Smokkelhoek
Bestemmingsplan - Gemeente Kapelle
Vastgesteld op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Smokkelhoek van de gemeente Kapelle.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0678.smokkelhoek-vast met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en/of uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achterste perceelsgrens
de van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg zijn afgekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.
1.8 afhankelijke woonruimte (m.b.t. mantelzorg)
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest.
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt en / of het houden of fokken van vee (exclusief paarden), pluimvee of pelsdieren, nader te onderscheiden in:
- a. grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 m, nader te onderscheiden in:
- 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
- 2. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- 3. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
- 4. bollenteelt: de teelt van bloembollen, veelal in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- 5. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
- 6. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
- 7. grondgebonden veehouderij: het houden van melkvee en / of ander vee waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is;
- 8. paardenfokkerij: een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij; het africhten van en de handel in paarden vindt in ondergeschikte mate plaats;
- b. glastuinbouw: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- c. niet-grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, nader te onderscheiden in:
- 1. intensieve veehouderij: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel dat zich toelegt op het houden of mesten van melkvee en / of slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang;
- 2. intensieve tuinbouw in gebouwen: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van gebouwen;
- 3. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
1.10 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 arbeidsmigrant
economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis.
1.12 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.15 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.16 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.17 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 bestaand gebruik
het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande gebruik.
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.22 bijzondere woonvormen
met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval wonen met intramurale zorg wordt verstaan.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.30 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.31 cultuurhistorische waarde
- a. het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
- b. de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied; architectonische waarden worden hieronder mede begrepen.
1.32 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.33 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.34 deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.
1.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.36 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.37 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 geluidzone - industrie
de met de gebiedsaanduiding geluidzone - industrie aangegeven geluidzone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
1.39 gezoneerd industrieterrein
terrein zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.40 grootschalige detailhandel
detailhandel die vanwege de omvang van het bedrijf plaatsvindt buiten de reguliere winkelcentra, niet behorend tot de foodsector zoals een supermarkt.
1.41 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.42 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en / of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.43 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning.
1.44 kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder te plaatse het hoofdverblijf heeft.
1.45 kantoor(ruimte)
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.46 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft.
1.47 kwetsbare objecten
objecten die op grond van artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen bijzondere bescherming toekomt tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen, waaronder in elk geval worden begrepen:
- a. burgerwoningen;
- b. zelfstandige kantoren en restaurants met een bruto vloeroppervlak groter dan
1.500 m²; - c. winkels met een vloeroppervlak groter dan 2.000 m².
1.48 logies
bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende personen het hoofdverblijf ter plaatse of elders hebben.
1.49 logies voor arbeidsmigranten
het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.
1.50 motorvoertuigen
- a. categorie 1 (motorrijwielen): motorvoertuigen op twee wielen, al dan niet voorzien van zijspan-wagen;
- b. categorie 2 (lichte motorvoertuigen): motorvoertuigen op drie of meer wielen, met uitzondering van categorie 3 en 4 motorvoertuigen;
- c. categorie 3 (middelzware voertuigen): gelede en ongelede autobussen, alsmede andere motorvoertuigen die ongeleed zijn en voorzien van een enkele achteras waarop vier banden zijn gemonteerd;
- d. categorie 4 (zware motorvoertuigen): gelede motorvoertuigen, alsmede motorvoertuigen die zijn voorzien van een dubbele achteras, met uitzondering van autobussen.
1.51 ondergeschikte detailhandel
detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie en uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van een onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de onderneming.
1.52 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.53 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.54 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.55 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;
- c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouder een peil aanwijzen.
1.56 perceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
1.57 perifere detailhandel
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. auto's;
- b. boten;
- c. brand- en explosiegevaarlijke goederen en bestrijdingsmiddelen;
- d. landbouwwerktuigen;
- e. caravans;
- f. grove bouwmaterialen;
- g. naar aard en omvang vergelijkbare goederen.
1.58 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.59 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.60 risicovolle-inrichting
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.61 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.62 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' (bijlage 1) die van deze regels deel uitmaakt.
1.63 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 2) die van deze regels deel uitmaakt.
1.64 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.65 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen
worden geteeld.
1.66 voorgevel-/achtergevellijn
de op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de wegafgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden.
1.67 voorste perceelsgrens
de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan.
1.68 voorzieningen
een voorziening gericht op het publiek, al dan niet in combinatie met het ondergeschikt verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, niet inbegrepen iedere vorm van verblijf, waaronder in ieder geval wel de volgende activiteiten zijn worden verstaan:
- a. autorijschool met buitenoefenruimte;
- b. fitnesscentrum of sportschool;
- c. indoor speelhal;
- d. voorzieningen voor niet-medische verzorging van personen, zoals een fitnessruimte, schoonheids- en pedicurehandelingen of massageruimte;
- e. voorzieningen gelieerd aan of behorend tot bedrijvigheid binnen het plangebied in de vorm van trainingscentrum, technische bureaus of gedeelten van de bedrijfsactiviteiten;
- f. horeca behorend bij de voorzieningen in hetzelfde gebouw (geen zelfstandige vestiging);
- g. en daarmee naar aard en omvang en ruimtelijke effecten voor een dorpscentrum vergelijkbare voorzieningen (omvang, verkeersaantrekkende werking, parkeerdruk).
1.69 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.70 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.
1.71 zendmast
bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
1.72 zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
1.73 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogten aangemerkt.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de breedte, lengte of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de scheidsmuren.
2.7 de bouwhoogte van een ander bouwwerk
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.
2.8 de afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden agrarische bedrijven;
- b. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets-, wandel- en ruiterpaden en daarbij behorende voorzieningen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, sloten en watergangen, natuurvriendelijke oevers, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende regels:
- a. de opslag van goederen, anders dan agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf, buiten gebouwen, is niet toegestaan;
- b. fruitteelt is niet toegestaan, tenzij de aanduiding 'fruitteelt' is opgenomen;
- c. de opslag van dierlijke mest voor handelsdoeleinden is niet toegestaan;
- d. het gebruik van mestbassins is niet toegestaan;
- e. het gebruik van waterbassins is niet toegestaan;
- f. het gebruik van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een aaneengesloten periode van langer dan 10 weken is niet toegestaan.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerdindustrieterrein';
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
- e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning - 1': tevens het wonen in een bedrijfswoning al dan niet met aan-huis-gebondenberoepen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning - 2': tevens het wonen in een bedrijfsvilla, al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'zend/ontvangstinstallatie: tevens een zend- en ontvangstinstallatie;
- i. ter plaatse van de in de volgende tabel opgenomen aanduidingen: tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste de voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein':
aanduiding | SBI-code | uit ten hoogste milieucategorie | |||
1 | specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging metalen producten | 2561, 3311.12 | 3.2 | ||
2 | specifieke vorm van bedrijf - conservenfabriek | 1032.1 9001 A2 | 3.1 4.2 | ||
3 | specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw en reparatie | 301, 3315.3 | 3.2 |
- j. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer': tevens perifere detailhandel;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1': tevens detailhandel in keukens;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2': tevens detailhandel in meubels;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 3': tevens detailhandel in winkelinrichtingen;
- n. detailhandel in auto's, boten en caravans;
- o. waterberging;
- p. webshops;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting -1': tevens een risicovolle-inrichting, waarvan de plaatsgebonden risicocontour 10-6 binnen en buiten de inrichting is gelegen;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting - 2': tevens een risicovolle inrichting, waarvan de plaatsgebonden risicocontour 10-6 binnen de inrichting is gelegen;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting uitgesloten' zijn geen risicovolle-inrichtingen toegestaan;
- t. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos;
- b. extensief recreatief medegebruik;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. ontsluiting van een aangrenzend bedrijfsperceel direct op een aangrenzende weg;
- e. plantsoen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. wandel- en fietspaden;
- h. water;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor ontsluiting van percelen met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfswoning - 2';
- j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de breedte van een perceelsontsluiting ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' bedraagt ten hoogste 7 meter;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is een parkeerterrein voor de nabij gelegen bedrijven toegestaan voor zover de gronden mede worden gebruikt voor een landschappelijke inpassing van het parkeerterrein worden in wordt landschappelijk ingepast en voldoen aan het leidingbelang als bedoeld in de bestemming Leiding - Drinkwatertransportleiding en Leiding - Leidingstrook.
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bermen en bermsloten;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeerplaatsen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. wegen bestaande uit ten hoogste twee rijbanen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeervoorzieningen uitsluitend ten behoeve van categorie 1 en 2 motorvoertuigen;
- g. bij de bestemming behorende voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. oevers;
- b. wateraanvoer en -afvoer;
- c. waterberging;
- d. water voor de waterhuishouding;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bruggen, duikers, keermuren en steigers.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Wonen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in een woning;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, alsmede de kapvorm, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. het beeldkwaliteitsplan;
- c. toetsing aan welstand.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte (m.b.t. mantelzorg);
- b. de vloeroppervlakte voor aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 50 m²;
- c. de vloeroppervlakte voor aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ongeacht het bepaalde in lid 9.2.1 onder h ten hoogste 30% van het bouwvlak.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Bedrijf - Voorzieningen - Uit Te Werken
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Voorzieningen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen;
- b. groenvoorzieningen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. tuinen, erven en verhardingen;
- g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 10.1 omschreven bestemming uit met in achtneming van de volgende regels:
- a. in het uitwerkingsplan worden uitsluitend de bestemmingen Bedrijf, Groen, Verkeer Voorzieningen en Water opgenomen;
- b. voorzieningen worden geprojecteerd voor zover is zeker gesteld dat ter plaatse van die gronden een representatief bedrijfsgebouw wordt geprojecteerd die een uitstraling heeft passend bij de locatie met als kenmerk van het 'markante begin' van het bedrijventerrein vanaf de west- en zuidzijde gezien; tevens is een zelfstandig kantoor toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 200 m2;
- c. aangetoond dient te zijn dat voor de genoemde voorzieningen marktruimte is voor de te projecteren functies;
- d. de situering van de afzonderlijke voorzieningen dient zodanig te zijn dat deze geen onevenredige hinder ondervinden van bedrijven op aangrenzende percelen en dat deze geen beperkingen opleveren voor de bedrijfsvoering van die bedrijven;
- e. aangetoond dient te zijn dat het bedrijventerrein op deze zuidwesthoek landschappelijk wordt ingepast, waarbij geen geheel afschermende hoogopgaande beplanting nodig is; hieronder wordt wel begrepen een hoogwaardige, afwisselende inrichting met allure door variatie in groenelementen en waterpartijen;
- f. de milieuzonering voor bedrijven wordt afgestemd op de milieuzonering zoals opgenomen voor aangrenzende percelen;
- g. de twee bestaande woningen mogen worden opgenomen in het gebouwencomplex, zover de afstand tot de Rijksweg niet minder dan 25 meter bedraagt;
- h. voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
- 1. de afstand van een hoofdgebouw tot de zuidelijke bestemmingsgrens bedraagt op de eerste bouwlaag niet minder dan 15 meter en voor andere bouwlagen niet minder dan 10 meter;
- 2. er zijn niet meer dan 3 hoofdgebouwen toegestaan;
- 3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 meter;
- 4. op het perceel wordt voldoende parkeerruimte geprojecteerd;
- i. ontsluiting is vanaf de zuidzijde van het bestemmingsvlak niet toegestaan; bij voorkeur vindt de ontsluiting vanaf noordzijde plaats; ontsluiting vanaf de westzijde van het bestemmingsvlak is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. ontsluiting vanaf de noordzijde blijkt niet mogelijk te zijn;
- 2. aangetoond is dat de ontsluiting voldoet aan de vereisten vanuit verkeersveiligheid; het college van burgemeester en wethouders kan hierbij eisen verbinden aan de planuitwerking met betrekking tot de verkeersveiligheid;
- j. in het uitwerkingsplan worden de volgende bepalingen opgenomen:
“Artikel A Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorziening voor dienstverlening, ontspanning en sport': tevens een voorziening voor dienstverlening, ontspanning en sport, waarbij tevens een oppervlakte van ten hoogste 200 m2 is toegestaan voor zelfstandige kantoren."
10.3 Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.
Artikel 11 Leiding - Drinkwatertransportleiding
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Drinkwatertransportleiding' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse drinkwatertransportleiding met een diameter van 600 mm.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen toe te laten met in achtneming van de volgende regels:
- a. de instandhouding van de drinkwatertransportleiding (het leidingbelang) wordt niet onevenredig geschaad;
- b. het bevoegd gezag wint alvorens af te wijken van de bouwregels advies in van de leidingbeheerder.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Leiding - Leidingstrook
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van ondergrondse buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen;
- b. zodanig, dat is aangetoond dat de risicocontour en oriënterende waarde groepsrisico van de betreffende leidingen ligt binnen 110 meter van de bestemmingsgrens Leiding - Leidingstrook; wanneer op kortere afstand woonwijken of zogeheten bijzonder objecten categorie I (bejaardentehuizen, verpleeginrichtingen, scholen en winkelcentra, hotels en kantoorgebouwen voor meer dan 50 personen) aanwezig zijn, dan moet de veiligheidsafstand van de betreffende leidingen binnen die kortere afstand liggen.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2 om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te laten met in achtneming van de volgende regels:
- a. de instandhouding van de leidingstrook (het leidingbelang) wordt niet onevenredig geschaad;
- b. het bevoegd gezag wint alvorens af te wijken van de bouwregels advies in van de leidingbeheerder.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
de voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming in lid 13.1 bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 50 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst;
- 4. een bouwwerk ter plaatse van gronden waarvan aan de hand van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 1 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
de voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst;
- 4. een bouwwerk ter plaatse van gronden waarvan aan de hand van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
16.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
16.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bouwregels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en / of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- c. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
18.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en / of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
18.2 Verkeer, Groen en Water
Burgemeester en wethouders kunnen bestemmingen wijzigen in de bestemmingen Verkeer , Groen en Water, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
- b. de oppervlakte aan waterberging dient te worden behouden of elders te worden gecompenseerd;
- c. wijziging wordt toegepast nadat is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.
18.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' wijzigen ten behoeve van bedrijven, al dan niet met bedrijfsvilla's, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de bestemming mag binnen een afstand van 70 meter van de westgrens van het wijzigingsgebied uitsluitend worden uitgewerkt ten behoeve van situering van bedrijfsactiviteiten met bijbehorende bedrijfsvilla's; de afstand van gebouwen tot de westgrens van het wijzigingsgebied dient ten minste 20 meter te bedragen; de breedte van een perceel van een bedrijfsvilla bedraagt ten minste 30 meter; de ontsluiting van de bedrijfsgebouwen mag plaatsvinden via het onder c bedoelde deel van het wijzigingsgebied; voldaan dient te worden aan de bouwbepalingen zoals ten aanzien van bedrijfsvilla's zoals opgenomen in artikel 4;
- b. de bestemming van een strook met een breedte van ten minste 10 meter gelegen op een afstand van 70 meter van de westgrens van het wijzigingsgebied mag uitsluitend worden gewijzigd ten behoeve van een groenstrook, bestaande uit een aarden wal met beplanting; deze strook mag worden doorsneden door ten hoogste drie al dan niet gezamenlijke ontsluitingswegen van de onder a bedoelde bedrijfspercelen;
- c. de bestemming van de niet onder a en b bedoelde gronden mag uitsluitend worden gewijzigd voor bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'; wijziging voor een aangrenzend bedrijf uit een hogere categorie is toegestaan voor zover wordt voldaan aan de vastgestelde geluidzone; ter plaatse van deze gronden zijn geen bedrijfswoningen of bedrijfsvilla's toegestaan;
- d. bij het projecteren van bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de vereiste afstanden tot watergangen als bedoeld in de Keur van het Waterschap;
- e. de goot- en / of boeibordhoogte van gebouwen mag ten hoogste 8 meter bedragen;
- f. in het gebied dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor waterberging, al dan niet in combinatie met de landschappelijke inpassing; waterberging hoeft niet te worden geprojecteerd indien aangetoond is dat zekerheid bestaat omtrent een andere ligging van de waterberging aan de oostzijde van het wijzigingsgebied, al dan niet direct aansluitend;
- g. voor de gronden wordt tevens de aanduiding 'gezoneerd industrieterrein' vastgesteld;
- h. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
18.4 Wijzigingsbevoegdheid huisvesting arbeidsmigranten
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van huisvesting door arbeidsmigranten in de vorm van logies, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de huisvesting vindt plaats in een bestaand gebouw;
- b. het karakter van het gebouw mag niet veranderen;
- c. er dient sprake te zijn van gebruik door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
- d. planwijziging mag worden toegepast binnen een afstand van 50 meter uit de Smokkelhoekweg en/Middenweg ter plaatse van de percelen Smokkelhoekweg 1, 3 en 7 en Middenweg 4;
- e. er mag geen sprake zijn van een zodanige verkeersaantrekkende werking die de normale afwikkeling van het verkeer nadelig beïnvloedt, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leidt;
- f. wijziging mag worden toegepast indien er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
- g. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
- h. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging;
- i. de gebouwde voorziening voldoet aan de eisen van de betreffende gemeentelijke verordening, het bouwbesluit of andere van toepassing zijnde regelgeving alsmede aan het SKIA-keurmerk en/of aan de volgende voorwaarden:
- 1. beschikbaar bewoonbaar vloeroppervlakte per persoon ten minste 12 m² als bedoeld in de bouwverordening;
- 2. voldoende privacy;
- 3. toereikende sanitaire voorzieningen;
- 4. toereikende verwarming;
- 5. keukenvoorzieningen;
- 6. toereikende brandveiligheidssituatie;
- j. ongeacht het vorenstaande mogen in geen geval meer dan 20 personen worden gehuisvest;
- k. in het wijzigingsplan worden de volgende bepalingen opgenomen:
“Artikel A Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies - 1': tevens logies ten behoeve van arbeidsmigranten.
Artikel B Specifieke gebruiksregel
Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies - 1' is per bouwperceel logies toegestaan voor ten hoogste .. arbeidsmigranten.”
Artikel 19 Overige Regels
19.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsregels
20.1 Bouwen in strijd met het plan
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 20.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid onder a met maximaal 10%;
- c. Het in lid 20.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Gebruik in strijd met het plan
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 20.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 20.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het in lid 20.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Smokkelhoek'.
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aanleiding
Het voorliggende bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek is een uitwerking van de actualiseringsopgave van de gemeente en vormt het nieuwe juridisch-planologisch kader voor het bedrijventerrein Smokkelhoek. Het huidig juridische kader (zie ook paragraaf 1.3) is verouderd.
- Er geldt momenteel het bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek, een uitwerkingsplan, wijzigingsplan en de 1e herziening.
- Het geldende bestemmingsplan voldoet op enkele onderdelen niet meer aan actuele beleidsinzichten, gebruikerswensen en ontwikkelingen. Onder andere voor intensiever ruimtegebruik is aanpassing van de bestemmingsregeling nodig.
- In het verleden zijn enkele procedures gevoerd. Doorvertaling naar een actueel juridisch regime is gewenst.
Tevens voldoet het huidige bestemmingsplan niet aan de wettelijke regelgeving inzake digitaal raadpleegbare bestemmingsplannen.
Doel: geactualiseerd bestemmingsplan conform Wro
Uitgangspunt voor de actualisering is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Smokkelhoek.
- Het bestemmingsplan is primair gericht op het regelen van de bestaande situatie met ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven.
- Het bevestigen van de uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijventerrein aan de oostzijde, zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan.
- De geldende regeling actualiseren en inpassen in het nieuwe systeem van bestemmingsplannen (SVBP2008, IMRO2008), zodat het bestemmingsplan op internet raadpleegbaar is.
Milieueffectrapportage (planMER)
Op bedrijventerrein Smokkelhoek zijn thans 'zwaardere' bedrijven gevestigd die in dit bestemmingsplan als zodanig worden bestemd. Ook wordt de mogelijkheid geboden om conform het provinciale beleid in de toekomst milieuruimte te bieden aan dit type bedrijven om het bedrijventerrein maximaal te benutten.
Omdat dergelijke bedrijven mogelijk mer-(beoordelings)plichtig kunnen zijn in het kader van het milieuspoor, en het bestemmingsplan het kader voor de vestiging van deze bedrijven vormt, geldt een planmer-plicht. Het milieuonderzoek dat in het kader van dit bestemmingsplan is uitgevoerd fungeert derhalve als een planMER.
1.2 Ligging Plangebied
Figuur 1.1. Ligging plangebied
Het plangebied omvat het gehele bedrijventerrein Smokkelhoek:
- de noordoostgrens wordt bepaald door de spoorlijn Vlissingen - Roosendaal;
- de westgrens wordt gevormd door de vestiging Coroos en de Smokkelhoekweg;
- de zuidzijde wordt begrensd door de Rijksweg A58.
1.3 Geldende (Bestemmings)regelingen
Geldende plannen
Voor dit ruimtelijk-functioneel samenhangende plangebied geldt het bestemmingsplan Smokkelhoek, inclusief herziening, uitwerking en wijziging. Ook zijn er artikel 19 WRO procedures gevoerd. De "leeftijd" van de geldende bestemmingsplannen van het plangebied is aangegeven in tabel 1.1.
Tabel 1.1. Overzicht bestemmingsplanregelingen Bedrijventerrein Smokkelhoek
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | |||
Bestemmingsplan Smokkelhoek | 24 juni 2003 | 3 februari 2004 | |||
Bestemmingsplan Smokkelhoek 1e herziening | 13 december 2005 | 9 mei 2006 | |||
Bestemmingsplan Smokkelhoek 1e uitwerking | 8 juni 2004 | 29 juni 2004 | |||
Bestemmingsplan Smokkelhoek 1e wijziging | 5 oktober 2010 | n.v.t. | |||
Artikel 19 WRO perceel S 409 Handelsweg bouwrijp maken bouwen | 10 januari 2006 4 april 2006 | ||||
Artikel 19 WRO perceel S 178 Handelweg/Kloosterpoort; bouwrijp maken en bouwen | 17 juni 2008 |
Noodzaak actualisering
Op basis van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening moeten bestemmingsplannen uiterlijk 5 jaar na de inwerkingtreding van de Wro, dus op 1 juli 2013, zijn aangepast aan de nieuwe Wro. Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek (inclusief herziening, wijziging en uitwerking) dateert van voor de invoering van de Wro. Afstemming op de huidige Wro is daarom noodzakelijk. Voorts is het gewenst de huidige en toekomstige situatie van de regels en kaart afstemmen op de inmiddels gerealiseerde situatie. Het actualiseren van het bestemmingsplan voor Smokkelhoek is dan ook noodzakelijk.
Het nieuwe bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek vervangt de genoemde geldende regelingen in tabel 1.1. Actualisering hiervan volgt op de reeds eerdere actualiseringen van de bestemmingsplannen Buitengebied, Kapelle-Biezelinge, Wemeldinge en Schore. Resteert nog actualisering van de regelgeving voor de loswal, Choorhoek en enkele gebieden aan de noordzijde van Wemeldinge.
1.4 Opzet
Uitgangspunten actualisering
In het nieuwe bestemmingsplan ligt het accent op:
- het bevestigen en regelen van het huidige gebruik (met name bedrijventerreinvoorzieningen);
- het (zonodig) vastleggen van ruimtelijke kenmerken van de bebouwde en onbebouwde ruimte;
- het actualiseren en afstemmen van de bestemmingsregeling op de SVBP2008, het huidige en beoogde gebruik.
Bij dit laatste is ook van belang het invulling geven aan de behoefte aan globaliteit en flexibiliteit in de regeling.
Opzet toelichting
De opzet van de plantoelichting is als volgt.
- In hoofdstuk 1 zijn de aanleiding en doel, ligging en begrenzing en de geldende regelingen beschreven.
- In hoofdstuk 2 wordt het relevante geldende beleid van rijk, provincie, regio en gemeente toegelicht.
- In hoofdstuk 3 worden de bestaande situatie en de visie op het plangebied beschreven.
Hierbij wordt eerst beknopt ingegaan op de huidige situatie van het plangebied. Vervolgens wordt kort ingegaan op de in het plan opgenomen ruimtelijke ontwikkelingen. - In hoofdstuk 4 worden de relevante ruimtelijke en milieu-aspecten toegelicht. Daarbij wordt specifiek ingegaan op de in het plan mogelijk gemaakte bedrijven in de planMER. Er is daarbij aandacht voor aspecten als archeologie, bodemkwaliteit, ecologie, water, milieuaspecten (luchtkwaliteit, geluidhinder en externe veiligheid)
- Hoofdstuk 5 bevat de toelichting op de bestemmingsregeling. Daarbij zijn eerst uiteengezet de inhoud en strekking van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008). Vervolgens is de opzet van de bestemmingsregeling beschreven (planvorm, opzet verbeelding en regels). Tot slot zijn de toegepaste bestemmingen toegelicht.
- In hoofdstuk 6 worden ten slotte de resultaten van de procedure van het bestemmingsplan vermeld. Hier is bij vaststelling van het bestemmingsplan, de gemeentelijke reactie op de inspraak- en overlegreacties en zienswijzen weergegeven. Ook is aangegeven of sprake is van ambtshalve wijzigingen.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Analyse
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte gaat het Rijk voor verstedelijking en economische activiteiten in steden en dorpen uit van de bundelingstrategie. Daarbij wordt voldoende aanbod van ruimte gereserveerd voor stedelijke functies en bij de vraag aangesloten. Er wordt optimaal gebruikgemaakt van de ruimte die in het bestaand bebouwd gebied aanwezig is en wordt ruimte geboden aan de gemeente om te bouwen voor de eigen bevolkingsgroei. Het beleid richt zich verder op de ontwikkeling van voldoende geschikte vestigingsmogelijkheden voor bedrijven en voorzieningen in iedere regio.
Toetsing en conclusie
De actualisering van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek past binnen het algemene beleidskader. De Structuurvisie biedt ruime perspectieven voor de actualisering van het bestemmingsplan en het handhaven van ontwikkelingsruimte. De visie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
2.1.2 AMvB Ruimte en de SER-ladder
AMvB Ruimte
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen, onder andere ten aanzien van de vestiging van bedrijven en de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen.
Duurzaamheidsladder
Belangrijk uitgangspunt van de AMvB Ruimte is de toepassing van de zogenaamde duurzaamheidsladder. Het gaat om de voorkeursvolgorde van het (her)ontwikkelingen van bedrijventerreinen zoals die door de Sociaal Economische Raad (SER) werd gehanteerd.
Via de duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van oude bedrijventerreinen om de aanleg van nieuwe terreinen te verminderen. Hierbij speelt het bevorderen van een zorgvuldig(er) ruimtegebruik een belangrijke rol. Daarbij worden drie sporen gevolgd.
- Voorkomen dat bedrijven wegtrekken omdat het terrein niet meer representatief is. Uit onderzoek blijkt dat de uitstraling van het terrein in de top 3 van verhuismotieven staat. De openbare ruimte dient representatief te zijn en voorkomen dient te worden dat er ongewenste functies op bedrijventerreinen voorkomen.
- De gemeenten bemiddelen actief bij herinvulling bestaande bedrijfsgebouwen. Zij wijzen ondernemers met een ruimtebehoefte op daarvoor geschikte leegstaande bedrijfsgebouwen. Bij incourante panden en percelen is invulling vaak moeilijk. Waar mogelijk kopen gemeenten extensief gebruikte kavels op en geven deze (eventueel na sanering) opnieuw uit.
- Begeleiding van bedrijven. Een belangrijk deel van de ruimtevraag in een gemeente wordt veroorzaakt door de reeds gevestigde bedrijven die meer ruimte nodig hebben als gevolg van groei in de productie of veranderde bedrijfsactiviteiten. Als een ondernemer zich meldt met een verzoek om uitbreidingsruimte wordt een inventarisatie gemaakt van de ruimtebehoefte in drie stappen.
- a. welke intensiveringsmogelijkheden zijn er op de huidige, bestaande, locatie?
- b. is elders een bedrijfspand te koop dat geschikt is? Dit vereist afstemming met de buurgemeenten;
- c. is stap a en b geheel beschikbaar voor nieuwbouw?
Toetsing
De actualisering van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek geeft invulling aan het landelijk beleidskader.
- Er is sprake van een gerevitaliseerd bedrijventerrein. De gemeente heeft actief zorg gedragen voor herstructurering van het bedrijventerrein. Dit heeft geresulteerd in een positieve herinvulling van onder andere de voormalige veilinggebouwen en de gebouwen van voorheen Prisma heeft een positieve vernieuwing. De komende jaren wordt door gemeente ingezet op een duurzaam beheer van het terrein.
- Het bedrijventerrein Smokkelhoek beschikt aan de oostzijde over kavels voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijven. Deze ontwikkelingsruimte blijft bij de voorgenomen actualisering behouden en voorziet in voldoende capaciteit voor de eerstkomende jaren.
- Smokkelhoek is opgenomen in het bedrijventerreinenprogramma voor de Bevelanden. Hierin zijn vestigingsmogelijkheden voor bedrijven afgewogen. Daarin is de bestaande uitbreidingsruimte aan de oostzijde programmatisch gezien bevestigd.
Conclusie
De gerealiseerde revitalisering van het bedrijventerrein en de opzet van het nieuwe bestemmingsplan sluiten aan op de AMvB Ruimte en de SER-ladder.
2.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Zeeland
Doelstelling en inzet provincie
Voor de steden en regio's is het kunnen aanbieden van voldoende aanbod van kwalitatief hoogwaardige bedrijventerreinen van groot belang. De provincie Zeeland bevordert optimale afstemming van vraag en aanbod van bedrijventerreinen, herstructurering van bestaande terreinen, zorgvuldig ruimtegebruik, landschappelijke inpassing en goede bereikbaarheid. Hiervoor wordt de duurzaamheidsladder gehanteerd.
Duurzaamheidsladder
Voor succesvol ruimtelijk beleid is het van belang dat in Zeeland in iedere regio vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar zijn afgestemd. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van stedelijk en landelijk gebied. De ladder voor duurzame verstedelijking is het centrale ruimtelijk instrument om dit beleid te realiseren.
De duurzaamheidsladder gaat uit van drie stappen.
- 1. Behoefte aantonen
Evenwicht in vraag en aanbod door beleidsneutrale marktverkenning (extern), regionale planning en onderbouwing in bestemmingsplannen. - 2. Inbreiden eerst
Bundeling van nieuwe terreinen binnen begrenzing bestaand bebouwd gebied. Herstructurering en verbetering bestaande terreinen. - 3. Goede ontsluiting
Bereikbaarheid en ontsluiting zijn onderbouwd in bestemmingsplan. Aansluiting op regionaal kwaliteitsnetwerk goederenvervoer.
De gemeente zal bij nieuwe ontwikkelingen moeten onderbouwen hoe met die voorwaarden rekening is gehouden en waarom voor een bepaalde ontwikkeling op de voorgestelde locatie is gekozen.
De aandachtspunten bij bedrijventerreinen zijn de volgende.
- Solitaire bedrijvigheid binnen de bebouwde kom is geheel aan de gemeente.
- De provincie actualiseert de behoefteprognoses bedrijventerreinen uit 2008. Dit is een belangrijk ingrediënt voor de regionale afspraken, waarin niet meer wordt gepland dan in de komende 10 jaar nodig is.
- Gegevens over huidig aanbod zijn opgenomen in IBIS.
- Nieuwe ontwikkelingen worden voor ten minste 80% op de grootschalige bedrijventerreinen gerealiseerd, zoals aangegeven in de Provinciale Ruimtelijke verordening Zeeland. Dit is onderdeel van de regionale afspraken, die door de provincie worden bekrachtigd.
- Bestaand kleinschalige bedrijventerreinen kunnen worden afgerond, inclusief een beperkte uitbreiding.
- Goede bereikbaarheid van nieuwe terreinen is bij uitstek te onderbouwen met aansluiting op het regionaal kwaliteitsnetwerk goederenvervoer.
Concentratie en bundeling van bedrijven
Het is zowel ruimtelijk als economisch van belang dat bedrijvigheid geconcentreerd en gebundeld wordt ontwikkeld. Bedrijvigheid wordt daarom zoveel mogelijk geclusterd op bedrijventerreinen, met de nadruk op ontwikkeling van de grootschalige terreinen (80% van de toename van het areaal per regio vindt hier plaats).
Om infra-investeringen optimaal te kunnen benutten en overlast te voorkomen moet worden aangesloten bij het kwaliteitsnetwerk goederenvervoer.
Kwaliteitsimpuls voor bedrijventerreinen
Om de kwaliteit van bedrijventerreinen zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij wensen en kansen uit de markt is aandacht voor beheer, bereikbaarheid, marktconforme grondprijzen en de aanpak van verouderde terreinen nodig. De provincie dringt er bij gemeenten op aan om duurzaam beheer en onderhoud bij nieuwe terreinen te borgen en ondersteunt herstructurering en transformatie van verouderde terreinen.
Categorie bedrijventerreinen
Onderscheid kan worden gemaakt tussen verschillende typen bedrijventerreinen. Smokkelhoek is aangewezen als concentratiegebied van de agribusiness ('Agribusiness Bevelanden'), net zoals Nishoek in Reimerswaal. Hiermee heeft de provincie invulling gegeven aan de kaders die vanuit de duurzaamheidsladder voor alle stedelijke ontwikkelingen, inclusief de zeehaventerreinen gelden.
Provinciale Ruimtelijke verordening Zeeland
In de toelichting bij een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein met uitbreidingsruimte, wordt aannemelijk gemaakt dat het plan bijdraagt aan of niet in strijd is met de doelstelling dat 80% van de bedrijvigheid regionaal wordt geclusterd op of aansluitend aan grootschalige bedrijventerreinen en duurzaam beheer en onderhoud van het bedrijventerrein gewaarborgd is.
In een bestemmingsplan worden nieuwe grootschalige, zelfstandige kantoren uitsluitend
toegelaten in of direct aansluitend aan de binnenstad van Goes, Middelburg, Vlissingen en Terneuzen.
Nieuwe detailhandelsvoorzieningen, daaronder begrepen de uitbreiding van bestaande detailhandelsvoorzieningen, worden primair toegelaten in bestaande kernwinkelgebieden. In de toelichting bij een bestemmingsplan waarin nieuwe detailhandelsvoorzieningen, met inbegrip van de uitbreiding van bestaande -voorzieningen, worden toegelaten wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het plan bijdraagt aan het beleidsdoel van bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden. Dit is niet van toepassing op detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen.
Smokkelhoek is in de Verordening aangewezen als 'Grootschalig bedrijventerrein'.
Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 (2010)
Op landelijk niveau is het Convenant Bedrijventerreinen 2010 – 2020 gesloten. Dit convenant is ondertekend door de provincies, de VNG en het rijk. Het bevat richtinggevende afspraken over bedrijventerreinbeleid en geeft provincies de regierol op dit beleidsveld. In het convenant is tevens afgesproken dat provincies hun structuurvisie aanpassen aan deze nieuwe afspraken. Deze afspraken hebben geen wezenlijke wijzigingen van beleidsstandpunten voor Zeeland tot gevolg.
Herstructureringsprogramma Zeeland (2010)
De provinciale beleidsdoelen en belangen van het Omgevingsplan en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland zijn in dit programma gecontinueerd en maken voorts deel uit van de met het rijk opgestelde Gebiedsagenda Zeeland. Het accent ligt op zuinig ruimtegebruik, duurzame inrichting en ruimtelijke kwaliteit. Dit is uitgewerkt in de subsidieregeling Impuls Herstructurering en Transformatie.
Toetsing
- Het bedrijventerrein Smokkelhoek is aangeduid als één van de provinciale 'Grootschalige bedrijventerreinen' (Verordening) en heeft in het Omgevingsplan aanvullend de aanduiding 'Agribusiness Bevelanden' gekregen. De uitbreidingsruimte is bepaald en begrensd in het Regionale bedrijventerreinprogramma De Bevelanden, waarbij afstemming op regionaal niveau heeft plaatsgevonden. In dat kader is destijds ook aandacht besteed aan de kansen in de markt en de consequenties van de marktvraag en (over)capaciteit. Op basis daarvan is de aanwijzing van de uitbreidingsrichting van Smokkelhoek en de omvang hiervan tot stand gekomen. Aanvullend marktonderzoek zal hier geen meerwaarde hebben, aangezien reeds wordt uitgegaan van fasering, afgestemd op de marktvraag. In dat verband is overleg gevoerd met de grote bedrijven op Smokkelhoek. Bij een aantrekkende markt zijn er reële kansen voor vergroting van de bedrijfspercelen of invulling van hiervoor gereserveerde percelen.
- Binnen het bedrijventerrein zijn kavels beschikbaar voor uitbreiding van bestaande bedrijven, zodat geen verplaatsing noodzakelijk wordt. Recent is centraal in het gebied een nieuw deel bouwrijp gemaakt. Daar zal aansluitend aan bestaande bedrijvigheid, de eerstkomende uitgifte plaatsvinden. In het oostelijk deel wordt op relatief korte termijn waterberging aangelegd. Belangrijk is dat de fysieke uitbreidingsruimte van Smokkelhoek wordt begrensd door de spoordijk, de leidingstrook en de Rijksweg.
- In de vorige planperiode zijn tal van bedrijven vanuit de kernen naar Smokkelhoek verplaatst, met een clustering in de zuidwesthoek. Herstructurering van het bedrijventerrein is onder het voorgaande planologische regime reeds in belangrijke mate gerealiseerd: verplaatsing en uitbreiding van bedrijven, hergebruik van vrijgekomen locaties en aanleg van nieuwe hoofdinfrastructuur. Dit laat onverlet dat in de zuidwesthoek herinrichting van bedrijfspercelen tot de mogelijkheden zal behoren (zie hoofdstuk 3). De uitbreidingsgebieden worden in het bestemmingsplan als zodanig bestemd. Hiermee kan in voldoende mate een kwalitatieve doorgroei, inclusief 'groen en water', van het bedrijventerrein tot stand komen.
- Het bedrijventerrein Smokkelhoek is uitstekend ontsloten via het regionale en nationale wegenstelsel. In de omgeving is de loswal gelegen (Schore).
- Het te actualiseren bestemmingsplan voorziet in behoud van het huidige profiel en continuering van de huidige juridisch planologische mogelijkheden. Aanvullend wordt ingezet op versterking en verruiming van de efficiëntie en gebruikswaarde van de bedrijventerreinen en op duurzaamheid (waar mogelijk). Waar mogelijk wordt gestreefd naar nieuwe ruimte voor economische en maatschappelijke dynamiek.
Conclusie
Het Omgevingsplan biedt voldoende ruimte voor actualisering van de bestemmingsregeling, kwaliteitsverbetering en uitbreiding van het bedrijventerrein Smokkelhoek.
Provinciale beleidsvisie Externe Veiligheid
De provincie heeft als doelstelling het realiseren van een veilige woon-, werk- en recreatieomgeving. Eén van de doelstellingen in deze beleidsvisie betreft het concentreren van risicobronnen door bij de wijziging van bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen - waar risicovolle activiteiten worden toegestaan - vast te leggen welke bedrijfscategorieën worden toegelaten en bedrijfscategorieën niet. Uitgangspunt hierbij is dat bedrijven met een relevante contour voor externe veiligheid geconcentreerd worden op grootschalige bedrijventerreinen. Het bedrijventerrein Smokkelhoek is aangewezen als een grootschalig bedrijventerrein. Smokkelhoek betreft daarmee een concentratielocatie voor risicovolle inrichtingen.
2.3 Regionaal Beleid
De Bevelanden werkt (2004)
De vijf gemeenten in de Bevelanden functioneren als regio en willen verdere invulling geven aan intergemeentelijke samenwerking. In dat kader is de regiovisie 'De Bevelanden' opgesteld (vastgesteld in 2004). De notitie 'De Bevelanden werkt' bevat uitwerkingen voor ondermeer bedrijventerreinen. Volgens deze visie is de belangrijkste doelstelling bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen:
"het scheppen van voorwaarden en het bieden van ruimte voor economische ontwikkelingspotenties in de regio, gericht op versterking van de werkgelegenheid en omzet".
De beleidsuitgangspunten zijn verder uitgewerkt in het provinciaal beleid en in het Regionaal Bedrijventerreinprogramma (zie hierna).
Regionaal Bedrijventerreinprogramma (2010)
Analyse en toetsing
Het Regionale bedrijventerreinprogramma De Bevelanden is een programmering voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio De Bevelanden tot en met 2013 met een doorkijk naar 2020.
Doelstelling
De doelstellingen uit het provinciaal en regionaal beleid zijn doorvertaald in het Regionaal bedrijventerreinprogramma. De gemeenten voeren daarbij een actief grondbeleid, waarin kwaliteit en zuinig ruimtegebruik centraal staan. Bedrijven die zich willen vestigen op een bedrijventerrein in één van de Bevelandse gemeenten moeten passen binnen de signatuur van dat betreffende bedrijventerrein.
Aanleiding
In het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 is het regionaal Bedrijventerreinprogramma geïntroduceerd als instrument om het beleid op het gebied van bedrijventerreinen vorm te geven. Aangegeven is dat deze aanpak gezien wordt als een groeimodel, waarbij de mate van afstemming zal groeien met de jaren.
Op basis van provinciaal beleid wordt geen medewerking verleend aan plannen voor nieuwe en te herstructureren bedrijventerreinen die niet verankerd zijn in een regionaal bedrijventerreinprogramma. Uitgangspunt is dat binnen de planperiode de voorraad uitgeefbaar bedrijventerrein niet meer bedraagt dan vijfmaal de jaarlijkse behoefte.
Provinciale Staten hebben een aantal aspecten uit het bedrijventerreinbeleid vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). Het aspect van de locatieafweging bij nieuwe bedrijventerreinontwikkelingen is expliciet toegevoegd. De uitwerkingen zoals die in de PRV zijn opgenomen zijn destijds in de partiële herziening van het Omgevingsplan integraal opgenomen.
Het bedrijventerreinprogramma dient als beleidsbasis voor de planologische procedures rond herstructurering en ontwikkeling. Hiermee wordt proceduretijd verkort. Voorwaarde is dat daarin een goede ruimtelijke onderbouwing voor ontwikkelingen is opgenomen. Hieronder wordt verstaan dat ten minste aandacht wordt besteed aan:
- de SER-ladder;
- nut en noodzaak;
- alternatieve locaties (regionaal bezien);
- milieuhinder;
- bereikbaarheid/ontsluiting;
- stedenbouwkundige opzet;
- goede landschappelijke inpassing.
Bedrijventerreinprofielen
Er wordt in het beleid een onderscheid gemaakt in de volgende bedrijventerreinprofielen:
- kleinschalige bedrijventerreinen;
- grootschalige bedrijventerreinen;
- thematische terreinen;
- zeehaventerreinen.
In Kapelle is één grootschalig bedrijventerrein aanwezig: Smokkelhoek. Dit terrein is gekarakteriseerd als een gemengd regionaal terrein in aanvulling op het bedrijventerreinaanbod in de stedelijke ontwikkelingszone Goes.
Thematische en zeehaventerreinen komen niet voor. De kleinschalige terreinen zijn in het kader van het bestemmingsplan Smokkelhoek niet relevant.
Grootschalige bedrijventerreinen
Op grootschalige bedrijventerreinen kunnen grootschalige bedrijfsactiviteiten plaatsvinden tot en met milieuhindercategorie 4. In Midden-Zeeland is gedurende de planperiode geen behoefte aan uitbreidingen van grootschalige bedrijventerreinen. De bedrijventerreinstrategie is voor De Bevelanden gericht op het verder ontwikkelen van een beperkt aantal grootschalige bedrijventerreinen.
Strategie
De bedrijventerreinstrategie van de regiovisie 'De Bevelanden' is opgenomen in het Omgevingsplan Zeeland en wordt in het Regionaal Bedrijventerreinprogramma uitgewerkt. Uitgangspunt van de samenwerking van De Bevelanden is het realiseren van een gesegmenteerd aanbod van bedrijventerreinen.
Concentratie van bedrijven met dezelfde signatuur is gewenst. Vertrekpunt voor de economische ontwikkeling is het voortbouwen op de gedifferentieerde economische structuur van de regio en het benutten van de kansen die deze structuur biedt.
Uitgangspunt is dat de bestaande, veelal kleinschalige terreinen waarop van oorsprong lokaal georiënteerde bedrijven zijn gevestigd, worden gehandhaafd. De toekomstige ruimtevraag wordt vooral opgevangen op een beperkt aantal grootschalige terreinen in de regio, waaronder Smokkelhoek voor Kapelle. Voorts wordt algemeen ingezet op:
- het verder ontwikkelen;
- het (afrondend) uitbreiden;
- het herstructureren en revitaliseren van (delen van) verouderde terreinen.
Duurzaamheid en herstructurering
Duurzaam ruimtegebruik
De Bevelandse gemeenten streven naar een zorgvuldig gebruik van de ruimte. Instrumenten die gemeenten op kavelniveau actief zullen gebruiken zijn:
- het bevorderen van het stapelen van de kantoorruimte bovenop de bedrijfsruimte;
- het op terreinniveau nastreven van een zo zorgvuldig mogelijke invulling van het terrein qua bedrijfsactiviteiten;
- gebruik maken van het instrument duurzaam bouwen.
Duurzaam Bouwen
Vanaf 1 januari 2011 wordt binnen de Bevelanden gebruik gemaakt van de stimuleringsmaatregel "Duurzaam Bouwen". Deze maatregel houdt in dat vanuit de grondprijs, gelden worden gegenereerd die weer worden ingezet voor een duurzaamheidsubsidie. De Bevelanden hebben per bedrijventerrein een beheerstrategie geformuleerd. Hierdoor wordt inzichtelijk gemaakt hoe in de regio omgegaan wordt met behoud van de kwaliteit op de bestaande terreinen.
Herstructurering
Herstructurering is in de Bevelanden een belangrijk thema. Voor Smokkelhoek geldt echter dat als één van de weinige bedrijventerreinen in Zeeland, herstructurering de voorbije planperiode is uitgevoerd. Nieuwe (grootschalige) herstructurering is niet aan de orde. Via beheer en onderhoud en afstemmen van de regeling op actuele vragen uit de markt en beleid wordt behoud van de huidige basiskwaliteit nagestreefd.
Daarnaast wordt uitgaan van het SER-ladder principe. Dit houdt in dat voordat een gemeente een nieuw bedrijventerrein in de Bevelanden realiseert, eerst wordt gekeken of er op de bestaande bedrijventerreinen door herstructurering of duurzaamheidsmaatregelen nog ruimtewinst te behalen valt om uitbreiding of nieuwvestiging van bedrijven mogelijk te maken. Verder worden in contacten met bestaande bedrijven die interesse hebben in nieuwvestiging, alternatieven op de huidige locatie besproken worden aan de hand van de volgende punten:
- uitbreiding op de huidige locatie (verruiming bebouwingpercentage);
- uitbreiding in de hoogte;
- eventuele contacten organiseren met naburige bedrijven die ruimte over hebben.
Conclusie
Op basis van het regionale beleid in de bedrijventerreinenprogrammering wordt ten aanzien van het bedrijventerrein de Smokkelhoek het volgende geconcludeerd.
- De Smokkelhoek is een grootschalig bedrijventerrein.
- De voorbije planperiode heeft effectieve herstructurering plaatsgevonden.
- De komende planperiode wordt ingezet op afstemmen van de regeling op de vraag uit de markt en wensen vanuit het beleidskader (toepassen SER-principe).
- Ingezet wordt op de continuering van de juridisch-planologische mogelijkheden.
2.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie 2012 - 2030
Voor het bedrijventerrein Smokkelhoek is in de structuurvisie opgenomen dat Smokkelhoek een regionale functie heeft en een grootschalig terrein is. Dit terrein biedt ruime vestigingsmogelijkheden voor bedrijven, ongeacht de herkomst, mits passend binnen de milieu- en geluidzonering. Waar mogelijk wordt ingezet op het versterken van het aandeel hoogwaardige, arbeidsintensieve bedrijvigheid.
Beleidsuitgangspunten zijn geformuleerd inzake detailhandel, perifere detailhandel en grootschalige detailhandel. Daarnaast is ingegaan op de toelaatbaarheid van kantoren. Uitbreiding van Smokkelhoek is aan de oostzijde voorzien.
Beleid arbeidsmigranten
Uit oogpunt van een goede volkshuisvesting is het gewenst om huisvestingsvoorzieningen voor arbeidsmigranten mogelijk te maken. In het vastgestelde beleid heeft de gemeenteraad aangegeven welke voorzieningen in welke gebieden mogelijk zijn, voor een deel nadat hiervoor een planologische procedure is doorlopen. Het gaat hierbij om beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
Bestaande gebouwen
- In de in bijlage II aangegeven gebieden aan de randen van de kernen in principe één grootschalige voorziening van minimaal 100 en maximaal 150 personen toestaan bij de kern Wemeldinge en één voorziening bij de kern Kapelle/Biezelinge.
- In de in bijlage II aangegeven gebieden aan de randen van de kernen in principe n voorziening van maximaal 50 personen toestaan.
- Gelet op het dorpse karakter van de kernen, in bestaande gebouwen in de kernen in principe een logiesgebouw toestaan voor maximaal 20 personen. De afstand tussen twee voorzieningen bedraagt minimaal 200 m.
Nieuwe gebouwen
- In de in bijlage II aangegeven gebieden van de kern Kapelle/ Biezelinge in principe een voorziening van maximaal 50 personen toestaan.
- Medewerking aan de bestemmingsplanprocedure kan worden verleend wanneer onder andere de voorziening aan kwaliteitscriteria voldoet, er voldoende parkeergelegenheden aanwezig zijn en nadere afspraken over het beheer worden vastgelegd in een overeenkomst.
Voorwaarden
Medewerking aan de bestemmingsplanprocedure wordt verleend wanneer onder andere de voorziening aan kwaliteitscriteria voldoet, er voldoende parkeergelegenheden aanwezig zijn en nadere afspraken over het beheer worden vastgelegd in een overeenkomst.
Bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek
Voor de percelen op de hoek Smokkelhoekweg/Middenweg, die in bijlage II zijn aangewezen, wordt de mogelijkheid geboden voor huisvesting van arbeidsmigranten in bestaande gebouwen tot 20 personen. In het beleid is immers aangegeven dat de gemeenteraad bevoegd is voor situering van grotere groepen arbeidsmigranten.
2.5 Eindconclusie
Op basis van het voorgaande worden de volgende eindconclusies getrokken
- De diverse beleidskaders (rijk, provincie, regionaal en gemeente) zien erop toe dat er voldoende bedrijventerreinareaal beschikbaar is van voldoende kwaliteit.
- Actuele wet- en regelgeving en beleidskaders zijn opgenomen in het bestemmingsplan en de regeling.
- Met de actualisering van het bestemmingsplan voor Smokkelhoek wordt ingestoken op behoud van de kwaliteit van de met de voorbije planperiode gerealiseerde herstructurering.
- De geboden ontwikkelingsmogelijkheden worden gecontinueerd. Er is aandacht voor zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik.
- Ingevolge het provinciaal beleid en het bedrijventerreinprogramma is het terrein opgewaardeerd van lokaal naar een grootschalig bedrijventerrein.
Het voorliggende bestemmingsplan Smokkelhoek voorziet in de actualisering van de juridische regeling.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie En Ontwikkelingen
3.1 Plangebied En Deelgebieden
Plangebied
Het bedrijventerrein Smokkelhoek ligt aan de zuidoostzijde van de kern Kapelle-Biezelinge. De Abdijstraat/Smokkelhoekweg, de spoorlijn Vlissingen-Bergen op Zoom en de Rijksweg vormen de begrenzing. Binnen dit deelgebied zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden.
- Noordwesthoek: tussen spoorlijn en Middenweg/Fleerbosseweg.
- Zuidwesthoek: tussen Middenweg en Rijksweg.
- Noordoosthoek: oostelijk van Fleerbossewegje.
- Zuidrand: langs Kloosterpoort.
- Uitbreidingsgebied oostzijde.
Voor deze deelgebieden wordt de bestaande situatie gekarakteriseerd en worden de relevante ontwikkelingen geanalyseerd. Aanvullend zijn nog enkele aspecten voor het gehele bedrijventerrein van belang.
Figuur 3.1. Bedrijventerrein Smokkelhoek
Noordwesthoek
Bestaande situatie
- Coroos neemt het overgrote deel van de Noordwesthoek van het bedrijventerrein in beslag.
- De afgelopen jaren is het bedrijf uitgebreid aan de zuidzijde van de Middenweg en aan de oostzijde van het Fleerbossewegje. De nieuwe grootschalige bedrijfsgebouwen van Coroos zorgen voor een samenhangend beeld met eigentijdse uitstraling.
- Ingrijpende herstructurering van de wegen heeft ervoor gezorgd dat de wegen als volwaardige ontsluitingswegen konden worden gebruikt, en de Middenweg is aangesloten op het zuidelijk deel van Smokkelhoek.
- Aan de noordzijde zijn aan de Abdijstraat nog enkele bedrijven gevestigd. Een deel van de bedrijfsgebouwen behoort tot Hapro met een grotere vestiging aan het Fleerbossewegje en Kloosterweg.
Ontwikkelingen
- In de noordelijke punt aan de Abdijstraat kunnen de bedrijven worden gecontinueerd en zo nodig worden vervangen door andere bedrijvigheid.
- Coroos heeft aanzienlijke uitbreiding gerealiseerd. Als vervolg hierop is te verwachten dat de komende jaren de oorspronkelijke Sligro-gebouwen worden vervangen. Het bedrijf is bezig met planvorming voor dit perceel.
- Op de locatie van het naastgelegen bedrijf dat in de verkoop is, kunnen zich lokale of regionale bedrijven vestigen. Voor zover wordt voldaan aan de milieuregelgeving is ook toevoeging aan het complex van Coroos denkbaar. In ieder geval zullen ter plaatse bedrijfsactiviteiten moeten voldoen aan de milieuzonering, die is afgestemd op de aanwezigheid van enkele woningen aan de westzijde (Smokkelhoekweg).
Zuidwesthoek: tussen Middenweg en Rijksweg
Bestaande situatie
- In de zuidwesthoek waren voorheen enkele lokale bedrijven gesitueerd aan de Fleerbosseweg. Kenmerkend zijn de aanwezige bedrijfswoningen. Het gaat om een volgebouwd gebied, zodanig dat de bermen geheel zijn verhard en intensief voor stalling en opslag worden gebruikt.
- Tussen de Fleerbosseweg en Smokkelhoekweg is een verbinding aangelegd, zodat het bedrijventerrein aan de westzijde een extra ontsluiting heeft gekregen.
- In het noordelijk deel van dit gebied is een nieuw bedrijfsterrein ontwikkeld voor lokale en regionale bedrijvigheid. Het betreft hier bedrijven die zijn verplaatst vanuit de kernen Kapelle en Biezelinge. Hiermee is destijds een belangrijke doelstelling van het vigerende bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek gerealiseerd.
- Aan de Smokkelhoekweg zijn enkele bedrijfsvilla's gebouwd met daarachter kleinschaliger bedrijvigheid. Dit heeft geresulteerd in een entree van de kern met de beoogde allure. Aan de noordzijde zijn woonpercelen aanwezig, evenals in de zuidwesthoek.
- De situatie op de percelen tussen de Handelsweg en Rijksweg is de afgelopen jaren niet ingrijpend veranderd (zuidrand). De aard van de bedrijven (onder andere autohandel) heeft ook tot gevolg dat de uitstraling afwijkt van andere, aangrenzende delen van het bedrijventerrein.
Ontwikkelingen
- Op zich is het aanvaardbaar wanneer de woonpercelen aan de Smokkelhoekweg, ten zuiden van de Middenweg, worden omgezet naar percelen met bedrijfsvilla's en erachter gesitueerde bedrijvigheid. In de zone daarachter kunnen zich lokale en regionale bedrijven vestigen in de te verlengen Ambachtsweg. Voorwaarde hiervoor is dat hierbij alle woonpercelen worden betrokken. Door ligging van die woonpercelen is het niet gewenst dat het bedrijventerrein wordt uitgebreid tot aan de rand van die woonpercelen. De bedrijven komen dan te dicht op de woonpercelen te staan, waardoor er geen sprake is van een voldoende woon- en leefklimaat. Dit neemt niet weg dat bij een integrale planvorming, omzetting naar bedrijventerrein passend is. Hiervan kan als gevolg van het ontbreken van concrete initiatieven en plannen niet worden uitgegaan. De gemeente legt het accent op uitbreiding van het bedrijventerrein aan de oostzijde en ziet daardoor voor zichzelf geen taak weggelegd om in dit deel van Smokkelhoek planontwikkeling te initiëren.
- Inmiddels is op het perceel Smokkelhoekweg 7 een installatiebedrijf gevestigd. Het betreft in feite het oorspronkelijke woonperceel. De gronden daarachter zijn niet als zodanig in gebruik genomen. Het bedrijf past in een lichte milieucategorie, daarnaast is een woonfunctie aanvaardbaar. Aangezien het om een gevestigd, kleinschalig bedrijf gaat, geen voornemens bestaan tot sanering van de situatie, is het nodig de bestaande situatie als zodanig te bestemmen. In ruimtelijk opzicht ligt het perceel in de strook waar bedrijfsvilla's passend zijn. Het is ongewenst dat de gronden buiten de strook voor de bedrijfsvilla's (met bedrijfsgebouw), gelegen achter het oorspronkelijke woonperceel, als bedrijfslocatie in wordt ontwikkeld, zolang op het perceel aan de noordzijde een woonfunctie aanwezig is. Om die reden wordt voor het achterste perceelsgedeelte de woonbestemming gehandhaafd.
- De ruimtelijke kwaliteit van de bedrijfspercelen aan de Fleerbosseweg dient te worden verbeterd. Hiertoe zullen met de bedrijven afspraken worden gemaakt. De situatie is immers in de afgelopen planperiode achteruit gegaan als gevolg van intensivering van de openbare ruimte voor opslag en stalling.
- Het is zeer gewenst wanneer op de percelen langs de zuidelijke rand van het bedrijventerrein, de Rijksweg, meer aandacht wordt besteed aan de ruimtelijke uitstraling. Hier is het gewenst verandering aan te brengen in het verhard oppervlak zonder noemenswaardige groene aankleding, de stalling van voertuigen en verouderde gebouwen.
- Het is denkbaar dat het hoekperceel Smokkelhoekweg/Rijksweg, met hierop een woning, wordt toegevoegd aan het bedrijventerrein. De woonfunctie kan worden vervangen door bedrijvigheid. Een andere optie is om de specifieke ligging van het perceel te benutten voor andere functies. Immers, het gaat om de entree van het stedelijk gebied van Kapelle. Een fraai vormgegeven gebouw met daarin enkele functies die ook betekenis kunnen hebben voor het bedrijventerrein is wenselijk en passend. Hierbij kan worden gedacht aan een sportschool, ontmoetingscentrum voor bedrijven of enkele kantoorvoorzieningen.
Noordoosthoek: oostelijk van Fleerbossewegje
Bestaande situatie
- De oorspronkelijke veilinggebouwen van The Greenery zijn in gebruik genomen door Sligro, die verplaatste vanaf de Middenweg (overgegaan naar Coroos). Hiermee is bereikt dat vrijkomende bedrijfsgebouwen een nieuwe functie hebben gekregen. Dit is één van de belangrijke resultaten geweest van de revitalisering van destijds.
- Aan de westzijde staan enkele bedrijfsgebouwen van Hapro. Dit bedrijf beschikt nog over uitbreidingsruimte, naast Farm Pack. Het onbebouwde perceel wordt periodiek onderhouden.
- Aan de noordkant van de Handelsweg zijn enkele grote bedrijven gevestigd, zoals Fruit Packing Zeeland en Hoondert. Aan de oostzijde hiervan zijn diverse bedrijfsverzamelgebouwen neergezet. Het gaat om kleinschalige bedrijvigheid. Voor uiteenlopende bedrijven voorzien deze gebouwen in een duidelijke behoefte. In de praktijk is het niet altijd duidelijk welk soort ondernemingen zich vestigen, evenmin is er altijd zicht op de aard van bedrijvigheid. Een enkele keer is handhavend optreden noodzakelijk gebleken.
- Tegenover het parkeerterrein van de Sligro zijn aan de zuidzijde enkele vrijstaande bedrijfsgebouwen voor lokale en regionale bedrijven gesitueerd.
Ontwikkelingen
- De verwachting is dat Sligro zal blijven investeren in de huidige bedrijfslocatie. Binnen het bedrijfscomplex is er ruimte voor nieuwbouw, zo nodig ook in de omgeving. Mogelijk dat de capaciteit van de vriesgebouwen aan de Handelsweg wordt uitgebreid met een nieuw gebouw in dezelfde afmetingen en situering ten opzichte van de weg.
- De noodzaak tot uitbreiding bij Hapro hangt, zoals bij alle bedrijven, af van de marktontwikkelingen. Het is op zich denkbaar dat het 'reserveperceel' nog enkele jaren als zodanig wordt behouden. Het is gewenst dat eventueel tijdelijk gebruik van dit perceel voor andere activiteiten, zoals waterberging, parkeerruimte of als 'parkje', binnen het bestemmingsplan mogelijk moet zijn.
- De praktijk leert dat met het huidige aanbod van bedrijfsverzamelgebouwen moet worden volstaan. Vergroting hiervan is ongewenst, omdat de identiteit van het bedrijventerrein op enkele momenten ongunstig in het nieuws kwam. Als gevolg hiervan zal een minimale maat voor bedrijfspercelen worden opgenomen (groter dan 500 m2). Dit neemt niet weg dat er voornamelijk bedrijven zijn gevestigd die zich uitstekend aan de regelgeving houden en een gezonde bedrijfsvoering kennen.
Zuidrand: langs Kloosterpoort
Bestaande situatie
- Langs de zuidrand van het bedrijventerrein, de Rijksweg, is een kralensnoer ontstaan van perifere detailhandelsvestigingen en groothandels, deels al langer bestaand, deels geheel nieuw. Ook hier hebben zich enkele bedrijven gevestigd die vanuit de kernen zijn verplaatst.
- Deze zone leent zich goed voor dit type bedrijvigheid.
- De leidingstrook is door enkele bedrijven als parkeerruimte in gebruik genomen. Daar waar de parkeerruimte groen is 'aangekleed' is invulling gegeven aan de destijds beoogde doelstelling. Deze doelstelling was gericht op een zorgvuldig ingepast parkeerterrein.
Ontwikkelingen
- Verwacht mag worden dat zich de komende jaren opnieuw enkele perifere detailhandelszaken melden voor vestiging. Dit kan in deze strook worden ingepast.
- De leidingstrook kan worden benut voor een meer planmatige groene aankleding in de vorm van (beperkt) hoogopgaande beplanting. De uitstraling van het bedrijventerrein wordt hiermee sterk verbeterd. Tevens ontstaat de mogelijkheid voor een parkachtige inrichting en bijpassend gebruik. Op enkele plaatsen situeren van waterpartijen kan ook interessant voor natuurwaarden zijn. Het nodigt in ieder geval de 'bewoners van het bedrijventerrein' uit tot een wandeling of kort verblijf tijdens pauzes (beweging). Dergelijke voorzieningen ontbreken nu op het bedrijventerrein, terwijl velen gedurende een groot gedeelte van de dag hier aanwezig zijn.
- Daarnaast kan worden gedacht aan tijdelijke waterberging totdat gronden nodig zijn voor andere leidingen.
Uitbreidingsgebied oostzijde
Bestaande situatie
- Recent is in het oostelijk uitbreidingsgebied nieuwe infrastructuur aangelegd. Tevens is uitgifte van enkele kavels op korte termijn voorzien.
- Aan de oostzijde kunnen nog meer bedrijven worden gevestigd.
- Diverse percelen zijn nog agrarisch in gebruik.
- In het gebied ligt een waterleiding en een leidingstrook.
Ontwikkelingen
- Het driehoekige perceel tussen de spoorlijn en de aanwezige waterleiding (langs het oorspronkelijke spoortracé) is ongunstig van vorm. Door de ligging van de waterleiding is het niet mogelijk om die driehoek ruimtelijk-functioneel bij het bedrijventerrein te betrekken. In ieder geval heeft de leiding tot gevolg dat aan de noordzijde ervan, geen waterberging voor het bedrijventerrein kan worden gerealiseerd. Dit is te kostbaar. Er ontbreken ook concrete voornemens voor het ontwikkelen van dit perceel tot bedrijventerrein. Dit is ook niet direct te verwachten, omdat de gronden tot een agrarisch bedrijf behoren dat naar verwachting wordt gecontinueerd. Tevens is de vorm van het perceel nadelig voor bedrijfsontwikkeling, zoals aangegeven. Gebleken is voorts dat op het zuidelijk aangrenzend perceel, tussen de nieuw aan te leggen weg en de perceelsgrens/waterleiding, wel op doelmatige wijze kavels kunnen worden uitgegeven.
- Het agrarisch perceel tussen de Veldzichtweg en de Kelhoekseweg wordt doorsneden door de leidingstrook. Dit heeft tot gevolg dat ook hier geen waterbergingscapaciteit kan worden aangelegd. Bedrijfsontwikkeling is ook niet mogelijk. Het perceel zou alleen dienst kunnen doen als landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein. Hiervoor is de omvang echter te groot in relatie tot de benodigde omvang van zo'n strook. Het perceel is niet rendabel aan het bedrijventerrein toe te voegen.
- De strook tussen Veldzichtweg en de waterleiding kan dienst doen als waterberging gecombineerd met uitgifte als bedrijventerrein en landschappelijke inpassing. Die inpassing hoeft niet te bestaan uit hoogopgaande beplanting, waardoor het bedrijventerrein geheel aan het zicht wordt onttrokken. De noodzaak hiertoe ontbreekt, omdat het bedrijventerrein vanaf de oostzijde goed zichtbaar is vanaf de hogere gelegen Vlakebrug. Veel meer is het gewenst dat een interessante, hoogwaardige inrichting met variatie in waterpartijen en beplanting ontstaat. Deze markante locatie leent zich daarnaast goed voor situering van een bijzonder bedrijfsgebouw dat binnen dit kader van groen en water een bijzondere uitstraling moet krijgen.
- Ten westen van de waterleiding tot de 'laatste strook' van het bestaande bedrijventerrein ligt een strook dat kan worden ontwikkeld tot bedrijventerrein. Dat is ook altijd de bedoeling geweest. Het vigerende bestemmingsplan geeft duidelijk aan dat uitgifte van alle percelen gewenst en noodzakelijk is geacht. Dit volgde uit de verkenning van de uitbreidingsbehoefte, segmentering en indeling van het gebied. Daarbij is ook van belang geweest dat in de directe omgeving gronden benodigd zijn voor behoud van een archeologisch waardevol gebied en voldoende waterberging en landschappelijke inpassing.
- De spoorlijn is hoger gelegen en zorgt voor voldoende afscherming aan de noordzijde.
- Een extra ontsluiting op de Rijksweg wordt vooralsnog niet noodzakelijk geacht. Ongeacht of dit verkeerskundig inpasbaar is op de Rijksweg, is vooral van belang dat het bedrijventerrein twee extra aansluitingen heeft gekregen op de Smokkelhoekweg. Die zouden dan als calamiteitenroute kunnen dienen indien de bestaande aansluiting op de Rijksweg (tijdelijk) niet is te gebruiken. Een verder doorgetrokken ontsluiting naar de oostzijde is alleen te realiseren indien daar een rotonde wordt aangelegd (ter hoogte van de aansluiting richting Schore en Hansweert). Echter, het hoogteverschil ter plaatse (taluds) is zodanig dat zo'n rotonde niet vanuit de exploitatie van het bedrijventerrein is te bekostigen.
- Door Zuid-Beveland wordt een nieuwe 380 kV-leiding aangelegd. Zoals de plannen van Tennet er nu uitzien, wordt het oorspronkelijke uitbreidingsgebied geheel doorsneden. Dit is zeer nadelig voor de beoogde uitgifte van kavels. Ook brengt dit beperkingen met zich mee voor de bedrijfsgebouwen (lager, zwaardere constructies). De in het vigerende bestemmingsplan opgenomen uitgiftecapaciteit komt daardoor sterk onder druk te staan. Op dit moment bestaat er geen overeenstemming over het exacte tracé, te meer omdat vanuit Tennet nog onvoldoende is gemotiveerd dat een aangepast tracé in verhouding nadeliger is.
Algemeen
Hoogte
- Oorspronkelijk is uitgegaan van een goothoogte van gebouwen van 6 meter. Met de 1e herziening is dit opgehoogd naar 8 meter.
- Om intensivering van ruimtegebruik mogelijk te maken, wordt in het nieuwe bestemmingsplan gekozen voor een bouwhoogte van 12 meter.
- Voor de gebouwen nabij woonbebouwing (westrand) wordt de huidige hoogtemaat gehandhaafd. Ditzelfde geldt ook voor het gebied rondom de Fleerbosseweg in verband met de aanwezige bedrijfswoningen.
Bebouwingspercentage
- Het bebouwingspercentage wordt op 80% gesteld. Daarbij moet worden bedacht dat op basis van de bouwverordening voldoende parkeergelegenheid op het eigen bedrijfsperceel kan worden verlangd.
3.2 Functies Op Het Bedrijventerrein
3.2.1 Perifere en grootschalige detailhandel
Definities
Vooraf is van belang de definities voor detailhandel, perifere detailhandelsvestigingen (PDV) en grootschalige detailhandelsvestigingen (GDV) vast te leggen.
Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
PDV
Perifere DetailhandelsVestigingen (PDV) zijn winkels die volumineuze goederen verkopen. Door de aard en omvang van de goederen zijn deze winkels moeilijk inpasbaar in bestaande winkelcentra. Perifere detailhandelsvestigingen zijn gelegen buiten de bestaande winkelgebieden, aan de rand van de bebouwde kom. Sinds de Nota Ruimte hebben gemeenten de mogelijkheid om in bestemmingsplannen een aparte bestemming voor perifere detailhandel op te nemen. Ook met de inwerkingtreding van de nieuwe Wro is het mogelijk te sturen op branches, mits goed onderbouwd. Onder volumineuze goederen worden algemeen verstaan de branches:
- auto’s;
- boten;
- bouwmarkten;
- brand- en explosie gevaarlijke goederen en bestrijdingsmiddelen;
- caravans;
- grove bouwmaterialen;
- keukens;
- sanitair;
- tuincentra / tuinbenodigdheden;
- woninginrichting.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt naar PDV gerefereerd als volumineuze detailhandel.
GDV
Bij Grootschalige DetailhandelsVestigingen (GDV) gaat het niet om de omvang van de goederen, maar om de omvang van de winkel zelf. Grootschalige detailhandelsvestigingen zijn minimaal 1.500 m2 bruto vloeroppervlak. Voor grootschalige detailhandelsvestigingen geldt geen branchebeperking.
Ontwikkelingen in de markt
De detailhandelssector is een dynamische sector. Ontwikkelingen in de vraag- en aanbodzijde hebben ertoe geleid dat consumenten en winkels tegenwoordig andere eisen stellen aan de vestigingslocatie. Trends, zoals schaalvergroting, branchevervaging, dalende bestedingen en mobiliteit dragen er toe bij dat het voor winkeliers in volumineuze goederen onhaalbaar is om in de kernen gevestigd te blijven. Verschuiving van doelgericht winkelaanbod van de winkelcentra naar perifere locaties zet zich daarmee versterkt door. Ook in Kapelle worden aanvragen ingediend en zijn er initiatiefnemers die dit soort ontwikkelingen mogelijk willen maken. Daarnaast doet zich de trend voor dat detailhandelsvestigingen zich wat betreft oppervlak niet (meer) ruimtelijk laten inpassen in de kernen (zoals bijvoorbeeld bouwmarkten en grootschalige tuincentra).
Ruimte geven aan volumineuze detailhandel op perifere locaties kan voor alle partijen kansen bieden, mits de bestaande voorzieningenstructuur niet duurzaam wordt aangetast. De gemeente wenst daarom meer sturing te kunnen geven aan deze nieuwe ontwikkelingen. De voorliggende actualisering van het bestemmingsplan voor de Smokkelhoek biedt de mogelijkheid een actuele visie te vertalen in een daarbij passende juridische regeling. Nieuwe aanvragen worden op basis hiervan beoordeeld en kunnen dan mogelijk resulteren tot nieuwvestiging.
Gemeentelijke visie
De visie van de gemeente op het detailhandelsbeleid is de volgende.
- Ruimte bieden aan de dynamiek van de detailhandel met behoud van de bestaande detailhandelstructuur in de kernen en de kwaliteit van het bedrijventerrein als primaire vestigingslocatie voor bedrijvigheid.
- Waarborgen van de afstemming op het provinciaal en regionaal (detailhandels)beleid (concentratie PDV en GDV in Goes, incidentele vestiging in Kapelle).
Perifere detailhandel
De gemeente acht nieuwe vestigingen van detailhandel in volumineuze goederen (PDV) - na afweging - toelaatbaar. Ten behoeve van de afweging geldt het volgende.
- Een detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen is uitsluitend toegestaan indien uit een distributie-planologisch onderzoek blijkt dat de vestiging van een detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen geen nadelige invloed heeft op de aanwezige distributieve structuur van de gemeente.
- De vestiging van een detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
- Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Grootschalige detailhandel
Nieuwvestigingen van grootschalige detailhandel (GDV) zijn op basis van provinciaal en regionaal beleid uitsluitend op bedrijventerrein De Poel toegelaten. Dergelijke vestigingen worden namelijk veelal gecombineerd gesitueerd, nabij of als onderdeel van bijvoorbeeld een meubelboulevard. In Kapelle zijn dergelijke locaties niet aanwezig.
In verband met het beschermen van het kernwinkelapparaat is directe vestiging van GDV niet voorgestaan.
De trend doet zich voor dat lokale ondernemers 'uit hun jasje' groeien, waardoor vestiging in kernwinkelgebieden niet langer vanuit ruimtelijk oogpunt wenselijk is (verkeersaantrekkende werking, oppervlakte winkelpanden ten opzichte van maat en schaal van de reguliere winkels in de kern, opslag, transport en logistiek). De vraag vanuit de markt naar locaties voor zogenoemde GDV neemt hierdoor toe. Afwijkend ten opzichte van PDV is dat voor GDV in principe elke vorm van detailhandel mogelijk is. Het gaat immers niet om de omvang van de goederen, maar om de omvang van de vestiging (minimaal 1.500 m²).
De gemeente wil de lokale ondernemers daarin faciliteren en de werkgelegenheid en andere spin-off behouden. Door een incidentele vestiging van GDV is nog geen sprake van een concentratie van grootschalige detailhandel. Er is in dit bestemmingsplan daarom voorzien in een wijzigingsbevoegdheid, waarmee na zorgvuldige afweging de realisering van een GDV-vestiging mogelijk is. Hiervoor zijn soortgelijke criteria geformuleerd als voor de PDV-vestigingen (distributieplanologisch onderzoek.
Kleine op de lokale markt gerichte vestigingen van detailhandel in doelgerichte, laagfrequente aankopen
In de bestemmingsregeling is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor 'kleine op de lokale markt gerichte vestigingen van detailhandel in doelgerichte, laagfrequente aankopen'. Hiermee worden detailhandelsvestigingen bedoeld die zich voornamelijk oriënteren op de lokale markt. Vestiging op Smokkelhoek moet nodig zijn omdat vestiging in het centrumgebied niet gewenst is in verband met de relatief grotere omvang, verkeersaantrekkende werking en parkeerbehoefte.
De branche zelf en zeker de ontwikkelingen in de branche, zijn relevante aspecten. In branches doet zich veelal schaalvergroting voor. Dit speelt tegenwoordig meer en meer een rol bij speciaalzaken, anders dan de reguliere PDV-zaken. In de regeling wordt een mogelijkheid ingebouwd om het lokale aspect te waarborgen.
Tevens is nadrukkelijk een beoordeling nodig voor de effecten die de vestiging zal hebben voor andere locaties in de kern. Het veroorzaken van leegstand vormt in dat opzicht een belangrijk aandachtspunt.
De vestigingen passen zich in ieder geval in het detailhandel in doelgerichte, laagfrequente aankopen). Hiermee is uitgesloten dat zich reguliere winkels vestigen en zeker niet in de foodbranche.
Bij een aanvraag voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is een zorgvuldige onderbouwing nodig. De aanvrager/initiatiefnemer dient in feite het gemeentebestuur te overtuigen. De hiervoor opgenomen aspecten en voorbeeldsituaties kunnen daarbij van betekenis zijn, zonder dat die als harde criteria zijn bedoeld. Daarbij dient ook specifiek aandacht uit te gaan naar de bedoelingen van het gemeentelijk en het provinciaal beleid (Omgevingsplan, Verordening Ruimte en de toelichting hierop). Ook kan in voorkomend geval een vergelijking worden gemaakt met de bestaande vestiging als er sprake is van verplaatsing of met vestigingen elders indien nieuwvestiging aan de orde is.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten.
- Bedrijventerreinen worden primair voor bedrijven bestemd, overeenkomstig de regionale bedrijventerreinprogrammering.
- De aanwezige perifere detailhandelsbedrijven worden voorzien van een functieaanduiding 'detailhandel volumineus'. Dit is bij de 1e herziening van het geldende bestemmingsplan voor enkele bedrijven al geïntroduceerd (artikel 3, lid 1 onder f1).
- De gemeente wenst de mogelijkheden voor PDV te continueren in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid. In de wijzigingsbevoegdheid kunnen specifieke eisen worden gesteld.
- Naar analogie van de wijzigingsbevoegdheid voor PDV wordt een wijzigingsbevoegdheid geïntroduceerd voor GDV en voor 'kleine op de lokale markt gerichte vestigingen van detailhandel in doelgerichte, laagfrequente aankopen'.
- Grootschalige vestiging van PDV en GDV is door het opgenomen toetsingskader uitgesloten. Toegevoegd wordt dat voor GDV-vestigingen afstemming met de gemeente Goes plaatsvindt.
Onder PDV en GDV wordt geen detailhandel verstaan in de foodsector. Dat betekent dat zich geen supermarkt op het bedrijventerrein Smokkelhoek kan vestigen.
3.2.2 Webshops en internetwinkels
Definities
Vooraf is van belang de definities voor detailhandel, ondergeschikte detailhandel en webshop/internetwinkel vast te leggen.
Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
Ondergeschikte detailhandel
Detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie.
Webshop
Detailhandel op internet. In het Nederlands wordt voor het begrip webshop ook wel internetverkoop of verkoop op internet gebruikt. In dit bestemmingsplan wordt voor detailhandel op internet het begrip webshop gehanteerd.
Kenmerken
Kenmerkend bij verkoop via internet in een webshop is het ontbreken van het fysiek uitstallen van artikelen ten verkoop. Bij verkopen via internet (webshops) worden producten alleen digitaal (virtueel) gepresenteerd. Klantcontacten vinden vrijwel uitsluitend per e-mailbericht of telefonisch plaats. Van belang bij de toelaatbaarheid van webshops is in hoeverre aanvullende functies of combinaties daarvan worden toegevoegd aan de bedrijfsvoering. Te denken valt aan:
- afhaalmogelijkheden van goederen;
- afrekenmogelijkheden door consumenten;
- showrooms en uitstalling van producten.
Door combinatie van afhalen, afrekenen en tonen van producten in een fysieke ruimte op een bedrijventerrein, ontstaat feitelijk een reguliere detailhandelsfunctie (zoals in de volgende tekstpassages is benoemd onder 'Ontwikkelingen in de markt', onder 'internetdetailhandel en postordening'' onder a. Er is in dat geval geen sprake meer van een webshop met bedrijfsmatige verkoop van goederen via het internet. Verkoop van goederen via het internet in een webshop laat zich in deze situaties niet langer verenigen met een bedrijfsfunctie en een bedrijfsbestemming. Afhankelijk van de aard en omvang van goederen en de vloeroppervlakte van de bedrijfsvestiging is in die situaties sprake van:
- een reguliere winkel (detailhandel);
- perifere detailhandelsvestiging (PDV) of;
- grootschalige detailhandelsvestiging (GDV).
Ontwikkelingen in de markt
Een belangrijk aspect bij de bedrijfsmatige internetverkopen vormt opslag en distributie. Opslag en distributie is een vorm van bedrijvigheid die zich zonder meer laat verenigen met de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Het afgelopen decennium heeft de verkoop van goederen via internet een grote vlucht genomen. Online winkelen biedt gemak, producten kunnen worden vergeleken en besteld, zonder de woning te verlaten. Het aanbod is sterk gegroeid evenals de betrouwbaarheid en betalingsmogelijkheden. Naar verwachting zet de groei van het aantal detailhandelsverkopen per internet de komende jaren verder door.
Verkoop via internet kent verschillende vormen:
- a. groothandel en productie (business to business);
- b. verkoop van (gebruikte) artikelen tussen consumenten;
- c. internetdetailhandel en postordering (business to consumer).
Groothandel en productie
Juridisch-planologisch is deze vorm van detailhandel via internet niet relevant. Het betreft geen detailhandel en is daarmee niet gebonden aan de bestemming detailhandel. Aandachtspunt is eventuele verbreding van een groothandelsbedrijf naar de consumentenmarkt. Zolang particuliere verkopen een ondergeschikt karakter blijven houden, is geen sprake van detailhandel.
Onder ondergeschikte detailhandel wordt verstaan detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd (productie, ambachtelijke en/of groothandelactiviteit) qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft. In het algemeen is een grootte van 15% van de totale bedrijfsomvang nog te beschouwen als ondergeschikt.
Verkoop van (gebruikte) artikelen tussen consumenten
In de praktijk vindt de verkoop van artikelen tussen consumenten niet plaats op bedrijventerreinen. Derhalve wordt hieraan verder geen aandacht geschonken.
Internetdetailhandel en postordering
Verkoop via internet in de vorm van internetdetailhandel en postordering kan vanuit het perspectief van de ruimtelijke ordening globaal in de volgende 3 hoofdcategorieën worden onderscheiden.
- a. Bedrijfsmatige internetverkoop aan consumenten vanaf een locatie met detailhandelsbestemming, zoals een winkel die naast reguliere detailhandelsverkoop ook e-commerce activiteiten ontplooit. Dit vindt regelmatig plaats bij ketens maar ook bij individuele ondernemers. In deze vorm kan ook sprake zijn van een PDV of GDV, met webshop.
- b. Bedrijfsmatige internetverkoop aan consumenten vanaf een locatie met de bestemming Wonen. Er zijn inmiddels vele initiatiefnemers die een webshop hebben opgezet en deze parttime, maar inmiddels ook vaak fulltime exploiteren. In dit plan is dit aspect niet relevant.
- c. Bedrijfsmatige internetverkoop vanuit een bedrijfslocatie. Onder deze categorie vallen de professionele e-tailers, die zelf voorraadhoudend zijn en ook over een logistieke functie beschikken, zoals postorderbedrijven, maar ook importeurs van merkproducten. Dit is een webshop in de meest zuivere vorm. Dergelijke vestigingen zijn vergelijkbaar met opslag en distributie en zijn dus zonder meer toelaatbaar op een bedrijventerrein.
Relevant voor dit bestemmingsplan zijn de aspecten a en c.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten.
- Webshops zijn rechtstreeks toegelaten binnen de bestemming bedrijf.
- In de specifieke gebruiksregels worden ruimtelijke criteria opgenomen, waaraan webshops moeten voldoen. Met deze specifieke gebruiksregels zijn de aan webshops gerelateerde aanvullende functies ruimtelijk begrensd.
- Bij webshops is de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het afhalen van goederen, afrekenen van goederen en het fysiek uitstallen van goederen beperkt tot niet meer dan 15% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m² gewenst.
- (Vestiging van) niet-digitale detailhandel is in de gebruiksregels uitgesloten.
3.2.3 Voorzieningen dienstverlening, ontspanning en sport
Ontwikkelingen in de markt
In de praktijk doen zich vragen voor inzake vestigingen van voorzieningen in de sfeer van specifieke vormen van dienstverlening, ontspanning en sport. Het gaat om bijvoorbeeld een autorijschool, fitnesscentrum, indoor kartcentrum, indoor speelhal of sportschool.
Dergelijke functies zouden op zich passen binnen een centrumgebied van de kern. Echter, de omvang van die voorzieningen neemt toe. Hetzelfde geldt voor de parkeerdruk. In centrumgebieden zijn nauwelijks locaties (meer) beschikbaar waar dergelijke voorzieningen zich zonder problemen kunnen vestigen.
De genoemde functies voor specifieke vormen van dienstverlening, ontspanning en sport geven wel een belangrijke invulling aan de maatschappelijke behoefte. De vestiging van fitnesscentra en sportscholen op bedrijventerreinen kan stimulerend werken voor de gebruikers van een bedrijventerrein. Voorts wordt de monofunctionaliteit van een bedrijventerrein daarmee ook genuanceerd. De levendigheid neemt toe.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten.
- Autorijscholen, zonder buitenoefenterrein, zijn niet toegestaan. Indien het louter gaat om een autorijschool zonder oefenterrein is sprake van een kantoor/onderwijsfunctie. Een dergelijke voorziening is meer passend in de (centra) van kern. In geval een buitenoefenterrein aanwezig is, is vestiging op een bedrijventerrein toelaatbaar. Een buitenoefenterrein laat zich vanwege omvang niet inpassen in de kernen.
- Aangetoond wordt dat de nieuwvestiging van een voorziening voor ontspanning en sport een binding heeft met de gemeente Kapelle, zoals blijkt uit de herkomst van het bedrijf, medewerkers en klantenbestand. Dit zijn geen voorwaarden die in de bestemming tot uitdrukking komen, maar als criterium dienen voor toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. Hiermee wordt voorkomen dat zich bijvoorbeeld op Smokkelhoek een landelijke vestiging op een zeer prominente locatie situeert. Dat is uitdrukkelijk voorbehouden aan De Poel in Goes.
- Aangetoond moet worden dat geen geschikte vestigingslocaties in centrumgebieden van het stedelijk gebied beschikbaar zijn.
- De vestiging van de voorziening voor ontspanning en sport heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
- Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.3 Duurzaamheid En Verbetering Uitstraling
Herstructurering en kwaliteitsverbetering
In de voorbije planperiode is een groot deel van het bedrijventerrein geherstructureerd. Dit resulteerde in:
- een nieuwe volwaardige hoofdontsluitingsstructuur;
- uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven;
- inbreidingsmogelijkheden met lokaal gevestigde, verplaatste bedrijven;
- uitbreiding van het bedrijventerrein in oostelijke richting;
- kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte in combinatie met aanleg van voldoende waterberging.
De komende planperiode zijn er goede mogelijkheden voor verdere verbetering van de uitstraling van het bedrijventerrein.
Ambitie en realiteit
Uit de consultatie bij diverse bedrijven, reguliere contacten en de visie van de gemeente blijkt dat er een duidelijke ambitie aanwezig is voor herstructurering van enkele delen, kwaliteitsverbetering en een hoogwaardige uitstraling. Op verschillende terreinen is met eenvoudige maatregelen winst te behalen, zoals het 'opschonen' van bermen. Andere maatregelen vragen verdere uitwerking waar aanzienlijke kosten aan verbonden zijn, zoals energievoorzieningen.
Het is duidelijk dat in de huidige tijdsgeest prioriteitsstelling noodzakelijk is. Dit zorgt ervoor dat het 'pakket aan opties' zoals hierna genoemd, zeer selectief wordt ingezet. Hierbij zijn met name kansen benoemd zonder dat een directe vertaling naar uitvoering kan plaatsvinden. Het huidige tijdsgewricht kan er overigens ook voor zorgen dat ogenschijnlijk kostbare maatregelen door technische innovaties de komende enkele jaren veranderen richting een perspectiefvolle investering.
Opslag goederen
In het geldende bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van opslag van goederen. Die bepalingen zijn in dit bestemmingsplan overgenomen. Dat betekent op hoofdlijnen dat opslag van goederen voor de voorgevel van gebouwen en/of langs interne ontsluitingsstructuur en/of langs randen van het bedrijventerrein niet is toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken indien een groene afscherming wordt gerealiseerd.
Met bedrijven die opslag plegen op gemeentelijke gronden, zullen hierop worden aangeschreven. In bedrijfscontacten wordt bij bedrijven die op het bedrijfsperceel momenteel goederen in het zicht hebben opgeslagen, aandacht gevraagd voor een verbetering van de uitstraling van het eigen bedrijfsperceel.
In alle nieuwe situaties zal de gemeente nog nadrukkelijker dit aspect in besprekingen, contacten en handhavingsacties betrekken.
Een voordeel van het nieuwe bestemmingsplan is dat er wel mogelijkheden voor dergelijke opslag worden geboden; dat ontbrak in het geldende plan. Voorwaarde is het aanbrengen van een groene afscherming.
Duurzaamheid Smokkelhoek
Duurzaamheid is het aspect dat de komende planperiode meer aandacht krijgt. Dit geeft invulling aan het provinciaal en gemeentelijk beleid. Daartoe is onlangs een subsidieregeling in het leven geroepen om bedrijven te stimuleren energiemaatregelen te nemen. Op alle relevante terreinen zullen stappen moeten worden gezet. Voor Smokkelhoek zijn de aandachtsvelden en mogelijkheden verkend.
Aandachtsvelden
In relatie tot ligging en aard van het bedrijventerrein Smokkelhoek vragen de volgende aspecten aandacht.
- Energie: Hoe kan het energiegebruik worden beperkt? Zijn er kansen voor energieopwekking? Kan beschikbare energie efficiënter worden benut?
- Water: Het verhardingsoppervlak neemt toe. Regenbuien worden steviger. Water moet zoveel mogelijk binnen het gebied worden opgevangen en vastgehouden. Kan dit bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit?
- Ecologie: kunnen tijdelijk ingerichte percelen bijdragen aan ecologische waarden?
- Zuinig ruimtegebruik: Compact bouwen. Buitenruimte minimaliseren. Open stukken als reservering voor mogelijke uitbreiding vermijden of anders (tijdelijk?) benutten. Bestaande locaties maximaal benutten voordat tot een nieuwe vestiging wordt overgegaan.
- Ruimtelijke kwaliteit: De uitstraling van het gebied betekent een visitekaartje voor de bedrijven. De inrichting van de openbare ruimte speelt hierbij een belangrijke rol. Bestaand en nieuw terrein vormen een geheel. Door uitbreiding met herstructurering te verbinden kan het gehele gebied opgewaardeerd worden.
- Parkeren: Collectief parkeren draagt bij aan een compacte inrichting van het gebied.
- Afval: Collectief afval verzamelen en afvoeren kan financieel en ruimtelijk aantrekkelijker zijn dan dit per bedrijf te organiseren. Recyclingsmogelijkheden (cradle2cradle) kan omvang en waarde beïnvloeden.
Methodiek
Door voor de aandachtsvelden expliciete maatregelen te benoemen in de vorm van ambitie en normen wordt duurzaamheid concreet en toetsbaar.
aandachtsveld | deelaspect | maatregel | |
Energie | Energieprestatie op locatie (EPL) | EPL>7,2 bij >20.000 m2 bedrijfsgebouwen (18-50% CO2-reductie) | |
Duurzame energieopwekking | >5% duurzaam opwekken | ||
Alternatieve energievormen | Zonnecollectoren op daken WKO | ||
Restwarmte benutten | Clustering bedrijven onderzoeken | ||
Openbare ruimte | Energiezuinige straatverlichting | ||
Water | Bergen binnen gebied | Afkoppelen daken en verhard oppervlak Grasdaken toepassen/subsidiëren | |
Openbare ruimte | Aquaflow in bestrating wegen en parkeerterreinen | ||
Bergingsmogelijkheid leidingenstrook | |||
Ecologie | verbindingen | Continuïteit randen waarborgen (spoorzone, oost, zone A58-provinciale weg) | |
Natuurvriendelijke oevers | |||
Zuinig ruimtegebruik | Compact bouwen | Maximale hoogte benutten Functies stapelen Ruime bestemming (bebouwingspercentage en bouwhoogte hoogte) | |
Meervoudig ruimtegebruik | |||
milieuzonering | Gebruiksruimte efficiënt benutten | ||
Uitbreidingsmogelijkheden selectief inzetten | |||
Ruimtelijke kwaliteit | Architectuur gebouwen | Hoge welstandseisen frontbebouwing | |
Openbare ruimte | Fraaie wegprofielen Fraaie parkeervelden | ||
Landschappelijke inpassing | Robuuste inrichting A58zone, leidingenstrook en spoorzone | ||
herstructurering | SER-ladder toepassen Financiële koppeling oud-nieuw | ||
Open ruimten | Tijdelijk gebruik stimuleren (energieproductie, beplanting, ) | ||
Verkeer | Parkeren | Collectief parkeren stimuleren Afsluitbaar P-terrein vrachtwagens | |
Bereikbaarheid | Langzaam verkeersroutes naar kern | ||
Ruimte voor voetgangers in profiel | |||
Afval | Inzameling | Collectief inzamelen | |
Afvalscheiding bevorderen | |||
Materiaalgebruik | Herbruikbare materialen toepassen |
Kansen Smokkelhoek
Een eerste verkenning heeft de volgende voorlopige resultaten opgeleverd.
- Er zijn veel gebouwen met een groot dakoppervlak. Dakvlakken zijn plat of hebben een flauwe helling. Zij vormen een omvangrijk tweede (opgetild) maaiveld. Daar liggen kansen voor een ander gebruik. Velden met zonnecollectoren voor alternatieve energieopwekking, groene daken voor waterbuffering en isolatie lijken kansrijk. Parkeren is minder realistisch. Volledig platte daken zijn er weinig. Bovendien is de parkeerdruk beperkt en er zijn goede mogelijkheden op de leidingenstrook.
- Voor functies als opslag/distributie en agrofood is koeling van groot belang. Vergroening van de gebouwen (daken en gevels) kan tot aanzienlijke temperatuurdalingen leiden. De ruimtelijke kwaliteit en uitstraling van het gebied en zijn specifieke functie kunnen hiermee worden versterkt.
- Warmtekoudeopslag is een steeds meer toegepast energiesysteem. Het is interessant te onderzoeken of het gebied en de bedrijfsfuncties hiervoor geschikt zijn. Restwarmte lijkt weinig voorhanden. Zware productiebedrijven zijn er niet. Warmteterugwinning blijft aantrekkelijk.
- Waterberging is een gegeven. Afkoppeling is standaard. Oppervlaktewater is beperkt voorhanden. Handhaving van het bestaande waterstelsel met watergangen door het gebied en retentievijvers langs de spoorzone lijkt noodzakelijk vanwege de waterkwaliteit (doorstroming). Bij uitbreiding van het gebied zal de behoefte toenemen. Onderzoek naar de effecten van een maximale buffering door toepassing van grasdaken en aquaflow voor verhardingen (parkeerterreinen en wegen) kan mogelijk compensatie bieden voor dit ruimtebeslag.
- Het watersysteem is belangrijk voor de ecologische kwaliteiten van het gebied. Natuurvriendelijke oevers geven ook ruimtelijke kwaliteit. Door een voetgangerscircuit hieraan te koppelen wordt aan het gebied een kwaliteit toegevoegd.
- Voor zuinig ruimtegebruik ligt het accent op de bedrijfskavel. Het gebied wordt al intensief benut. Voor nieuwbouw kan deze lijn worden doorgetrokken door een minimum bebouwingspercentage te eisen. Voor de bedrijfskavel is een zo compact mogelijk gebouw gewenst. Hogere grondprijzen kunnen dit stimuleren. Een grote maximale hoogte en mogelijk ook een minimumhoogte eveneens. Clustering van gelijksoortige bedrijven tot zeer compacte aaneengeschakelde gebouwen zoals bedrijfsverzamelgebouwen maar dan een slag groter is ook een optie.
- De SER-ladder is van geringe betekenis. Vrijwel alle bedrijven uit de kernen zijn al verplaatst naar het bedrijventerrein. Herstructurering van het oudere deel is ook grotendeels gerealiseerd. Toch blijft aandacht hiervoor geboden omdat dit een continu proces is. Zeker als een groot bedrijf een ruimere locatie wenst kan er een kettingreactie van bedrijfsverplaatsingen optreden. Optimalisering van het ruimtegebruik moet voorop blijven staan.
- Tijdelijk gebruik van open delen is een verkenning waard. Deze werken negatief in het ruimtelijk beeld. Een eenvoudige aankleding (bloemenweide, populierenbosje) kan al soelaas bieden. Ander gebruik (opslag, parkeren e.d.) lijkt minder aantrekkelijk. Een veel verdergaande optie is het gebied als een energielandschap te beschouwen (Tom Bade). Alle ongebruikte gronden (met name ook het nog uit te geven oostelijk deel) kunnen aangewend worden voor energieopwekking. Door deze gronden vol te zetten met zonnecollectoren of te beplanten voor houtproductie of biomassa kan hier al rendement behaald worden. Het hele gebied krijgt daarmee kleur en inspiratie.
- Ruimtelijk kan de uitstraling van het gebied vooral aan de voorzijde worden verbeterd. Een fraaie groene inrichting van de leidingenstrook door de parkeerfunctie goed in te kaderen met hagen en een robuustere vormgeving van de strook, en hoge architectonische eisen aan de frontbebouwing (compact, hoog, fraai) geven het gebied een duidelijk eigen gezicht. Het bestaande westelijk deel vraagt veel aandacht.
- Het gebruik van de bermen, deel uitmakend van de openbare ruimte, wordt beëindigd. Bedrijven zullen stalling en opslag geheel op het eigen perceel moeten onderbrengen. Dit is met name aan de Fleerbosseweg van belang. Tegengaan van dit gebruik is temeer gewenst in verband met de aanwezige woonfunctie. Voor opslag van goederen is een specifieke regeling opgenomen (zie hiervoor).
- In de openbare ruimte ligt het accent op het vasthouden aan groene profielen voor de ontsluitingswegen en het verfijnen en verfraaien van langzaam verkeersverbindingen. Mogelijkheden voor geclusterd parkeren in het middengebied in samenhang met intensief bebouwde bedrijfskavels is financieel (minder grond nodig voor bedrijven) en ruimtelijk aantrekkelijk.
- Het efficiënter maken van de afvalstroom is een specifieke opgave voor de bedrijven gezamenlijk. Dit zal collectief moeten worden verkend. Een taak voor het parkmanagement.
Organisatie
De hiervoor beschreven duurzaamheidsmaatregelen bieden kansen.
- Zowel de afzonderlijke bedrijven als het gehele bedrijventerrein kunnen hier baat bij hebben en zich profileren. Duidelijke streefdoelen zijn daarvoor belangrijk. Ook financiële prikkels van de gemeente en het rijk dragen daaraan bij.
- Maatwerk voor de potenties van de bedrijven is nodig om de streefdoelen in concrete maatregelen om te zetten. Een verkennend onderzoek zal de concrete mogelijkheden naar praktische toepassingen, rendement en financiële haalbaarheid in beeld moeten brengen.
- Parkmanagement is een goede organisatievorm om de collectieve belangen in de gewenste richting te sturen. Ook de gemeente zal daar bij betrokken moeten blijven.
- Jaarlijkse schouwrondes door deskundigen waarborgen de continuïteit van het proces.
- De bekendheid met deze maatregelen, de voor- en nadelen voor de bedrijfsvoering en de praktische toepasbaarheid verkeert nog in een pril stadium. Hieruit volgt dat een gezamenlijke verdieping tot gunstige resultaten kan leiden. Tevens behoort het tot de mogelijkheden dat Smokkelhoek zich hiermee gaat onderscheiden. In dat verband kan ook de verbetering van de uitstraling van het terrein in een gezamenlijke aanpak worden meegenomen. De gemeente kan het initiatief nemen.
Wat betreft de organisatie is het duidelijk, zoals hiervoor is beschreven, dat in de huidige tijdsgeest prioriteitsstelling noodzakelijk is. Dit noodzaakt dus tot selectiviteit ten aanzien van het 'pakket aan opties'. Het vorenstaande is dan ook voornamelijk aan te merken als stimulans om kansen te benutten en niet zozeer een voorstel voor inzet van middelen of personeel om zaken direct te realiseren. Dat duurzaamheid steeds belangrijker wordt, verklaart het opnemen van deze aanzet voor de toekomstige ontwikkeling van Smokkelhoek.
Betekenis voor bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is vooral faciliterend. De voorgestelde maatregelen moeten in de regels van het plan mogelijk zijn. Het bestemmingsplan kan deze niet afdwingen. Energiemaatregelen zoals vergroening vallen buiten de regels. Zuinig ruimtegebruik door compact en hoog te bouwen en collectieve parkeeroplossingen vragen wel aandacht.
3.4 Verkeer En Vervoer
3.4.1 Auto-ontsluiting
Ontsluiting
Extern
Het bedrijventerrein wordt extern als volgt ontsloten.
- Twee ontsluitingen op de Smokkelhoekweg:
- 1. Middenweg (in de afgelopen planperiode in samenhang met de herstructurering verbreed).
- 2. Kloosterweg.
- Een centrale hoofdaansluiting op de Rijksweg.
- Ontsluitingen via de Middenweg en Hoekseweg. Deze ontsluiting is nadrukkelijk niet primair aangewezen voor ontsluiting van Smokkelhoek.
Intern
- De hoofdontsluitingsroute op het bedrijventerrein bestaat uit de Middenweg - verlengde Fleerbosseweg - Handelsweg - Nijverheidsweg.
- De verkeersontsluiting voor het nieuwe bedrijventerrein bestaat uit de Kloosterpoort en Handelsweg.
- Aan de ontsluitingswegen takken rechthoek vormige ontsluitingsstructuren, zodat alle percelen goed en direct bereikbaar zijn.
De wegenstructuur is bij de recente herstructurering afgestemd op de vraag vanuit de markt:
- bredere wegen;
- logischer beloop van de wegen (aanleg verlengde Fleerbosseweg tussen Middenweg en Kloosterweg);
- realisering voldoende parkeermogelijkheden, onder andere op de leidingstrook (parallel aan de Rijksweg).
Parkeren
- Parkeren, ook van vrachtwagens, vindt in hoofdzaak plaats op de eigen bedrijfspercelen.
- In de zuidwesthoek zijn parkeerplaatsen als opvanglocatie gesitueerd.
3.4.2 Langzaam verkeer
- Op het bedrijventerrein is langs de rijbaan van de hoofdontsluitingsroute Middenweg - verlengde Fleerbosseweg - Handelsweg - Nijverheidsweg voorzien in fietssuggestiestroken.
- Langs de Rijksweg en Smokkelhoekweg ligt een vrijliggend fietspad.
- De ontsluiting voor fietsverkeer is daarmee redelijk.
3.4.3 Openbaar en collectief vervoer
- Het bedrijventerrein wordt aan de randen bediend door openbaar vervoer.
- Op het terrein zelf is hier en daar (vanuit de bedrijven) sprake van georganiseerd groepsvervoer.
3.5 Wonen
Smokkelhoek is primair een grootschalig bedrijventerrein. Evenwel komen ook enkele woonfuncties voor.
- Woningen die van oudsher aan de rand van het bedrijventerrein aanwezig zijn en geen (directe) relatie hebben met bedrijven op het bedrijventerrein Smokkelhoek;
- Bedrijfswoningen behorende bij de bedrijven die op Smokkelhoek zijn gevestigd. De bedrijfswoningen (zogenoemde bedrijfsvilla's) langs de Smokkelhoekweg vormen een verbijzondering. De bedrijfsvilla's zijn mede gerealiseerd om met de strook tussen het bedrijventerrein Smokkelhoek en de Smokkelhoekweg een fraaie entree te realiseren van Kapelle, zonder de bedrijfsmatige activiteiten al te zeer te benadrukken (zie ook hoofdstuk 4).
3.6 Onder- En Bovengrondse Infrastructuur
Ter plaatse is de volgende ondergrondse en bovengrondse infrastructuur aanwezig.
- Een solitaire waterleiding aan de noordzijde van het bedrijventerrein, die in het oostelijk deel naar het zuiden aftakt.
- Een leidingstrook langs de zuidrand van het bedrijventerrein. In de oosthoek loopt deze leidingstrook verder in noordoostelijke richting.
De gebruikelijke kabels en leidingen liggen langs de hoofdwegenstructuur. In paragraaf 4.3 wordt op het aspect externe veiligheid nader ingegaan.
Voor de nieuwe 380 kV hoogspanningsverbinding is een voorbereidingsbesluit genomen, door het Rijk. Deze loopt over het plangebied, aan de oostzijde. Over het tracé wordt door de gemeente en het Rijk nog overleg gevoerd. In ieder geval zal een Rijksinpassingsplan zorgen voor de bestemmingsplanmatige inpassing van het tracé.
3.7 Waterhuishouding
Voor de waterhuishouding is bij de herstructurering en uitbreiding van het bedrijventerrein een geheel nieuw waterhuishoudingsplan/rioleringsplan opgesteld. Deze gaat uit van behoud van bestaande watergangen, zoals die aanwezig waren in het westelijk deel van het gebied en langs de noordrand. In de noordrand zijn nieuwe bergingsvijvers gesitueerd. Voor een deel doen deze bergingsvijvers ook dienst als blusvijver. Op de waterhuishouding wordt in paragraaf 4.14 uitvoerig ingegaan.
Hoofdstuk 4 Samenvatting Milieuaspecten Annex Planmer
4.1 Aanpak Planmer
4.1.1 Milieuaspecten in het bestemmingsplan
Voor bedrijventerreinen geldt dat de milieuaspecten in een bestemmingsplan een grote rol spelen. Dit heeft onder andere te maken met de noodzaak om afstand te houden tussen de bedrijven als milieubelastende bron en milieugevoelige functies (wonen) in de omgeving (milieuzonering). Ook andere aspecten hebben invloed op de milieusituatie op het bedrijventerrein, onder andere door de ligging nabij de buisleidingenstrook en de autosnelweg A58 (externe veiligheid en luchtkwaliteit bijvoorbeeld).
Dit hoofdstuk is op een dusdanige manier opgesteld dat het tevens dient als planMER. De volgende milieuaspecten, die elkaar soms deels overlappen, komen in deze planMER aan bod:
- planMER;
- milieuzonering bedrijvigheid;
- industrielawaai (gezoneerd industrieterrein Smokkelhoek);
- externe veiligheid (vanwege inrichtingen en vervoer gevaarlijke stoffen);
- planologisch relevante leidingen (ook hier wordt het aspect externe veiligheid in de separate paragraaf behandeld);
- luchtkwaliteit;
- bodemkwaliteit;
- verkeer;
- wegverkeerslawaai en spoorweglawaai;
- bodem;
- water;
- ecologie.
De aanpak is per milieuaspect gelijk en dit komt terug in de opbouw van de paragraaf:
- toetsingskader: eerst wordt kort uiteengezet wat het toetsingskader is waar het milieuaspect aan getoetst moet worden;
- onderzoek: vervolgens is het onderzoek opgenomen; hierbij wordt onderscheid gemaakt in de beschrijving van de referentiesituatie en de milieueffecten van het voornemen/de beoogde ontwikkeling zoals we deze in dit bestemmingsplan mogelijk maken;
- conclusie: elke paragraaf sluit af met een conclusie over de gevolgen van het milieuaspect voor dit bestemmingsplan.
4.1.2 Planmer-plicht voor dit bestemmingsplan
Een milieueffectrapportage staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming van de overheid over een plan of project. In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 is onderscheid gemaakt in:
- de planmer: gekoppeld aan de besluiten van de overheid die het kader scheppen voor een mer-(beoordelings)plichtige activiteit;
- de projectmer: gekoppeld aan de besluiten (plannen of vergunningen) van de overheid die de realisatie van een mer-(beoordelings)plichtige activiteit direct mogelijk maken.
Omdat dit bestemmingsplan de vestiging van bedrijven mogelijk maakt die in het kader van het (milieu)vergunningenspoor mogelijk mer-(beoordelings)plichtig zijn geldt voor dit bestemmingsplan een planmer-plicht.
Een planMER is tevens aan de orde indien voor een project een zogenaamde passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 vereist is. Een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is echter in casu niet aan de orde. Het plangebied is volledig gelegen buiten Natura 2000-gebieden. De kans op verstoring van beschermde natuurwaarden is niet te verwachten.
Verhouding planMER en projectMER/mer-beoordeling Voor dit bestemmingsplan wordt een planMER opgesteld omdat het bestemmingsplan activiteiten mogelijk maakt die in het kader van het (milieu)vergunningenspoor mogelijk mer-(beoordelings)plichtig zijn. Tevens is een vormvrije mer-beoordeling voor het ruimtelijk plan aan de orde. Dit betekent het volgende. Relatie met projectmer/mer-beoordeling in het kader van het milieuspoor (omgevingsvergunning) In het kader van de milieuvergunning/omgevingsvergunning is mogelijk een mer-beoordeling of projectmerprocedure voor dergelijke activiteiten nog steeds noodzakelijk: de opgestelde planMER verandert daar niets aan. De systematiek van de wetgeving (het Besluit mer) is dusdanig dat elk plan dat het kader biedt planmer-plichtig is, maar dat voor het uiteindelijk besluit dat de activiteit mogelijk maakt (in dit geval de milieuvergunning/omgevingsvergunning) een projectmer of mer-beoordeling noodzakelijk is. Relatie met vormvrije mer-beoordeling voor het ruimtelijk plan Er zijn in dit bestemmingsplan geen grote, structuurbepalende wijzigingen in grote delen van het plangebied aan de orde. Vanwege gewijzigde mer-wetgeving geldt voor het bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek in dit kader dan ook geen formele mer-beoordelingsplicht, maar wel een zogenoemde vormvrije mer-beoordeling. Hierbij dient te worden bekeken of er belangrijke negatieve milieugevolgen op kunnen treden. Op basis van de resultaten van het planMER worden hierover conclusies getrokken. |
PlanMER geïntegreerd in de milieubijlage van dit bestemmingsplan
De vorm van een planMER is vrij en niet aan regels gebonden. In een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein wordt altijd al veel aandacht besteed aan verschillende milieuaspecten. Deze milieuaspecten dienen tevens te worden behandeld in het planMER. De gemeente Kapelle heeft er dan ook voor gekozen om de milieubijlage in dit bestemmingsplan op een dusdanige manier vorm te geven dat het tevens als planMER fungeert. Hiermee wordt bereikt dat de milieu-informatie op één plek in het bestemmingsplan aanwezig is, in plaats van op verschillende locaties.
In deze milieubijlage worden de resultaten van het milieuonderzoek systematisch beschreven (passend bij de mer-methodiek). Derhalve is in elke milieuparagraaf onder de subparagraaf 'onderzoek' onderscheid gemaakt in de beschrijving van de referentiesituatie en de milieueffecten van het voornemen. Tevens is onderstaand nog aandacht besteed aan de motivering voor de locatie.
Referentiesituatie, milieueffecten voornemen en beoogde ontwikkelingen
Referentiesituatie
De referentiesituatie beschrijft de huidige situatie inclusief de autonome ontwikkelingen. Autonome ontwikkelingen zijn ontwikkelingen die ook plaatsvinden indien het bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek niet wordt opgesteld. De belangrijkste autonome ontwikkeling betreft de verdere invulling van het bedrijventerrein: deze ontwikkeling is immers al mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan.
Milieueffecten voornemen
Bij de milieueffecten van het voornemen worden vier aspecten behandeld.
- de milieueffecten van het voornemen: dit betreffen de volgende ontwikkelingen:
- de milieueffecten van de oostelijke uitbreiding van het bedrijventerrein. Deze ontwikkeling wordt deels direct mogelijk gemaakt en deels via een uit te werken bestemming/wijzigingsbevoegdheid. In het kader van het geldende bestemmingsplan is reeds aandacht besteed aan de verkeers(gerelateerde) aspecten, externe veiligheid en industrielawaai. Deze onderzoeken worden nu voor zover nodig geactualiseerd;
- de milieueffecten van de mogelijke vestiging van bedrijven die in het kader van hun milieuvergunning/omgevingsvergunning mer-(beoordelings)plichtig zijn.
Deze milieueffecten worden beschreven voor zover dat in dit stadium op bestemmingsplanniveau mogelijk is. Tevens worden mogelijke maatregelen op hoofdlijnen aangestipt, indien dit relevant is.
Het is niet bekend of dergelijke bedrijven zich gaan vestigen, hoeveel bedrijven dit betreffen en wat de aard van de bedrijvigheid is. Tevens is logischerwijs nog niet bekend hoe de bedrijfsvoering van het bedrijf zal zijn (capaciteit productie, lay-out bebouwing, maatregelen om milieubelasting op de omgeving zo veel mogelijk tegen te gaan door bijvoorbeeld filters, geluidisolatie, locatie vervoersbewegingen et cetera).
Motivering locatie en beoogde ontwikkelingen
De gemeente wil op het bedrijventerrein ruimte bieden aan de vestiging van zwaardere bedrijven. De vestiging van dergelijke bedrijven, die mogelijk mer-(beoordelings)plichtig zijn in het (milieu)vergunningenspoor, vindt logischerwijs op het bedrijventerrein plaats, en niet in gebieden waar veel gevoelige functies aanwezig zijn zoals de bestaande woonwijken in de kernen Kapelle en Biezelinge.
Procedure en vorm planMER
Er gelden geen strikte eisen voor de vormgeving van het planMER. Het planMER is voor dit bestemmingsplan integraal in het ruimtelijk plan opgenomen. In het kader van het voorontwerpbestemmingsplan is tevens de concept planMER ter inzage gelegd en ter advisering over reikwijdte en detailniveau voorgelegd aan de overlegpartners. Over het uiteindelijke planMER dient de Commissie voor de m.e.r. te adviseren.
4.2 Milieuzonering Bedrijvigheid
Toetsingskader
Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Beleid
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).
Om inzicht te krijgen in de mate van milieubelasting van bedrijven, wordt gebruik gemaakt van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Met behulp van deze staat kunnen bedrijven worden ingedeeld naar de mate van belasting voor het milieu. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de milieucategorie waaronder het bedrijf valt. Iedere milieucategorie kan worden vertaald naar een minimaal aan te houden afstand ten opzichte van gevoelige functies (een rustige woonwijk). Voor andere omgevingstypen en voor incidentele woonbebouwing (waaronder bedrijfswoningen) kunnen volgens de toelichting van de Staat van Bedrijfsactiviteiten de gehanteerde richtafstanden worden aangepast. Voor een algemene toelichting op de staat wordt verwezen naar bijlage 6 van de toelichting.
- Categorie 3.1-bedrijven zijn bedrijfstypen die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn aan de rand van woonwijken, echter in het algemeen gescheiden door een weg of groenstrook. Als richtafstand wordt 50 meter aangehouden.
- Categorie 3.2-bedrijven zijn bedrijfstypen die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd- en / of verzamelwegen. Als richtafstand geldt 100 meter.
- Bij categorie 4.1-bedrijven en 4.2-bedrijven is een richtafstand van 200 respectievelijk 300 meter van toepassing.
- Categorie 5.1-bedrijven zijn bedrijfstypen die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. Als richtafstand wordt voor categorie 5.1-bedrijven 500 meter aangehouden.
De uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie hoeft niet in alle gevallen onaanvaardbaar te zijn. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een globale inschaling van de mate van hinder van bedrijven. Het komt met name voor dat een bedrijf door de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk bedrijf voor de betreffende activiteit een vrijstelling worden verleend (passende maatregelen worden in dergelijke gevallen geregeld via de omgevingsvergunning gedeelte milieu).
Omdat het plangebied bestaat uit een gezoneerd industrieterrein conform de Wet geluidhinder wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van De Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein'. Deze is toegespitst op de milieuzonering van gezoneerde industrieterreinen. Op dergelijke industrieterreinen wordt de geluidbelasting van de bedrijven gereguleerd via de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ((milieu) vergunningverlening en meldingen/maatwerkvoorschriften) en het zonebeheer van het bevoegd overheidsorgaan. Vanwege de status als gezoneerd industrieterrein en de regulering van het geluidaspect via de Wet geluidhinder, heeft de milieuzonering met behulp van de SvB 'gezoneerd industrieterrein' geen betrekking op het aspect geluid, maar alleen op de aspecten geur, stof en gevaar. Hiermee wordt tevens recht gedaan aan de status van de verschillende bedrijfswoningen op het gezoneerde industrieterrein. Voor deze bedrijfswoningen gelden geen normen op het gebied van industrielawaai (ze zijn 'vogelvrij'), maar wel normen voor andere milieuaspecten. Indien in de milieuzonering wel het aspect geluid zou zijn opgenomen, zouden de aanwezigheid van deze bedrijfswoningen een onevenredige inperking van de vestigingsmogelijkheden van bedrijven op het gebied van geluid opleveren.
Met SvB 'gezoneerd industrieterrein' wordt zorg gedragen voor een milieuzonering ten opzichte van gevoelige functies (woningen) op en in de omgeving van het industrieterrein, die past bij de status als gezoneerd industrieterrein. De SvB 'gezoneerd industrieterrein' is net als de SvB 'standaard' gebaseerd op de richtafstandenlijst uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering, met uitzondering van het aspect geluid.
Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de deze Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 6 van de toelichting.
Onderzoek
Referentiesituatie
Uitgangspunten milieuzonering
In het plangebied en de omgeving komen de volgende omgevingstypen voor waarmee in de milieuzonering rekening is gehouden:
- Gemengd gebied: de aaneengesloten bebouwing langs de Abdijstraat wordt beschouwd als deel uitmakend van een gemengd gebied. In de directe omgeving zijn verschillende andere functies dan de woonfunctie aanwezig. Tevens staan de woningen aan een doorgaande weg, de toegangsweg tot de kernen Kapelle en Biezelinge. Voor de milieuzonering van deze woningen worden dan ook de richtafstanden volgens het omgevingstype 'gemengd gebied' gehanteerd.
- Burgerwoningen Smokkelhoekweg 1, 1a en 1b: Voor deze woningen geldt hetzelfde als voor het gemengd gebied is beschreven. Vanwege de aanwezige dijk aan de achterzijde van de percelen, zijn op minimaal 70 m van de woning categorie 3.2 van de SvB toegestaan. Hierbij wordt niet voldaan aan de richtafstand van 50 m.
- Bedrijfswoningen: in het plangebied is een concentratie van bedrijfswoningen aanwezig aan de Fleerbosseweg. Daarnaast zijn aan de rand van het plangebied, aan de Smokkelhoekweg, ook een aantal bedrijfsvilla's aanwezig. Het gaat hierbij om een specifiek type woningen waar andere eisen aan het woon- en leefklimaat mogen worden gesteld dan bij reguliere woningen. Bedrijfswoningen zijn immers per definitie aan bedrijvigheid gelieerd en liggen daarmee in het algemeen op een bedrijventerrein. In de directe omgeving van de bestaande bedrijfswoningen zijn daarom bedrijven uit categorie 3.1 van de SvB toegestaan. Omdat de bedrijfswoningen op het gezoneerde industrieterrein staan, gelden overigens conform de Wet geluidhinder geen normen voor geluid (verwezen wordt naar de paragraaf industrielawaai). In het plangebied worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan. Dit vanwege de beperkingen die dergelijke objecten voor bestaande (en nieuwe) bedrijven in hun directe omgeving kunnen hebben en de beperkingen die dit voor de gehanteerde milieuzonering oplevert. Het streven van de gemeente is er overigens op gericht om na beëindiging van de betreffende woonfunctie middels een wijzigingsplan de functie als bedrijfswoning te verwijderen. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen.
Uitwerking milieuzonering
Op grond van de eerdergenoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de verbeelding opgenomen. Afhankelijk van de locatie op het industrieterrein zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.1 tot en met 4.2 toegestaan. Voor deze bedrijven geldt, afhankelijk van de categorie, een richtafstand van 50 tot 300 m ten opzichte van een rustige woonwijk, 30 tot 200 meter voor een gemengd gebied. Deze zonering geldt exclusief het aspect geluid. Op het gezoneerde bedrijventerrein worden, naast de bestaande geluidproducerende inrichting (Coroos Conserven B.V.) geen nieuwe bedrijven toegelaten die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder). Dit sluit aan bij de geldende bestemmingsregeling.
In het vigerende bestemmingsplan is in artikel 3, lid 1 onder i.5 vastgelegd dat 'geluidproducerende inrichtingen niet zijn toegestaan ter plaatse van andere gronden dan de gronden met een aanduiding B(3.1)csA of B(3.2)cA' (gronden Coroos).
- Gelet op jurisprudentie en wijzigingen in de Wet geluidhinder, ingevolge de Crisis- en herstelwet, is het wenselijk dat alle gronden die worden gebruikt door Coroos binnen één aanduiding vallen waar Wgh-inrichtingen zijn toegestaan. Hiermee is de toelaatbaarheid van die activiteiten eenduidig geregeld. Dit betekent toevoeging van deze aanduiding aan de gronden aan de zuidzijde van de Middenweg.
- Tevens wordt op een eenduidige wijze bepaald dat Wgh-activiteiten niet elders op het bedrijventerrein zijn toegestaan.
- Het gehele bedrijventerrein wordt als gezoneerd bedrijventerrein aangemerkt, ook rekening houdend met jurisprudentie en de Crisis- en herstelwet. Dit zorgt er voor dat alle bedrijfsactiviteiten wat het geluidaspect betreft, moeten passen binnen de geluidzone. Coroos zou wat dat betreft ruimte hebben voor vernieuwing van bijvoorbeeld bedrijfsgebouwen en zuiden van de Middenweg. Voorwaarde blijft dat de geluidbelasting voor de omgeving niet groter mag zijn dan door middel van de geluidzone is vastgesteld en begrensd.
Inventarisatie toegelaten bedrijven
De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Enkele bedrijven vallen in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar wordt geacht. Deze bedrijven krijgen een specifieke aanduiding. Hierdoor zijn deze specifieke bedrijfsactiviteiten volgens het bestemmingsplan toegestaan. Gelet op de ligging van deze bedrijven (op het bestaande bedrijventerrein) en het huidige functioneren van deze bedrijven, acht de gemeente het niet wenselijk de betreffende bedrijven weg te bestemmen/te verplaatsen.
Milieueffecten voornemen
Alleen de gronden in het oostelijk deel van het bedrijventerrein Smokkelhoek kunnen nog worden ontwikkeld tot bedrijventerrein. Hiervoor is in het bestemmingsplan voor een deel een directe bedrijfsbestemming opgenomen. Voor de oostelijke punt, waar op de kop nog een bedrijf mogelijk is, wordt bedrijfsvestiging onder voorwaarden mogelijk gemaakt. Daarnaast zijn op het bestaande bedrijventerrein ook nog percelen die nog niet zijn uitgegeven. Hier kunnen zich mogelijk planmer-plichtige bedrijven vestigen die in het kader van het milieuspoor projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Nog belangrijker is dat zich op de bestaande percelen bedrijfswisselingen en -wijzigingen kunnen voordoen die in dat kader relevant kunnen zijn.
De milieueffecten van de vestiging van nieuwe bedrijven of uitbreiding van bestaande bedrijven worden voor de aspecten geluid, gevaar, stof en geur reeds aan banden gelegd door de opgenomen milieuzonering in dit bestemmingsplan. Daarbij is van belang dat de oostelijke uitbreiding reeds was voorzien, het is in het nu geldende bestemmingsplan al bestemd als uitwerkingsgebied. Daarvoor zijn destijds (in 2003) ook de nodige (milieu)onderzoeken uitgevoerd.
Tevens gelden de volgende beperkingen voor de volgende milieuaspecten.
- Geluid bedrijvigheid (Wet geluidhinder): voor het gezoneerde bedrijventerrein Smokkelhoek vigeert een geluidzone met bijbehorende normen (grenswaarden, vastgestelde hogere waarden) waaraan bij vestiging, wijziging of uitbreiding van een bedrijf moet worden voldaan. Hiermee wordt gewaarborgd (onder andere door de provincie Zeeland, de beheerder van de geluidzone) dat ter plaatse van aanwezige geluidgevoelige functies in de omgeving een aanvaardbaar geluidniveau gehandhaafd blijft.
- Externe veiligheid: de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), vallen is niet zonder meer toegestaan in dit bestemmingsplan. Hiermee wordt gewaarborgd dat voldaan wordt aan het Bevi en dat er een aanvaardbare situatie op het gebied van externe veiligheid blijft bestaan.
In het bestemmingsplan zijn de ontwikkelingsmogelijkheden in het ruimtelijk spoor reeds aan randvoorwaarden gekoppeld om te zorgen voor een aanvaardbare milieusituatie. Hoe die milieusituatie per individueel bedrijf er bij toekomstige ontwikkelingen in detail uit komt te zien is momenteel uiteraard nog niet bekend en zal in het (milieu)vergunningenspoor verder worden afgewikkeld.
De opgestelde planMER vervangt niet de projectMER of mer-beoordeling die voor sommige bedrijfsactiviteiten moet worden opgesteld in het kader van het milieuspoor. Indien er activiteiten worden gerealiseerd die in het kader van het milieuspoor mer-(beoordelings)plichtig zijn, zal in het kader van die mer-(beoordeling) tevens aandacht aan relevante milieuaspecten worden besteed. In het milieuspoor zal per ontwikkeling (nieuw/uit te breiden/te wijzigen bedrijf) de uiteindelijke milieusituatie beoordeeld worden. Op dat moment zal ook meer concreet naar mogelijke milieumaatregelen gekeken worden. Hierbij valt te denken aan:
- bewuste locatie bebouwing, route vrachtverkeer op bedrijfsperceel, plaatsen schermen, locatie opslag zand/grind (vanwege geluid), afdekken zand- en grindopslag (vanwege geluid en stof);
- bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk inpandig laten plaatsvinden (vanwege geluid, geur, stof);
- plaatsen filters en locatie ventilatiepunten bebouwing (vanwege geluid en geur);
- locatie en hoeveelheid opslag gevaarlijke stoffen, uitvoering leidingen, soort brandbestrijdingssysteem en bijbehorend beschermingsniveau, soort installaties (vanwege gevaar).
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door de milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de (bedrijfs)woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
4.3 Industrielawaai Gezoneerd Industrieterrein
Toetsingskader
Een geluidzone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. In dat kader is in het verleden voor bedrijventerrein Smokkelhoek een geluidzone vastgesteld. Op grond van de wet behoort tot de geluidzone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de geluidzone. Buiten een geluidzone mag de cumulatieve geluidbelasting als gevolg van alle bedrijven op het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige bedrijfswoningen gelden geen geluidnormen.
In de Wet geluidhinder is limitatief aangegeven wat geluidgevoelige objecten zijn, zoals woningen.
Onderzoek
Referentiesituatie
In de huidige situatie maakt een groot deel van het bedrijventerrein deel uit van het gezoneerde industrieterrein Smokkelhoek. Hiervoor is in op 24 juni 2003 een geluidzone vastgesteld, zie figuur 1. Het oostelijk deel van het bedrijventerrein is niet gezoneerd conform de Wgh. Ter plaatse van het oostelijk deelgebied zijn op dit moment geen grote lawaaimakers toegestaan of aanwezig.
Figuur 4.1. Geluidzone Smokkelhoek en gezoneerd terrein
Milieueffecten voornemen
In dit bestemmingsplan vinden ontwikkelingen plaats die relevant zijn voor het aspect industrielawaai.
- De milieueffecten van de oostelijke uitbreiding van het bedrijventerrein. Deze ontwikkeling wordt in het geldende bestemmingsplan deels direct mogelijk gemaakt en deels via een uit te werken bestemming en wijzigingsbevoegdheid.
- De milieueffecten van de mogelijke vestiging van bedrijven die in het kader van hun milieuvergunning/omgevingsvergunning mer-(beoordelings)plichtig zijn.
De uit te geven gronden zullen in de bestemming ook worden aangemerkt als gezoneerd industrieterrein. Hiermee ontstaat een koppeling aan de geldende geluidzone. Dit is destijds ook in het akoestisch onderzoek betrokken. De bestemmingsregeling voor de nieuwe bedrijfspercelen zorgt ervoor dat de geluidhinder van die bedrijven in totaliteit van het bedrijventerrein wordt getoetst en begrensd door de reeds geldende geluidzone.
Conclusie
De daadwerkelijke milieueffecten op het gebied van industrielawaai als gevolg van de beoogde ontwikkelingen zijn beperkt van aard. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Wet geluidhinder. Het aspect industrielawaai staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. De geluidzone blijft als waarborg en toetsingskader gelden voor het toegekende geluidniveau voor de omliggende woonbebouwing.
4.4 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
In het plangebied zijn 2 risicovolle inrichtingen aanwezig. Dit betreffen beide risicovolle inrichtingen en geen BEVI-of BRZO inrichtingen. In figuur 4.2 zijn deze inrichtingen weergegeven.
Figuur 4.2. Risicobronnen Smokkelhoek (bron: www.risicokaart.nl)
- Farm Pack B.V. is gelegen aan Nijverheidsweg 1. Hier worden voedingsmiddelen en dranken vervaardigd. Hiervoor is een ammoniakkoeling noodzakelijk. Ten gevolge van deze koeling beschikt de inrichting over een PR10-6 contour van 7 meter. Deze contour ligt voor een klein gedeelte buiten de inrichting. Binnen deze contour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. Het groepsrisico is kleiner dan de oriëntatiewaarde, het invloedsgebied is onbekend.
- FPZ beheer is gevestigd aan Handelsweg 1 en betreft een groothandel in groenten en fruit. De inrichting beschikt ook over een machinekamer. Ten gevolge hiervan heeft de inrichting een PR 10-6 contour van 15 meter, die deels buiten de inrichting ligt. Het groepsrisico ten gevolge van deze inrichting is kleiner dan de oriëntatiewaarde en het invloedsgebied bedraagt 0 meter.
Beide inrichtingen vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Nieuwe risicovolle inrichtingen met een PR-contour binnen de inrichting/perceel, kunnen worden toegestaan op gronden met een bedrijvigheid uit een hogere milieucategorie (categorie 3.2, 4.1 en 4.2). Voorwaarde is dat er enige afstand tot gevoelige functies, zoals de bedrijfswoningen rondom Fleerbosseweegje en de burgerwoningen aan de Smokkelhoekweg, wordt aangehouden. Voorts zijn deze bedrijfssoorten alleen toegestaan nabij goed ontsloten wegen. Hiermee is de externe veiligheid op het bedrijventerrein voldoende gewaarborgd.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Zowel ten noorden, ten oosten, ten zuiden als door het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Dit vindt plaats over het spoor, de weg, het water en door buisleidingen. In het plangebied worden ontwikkelingen mogelijk gemaakt die ervoor kunnen zorgen dat het groepsrisico toeneemt. Ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over land heeft AVIV RBM-II berekeningen uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn weergegeven in de rapportage: "Externe veiligheid bestemmingsplan Smokkelhoek te Kapelle". Deze rapportage is opgenomen als bijlage 1 van de toelichting.
Rijksweg A58/N289
Ten zuiden van het plangebied zijn de Rijksweg A58 en de Provincialeweg N289 gelegen. Voor de Rijksweg A58 geldt dat over het traject ter hoogte van het plangebied geen gevaarlijke stoffen vervoerd mogen worden, dit in verband met de Vlaketunnel. De gevaarlijke stoffen volgen ter plaatse van dit traject een verplichte omleidingsroute over de N289. Derhalve is in het onderzoek uitgegaan van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze omleidingsroute. Conform het basisnet weg blijkt voor het traject A58 wel een plasbrandaandachtsgebied van toepassing van 30 meter vanaf de wegrand.
Binnen dit plasbrandaandachtsgebied mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd. In het bestemmingsplan zal ervoor worden zorg gedragen dat er geen nieuwe bebouwing wordt gerealiseerd binnen het plasbrandaandachtsgebied.
Uit de berekeningen blijkt dat de PR10-6 risicocontour ten gevolge van de N289 op maximaal 19 meter van de weg is gelegen. De PR 10-6 risicocontour reikt hiermee niet tot in het plangebied en vormt daarom geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Het groepsrisico ten gevolge van de N289 neemt toe ten gevolge van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan. In de huidige situatie is het groepsrisico 0,081 maal de oriëntatiewaarde, ten gevolge van de ontwikkelingen binnen het plangebied stijgt dit groepsrisico tot maximaal 0,164 maal de oriëntatiewaarde bij 43 slachtoffers. Het groepsrisico blijft daarmee een factor 6 onder de oriëntatiewaarde. Ten gevolge van deze stijging dient het groepsrisico verantwoord te worden. Deze verantwoording is in deze paragraaf opgenomen.
Spoorweg
Ten noorden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor. Het betreft het traject Bergen op Zoom - Sloehaven Vlissingen. Voor dit traject zijn eveneens berekeningen verricht om de externe veiligheidssituatie te beoordelen. Hieruit volgt dat de ontwikkelingen in het plangebied geen effect hebben op het groepsrisico. De dorpskern Kapelle is maatgevend voor het groepsrisico omdat hier de bevolkingsdichteid groter is dan op het bedrijventerrein. Daarnaast worden in de nachtperiode de meeste goederenvervoerstreinen gereden. De PR 10-6 risicocontour is 0 meter. Dit betekent dat deze niet voorkomt op dit traject. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan. Een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.
Buisleidingen
Aan de rand van het plangebied zijn twee hogedruk aardgasleidingen gelegen met een invloedsgebied wat reikt tot binnen het plangebied. Dit betreffen de leidingen A513 en A515 van Zebra. Hiervoor zijn Carola-berekeningen uitgevoerd door de omgevingsdienst West-Brabant. Deze berekeningen zijn weergegeven in de rapportage: "QRA Hogedruk aardgasleidingen". Deze is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting.
Uit deze rapportage blijkt dat beide leidingen niet beschikken over een PR10-6 contour. Dit vormt daarom ook geen belemmering voor het bestemmingsplan. Tevens blijkt dat het groepsrisico ten gevolge van leiding 513 niet berekend kan worden, de kans dat er meerder slachtoffers tegelijk vallen is hiervoor te klein. Het groepsrisico is daarmee verwaarloosbaar klein en niet relevant. Het groeprisico ten gevolge van leiding 515 bedraagt in de huidige situatie 0,007 maal de oriëntatiewaarde. Dit neemt ten gevolge van de ontwikkelingen toe tot maximaal 0,008 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt daarmee minimaal toe ten opzichte van de huidige situatie. Het groepsrisico dient hiervoor verantwoord te worden. Deze verantwoording is verderop in deze paragraaf opgenomen.
Naast de buisleidingen met aardgas is in de aanwezige buisleidingenstrook tevens een leiding met aardolie aanwezig. Dit betreft de 24'crude oil leiding van Total Vlissingen. Deze leiding beschikt over een PR10-6 contour van 25 meter. Deze contour reikt (niet) tot het plangebied. Binnen deze contour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig en/of geprojecteerd. Deze worden hier ook niet mogelijk gemaakt.
Het groepsrisico ten gevolge van deze leiding is niet bekend. Echter gezien de omgeving en het type leiding kan verondersteld worden dat dit de oriëntatiewaarde niet overschrijdt.
Kanaal door Zuid-Beveland
Aan de Oostzijde van het plangebied is het Kanaal door Zuid-Beveland gelegen. Dit kanaal betreft een zwarte vaarweg conform het basisnet Water. Deze vaarweg is echter op ruim 1100 meter gelegen van het plangebied en vormt daarom geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Kerncentrale
Binnen de gemeente Borsele is de kerncentrale EPZ gevestigd. Voor wat betreft de kerncentrale valt het plangebied binnen de schuilzone van de kerncentrale. De kerncentrale valt onder de Kernenergiewet en verder niet onder de wetgeving m.b.t. externe veiligheid.
Verantwoording Groepsrisico
Het groepsrisico ten gevolge van de hogedruk aardgasleidingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N289 neemt toe ten opzichte van de huidige situatie ten gevolge van de ontwikkelingen op Smokkelhoek. In beide gevallen blijft het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde. Voor de exacte hoogte wordt verwezen naar voorgaande alinea's. Het groepsrisico ten gevolge van het transport van aardgas door buisleidingen neemt minimaal toe.
In verband met de veiligheid zijn in dat kader de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen geoptimaliseerd.
Bestrijdbaarheid
Bestrijdbaarheid wil zeggen dat de hulpverleningsdiensten met de beschikbare voertuigen binnen de gestelde opkomsttijd ter plaatse zijn en de calamiteit ook kunnen beperken en bestrijden. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de bereikbaarheid en de beschikbare bluswatervoorzieningen. Binnen het plangebied zijn op de juiste plaatsen locaties met open water, enkele specifiek als blusvoorziening, gesitueerd. Deze zijn weergegeven op de verbeelding. Hierover is overleg geweest met de gemeentelijke brandweer. Wat betreft de bestrijdbaarheid wordt dan ook voldaan aan de algemene wensen op dit vlak van de Veiligheidsregio.
In de planregels zijn binnen de bestemmingen waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Het bestemmingsplan biedt daarmee extra ruimte om te voorzien in eventuele aanvullende bluswatervoorzieningen. Bij wijziging of herinrichting van de openbare ruimte zal er in overleg met de brandweer gekeken worden naar de mogelijkheden één of meerdere opstelplaatsen nabij (nieuwe) bluswatervoorzieningen te realiseren.
Bereikbaarheid
Het bedrijventerrein is goed bereikbaar. Het bedrijventerrein is vanuit drie tot vier zijden benaderbaar, waarvan drie zijden in korte tijd zijn te benaderen. Destijds is ook specifiek het aantal benaderingswegen verbeterd. De veiligheidsregio heeft aangegeven dat de brandweer zowel overdag, in de avond nacht en het weekend binnen de normtijd van 10 minuten ter plaatse zal zijn. In verband met het in stand houden van deze bereikbaarheid dient tussen de bebouwing een minimale onderlinge afstand van 5 meter gehanteerd te worden.
Zelfredzaamheid
Ten aanzien van zelfredzaamheid geldt het volgende.
- Er is sprake van een regulier bedrijventerrein. Gebruikers van de bedrijventerreinen zijn niet verminderd zelfredzaam.
- Functies met niet zelfredzame personen worden uitgesloten nabij risicobronnen.
- Er zijn diverse vluchtroutes op het bedrijventerrein aanwezig.
- In het plangebied is het toegestaan binnen het openbaar gebied waarschuwingsmasten op te richten. Indien nodig is het mogelijk aanvullende waarschuwingsmasten te realiseren.
Beheersbaarheid
De gemeentelijke brandweer oefent volgens een oefenschema overeenkomstig de landelijke richtlijnen "leidraad oefenen". In deze leidraad is ook het oefenen in geval van bijzondere risico's een onderdeel. De brandweer is dus voldoende geoefend in het bestrijden van dergelijke situaties.
Afweging en verantwoording groepsrisico
Gelet op het voorgaande wordt het groepsrisico aanvaardbaar geacht. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
- Er is sprake van een bestaand stedelijk gebied; bebouwing en bevolkingsaantallen nemen de komende jaren niet noemenswaardig toe, dat het groepsrisico boven de oriënterende waarde komt.
- Er zijn verschillende vluchtroutes beschikbaar.
- De gemeente heeft geen invloed op het vervoer en transport van gevaarlijke stoffen door leidingen en over transportassen.
- De gemeentelijke brandweer zal blijven oefenen conform de landelijke richtlijnen en is derhalve goed voorbereid op een mogelijke calamiteit.
- Waterpartijen in het plangebied worden of zijn zo ingericht, dat deze dienen als bluswatervoorziening.
Het vorenstaande geldt ook voor de externe veiligheid inzake leidingen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Randvoorwaarden voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn daar waar noodzakelijk opgenomen in de regels en op de verbeelding. De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan hebben geen nadelige gevolgen voor de situatie met betrekking tot externe veiligheid. Er wordt voldaan aan de wetgeving en het beleidskader en de gemeente heeft de hoogte van het GR verantwoord.
4.5 Planologisch Relevante Leidingen
Toetsingskader
Hoogspanningsverbindingen
Voor hoogspanningsverbindingen gelden, afhankelijk van de sterkte, belemmeringstroken.
Onderzoek
Hoogspanningsverbindingen
Door Tennet worden plannen voorbereid voor situering van een nieuwe 380 kV-leiding op Zuid-Beveland. In de huidige situatie loopt de hoogspanningsverbinding aan de zuidzijde van de A58. Volgens de plannen van Tennet wordt dat tracé verlegd zodanig dat de leiding het bedrijventerrein Smokkelhoek gaat kruisen evenals de spoorlijn en vervolgt dan in oostelijke richting, noordelijk van Vlake. Voor het tracé is door het Rijk een voorbereidingsbesluit genomen.
Leidingen
Volgens het nieuwe Structuurvisie buisleidingen zal de leidingstrook een breedte krijgen van 70 meter in plaats van 50 meter. Echter, gezien de ligging van de leidingstrook in de zuidrand van het bedrijventerrein en de aanwezigheid van bedrijven en infrastructuur daar direct naast, is uitbreiding naar 70 meter niet mogelijk.
Conclusie
De bestaande kabels en leidingen leveren geen directe belemmering op voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Er wordt voor zover mogelijk voldaan aan de toekomstige wetgeving en het beleidskader.
4.6 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Wetgeving
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang, zie kader.
Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt. Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het plangebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit de Wlk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. |
De grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof zijn in tabel 1.3 weergegeven. Dit betreffen de grenswaarden inclusief de door de Europese Commissie verleende derogatie (7 april 2009) aan Nederland voor uitstel om te voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.
De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | |||
geldig | |||||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 µg/m³ | tot en met 10 juni 2011 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³ | tot en met 10 juni 2011 | |||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³), of indien een project in een specifiek aangeduide categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen).
Gemeentelijk beleid
De gemeente heeft weinig invloed op de lokale luchtkwaliteit. De gemeentelijke inspanningen richten zich daarom uitsluitend op het voldoen aan wettelijke verplichtingen. Dit betekent onder meer dat bij ruimtelijke ontwikkelingen de consequenties voor luchtkwaliteit zullen worden onderzocht.
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek
Referentiesituatie
In en rond het plangebied is sprake van verschillende bronnen van luchtverontreiniging: wegverkeer, bedrijvigheid en (op grotere afstand) scheepvaartverkeer. Op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving; PBL) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen wordt geconcludeerd dat in de referentiesituatie ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Industrie kan lokaal leiden tot verhoogde concentraties, maar leidt in Kapelle niet tot een overschrijding van grenswaarden. Scheepvaartverkeer is voor het bedrijventerrein niet relevant, de vaarroutes liggen op te grote afstand van het bedrijventerrein om een relevante bijdrage te leveren aan de luchtkwaliteit in de omgeving.
2011 | waarden | achtergrondconcentraties | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie in µg / m³ | 22,3 | |
24 - uurgemiddelde | 0 | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie in µg / m³ | 16,3 | |
2015 | |||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie in µg / m³ | 15,3 | |
2020 | |||
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie in µg / m³ | 20,4 | |
24 - uurgemiddelde | 0 | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie in µg / m³ | 13,2 |
Milieueffecten voornemen
Gevolgen extra verkeer
Het bestemmingsplan maakt een beperkte uitbreiding mogelijk, met dien verstande dat in het vigerende bestemmingsplan deze uitbreidingsruimte reeds is vastgelegd. Er is dus als gevolg van het plan geen sprake van een toename van extra verkeer ten opzichte van de reeds geregelde situatie. Het verkeer dat voortkomt uit de (daadwerkelijke) uitbreiding, zorgt niet voor overschrijding van de normen. Immers, gelet op het feit dat in de referentiesituatie ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof, worden deze grenswaarden zeker niet overschreden.
Gevolgen van de mogelijke vestiging van planmer-plichtige bedrijven
Het is bekend dat bedrijvigheid ook kan zorgen voor een verhoogde concentratie luchtverontreinigende stoffen. Dit is vooral een lokaal effect. De uitstoot van luchtverontreinigende stoffen van individuele bedrijven is vooral afhankelijk van de aard van het bedrijf, de inrichting en de specifieke bedrijfsvoering. Hierover is in dit stadium van de planvorming nog niets bekend.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden aangetoond dat er een inrichting van het bedrijventerrein mogelijk is waarmee voldaan wordt aan de normen voor luchtkwaliteit. Daarbij wordt overwogen dat de nieuwvestiging en uitbreidingen van de afgelopen planperiode, niet hebben geleid tot overschrijding van normen. Gelet op de concentraties luchtverontreinigende stoffen direct langs de snelweg (waarbij ruimschoots voldaan wordt aan de normen), is er nog meer dan voldoende 'ruimte' voor de nieuwe bedrijvigheid om bedrijfsactiviteiten te ontplooien, waarbij nog steeds aan de luchtkwaliteitsnormen wordt voldaan. Dit geldt voor de gehele planperiode.
Conclusie
De beoogde ontwikkelingen zorgen in de feitelijke situatie weliswaar voor een beperkte toename van de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Ook na realisatie van deze ontwikkelingen wordt overigens ruimschoots voldaan aan de normen die gelden voor luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit staat de uitvoering van dit project niet in de weg.
4.7 Geur
Toetsingskader
Geurhinder heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van de leefomgeving. Geurhinder is tevens een belemmerende factor voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor geurbeleid zijn de Nederlandse EmissieRichtlijn voor geur relevant evenals het Omgevingsplan Zeeland. Nog belangrijker is de invulling van de beleidsvrijheid die de lokale overheid heeft voor het voeren van geurbeleid en het stellen van normen aan individuele bedrijven.
De vergunningsituatie is in het kort als volgt.
- Omgevingsvergunning activiteit milieu van OK Nutripet is van 19 april 2011. Dit betreft een revisievergunning waarin een grotere geuremissie is toegestaan dan in de oprichtingsvergunning uit 2007. Het bedrijf heeft beroep ingesteld tegen de geurvoorschriften;
- Omgevingsvergunning activiteit milieu van Top Taste is van 24 juni 2008. In 2011 is een revisievergunning aangevraagd met een vergroting van de geuremissie. Omdat er geen zienswijzen tegen het ontwerp zijn ingebracht, wordt binnenkort de definitieve vergunning verstrekt.
- De vigerende vergunning van Coroos is op 25 maart 2008 verstrekt door gedeputeerde staten van Zeeland.
Onderzoek
Referentiesituatie
Bedrijven
Op bedrijventerrein Smokkelhoek zijn Coroos, OK Nutripet en Top Taste de bedrijven die een relevante geuremissie hebben.
- Top Taste: verwerken van uien.
- OK Nutripet: maken van koekjes voor huisdieren.
- Coroos: verwerking fruit en groente en de afvalwaterzuiveringsinstallaties en slibvelden.
Klachten en waarnemingen
Het waarnemen van geur hoeft nog niet te betekenen dat er sprake is van geurhinder. Van geurhinder is in ieder geval wel sprake op het moment dat er een klacht over geurhinder wordt ingediend. Omwonenden hebben in 2010 bij de gemeente circa 15 klachten ingediend. Tevens zijn door de BOA op meerdere waarnemingspunten bij het bedrijventerrein de waarnemingen van geur geregistreerd (in totaal circa 60 dagen).
Milieueffecten voornemen
Voorkomen toename geurhinder
De volgende ontwikkelingen kunnen een toename van geurhinder tot gevolg hebben.
- Gevestigde bedrijven kunnen een verandering willen aanbrengen in hun huidige activiteiten. Indien dit een hogere geuremissie tot gevolg heeft, dient er eerst een omgevingsvergunning voor deze verandering te worden aangevraagd. Dit kan een vergroting van de (vergunde) geurhinder tot gevolg hebben.
- Nieuw te vestigen bedrijven kunnen activiteiten willen gaan uitvoeren met een geuremissie. In de meeste gevallen dient er eerst een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Ook dit kan een vergroting van de geurhinder tot gevolg hebben.
Dit is nadelig voor het woon- en leefklimaat op het bedrijventerrein, in de kernen en het buitengebied eromheen.
Vergunningverlening
Parallel aan het opstellen van dit bestemmingsplan wordt nagegaan in hoeverre de vergunningen voor deze drie bedrijven actualisering behoren. Daarbij wordt gestreefd naar het stellen van vergelijkbare voorwaarden, rekening houdend met de specifieke geurcomponenten die van deze onderling verschillende bedrijven afkomstig zijn.
Voor een zorgvuldige en adequate regeling is het nodig ervoor te zorgen dat de 'best beschikbare technieken' worden toegepast, een maximale geurbelasting wordt vastgelegd en zo nodig geuronderzoek wordt verricht.
Op korte termijn wordt ervoor gezorgd dat alle vergunningen actueel zijn. Daarbij is onderlinge afstemming gewenst en ook voor de hand liggend.
Gemeentelijk geurbeleid
De Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) biedt een praktische oplossing om te waarborgen dat het huidige geurniveau wordt gehandhaafd of verbeterd, in ieder geval dat wordt voorkomen dat geurhinder toeneemt door de vestiging van nieuwe bedrijven of veranderingen van bestaande bedrijven. Dit betekent het opstellen van een lokaal geurbeleid waarin wordt geregeld dat de geurhinder niet toeneemt.
Het vaststellen van lokale beleidsregels geur voor inrichtingen met een omgevingsvergunning activiteit milieu gelegen op het grondgebied van de gemeente Kapelle welke onder het bevoegd gezag van de gemeente vallen biedt de volgende voordelen:
• Het waarborgen van rechtsgelijkheid in de afweging van een acceptabel geurhinderniveau tussen inrichtingen waarvoor de gemeente het bevoegd gezag is door het vaststellen van een uniform toetsingskader voor een acceptabel geurhinderniveau;
• Het bieden van duidelijkheid en rechtszekerheid aan reeds aanwezige inrichtingen, waarvoor de gemeente het bevoegd gezag is, omtrent de ruimte welke (nog) beschikbaar is voor geuremissies;
• Het bieden van duidelijkheid en rechtszekerheid aan nieuwe inrichtingen waarvoor de gemeente het bevoegd gezag is, of vestiging op de gewenste locatie wat betreft geuremissies mogelijk is;
• Het verkleinen van de kans dat het in een omgevingsvergunning activiteit milieu vastgelegde acceptabel geurhinderniveau met succes kan worden aangevochten;
• Het bieden van duidelijkheid en rechtszekerheid aan de gebruikers van gevoelige en van minder gevoelige objecten betreffende een acceptabel geurhinderniveau waarbij gedurende het grootste deel van het jaar geen geurhinder is te verwachten. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bewoners van woningen in gebieden met de bestemming wonen.
De gemeente Kapelle heeft beleidsregels opgesteld met betrekking tot geur. Deze notitie is opgenomen in Bijlage 3.
Instrumentarium
Er kunnen twee instrumenten worden ingezet voor het waarborgen van een voldoende woon- en leefklimaat in de omgeving van de bedrijven en het bedrijventerrein.
- Het ruimtelijk instrumentarium via het bestemmingsplan.
- Het milieuinstrumentarium op basis van lokaal geurbeleid.
Ruimtelijke instrumentarium: bestemmingsplan
- Het bestemmingsplan wordt als instrument ingezet om geurbelastende activiteiten ruimtelijk te scheiden of te zoneren ten opzichte van kwetsbare objecten zoals woningen om daarmee te voorkomen dat geurhinder ontstaat of toeneemt. Dit gebeurt door middel van het opnemen van de werkelijke geuremissie op basis van geuronderzoeken.
- Bij een nieuwvestiging wordt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten gekeken of een individueel bedrijf past in de milieucategorisering. Het gaat dan om een globale indicatie van een 'gemiddeld' bedrijf.
Milieuinstrumentarium: lokaal geurbeleid
- Met betrekking tot acceptabel geurhinder vanwege bedrijven wordt in het lokaal geurbeleid eerst het te bereiken doel vastgesteld. Dit kan bijvoorbeeld het voorkomen van uitbreiding van bestaande hinder en het voorkomen van nieuwe geurhinder vanwege bedrijven zijn. Het te bereiken doel wordt in het lokaal geurbeleid vertaald in normen en/of contouren.
- De normen en/of contouren in het lokaal geurbeleid vormen het toetsingskader voor de omgevingsvergunning activiteit milieu. Uit deze toetsing blijkt of dat een nieuw bedrijf zich kan vestigen of dat een bestaand bedrijf een verandering van activiteiten kan doorvoeren. Indien vestiging of verandering van activiteiten mogelijk is dan biedt het toetsingskader de basis voor de in de vergunning te stellen voorschriften.
- Voor bedrijven zonder vergunningplicht vormen de normen en/of contouren in het lokaal geurbeleid het toetsingskader op basis waarvan indien nodig maatwerkvoorschriften kunnen worden opgelegd.
- Voor bedrijven waarvoor in de NeR een zogenaamde 'Bijzondere Regeling' is vastgelegd wordt in het lokaal geurbeleid aangegeven hoe hiermee wordt omgegaan. Alleen dan blijft volgens de NeR toetsing aan de normen en/of contouren in het lokaal geurbeleid mogelijk.
- Indien de verschillende soorten geuremissies dit mogelijk maken worden alle bedrijven en de vergunde situaties ('milieuruimte') in samenhang beoordeeld. Dit is vergelijkbaar met de geluidzone industrielawaai.
Samenhang ruimtelijk en milieuinstrumentarium
Het is gebruikelijk dat zowel getoetst wordt aan het bestemmingsplan als aan het lokaal geurbeleid. Dit kan overeenkomstige of tegenstrijdige conclusies tot gevolg hebben.
- Indien een bedrijf volgens het bestemmingsplan is toegestaan en past binnen het lokaal geurbeleid, dan kan het bedrijf zich vestigen met een omgevingsvergunning activiteit milieu.
- Indien een bedrijf volgens het bestemmingsplan niet is toegestaan (valt in te hoge categorie), maar wel past binnen het lokaal geurbeleid, dan kan het bedrijf zich vestigen door een binnenplanse afwijkingsprocedure (bestemmingsplan) en met een omgevingsvergunning activiteit milieu.
- Indien een bedrijf volgens het bestemmingsplan is toegestaan, maar niet past binnen het lokaal geurbeleid, dan kan het bedrijf zich vestigen met maatwerkvoorschriften in de omgevingsvergunning milieu.
- Indien een bedrijf volgens het bestemmingsplan niet is toegestaan (valt in te hoge categorie), en niet past binnen het lokaal geurbeleid, dan kan het bedrijf zich vestigen door een binnenplanse afwijkingsprocedure (bestemmingsplan) en met maatwerkvoorschriften in de omgevingsvergunning activiteit milieu.
- Dit is een systematiek die gebruikelijk is. Het is alleen bij geluid zo dat er via het bestemmingsplan toetsing aan de geluidzone plaatsvindt. Dit is door de specifieke regeling in de Wet geluidhinder. Die ontbreekt bij geurregelgeving.
Voor waarborging van een goed woon- en leefklimaat zijn zowel een bestemmingsplan als lokaal geurbeleid nodig.
Conclusie
Het bestemmingsplan en lokaal geurbeleid worden ingezet als instrumenten om te voorkomen dat geurhinder vanwege bedrijven op bedrijventerrein Smokkelhoek ontstaat of toeneemt, zodat met name de omgevingsvergunningen activiteit milieu op maat kunnen worden opgesteld, en zodoende het woon- en leefklimaat door inzet van twee instrumenten kan worden gewaarborgd. Het aspect geur vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.8 Bodemkwaliteit
Toetsingskader
Bij de beoordeling van het bestemmingsplan wordt de richtlijn gehanteerd dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan ten minste het eerste deel van het verkennend onderzoek wordt verricht op nieuwe bestemmingen.
Onderzoek
Referentiesituatie
Uit historische informatie blijkt dat op het bestaande bedrijventerrein enkele verdachte locaties aanwezig zijn, waar in het verleden mogelijk bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Vanwege de functie van het gebied (bedrijventerrein) is dit geen ongewoon beeld. Dit beeld wordt bevestigd door informatie van het bodemloket (www.bodemloket.nl). Hieruit blijkt dat op verschillende locaties bodemonderzoek is uitgevoerd en geen vervolgonderzoek nodig is.
Milieueffecten voornemen
In het plangebied vindt functiewijziging plaats vanwege de oostelijke uitbreiding. Destijds is bodemonderzoek verricht. Daaruit is gebleken dat de bodemsituatie geschikt is voor bedrijfsontwikkeling. Voor zover bekend hebben zich in tussentijd geen omstandigheden voorgedaan die tot een ander oordeel aanleiding geven. De destijds aanwezige agrarische productie is voortgezet. Er is geen sprake geweest van fruitteelt.
Voor nieuwe activiteiten, passend binnen het bestemmingsplan, geldt als randvoorwaarde dat ze geen (ernstige) bodemverontreinigingen mogen veroorzaken (zorgplichtbeginsel uit de Wet bodembescherming). Alle nieuw te ontstane verontreinigingen dienen op kosten van de veroorzaker te worden. Voorschriften in de benodigde vergunningen en de geldende (milieu)wetgevingen moeten voldoende waarborgen voor bescherming van de bodemkwaliteit bieden.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van dit project niet in de weg. Er treden geen relevante negatieve effecten op het gebied van bodemkwaliteit op als gevolg van de beoogde ontwikkelingen.
4.9 Duurzaamheid En Energie
In de toelichting van het bestemmingsplan wordt uitvoerig op de aspecten duurzaamheid en energie ingegaan. Daaruit blijkt dat dit aspect bij de verdere intensivering van het grondgebruik (bestaande locaties) en de uitbreiding, ruimschoots aandacht krijgen.
4.10 Verkeer
Toetsingskader
Het verkeer dient veilig te worden afgewikkeld, waarbij doorstroming van belang is, zeker op de hoofdwegen.
Onderzoek: Referentiesituatie en milieueffecten voornemen
Gemotoriseerd verkeer
Het bedrijventerrein wordt via de Rijksweg en Smokkelhoekweg (twee aansluitingen) ontsloten voor autoverkeer.
Fietsverkeer
Fietsverkeer kan gebruik maken van de hoofdontsluiting, waarop fietssuggestiestroken zijn aangegeven. Op andere interne wegen zorgt de maatvoering voor een voldoende veilige verkeerssituatie.
Openbaar vervoer
In de nabijheid van het bedrijventerrein is een bushalte.
Parkeren
Het parkeren gebeurt op het eigen bedrijfsperceel. Ter plaatse van de leidingstrook aan de zuidkant van het bedrijventerrein, wordt door de bedrijven aan de noordzijde van de Kloosterpoort geparkeerd (intensief ruimtegebruik). Daarnaast is in de zuidwesthoek van het bedrijventerrein ruimte voor vrachtwagens die 's nachts overblijven zonder een directe binding met een bedrijf (doorgaand transport). Het bedrijventerrein biedt voldoende parkeermogelijkheden.
Vestiging van mogelijk mer-(beoordelings)plichtige bedrijven
De vestiging van mogelijke mer-(beoordelings)plichtige bedrijven (in het milieuspoor) leidt niet tot een ander beeld van de verkeersontsluiting, het fietsverkeer, het openbaar vervoer en parkeren. De vestiging/wijziging of uitbreiding van individuele bedrijven op voor het overgrote merendeel reeds bestaande bedrijventerrein zal niet leiden tot een relevant ander verkeersbeeld dat de verkeersontsluiting beïnvloedt.
Verkeersgeneratie
Destijds is de te verwachten verkeersintensiteit onderzocht. Hierop is de hoofdontsluitingstructuur ingrijpend gewijzigd. Dit heeft geresulteerd in een nieuwe hoofdweg centraal door het plangebied, met doorgaande verbindingen tussen de twee aansluitingen op de Smokkelhoekweg en de aansluiting op de Rijksweg. Door deze koppeling van aansluitingen is er geen directe noodzaak voor een extra aansluiting op de Rijksweg. Immers, in geval van calamiteiten kan van de twee andere aansluiting gebruik worden gemaakt. De huidige ontsluitingsstructuur heeft voldoende capaciteit om de uitbreiding van het bedrijventerrein te faciliteren.
Conclusie
De bereikbaarheid van het bedrijventerrein is voor alle modaliteiten, afgezien het openbaar vervoer, redelijk tot goed te noemen. De capaciteit en structuur zijn voldoende voor het opvangen van het extra verkeer dat met de uitbreiding van het bedrijventerrein samenhangt.
4.11 Wegverkeerslawaai En Railverkeerslawaai
Toetsingskader
Langs alle wegen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones. Indien een nieuwe weg wordt aangelegd dient de geluidhinder vanwege het verkeer op deze wegen getoetst te worden aan de normen van de Wgh. De spoorlijn veroorzaakt railverkeerslawaai.
Milieueffect voornemen
In het vigerende bestemmingsplan is in het oostelijk deel reeds een nieuwe ontsluitingsweg geprojecteerd, verlenging van de Kloosterpoort. De daadwerkelijke gehele verlenging tot aan de aansluiting van de kernen Schore en Hansweert op de Rijksweg, wordt niet langer beoogd. Volstaan wordt met een nieuwe lusvormige uitbreiding van de infrastructuur binnen het plangebied. De verkeersintensiteit is dermate laag, dat die interne wegen geen relevante geluidhinder veroorzaken voor de woonbebouwing aan de zuidzijde van het bedrijventerrein.
In de oostelijke uitbreiding zullen geen nieuwe geluidgevoelige functies, zoals bedrijfswoningen, worden toegestaan.
Daaruit volgt dat wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai niet relevant zijn voor de oostelijke uitbreiding.
Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai zorgen niet voor een belemmering voor het bestemmingsplan.
4.12 Archeologie
Gemeentelijk archeologiebeleid
Recent is door de 9 gemeenten in Zuid-Beveland, Tholen en Zeeuws-Vlaanderen archeologie beleid opgesteld. Het gemeentelijk archeologiebeleid van Kapelle, vastgesteld op 20 december 2011, is vastgelegd in de nota Archeologiebeleid gemeente Kapelle, Deel A: Beleidsnota archeologie en Deel B: Toelichting beleidskaart, 30-06-2011.
In het beleid zijn de archeologische verwachting en bekende vindplaatsen en archeologische monumenten vastgelegd.
Het grootste deel van de bodemingrepen vindt plaats in de bovenste laag van het bodemarchief (laag I, Walcheren). Bij vergunningaanvragen voor diepere bodemingrepen wordt door de bevoegde overheidsinstantie vastgelegd of met de ingreep de diepere lagen (2-4) worden geraakt.
Op basis van het beleid gelden voor kaartlaag 1 (Walcheren) de volgende categorieën:
- categorie 1 (wettelijk beschermd monument);
- categorie 2 (terreinen van archeologische waarde);
- categorie 3 (gewaardeerde stads-/ dorpskern)
- categorie 4 (hoge verwachting);
- categorie 5 (gematigde verwachting);
- categorie 6 (lage verwachting);
- categorie 7 (waterbodem);
- categorie 8 (geen verwachting).
Volgens het nieuwe gemeentelijk beleid is binnen het plangebied sprake van de volgende verschillende categorieën met archeologische verwachting.
- Categorie 2 (terrein van archeologische waarde, een relatief klein deel van het plangebied in het oostelijke deel van Smokkelhoek). Aan dit deel is op basis van het beleid een Waarde - Archeologie – 1 toegekend. Bij een bodemverstoring van meer dan 50 m2 en dieper dan 40 cm geldt een onderzoeksplicht.
- Categorie 4 (hoge verwachting, geheel Smokkelhoek met uitzondering van de gronden met categorie 2). Voor dit deel is op basis van het beleid een Waarde – Archeologie – 2 toegekend. Het gemeentelijk archeologiebeleid schrijft voor dat in dit gebied bij een bodemverstoring van meer dan 250 m2 en dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht van toepassing is. Dit bodemonderzoek is niet vereist als op basis van een archeologisch rapport is vastgesteld dat er geen behoudenswaardige archeologische resten in de bodem aanwezig zijn.
Onderzoek
Referentiesituatie
Ten behoeve van de eerdere uitwerkingen zijn archeologisch onderzoeken verricht (ADC 2005 en 2012, Raap 2003 en 2008). Op basis van deze onderzoeken is vastgesteld dat in het gebied sporen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen aanwezig zijn. Er is één behoudenswaardige archeologische vindplaats aangetroffen uit de Romeinse tijd. Dit betreft twee haardkuilen en een houtconstructie. Deze is vooralsnog geïnterpreteerd als oeverbeschoeing of een constructie met industriële functie. Voor het overige gebied geldt dat de vondsten van Romeins aardewerk zich niet meer in hun oorspronkelijke context bevinden. De bodem is in het verleden verstoord door overstromingen en in de Middeleeuwen door grootschalige moernering (het afgraven van veen). Hierdoor is er geen sprake van behoudenswaardige archeologie en is het gebied daarmee vrijgegeven voor ontwikkeling. Wel kunnen zich binnen het plangebied mogelijke toevalsvondsten voordoen. Op grond van de Monumentenwet bestaat er een verplichting dergelijke vondsten te melden bij het bevoegd gezag.
Milieueffecten voornemen
Een belangrijk deel (het westelijk deel) van het bedrijventerrein is reeds ontwikkeld. In het oostelijk deel zijn nog nieuwe kavels en ruimte voor nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein beschikbaar. Voor nieuwe bouwactiviteiten en andere werkzaamheden is het nieuwe archeologie beleid van toepassing, met dien verstande dat het voorgeschreven onderzoek reeds is uitgevoerd. Dit betekent dat alleen ter plaatse van de archeologische vindplaats er voor relatief kleinschalige ontwikkelingen (tot 50 m² met een diepte tot 40 cm op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie – 1) zonder Omgevingsvergunning geen werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Voor grotere ingrepen (dieper of een groter oppervlak) is de initiatiefnemer verplicht voorafgaand aan de omgevingsvergunning voor bouwen een archeologisch onderzoek te laten verrichten en het bevoegd gezag het rapport te laten beoordelen.
Onderzoek Grootschalige veenwinning
ADC heeft archeologische onderzoek verricht voor de uitbreidingslocatie aan de oostzijde waar een groot gedeelte als waterberging wordt ingericht (ADC, Grootschalige veenwinning in Kapelle Smokkelhoek; maart 2013; bijlage 4).
- Het proefsleuvenonderzoek heeft aangetoond dat binnen het huidige plangebied in het verleden op grote schaal moernering, oftewel veenwinning, heeft plaatsgevonden. De afmetingen van de moerneringskuilen varieerden sterk. In twee gevallen is een veenwinningskuil aangetroffen in een veendam.
- Zowel op fysieke als op inhoudelijke kwaliteit wordt de vindplaats laag gewaardeerd.
- Er is geen enkele aanwijzing aangetroffen voor de aanwezigheid van een vindplaats uit de Romeinse tijd. Op basis van de lage waardering luidt het selectieadvies dat het plangebied vrijgegeven kan worden voor ontwikkeling.
Toch kan niet geheel uitgesloten worden dat zich in de strook van circa 20 meter breed tussen de meest westelijke rij proefsleuven en de ten westen daarvan gelegen perceelsscheiding in de vorm van een sloot archeologische sporen en/of vondsten kunnen worden aangetroffen. Bij het opstellen van eventuele nieuwbouwplannen voor het huidige plangebied, dient hiermee rekening te worden gehouden.
Conclusie
Voor het gebied is, op basis van de beschikbare informatie, een algemene archeologiebescherming nodig. Aanvullend voor de locatie met aangetoonde archeologische waarden, is een meer specifieke bescherming nodig. De onderzoeksplicht op grond van het gemeentelijk archeologiebeleid is echter al uitgevoerd. Dit zal in de praktijk inhouden dat, met uitzondering van de archeologische vindplaats, er geen archeologische voorwaarden gesteld zullen worden aan te verlenen omgevingsvergunningen. In de regeling is aangegeven dat reeds verrichte onderzoeken aangemerkt kunnen worden als het voorgeschreven onderzoek.
4.13 Cultuurhistorie
Analyse
De cultuurhistorische waarden zijn aangegeven op de kaart CHS (Cultuurhistorische hoofdstructuur) van de provincie. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen waardevolle objecten (onder andere rijksmonumenten) en waardevolle gebieden (onder andere provinciale belvedère gebieden). Voor het bedrijventerrein Smokkelhoek zijn op de kaart geen vermeldingen opgenomen.
De afstand tot Biezelinge is zodanig groot dat de functies en gebouwen die op Smokkelhoek worden toegestaan, geen invloed hebben op de cultuurhistorische waarde van Biezelinge, zoals de kerk. De hoogte van gebouwen op Smokkelhoek is hiervoor ook te beperkt (12 meter).
Conclusie
Cultuurhistorische aspecten vragen geen bijzondere aandacht bij het opstellen van de bestemmingsregeling.
4.14 Waterhuishouding
Toetsingskader
Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. De plangebieden liggen binnen het beheersgebied van waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer.
De tekst is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.
Onderzoek
Referentiesituatie
Voor het bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek is in 2003 een watertoets opgesteld. Op basis daarvan is waterberging aangelegd, rekening houdend met uitbreiding van het bedrijventerrein. In 2006 is door Grontmij de stand van zaken geanalyseerd (21 juni 2006). Dit is ook in 2008 door Royal Haskoning gedaan (6 juni 2008). Daaruit blijkt dat 10.400 m3 waterberging is aangelegd, waarvan 4.900 m3 tijdelijk. Benodigd was 5.600 m3.
Milieueffecten voornemen
Na afronding van de uitbreiding van Smokkelhoek bedraagt het verhard oppervlak 19,55 ha en dient de waterberging 14.700 m3 te omvatten over een oppervlak van 12.335 m2.
De totale omvang van waterberging dient 14.800 m3 groot te zijn:
- 5.600 m3 voor de eerste fase;
- 14.700 m3 voor de resterende fasen;
- 4.900 m3 als vervanging van de tijdelijke waterberging.
In het advies is uitgegaan van een peilstijging van 1,20 meter. Aanvullend is circa 670 m3 (560 m2) nodig voor een zuiveringssysteem van regenwater.
Locatie waterberging
Voor de situering van de waterberging komen in beginsel verschillende percelen in aanmerking.
- Het driehoekige perceel langs de spoorlijn. Tussen het bedrijventerrein en dit perceel ligt een waterleiding. Deze moet worden gekruist, waarmee substantiële kosten gemoeid zijn. De gronden zijn niet in eigendom van de gemeente. Bekend is dat aan aankoop van dit perceel ook andere gronden en een agrarisch bedrijfscomplex zijn gekoppeld. Dit is niet haalbaar.
- De gronden tussen de Veldzichtweg en Kelhoekseweg zijn agrarisch in gebruik. Dit perceel wordt doorsneden door een waterloop en een leidingstrook. Hierdoor is het gebied ongeschikt voor waterberging. Daarmee hangt samen dat het kruisen van de leidingstrook en waterloop kostbaar zijn. Tevens ligt het gebied nog verder weg van het beginpunt van de riolering (hoogste punt), zodanig dat de riolering ter plaatse ruim 4 meter onder het maaiveld uitkomt. Dit is niet verantwoord voor de waterhuishouding.
- Het oorspronkelijk gedachte groen-watergebied, westelijk van de Veldzichtweg, is het meest geschikt als waterbergingsgebied. Weliswaar is kruising van de waterleiding nodig. De gronden zijn in bezit van de gemeente.
- Voor waterzuivering wordt een gebied gereserveerd met een oppervlakte van 560 m2 en voor waterberging 11.800 m2. Als bedrijventerrein kan dan nog een oppervlakte van 4.170 m2 worden uitgegeven.
Figuur 4.3. Locatie waterberging (Royal Haskoning)
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie, voor zover voldoende waterbergingscapaciteit wordt aangelegd (circa 11.800 m2). De ontwikkeling voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.
4.15 Ecologie
Toetsingskader
In deze ecologieparagraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is aangegeven waaraan de beoogde ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van rijk en provincie. De toetsing heeft betrekking op de gronden die van bestemming veranderen. Dit betreft enige landbouwpercelen aan de oostkant van het plangebied.
Gebiedsbescherming
Op 1 oktober 2005 is de (gewijzigde) "Natuurbeschermingswet 1998" in werking getreden. De Europese regelgeving in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn is nu geheel in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De ecologische hoofdstructuur is beschermd in het provinciale beleid.
Soortbescherming
De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De Flora- en faunawet is in zoverre voor het onderhavige bestemmingsplan van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Onderzoek
Referentiesituatie
Gebiedsbescherming
In de directe omgeving zijn geen gebieden aanwezen of aangemeld die vallen onder de Natuurbeschermingswet 1998 of de ecologische hoofdstructuur.
Soortbescherming
Twee landbouwpercelen aan de oostkant van het plangebied zijn akkers. Tijdens het veldbezoek in 2011 is een indruk verkregen van de beschermde natuurwaarden in het plangebied.
Gangbare akkerbouwpercelen zijn ongeschikt als groeiplaats van beschermde plantensoorten en amfibieën. In het plangebied kunnen broedvogels aanwezig zijn. Het betreft hier broedvogels van akkers, zoals graspieper. Er zijn geen nesten waargenomen van vogels met een vaste nestplaats.
Het gebied vervult een functie als leefgebied voor algemene soorten zoogdieren (mol, huisspitsmuis en veldmuis). Het gebied is als gevolg van ligging, inrichting en beheer ongeschikt als verblijfplaats van overig beschermde soorten en van de zwaar beschermde soorten, die staan vermeld op tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet.
Milieueffect voornemen
De benodigde werkzaamheden ten behoeve van de realisatie van het project (bouwrijp maken, bouwwerkzaamheden) kunnen leiden tot aantasting van beschermde natuurwaarden. De beschermde natuurwaarden van het plangebied staan alle vermeld op tabel 1 van de Flora- en faunawet.
Er is geen ontheffing nodig voor de soorten uit categorie 1 (algemene soorten) daar er voor deze soorten een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt. De aantasting en verstoring van broedvogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of geen broedvogels te verstoren.
Het toekomstig gebruik van het plangebied zal niet leiden tot verstoring van beschermde natuurwaarden in de omgeving. In de huidige situatie wordt het gebied al intensief gebruikt en zijn er geen kwetsbare natuurwaarden in de directe omgeving aanwezig.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde ontwikkeling geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden volgens de principes van zorgvuldig handelen en mogen broedvogels niet verstoord worden.
Wat de gebiedsbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Ecologische hoofdstructuur geen beletsel vormen voor de ontwikkeling.
4.16 Leemte In Kennis
Het planMER is opgesteld, omdat het bestemmingsplan activiteiten mogelijk maakt die in het kader van het (milieu)vergunningenspoor mogelijk mer-(beoordelings)plichtig zijn: het bestemmingsplan vormt daarmee het kaderstellende plan voor dergelijke activiteiten.
De milieueffecten zijn beschreven voor zover dat in dit stadium op bestemmingsplanniveau mogelijk is. Het is niet bekend:
of dergelijke bedrijven zich gaan vestigen;
- 1. hoeveel bedrijven dit betreffen;
- 2. op welke locatie een dergelijk bedrijf zich gaat vestigen;
- 3. wat de aard van de bedrijvigheid;
- 4. hoe de bedrijfsvoering van het bedrijf zal zijn (capaciteit productie, lay-out bebouwing, mogelijke maatregelen om milieubelasting op de omgeving zo veel mogelijk tegen te gaan door bijvoorbeeld filters, geluidisolatie, locatie vervoersbewegingen et cetera).
Hierdoor is het planMER globaler van inhoud dan een projectMER of mer-beoordeling voor concrete bedrijvigheid.
Indien een concreet bedrijf zich aandient waarvan activiteiten mer-beoordelingsplichtig of mer-plichtig zijn in het kader van het vergunningenspoor, worden deze aspecten wel bekend en kan, waar noodzakelijk, gerichter de milieueffecten in beeld worden gebracht.
4.17 Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de uitvoering van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek mogelijk is binnen de geldende (milieu)wet- en regelgeving.
Op basis van bovenstaande informatie kan eveneens geconcludeerd worden dat de beoogde ruimtelijke kwaliteitsslag en de versterking van de bestaande segmentering niet leiden tot belangrijke negatieve milieugevolgen die voor het bestemmingsplan zelf het doorlopen van een projectmer-procedure wenselijk maken.
Voor zover nodig zijn nadere regels in het bestemmingsplan opgenomen om te waarborgen dat de omgevingsvereisten ook daadwerkelijk worden nageleefd.
Hoofdstuk 5 Bestemmingsregeling
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling beschreven. De bestemmingsregeling bestaat uit de volgende onderdelen:
- de verbeelding met het renvooi (paragraaf 5.2);
- de regels (in vier hoofdstukken, paragraaf 5.3).
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn 1 juli 2008 in werking getreden en vormen het wettelijk kader voor het bestemmingsplan Smokkelhoek. Alle nieuwe ruimtelijke plannen - zoals bestemmingsplannen - moeten digitaal worden vervaardigd. Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) en is derhalve digitaal raadpleegbaar. SVBP2008 heeft alleen betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling.
5.2 Verbeelding En Renvooi
Digitaal
Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kan het digitale bestemmingsplan worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan "doorverwezen".
Analoog
Ondergrond
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand (versie november 2011). Op deze ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters (bijvoorbeeld B) is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden.
Bestemmingen
De bestemmingen zijn in dit bestemmingsplan met een hoofdletter (bijvoorbeeld B voor bedrijf) aangeduid. De bestemmingen corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels). In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.
Aanduidingen en renvooi (analoog plan)
De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en wat betreft de aanduidingen opgesplitst in:
- gebiedsaanduidingen;
- functieaanduidingen;
- bouwvak;
- bouwaanduidingen;
- maatvoeringsaanduidingen.
Leeswijzer
Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.
5.3 Regels
De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels.
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels.
- Hoofdstuk 3 Algemene regels.
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat artikelen, die van belang zijn voor een juiste toepassing van deze regels.
Artikel 1 Begrippen
De begrippen geven een nadere uitleg van in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot. Ten opzichte van het geldende plan zijn enkele begrippen toegevoegd of geactualiseerd.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel bevat bepalingen die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals oppervlakte en inhoud van gebouwen, dienen te worden gemeten. Een aantal regels zijn als gevolg van de invoering van de SVBP2008 voorgeschreven en daarmee in overeenstemming gebracht.
5.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Algemeen
Opbouw bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bevat regels waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaard volgorde zoals opgenomen in SVBP2008.
- Bestemmingsomschrijving
In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven. Dit houdt in: de functies die binnen de bestemming "als recht" zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste "toetssteen" voor gebruiksvormen en ook voor bouwactiviteiten (past het beoogde gebruik van gronden / gebouw binnen de bestemming). Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving. - Bouwregels
Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving. - Afwijken van de bouwregels
De bevoegdheid tot het afwijken van de bouwregels zijn in dit deel van de regels opgenomen. - Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel wordt ten opzichte van de Bestemmingsomschrijving, specifiek bepaald welke functies al dan niet specifiek zijn toegestaan. Deze bepaling vormt een aanvulling op de Bestemmingsomschrijving. - Afwijken van de gebruiksregels
De bevoegdheid tot het afwijken van de gebruiksregels is in dit deel van de regels opgenomen. - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor zover nodig zijn hierin de regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Dit bestemmingsplan voorziet in dergelijke regels voor onder andere de aanwezige buisleidingenstrook en archeologische waarden - Wijzigingsregels
Enkele bestemmingen of locaties kunnen worden gewijzigd wat betreft gebruik of bouwmogelijkheden. De bevoegdheden staan in dit deel vermeld.
Een bestemmingsartikel behoeft niet elk van de vorenstaande elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten in ieder geval wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Artikel 3 Agrarisch
De agrarische bestemming is gekozen voor de gronden die naar verwachting ook agrarisch gebruikt blijven worden. Het betreft percelen aan de oostzijde. Ter plaatse is grondgebonden landbouw toegestaan.
Artikel 4 Bedrijf
Bestemmingsregeling algemeen
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten. Er is daarbij afhankelijk van de ligging van percelen ten opzichte van woonbebouwing buiten het plangebied en bedrijfswoningen op het bedrijventerrein, een onderscheid gemaakt naar milieucategorie (3.1 tot en met 4.2). In een aantal situaties is een verbijzondering van de bestemming gewenst. Onder andere:
- de aanwezige bedrijfswoningen zijn voorzien van een aanduiding 'bedrijfswoning';
- risicovolle inrichtingen;
- perifere detailhandel;
- een zend- en ontvangstinstallatie.
Voorts zijn erftoegangswegen, parkeervoorzieningen en terreininrichtingen en dergelijke toegestaan.
Staat van bedrijfsactiviteiten
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' zijn de op het bedrijventerrein toegelaten bedrijven opgenomen.
- Er zijn diverse bedrijven opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' die bijvoorbeeld niet direct een productiefunctie hebben, maar meer een handelsfunctie. Voorbeelden zijn autogarages (SBI-code 501) en taxibedrijven (SBI/code 6022). Deze bedrijvigheid past juist op het bedrijventerrein, niet in de bebouwde kom of op andere locaties.
- Hetzelfde geldt voor benzineservicestations. Als gevolg van de detailhandelsfunctie, zijn die niet in de genoemde Staat opgenomen. Vandaar dat deze bedrijven in de bestemmingsomschrijving specifiek zijn genoemd, zodat deze alsnog toelaatbaar zijn.
- In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is eveneens groothandel genoemd (SBI-code 51). Volgens de SBI-coderingssystematiek, behoren hiertoe ook opslagbedrijven. Voor opslag is ook geen afzonderlijke codering voorzien. Het kan daarbij ook gaan om voorraad/opslag voor winkels. Dit hangt samen met de algemene ontwikkeling dat magazijnen bij winkels in de kernen zo klein mogelijk worden gehouden. Hiertegen bestaat geen bezwaar, tenzij ter plaatse detailhandel wordt uitgeoefend.
Bestemmingsregeling detailhandel, ondergeschikte detailhandel, webshops, perifere en grootschalige detailhandel.
De gemeente hanteert als algemeen uitgangspunt dat detailhandel niet is toegestaan op bedrijventerreinen. Het bedrijventerrein is immers gereserveerd voor bedrijvigheid. Er zijn vormen van detailhandel die door hun uitstraling, omvang en dergelijke ook denkbaar zijn op het bedrijventerrein. In hoofdstuk 3 zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd.
- Webshops zijn onder voorwaarden toegestaan.
- Ondergeschikte detailhandel is onder voorwaarden toegestaan.
- Perifere detailhandel is toegestaan na planwijziging.
- Grootschalige detailhandel is toegestaan na planwijziging.
In de juridische regeling zijn deze uitgangspunten als volgt uitgewerkt.
- In de begripsbepalingen zijn eenduidige definities opgenomen voor:
- 1. detailhandel;
- 2. detailhandel in volumineuze goederen;
- 3. grootschalige detailhandel;
- 4. ondergeschikte detailhandel;
- 5. perifere detailhandel;
- 6. webshop.
- De al aanwezige perifere detailhandelsvestingen zijn met dit plan opnieuw bevestigd.
- Voor nieuwe vestigingen is een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Onder strikte voorwaarden is vestiging van een perifere of grootschalig detailhandelsbedrijf daarmee mogelijk gemaakt. Onder andere moet aangetoond worden dat:
- 1. geen sprake is van aantasting van de distributie-planologische structuur van de gemeente;
- 2. geen geschikte vestigingslocaties aanwezig zijn op bedrijventerrein De Poel in Goes (GDV). Hiermee is nadrukkelijk invulling gegeven aan de uitgangspunten van het provinciaal beleid.
Het volgende toetsingsschema is samengesteld, waarmee eenduidig is te bepalen welke vorm van detailhandel aan de orde is en of vestiging van deze vormen van detailhandel (eventueel na afwijking of planwijziging) mogelijk is.
Figuur 6.1. Toetsingsschema detailhandel
In de regeling is tevens voorzien in een wijzigingsbevoegdheid voor het schrappen van de aanduidingen 'perifere detailhandel' en 'detailhandel grootschalig'. Hiermee beschikt het plan over voldoende flexibiliteitsinstrumenten.
Bouwregels
In de bouwregels zijn de bouwregels overgenomen, grotendeels gebaseerd op de vigerende bouwrechten. De bouwhoogte is verhoogd naar 12 meter. Op percelen nabij woonbebouwing, aan de westzijde, is een lagere hoogtemaat toegepast. Het bebouwingspercentages is verruimd en wordt nu op 80% vastgesteld. De minimale oppervlakte van een bedrijfsgebouw bedraagt 100 m2. Hiermee wordt in enige mate een te kleinschalig bedrijf voorkomen. De zend- en ontvangstinstallatie aan de Nijverheidsweg is als zodanig bestemd en van een bijpassende hoogtebepaling voorzien.
Specifieke gebruiksregels
In de specifieke gebruiksregels is het gebruik van de gronden nader gespecificeerd. Daarbij is een verdeling gemaakt naar onderwerp.
Onder algemeen is opgenomen dat niet zijn toegestaan:
- geluidhinderlijke inrichtingen (Wgh-inrichtingen). (Coroos is wel als Wgh-inrichting toegestaan, zie hierna onder Wgh-inrichtingen );
- Bevi-inrichtingen, voor zover niet aangeduid met de aanduidingen 'risicovolle inrichting', 'verkooppunt motorbrandstoffen, met lpg' of inrichtingen waarvan de risicocontour buiten de inrichting is gesitueerd.
Op het bedrijventerrein is opslag onder voorwaarden toegestaan. Opslag is toegestaan tot een stapelhoogte van 6 meter en alleen binnen een bouwvak. Voor de voorgevellijn is geen opslag toegestaan, langs interne ontsluitingswegen evenmin. Met deze regeling wordt een goede ruimtelijke uitstraling van het bedrijventerrein gewaarborgd. In paragraaf 4.9 is hier nader op ingegaan.
Bedrijfsverzamelgebouwen zijn uitsluitend op de daarvoor aangewezen plaatsen nog toegestaan. Het betreft de bestaande locaties. Een toename is niet gewenst, zoals in hoofdstuk 3 is gemotiveerd.
Onder detailhandel, perifere detailhandel en ondergeschikte detailhandel en webshops zijn regels ten aanzien van dergelijke vestigingen opgenomen (zie ook hoofdstuk 3 eerder in deze juridische planbeschrijving). Reguliere detailhandel is uitgesloten.
In het oostelijk deel van het bedrijventerrein dient nog circa 1.000 m2waterberging te worden aangelegd. Hiervoor is een specifieke gebruiksregel opgenomen.
Afwijken van de gebruiksregels
In enkele situaties is het denkbaar dat bedrijven niet genoemd zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Ook komen situaties voor dat (vestiging van) bedrijven gewenst is, maar dat het bedrijf één milieucategorie zwaarder is dan toegestaan. Voorzover bedrijven dan naar aard en invloed op de omgeving geacht worden te behoren tot de toegelaten categorie, is afwijking van de gebruiksregels mogelijk.
Wijzigingsbevoegdheden
Naast de wijzigingsbevoegdheden voor het opnemen en schrappen van perifere en grootschalige detailhandel (zie hiervoor), is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee onder voorwaarden voorzieningen voor dienstverlening, ontspanning en sport mogelijk gemaakt kunnen worden. In de wijzigingsbevoegdheid voor GDV is specifiek aangegeven dat detailhandel in de foodsector niet is toegestaan. Dat betekent dat zich geen supermarkt kan vestigen. Dit is ook in de begripsbepalingen opgenomen.
Huisvesting arbeidsmigranten
Huisvesting van arbeidsmigranten is mogelijk tot 20 personen in de noordwesthoek van het plangebied (percelen aan de Middenweg en Smokkelhoekweg). Dit kan via een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid 18.4.
Wgh-inrichtingen
Conservenfabriek Coroos is een zogeheten Wgh-inrichting. Hiervoor wordt een geluidzone vastgesteld. Daaruit volgt dat de geluidbelasting op de zonegrens niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). Die zone ligt rondom het bedrijventerrein Smokkelhoek. Regeling hiervan is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied van Kapelle en het bestemmingsplan Kapelle/Biezelinge.
In het voorliggende bestemmingsplan is bepaald dat een Wgh-inrichting alleen op gronden van Coroos is toegestaan. Daarnaast zijn ook de andere gronden van het bedrijventerrein aangewezen als gezoneerd industrieterrein. Het effect hiervan is dat de geluidproductie van alle bedrijvigheid gezamenlijk niet meer mag bedragen 50 dB(A) ter hoogte van de zonegrens. Dat betekent dat het geluid van alle bedrijven wordt gecumuleerd ('bij elkaar opgeteld'). Bij het ontbreken van de cumulatie zou ieder individueel bedrijf tot 50 dB(A) aan geluid mogen produceren, cumulatief gezien zou de geluidbelasting dan hoger zijn.
Bij de vaststelling van het oorspronkelijke bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek zijn hogere geluidwaarden vastgesteld voor enkele woningen nabij het bedrijventerrein. Die waarden blijven onverkort van toepassing en zijn maatgevend voor de handhaving van de geluidbelasting. Nieuwe initiatieven ter plaatse van de bedrijfspercelen van Coroos zuidelijk van de Middenweg, ook die activiteiten moeten voldoen aan de geluidzone, gecombineerd met de vastgestelde hogere grenswaarden voor de diverse woningen. Daaruit volgt dat de geluidbelasting voor de woningen niet toeneemt ten opzichte van de geldende bestemmingsregeling.
Artikel 5 Groen
De bestemming Groen is opgenomen voor de belangrijke groenstroken en de landschappelijke inpassing. In verband met de flexibiliteit zijn ook perceelsontsluitingen en langzaamverkeersverbindingen rechtstreeks toegestaan binnen deze bestemming. De aanleg van ontsluitingswegen (erftoegangswegen) en parkeervoorzieningen zijn uitdrukkelijk niet rechtstreeks toegestaan. Uitzondering hierop vormt parkeerruimte ter plaatse van de leidingstrook, voor zover dit wordt gebruikt zoals in de specifieke gebruiksregels is vastgelegd.
Artikel 6 Tuin
De bestemming Tuin is opgenomen bij de woningen aan de Smokkelhoekweg. De bestemming is gelegd op die delen van het perceel, waar uit ruimtelijk oogpunt geen bebouwing is gewenst.
Artikel 7 Verkeer
De wegen zijn voorzien van de bestemming Verkeer, de overige erftoegangswegen van de bestemming Bedrijf. In de bestemming Verkeer zijn flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
Artikel 8 Water
De bestemming Water is toegekend aan met name de waterbergingslocaties. Binnen de bestemming zijn naast water ook bruggen ten behoeve van verkeer toegestaan.
Artikel 9 Wonen
Aan de Smokkelhoekweg zijn enkele woningen aanwezig. De woningen zijn conform het bestemmingsplan Kapelle-Biezelinge van de gebruikelijke regeling voorzien.
Voor het kunnen omzetten van deze burgerwoningen naar bedrijvigheid is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Aan de voorzijde kunnen bedrijfsvilla's worden geprojecteerd. De achterste delen van percelen kunnen aan het bedrijventerrein worden toegevoegd. Hiervoor is een regeling opgenomen in artikel 18, lid 18.3.
Artikel 10 Bedrijf - Voorzieningen - Uit te werken
De locatie die in de zuidwesthoek is gelegen, wordt thans als woon perceel gebruikt. Het verdient sterk de voorkeur die unieke locatie op een bijzondere wijze in te vullen. Hiervoor kan worden gedacht aan voorzieningen die een relatie hebben met het bedrijventerrein. De denkbare voorzieningen, zoals een fitnesscentrum of sportschool zijn op die locatie goed te situeren. Daarmee wordt ook bereikt dat deze locatie een bijzondere uitstraling krijgt. Dit sluit geheel aan op de allure van de bedrijfsvilla's waarmee het bedrijventerrein zich onderscheidt van andere terreinen. In de uitwerkingsregels zijn enkele voorwaarden opgenomen.
Artikel 11 Leiding - Drinkwatertransportleiding
De bestaande drinkwaterleiding is als zodanig bestemd. Deze ligt in het noord(oost)elijk deel van het bedrijventerrein.
Artikel 12 Leiding - Leidingstrook
Langs de zuidrand van het bedrijventerrein ligt de leidingstrook. Deze is overeenkomstig bestemd en beschermd.
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 1 en Artikel 14 Waarde - Archeologie - 2
Om de aanwezige archeologische waarden bij toekomstige bodemingrepen te waarborgen is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1 en Waarde - Archeologie - 2 opgenomen voor de verschillende delen van het plangebied.
Voor bepaalde ingrepen is afhankelijk van de oppervlakte en de mate van verticale bodemverstoring een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk. Ten opzichte van het geldend planologisch beleid betekent dit (deels) een verzwaring van het archeologisch beschermingsniveau en de daarmee samenhangende juridische regeling.
De gebruiksmogelijkheden van de gronden worden evenwel, na afweging, niet beperkt. Bedrijfsmatige activiteiten, bouwwerken en werkzaamheden kunnen na afweging nog steeds worden uitgeoefend.
5.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat een aantal bepalingen die op de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Het betreffen de volgende bepalingen.
- Anti-dubbeltelbepaling
Hiermee wordt voorkomen dat gronden oneigenlijk worden gebruikt voor het optimaliseren van bouwmogelijkheden. - Algemene bouwregels
Bestaande maten (uitgezonderd van de overgangsregels), overschrijding van bouwgrenzen, percentages. Met de regels inzake bestaande maten wordt voorkomen dat (ondergeschikte) afwijkingen onder het overgangsrecht komen te vallen. Voorts is het overschrijden van bouwgrenzen onder bepaalde omstandigheden (zoals erkers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen) toegestaan. - Algemene afwijkingsregels
In de regels zijn de gebruikelijke flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Zo is het mogelijk onder voorwaarden tot maximaal 10% af te wijken van de toegestane goot- of boeibordhoogte en bepaalde afstands- en oppervlakte maten. - Algemene wijzigingsregels
Het overschrijden van bestemmingsgrenzen kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. De overschrijding mag echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot. De bestemmingen Groen, Verkeer en Water kunnen onderling worden gewijzigd.
5.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 20 Overgangsregels
De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet.
Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.
Artikel 21 Slotregel
Dit artikel ten slotte geeft aan de naam waaronder de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald “Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Smokkelhoek”.
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro. De resultaten zijn vermeld in Bijlage 5.
6.2 Ontwerpbestemmingsplan En Vaststelling
Van 28 maart tot en met 8 mei 2013 heeft het ontwerp van het bestemmingsplan Smokkelhoek ter inzage gelegen. Naar aanleiding hiervan zijn in deze periode vijf schriftelijke zienswijzen ontvangen. De zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijk reactie in de Antwoordnota zienswijzen.
Enkele (onderdelen van de) zienswijzen zijn gegrond verklaard en noodzaakten tot aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast was het gewenst het bestemmingsplan om ambtshalve overwegingen op onderdelen aan te passen. De gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad heeft plaatsgevonden op 25-06-2013. Voor een overzicht van de aangebrachte wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan (versie 28 maart 2013) wordt verwezen naar het raadsbesluit met de daarbij behorende antwoordnota zienswijzen.