.2 is aangegeven dat de ontwikkeling aansluit bij de aanwezige ruimtelijke structuur. Hiermee wordt voldaan aan sub c van de uitwerkingsregels;
- Ad d: in paragraaf 2.2 is aangegeven dat In het plan voldoende begroeiing wordt toegepast voor een groen, dorps klimaat. Hiermee wordt voldaan aan sub d van de uitwerkingsregels;
- Ad e: in paragraaf 2.2 is aangegeven dat de bebouwing in een vloeiende rooilijn wordt gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan sub e van de uitwerkingsregels;
- Ad f: de levensloopbestendige- en eengezinswoningen hebben een goothoogte van 4 meter. De starterswoningen hebben een goothoogte van 6 meter. Hiermee wordt voldaan aan sub f van de uitwerkingsregels;
- Ad g: De woningen aan de Hoofdstraat hebben een goothoogte van 4 meter. Hiermee wordt voldaan aan sub g van de uitwerkingsregels;
- Ad h: Voor de woningen wordt een maximale bouwhoogte van 9 meter opgenomen.
- Ad i: in paragraaf 4.5.2 staat de parkeergelegenheid beschreven. Binnen het plangebied worden 24 parkeerplaatsen aangelegd. Hierbij is geconcludeerd dat er voldaan wordt aan het parkeerbeleid van de gemeente Kapelle. Hiermee wordt voldaan aan sub h van de uitwerkingsregels;
- Ad j: Het ontwerp van de ontwikkeling is getoetst door de welstandscommissie. Voor de ontwikkeling is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, zie hiervoor bijlage 1.
- Ad k: de procedure wordt gevolgd zoals beschreven staat in artikel 12;
- Ad l: in hoofdstuk 4 is onderzoek gedaan op het gebied van de waterhuishouding, archeologie, bodem, ecologie, externe veiligheid, milieu, geluid en luchtkwaliteit. Deze omgevingsaspecten staan de ontwikkeling niet in de weg.
1.4 Leeswijzer
De opbouw van de toelichting op dit uitwerkingsplan is als volgt.
- In hoofdstuk 2 worden het plangebied, de directe omgeving en de beoogde planontwikkeling beschreven.
- Hoofdstuk 3 gaat in op het beleidskader en daarmee op de planologische inpasbaarheid van de ontwikkeling.
- Hoofdstuk 4 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de ruimtelijke en milieuaspecten.
- In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingsregeling (verbeelding en regels).
- In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de handhaving en maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het project.
Hoofdstuk 2 Huidige En Beoogde Situatie
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied ligt te midden van een woonwijk en grenst aan het centrum van Biezelinge. In de huidige situatie is er een gebouw met daarin de Aldi, Fruitshop en Action aanwezig. Het gebouw is tot op de perceelsgrenzen gebouwd, alleen het parkeerterrein is vrij van bebouwing. Enige jaren geleden is aan de Hoofdstraat een bestaande woning gesloopt om het parkeerterrein uit te kunnen breiden. Het aanwezige parkeerterrein wordt ontsloten vanuit het Jufferswegje in het oosten en op de Hoofdstraat in het zuiden. Rondom het perceel bevinden zich woningen die veelal met de achtertuin grenzen aan het gebouw van de detailhandel. Ten westen van de bebouwing is daarnaast een kerk aanwezig. Het parkeerterrein grenst aan diverse zijgevels van woningen. Met name het parkeren en de ontsluiting van het parkeerterrein zorgt hier voor onwenselijke situaties.
Figuur 2.1 Globale weergave plangebied, rood omrand (Bron: Rho basisviewer)
Figuur 2.2 Zicht op het plangebied vanaf de Hoofdstraat (bron: Google Streetview jan 2021)
Figuur 2.3 Zicht op het plangebied vanaf het Jufferswegje (bron: Google Streetview jan 2021)
2.2 Beoogde Ontwikkeling
Op het perceel worden in totaal 14 woningen gebouwd, deze 14 woningen bestaan uit 5 levensloopbestendige geschakelde woningen, 5 geschakelde eengezinswoningen en 4 gestapelde starterswoningen. Om aan de parkeerbehoefte te voldoen worden in totaal 24 parkeerplaatsen aangelegd.
De levensloopbestendige- en eengezinswoningen bestaan uit een kap en een goothoogte van 4 meter. De maximale bouwhoogte van de woningen is 9 meter. De woningen sluiten qua bouwvorm en massa aan op de bestaande bebouwing die aanwezig is in de omgeving. De woningen worden geplaatst in een samenhangende strakke rooilijn. Door de lage bebouwing in een samenhangende strakke rooilijn te plaatsen ontstaat het gevoel van een toegankelijk en rustig hof. De woningen worden aan de Hoofdstraat gebouwd. Bij de ontwikkeling van de woningen wordt in stedenbouwkundig opzicht aansluiting gezocht bij de ruimtelijke structuur van de omgeving.
De starterswoningen worden gestapeld gebouwd. De goothoogte van de woningen zullen 6 meter zijn, de maximale bouwhoogte 9 meter. Behorend bij de starterswoningen worden 4 parkeerplaatsen gerealiseerd.
Aan de noordzijde van het plangebied wordt nog eens 19 parkeerplaatsen ten behoeve van alle woningen gerealiseerd. Tot slot wordt nog een parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd (zie figuur 2.7) Daarnaast worden er aan de achterzijde van de Mozeskerk grote tuinen aangelegd. Deze tuinen behoren bij de kerk en de diaconie van de Mozeskerk. In het plan wordt voldoende begroeiing toegepast, in de vorm van bomen, gras, hagen en heesters, om een groen karakter te verkrijgen.
Figuur 2.4 Impressie van de levensloopbestendige woningen (Bron: Fraanje aannemingsbedrijf)
Figuur 2.5 Impressie van de eengezinswoningen (Bron: Fraanje aannemingsbedrijf)
Figuur 2.6 Impressie van de eengezinswoningen (Bron: Fraanje aannemingsbedrijf)
Figuur 2.7 Bovenaanzicht van de ontwikkeling (Bron: Rianthuis)
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Aan de hand van een toekomstperspectief 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
- dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
- met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
- waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
- met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
- waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
- dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
- waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
- dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
- Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
- Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
- Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.
Keuzes
De belangrijkste keuzes zijn:
- Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
- Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
- Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
- Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.
Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de fysieke leefomgeving. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.
Toetsing en conclusie
Het planvoornemen is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid inzake het mogelijk maken van veertien woningen wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. De Nationale Omgevingsvisie wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau en heeft geen directe belangen die geborgd moeten worden ten aanzien van het plangebied en de beoogde ontwikkeling.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent een aantal nationale belangen zoals genoemd in de NOVI. Dit initiatief raakt geen rijksbelangen uit het Barro.
3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame ontwikkeling
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuw stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De reden hiervoor is om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte in Nederland te bevorderen. Een stedelijke ontwikkeling houdt in dat er nieuwe bebouwing wordt toegevoegd aan de huidige bebouwing. De ladder bestaat uit twee stappen: de eerste stap bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. De tweede stap omvat, indien de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing en conclusie
De ladderonderbouwing is op basis van jurisprudentie pas nodig vanaf 12 woningen. Voorliggende ontwikkeling voorziet in 14 woningen.
De gemeente Kapelle maakt onderdeel uit van de woonregio De Bevelanden.
De woningbouwopgave in de Bevelanden is afgestemd in de 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020-2030 (mei 2020)'. In de Woonvisie De Bevelanden 2019-2023 is de visie op het wonen in de regio beschreven. Deze visie is in de woningmarktafspraken vertaald naar uitgangspunten. De voor de behoefte relevante uitgangspunten zijn hierna beschreven.
Algemeen
- Niet méér bouwen dan de behoefte
- Uitsluitend producten die echt iets toevoegen; goede producten op goede plekken
- Lokaal maatwerk, aansluiten bij DNA van de plek
- Flexibiliteit in de plannen
- Onderling bespreken en afstemmen aan de voorkant
Ruimtelijk
- Hoge dichtheid in de kernen, lage in het landschap. De kwaliteit van de woonomgeving is mede bepalend voor de beleving en de leefbaarheid van de inwoners. Hiervoor zet de regio de kleine kernen (waaronder Biezelinge) niet op slot.
- In principe binnen de kernen, bij voorzieningen: Uitbreiden is mogelijk indien inbreiden niet wenselijk of mogelijk is en er wel aantoonbaar behoefte is. In dit geval is sprake van inbreiden binnen de nieuwe woonwijk.
- Inzetten op “mooie woondorpen”: In de kleinere landelijke kernen staat de regio open voor kwalitatief goede initiatieven bij een aantoonbare behoefte en binnen de bebouwde kom. Het initiatief ligt binnen de bebouwde kom.
- Programmatisch
- Duurzaam, extra energiebesparende maatregelen
- Levensloop- en toekomstbestendig
- Aandacht voor groen en water
- Omvang voorraad sociale huurwoningen gelijk
- Extra middenhuurwoningen
- Meer hoogwaardige grondgebonden nultreden en semipermanente woningen
De regio hanteert de bandbreedte tussen twee bevolkings-/huishoudensprognoses van de Provincie Zeeland en Primos. Voor de periode 2020-2030 betekent dit een groei van 2.000 tot maximaal 3.300 huishoudens op De Bevelanden. De optelsom van alle harde en zachte plannen inclusief vervangende woningen, paste in mei 2020 binnen de bovengrens van de prognoses.
In Kapelle was in mei 2020 harde plancapaciteit voor 221 woningen en zachte plancapaciteit voor 15 woningen (bron: woningmarktafspraken 2020-2030).
Figuur 3.1 Nieuwbouw- en herstructureringsprogramma De Bevelanden per gemeente in de periode 2020-2030 (Bron: Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020-2030)
Voorwaarde van de provincie is, dat plannen moeten passen in de regionale woningmarktafspraken. Dat zijn de Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020-2030. Een exacte planning van aantallen per bouwlocatie is niet meer nodig. Er mag worden geschoven binnen de gemeentelijke planningslijst.
Het gaat er uiteindelijk om dat de daadwerkelijke productie niet boven de 441 woningen komt in de periode 2020-2030.
Met het Dashboard Ladderruimte wordt door de provincie inzicht gegeven in de woningbouwplannen van Zeeuwse gemeenten en in hoeverre deze plannen aansluiten op de behoefte. Uit dit dashboard blijkt dat er in de regio Bevelanden een woningbehoefte is van 4931 woningen en nog een ladderruimte is van 3894 woningen (rekening houdend met harde plancapaciteit en sloop. Rekening houdend met de zachte plancapaciteit is nog ruimte is voor 2620 woningen. Met dit bestemmingsplan worden 14 woningen extra mogelijk gemaakt.
Conclusie
Op de Bevelanden is behoefte aan het toevoegen van 4931 woningen in de periode 2020-2030. De bestaande harde plancapaciteit is hiervoor ontoereikend. Het toevoegen van 14 woningen aan de harde plancapaciteit past binnen de actuele regionale woningbouwafspraken.
De ontwikkeling voldoet daarmee aan de ladder van duurzame verstedelijking.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Zeeuwse Omgevingsvisie
De Zeeuwse Omgevingsvisie is een strategische langetermijnvisie voor Zeeland en beschrijft de uitdagingen voor de periode tot 2050, de Zeeuwse ambities voor 2050 en tussendoelen voor 2030.
De Zeeuwse Omgevingsvisie beschrijft vier Zeeuwse Ambities voor 2050:
- Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland;
- Balans in de grote wateren en het landelijk gebied;
- Een duurzame en innovatieve economie;
- Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland;
In 2050 is er voor ieder een passende woning beschikbaar. In de omgeving van je huis kun je je veilig voelen. De verandering van de bevolkingssamenstelling en de noodzaak voor toegankelijke voorzieningen heeft tot vernieuwing van de Zeeuwse woningmarkt geleid. Hierbij is de noodzaak om barrières weg te nemen zodat alle Zeeuwen gemakkelijk deel kunnen nemen aan de samenleving. Hierbij draagt een schone, gezonde en veilige woonomgeving aan mee.
Toetsing
De ontwikkeling is een aanvulling op de bestaande woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied, op korte afstand van voorzieningen. De gemeente Kapelle maakt onderdeel uit van de regio Bevelanden. De woningmarktafspraken van deze regio zijn in de Agenda Wonen in De Bevelanden 2020 opgenomen. Hierin is aangegeven dat er in de gemeente Kapelle meer behoefte is aan (centrum)dorpse woonmilieus dan dat er nu gepland staat. Verder kennen de beoogde levensloopbestendige- en starterswoningen een volledig woonprogramma op de begane grond en zijn daarmee levensloopbestendig. Hiermee wordt ook ingespeeld op de toenemende vergrijzing. Daarnaast worden de woningen gebouwd voor de eensgezinshuishoudens en starters. Gelet op het hiervoor geschrevene voorziet de ontwikkeling van veertien woningen in Biezelinge in een behoefte.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met de Zeeuwse Omgevingsvisie.
3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening Provincie Zeeland 2018
Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevings verordening 2018. Voor woningbouw zijn in de omgevingsverordening alleen regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied. Een beperkt aantal regels heeft vooral betrekking op stedelijke functies.
Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.
Toetsing en conclusie
In de Provinciale Omgevingsverordening Provincie Zeeland 2018 zijn geen specifieke regels opgenomen over de ontwikkeling van woningen of de locatie.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionale Woningmarktafspraken
De regio De Bevelanden heeft regionale woningmarktafspraken opgesteld en opgenomen in de 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020 - 2030' (mei 2020). In dit document zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
Algemeen
- Niet méér bouwen dan de behoefte;
- Uitsluitend producten die echt iets toevoegen; goede producten op goede plekken;
- Lokaal maatwerk, aansluiten bij DNA van de plek;
- Flexibiliteit in de plannen;
- Onderling bespreken en afstemmen aan de voorkant.
Ruimtelijk
- Hoge dichtheid in de kernen, lage in het landschap;
- In principe binnen de kernen, bij voorzieningen;
- Inbreiden voor uitbreiden;
- Vooral focus op kleine huishoudens in stad en dragende kernen;
- Inzetten op “mooie woondorpen”.
Programmatisch
- Duurzaam, extra energiebesparende maatregelen;
- Levensloop- en toekomstbestendig;
- Aandacht voor groen en water;
- Omvang voorraad sociale huurwoningen gelijk;
- Extra middenhuurwoningen;
- Meer hoogwaardige grondgebonden nultreden en semipermanente woningen.
Vanuit het afsprakenkader wordt ingezet op:
- 1. Realistische woningbouwproductie met ambitie.
Binnen het programma wordt ruimte gecreëerd om in te kunnen spelen op de behoefte uit de markt.
- 2. De juiste kwaliteit, Product Markt Combinaties en woonmilieus.
Er wordt gestreefd naar een optimale match tussen vraag en aanbod.
Toetsing en conclusie
Met de bouw van levensloopbestendige-, eengezins- en starterswoningen wordt voorzien in de bouw van woningen voor kleine huishoudens en daarmee in de invulling van een actuele woningbehoefte. De ontwikkeling sluit daarmee aan op de regionale woningmarktafspraken.
3.3.2 Regionale woonvisie
Met de Regionale Woonvisie De Bevelanden 2019 - 2023 beogen de vijf Bevelandse gemeenten inzicht te geven in de gezamenlijke missie en ambities van de regiogemeenten op het gebied van het wonen (oktober 2019). De visie is een parapluvisie voor verdere uitwerking in lokaal beleid.
De Regionale Woonvisie bevat de volgende missie: 'Wij willen een aantrekkelijke regio zijn waar men graag woont, met een regionaal passend, duurzaam en toekomstbestendig woningaanbod'. Vanuit deze missie zijn de volgende vijf ambities geformuleerd:
- 1. De Bevelanden zet in op een duurzame en toekomstbestendige woningvoorraad.
De Bevelanden heeft forse ambities op het gebied van duurzaamheid. In de woningvoorraad kan nog veel energie bespaard worden.
- 2. De Bevelanden voor iedereen.
De regio De Bevelanden wil een complete regio zijn, met een passend woningaanbod voor jong en oud, rijk en arm, kleine en grote huishoudens, met en zonder ondersteuning, permanent en tijdelijk.
- 3. De Bevelanden zet alleen in op nieuwbouw die echt iets toevoegt.
De Bevelanden streeft naar evenwicht in vraag en aanbod op de woningmarkt. De verwachte huishoudensgroei is de belangrijkste onderlegger voor het regionale woningbouwprogramma.
- 4. De Bevelanden benut het bestaande.
De Bevelanden streeft naar een toekomstbestendige woningvoorraad. Dit betekent continu investeren in onderhoud, aanpasbaarheid en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. Naast de focus op vastgoed zal er ook aandacht moeten zijn voor de aanpak van sociale problematiek en de kwaliteit van de openbare ruimte.
- 5. De Bevelanden zorgt.
Regio De Bevelanden wil een zorgzame regio zijn, waar vraag en aanbod naar wonen met zorg in balans zijn, ook voor de meest kwetsbare groepen. Hierbij ziet de regio kansen voor innovatieve vormen van wonen met zorg die de diversiteit aan woonmilieus voor regionale woningmarkt als geheel zullen vergroten.
Toetsing en conclusie
De realisatie van de levensloopbestendige-, eengezins- en starterswoningen is een ontwikkeling met een diverse doelgroep binnen bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling herontwikkeld grondgebied dat anders leeg komt te staan door het vertrek van de detailhandel. Daarmee sluit de ontwikkeling aan bij de woonvisie.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Gemeente Kapelle Structuurvisie 2012-2030
De gemeente Kapelle heeft de Structuurvisie 2012-2030 opgesteld. Met de Structuurvisie geeft de gemeente richting aan de gewenste toekomst van de gemeente. Behoud en versterking van de kernkwaliteiten staat voorop:
- een uitstekend woon- en leefklimaat;
- een prima voorzieningenniveau;
- voldoende werk in de gemeente;
- aantrekkelijk voor recreatie.
Figuur 3.1 Uitsnede structuurvisie gemeente Kapelle (Bron: Structuurvisie Kapelle 2012 - 2030)
Net als in andere gemeenten in Zeeland is er voor verschillende doelgroepen vraag naar woningen. Vanuit de eigen woningbehoefte komt er meer vraag naar woningen voor eenpersoonshuishoudens. De belangrijkste opgave uit de structuurvisie is het aanpassen van de huidige woningvoorraad zodat er voor iedere doelgroep woning beschikbaar zijn.
Toetsing en conclusie
In figuur 3.1 is te zien dat het plangebied en de omgeving is aangeduid voor behoud en versterking woon- en leefklimaat kernen. De ontwikkeling bestaat uit nieuwbouw van woningen voor onder andere ouderen en starters. Het gevolg hiervan is een aanpassing in de huidige woningvoorraad. Zodoende sluit de ontwikkeling aan bij de doelen uit de structuurvisie.
3.4.2 Woonvisie gemeente Kapelle 2017+
In mei 2017 heeft de gemeente Kapelle een nieuwe woonvisie vastgesteld. In deze woonvisie benoemd de gemeente Kapelle belangrijke kansen en uitdaging die zij zien voor de Kapelse woningmarkt en ambities en koers op lange termijn. De woonvisie sluit aan bij de ambities zoals neergelegd in de Structuurvisie: behouden en versterken van wat Kapelle definieert, namelijk een aantrekkelijke woon- en leefomgeving. De uitvoeringsagenda bevat de prioriteitenstelling, te voeren beleid en instrumenten die de gemeente voorstelt voor de komende vijf jaar en een doorkijk naar tien jaar. Naast het realiseren van kleinschalige nieuwbouw om op korte termijn aan de woningvraag te voldoen, richt het zich op verbetering van de bestaande woningvoorraad op de langere termijn.
Toetsing en conclusie
De kleinschalige nieuwbouw voldoet op langere termijn aan het uitbreiden van de woningvoorraad en sluit kwalitatief gezien ook aan op de woningvoorraad. De ontwikkeling sluit aan bij de doelen uit de woonvisie.
3.4.3 Strategisch Kompas
In het Strategisch Kompas van de gemeente Kapelle is de ambitie opgenomen dat het woningaanbod woonruimte biedt voor ‘iedereen’, waarbij het kenmerk van de gemeente is dat je er dorps woont in het groen. Door te streven naar een aantrekkelijk woonklimaat voor zowel jonge gezinnen als ouderen kiest de gemeente voor een actieve sturing op een evenwichtige bevolkingsopbouw met bijpassende woningen, verspreid over de kernen.
Toetsing en conclusie
Onderliggende ontwikkeling betreft een herstructurering om woningen mogelijk te maken. De ontwikkeling sluit dan ook aan bij de kwalitatieve vraag naar woningen.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Watertoets
Toetsingskader
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld (zie bijlage 2). Dit aanmeldformulier wordt voorgelegd aan het waterschap.
Toetsing en conclusie
Uit het aanmeldformulier blijkt dat er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding zijn.
4.2 Ecologie
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht tot één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
- de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Soortenbescherming
In het Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldoen moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland
In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos , wezel en woelrat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Natura 2000/Natuurbeschermingswet
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De afstand tot het Natura 2000-gebied 'Yerseke en Kapelse Moer' bedraagt circa 1.800 meter. De afstand tot het Natura 2000-gebied 'Westerschelde & Saeftinghe' bedraagt circa 1.500 meter. In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan 'Biezelinge' is een stikstofberekening gedaan waarin de ontwikkeling van de 14 woningen zijn meegenomen. De stikstofberekening voor de aanleg- en gebruiksfase zijn opgenomen in een memo, zie bijlage 3. Hierin is geconcludeerd dat er voor de aanleg- en gebruiksfase geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden wordt berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jr.
Figuur 4.1 Ligging van de planlocatie (blauw omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (Bron: Provincie Zeeland)
Natuurnetwerk Zeeland
Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het meest dichtstbijzijnde gebied wat deel uitmaakt van het NNZ ligt op ongeveer 450 meter. Dit is het gebied 'Weeltje bij Biezelinge'. De geplande activiteit ligt op geruime afstand van beide gebieden. De bouw en het gebruik van de woningen hebben vanwege de afstand en de ligging geen negatief effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van Natuurnetwerk Zeeland.
Soortenbescherming
Voor de ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Negatieve effecten op de volgende beschermde soorten en functies zijn niet op voorhand uit te sluiten:
- Vleermuizen (gewone dwergvleermuis, laatvlieger, kleine dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis);
- Vaste rust- en verblijfplaatsen (zomerverblijfplaats, paarverblijfplaats en kraamverblijfplaats);
- Negatieve effecten op overige soorten die vallen onder bescherming van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, of die nationaal beschermd zijn, kunnen op voorhand worden uitgesloten.
Advies natuurinclusief bouwen
Initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de uitvoering en realisatie van de beoogde ontwikkeling en is voornemens om natuurvoorzieningen in de woningen op te nemen. Hiervoor is de rapportage 'Advies natuurinclusief bouwen' opgesteld, de rapportage is opgenomen in bijlage 5.
Nader onderzoek vleermuizen
Naar aanleiding van de uitkomsten van de quickscan flora en fauna is een nader onderzoek uitgevoerd naar de gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis.Tijdens het onderzoek is binnen en direct grenzend aan het plangebied 1 waarneming van
rosse vleermuis verricht. Dit betrof 1 hoog overvliegend dier. Dit betreft een dier zonder
binding met het plangebied. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 6. Het volgende is geconcludeerd.
Binnen het plangebied zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen of essentieel leefgebied van de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis aanwezig. Negatieve effecten zijn derhalve uitgesloten. Het aanvragen van een ontheffing op de Wet natuurbescherming voor de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis of het treffen van aanvullende maatregelen zijn niet nodig.
Conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen Natura 2000-gebieden. De afstand tot het Natura 2000-gebied 'Yerseke en Kapelse Moer' bedraagt circa 1.800 meter. De afstand tot het Natura 2000-gebied 'Westerschelde & Saeftinghe' bedraagt circa 1.500 meter. Uit AERIUS berekeningen blijkt dat er geen sprake is van relevante stikstofdeposities (hoger dan 0,00 mol/ha/j) in de omliggende Natura 2000-gebieden. Het plangebied maakt ook geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het meest dichtstbijzijnde gebied wat deel uitmaakt van het NNZ ligt op ongeveer 450 meter. Verder ligt het plangebied niet binnen een waterwin-, grondwaterbeschermings- of milieubeschermingsgebied. De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.
Soortenbescherming
Nader onderzoek naar vleermuizen zal moeten uitwijzen of ontheffing van de Wnb noodzakelijk is. De initiatiefnemer is voornemens om natuurvoorzieningen in de woningen op te nemen.
4.3 Cultuurhistorie En Archeologie
4.3.1 Cultuurhistorie
Bij cultuurhistorische waarden aangaande gebouw erfgoed gaat het over de positieve waardering van bouwsporen, objecten, patronen, structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
Onderzoek
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorische waardevolle objecten aanwezig. Ten oosten van het plangebied, aan Abdijstraat 1, is een historische boerderij aanwezig. Ten westen van het plangebied is de Mozeskerk gevestigd, deze is aangeduid als rijksmonument. De ontwikkeling heeft een positieve invloed op het rijksmonument Mozeskerk omdat de bestaande bebouwing die detoneert met het monument gesloopt wordt. De ontwikkeling heeft op de overige gebouwen geen invloed. Op grotere afstand zijn nog een aantal MIP objecten aanwezig. De ontwikkeling heeft hier eveneens geen invloed op.
Figuur 4.3 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart, in blauw omkaderd (Bron: Provincie Zeeland)
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.3.2 Archeologie
Toetsingskader
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan door het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Op basis hiervan zijn twee verschillende archeologische verwachtingszones onderscheiden. De archeologische verwachtingszones zijn in het bestemmingsplan 'Supermarkt Abdijstraat Kapelle' vertaald naar twee archeologische dubbelbestemmingen. In de bouwregels van deze bestemmingen is bepaald dat er ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd mits de betrokken archeologische waarden door de voorgenomen bouwactiviteiten niet worden geschaad. Hiervoor zal de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch onderzoeksrapport moeten overleggen en is instemming van de archeologische deskundige vereist. Ook voor het uitvoeren van werkzaamheden die het bodemprofiel kunnen aantasten, is een vergunning met onderzoek en advies nodig. De dubbelbestemmingen verschillen van elkaar op het punt van de oppervlakte die is vrijgesteld van onderzoek.
Toetsing
In het bestemmingsplan 'Supermarkt Abdijstraat Kapelle' is voor het gehele plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. In de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' is bepaald dat archeologisch onderzoek en advies niet nodig zijn indien de oppervlakte van de bodemverstoring niet meer dan 50 m2 bedraagt of als het gaat om een bodemverstoring die niet dieper reikt dan 40 cm. In de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' is bepaald dat archeologisch onderzoek en advies niet nodig zijn indien de oppervlakte van de bodemverstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt of als het gaat om een bodemverstoring die niet dieper reikt dan 40 cm. De beoogde ontwikkeling overschrijd deze normen. Hierdoor is een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Het archeologisch onderzoek is toegevoegd in bijlage 7. Het volgende is geconcludeerd.
Op basis van de beschikbare aardwetenschappelijke, archeologische en historische gegevens uit het bureauonderzoek is een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Op basis van het bureauonderzoek gold voor het Neolithicum (Laagpakket van Wormer) een middelhoge verwachting, tevens gold een lage verwachting voor de Bronstijd tot en met Midden Ijzertijd, een hoge verwachting voor de Late Ijzertijd en Romeinse tijd, een hoge verwachting Middeleeuwen en een hoge verwachting voor de Nieuwe Tijd. Op basis van de resultaten van het uitgevoerde booronderzoek kon het archeologisch verwachtingsmodel niet worden getoetst aangezien alle boringen zijn gestuit op maximaal 0,31 m-mv op beton of ondoordringbaar puin.
Hierdoor blijft de verwachting op archeologische waarden hoog. Aangezien de initiatiefnemer voornemens is om op het huidige parkeerterrein 14 nieuwbouw woningen te realiseren, waarbij de onderkant van de fundering/kruipruimte wordt voorzien op circa 0,70 m -mv (circa 1 meter onder Peil woning), wordt, na overleg met de opdrachtgever en de bevoegde overheid, een vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van proefsleuvenonderzoek teneinde de archeologische verwachting afdoende te kunnen toetsen en eventueel aanwezige vindplaatsen te kunnen waarderen.
Doormiddel van de archeologische dubbelbestemmingen wordt dit ook geborgd.
Het Oosterschelderegio Archeologisch Samenwerkingsverband heeft aangegeven met het opgestelde rapport in te stemmen. Op een nader te bepalen moment dient een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven te worden uitgevoerd. Hierbij is het belangrijk dat het parkeerterrein niet meer als dusdanig wordt gebruikt. Voorafgaand aan het onderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld wat door alle betrokken partijen dient te worden ondertekend en door de bevoegde overheid te zijn goed gekeurd. De resultaten van dit onderzoek kunnen aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk maken.
4.4 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
Toetsingskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Toetsing
Op 1 maart 2018 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 8. Het volgende is geconcludeerd:
- In de opgeboorde grond zijn plaatselijk bijmengingen aan baksteen en puin waargenomen;
- In de opgeboorde grond zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen;
- In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan molybdeen aangetoond;
- De bovengrond voldoet deels aan de maximale waarden voor wonen en deels aan de maximale waarden voor industrie. Plaatselijk voldoet de bovengrond niet aan het Besluit Bodemkwaliteit;
- In verband met de aangetoonde bodemvreemde bijmengingen aan puin dient de locatie (deels) als asbestverdacht beschouwd te worden. De omvang van de aangetoonde verontreiniging met lood is niet vastgesteld.
Op basis van bovengenoemde onderzoeksresultaten wordt geadviseerd om aanvullend onderzoek uit te voeren om de aangetoonde verontreiniging in te kaderen en vast te stellen of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (meer dan 25
m3). Verder wordt geadviseerd om een onderzoek uit te voeren naar het voorkomen van asbest conform de NEN5707.
Asbest
Op 1 maart 2018 is een rapportage asbestinventarisatie uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 9. Het volgende is geconcludeerd:
Geadviseerd wordt om alle asbestverdachte en asbesthoudende materialen, door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf te laten verwijderen conform bijlage 4 uit de asbestinventarisatie.
Conclusie
Op basis van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek wordt geadviseerd om een aanvullend bodemonderzoek uit te voeren. De asbestverdacht- en asbesthoudende materialen dienen door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf verwijderd te worden. Dit zal bij uitvoering worden gedaan.
4.5 Verkeer En Parkeren
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen plannen. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
De gemeente Kapelle heeft geen parkeerbeleid en daarom wordt de parkeerbehoefte berekend op basis van parkeerkencijfers uit de meest actuele CROW-publicatie (publicatie 381). Op basis van kencijfers uit deze publicatie wordt tevens de verkeersgeneratie berekend. Voor het juiste kencijfer/parkeernorm wordt een ligging in het centrum, de gemeente Kapelle wordt op basis van adressendichtheid getypeerd als weinig stedelijk gebied (CBS). Verder wordt uitgegaan van het gemiddelde binnen de bandbreedte van het kencijfer/de parkeernorm.
4.5.1 Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
De planontwikkeling ligt aan het Jufferswegje en de Hoofdstraat, grenzend aan het centrum van Biezelinge. Het Jufferswegje en de Hoofdstraat zijn erftoegangswegen waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Het Jufferswegje gaat in zuidelijke richting over in de Abdijstraat en vervolgens over in de Smokkelhoekweg richting de N289. De N289 is provinciale weg en een belangrijke gebiedsontsluitingsweg (80km/uur) om de rijksweg A58 en de kernen Schore en Hansweert te bereiken.
De Hoofdstraat gaat in oostelijke richting op in de Abdijstraat en in westelijke richting op in het Marktplein. In zuidelijke richting kan de Ganshoekweg bereikt worden. In Zuidelijke richting gaat de Abdijstraat over in de Smokkelhoekweg richting de N289. De Smokkelhoekweg is een erftoegangsweg met een uitstraling van een gebiedsontsluitingsweg waar een maximum snelheid van 30km/uur geldt. De bereikbaarheid van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer is goed.
Langzaam verkeer
Fietsverkeer deelt op de Hoofdstraat en het Jufferswegje de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Langs het gebied van de beoogde ontwikkeling is een voetpad aanwezig. Aan de Abdijstraat ligt een voetpad en is een fietssuggestiestrook aanwezig.
Openbaar vervoer
Op enkele meters afstand van het plangebied bevindt zich de dichtstbijzijnde bushalte Biezelinge, Hoofdstraat. Vanuit deze bushalte rijdt er om het uur een bus naar bushalte Wemeldinge, Dorpsplein.
4.5.2 Parkeren
Parkeerbehoefte toekomstige situatie
De parkeerbehoefte van de ontwikkeling is berekend met kencijfers van het CROW-publicatie 381 en opgenomen in tabel 4.2
Tabel 4.2 Parkeerbehoefte in de toekomstige situatie
functie type | Functie CROW | aantal | Norm | Parkeerbehoefte |
Levensloopbestendige geschakelde woning | koop, huis, tussen, hoek | 5 | 1,5 | 8 |
Geschakelde eensgezinswoningen | koop, huis, tussen, hoek | 5 | 1,5 | 8 |
Gestapelde starterswoningen | koop, huis, tussen, hoek | 4 | 1,5 | 6 |
Totaal | 22 pp |
Parkeeraanbod
Behorend bij het plangebied worden 24 parkeerplaatsen gerealiseerd (zie figuur 4.4). 18 plaatsen worden aan de noordzijde van het perceel gerealiseerd. De parkeerplaatsen voor de starterswoningen worden aan de oostzijde gerealiseerd. Ook wordt nog een parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd. Daarmee wordt in de behoefte voorzien.
Figuur 4.4 De beoogde parkeerplaatsen (Bron: Rianthuis)
4.5.3 Verkeersgeneratie en -afwikkeling
Huidige situatie
Aan het Jufferswegje en de Hoofdstraat is de huidige Aldi, Action en Fruitshop gevestigd. Deze ligt op een moeilijk bereikbare plek tussen woningen in. In de toekomst worden er 14 woningen gerealiseerd. Het aantal verkeerbewegingen op de oude locatie zal op deze locatie afnemen in verhouding met de huidige situatie.
Tabel 4.3 Verkeersgeneratie huidige situatie
Oppervlakte/aantal | Functie | Kencijfer* | Verkeersgeneratie Weekdag | Verkeersgeneratie Werkdag | |
Aldi | 1600 m2 bvo | Fullservice-supermarkt | 134,7 per 100 m2 bvo | 2.115 mvt/etmaal | 2.538 mvt/etmaal |
Action | 800 m2 bvo | Buurt- dorpscentrum | 63,75 per 100 m2 bvo | 510 mvt/etmaal | 561 mvt/etmaal |
Fruitshop | 680 m2 | buurtsuper | 110,8 per 100 m2 bvo | 753 mvt/etmaal | 904 mvt/etmaal |
Totaal | 3.378 mvt/etmaal | 3.958 mvt/etmaal |
*weinig stedelijk, ligging in rest bebouwde kom, gemiddeld kencijfer
De verkeersgeneratie in de huidige situatie van het plangebied is berekend op 3.378 mvt/etmaal (weekdaggemiddeld). Omrekening naar een gemiddelde werkdag vindt plaats met de standaard factor 1,2 voor supermarkten en voor overige detailhandel met de standaard factor 1,1. De omrekenfactor naar werkdag bedraagt 1,11 voor woningen. Op een gemiddelde werkdag genereert de huidige situatie circa 3.958 mvt/etmaal.
Toekomstige situatie
Tabel 4.4 Verkeersgeneratie huidige situatie
Oppervlakte/aantal | Functie | Kencijfer* | Verkeersgeneratie Weekdag | Verkeersgeneratie Werkdag | |
Levensloopbestendige geschakelde woning | 5 | koop, huis, tussen, hoek | 7,4 mvt/etmaal per woning | 37 mvt/etmaal | 44,4 mvt/etmaal |
Geschakelde eensgezinswoningen | 5 | koop, huis, tussen, hoek | 7,4 mvt/etmaal per woning | 37 mvt/etmaal | 44,4 mvt/etmaal |
Gestapelde starterswoningen | 4 | koop, huis, tussen, hoek | 7,4 mvt/etmaal per woning | 37 mvt/etmaal | 44,4 mvt/etmaal |
Totaal | 89,4 mvt/etmaal | 133,2 mvt/etmaal |
*weinig stedelijk, ligging in rest bebouwde kom, gemiddeld kencijfer
De realisatie van veertien woningen zorgt voor een afname van 3.288,6 mvt/etmaal op een weekdag en een afname van 3.824,4 mvt/etmaal op een werkdag. De afname van de verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkelingen is dermate groot dat deze van positieve invloed is op de verdere verkeersafwikkeling.
4.5.4 Verkeersveiligheid
De wegen rondom het plangebied hebben een relatief hoge capaciteit maar worden niet overschreden omdat er een afname is waardoor het niet zal leiden tot knelpunten op het omliggende wegennet. Als gevolg van de ontwikkeling blijft de verkeersveiligheid gewaarborgd.
4.5.5 Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is goed voor de verschillende vervoersmiddelen. Er is een verkeersafname, dit levert dusdanig geen toename op die leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte is berekend voor de ontwikkeling en wordt volledig op eigen terrein voorzien. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling niet in de weg.
4.6 Bedrijven En Milieuhinder
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de naastgelegen woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en de bedrijfsvoering te kunnen maken, is voor dit plan gebruikgemaakt van de systematiek uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
In de VNG-publicatie is tevens de mogelijkheid opgenomen te werken met een Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Bedrijven die genoemd zijn in deze staat kunnen in een functiemengingsgebied direct naast gevoelige functies aanwezig zijn, zonder dat er richtafstanden in acht genomen moeten worden.
Toetsing
De ontwikkeling vindt plaats in de kern Biezelinge, met voornamelijk woningbouw en een maatschappelijke bestemming aan de westzijde van het plangebied. Hier staat de Mozeskerk. Kerkgebouwen hebben een richtafstand van 30 meter. Hiermee dient rekening gehouden te worden in het uitwerken van het woongebied zodat de kerk niet in haar bedrijfsvoering beperkt wordt en ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect milieuhinder en bedrijven staat de uitvoering van het uitwerkingsplan niet in de weg.
4.7 Geluid
Het aspect geluid kan betrekking hebben op:
- wegverkeerslawaai;
- industrielawaai;
- inrichtingslawaai.
Er is geen sprake van een geluidhinder producerend bedrijf binnen de richtafstand van de woningen. Het aspect inrichtingslawaai is daarom niet relevant. Op de aspecten wegverkeerslawaai en industrielawaai wordt hierna ingegaan.
4.7.1 Wegverkeerslawaai
Toetsingskader
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau.
Indien er sprake is van een geluidproducerende functie moet aangetoond worden dat voldaan wordt aan wettelijke geluidseisen. Eventueel dient dit aangetoond te worden door middel van akoestisch onderzoek en zijn geluidwerende maatregelen nodig.
Onderzoek
Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) aangewezen als geluidgevoelige objecten. Hiervoor dient akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden indien deze liggen binnen de geluidzone van wettelijk gezoneerde (spoor) wegen. Dit is hier niet het geval. Wel is het nodig om in het kader van een goede ruimtelijke ordening het akoestische klimaat te beoordelen ten gevolge van de niet gezoneerde 30 km/uur wegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de niet gezoneerde wegen Jufferswegje, Hoofdstraat en Abdijstraat meegenomen. Het onderzoek is toegevoegd als bijlage 10. Het volgende is geconcludeerd.
De geluidbelasting vanwege de niet gezoneerde wegen Jufferswegje, Abdijstraat, Hoofdstraat is hoger dan de richtwaarde van Lden = 48 dB, maar niet hoger dan de maximaal aanvaardbare waarde van Lden = 63 dB. Ondanks dat maatregelen om de geluidbelasting te reduceren niet doelmatig zijn gebleken, vormt in het kader van een goede ruimtelijke ordening geluid van wegverkeerslawaai geen belemmering voor de ontwikkeling. Het laten vaststellen van hogere waarden is niet aan de orde omdat deze wegen niet onder het regime van de Wgh vallen.
4.7.2 Industrielawaai
Toetsingskader
Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van industrieterreinen waarop (grote) lawaaimakers zijn gevestigd enerzijds en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds.
Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven als aan bewoners/gebruikers van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bedrijven kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de bedrijven toe. Omdat de locatie binnen de geluidzone van het industrieterrein Smokkelhoek ligt, is toetsing aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder nodig. Het onderzoek is toegevoegd als bijlage 10.
Onderzoek
De geluidbelasting vanwege industrielawaai is hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde, maar niet hoger dan de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A) etmaalwaarde. De Wgh is daarmee geen belemmering voor wat betreft het aspect industrielawaai, wel dient een hogere waarde industrielawaai te worden vastgesteld van Lden = 54 dB(A).
4.7.3 Conclusie
Om te zorgen voor een aanvaardbaar akoestisch klimaat in de woningen, wordt aanbevolen om de totale geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer en industrielawaai toe te passen bij het berekenen van de benodigde geluidwering van de gevel. Hiervoor zal een hogere waarde moeten worden vastgesteld conform de Wet geluidhinder.
4.8 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM.
Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.5 weergegeven.
Tabel 4.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
Toetsing en conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het aspect luchtkwaliteit te worden onderzocht.
De beoogde ontwikkeling (woningen) behoort tot een vaste categorie waarvan vooraf bekend is dat deze ontwikkeling 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan hoe het met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gesteld. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg is de Rijksweg A58 (zie figuur 4.5). Hieruit blijkt dat zowel in 2020 als in 2030 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.6.
Tabel 4.6 Toetsing aan grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | grenswaarde | maximale waarden in jaar 2020 | maximale waarden in jaar 2030 |
stikstofdioxide (NO2) | 40 µg/m³ | 18,8 µg/m³ | 14,3 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | 40 µg/m³ | 15,0 µg/m³ | 13,3 µg/m³ |
max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | 6,0 µg/m³ | 6,0 µg/m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | 25 µg/m³ | 7,8 µg/m³ | 6,3 µg/m³ |
Figuur 4.5 Luchtkwaliteit ten opzichte van het plangebied (bron: NSL-monitoringstool)
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Toetsing
Risicorelevante inrichtingen
Ten oosten van het plangebied ligt Coroos Conserven. Op dit terrein bevinden zich twee LPG vulstations. Eén ten noorden van het terrein en één ten zuiden. Het vulpunt van het noordelijke tankstation ligt op een afstand van circa 220 meter tot het plangebied. Het vulpunt van het zuidelijke LPG vulstation ligt op een afstand van circa 410 meter. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour van deze inrichtingen. Uit het rapport van de risicokaart hebben de LPG vulstations beide een invloedsgebied van 425 meter waar het plangebied binnen valt. In het rapport van de risicokaart is het GR gegeven (zie figuur 4.6) hieruit blijkt dat in de huidige situatie het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Gezien de afstand en de omvang van de ontwikkeling zal het groepsrisico als gevolg van het beoogde plan beperkt toenemen en is een overschrijding van de oriëntatiewaarde uitgesloten. Gezien de ligging binnen het invloedsgebied is een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven.
Figuur 4.6 Groepsrisico Curve Coroos Conserven (bron: risicokaart.nl)
Vervoer gevaarlijke stoffen
In de omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig die van invloed hebben op de externe veiligheid van het plangebied.
Ten zuiden van het plangebied op een afstand van circa 440 meter ligt de Omleidingsroute Vlaketunnel (A58): Oude Rijksweg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour van 19 meter. Het invloedsgebied van deze weg is 355 meter waar het plangebied buiten valt.
Ook ligt ten zuiden van het plangebied op een afstand van 700 meter de A58 waarover gevaarlijke stoffen vervoerd wordt. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour en het plasbrantaandachtsgebied van deze transportroute. Het invloedsgebied (ongevallen met giftige vloeistoffen (klasse LT2)) is 880 meter waar het plangebied binnen valt. Doordat het plangebied verder dan 200 meter ligt van de transportroute is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk wel dient een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven te worden.
Ten noorden van het plangebied op een afstand van 220 meter ligt een spoorroute waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het plangebied valt buiten de PR 10-6 contour. Het spoortraject heeft een invloedsgebied van 4 kilometer waar het plangebied binnen valt. Gezien de afstand is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk. Door de ligging binnen het invloedsgebied is hieronder een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven. Gelet op de afstand tot het spoor valt de ontwikkeling ook binnen het invloedsgebied van ongevallen met brandbare gassen (stofklasse GF3, totaal invloedsgebied van 460 meter).
De van toepassing zijnde scenario's voor het plangebied zijn:
- een BLEVE (spoorlijn en LPG vulstation bij Coroos)
- ongevallen met giftige stoffen (de A58, de omleidingsroute over de Oude Rijksweg en op het spoor).
Verantwoording groepsrisico
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. Deze ontwikkeling is bij het bouwplan getoetst op bluswater en bereikbaarheid.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering te allen tijde een belangrijke rol.
De planlocatie wordt ontsloten via het Jufferswegje in noordelijke en zuidelijke richting en via de Hoofdstraat in oostelijke richting. Het Jufferswegje is een doorgaande weg waarmee het plangebied snel aangesloten is op het regionale wegennet. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan via de Hoofdstraat of Jufferswegje van de bron af worden gevlucht.
Zelfredzaamheid
Ter plaatse van het plangebied worden veertien woningen gerealiseerd. De aanwezige personen zullen over het algemeen dan ook zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden. Gelet op de afstand tot het spoor en tot de LPG-vulstations en het feit dat de planlocatie nog wordt afgeschermd door tussenliggende gebouwen, zijn ruimtelijke maatregelen en bouwkundige maatregelen met betrekking tot het BLEVE-scenario niet noodzakelijk. Voor dit scenario volstaat het om bewoners te informeren over het handelingsperspectief bij (dreigende) ongevallen met brandbare gassen (BLEVE) op het spoor of bij Coroos. Dit handelingsperspectief is als volgt: Blijf binnen of ga naar binnen en schuil aan de zijde van de woning die het verst van het spoor of Coroos is verwijderd. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen.
Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van Coroos Conserven, de A58 en een spoortraject. Vanwege de ligging, locatie en omvang van het plan vormt het groepsrisico geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in of nabij het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig die een belemmering vormen.
4.10 Duurzaamheid
Toetsingskader
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Hierbij kan op verschillende manieren omgegaan worden met energie zuinigheid.
Toetsing en conclusie
Voor alle nieuwbouw geldt dat aanvragen van de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Per 1 juli 2018 is het daarnaast verplicht gasloos te bouwen. De beoogde woningen worden bijna energieneutraal en worden zonder gasaansluiting gebouwd.
4.11 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- a. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- b. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
- c. defensiebrandstoffen;
- d. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke 'mechanische grondroering' bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.
Toetsing en conclusie
Er zijn geen planologisch relevante leidingen in het plangebied aanwezig. Het aspect staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg. Bij graafwerkzaamheden op het terrein dient wel rekening te worden gehouden met eventueel aanwezige kabels en nietplanologische leidingen.
4.12 Bezonning
Toetsingskader
Als gevolg van de ontwikkeling is een bezonningsstudie uitgevoerd naar de beschaduwing c.q. bezonning ten gevolge van de ontwikkeling op de directe omgeving, met name Jufferswegje 1. De bezonningsstudie is als bijlage 11 bij het plan opgenomen.
Toetsing en conclusie
Op basis van de bezonningsstudie kan het volgende worden geconcludeerd:
- In het voorjaar (situatie in de maand maart) gedurende een klein gedeelte van de dag valt schaduw op de naastgelegen woning (Jufferswegje 1) als gevolg van realisatie van de starterswoningen. De schaduw valt van 11.00 uur tot 13.00 uur op de woning. In de uren voor 11.00 uur en na 13.00 uur zal de woning geen hinder ondervangen van de nieuwe woning;
- In de zomer (situatie maand juni) valt er geen schaduw op de naastgelegen woning (Jufferswegje 1) als gevolg van realisatie van de starterswoningen. De woning zal dan ook geen hinder ondervinden van de nieuwe bebouwing;
- In de nazomer (situatie september) zal gedurende een klein gedeelte van de dag schaduw vallen op de naastgelegen woning (Jufferswegje 1) als gevolg van de realisatie van de starterswoningen. De schaduw valt van 11.00 uur tot 13.00 op de woning. In de uren voor 11.00 uur en na 13.00 uur zal de woning geen hinder ondervinden van de nieuwe bebouwing;
- In de winter (situatie maand december) zal gedurende een groot gedeelte van de dag schaduw vallen op naastgelegen woning (Jufferswegje 1) als gevolg van de realisatie van de starterswoningen. De schaduw valt vanaf 9.00 uur op de woning en zal voor 15.00 uur van de woning afglijden.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op Juridische Regeling
5.1 Wettelijk Kader
In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
5.2 Opzet Van Bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (verbeelding en planregels) is het volgende van belang.
5.2.1 Verbeelding
Op de verbeelding wordt met bestemmingen en dubbelbestemmingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. Naast enkelbestemmingen die met een kleur worden aangeduid, zijn de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Archeologie - 1 op de verbeelding herkenbaar aan arceringen aangeduid.
5.2.2 Regels
De regels zijn opgedeeld in hoofdstukken, volgens de bepalingen uit SBVP2012:
- Hoofdstuk 1 (inleidende regels): hierin worden de in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
- Hoofdstuk 2 (bestemmingsregels): hierin worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
- Hoofdstuk 3 (algemene regels): dit hoofdstuk bevat regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals algemene afwijkingsregels of wijzigingsbevoegdheden, de anti-dubbeltelbepaling et cetera;
- Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregel): dit hoofdstuk geeft het overgangsrecht weer voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing. Tevens is de titel van het plan opgenomen.
De artikelen in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn als volgt opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving: hier wordt aangegeven welk gebruik binnen de bestemming is toegestaan;
- bouwregels: deze zijn onderverdeeld in de toelaatbaarheid van bouwwerken, bouwhoogte, oppervlakte en inhoud;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden: beschreven wordt of voor het uitvoeren van specifieke werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd is. Het gaat dan bijvoorbeeld om het afgraven of ophogen van grond, werkzaamheden aan beschermde stoepen.
Niet ieder bestemmingsartikel hoeft al deze elementen te bevatten. Dat is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingsartikelen bevatten in ieder geval een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
5.3 Gehanteerde Bestemmingen
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde bestemmingen en wat binnen deze bestemmingen is toegestaan met betrekking tot bouwen en gebruik.
Artikel 3 Gemengd
De gronden ter plaatse van het perceel aan de Hoofdstraat met de woningen zijn voorzien van de bestemming 'Gemengd'. De goot- en bouwhoogte zijn afgeleid van reguliere hoogtematen zoals opgenomen langs vergelijkbare wegen rondom het plangebied. Voorts is in een regeling opgenomen zoals die gebruikelijk is voor woonpercelen in Kapelle/Biezelinge.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
Om de aanwezige archeologische waarden bij toekomstige bodemingrepen te waarborgen is een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Voor bepaalde ingrepen is afhankelijk van de oppervlakte en de mate van verticale bodemverstoring een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk. Voor 'Waarde - Archeologie 1' geldt dat bodemingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 50 m² niet zijn toegestaan zonder dat is aangetoond dat er geen archeologische waarden worden verstoord.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
Om de aanwezige archeologische waarden bij toekomstige bodemingrepen te waarborgen is een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Voor bepaalde ingrepen is afhankelijk van de oppervlakte en de mate van verticale bodemverstoring een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk. Voor 'Waarde - Archeologie 2' geldt dat bodemingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 250 m² niet zijn toegestaan zonder dat is aangetoond dat er geen archeologische waarden worden verstoord.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
In het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is bepaald dat in de toelichting op het bestemmingsplan in ieder geval 'de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan' moeten zijn opgenomen. Dit volgt uit artikel 3.1.6 Bro. Het gaat daarbij over de financiële uitvoerbaarheid, waaronder de vraag of voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om het plan te realiseren.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van 6 weken, van 10 mei 2023 tm 21 juni 2023, voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon iedereen over het ontwerpbestemmingsplan een schriftelijke of mondelinge zienswijze indienen.
Hierbij zijn drie zienswijzen ingediend en zijn er vooroverlegreacties ingediend door de Provincie Zeeland, Waterschap Scheldestromen en Veiligheidsregio Zeeland. De zienswijzen en vooroverlegreacties hebben tot een aantal aanpassingen en aanvullingen aan de toelichting en regels geleid van het uitwerkingsplan. Aan Artikel 13 in de planregels is een lid toegevoegd dat binnen het plangebied 24 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. Alle aanpassingen, de samenvatting en beantwoording zijn samengevat in de antwoordnota zienswijzen en overlegreacties, die als bijlage 12 bij de toelichting is opgenomen.
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Aanmeldformulier Watertoets
Bijlage 2 Aanmeldformulier watertoets
Bijlage 3 Memo Stikstofberekeningen
Bijlage 3 Memo stikstofberekeningen
Bijlage 4 Quickscan In Het Kader Van De Wet Natuurbescherming En De Omgevingsverordening Zeeland
Bijlage 4 Quickscan in het kader van de Wet natuurbescherming en de Omgevingsverordening Zeeland
Bijlage 5 Advies Natuurinclusief Bouwen
Bijlage 5 Advies natuurinclusief bouwen
Bijlage 6 Nader Onderzoek Vleermuizen
Bijlage 6 Nader onderzoek vleermuizen
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 7 Archeologisch onderzoek
Bijlage 8 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 8 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 9 Rapportage Asbestinventarisatie
Bijlage 9 Rapportage asbestinventarisatie
Bijlage 10 Onderzoek Wegverkeerslawaai En Industrielawaai
Bijlage 10 Onderzoek wegverkeerslawaai en industrielawaai