KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Sport
Artikel 8 Tuin
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Water
Artikel 11 Wonen
Artikel 12 Woongebied
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Antidubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Bouwregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Hoofdstuk 1 Aanleiding
Hoofdstuk 2 Visie
2.1 Huidige Situatie
2.2 Visie Toekomstige Ontwikkelingen
2.3 Beleid
2.4 Structuurvisie 2012-2030
Hoofdstuk 3 Onderbouwing
3.1 Programma
3.2 Milieuafstanden
3.3 Verkeer
3.4 Parkeren
3.5 Water
3.6 Bodem
3.7 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
3.8 Luchtkwaliteit
3.9 Duurzaamheid
3.10 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 4 Bestemmingsregeling
4.1 Inleiding
4.2 Gehanteerde Bestemmingen
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsprogramma
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Resultaten Inspraak- En Overlegprocedure
Bijlage 1 Parkeerbalans
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Zwembad
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Zwembad Rekenresultaten
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Brede School
Bijlage 5 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 6 Bodemonderzoek Vroonlandseweg
Bijlage 7 Bodemonderzoek Vroonlandseweg Locaties
Bijlage 8 Bodemonderzoek Vroonlandseweg Toetsing Uitsplitsing
Bijlage 9 Bodemonderzoek Vroonlandseweg Certificatie
Bijlage 10 Nader Bodemonderzoek
Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 12 Toetsing Sectorale Aspecten
Bijlage 13 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 14 Nota Zienswijzen

Vroonlandseweg

Bestemmingsplan - Gemeente Kapelle

Vastgesteld op 26-11-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Vroonlandseweg van de gemeente Kapelle.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en /of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en of uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achterste perceelsgrens

de van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg zijn afgekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.

1.8 afhankelijke woonruimte (m.b.t. mantelzorg)

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest.

1.9 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.11 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.12 archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en /of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.16 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.17 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van het plan bestaande gebruik.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.21 bijzondere woonvorm

met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval wonen met intramurale zorg wordt verstaan.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.29 cultuurhistorische waarde

  1. a. het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
  2. b. de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied; architectonische waarden worden hieronder mede begrepen.

1.30 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.31 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.32 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals bijvoorbeeld een archeologisch deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.

1.33 evenement

een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.36 huishouden

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning.

1.37 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder te plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.38 kantoor(ruimte)

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.39 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft.

1.40 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.41 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.42 ondergeschikte horeca

ondergeschikte horeca is niet primair gericht op het verstrekken van consumptieve goederen, maar is slechts ter ondersteuning van de hoofdactiviteit.

1.43 ondergeschikte sportvoorzieningen

kleinschalige voorzieningen ten dienste van de bestemming, zoals bijvoorbeeld dug-outs, kassa's, materiaalbergingen en dergelijke.

1.44 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.45 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;
  3. c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen.

1.46 perceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.47 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.48 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.49 volkstuin

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.50 voorgevel-/achtergevellijn

de op de kaart als zodanig aangegeven lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden.

1.51 voorste perceelsgrens

de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan.

1.52 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur/logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.

1.53 zendmast

bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

1.54 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.55 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogten aangemerkt.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en /of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en /of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de breedte, lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en /of het hart van de scheidsmuren.

2.7 de bouwhoogte van een ander bouwwerk

tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.

2.8 de afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. opslag van goederen en materialen op onbebouwde gronden is niet toegestaan;
  2. b. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. binnensport;
  2. b. aan sport gerelateerde medische en maatschappelijke functies, zoals sportschool, fitness, verenigingsleven, fysiotherapie, sportmassage;
  3. c. ontsluitingen;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelsontsluitingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van de lichtmasten en de aard van de verlichtingsarmaturen, indien dit noodzakelijk is:

  1. a. ten behoeve van het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. ten behoeve van het voorkomen van het overschrijden van de grenswaarden voor de verticale verlichtingssterke EV en de Lichtsterke I, zoals benoemd door de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. landschappelijke inpassing;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. perceelsontsluiting;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. wandel- en fietspaden;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1': tevens voor een wintergroene windhaag die dient voor de adequate beperking van optredende drift van toxische stoffen op woonpercelen tijdens bespuitingen van aangrenzende fruitgaarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal' worden de gronden in ieder geval gebruikt voor een geluidswal tussen de west- en oostgrens van het aanduidingsvlak met een hoogte van ten minste 3,5 m en ten hoogste 6 m, voor afscherming van geluid van het zwembad aan de zuidzijde voor het waarborgen van het woon- en leefklimaat op woonpercelen aan de noordzijde van het aanduidingsvlak.
  2. b. in het wijzigingsplan kan de aanduiding 'geluidswal' worden aangepast of verwijderd voor zover de geluidsafscherming van het zwembad voor de woonpercelen aan de noordzijde van het wijzigingsgebied anderszins is gewaarborgd.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, zoals bibliotheek, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, zorg en welzijn en daarmee vergelijkbare voorzieningen;
  2. b. ontsluitingen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

  1. a. een speelterrein ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen zoals bedoeld in 6.1 onder a is uitsluitend toegestaan op een afstand van ten minste 15 m uit het op de gronden met de bestemming 'Wonen' aangegeven bouwvlak.

Artikel 7 Sport

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen en -activiteiten;
  2. b. recreatief medegebruik en evenementen;
  3. c. ontsluitingen;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens maatschappelijke voorzieningen zoals bibliotheek, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, zorg en welzijn en daarmee vergelijkbare voorzieningen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie': uitsluitend een zend- en ontvangstinstallatie;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelsontsluitingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van de lichtmasten en de aard van de verlichtingsarmaturen, indien dit noodzakelijk is:

  1. a. ten behoeve van het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. ten behoeve van het voorkomen van het overschrijden van de grenswaarden voor de verticale verlichtingssterke EV en de Lichtsterke I, zoals benoemd door de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecabedrijf anders dan ondergeschikte horeca ten dienste van sport is niet toegestaan.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bermen en bermsloten;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeerplaatsen;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. wegen bestaande uit ten hoogste twee rijbanen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeervoorziening;
  7. g. bij de bestemming behorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. oevers;
  2. b. wateraanvoer en -afvoer;
  3. c. waterberging;
  4. d. water voor de waterhuishouding;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bruggen, duikers, keermuren en steigers.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in een woning;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, alsmede de kapvorm, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. het beeldkwaliteitsplan;
  3. c. toetsing aan welstand.

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. b. de vloeroppervlakte voor aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 50 m²;
  3. c. de vloeroppervlakte voor aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ongeacht het bepaalde in lid 11.2.1 onder j ten hoogste 30 % van het bouwvlak.

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Woongebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in een woning;
  1. a. wegen bestaande uit ten hoogste twee rijbanen;
  2. b. bermen en bermsloten;
  3. c. fiets- en voetpaden;
  4. d. parkeerplaatsen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. oevers;
  7. g. wateraanvoer en -afvoer;
  8. h. waterberging;
  9. i. water voor de waterhuishouding;
  10. j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen en tuinen.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, alsmede de kapvorm, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. het beeldkwaliteitsplan;
  3. c. toetsing aan welstand.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. b. de vloeroppervlakte voor aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 50 m²;
  3. c. de vloeroppervlakte voor aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ongeacht het bepaalde in lid 12.2.1 onder i ten hoogste 30 % van het bouwvlak.

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

12.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de maatvoeringsaanduiding 'aantal woningen' wijzigen om een groter aantal woningen mogelijk te maken indien:

  1. a. het aantal woningen past in de woningbouwplanning;
  2. b. aangetoond is dat er geen mileuhygiënische belemmeringen zijn.

Artikel 13 Waarde - Archeologie - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 1 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 50 m² bedraagt;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 20 cm wordt geplaatst.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Bouwregels

15.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

15.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken - afwijken van de bouwregels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en /of esthetisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. c. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels

17.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch en /of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt.

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt.

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Vroonlandseweg'.

Hoofdstuk 1 Aanleiding

Brede school, woningbouw, cultuurhistorie en sportvoorzieningen

De gemeenteraad van Kapelle heeft het voornemen om aan de Vroonlandseweg in Kapelle een Brede School te realiseren. In het gebouw wordt huisvesting geboden aan:

  • openbare basisschool De Moolhoek;
  • Christelijke basisschool 't Honk;
  • maatschappelijke functies, zoals kinderdagopvang, bibliotheek en sociaal-medische voorzieningen.

Om het plan te realiseren heeft de gemeente gronden aangekocht en een structuurvisie opgesteld. Dit betreft percelen die op dit moment in gebruik zijn als boomgaard. De totale oppervlakte van deze percelen is ruim voldoende voor de realisering van de Brede School. In figuur 1.1 is een stedenbouwkundige schets met de toekomstige ontwikkelingen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST_0001.jpg"

Figuur 1.1. Stedenbouwkundige schets toekomstige ontwikkelingen

Naast de Brede School worden de volgende ontwikkelingen voorzien.

  • Aan de Vroonlandseweg tussen de nieuw te bouwen school en de bestaande woningen Vroonlandseweg 43 (noordzijde locatie), worden enkele vrijstaande woningen aan het lint toegevoegd.
  • Vanaf de Vroonlandseweg wordt een verbinding gemaakt met het ten oosten gelegen park. Aan deze nieuwe verbinding worden enkele ruime kavels gesitueerd voor vrijstaande woningen.
  • Centraal binnen het plangebied zijn in de bodem cultuurhistorische waarden aanwezig. Dit zijn de restanten van het voormalige kasteel Poucques. Dit gebied zal als park worden ingericht, rekening houdend met de cultuurhistorische waarden.
  • Achterin het gebied resteert ruimte die in de toekomst kan worden ingevuld voor voorzieningen die in functioneel opzicht zijn gerelateerd aan het gebied (sport, maatschappelijke/medische voorzieningen, wonen). In ieder geval is hier ook woningbouw gepland, bestaande uit ruime woonpercelen.

Tot het plangebied behoren ook de bestaande sportvoorzieningen rondom het parkeerterrein alsmede de jongerenvoorziening.

Locatie

De locatie voor de Brede School en de woningbouw ligt aan de oostkant van Kapelle, aan de Vroonlandseweg. Aan die zijde is ruimte beschikbaar ter plaatse van het sportpark en de agrarische gronden (boomgaarden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST_0002.jpg"

Figuur 1.2. Ligging plangebied

Het sportpark Groene Woud met het zwembad en meerdere sportvoorzieningen (veldsporten, sport- en tennishallen) vormt met het achterliggende Kapelse Bos een groot groen cluster, die een goede overgang vormt naar het agrarisch gebied. Boomgaarden maken deel uit van dit cluster en markeren ook de randen van het cluster. Binnen dit gebied ligt de toekomstige locatie voor de Brede School en woningbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST_0003.jpg"

Figuur 1.3. Begrenzing plangebied

Bestemmingsplan Buitengebied

Voor de gronden geldt het bestemmingsplan Buitengebied uit 1989. De bestemming voor de boomgaarden is Agrarische doeleinden, waarbij een deel van de gronden de subbestemming 'randzone' heeft. Daarnaast is aan een deel van de gronden de bestemming Recreatie toegekend met de subbestemming 'zwembad'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST_0004.png"

Figuur 1.4. Geldende bestemmingen

Hoofdstuk 2 Visie

2.1 Huidige Situatie

Ruimtelijke structuur

Het gebied aan de Vroonlandseweg heeft een groen karakter, met name aan de randen. Het decor van boomgaarden met windsingels en het Kapelse Bos maken de groene omgeving robuust. De afzonderlijke sportvoorzieningen zijn eveneens met bomensingels ingepakt. Zij vormen groene kamers. Daarmee is er een scherp onderscheid tussen het bebouwingslint aan de westzijde van de Vroonlandseweg en de groene oostkant. Ook het schaalverschil tussen beide zijden is groot.

Aan de noordzijde grenst het gebied aan Overtieringe. De Ambachtsherenwegeling vormt hier de grens. Aan de zuidkant hiervan ligt, aan de Vroonlandseweg, een strook woningen met zeer diepe achtertuinen. Langs de Ambachtsherenwegeling heeft de zuidkant een divers beeld met enkele woningen, een speelpark en een cluster met landhuizen alvorens over te gaan in het agrarisch gebied.

Functies

Het gebied bevat voornamelijk sport- en vrijetijdsvoorzieningen. In figuur 2.1 zijn de huidige functies aangegeven voor het plangebied en de omgeving:

  • voetbalcomplex Groene woud;
  • korfbalveld;
  • tennispark;
  • tennis- en squashhal;
  • sporthal;
  • overdekt zwembad;
  • buitenbad;
  • jongerencentrum met buiten een halfpipe;
  • volkstuincomplex;
  • scoutingcentrum (in het speelpark).

De concentratie van sport- en recreatieve voorzieningen geven dit gebied een sterke samenhang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST_0005.jpg"

Figuur 2.1. Overzicht functies

De (voornamelijk) gebouwde sportvoorzieningen, het parkeerterrein en de boomgaard (deelgebieden 3 tot en met 11 en 14) maken deel uit van het bestemmingsplangebied.

2.2 Visie Toekomstige Ontwikkelingen

Ruimtelijke structuur

Het gebied aan de Vroonlandseweg heeft een duidelijk eigen stempel als cluster van recreatieve (sport)voorzieningen en heeft een herkenbaar ruimtelijk kader. In dit gebied is er behoefte aan ruimtelijke mogelijkheden voor voorzieningen, die zich door hun schaal en functie goed in deze omgeving kunnen invoegen.

De Brede School is een belangrijke functie. Ook andere functies zullen bijdragen aan de versterking van de ruimtelijke en functionele betekenis en uitstraling van dit gebied. Door een dergelijke ontwikkeling zal dit gebied zich in sterkere mate hechten aan het stedelijk gebied. Nu ligt het als een autonoom cluster tussen woonkern en buitengebied.

In de visie op de ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het gebied zijn de volgende elementen van belang:

  • de positionering van de Brede School;
  • woningbouw;
  • de mogelijkheden van groen-, recreatie- en sportfuncties;
  • de archeologische vindplaats van kasteel Poucques;
  • de infrastructuur (parkeren en ontsluiting).

Deze aspecten worden hierna nader toegelicht.

Positionering Brede School

De Brede School heeft een belangrijke maatschappelijke en sociale functie. Een duidelijke oriëntatie van het gebouw, waarin de Brede School wordt gehuisvest, op de openbare ruimte is gewenst om de uitstraling van een dergelijk openbaar gebouw en de ontmoetingsfunctie tot zijn recht te laten komen. Een presentatie naar de Vroonlandseweg is derhalve uitgangspunt. Bij de verdere planuitwerking zal worden bezien welke functie concreet aan de zijde van de Vroonlandseweg wordt gesitueerd. Dit kunnen zeker ook de functies zijn die door een grotere groep mensen wordt bezocht, zoals de bibliotheek.

De mogelijke functies, die in de Brede School worden samengevoegd, kunnen worden verdeeld in 3 functionele clusters:

  • onderwijscluster met ruimte voor scholen en kinderopvang;
  • sociaal-maatschappelijk cluster: de bibliotheek en/of vergelijkbare sociaal-maatschappelijke functies;
  • medisch-zorgcluster waarin plaats is voor onder meer de GGD, logopedie en fysiotherapie.

Deze clusters zijn een onderdeel van het gebouwencomplex, maar kunnen ook een eigen toegang en herkenbaarheid wensen. Voor de vorm en positionering van het gebouw zal hiermee rekening moeten worden gehouden. Voor met name de bibliotheek en de zorgfuncties wordt een plek aan of nabij de Vroonlandseweg nagestreefd.

Ruimtelijk is het mogelijk in deze omgeving het gebouw in één of in twee lagen te bouwen. Dit is afhankelijk van de plaats en de rooilijn. Aan de Vroonlandseweg wordt dan ook een ruime rooilijn aangehouden.

Met name voor de beide scholen is stapeling een mogelijke optie. Een compactere vorm geeft minder ruimtebeslag waardoor latere uitbreidingen, bijvoorbeeld door toevoeging van nieuwe functies, goed inpasbaar zijn. Dit past ook goed in het streven naar een duurzaam gebouw. Het is denkbaar dat het gebouw zich ook onderscheidend naar de zijde van de Vroonlandseweg presenteert, bijvoorbeeld door een hoogteaccent of bijzondere kapconstructie.

Op de verbeelding wordt een maximum bouwhoogte van 10 m aangehouden. Dit is in dit stadium nodig om ruimte te creëren voor een gebouw met twee lagen en een schuine kapconstructie. Dit kan nodig zijn voor realisering van een energieneutraal gebouw.

De grens van kasteel Poucques beperkt de situeringsmogelijkheden. Voor het gebouw is deze grens hard. Bij beperkte ingrepen in de ondergrond, kan mogelijk binnen deze contour ruimte worden gevonden voor de buitenruimte.

Woningbouw

Woningbouw zorgt voor effectief gebruik van de beschikbare ruimte en doorzetting en versterking van de bestaande lintbebouwingsstructuur. Doortrekking van het lint aan de Vroonlandseweg in zuidelijke richting past in de schaal van het gebied.

In de noordoosthoek wordt woningbouw beoogd in een ruime 'groene kamer' met een landhuisachtige invulling. De ontsluiting zal in dat geval vanaf de Vroonlandseweg plaatsvinden. Rekening wordt gehouden met het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat in relatie tot het zwembad (voldaan zal worden aan uit oogpunt van milieu aan te houden afstanden en/of te nemen maatregelen; zoals bijvoorbeeld realisering van afschermende elementen als een grondwal, (niet gevoelige) bebouwing en dergelijke).

Mogelijkheden van groen-, recreatie- en sportfuncties

Voor grote recreatieve of sportvoorzieningen is er ruimte in het gebied ten noorden van het zwembad. Met name sportvoorzieningen voegen zich hier naadloos in de bestaande structuur (zoals een sportschool/fitnesscentrum); ook andere gerelateerde functies zijn inpasbaar. Voorwaarde is wel dat aangrenzende woningen geen hinder zullen ondervinden. Vooralsnog kan worden gekozen voor een groene invulling die op termijn, wanneer daaraan behoefte ontstaat, een meer stedelijke invulling kan krijgen. Er is alle aanleiding dit gebied te laten transformeren van een agrarische functie naar een stedelijke functie.

Archeologische vindplaats kasteel Poucques

De vindplaats van kasteel Poucques biedt een uitgelezen mogelijkheid een sterke en unieke kwaliteit van Kapelle nog duidelijker te profileren. In samenhang met de andere bestaande voormalige kasteelplaatsen Maelstede, Ghistelle, Pronkenburg en Bruëlis, beschikt Kapelle over een serie dicht bij elkaar gelegen archeologisch en cultuurhistorisch bijzonder interessante objecten. Deze hebben ook een steeds belangrijkere betekenis op recreatief en toeristisch gebied.

Poucques kan aan het fraaie kralensnoer een nieuwe parel toevoegen. De plek zal dan een omgevingssfeer krijgen die de beleving op passende wijze mogelijk maakt. Een groene setting is gewenst. Belangrijk is dat de plek vanaf de Vroonlandseweg zichtbaar moet zijn. Door de koppeling aan een groene route tussen de Vroonlandseweg en het speelpark wordt het gebied onderdeel van een aantrekkelijk routenetwerk tussen kern en parkgebied.

Ontsluiting

Voor de bereikbaarheid van nieuwe functies (Brede School en sport-/recreatieve functies) per auto, blijft de bestaande centrale ontsluiting vanaf de Vroonlandseweg in principe gehandhaafd. Deze zal voornamelijk als uitgang van het parkeerterrein worden gebruikt. Iets noordelijker komt een nieuwe toegang. Door een verkeersbesluit wordt ervoor gezorgd dat dit geen uitgang wordt, zodat lichthinder voor de tegenoverliggende woningen wordt voorkomen.

Een verbetering van de bereikbaarheid voor het langzaam verkeer is voorzien door een verbinding van de Vroonlandseweg naar het achterliggende bosgebied en Overtieringe langs de archeologische vindplaats te maken. De kortsluiting naar Overtieringe kan via het slingerend pad door het speelbos voeren. Tevens zal een ontsluiting voor langzaam verkeer vanuit het bestaande park richting de Brede School een goede bijdrage leveren aan de bereikbaarheid van het gebied.

Parkeren

De parkeerbehoefte neemt toe. Dit zal tot een intensiever gebruik van de bestaande parkeercapaciteit leiden. Een uitbreiding van de capaciteit lijkt nodig. Dit is op te vangen binnen het plangebied. Parkeren voor woningen zal grotendeels op eigen terrein worden opgelost. In de te verbreden berm van de Vroonlandseweg wordt een beperkt aantal parkeerplaatsen aangelegd. Daarnaast kan bij de woningen in de noordoostelijke hoek tevens in de berm worden geparkeerd.

2.3 Beleid

Het gemeentelijk beleid is vastgelegd in bestemmingsplannen en in de nieuwe gemeentelijke structuurvisie. Die structuurvisie is van toepassing op de gehele gemeente. Voor de locatie en de ontwikkeling in dit gebied aan de Vroonlandseweg is in een eerder stadium de Structuurvisie Vroonlandseweg vastgesteld. Deze gebiedsgerichte structuurvisie blijft van toepassing, zo is in de gemeentelijke structuurvisie bepaald.

2.3.1 Rijksbeleid en provinciaal beleid

Rijksbeleid en provinciaal beleid zijn niet van invloed op de keuzes en aanvaardbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat met deze ontwikkeling toepassing wordt gegeven aan de duurzaamheidsladder.

Duurzaamheidsladder

Voor succesvol ruimtelijk beleid is het van belang dat in Zeeland in iedere regio vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar zijn afgestemd. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van stedelijk en landelijk gebied. De ladder voor duurzame verstedelijking is het centrale ruimtelijk instrument om dit beleid te realiseren.

De duurzaamheidsladder gaat uit van drie stappen.

  1. 1. Behoefte aantonen
    Evenwicht in vraag en aanbod door beleidsneutrale marktverkenning (extern), regionale planning en onderbouwing in bestemmingsplannen.
  2. 2. Inbreiden eerst
    Bundeling van nieuwe terreinen binnen begrenzing bestaand bebouwd gebied. Herstructurering en verbetering bestaande voorraad.
  3. 3. Goede ontsluiting
    Bereikbaarheid en ontsluiting zijn onderbouwd in bestemmingsplan.

De gemeente zal bij nieuwe ontwikkelingen moeten onderbouwen hoe met die voorwaarden rekening is gehouden en waarom voor een bepaalde ontwikkeling op de voorgestelde locatie is gekozen. De aandachtspunten bij wonen zijn gericht op het maken van regionale afspraken.

De geprojecteerde woningen passen binnen de gemaakte afspraken inzake woningbouwplanning. De locaties zijn aan te merken als inbreidingslocaties, gelegen in bestaand bebouwd gebied. Voorzien wordt in vrijstaande woningen op grote woonpercelen dichtbij het centrum. De kwaliteit van de ontsluiting is voor deze locatie gunstig. Dergelijke woonpercelen zijn momenteel niet beschikbaar in de gemeente. Recent is hiervoor door diverse mensen belangstelling getoond.

De woningen zijn opgenomen in de woningbouwplanninglijst van de regio de Bevelanden.

2.3.2 Bestemmingsplan Kapelle-Biezelinge

In het ontwerpbestemmingsplan Kapelle-Biezelinge was het gebied aan de oostzijde van de Vroonlandseweg met diverse sportvoorzieningen meegenomen met een bestemmingsregeling gericht op het bieden van transformatiemogelijkheden. Daarin was de vestiging van een Brede School en woningen voorzien. De planontwikkeling hiervan was op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan nog onvoldoende gevorderd om deze als zodanig in het bestemmingsplan mee te kunnen nemen. Derhalve is dit gebied uit het bestemmingsplan gehaald en is gekozen voor een structuurvisie voor dit gebied. Deze wordt nu vertaald in dit bestemmingsplan.

2.3.3 Structuurvisie Vroonlandseweg

In de Structuurvisie Vroonlandseweg wordt de locatie voor de ontwikkelingen aangegeven. Deze ontwikkelingen zijn globaal benoemd. Het programma was in dat opzicht indicatief. Uitsluitend ter toelichting, is een schetsmodel opgenomen als indicatie van de toekomstige inrichting van het gebied.

Deze structuurvisie is mede tot stand gekomen door een informatieavond te houden alsmede overleg te voeren met andere instanties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST_0006.jpg"Figuur 2.2. Structuurvisie Vroonlandseweg

Behoud en ontwikkeling

Het model gaat uit van behoud van de aanwezige sport- en recreatievoorzieningen. De ontwikkelingen concentreren zich ter plaatse van de bestaande boomgaard.

Maatschappelijke (medische) voorzieningen

Programma en omvang

  • Onder de maatschappelijke (medische) voorzieningen worden in ieder geval onderwijsfuncties verstaan alsmede maatschappelijke voorzieningen als onderdeel van een Brede Schoolconcept met een ruimtebeslag van circa 7.500 m².
  • Binnen de visie voor dit gebied passen ook bijbehorende voorzieningen die worden gerelateerd aan de (toekomstige) betekenis van het gebied als concentratie van maatschappelijke voorzieningen met voorzieningen in de sfeer van sport en recreatie.

Locatie en inrichting

  • De Brede School wordt op de hoek Vroonlandseweg-parkeerterrein geprojecteerd. Bij de situering en opzet van het gebouw wordt gestreefd naar een duidelijke relatie met de openbare ruimte.
  • Een deel van de benodigde buitenruimte wordt binnen het archeologisch waardevol gebied gerealiseerd.
  • Door het gebouwdeel grenzend aan het parkeerterrein in 2 lagen uit te voeren, kan een reserve worden ingebouwd voor latere uitbreiding. Een eenlaagse bebouwing is ook passend.
  • De situering van gebouwen en diverse terreinen wordt afgestemd op de omgeving. Hierbij wordt gestreefd naar behoud en versterking van de 'groene kamers'. Een optie is behoud van de windsingel aan de Vroonlandseweg, een verplichting is dit niet.
  • Het deelgebied aan de oostzijde leent zich uitstekend voor inrichting ten behoeve van voorzieningen die functioneel passend zijn in dit gebied (maatschappelijke (medische) functies, sport en recreatie). Ter plaatse zijn gebouwen toegestaan indien die nodig zijn voor de te realiseren functie. In oostelijke richting nemen de massa en hoogte van gebouwen af.
  • Een kortsluiting voor langzaam verkeer tussen Vroonlandseweg en Overtieringe verbindt deze cultuurhistorische schakel met de bestaande infrastructuur.

Wonen

  • Op het noordelijk deel aan de Vroonlandseweg is een cluster met woningen voorzien. De dubbele oriëntatie biedt uitzichtmogelijkheden op het kasteelterrein.
  • Voortzetting van de lintbebouwingstructuur is ook aanvaardbaar (vrijstaande woningen).
  • Bezien moet worden in hoeverre de windsingel aan de Vroonlandseweg kan worden gehandhaafd. Dit zal als streefbeeld worden opgepakt voor de planuitwerking, zonder specifieke verplichting.

Cultuurhistorie

  • De archeologische waarde van Poucques wordt versterkt tot een cultuurhistorisch monument. Hierbinnen past een groene en recreatieve inrichting van het gebied.
  • Voor zover de archeologische waarde dit toestaat, kan het terrein worden heringericht zodat die waarden herkenbaar en beleefbaar worden. Indien bebouwing, in beperkte mate, toelaatbaar en gewenst is, zal dit aan archeologisch onderzoek moeten worden getoetst.
  • Ter plaatse van het deelgebied met 'lichtere waarden' is situering van de openbare ruimte van de Brede School aanvaardbaar.

Behoud sportvoorzieningen

  • De huidige sportvoorzieningen worden behouden. Hiervoor zijn vernieuwing en uitbreiding mogelijk.
  • Het vorenstaande laat onverlet dat in het gebied ruimte beschikbaar is voor nieuwe initiatieven die passen binnen het concept van sport en mogelijk ook recreatie.
  • Ten aanzien van gebouwen zijn geen specifieke aspecten aan de orde. Voor de benodigde zorgvuldigheid ten aanzien van situering en massaliteit is wat dit betreft afstemming op de bestaande gebouwen wenselijk. Dit biedt ook mogelijkheden voor nieuwe gebouwen die op een vergelijkbare wijze worden gesitueerd en vormgegeven (hoogte, massa).

Verkenning inrichtingsmogelijkheden

Op basis van het programma en de uitgangspunten is een verkenning uitgevoerd naar een mogelijke inrichting van het gebied. In een inrichtingsschets zijn de contouren van deze mogelijke inrichting weergegeven.

De Brede School is op de hoek Vroonlandseweg-parkeerterrein geprojecteerd. Daarmee heeft het gebouw een duidelijke relatie met de openbare ruimte. Een deel van de benodigde buitenruimte wordt binnen het archeologisch waardevol gebied, aan de noordzijde, gerealiseerd. Door het gebouwdeel grenzend aan het parkeerterrein in 2 lagen uit te voeren, kan een reserve worden ingebouwd voor latere uitbreiding. Op het noordelijk deel aan de Vroonlandseweg is een cluster met woningen voorzien. Bij een keuze voor een dubbele oriëntatie, is er de mogelijkheid voor uitzichtmogelijkheden op het kasteelterrein. Dit hangt af van het te realiseren woningbouwprogramma.

In de noordoosthoek is een transformatie van de agrarische functie gedacht naar een functie die aansluit op de functies in dit gebied, zoals een 'groene' sport- of recreatiefunctie. Een variantinvulling met bijvoorbeeld enige landhuizen is niet mogelijk als gevolg van de milieuafstand tot het zwembad, tenzij afschermende geluidsmaatregelen worden getroffen.

Het parkeerterrein wordt aan de noordzijde iets uitgebreid in de strook tussen het zwembad en de Brede School.

2.4 Structuurvisie 2012-2030

Op de kaart van de structuurvisie is het plangebied van dit bestemmingsplan aangewezen als 'ontwikkeling gemengd gebied Vroonlandseweg'. Voorts is opgenomen dat het gebied ten oosten van de Vroonlandseweg een intensief gebruik voor sport en recreatieve functies kent, in een groen decor. Dit gebied is geschikt voor het vestigen van een Brede School, maar bijvoorbeeld ook een binnensportvoorziening en aan sport gerelateerde maatschappelijke/medisch functies. De structuurvisie voor dit gebied (2010), die een dergelijke ontwikkeling mogelijk maakt, blijft van toepassing. Begin 2013 is de structuurvisie door de gemeenteraad vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST_0007.jpg"

Figuur 2.3. Structuurvisie 2012-2030

Hoofdstuk 3 Onderbouwing

3.1 Programma

Aan de Vroonlandseweg wordt een Brede School, woningbouw en eventueel situering van andere functies gerealiseerd. Tevens wordt het archeologisch waardevolle gebied van kasteel Pouques passend ingericht.

3.1.1 Brede school

Programma

Door de gemeente is overleg gevoerd met alle relevante partijen om te komen tot een programma voor de Brede School. Op basis van het overleg met scholen en maatschappelijke instellingen is het 'Ruimtelijk, functioneel en technisch Programma van Eisen Brede School Kapelle' (Hevo, 18 september 2012) opgesteld.

Uitgegaan wordt van huisvesting in de Brede School van de volgende functies:

  • christelijke basisschool 't Honk (Alpha Scholengroep);
  • openbare basisschool De Moolhoek (Facetscholen);
  • kinderopvang Kibeo met kinderdagopvang, peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang;
  • bibliotheek (BibliOosterschelde);
  • logopediepraktijk Aarts-Dolman;
  • fysiotherapiepraktijk Van Loo en Veerhoek;
  • GGD Zeeland met consultatiebureau en jeugdgezondheidszorg.

Naast deze partners, die eigen ruimte krijgen binnen de Brede School, zijn de volgende partijen en of functies benoemd als medegebruikers van ruimten binnen de Brede School: CJG-loket, Sociaal Maatschappelijk Werk en een diëtiste.

Kernpunten profiel

De kernpunten van het profiel van de Brede School zijn in het visiedocument geformuleerd als:

  • de brede ontwikkeling van kinderen door een rijk en gevarieerd aanbod van activiteiten;
  • verbreding van de zorg rond kinderen in en om de school en kinderopvang;
  • kwalitatief goede en sluitende dagopvang voor ouders en kinderen van 0-13 jaar;
  • een moderne, breed toegankelijke bibliotheekfunctie voor zowel kinderen als volwassenen.

De partners van de Brede School Kapelle wensen een mooi, inspirerend, flexibel, multifunctioneel, transparant, fris en duurzaam gebouw. In het ontwerp van het gebouw moet expliciet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van uitbreiding en met de flexibele aanpasbaarheid en de multifunctionele aanwending van het gebouw. Tevens is gekozen voor het voldoen aan de gemeentelijke duurzaamheidsambities, de ambitie om een Frisse School te realiseren en een energieneutraal gebouw.

Oppervlaktes

Voor het ruimtelijk programma wordt met de volgende oppervlaktes in het gebouw rekening gehouden.

Tabel 3.1. Oppervlaktematen van het programma

functies/gebruikers met eigen ruimte gebouw buitenruimte
gemeenschappelijk
christelijke basisschool 't Honk
obs De Moolhoek
KDO De Bevelanden
BibliOosterschelde
overige functies (zorgfuncties)
949
1.199
1.007
454
427
215
400
600
600
180

totaal 4.251 1.780

De fysieke oppervlakte van het gebouw zal in de praktijk beperkter zijn door de keuze voor een extra bouwlaag.

Flexibiliteit

Het programma en de oppervlaktematen zijn niet hard. Wel zijn de 'basisspelers' bepaald met hun specifieke ruimtebehoefte. In de praktijk moet bij de ontwikkeling van een Brede School rekening worden gehouden met flexibiliteit, zodat ook andere partijen kunnen aansluiten. Gelet op de intensieve voorbereiding van het concept, is het niet de verwachting dat één van de partijen zal afhaken.

Gebouw

Het is de verwachting dat het gebouw in twee bouwlagen wordt gerealiseerd. Dan is een efficiënter ruimtegebruik mogelijk evenals een energieneutraal gebouw. In het gebouwontwerp vragen de uitstraling en herkenbaarheid en de toegankelijkheid van de afzonderlijke functies de nodige aandacht.

Vooralsnog wordt een hoogte van 10 m aangehouden om ruimte te hebben voor de opzet van een energieneutraal gebouw.

3.1.2 Sportvoorzieningen

Het bestaande pakket aan sportvoorzieningen is ruim. Ook de betekenis van de recreatieve sportvoorzieningen is met het aanbod met een binnen- en buitenbad en een skatebaan hoog.

Andere vergelijkbare sportvoorzieningen zijn in de toekomst denkbaar ten noorden van het zwembad. Hierbij wordt met name gedacht aan binnensportactiviteiten en/of aan sport gerelateerde medische/maatschappelijke activiteiten. Deze functies zijn in het kader van de structuurvisie ook geschikt bevonden voor dit gebied.

3.1.3 Opties voor toevoeging andere voorzieningen

Voorts zijn er andere opties denkbaar. In het oostelijk deelgebied is ruimte voor situering van uiteenlopende functies. Kenmerkend is dat deze passen in de functionele structuur van dit gebied: maatschappelijke (medische) voorzieningen, groen, recreatie en sport. Het kan gaan om te verplaatsen functies elders vanuit de kern of nieuwe initiatieven. Ruimtelijk en functioneel past dit alles goed in deze omgeving en kan een meerwaarde geven aan de functie en betekenis van het gebied.

Er is ruimte beschikbaar voor thans nog niet actuele functies. In de praktijk blijkt periodiek behoefte te zijn aan locaties voor nieuwe of te verplaatsen functies, zoals welnessvoorzieningen, fitnessaccommodatie of medische praktijken. Het staat geenszins vast dat die functies in dit gebied worden gesitueerd. Het gebied leent zich bij uitstek voor functies die verwantschap hebben met de andere voorzieningen in dit gebied.

Daarnaast wordt in de locatie van het jongerencentrum (Trinity) een nieuwe functie voorzien. Hiermee wordt in dit bestemmingsplan rekening gehouden.

3.1.4 Woningbouw

Een beperkt aantal woningen is als afronding en in verband met efficiënt ruimtegebruik van deze omgeving, ruimtelijk en functioneel gezien passend. De woningtypen worden bepaald door de omgevingskenmerken en het streefbeeld: vrijstaand. Gekozen wordt voor woningen in de vorm van een lintbebouwing langs de Vroonlandseweg (maximaal vijf vrijstaande woningen). Achterop het perceel worden maximaal zes ruime kavels gesitueerd waarop vrijstaande woningen komen te staan.

Het gaat om een aantrekkelijke locatie in de kern, die goed is ontsloten en op korte afstand van belangrijke voorzieningen is gelegen. Vandaar dat mag worden verwacht dat voor de kavels voldoende belangstelling zal bestaan. Dit neemt niet weg dat het niet nodig is op korte termijn alle kavels uit te geven. Daarmee kunnen zo nodig enkele jaren gemoeid zijn.

3.1.5 Archeologie

Op de archeologische monumentenkaart (AMK) is een groot gebied aangeduid waar het voormalige kasteel Poucques moet hebben gestaan. Om meer duidelijkheid te krijgen over de ligging en aard van dit kasteel, is in 2009 door bureau RAAP een verkennend archeologisch onderzoek verricht. Hieruit blijkt dat het bestaande AMK-vlak redelijk exact de plaats van dit vroegere kasteel dekt. Uit het grondradaronderzoek is de ligging van een gebouw en de gracht goed traceerbaar gebleken. Ook de contouren van een buitengracht zijn vermoedelijk vast te stellen. Het onderzoek beveelt een beperkte vergroting van het AMK-vlak aan. Deze vondst sluit aan bij het archeologisch erfgoed waaraan Kapelle bovenmatig rijk is. Samen met Maelstede, Gistellis, Bruëlis en Pronkenburg heeft de gemeente Kapelle een cultuurhistorisch bijzonder rijk en uniek bezit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST_0008.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST_0009.jpg"

Figuur 3.1. Prent Huys Poucques Figuur 3.2. Overzicht kasteellocaties

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST_0010.jpg"

Figuur 3.3. Begrenzing AMK-terrein

In bijlage 12 is geconstateerd dat voor het kasteelterrein de zwaarste archeologiebescherming nodig is.

Voor de overige delen van het plangebied zijn er geen aanwijzingen voor archeologische waarden.

3.2 Milieuafstanden

Beleid

Afstemming van bestaande en nieuwe gevoelige en milieuhinderlijke functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (2009).

Voor bestaande voorzieningen kunnen op basis van de Wet milieubeheer en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (AmvB) algemene regels, en in een aantal gevallen ook afstanden, gelden ten opzichte van gevoelige objecten (woningen of scholen).

Richtafstanden bestaande voorzieningen

In de brochure worden voor de bestaande voorzieningen de volgende relevante richtafstanden ten opzichte van woongebieden genoemd.

Tabel 3.2 Richtafstanden functies

activiteit afstand woongebied afstand gemengd gebied
niet overdekt zwembad (buitenbad) 200 m 100 m
overdekt zwembad 50 m 30 m
sporthallen 50 m 30 m
tennisbanen (met verlichting) 50 m 30 m
veldsportcomplex (met verlichting) 50 m 30 m
fruitteelt/boomgaarden (jurisprudentie) 50 m 50 m

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST_0011.jpg"

Figuur 3.4. Milieucontouren

Aangezien de locatie is gelegen aan een hoofdontsluitingsweg van de kern en wordt omgeven door een diversiteit aan niet-woonfuncties, kan het gebied worden aangemerkt als een gemengd gebied. Hierdoor is het aanhouden van kortere richtafstanden verantwoord.

Conclusie richtafstanden bestaande voorzieningen

Voor de potentiële locaties voor een Brede School geven de genoemde richtafstanden geen problemen. Alleen de afstand tot het buitenbad vraagt aandacht, ten aanzien van het maatgevende milieuaspect geluid. Volgens jurisprudentie moet worden aangetoond dat een voldoende werkbaar klimaat voor onderwijs kan worden geboden. Dit lijkt mogelijk door de redelijk in acht te nemen afstand en het elkaar grotendeels uitsluiten van geluidsoverlast op hetzelfde moment. Het aspect geur (i.v.m. chloor) is geen belemmering. De richtafstand vanaf het binnenbad bedraagt 10 meter, vanaf het buitenbad is dit 30 meter.

Voor nieuwe woningen vormt de kortste afstand tussen woningen en buitenbad een aandachtspunt. Het in de tuin verblijven is een element van het woonklimaat dat 's zomers zal samenvallen met zwembadbezoek.

Onderzoek zwembad

Door de RMD is akoestisch onderzoek verricht met behulp van metingen (zie bijlage 2). Op basis daarvan wordt het volgende geconcludeerd. Ervan uitgaande dat alleen in de dagperiode, het zwembad wordt bezocht, wordt voldaan aan de richtwaarden voor een goede ruimtelijke ordening, behorend bij een gebiedstypering gemengd gebied.

Als uitgangspunt is gekozen dat voor het zwembad kan worden gerekend op 250 bezoekers. Dit zwembad is conform opgave van de gemeente alleen in de dagperiode geopend(07.00 tot 19.00 uur) is. Incidenteel, minder dan 12 maal per jaar is het zwembad ook gedurende de avondperiode geopend. Gezien het incidentele karakter van de avondactiviteiten maakt dit geen onderdeel uit van het akoestisch onderzoek.

Onderzoek Brede School

De richtafstand voor scholen is 30 m voor het aspect geluid. Omdat de afstand tussen de maatschappelijke bestemming, waar scholen planologisch mogelijk worden gemaakt, en de woningen minder dan 30 m bedraagt, is nader (akoestisch) onderzoek noodzakelijk. In dit verband is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het stemgeluid van spelende kinderen (zie bijlage 4 voor de volledige rapportage hiervan). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt ter waarborging van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen, analoog aan het onderzoeksadvies, een afstand van 15 m tussen de rand van het speelplein en het bouwblok van de nieuwe woonbestemming aangehouden.

Leidingen

Evenwijdig aan het parkeerterrein ligt aan de noordzijde daarvan, een strook leidingen voor het zwembad en de sportgebouwen. Bij situering van de Brede School wordt daarmee rekening gehouden.

Onderzoek Fruitgaarden

Direct ten noorden van het plangebied ligt een kleine fruitgaard. Deze fruitgaard ligt in de tuin van Vroonlandseweg 41. De richtafstand van een fruitgaard ten opzichte van woningen is 50 meter. Afwijken van deze richtafstand is alleen mogelijk wanneer de kleinere afstand met onderzoek wordt gemotiveerd. Om voor dit project gemotiveerd van de richtafstand af te wijken is gebruik gemaakt van het onderzoek: "Onderzoek naar driftblootstelling van omstanders en omwonenden door boomgaard bespuitingen, Situatie Vroonlandseweg te Kapelle. Plant Research International, onderdeel van de Wageningen UR, november 2013" en aanvullende studie driftblootstelling Vroonlandseweg voor de situatie 3 en 4 bomenrijen". Op basis van deze onderzoeken kan de afstand van de perceelgrens tot de woonpercelen verkleind worden tot 6.50 meter, mits de aanwezigheid van een wintergroene windhaag van minimaal 3 meter hoog zeker is gesteld. Uit dit onderzoek blijkt namelijk dat, indien een wintergroene windhaag aanwezig is, bij een afstand van 5 meter tussen de windhaag en de gronden met de bestemming wonen de driftblootstelling onder de toegestane norm blijft.

Conclusie algemeen

De realisering van woningbouw en de Brede School op deze locatie is aanvaardbaar. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat voor de woningen in de 'groene kamer' een geluidswal wordt aangelegd voor afscherming van geluid van het zwembad. Gelet op enkele onzekere factoren in dit stadium, die bij de planuitwerking een rol zullen spelen, wordt vooralsnog uitgegaan van een hoogte van ten minste 3,5 m en ten hoogste 6 m voor de geluidswal. Om ervoor te zorgen dat de nieuwe woningen voldoen aan een goed woon- en leefklimaat wordt ten opzichte van de bestaande boomgaard een afschermende wintergroene windhaag gerealiseerd van 3 meter hoog.

3.3 Verkeer

Verkeersontsluiting

Door d'Haens Advies is onderzoek uitgevoerd naar verschillende ontsluitingsvarianten van de ontwikkeling van en naar de Vroonlandseweg. De verschillende ontsluitingsvarianten zijn opgenomen in de rapportage 'MFA Kapelle - Verkeersstudie' (april 2013). Dit bestemmingsplan maakt de variant 'aansluiting Lange Meet' mogelijk. Hiervan is een weergave opgenomen in figuur 3.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST_0012.png"

Figuur 3.6. Ontsluitingsvariant - aansluiting Lange Meet

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van de kern van Kapelle, net ten noorden van het Sportcentrum Groene Woud. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de Vroonlandseweg. Deze weg is binnen de gemeente Kapelle gecategoriseerd als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h. De weg heeft deels een ontsluitende functie, met name voor de buurten direct ten westen van deze weg. De weg bestaat uit één rijbaan voor gemotoriseerd verkeer en is aan beide zijden voorzien van fietssuggestiestroken.

Ten zuiden van het plangebied sluit de Vroonlandseweg aan op de Noordstraat/Biezelingsestraat. Deze weg verbindt de kernen van Kapelle en Biezelinge met de N670 (ten noorden van Kapelle) en de N289 (ten zuiden van Biezelinge). De afstand tussen het plangebied en deze beide provinciale wegen bedraagt respectievelijk 750 m en 2,5 km. De meest nabijgelegen nationale stroomweg is de A58 op circa 3 km van het plangebied. De ontsluiting van het plangebied is voor autoverkeer derhalve goed.

Binnen de mogelijk te maken ontsluitingsvariant wordt, ter hoogte van de bestaande T-kruising Vroonlandseweg - Lange Meet, een nieuwe nieuwe ontsluiting gemaakt op de Vroonlandseweg. Hiermee wordt het instellen van een eenrichtingscircuit mogelijk gemaakt in samenwerking met de bestaande entree van het parkeerterrein. Zodoende kunnen in- en uitrijdende verkeersstromen van elkaar worden gescheiden en ontstaat meer rust en overzicht op de aansluitingen.

Langzaam verkeer

Ook voor langzaam verkeer vindt de ontsluiting plaats via de Vroonlandseweg. De ontsluitingsvariant voorziet in een aparte toegang van en naar het plangebied ter hoogte van het bestaande T-kruispunt Vroonlandseweg - Lange Meet. Het fietsverkeer en gemotoriseerd verkeer worden hier van elkaar gescheiden en afzonderlijk van elkaar afgewikkeld.

De Vroonlandseweg is aan beide zijden voorzien van fietssuggestiestroken, conform de inrichtingseisen die aan erftoegangswegen met een gedeeltelijk ontsluitende functie worden gesteld. Binnen de kern van Kapelle zijn alle wegen met een ontsluitende functie voorzien van fietsstroken. Samen vormen deze fietsvoorzieningen de hoofdstructuur voor fietsverkeer. Het plangebied sluit hier dus op aan. Voor voetgangers is aan de westzijde van de weg een trottoir aanwezig. De ontsluiting voor langzaam verkeer is derhalve goed.

Openbaar vervoer

De meest nabijgelegen bushalte is de halte C.D. Vereekestraat aan de Biezelingsestraat op circa 650 m van het plangebied. Hier halteren bussen in de richting van Wemeldinge en Hansweert met een frequentie van één keer per uur in beide richtingen. Deze lijndienst doet tevens treinstation Kapelle/Biezelinge aan, vanwaar met de trein in de richtingen van Goes en Bergen op Zoom gereisd kan worden. Het treinstation is overigens ook lopend goed bereikbaar op een afstand van circa 1 km. De loopafstand tussen het plangebied en de meest nabijgelegen bushalte is relatief lang. Echter wordt wel aangesloten op het treinnetwerk. De ontsluiting van het plangebied via het openbaar vervoer is voldoende.

Verkeersveiligheid

De Vroonlandseweg is geclassificeerd als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h. Volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig kan op dit type wegen een gemengde verkeersafwikkeling plaatsvinden tussen gemotoriseerd verkeer en fietsverkeer. De weg heeft echter ook een (beperkte) ontsluitende functie. De toepassing van fietsstroken op de rijbaan sluit hierbij aan. Daarnaast heeft de weg een beperkt breedteprofiel en zijn kruispunten met kruisende wegen verhoogd uitgevoerd, waardoor de gereden snelheden aansluiten bij de geldende snelheidslimiet. Derhalve is het verkeersveiligheidsniveau langs deze weg goed.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De ontwikkeling van een Brede School, gemengde bestemming voor binnensport en aan sport gerelateerde maatschappelijke en medische functies en de woningen zorgt voor een toename van het aantal verkeersbewegingen op de Vroonlandseweg. Deze verkeersgeneratie is berekend aan de hand van kencijfers uit CROW-publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', CROW 2012). In onderstaande tabel zijn deze kencijfers weergegeven en is de verkeersgeneratie van de verschillende functies berekend.

Voor basisscholen is geen kencijfer bekend. Daarom vormt de parkeervraag voor de basisscholen het uitgangspunt voor de verkeersgeneratie van deze functie. Elke parkeerplaats voor halen en brengen wordt vier keer gebruikt: in de ochtend (aanvangstijd), tussen de middag (2x) en in de middag (sluitingstijd). Dit leidt tot acht verkeersbewegingen per parkeerplaats. De verkeersgeneratie ten gevolge van het halen en brengen bedraagt dan tussen de 190 mvt/etmaal en 570 mvt/etmaal. Daarnaast leidt elke gebruikte parkeerplaats door het personeel tot twee verkeersbewegingen, één in de ochtend en één in de namiddag. Deze verkeersgeneratie bedraagt dan tussen de 22 mvt/etmaal en 44 mvt/etmaal. De totale verkeersgeneratie voor de beide basisscholen is ook opgenomen in onderstaande tabel.

Met betrekking tot de gemengde bestemming is een bouwvlak opgenomen van maximaal 1.565 m2 bruto vloeroppervlak. Bij het bepalen van de verkeersgeneratie van deze bestemming is uitgegaan van de invulling van het gebied met een fitnesscentrum. Hiervoor is de verkeersgeneratie per 100 m2 vloeroppervlak het hoogst.

Tabel 3.3 .Verkeersgeneratie nieuwe functies

functie kencijfer verkeersgeneratie rekenwaarde verkeersgeneratie
basisscholen - - 234 tot 614 mvt/etmaal
kinderdagverblijf 33,0 tot 38,0 mvt/etmaal per 100 m² bvo 454 m² bvo 149 tot 173 mvt/etmaal
bibliotheek 8,2 tot 13,0 mvt/etmaal per 100 m² bvo 427 m² bvo 35 tot 56 mvt/etmaal
zorgfuncties 18,0 tot 22,1 mvt/etmaal per behandelkamer 5 behandelkamers 90 tot 111 mvt/etmaal
woningen 7,8 tot 8,6 mvt/etmaal per woning 11 woningen 86 tot 95 mvt/etmaal
binnensport-
accommodatie
21,7 tot 27,2 mvt/etmaal per 100 m² bvo 1.520 m² bvo 330 tot 413 mvt/etmaal
totaal 924 tot 1.462 mvt/etmaal

Uit de berekening blijkt dat de maximale verkeersgeneratie van de ontwikkeling circa 1.460 mvt/etmaal bedraagt. De verdeling van het verkeer op het omliggend wegennet is niet bekend evenals het gecombineerd bezoek van de hier aanwezige functies. Er is gekozen voor een worstcasebenadering, die er vanuit gaat dat er geen gecombineerd bezoek is en 100% van het verkeer op de Vroonlandseweg afwikkelt.

Uit verkeerstellingen van de gemeente blijkt dat de intensiteiten op de Vroonlandseweg in de huidige situatie circa 1.900 mvt/etmaal bedragen (telling Grontmij, 2012). Op basis van deze gegevens is de autonome situatie in 2023 berekend. De autonome groei bedraagt 1,5% per jaar. Vervolgens is deze opgehoogd met de maximale verkeersgeneratie van onderhavige ontwikkeling. De berekende waarden zijn opgenomen in tabel 3.4.

Tabel 3.4. Intensiteiten Vroonlandseweg (mvt/etmaal)

weg intensiteit 2012 autonome situatie 2023 prognosejaar 2023
Vroonlandseweg 1.900 2.250 3.800

De weg is gecategoriseerd als erftoegangsweg met een 30 km/h-regime. De verkeerstoename leidt niet tot onacceptabel hoge intensiteit voor een dergelijk wegtype. De weg kan dit verkeer in voldoende mate afwikkelen. Op basis van gegevens uit de ASVV (2004) geldt voor 30 km/h-wegen een maximale intensiteit van 5.000 tot 6.000 mvt/etmaal. In de toekomstige situatie worden deze richtlijnen niet overschreden. De inrichting van de weg biedt voldoende capaciteit.

Het CROW geeft in publicatie 230 ('Ontwerpwijzer fietsverkeer', 2006) aan dat bij ofwel relatief hoge verkeersintensiteiten (>4.000 mvt/etmaal) ofwel hoge fietsintensiteiten (>2.000 fietsers/etmaal) passende maatregelen getroffen dienen te worden om de verkeersveiligheid van de fietser te kunnen waarborgen. In beide gevallen dient ofwel een fietsstrook ofwel een fietspad toegepast te worden. De Vroonlandseweg is reeds voorzien van fietssuggestiestroken. Ook op dit gebied voldoet de inrichting van de weg reeds aan de richtlijnen.

Verkeersgegevens

De verkeersgegevens die ten grondslag liggen aan het onderzoek met betrekking tot wegverkeerslawaai zijn ontleend aan bovenstaande berekeningen. Bij het akoestisch onderzoek is uitgegaan van het prognosejaar 2023, waarbij de intensiteiten op de Vroonlandseweg circa 3.300 mvt/etmaal bedragen.

De voertuig- en etmaalverdeling op de Vroonlandseweg zijn ontleend aan de verkeerstellingen van de gemeente Kapelle (Grontmij, 2012). Deze zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Tabel 3.5. Voertuig- en etmaalverdeling

dag avond nacht
lichte motorvoertuigen 93,14% 96,85% 92,11%
middelzware motorvoertuigen 5,87% 2,84% 7.89%
zware motorvoertuigen 0,99% 0,31% 0,00%
etmaalverdeling 6,62% 4,15% 0,50%

3.4 Parkeren

Functies en parkeerbehoefte

Binnen het plangebied worden verschillende functies mogelijk gemaakt. In het gebouw van de Brede School vestigen zich twee basisscholen, een kinderopvang, een bibliotheek en een aantal kleinschalige zorgfuncties. Daarnaast wordt de bouw van 11 woningen mogelijk gemaakt.

Voor deze verschillende functies is de parkeervraag berekend. Voor het bepalen van de parkeernormen die aan deze berekening ten grondslag liggen, is gebruikgemaakt van de CROW-publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', CROW 2012). De beoogde ontwikkelingen bevinden zich volgens CBS-gegevens in een weinig stedelijk gebied. Het plangebied ligt binnen het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. De berekening is opgenomen in bijlage 1. In de tabel is de berekende parkeervraag per functie opgenomen.

Tabel 3.6. Parkeervraag per functie

functie minimale parkeervraag maximale parkeervraag
basisscholen 34,7 93,3
kinderdagverblijf 12,5 17,3
bibliotheek 3,8 6,0
zorgfuncties 11,0 14,0
woningen 20,9 29,7

Parkeerbalans

Voor de voorzieningen die mogelijk gemaakt worden binnen het gebouw van de Brede School geldt een parkeervraag van minimaal 62 tot maximaal 131 parkeerplaatsen. De gemiddelde parkeervraag bedraagt 97 parkeerplaatsen. In werkelijkheid zal de totale parkeervraag lager liggen, omdat het halen en brengen naar de scholen niet geheel tegelijk zal plaatsvinden met het halen en brengen naar het kinderdagverblijf.

Op het bestaande parkeerterrein zijn reeds 104 parkeerplaatsen aanwezig. Dit parkeerterrein is aangelegd om te voldoen aan de parkeervraag van het zwembad en de sportvelden. De sportvelden en het zwembad doen echter in andere periodes een beroep op de parkeercapaciteit van de Brede School. Het zwembad wordt hoofdzakelijk in de zomermaanden bezocht en de sportvelden in de avond en/of het weekend.

De Brede School krijgt de bezoekers echter overdag op weekdagen, met een piek in de parkeervraag tijdens de aanvangs- en sluitingstijden van de beide scholen. Deze piek is kortstondig op momenten dat de parkeervraag voor de sportvelden en het zwembad laag is. Uitgaande van de gemiddelde parkeervraag zijn daarom voldoende parkeerplaatsen aanwezig om aan de parkeervraag voor de functies binnen de Brede School te kunnen voldoen.

Ten zuiden van de Brede School, grenzend aan de zuidelijke grens van het parkeerterrein, is nog een kleine maatschappelijke bestemming opgenomen. In de huidige situatie is hier jeugdcentrum Trinnety gevestigd. In de toekomst kan hier een andere functie worden ingericht. De parkeervraag van deze functie zal, gezien de beperkte oppervlakte van de bestemming, beperkt zijn. Maatschappelijke functies kennen tijdens de piek in de parkeervraag van de Brede School (ochtend en middag) doorgaands een beperkt aanwezigheidspercentage (5% tot 25%). Invulling van deze bestemming met een mogelijke andere maatschappelijk functie dan in de huidige situatie zal zodoende slechts marginaal leiden tot een toename van de parkeervraag ten tijde van de piekmomenten. Het parkeerterrein biedt hiervoor voldoende capaciteit.

Ten behoeve van de woningen wordt binnen het plangebied voldoende parkeercapaciteit aangelegd. Voor de woningen aan de Vroonlandseweg wordt hiervoor een berm verbreed en geschikt gemaakt voor parkeren. In de omgeving van de woningen in de noordoosthoek komen voldoende parkeerplaatsen op het erf en langs de weg.

In de regels van dit bestemmingsplan zijn voor de invulling van het gemengd gebied parkeernormen vastgelegd (op basis van de parkeerkencijfers zoals vastgelegd in de CROW-publicatie 317). Deze dienen als uitgangspunt voor ontwikkeling. Ook is gewaarborgd dat de parkeerbehoefte binnen het als gemengd bestemde gebied wordt opgevangen.

3.5 Water

Het verhardingsoppervlak zal toenemen bij de bouw van een Brede School, woningen en de beoogde voor binnensport (en dergelijke). Hiervoor is bergingscapaciteit nodig die in het bestaande gebied wordt gerealiseerd. Dit wordt onder meer ingevuld door verbreding en verlenging van de watergang (nu betrekkelijk smal en ondiep) langs de Vroonlandseweg. Water kan ook zonder meer in de andere bestemmingen dan Water, zoals Maatschappelijk, worden aangelegd. Verdere uitwerking heeft plaatsgebonden met het Waterschap Scheldestromen. Intussen is overeenstemming bereikt met het waterschap. Voor het overige wordt verwezen naar bijlage 12.

De watertoetstabel ondersteunt de onderbouwing van de wateraspecten in een ruimtelijk plan.

Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Waterveiligheid
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.
Het plan is niet gelegen binnen veiligheidszones van waterkeringen.
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater)
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.
Ten gevolge van het bestemmingsplan wordt er circa 7000 m2 extra verharding mogelijk gemaakt. Deze verharding betreft onder andere, bebouwing, voet/fietspad, schoolplein en ontsluitingsweg. Ten gevolge van deze verharding dient er 525 m3 extra waterberging gerealiseerd te worden. Uit berekeningen van het waterschap blijkt dat het niveau waaronder de berging gevonden moet worden -1.00 NAP bedraagt.
Binnen het plangebied worden drie sloten gerealiseerd/vergroot. Dit betreft een sloot langs de Vroonlandseweg, een sloot langs de MFA en een sloot achter de bouwkavels langs. In deze drie sloten wordt gezamenlijk voldoende berging gecreëerd om de 525 m3 extra water te bergen.
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Tegengaan/verhelpen van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratiemogelijkheden.
Binnen het plangebied wordt geen grondwater onttrokken. Grondwateroverlast is zover bekend niet aanwezig en de ontwikkeling bevindt zich niet binnen infiltratiegebieden.
Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Hemel- en afvalwater
(inclusief water op straat/overlast)
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
De nieuwe ontwikkelingen zullen op een gescheiden rioolstelsel aangesloten worden. Het HWA zal afgekoppeld en geloosd worden op het oppervlaktewater. Om vervuiling van het hemelwater tegen te gaan zal er geen gebruikgemaakt worden van uitloogbare bouwmaterialen.
Volksgezondheid
(water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via onder andere de daarvoor benodigde ruimte.
De ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de volksgezondheid.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaivelddalingen in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
De ontwikkeling heeft geen effect op eventuele bodemdaling.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud/realisatie van goede
oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De nieuwe watergangen worden breder gedimensioneerd dan de bestaande watergangen. Dit is gunstig voor de waterkwaliteit. Bij de opzet van de Brede School wordt bekeken welke mogelijkheden worden toegepast voor een zo duurzaam mogelijk watersysteem.
Grondwaterkwaliteit
Behoud/realisatie van een goede
grondwaterkwaliteit.
Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.

De ontwikkeling is niet gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied.
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.

Niet van toepassing.
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.

In de ontwikkeling is rekening gehouden met onderhoudsstroken langs het oppervlaktewater.
Andere belangen waterbeheerder(s)
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.

De ontwikkeling zal de werking van objecten van de waterbeheerder niet belemmeren.
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap.

Er zijn geen vaarwegen of wegen in beheer van Rijkswaterstaat, de provincie of het waterschap in of nabij het plangebied gelegen.

3.6 Bodem

Beleid

De algemene doelstelling van het Rijk is dat in 2030 alle ernstige verontreinigingen van de (water)bodem zijn gesaneerd en/of onder controle zijn. Om kansen te benutten en problemen te voorkomen, is het van belang dat er bij (ver)bouw en ontwikkelingen tijdig kennis is van de bodemkwaliteit. Hiervoor wordt een bodemonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten hiervan worden getoetst aan de regels die gesteld zijn in de Wet bodembescherming (Wbb). Op basis van deze wet en circulaires aangaande milieukwaliteitsnormen voor (water)bodems, wordt bepaald of maatregelen (in de vorm van beheer of bodemsanering) noodzakelijk zijn. De uiteindelijke bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de beoogde functie.

Onderzoek

Door AquaTerra - KuiperBurger B.V. (ATKB) is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Vroonlandseweg ong. te Kapelle (20120855/rap01; 17 augustus 2012; zie bijlage 6, 7, 8 en 9). Tijdens de veldwerkzaamheden is gebleken dat de sloten droog en vol vegetatie stonden en er tevens geen slib aanwezig was. Hiermee is het waterbodemonderzoek komen te vervallen en is in het onderzoek verder niet opgenomen.

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd volgens het onderzoeksprotocol NEN 5740:2009 (NNI, januari 2009). Het vooronderzoek is tevens uitgevoerd conform het standaardniveau in de 'Richtlijn Vooronderzoek' NEN 5725:2009 (NNI, januari 2009).

Conclusies

Op basis van het onderzoek zijn de volgende conclusies geformuleerd.

  • De bodem op de locatie bestaat uit klei in de bovengrond met aansluitend zand. De grondwaterstand bedraagt circa 1 m-mv. In de bodem zijn geen bodemvreemde bestanddelen aangetroffen. Op de locatie zijn bij de inspectie van het maaiveld en de opgeboorde grond geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
  • In de kleiige bovengrond (bodemtraject 0 -0,5 m-mv) ter plaatse van deelgebied 1, 2 en 3 (plangebied) zijn matige tot sterke verontreinigingen met bestrijdingsmiddelen (DDT en DDE) aangetoond. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen vastgesteld. De verontreinigingen zijn gerelateerd aan het voormalige gebruik van bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de fruitteelt.
  • In het grondwater ter plaatse van deelgebied 1, 2 en 3 zijn ten hoogste lichte verontreinigingen met barium, kwik, molybdeen en xylenen aangetoond.
  • De voor de locatie gehanteerde onderzoekshypothese 'verdacht voor lichte bodemverontreiniging met bestrijdingsmiddelen in de grond' is bevestigd. Het lijkt zeer waarschijnlijk dat de bovengrond (bodemtraject 0-0,5 m-mv) van de gehele projectlocatie sterk verontreinigd is met bestrijdingsmiddelen (DDT/DDE), waardoor mogelijk sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Formeel gezien is nader bodemonderzoek noodzakelijk om de exacte omvang van de aangetroffen sterke verontreinigingen met bestrijdingsmiddelen vast te stellen.
  • De locatie wordt op basis van de onderzoeksresultaten ongeschikt geacht voor het toekomstige gebruik (wonen met tuin).

Aanbevelingen

De volgende aanbevelingen worden gedaan.

  • Voorafgaand aan een eventueel voorgenomen bodemsanering (afvoeren of isoleren), op basis van de tot nu toe verkregen onderzoeksresultaten, dient te worden bepaald of de sanering voldoet aan de randvoorwaarden van het Besluit Uniforme Saneringen (BUS).
  • Indien het aan deze randvoorwaarden voldoet kan de sanering worden gemeld door middel van een BUS-melding (proceduretijd 5 weken) bij het bevoegd gezag. Na goedkeuring van het bevoegd gezag (provincie Zeeland) kan met de saneringswerkzaamheden worden gestart.
  • Geadviseerd wordt een eventuele sanering gecombineerd uit te voeren met het bouwrijp maken en herinrichten van de onderzoekslocatie.

Vervolg

De onderzoeksresultaten geven aanleiding tot de volgende vervolgstappen.

  • Voor het realiseren van het bestemmingsplan/bouwplan dient er vooraf op de locatie gesaneerd te worden.
  • Voor de locatie 2 en 3 (ter plaatse van de Brede School) zijn beide percelen voldoende onderzocht. De gehele bovenlaag van 50 cm moet worden ontgraven. Na ontgraven zal de putbodem moeten worden onderzocht. De uitkomende grond moet in depot worden gezet en aanvullend worden onderzocht door middel van partijkeuring. Vervolgens kan deze in de kern van de geluidswal worden gebracht (betreft gemeentelijk beleid/bevoegdheid gemeente).
  • Op de locatie 1A (woningbouwperceel aan de zijde Vroonlandseweg; 5.200 m²) dient de bovenlaag (0-50 cm) te worden afgegraven. Eventueel aanvullend onderzoek (splitsing 0-30 cm en 30-50 cm) zou de hoeveelheid af te graven grond mogelijk kunnen verminderen. Als blijkt dat de laag 0-30 cm het meest verontreinigd is en 30-50 cm minder, dan moet na afgraven van eventueel 30 cm de gemiddelde waarde van de bovengrond (0-50 cm) in de nieuwe situatie onder de I waarde zitten.
  • Voor de locatie 1B (monument/toekomstig park; 16.600 m²), uitgaande dat op dit gedeelte niet gebouwd gaat worden maar ingericht wordt als 'openbaar' park, gaat de voorkeur uit naar een afdeklaag bovenop de huidige grondlaag van circa 20 cm 'schone' grond die wordt ingezaaid met gras. Hierdoor wordt voldoende contactmogelijkheden met ondergrond voorkomen. Er wordt niet afgegraven. Uitkomende grond voor de aanleg paden en planten bomen afvoeren naar depot/geluidswal.
  • Voor de locatie 1C (woningbouwperceel achter zwembad; 13.000 m²) dient aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Het mengmonster zou uitgesplitst moeten worden en apart moeten worden geanalyseerd om te bepalen of het wel/niet om een ernstig geval gaat. Bij niet ernstig geval zou er niet gesaneerd moeten worden.

Uit het voorgaande blijkt dat voor realisering van de Brede School en de bouw van de woningen gezorgd wordt voor een bodemkwaliteit die geschikt is voor de nieuwe functies. De kosten hiervan zijn opgenomen in de exploitatieopzet.

Om de exacte omvang van de verontreiniging te bepalen is door Royal Haskoning DHV een nader onderzoek opgesteld. Op 26 september is hiervan de definitieve rapportage opgeleverd. Deze is opgenomen in bijlage 10. In deze rapportage wordt het volgende geconcludeerd:

  • De kwaliteit van de bodem (grond) is vastgesteld;
  • In twee vakken (vak 4 en 5) is DDT in de bovengrond aangetroffen boven de interventiewaarde. In de overige vakken is de bovengrond matig verontreinigd met bestrijdingsmiddelen;
  • De ondergrond is, met uitzondering van vak 5, niet verontreinigd (gehalten zijn kleiner dan de achtergrondwaarden). De ondergrond in vak 5 is licht verontreinigd met bestrijdingsmiddelen;
  • De gemiddeld gemeten gehalten bestrijdingsmiddelen per bodemlaag liggen beneden de interventiewaarde. Volgens het beleid van de provincie Zeeland is derhalve geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging;
  • De kwaliteit van de bovengrond van de gehele locatie (traject 0,0-0,2 m-mv) is op basis van de indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit beoordeeld als niet toepasbare grond;
  • Ter plaatse van vak 5 en 6 is de kwaliteit van de bovengrond (traject 0,2-0,5 m-mv) op basis van de indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit beoordeeld als niet toepasbare grond;
  • De kwaliteit van de bovengrond van vak 4 (traject 0,2-0,5 m-mv) is op basis van de indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit beoordeeld als Industrie grond;
  • De kwaliteit van de bovengrond van de overige vakken (traject 0,2-0,5 m-mv) voldoet volgens het locatiespecifieke beleid van de gemeente Kapelle aan de Lokale Maximale Waarden voor de functie Wonen;
  • Binnen het beleid van de gemeente is het toegestaan om de gebiedseigen grond tijdens de herinrichting binnen de locatie te herschikken.

Conclusie

De grond is na het treffen van de beschreven maatregelen geschikt voor de beoogde functie.

3.7 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Beoogde ontwikkeling

Binnen het plangebied wordt de ontwikkeling van een Brede School en tien nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Onderwijsgebouwen en woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.

Binnen de beide ontsluitingsvarianten is een nieuwe aansluiting vanaf het parkeerterrein naar de Vroonlandseweg opgenomen. Hierbij dient volgens de Wet geluidhinder (Wgh) onderzocht te worden wat de akoestische gevolgen zijn voor de omgeving. In het kader van deze fysieke wijziging dient daarom zogenaamd reconstructieonderzoek uitgevoerd te worden voor de bestaande woningen langs de Vroonlandseweg.

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd. De ontwikkelingen liggen buiten de wettelijke geluidszones van de Dankerseweg en de N670. Voor de ontwikkelingen zijn alleen 30 km/h-wegen van belang.

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal. De onderwijsvoorziening binnen de Brede School betreft twee basisscholen, welke overwegend tijdens de dagperiode (07.00 uur tot 19.00 uur) worden gebruikt. Daarom worden voor de onderwijsvoorziening de avond- en nachtperiode niet betrokken in het onderzoek.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van onderwijsgebouwen en woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkelingen geldt een uiterste grenswaarde van 63 dB. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.

Reconstructie bestaande woningen

Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh, indien er fysieke wijzigingen op of aan een bestaande weg optreden en waarbij als gevolg van deze veranderingen de geluidsbelasting met 2 dB of meer toeneemt (waarbij opvulling tot 48 dB is toegestaan). Het dient hierbij te gaan om een wijziging in fysieke zin. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden met 2 dB of meer, is sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wgh en dienen maatregelen te worden onderzocht om de geluidstoename te beperken tot 1 dB of minder. Hebben geluidsreducerende maatregelen onvoldoende effect of zijn deze ongewenst, dan kan door het bevoegd gezag onder bepaalde voorwaarden een hogere waarde worden vastgesteld met een toename van 2 tot 5 dB, met dien verstande dat deze de uiterste vast te stellen grenswaarde niet te boven mag gaan.

30 km/h-wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde.

Bovenstaande geldt tevens voor reconstructiesituaties. Omdat 30 km/h-wegen niet gezoneerd zijn zou onderzoek achterwege kunnen blijven. Indien sprake is van een toename van het geluidsniveau van meer dan 2 dB, wordt in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing beoordeeld of in de toekomstige situatie nog wel sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Opnieuw geldt de voorkeursgrenswaarde hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde.

Aftrek ex artikel 110g Wgh

Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een maximumsnelheid tot en met 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een hogere maximum snelheid geldt een aftrek van 2 dB. Voor de beoogde ontwikkelingen is de Vroonlandseweg van belang. Op deze weg geldt een maximum snelheid van 30 km/h. Zodoende mag een aftrek van 5 dB plaatsvinden.

Onderzoek

Voor de ontwikkelingen is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Om de omvang van het wegverkeerslawaai inzichtelijk te maken is gebruikgemaakt van Standaard Rekenmethode I (SRM I). Dit is mogelijk doordat grotendeels sprake is van een vrije veldsituatie en er geen afscherming plaatsvindt door andere gebouwen.

Voor zowel de Brede School als de woningen parallel aan de Vroonlandseweg is de geluidsbelasting op het bouwvlak berekend. Daarnaast is de 48 dB-contour berekend om te bepalen of de bestemming 'woongebied' binnen deze contour ligt. Binnen de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat de Brede School een maximale bouwhoogte heeft van 10 m. Geluidgevoelige ruimten (lokalen) worden alleen op de eerste en tweede verdieping van het gebouw gerealiseerd. Daarom is alleen gerekend op de eerste twee bouwlagen. Voor de woningen zijn twee bouwlagen aangehouden. De Vroonlandseweg is uitgevoerd in asfalt (referentiewegdek).

Voor de bestaande woningen is onderzocht of door de ontwikkeling sprake is van een toename van meer dan 2 dB. Hiervoor is de geluidsbelasting 1 jaar voor (2012) en 10 jaar na (2023) de ontwikkeling bepaald.

De relevante gegevens van het verrichte onderzoek zijn opgenomen in bijlage 11.

Resultaten Brede School

De meest nabijgelegen bebouwingsgrens van het bouwvlak voor de Brede School ligt op 38 m uit de as van de Vroonlandseweg. Uit de berekeningen blijkt dat de maximale geluidsbelasting op deze bouwgrens 43 dB bedraagt bij een waarneemhoogte van 4,5. De richtwaarde van 48 dB wordt niet overschreden.

Resultaten woningen parallel aan Vroonlandseweg

De meest nabijgelegen bebouwingsgrens van het bouwvlak voor deze woningen ligt op 25 m uit de as van de Vroonlandseweg. Uit de berekeningen blijkt dat de maximale geluidsbelasting op deze bouwgrens 49 dB bedraagt bij een waarneemhoogte van 4,5 m. De richtwaarde van 48 dB wordt overschreden, de maximaal aanvaardbare waarde (63 dB) niet.

Woningen binnen bestemming 'woongebied'

Binnen de bestemming 'woongebied' is nog geen bouwvlak opgenomen voor mogelijk te bouwen woningen. Om te bepalen of akoestisch onderzoek voor binnen deze bestemming gelegen woningen nodig is, is de 48 dB-contour bepaald. Deze is vervolgens vergeleken met de afstand tussen het bestemmingsgebied en de as van de Vroonlandseweg.

Uit de berekeningen blijkt dat de 48 dB-contour van de Vroonlandseweg op maximaal circa 30 m uit de as van de Vroonlandseweg ligt. De bestemming 'woongebied' ligt op circa 78 m uit de as van de weg. Voor de mogelijk te bouwen woningen binnen de bestemming 'woongebied' kan daarom geconcludeerd worden dat de geluidsbelasting de richtwaarde van 48 dB niet overschrijdt.

Reconstructie bestaande woningen Vroonlandseweg

De berekening is uitgevoerd voor de eerstelijns woningen langs de Vroonlandseweg, waarbij de kortste afstand tussen de gevel en de as van de weg is aangehouden. Deze afstand bedraagt 10,8 m. Uit de berekening blijkt dat de geluidsbelasting één jaar voor reconstructie maximaal 48,67 dB bedraagt bij een waarneemhoogte van 4,5 m. Tien jaar na reconstructie bedraagt deze geluidsbelasting maximaal 51,55 dB. De toename van de geluidsbelasting bedraagt zodoende 2,88 dB. Er is sprake van een reconstructiesituatie.

Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting

Voor de ontwikkeling van de nieuwe woningen langs de Vroonlandseweg is sprake van een hogere geluidsbelasting dan de richtwaarde van 48 dB ten gevolge van de Vroonlandseweg. Daarnaast geldt dat voor de bestaande woningen langs deze weg sprake is van een reconstructiesituatie. Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting denkbaar. Een mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De functie als erftoegangsweg met de daarbij behorende maximumsnelheid van 30 km/h dient behouden te blijven voor de ontsluiting van het omliggende gebied. Erftoegangswegen behoren tot de laagste wegcategorie. Wijziging hiervan of van de samenstelling van het verkeer ten behoeve van verdere geluidsreductie is daarom niet wenselijk. Aanpassen van het type wegdek kan de geluidsbelasting verlagen. Deze afname bedraagt maximaal 4 dB, en zorgt er dus voor dat voor zowel de nieuwe woningen als de bestaande woningen langs de Vroonlandseweg wordt voldaan aan de richtwaarde. Gezien de zeer beperkte omvang van de ontwikkeling, zal dit echter leiden tot bezwaren van financiële aard. In de uitvoeringsfase wordt nader beschouwd of in de keuzes voor materiaalgebruik geluidsreductie haalbaar is. Verder kunnen maatregelen getroffen worden aan het overdrachtsgebied, zoals het plaatsen van geluidsschermen of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de gevel van de woningen. Aan dit type maatregelen zijn hoge kosten verbonden en deze zijn ook uit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling zijn dergelijke maatregelen niet reëel.

De nieuwe woningen aan de Vroonlandseweg (oostzijde) staan tenslotte op gemiddeld 20 m. De geprojecteerde woningen komen op 25 m afstand, een grotere afstand is niet gewenst in verband met het ruimtelijk beeld en het woongenot op het perceel (diepte kavel).

Conclusie

Voor zowel de Brede School als de woningen binnen de bestemming 'Woongebied' wordt voldaan aan de richtwaarde van 48 dB.

Ten aanzien van de niet-gezoneerde Vroonlandseweg bedraagt de geluidsbelasting op de gevel van de nieuwe woningen parallel aan de Vroonlandseweg maximaal 49 dB (bij een waarneemhoogte van 4,5 m). De richtwaarde van 48 dB wordt overschreden. Voor de bestaande woningen langs de weg geldt dat er sprake is van een geluidstoename van 2,88 dB en dat er sprake is van een reconstructiesituatie. Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting zijn niet mogelijk of doelmatig. Omdat voor zowel de nieuwe woningen als de bestaande woningen langs de Vroonlandseweg de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB niet wordt overschreden, is er sprake van een acceptabel akoestisch klimaat. Omdat 30 km/h-wegen niet gezoneerd zijn, zijn in het kader van de Wgh geen aanvullende procedures noodzakelijk. Bovendien is er geen sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van gezoneerde wegen.

Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

3.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 3.8. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) 1) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10) 2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
  1. 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  2. 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.

Onderzoek, resultaten en conclusie

Binnen het plangebied worden ontwikkelingen mogelijk gemaakt die extra verkeer genereren. Conform paragraaf 3.3 blijkt dat dit maximaal 1.050 extra motorvoertuigen zijn met een vrachtwagenpercentage van circa 6%. Uit de nibm-tool blijkt dat een dergelijke verkeersgeneratie mogelijk in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Derhalve heeft nader onderzoek plaatsgevonden middels een CAR-berekening. Deze berekening is opgenomen in bijlage 5.

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat na de realisatie van de genoemde ontwikkelingen ruimschoots aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer voldaan wordt. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.9 Duurzaamheid

In het Coalitieakkoord 2010-2014 van de gemeente Kapelle is milieu en duurzaamheid als speerpunt opgenomen. Dit is onder meer verwerkt in het Leefomgevingsplan. Hierin is de duurzaamheidsambitie van de gemeente in het kort als hoofddoelstelling verwoord:

'De gemeente wil haar huidige en toekomstige inwoners een gezond, veilig en prettig woon-, werk- en leefmilieu bieden. Om dit te realiseren wordt in de eerste plaats de kwaliteit van de leefomgeving beschermd en waar mogelijk verbeterd. In de tweede plaats wil de gemeente een bijdrage leveren aan een duurzame ontwikkeling.'

De gemeenteraad heeft ingestemd met het uitgangspunt dat een energie neutrale Brede School goed past in de gemeentelijke ambitie. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 18 september 2012 besloten.

Bij de realisatie van een Brede School in de kern Kapelle worden extra maatregelen opgenomen in het kader van duurzaamheid, waaronder energiebesparing. Hiermee is gekozen voor de ambitie een gebouw te ontwikkelen dat qua energiegebruik 100% zelfvoorzienend (energieneutraal) is. Energieneutraal heeft hierbij betrekking op de gebouwgebonden energiebehoefte zoals verwarming, luchtverversing en verlichting.

De stichtingskosten voor een energieneutraal gebouw nemen toe evenals de onderhoudskosten. Daar staat tegenover dat er geen gebouwgebonden energiekosten meer zijn. Belangrijk is dat duurzaamheid een speerpunt is in het coalitieakkoord en energiebesparing en terugdringing van CO2 uitstoot een maatschappelijk belang..

3.10 Externe Veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

In (de nabije omgeving van) het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig die een belemmering vormen voor het plangebied. Nader onderzoek en/of een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten zuiden op circa 450 meter afstand is de spoorlijn Vlissingen - Bergen op Zoom gelegen. Over dit traject worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Gezien de afstand tot de spoorlijn in relatie tot het invloedsgebied voor het toxisch scenario is door de veiligheidsregio geconcludeerd dat een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is. Deze verantwoording is hieronder opgenomen.

Verantwoording GR

Effectscenario

Het maatgevend effectscenario voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoortraject betreft het toxisch scenario. Overige scenario's beschikken niet over een invloedsgebied die reiken tot het planebied. Het scenario 'toxische wolk' treedt op wanneer een tank lek raakt door bijvoorbeeld een aanrijding. Toxische vloeistoffen kunnen verdampen waardoor een gaswolk ontstaat die over de omgeving uitwaait. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van de gaswolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment. Voor het bestemmingsplan, geldt dat moet worden nagegaan of maatregelen mogelijk zijn om de risico's en effecten te beperken. tevens moeten de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid worden beschouwd.

Maatregelen ter beperking van risico's

Als gevolg van de vaststelling van het Basisnet Spoor is voor de relevante spoorvakken een vervoersplafond vastgesteld. Daarmee is ruimte gecreëerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over dit traject. Dit betekent dat er geen mogelijkheden zijn om bronmaatregelen te treffen. Er zijn daarom geen mogelijkheden om de risico's te beperken. Omdat het GR minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt, is daar op grond van het beleid ook geen aanleiding toe, het GR is ruimschoots beneden de toetsingswaarde gelegen.

Maatregelen ter beperking van effecten

Los van de risico's kunnen aan de kant van de ontvanger maatregelen worden getroffen om de effecten ingeval van een calamiteit te beperken. Voor het meest geloofwaardige scenario geldt dat deze maatregelen erop gericht moeten zijn om de gebouwen geschikt te maken om gedurende een langere tijd te verblijven (safe haven principe). Ook moeten de gebouwen en de directe omgeving geschikt zijn om het gebied te kunnen ontvluchten waarbij de aanwezige personen tijdig moeten kunnen worden geïnstrueerd. De volgende maatregelen worden door de Veiligheidsregio geadviseerd.

Maatregel met betrekking tot de omgeving:

  1. 3. voorkomen van obstakels in vluchtroute (doodlopende straat, hekwerk, sloot en dergelijke);
  2. 4. vluchtroute loodrecht op meest voorkomende windrichting.

Maatregelen op gebouwniveau:

  1. 5. preventief lekwerende middelen gebouw (deur/raamstrips);
  2. 6. centrale afsluitbaarheid ventilatiesystemen;
  3. 7. verminderen aantal (te openen) ramen aan de zijde risicobron;
  4. 8. geautomatiseerde afsluiting van ramen en deuren.

Maatregel met betrekking tot handelingsperspectief:

  1. 9. repressief lekwerende middelen (plastic, tape, natte handdoeken);
  2. 10. centraal omroepsysteem niet zijnde woongebouwen;
  3. 11. ontruimingsalarminstallatie.

De uitvoering van bovengenoemde, aanvullende, bouwkundige maatregelen kan niet zeker worden gesteld in het bestemmingsplan. Deze maatregelen komen aan de orde ten tijde van de bouwvergunning en moeten in overleg tussen gemeente en initiatiefnemer worden verwerkt in de vergunningaanvraag.

Mogelijkheden voor bestrijdbaarheid van calamiteiten

Van de Veiligheidsregio is advies ontvangen met betrekking tot de beheersbaarheid van calamiteiten. Het plangebied is voldoende toegankelijk voor hulpdiensten. De veiligheidsregio heeft tevens aangegeven dat naar de MFA een bluswatercapaciteit van 60 m3 per uur noodzakelijk geacht wordt. Met behulp van de in de waterparagraaf aan te leggen sloten wordt er 525 m3 potentieel water mogelijk gemaakt. Dit wordt voldoende geacht.

Beschouwing van zelfredzaamheid

In het plangebied is mogelijk sprake van de aanwezigheid van groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid. Er dient derhalve specifiek aandacht worden besteed aan risicocommunicatie. Het gaat daarbij om voorlichting over het opstellen van een ontruimingsplan, adviseren over de oprichting van een BHV -organisatie en wellicht het gebruiken van SMS-alerts.

Conclusie

Na uitvoering van bovenstaande maatregelen is sprake van een restrisico. Dit restrisico wordt, gelet op de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot bestrijding van calamiteiten, aanvaardbaar geacht.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Bestemmingsregeling

4.1 Inleiding

Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken voor het bestemmingsplan. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.

Digitaal

Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen de digitale bestemmingsplannen worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan 'doorverwezen'.

Analoog

Ondergrond

Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand.

Bestemmingen

Op de ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters (bijvoorbeeld M voor maatschappelijk) is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden. De 'bestemmingen' corresponderen met afzonderlijke artikelen in 'Bestemmingsregels'. In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.

Aanduidingen en renvooi (analoog plan)

De beoogde goot- en bouwhoogte is op de verbeelding opgenomen en in de regels vertaald. De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en wat betreft de aanduidingen opgesplitst in bouwaanduidingen, bouwvlak en maatvoeringaanduidingen.

Leeswijzer

Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.

4.2 Gehanteerde Bestemmingen

Gehanteerde bestemmingen

De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels.
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels.
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

4.2.1 Inleidende regels

In de inleidende regels zijn in Artikel 1 Begrippen, de begrippen en in Artikel 2 Wijze van meten, de wijze van meten opgenomen.

4.2.2 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn regels opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaardvolgorde zoals opgenomen in SVBP2012.

Artikel 3 Bedrijf

De bestemming Bedrijf is toegekend aan de nutsvoorziening met een bijpassende aanduiding. Hiervoor zijn de gebruikelijke bouwregels opgenomen.

Artikel 4 Gemengd

De bestemming Gemengd is opgenomen voor het oostelijk van het kasteelterrein gelegen gebied tussen de zwembadlocatie en de woonkavels in de noordoosthoek van het plangebied. Toegestaan zijn hier de functies binnensport en aan sport gerelateerde medische en maatschappelijke functies, zoals fysiotherapie, fitness, verenigingsleven, sportmassage. Binnen deze bestemming zijn ook bijbehorende functies, zoals parkeren en water, toegestaan.

Artikel 5 Groen

De bestemming Groen is opgenomen voor het gebied met het kasteel Poucques en voor het groengebied tussen de woonkavels in de noordoosthoek en het zwembad. De volgende functies zijn toegestaan:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • perceelsontsluiting;
  • speelvoorzieningen;
  • wandel- en fietspaden;
  • water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

De volgende bouwwerken zijn toegestaan:

  • nutsgebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

In de bouwregels is bepaald welke maatvoeringen voor deze bouwwerken van toepassing zijn.

Het groengebied ten noorden van de nieuwe Brede School kan tevens worden gebruikt voor functies zoals speelgelegenheid.

In het oostelijk gelegen groengebied, zuidelijk van de woonkavels in de noordoosthoek, is rekening gehouden met een geluidswal ter afscherming van het geluid van het zwembad. Deze geluidswal is in ieder geval nodig zolang in het aangrenzende gebied met de bestemming Gemengd nog geen bebouwde ontwikkeling heeft plaatsgevonden, waarmee het woon- en leefklimaat van de woonpercelen aan de noordzijde afdoende wordt gewaarborgd.

In de bestemming groen is een specifieke aanduiding - 1 opgenomen. Ter plaatse wordt een afschermende windsingel gerealiseerd. Deze windsingel is noodzakelijk om ter plaatse van de woningen voldoende een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen.

Artikel 6 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is opgenomen voor de locatie van de Brede School. In de bestemmingsomschrijving zijn de toelaatbare functies vermeld. Een combinatie van verschillende voorzieningen zorgt voor het karakter van de Brede School. Binnen deze bestemming zijn ook bijbehorende functies, zoals parkeren en water, toegestaan.

Het bouwvlak begrenst de ruimte voor het nieuwe gebouw. Tevens is de bouwhoogte op 10 m vastgelegd. Voor een klein deel is een bouwhoogte van 11 m opgenomen.

Artikel 7 Sport

Voor de gebouwde sportvoorzieningen en de omliggende terreinen is de bestemming Sport opgenomen. Er is gekozen voor een algemene bestemmingsomschrijving. Toegestaan zijn ook recreatief medegebruik en evenementen. Dit is opgenomen om incidenteel ander recreatief gebruik en/of een specifiek evenement mogelijk te maken.

De afzonderlijke bij sport behorende inrichtingselementen en voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelsontsluitingen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn niet individueel aangeduid.

De gebouwen zijn voorzien van een bouwvlak. Buiten het bouwvlak zijn alleen ondergeschikte sportvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten worden begrepen, toegestaan. In de bouwregels is bepaald welke maatvoeringen voor deze bouwwerken van toepassing zijn. De zendmast naast het zwembad is als zodanig bestemd.

Artikel 8 Tuin

De voortuinen zijn van de bestemming Tuin voorzien. Deze gronden mogen niet met gebouwen worden bebouwd. Voorts zijn tuinen tussen de woning en de weg opgenomen met de bestemming Tuin. In de bestemming Tuin is een ontheffingsbevoegdheid opgenomen voor het uitbouwen van op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

Artikel 9 Verkeer

De bestaande parkeerplaats wordt behouden en is als zodanig aangeduid. Ook de nieuwe parkeerruimte tussen de school en het zwembad is met 'Verkeer'

Artikel 10 Water

De waterloop langs de Vroonlandseweg wordt verbreed en verlengd. Daarnaast wordt een nieuwe watergang bestemd tot water. Hieraan is de bestemming Water toegekend.

Artikel 11 Wonen

De nieuwe woningen aan de Vroonlandseweg zijn voorzien van de bestemming Wonen. Het aantal mag niet meer dan 5 bedragen. Deze worden vrijstaand gebouwd. De goot- en bouwhoogte zijn afgeleid van de reguliere hoogtematen zoals opgenomen langs vergelijkbare wegen in Zuidhoek. Voorts is een regeling opgenomen zoals die gebruikelijk is voor de woonpercelen in Kapelle/Biezelinge.

Artikel 12 Woongebied

In het oostelijk deel van het plangebied zijn enkele ruime kavels gedacht. Deze worden ontsloten via een nieuwe weg die ook het dagrecreatief terrein en de Vroonlandseweg zal verbinden (langzaam verkeer). De situering van de weg is flexibel, die kan nog enigszins schuiven. Een deel van het gebied wordt ook ingericht voor groen, parkeren en water. Delen aan de westzijde van dit 'woongebied' komen hiervoor het meest in aanmerking. Uiteindelijk worden de woningen wel in een samenhangende bouwlijn gebouwd. Hiervoor is een bepaling opgenomen (afstandsmaat voorste perceelsgrens).

Artikel 13 Waarde - Archeologie - 1

De gronden van het kasteelterrein Poucques hebben een bepaalde archeologische waarde (zie ook de tabel in bijlage 12). Om deze reden is aan de gronden een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1 toegekend.

Ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1 geldt bij een bodemverstoring van meer dan 50 m²en dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht. Hiermee wordt het archeologisch belang veilig gesteld.

Uitgangspunt van deze regeling is dat voor projecten groter dan de vrijgestelde oppervlaktematen en verstoringsdiepte een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is.

De in deze bestemming opgenomen Specifieke gebruiksregels bevatten een wijzigingsbevoegdheid om de archeologiebestemming te verwijderen. De wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast wanneer uit archeologisch onderzoek blijkt dat geen archeologische waarde en dus ook geen planologische bescherming meer aan de orde is.

4.2.3 Algemene regels

Artikel 14 Antidubbeltelregel

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaar wisselen.

Artikel 15 Algemene bouwregels

Met de regel over de overschrijding van de bouwgrenzen worden kleine overschrijdingen van de bouwgrenzen toegestaan. Hiermee biedt het bestemmingsplan beperkte flexibiliteit.

Met de regels over bestaande maten wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels – onbedoeld – geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht vallen.

Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (3 augustus 2005) blijkt, dat deze algemene bepaling aanvaardbaar is. Een gedetailleerde inventarisatie en individuele beoordeling van afwijkingen zijn niet nodig. Het is ook onjuist ervan uit te gaan, dat hiervoor separate bouwvoorschriften nodig zijn. Essentieel is dat het gaat om bevestiging van bestaande, afwijkende situaties, zodat bij beoordeling van bouwaanvragen direct duidelijk is welke maat bepalend is: namelijk de bestaande maat. Hiermee ligt objectief de strekking van de bepaling vast. Daar waar daadwerkelijk andere situaties worden nagestreefd, is dit door andere bestemmingen of bouwbepalingen vastgelegd. Dit komt overigens in dit bestemmingsplan niet voor. In de bepaling is nadrukkelijk vastgelegd dat op de bedoelde bestaande afwijkingen het overgangsrecht niet van toepassing is. Onder de oppervlaktematen valt ook het bebouwingspercentage.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

Voor een aantal, ondergeschikte, afwijkingen van bouwen en /of gebruik ten opzichte van de planregels kan het bevoegd gezag met dit artikel afwijken van de bouwregels.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn algemene flexibiliteitsregels opgenomen om onder voorwaarden af te wijken van de bestemmingsgrenzen. Deze wijzigingsregel geldt voor alle bestemmingen.

Voor het groengebied grenzend aan het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Verwezen wordt naar de toelichting zoals hiervoor opgenomen onder de bestemming Groen in paragraaf 4.2.2.

Artikel 18 Overige regels

In de overige regels is een regeling opgenomen voor de wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, geldend zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

4.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen en gebruik in strijd met het plan geregeld.

Artikel 20 Slotregel

Dit bestemmingsplan (Vroonlandseweg) wordt als genoemd in dit artikel aangehaald.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsprogramma

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd. Bijvoorbeeld doordat alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

Bij consoliderende bestemmingen, zoals dit bestemmingsplan voor zover dit het sportcomplex betreft, waar in beginsel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig. Er is namelijk geen sprake van te verhalen (plan)kosten, dan wel is de potentiële opbrengst van de bouwmogelijkheden zo gering dat de kosten voor het opstellen van een exploitatieplan niet opwegen tegen de eventuele opbrengsten ervan.

Het Bro is daarom gewijzigd (Besluit van 15 december 2009, Stcr. 2009, 19 907). Artikel 6.2.1a Bro (nieuw) maakt het mogelijk om het vaststellen van een exploitatieplan achterwege te laten indien het mogelijke (netto) bedrag aan exploitatie opbrengsten minder dan € 10.000,- bedraagt.

De ontwikkelingen van de Brede School en de woningbouw wordt door de gemeente, die ook beschikt over eigendom van gronden, gerealiseerd. Hiervoor heeft de gemeenteraad op 18 september 2012 de benodigde besluiten genomen. Besloten is voor het gebied de normale bestemmingsplanprocedure te doorlopen, is kennis genomen van de exploitatieopzet en is besloten tot het verwerven van de percelen en het bouw- en woonrijp maken van het gebied krediet beschikbaar te stellen.

Voor het ontwikkelen van het gebied is een exploitatieopzet opgesteld. Hierin zijn de te verwachten kosten en opbrengsten weergegeven. Gezocht is naar een zo optimaal mogelijke indeling van het gebied, met name de situering van bouwkavels. Vanwege de aanwezigheid van het archeologisch monument Poucques met een oppervlak van ruim 14.000 m², blijft de uitgeefbare bouwgrond beperkt tot bijna 17.000 m².

Ook is een berekening gemaakt van de kosten voor het bouw- en woonrijp maken van de locatie. De totale kosten voor de verwerving van de percelen, het bouw- en woonrijp maken van het gebied, de te verwachten planschadekosten en de beheer- en financieringskosten zijn in de kredietverlening opgenomen zodat de benodigde middelen beschikbaar zijn om de locatie te ontwikkelen.

Er is dan ook geen exploitatieplan bij dit bestemmingsplan nodig.

5.2 Resultaten Inspraak- En Overlegprocedure

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Vroonlandseweg heeft vanaf 13 december 2012 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode hebben verschillende betrokkenen en belanghebbenden inspraakreacties op het bestemmingsplan ingebracht.

Voor de resultaten van de inspraak- en overlegprocedure wordt verwezen naar bijlage 13. Hierin is de bij dit bestemmingsplan behorende nota 'Inspraak en overleg' opgenomen. In deze nota zijn de inspraak- en overlegreacties samengevat en beantwoord. Ook alle aspecten die wel in de reacties zijn vermeld, maar niet in de samenvatting zijn weergegeven, zijn in de beoordeling en overwegingen betrokken.

De hieruit voortkomende aanpassingen zijn in het plan verwerkt.

Ambtelijke aanpassing nota 'Inspraak en overleg'

Met betrekking tot de in de nota 'Inspraak en overleg' opgenomen beantwoording op de reactie van het Waterschap onder punt 3, aangaande een aanvulling op de wijzigingsregels wordt opgemerkt dat deze inmiddels is achterhaald. Als gevolg van voortschrijdend inzicht is inmiddels het in het voorontwerp nog opgenomen wijzigingsgebied komen te vervallen en vervangen door de bestemming 'Gemengd'.

Bijlage 1 Parkeerbalans

Parkeren basisscholen

Er is onderscheid gemaakt in de parkeervraag voor personeel en die voor het halen en brengen van leerlingen. De eerste groep parkeert gedurende dagperiode tussen circa 08.00 uur in de ochtend en 16.30 uur in de middag. Hiervoor zijn parkeernormen beschikbaar. Het parkeren ten behoeve van halen en brengen van leerlingen concentreert zich tussen veel kortere perioden. Hiervoor is een rekenmethode ontwikkeld waarbij rekening gehouden wordt met het percentage leerlingen dat met de auto wordt gebracht, een korte parkeerduur (en dus een groot verloop) en de bezettingsgraad per auto.

Parkeervraag personeel

De parkeernorm voor basisonderwijs bedraagt voor het genoemde gebiedstype 0,5 tot 1,0 parkeerplaatsen per leslokaal. In het 'Visiedocument Brede School Kapelle' (ImagoGroep, 2009) is een totaal van 22 leslokalen opgenomen voor beide basisscholen (12 voor Christelijke basisschool 't Honk en 10 voor Openbare basisschool De Moolhoek). Op basis van deze gegevens bedraagt de parkeervraag voor personeel van de beide basisscholen 11,0 tot 22,0 parkeerplaatsen.

Parkeervraag halen en brengen van leerlingen

Binnen de rekenmethodiek wordt onderscheid gemaakt naar leerlingen in de onderbouw (klassen 1 t/m 3) en leerlingen in de bovenbouw (klassen 4 t/m 8). Van de 22 beschikbare leslokalen zijn er 7 bestemd voor de onderbouw en 15 voor de bovenbouw. Het totaal aantal leerlingen dat les zal krijgen op de nieuwe schoollocatie is nog niet bekend. Als uitgangspunt voor de berekening geldt een aantal leerlingen van 25 per leslokaal. Dit leidt tot een aantal van 175 leerlingen in de onderbouw en 375 in de bovenbouw. De parkeervraag wordt berekend door het aantal leerlingen te vermenigvuldigen met het percentage leerlingen dat met de auto wordt gebracht, een reductiefactor voor de korte parkeerduur en een reductiefactor voor het aantal kinderen per auto. In onderstaande tabel zijn voor de onderbouw en bovenbouw de verschillende factoren gekwantificeerd is voor beiden de parkeervraag berekend.

Tabel B1.1. Parkeervraag halen en brengen basisscholen

totaal aantal leerlingen % leerlingen met de auto gebracht reductiefactor parkeerduur reductiefactor bezettingsgraad parkeervraag
onderbouw 175 30%-60% 0,5 0,75 19,7 à 39,4 plaatsen
bovenbouw 375 5%-40% 0,25 0,85 4,0 à 31,9 plaatsen
totaal 23,7 à 71,3 plaatsen

Parkeren kinderdagverblijf

Ook bij het berekenen van de parkeervraag voor het kinderdagverblijf wordt onderscheid gemaakt tussen personeel en het halen en brengen van kinderen door ouders.

Parkeervraag personeel

De parkeernorm voor kinderdagverblijven bedraagt voor het genoemde gebiedstype 1,3 tot 1,5 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. Het vloeroppervlak van het kinderdagverblijf bedraagt 454 m². Op basis van deze gegevens bedraagt de parkeervraag voor personeel van het kinderdagverblijf 5,9 tot 6,8 parkeerplaatsen.

Parkeervraag halen en brengen van kinderen

In het 'Visiedocument Brede School Kapelle' (ImagoGroep, 2009) is opgenomen dat binnen het kinderdagverblijf vier groepen aanwezig zullen zijn (2 groepen kinderdagverblijf en 2 groepen peuterspeelzaal). Gemiddeld bestaat een groep uit 17,5 kinderen. Dit levert een totaal op van 70 kinderen. De berekening van de parkeervraag is gelijk aan de methodiek voor het halen en brengen van leerlingen naar de basisschool. De tabel geeft verschillende factoren en de berekende parkeervraag weer.

Tabel B1.2. Parkeervraag halen en brengen kinderdagverblijf

totaal aantal kinderen % leerlingen gebracht met de auto reductie-
factor parkeerduur
reductiefactor bezettings- graad parkeervraag
kinderdag- verblijf 70 50%-80% 0,25 0,75 6,6 à 10,5 plaatsen

Parkeren bibliotheek

De parkeervraag ten behoeve van de bibliotheek is berekend aan de hand van het parkeerkencijfer voor het eerdere vastgestelde gebiedstype. Deze bedraagt 0,9 tot 1,4 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. In het programma is een vloeroppervlak opgenomen van 427 m². Op basis van deze gegevens bedraagt de parkeervraag voor de bibliotheek 3,8 tot 6,0 parkeerplaatsen.

Parkeren zorgfunctie

Binnen het pand wordt een aantal verschillende zorgfuncties mogelijk gemaakt, zoals een ruimte voor de GGD, een ruimte voor fysiotherapie en een ruimte voor logopedie. Op basis van deze gegevens is aangesloten bij de parkeernorm voor gezondheidscentra. Deze bedraagt voor het betreffende gebiedstype 2,2 tot 2,7 parkeerplaatsen per behandelkamer. Er worden 5 behandelkamers mogelijk gemaakt. Dit levert een parkeervraag op van 11 tot 14 parkeerplaatsen.

Parkeren woningen

Ten noorden van de Brede School, wordt parallel aan de Vroonlandseweg, de bouw van vijf vrijstaande grondgebonden woningen mogelijk gemaakt. Daarnaast wordt in het noordwestelijke deel van het plangebied, binnen de bestemming 'woongebied', de bouw van zes extra woningen mogelijk gemaakt. Voor vrijstaande woningen geldt, binnen het gebiedstype 'rest bebouwde kom' in een weinig stedelijke omgeving, een parkeernorm van minimaal 1,9 en maximaal 2,7 parkeerplaatsen per woning. Ten behoeve van de woningen dient daarom te worden voorzien in een parkeervraag van 21 tot 30 parkeerplaatsen. Hiervoor is in de directe omgeving van de woningen of op de percelen voldoende ruimte.

Parkeren gemengde bestemming

Aan de oostzijde van het plangebied, net ten zuiden van de bestemming 'Woongebied', is een gemengde bestemming opgenomen. In de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat binnen deze bestemming binnensport en aan sport gerelateerde medische en maatschappelijke functies zoals een sportschool, een fitnesscentrum en fysiotherapie gerealiseerd kunnen worden.

Voor deze functies zijn op basis van de parkeerkencijfers zoals vastgelegd in de CROW-publicatie 317 de volgende (in tabel B1.3) parkeernormen van toepassing.

Tabel B1.3. Parkeernormen mogelijke functies binnen gemengde bestemming

functie minimale parkeernorm maximale parkeernorm
sporthal, sportzaal/gymzaal 1,9 per 100 m² bvo 2,4 per 100 m² bvo
aan sport gerelateerde medische en maatschappelijke functies zoals een sportschool, een fitnesscentrum en fysiotherapie 4,0 per 100 m² bvo 5,0 per 100² bvo

Deze aan de functie gerelateerde parkeernormen dienen als uitgangspunt voor ontwikkeling (en bepalen daarmee mede de omvang van de bebouwing). Voorts wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de parkeerbehoefte van deze voorziening op het eigen bij deze voorziening behorende terrein dient te worden opgevangen. Ter waarborging hiervan zijn deze parkeernormen en de benodigde opvang van de parkeerbehoefte op het eigen terrein dan ook specifiek in de regels van dit bestemmingsplan vastgelegd. De daadwerkelijke functie invulling en omvang van de accommodatie is thans nog niet bekend. Maar op deze wijze is op afdoende wijze realisering van voldoende parkeerplaatsen gewaarborgd.

Wanneer bijvoorbeeld wordt uitgegaan van een invulling met een functie met de grootste parkeerbehoefte en verkeersgeneratie (een zogenaamde worstcasesituatie) dan betekent dit het volgende:

In het bestemmingsplan is binnen de gemengde bestemming een bouwvlak opgenomen van 1.520 m2 bruto vloeroppervlak. Voor een accommodatie met de hoogste parkeernorm (zoals bijvoorbeeld een fitnesscentrum), geldt een minimale parkeernorm van 4,0 en maximaal 5,0 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. Voor deze berekening is uitgegaan van de maximale norm van 5,0 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. Bij een volledige bebouwing bedraagt de parkeervraag 76 parkeerplaatsen.

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Zwembad

De RMD heeft onderzoek verricht naar de geluidsbelasting van het zwembad voor de omgeving.

Normering

Voor de toetsing aan het aspect 'goede ruimtelijke ordening' wordt aangesloten bij het omgevingstype 'gemengd gebied', waarvoor ingevolge de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering de volgende richtwaarden gelden:

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau:

  • 50 dB(A) in de dagperiode (tussen 07.00 en 19.00 uur);
  • 45 dB(A) in de avondperiode (tussen 19.00 en 23.00 uur);
  • 40 dB(A) in de nachtperiode (tussen 23.00 en 07.00 uur).

Maximaal geluidsniveau:

  • 70 dB(A) in de dagperiode (tussen 07.00 en 19.00 uur);
  • 65 dB(A) in de avondperiode (tussen 19.00 en 23.00 uur);
  • 60 dB(A) in de nachtperiode (tussen 23.00 en 07.00 uur).

Onderzoek

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is voor het aspect geluid onderzoek gedaan naar stemgeluid. Indien aan de hiervoor genoemde normen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau voldaan wordt kan gesteld worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Conform opgave van de gemeente Kapelle is er vanuit gegaan dat het zwembad alleen in de dagperiode (07.00 tot 19.00 uur) geopend is. Incidenteel, minder dan 12 maal per jaar is het zwembad ook gedurende de avondperiode geopend. Gezien het incidentele karakter van de avondactiviteiten maakt dit geen onderdeel uit van het akoestisch onderzoek.

In het akoestisch onderzoek is daarom alleen de geluidbelasting beoordeeld op 1,5 meter hoogte.

Uit de rekenresultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting in de dagperiode maximaal 50 dB(A) betreft op 1,5 meter hoogte. In onderstaande afbeelding is het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau weergegeven in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0678.vroonlandseweg-VAST_0013.png"

Het maximale geluidniveau betreft maximaal 70 dB(A).

Aan de normen voor het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt voldaan, er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het (stem) geluid ten gevolge van het zwembad vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemminsgplan.

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Zwembad Rekenresultaten

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek zwembad rekenresultaten

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Brede School

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek Brede School

Bijlage 5 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 5 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 6 Bodemonderzoek Vroonlandseweg

Bijlage 6 Bodemonderzoek Vroonlandseweg

Bijlage 7 Bodemonderzoek Vroonlandseweg Locaties

Bijlage 7 Bodemonderzoek Vroonlandseweg locaties

Bijlage 8 Bodemonderzoek Vroonlandseweg Toetsing Uitsplitsing

Bijlage 8 Bodemonderzoek Vroonlandseweg toetsing uitsplitsing

Bijlage 9 Bodemonderzoek Vroonlandseweg Certificatie

Bijlage 9 Bodemonderzoek Vroonlandseweg certificatie

Bijlage 10 Nader Bodemonderzoek

Bijlage 10 Nader Bodemonderzoek

Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 11 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 12 Toetsing Sectorale Aspecten

aspect/kader beoordelingsaspect afweging
Bodemkwaliteit
Besluit Bodemkwaliteit Bodemkwaliteit dient voldoende te zijn voor de beoogde functie. Functie mag geen bedreiging vormen voor de bodemkwaliteit. Voor de nieuwe ontwikkelingen is bodemonderzoek verricht. Dit is weergegeven in paragraaf 3.6 Bodem.
Gelet op het tweede doel van voorliggend bestemmingsplan, primair actualisering voor de overige delen, is geen bodemonderzoek verricht. Van belang daarbij is dat het bestemmingsplan geen functiewijziging mogelijk maakt en dat in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning aangetoond dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie.

Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan, rekening houdend met de vervolgstappen zoals vermeld in paragraaf 3.6 Bodem.
Archeologie
Archeologiebeleid gemeente Kapelle Is er sprake van een verwachtingswaarde op de gronden? Analyse
Het plangebied is op basis van de maatregelenkaart in lagen, kaartlaag 1 (Walcheren) gelegen binnen een gebied met de aanduiding maatregelencategorie 4, voor zover gelegen buiten de locatie van kasteel Poucques. Binnen deze maatregelencategorie zijn bouwwerken en werkzaamheden tot 250 m² en maximaal 40 cm diepte vrijgesteld van archeologisch onderzoek.
Voor het kasteel Poucques is de zwaardere maatregelencategorie van toepassing.

Toetsing en onderzoek
Overleg met het SCEZ heeft uitgewezen dat de buiten de locatie van kasteel Poucques gelegen delen van het plangebied kunnen worden vrijgegeven van verder archeologisch onderzoek, aangezien hier geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor archeologische waarden. Hiervoor kan afgezien worden van een archeologische dubbelbestemming. Wel worden oppervlaktevondsten verwacht die verband zullen houden met het kasteelterrein en blijft de archeologische meldingsplicht van toepassing.

Conclusie
Voor het kasteelterrein is de bestemming Waarde - Archeologie - 1 opgenomen.
Voor de overige plandelen blijft alleen de archeologische meldingsplicht van toepassing.
Cultuurhistorie
Zijn er cultuurhistorische waarden? In het plangebied zijn buiten het kasteelterrein geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Het betreft een eigentijds sportcomplex. De boomgaard betreft een agrarische enclave in een stedelijk gebied. De locatie van kasteel Poucques heeft een belangrijke cultuurhistorische waarde. In paragraaf 3.1 is hiervan een beschrijving opgenomen. Dit gebied zal ook als zodanig worden beschermd.

Conclusie
Er is ten aanzien van het aspect cultuurhistorie geen specifieke regeling nodig in het voorliggende bestemmingsplan, met uitzondering van het kasteelterrein.
Kabels en leidingen
Zijn er planologisch relevante leidingen en hoogspanningslijnen in de directe omgeving aanwezig? In het gebied bevinden zich geen planologisch relevante leidingen. Rekening wordt gehouden met de solitaire leidingen tussen het parkeerterrein en de locatie voor de Brede School.

Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Ecologie
Natuurbeschermingswet 1998 Is er sprake van significant negatieve
effecten?
De locatie vormt geen onderdeel van een beschermd natuurgebied, zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998.
Ook ontbreken provinciale ecologische verbindingszones en andere onderdelen van de provinciale ecologische hoofdstructuur op de locatie.

Conclusie
De aanvraag van een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet is niet aan de orde.
Flora- en faunawet
Is er sprake van aantasting, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten,
hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en
verblijfsplaatsen?
Het plangebied is nu in gebruik als sportcomplex. Op grond van een veldbezoek in 2012 door ir. J.J. van den Berg, wordt het volgende geconcludeerd.

Er zijn geen beschermde planten aanwezig, wel broedvogels, kleine zoogdieren en in de groenstroken algemene soorten amfibieën.

De voorgenomen grondwerkzaamheden en het (ver)plaatsen van (nieuwe) lichtmasten, leiden mogelijk tot verstoring en/of aantasting van beschermde soorten zoals de kleine zoogdieren, amfibieën en broedvogels.

De zoogdieren en amfibieën die in het plangebied voorkomen zijn algemene soorten, die staan vermeld op tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt een vrijstelling.

Broedvogels mogen niet worden verstoord. Dit kan door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart t/m 15 juli) op te starten of door minimaal 20 m rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren.

Conclusie
Voor de ontwikkeling is geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist.
Water
Watertoets Wateroverlast:
Voldoende ruimte voor vasthouden/bergen/afvoeren van water. Per m² verharding 75 mm berging.
Er zal worden voldaan aan de vereiste waterbergingsopgave. Hiervoor is in het terrein voldoende ruimte beschikbaar.
De water(bergings)opgave zal in samenwerking met het Waterschap worden beoordeeld, en worden ingevuld zodat uiteindelijk voldoende waterberging wordt gerealiseerd.
Riolering:
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met reductie hydraulische belasting RWZI en transportsysteem met beperken overstorten. Rekening houden met (eventuele benodigde filter)ruimte daarvoor.
Het huidige systeem wordt uitgebreid met nieuwe watergangen en rioleringsstelsel. Dit zal worden uitgewerkt in overleg met het waterschap.
Volksgezondheid:
- Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via onder andere de daarvoor benodigde ruimte.
- Geen gebruik uitlogende materialen.

Er is oppervlaktewater aanwezig op het perceel. Voor zover nodig worden maatregelen getroffen.



Er wordt geen gebruikgemaakt van uitlogende materialen.
Bodemdaling:
Voorkómen van maatregelen die (extra) maaivelddalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
Het huidige systeem wordt niet aangepast. Mogelijk vindt wel ophoging plaats.
Oppervlaktewaterkwaliteit:
Behoud/Realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit voor mens en natuur. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem.
Het huidige systeem wordt aangepast door uitbreiding met wateroppervlakten. De veerkracht van het watersysteem wordt zo mogelijk vergroot.
Onderhoud waterlopen:
Onderhoudsmogelijk heden waterlopen niet belemmeren.
Er zijn enkele waterlopen aanwezig in het plangebied. Met het waterschap zal overleg plaatsvinden over onderhoud en beheer.
Wateradvies Het wateradvies wordt opgenomen in de bijlagen
Externe veiligheid
Bevi-inrichtingen
Vervoer van
gevaarlijke
stoffen over de
weg, spoor,
buisleiding en
en water.
Zijn er Bevi-inrichtingen in de directe omgeving, wordt voldaan aan normen plaatsgebonden risico en groepsrisico en liggen er relevante leidingstroken in het plangebied? Er zijn geen buisleidingen voor transport van risicovolle stoffen nabij het plangebied.

Ten noorden van het sportcomplex ligt het zwembad. Dit zwembad beschikt over een ammoniakopslag.
De spoorlijn Roosendaal - Vlissingen bevindt zich op circa 300 m.
De locatie ligt buiten relevante zones. Er is derhalve geen sprake van een toename van het groepsrisico.

Op basis van de risicokaart en overleg met de veilgheidsregio is gebleken dat aangaande bovengenoemde aspecten geen risico's voor de in het plangebied voorgenomen ontwikkelingen.

Conclusie
Externe veiligheid is geen belemmering.
Wegverkeerslawaai
Wet geluidhinder Bedraagt de geluidsbelasting op de gevels minder dan 48 dB?
Wordt bij een eventuele overschrijding de uiterste grenswaarde van 63 dB overschreden.
De Vroonlandseweg is als 30 km/h-weg ingericht. In een eerder stadium heeft akoestisch onderzoek uitgewezen dat met het aanhouden van een afstand van 15 tot 20 m uit de wegas, voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De woningen worden op een iets grotere afstand geprojecteerd.

Conclusie
De Wet geluidhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Luchtkwaliteit
Wet Luchtkwaliteit Wordt voldaan aan de genoemde grenswaarden in de Wet luchtkwaliteit? Geconcludeerd wordt dat in niet betekende mate (nibm) wordt bijgedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie
Voldaan wordt aan de Wet luchtkwaliteit.

Bijlage 13 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 13 Nota inspraak en overleg

Bijlage 14 Nota Zienswijzen

Bijlage 14 Nota zienswijzen