KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Bestaande Regels Van Toepassing
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Wonen - Riant
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.2 Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Natuur
4.10 Verkeer En Parkeren
4.11 Water
4.12 Milieu Effect Rapportage
4.13 Conclusie
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Geurverordening Hazenburg 2
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Stikstofberekening
Bijlage 6 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 7 Nader Onderzoek Rugstreeppad
Bijlage 8 Ecologisch Werkprotocol Rugstreeppad

1e herziening Hazenburg 2 Arnemuiden

Bestemmingsplan - Gemeente Middelburg

Vastgesteld op 13-04-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 1e herziening Hazenburg 2 Arnemuiden met identificatienummer NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01 van de gemeente Middelburg

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen

Artikel 2 Bestaande Regels Van Toepassing

2.1 Bestemmingsplan 'Hazenburg 2'

De begrippen en wijze van meten die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Hazenburg 2' van de gemeente Middelburg (NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2-VG01) met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan '1e herziening Hazenburg 2 Arnemuiden' van de gemeente Middelburg.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De bestemmingsregels met betrekking tot artikel 3 'Groen', die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Hazenburg 2' van de gemeente Middelburg (NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2-VG01), zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan '1e herziening Hazenburg 2 Arnemuiden' van de gemeente Middelburg.

Artikel 4 Tuin

De bestemmingsregels met betrekking tot artikel 4 'Tuin', die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Hazenburg 2' van de gemeente Middelburg (NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2-VG01), zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan '1e herziening Hazenburg 2 Arnemuiden' van de gemeente Middelburg, met dien verstande dat:

  1. a. artikel 4.3.1 als volgt wordt gewijzigd: afwijken erker, portaal en overkapping in de tuin

Artikel 5 Verkeer

De bestemmingsregels met betrekking tot artikel 6 'Verkeer', die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Hazenburg 2' van de gemeente Middelburg (NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2-VG01), zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan '1e herziening Hazenburg 2 Arnemuiden' van de gemeente Middelburg.

Artikel 6 Wonen

De bestemmingsregels met betrekking tot artikel 8 'Wonen', die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Hazenburg 2' van de gemeente Middelburg (NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2-VG01), zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan '1e herziening Hazenburg 2 Arnemuiden' van de gemeente Middelburg.

Artikel 7 Wonen - Riant

De bestemmingsregels met betrekking tot artikel 10 'Wonen - Riant', die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Hazenburg 2' van de gemeente Middelburg (NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2-VG01), zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan '1e herziening Hazenburg 2 Arnemuiden' van de gemeente Middelburg.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

De algemene regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Hazenburg 2', zoals vervat in de dataset met planidentificatie NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2-VG01 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan '1e herziening Hazenburg 2 Arnemuiden' van de gemeente Middelburg.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ' 1e herziening Hazenburg 2 Arnemuiden'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Op 20 april 2015 is het bestemmingsplan 'Hazenburg 2' vastgesteld. De eerste fase van het plan Hazenburg is bouwrijp gemaakt, in verkoop gebracht en vrijwel volledig gerealiseerd. In de jaren na vaststelling van het bestemmingsplan is de woningmarkt veranderd. Om deze reden is het stedenbouwkundig plan van het noordoostelijke deel van de wijk Hazenburg zodanig aangepast dat het aansluit bij de huidige vraag op de woningmarkt. De gewijzigde stedenbouwkundige opzet bevat 13 vrijstaande woningen, 10 twee-onder-een-kapwoningen en 23 rijwoningen. Het voornemen is om in totaal 46 woningen te realiseren, die deels ook als nultredenwoning worden gerealiseerd.

In het huidige stedenbouwkundige plan zijn meer en andere woningen voorzien dan in het stedenbouwkundig plan waarop destijds het geldende bestemmingsplan 'Hazenburg 2' is gebaseerd. Daarnaast zijn de woningen die deel uit maken van het hofje en de woningen aan de zuidzijde van het plangebied gelegen buiten de bouwvlakken. Verder past het hofje niet binnen de bestemming 'Wonen'. De nieuw aan te leggen weg aan de oostzijde komt dichterbij de waterpartij te liggen. De Cordeschuit wordt breder uitgevoerd en krijgt aan beide zijden een parkeerstrook en trottoir. Het planvoornemen is hierdoor in strijd met het geldende bestemmingsplan. Een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet in de motivering om op deze locatie 46 woningen planologisch-juridisch mogelijk te maken.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de noordoostzijde van de wijk Hazenburg in Arnemuiden. Het plangebied is gelegen op de volgende kadastrale percelen:

  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1560 (ca. 3285 m2)
  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1567 (ca. 6705 m2)
  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1573 (ca. 2.247 m2)
  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1574 (ca. 3148 m2)
  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1568 (ca. 1202 m2)
  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1569 (ca. 850 m2)
  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1570 (ca. 1.133 m2)
  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1571 (ca. 1789 m2)
  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1572 (ca. 1354 m2)
  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1575 (ca. 907 m2)
  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1576 (ca. 785 m2)
  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1577 (ca. 688 m2)
  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1578 (ca. 732 m2)
  • ANM00, sectie M, perceelnummer 1579 (ca. 687 m2)

Het plangebied heeft hiermee een totale oppervlakte van ca. 25.467 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Beschrijving Project

2.1.1 Huidige situatie

Ruimtelijke opbouw

Ruimtelijk-functioneel gezien maakt het plangebied momenteel deel uit van het agrarische buitengebied. Het plangebied is in de huidige situatie onbebouwd en in gebruik ten behoeve van agrarische doeleinden (afbeelding 2 en 3). Aan de west- en zuidzijde van het plangebied zijn de reeds gerealiseerde woningen en bouwrijpe woonkavels gelegen die zijn gebouwd in de periode 2016-2021. De boerderij ten westen van het plangebied is in 2009 naar deze locatie verplaatst om de ontwikkeling van plan Hazenburg 2 mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01_0002.png"

Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied bezien vanaf de kruising Slaak - Cordescuit (bron: Google Street View)

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01_0003.png"

Afbeelding 3 | Luchtfoto huidige situatie plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)

Aan de noordzijde van het plangebied zijn agrarische gronden gelegen. Aan de oostzijde is een watergang aanwezig. Bij de aanleg van de wijk Hazenburg 2 is deze voormalige watergang aan de oostelijke zijde van het plangebied opgenomen in de groen- en waterstructuur van de nieuwe woonwijk (afbeelding 4). Deze watergang is verbreed en vormt een buffer met de meer oostelijk gelegen woonwijk Brakenburg. De kavels aan de westelijke zijde van het plangebied wateren af op een eigen watergang. Over het plangebied loopt van west naar oost tevens een sloot.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01_0004.png"

Afbeelding 4 | Huidige situatie met verkeersontsluitingen en watergangen (LAP Landscape en Urban Design)

Wegenstructuur

Het plangebied wordt ontsloten via de Zoutneringstraat en de Slaak. Deze wegen zijn verbonden met de Derringmoerweg en de Botter die de wijk Hazenburg ontsluiten. De Derringmoerweg is de doorgaande weg tussen Vliegveld Midden Zeeland en Middelburg, ten westen van het plangebied. Deze weg is eigendom van Waterschap Scheldestromen. Hier geldt een maximum snelheid van 60 km/u en heeft geen apart fietspad. Fietsen gebeurt op de rijbaan. De weg heeft aan beide kanten een wegsloot. De Botter is de wijkontsluitingsweg voor Hazenburg en een deel van Brakenburg naar de Derringmoerweg. Binnen de bebouwde kom geldt een maximumsnelheid van 30 km/u. Voor het gedeelte dat buiten de bebouwde kom is gelegen geldt een maximumsnelheid van 50 km/u. De Botter gaat in de wijk Hazenburg over in de Akkerlaan.

Voorzieningen

Het plangebied heeft in de directe omgeving geen voorzieningen. In de wijk Brakenburg bevinden zich twee maatschappelijke voorzieningen (twee basisscholen) en aan de Van Cittersweg een bedrijventerrein met ten zuiden daarvan de sportvelden.

Een breed aanbod aan voorzieningen concentreert zich in de kern van Arnemuiden. Te denken valt aan:

  • diverse winkels voor dagelijkse - en niet dagelijkse goederen;
  • horecavoorzieningen;
  • zakelijke dienstverlening;
  • diverse bedrijven;
  • maatschappelijke voorzieningen;
  • primair onderwijs;
  • kerkgebouwen van verschillende gezindten.

Openbaar vervoer

In de bestaande wijk Hazenburg bevinden zich enkele bushaltes van de busdiensten 646 (Middelburg-Goes) en 647 (Domburg-Krabbendijke) van Connexxion. Het plangebied bevindt zich op circa 1 kilometer afstand van het treinstation van Arnemuiden.

2.1.2 Toekomstige situatie

Stedenbouwkundig plan

Voor het opstellen van het aangepaste stedenbouwkundige plan, dat aan deze planherziening ten grondslag ligt, gelden de volgende uitgangspunten:

  1. 1. Afnemende bebouwingsdichtheid richting buitengebied
    Door de toenemende vraag naar woningen is gezocht naar mogelijkheden om meer woningen mogelijk te maken. Uiteraard binnen de kaders van de oorspronkelijke stedenbouwkundige schets en de geboden flexibiliteit binnen het geldende bestemmingsplan Hazenburg. Daarom is ervoor gekozen om binnen de noordelijke lus het aantal woningen te vergroten. Het aantal woningen in de buitenrand van de noordelijke lus zal hiermee niet wijzigen, waarmee aan dit uitgangspunt voldaan blijft worden.
  2. 2. Gekromde erftoegangswegen
    De wegenstructuur met de kenmerkende gekromde erftoegangswegen is in het aangepaste stedenbouwkundige plan als een vaststaand gegeven gehanteerd.
  3. 3. Waterpartij tussen Hazenburg en Brakenburg
    De bestaande waterpartij tussen de wijken Hazenburg en Brakenburg is als verbindend element eveneens ongewijzigd gebleven in het nieuwe plan.

Om te kunnen voldoen aan de vraag naar meer woningen is onderzocht op welke wijze, binnen de hiervoor genoemde uitgangspunten, een nieuw stedenbouwkundig plan ontwikkeld kon worden. Gekozen is om het aantal woningen ten opzichte van de stedenbouwkundige schets, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Hazenburg 2', op de volgende wijze te vergroten:

  • Gekozen is voor rijwoningen aan de zuidwestelijke zijde van het plangebied in plaats van twee-aan-een-gebouwde woningen.
  • Aan de zuidelijke zijde van het plangebied is ervoor gekozen om deze in te vullen met rijtjeswoningen in plaats van om deze open te laten.
  • Centraal in het plangebied zijn aanvullend rijtjeswoningen voorzien in de vorm van een hofje dat wordt ontsloten via de oostelijke ontsluitingsweg.
  • De stedenbouwkundige hoofdstructuur blijft verder ongewijzigd.

In de toekomstige situatie worden binnen het plangebied 46 woningen gerealiseerd, bestaande uit 13 vrijstaande woningen, 10 twee-onder-een-kapwoningen en 23 rijwoningen (afbeelding 5 en 6). Een aantal van deze woningen zullen gerealiseerd worden als levensloopbestendige nultredenwoningen. De woningen voldoen aan de BENG-eisen. Aan de zuidzijde van het plangebied is de Cordeschuit gelegen en aan de westzijde de Slaak. In de toekomstige situatie worden deze wegen in noordelijke richting doorgetrokken, zodat alle woningen ontsloten kunnen worden. In het midden van het plangebied wordt een hofje gerealiseerd waar voorzien wordt in 10 parkeerplaatsen. Aan de oostzijde wordt de bestaande watergang doorgetrokken. De watergang vormt een buffer met de meer oostelijk gelegen woonwijk Brakenburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01_0005.png"

Abeelding 5 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Zeeland Engineering Consultants)

Beeldkwaliteit, architectuur en woonmilieu

Voor het plan is een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. Het plangebied sluit qua woonmilieu naadloos aan op het woonmilieu van de omliggende wijken. Door het verlengen van de bestaande straten van Hazenburg 2 en het continueren van het straatprofiel en bebouwingstypologie in de rest van het plan, ontstaat samenhang. Ook het doorzetten van de waterpartij biedt voor dit deel van de wijk een gelijksoortig openbare groenvoorziening, dat het woonmilieu positief versterkt. De grote kavels krijgen een eigen identiteit, maar zijn wel onderdeel van eenzelfde woonmilieu als de reguliere kavels. Afwijkend op de reguliere kavels, bestaat op de grote kavels de mogelijkheid woningen van een groter formaat te realiseren. Samen met een afwijkende voorgevelrooilijn van 7 meter en een breed straatprofiel, krijgen deze woningen een ruimer en groenere omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01_0006.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01_0007.png"

Afbeelding 6 | Impressie architectuur en beeldkwaliteit (LAP Landscape en Urban Design)

Groen

De groen/blauwe corridor vormt een belangrijke drager van het plan. Het is een verlenging van de bestaande groene as in de wijk Hazenburg. In het plangebied wordt deze structuur doorgezet en verbreed, waardoor meer ruimte ontstaat voor water en groen. Ook het hofje zal, naast parkeerplaatsen, een groene invulling krijgen. In het groen wordt ruimte geboden voor bomen en beplanting.

Water

De afwatering van het plangebied zal in de toekomstige situatie plaatsvinden via de brede watergang aan de oostelijke zijde. De hemelwaterafvoer op de percelen wordt via drainage op het riool aangesloten. In de openbare ruimte wordt, daar waar mogelijk, gekozen voor het afvoeren via de straten. Hierdoor wordt het plangebied toekomst- en klimaatbestendig ingericht. Daarnaast wordt het maaiveld onder een kleine helling gelegd, waardoor het water op een natuurlijk wijze naar het oppervlakte water zal afvloeien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01_0008.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01_0010.png"

Afbeelding 7 | Dwarsprofielen beoogde inrichting openbare ruimte (bron: LAP Landscape en Urban Design)

Duurzaamheid

In het kader van duurzaamheid kan gesteld worden dat de woningen voldoen aan de BENG-eisen. Daarnaast worden duurzame maatregelen getroffen in de openbare ruimte. Naast het oppervlakkig afvoeren van hemelwater naar oppevlaktewater, wordt een groene buitenruimte gerealiseerd in de vorm van een hof. Door het toevoegen van het woonhof wordt dit deel van Hazenburg groener dan eerder was voorzien. Bij de verdere uitwerking van het plan wordt aandacht besteed aan o.a. doorlatende verharding en biodiversiteit.

2.2 Juridische Regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Hazenburg 2' van de gemeente Middelburg. Dit bestemmingsplan is op 20 april 2015 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Wonen', 'Wonen-Riant', 'Tuin' en 'Verkeer' en 'Groen'. Ter plaatse van het plangebied zijn twee bouwvlakken opgenomen en geldt de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld', de bouwaanduiding 'twee-aaneen' en de bouwaanduiding 'vrijstaand'. Ter plaatse is een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 meter en 10 meter toegestaan. Aan de voorzijde van de bouwvlakken is een gevellijn opgenomen. De voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01_0011.png"

Afbeelding 8 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

2.2.2 Planuitwerking

In de toekomstige situatie behoudt het plangebied de bestemming 'Wonen' en 'Wonen-Riant'. De bouwvlakken aan de noordwestzijde en oostzijde van de meest oostelijk gelegen woonbestemming blijven grotendeels gehandhaafd, maar worden ten behoeve van het hofje onderbroken door de bestemming 'Verkeer'. Aan zowel de noordzijde als aan de zuidzijde van het hofje is een bouwvlak opgenomen evenals aan de noordzijde van de Cordeschuit. Binnen de verschillende bouwvlakken is of de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geschakeld', de bouwaanduiding 'twee-aaneen', de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' of de bouwaanduiding 'vrijstaand' opgenomen. Binnen de bouwvlakken is een maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd van respectievelijk 6 meter en 10 meter. Aan de voorzijde van de bouwvlakken is een gevellijn opgenomen. Verder is de bestemming 'Tuin' en de bestemming 'Groen' opgenomen.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Hazenburg 2' zijn onverkort van toepassing op het bestemmingsplan '1e herziening Hazenburg 2' van de gemeente Middelburg.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan. Voor deze planherziening is wel het nationaal belang 5 “Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woningbehoeften” van belang.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van 46 woningen en daarmee is het dus aan te merken als een stedelijke ontwikkeling.

Vervolgens dient beoordeeld te worden of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Beoordeeld moet worden of er sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologisch regime aanwezig was. Onderhavig bestemmingsplan maakt meer bebouwing mogelijk dan in het geldende bestemmingsplan mogelijk is. Een nadere onderbouwing van de behoefte is noodzakelijk. Deze onderbouwing vindt plaats in paragraaf 3.3 Regionaal beleid. De behoefte aan het plan is aangetoond en de locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Het plan voldoet daarmee aan de ladder. Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn.

Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Zeeland

Op 1 januari 202 treedt de Omgevingswet in werking. In de Omgevingswet worden alle bestaande wetten die te maken hebben op de fysieke leefomgeving samengevoegd. De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:

  1. 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
  2. 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
  3. 3. Een duurzame en innovatieve economie.
  4. 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:

  1. 1. Doe meer met minder grond.
  2. 2. Werk samen en deel kosten en baten.
  3. 3. Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
  4. 4. Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.

De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven.

Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd. In de omgevingsvisie wordt gesteld dat de vraag van de Zeeuwen naar woningtype verandert. Door de toename van met name alleenstaande 80+ huishoudens lijkt er een mismatch te ontstaan tussen de huidige woningvoorraad en de woningvoorraad die er op lange termijn zou moeten staan. De behoefte aan nultredenwoningen/appartementen en beschutte woonzorgwoningen neemt immers fors toe.

Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrensoverschrijdende impact. Ten aanzien van het thema 'Wonen' is het provinciaal belang dat de regionale woningmarkten goed functioneren. Gestreefd moet worden naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. Om die reden is regionale afstemming nodig over woningbouwplannen. Dit is vormgegeven door vaststelling van de regionale woningmarktafspraken (zie paragraaf 3.3 Regionaal beleid). Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten, een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door Stec-groep. Dit betreft het Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019 (KWOZ). De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden voor de regio Walcheren als volgt:

  • Tot 2040 wordt er een groei verwacht in de groep 65+ en 80+-huishoudens. Ook het aantal gezinnen groeit nog relatief licht.
  • Er is een sterke verschuiving gesignaleerd in behoefte van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen als gevolg van aanhoudende vergrijzing. Binnen het nultredensegment gaat het indicatief vooral om ruimere sociale huur, vrijesectorhuur en ruimere koopappartementen. Er zal een overschot ontstaan in de kleine reguliere grondgebonden sociale huurwoningen, kleine goedkope koopwoningen en ruime, dure grondgebonden koopwoningen.

Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies. In het onderhavige plan zijn een aantal levensloopbestendige nultredenwoningen voorzien. Het plan voorziet in de kwalitatieve behoefte zoals die blijkt uit het KWOZ. Op de kwantitatieve behoefte wordt ingegaan onder 'Regionaal beleid'.

Omgevingsverordening Zeeland 2018

De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.

Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.3 Regionaal Beleid

Actualisatie Walcherse Woningmarktafspraken 2016-2025

Periodiek worden tussen de provincie Zeeland en de drie Walcherse gemeenten afspraken gemaakt over de woningmarkt. In 2018 hebben deze partijen deze afspraken opnieuw bevestigd in de Actualisatie Walcherse Woningmarktafspraken 2016-2025. Aan deze afspraken liggen een woningmarktanalyse en een beoordeling van de zogenaamde plancapaciteit ten grondslag. De plancapaciteit is de voorraad aan nieuw te bouwen woningen die reeds binnen de geldende bestemmingsplannen mogelijk zijn. Uit de analyse blijkt dat op Walcheren een urgente behoefte bestaat aan nieuwbouwwoningen.

In het kader van de woningmarktopgave is in kwantitatieve zin een netto productie geprognosticeerd van 7% van de bestaande Walcherse woningvoorraad om de komende tien jaar aan de behoefte te kunnen voldoen. Op dit moment beschikken de gezamenlijke Walcherse gemeenten over een netto plancapaciteit in benoemde projecten van 3.047 woningen. De ontwikkeling van Hazenburg maakt hiervan deel uit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01_0012.png"

Afbeelding 9 | Woningaantallen Middelburg Actualisatie Walcherse Woningmarktafspraken 2016-2025

De plancapaciteit van “Hazenburg 2”, zoals opgenomen in de woningmarktafspraken voor de periode 2016- 2025, ligt op maximaal 140 woningen. In het bestemmingsplan 'Hazenburg 2' is de plancapaciteit van maximaal 140 woningen ook vastgelegd. Van de woningen waren 53 woningen eind 2018 reeds gerealiseerd, in aanbouw of vergund. Voor de periode 2016-2025 is het daarom nog mogelijk om de resterende 87 woningen te realiseren. Per half 2022 resteren er nog 46 te bouwen woningen. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van 46 woningen die passen binnen de 140 woningen die reeds zijn vastgelegd in het bestemmingsplan 'Hazenburg 2'.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Omgevingsvisie Middelburg in 2050 (concept)

Momenteel bereidt het gemeentebestuur de Omgevingsvisie: Middelburg in 2050 voor als opvolger van de Kwaliteitsatlas. Het is de bedoeling dat de nieuwe Omgevingsvisie tegelijkertijd wordt vastgesteld en inwerking treedt met de Omgevingswet.

Ten behoeve van de Omgevingsvisie zijn zogenaamde bouwstenen aangeleverd. Aan de hand van deze bouwstenen zijn in de periode 2020-2021 dialoogsessies met bewoners gehouden. Op basis van deze bouwstenen en de uitkomsten van de dialoogsessies zal de nieuwe Omgevingsvisie worden opgesteld. Aangezien de omgevingvisie nog in voorbereiding is, vindt de toetsing vooralsnog plaats aan de Kwaliteitsatlas Middelburg 2030.

Kwaliteitsatlas Middelburg 2030

De kwaliteitsatlas is een belangrijk integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg. In deze kwaliteitsatlas wordt beleid uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot het jaar 2030.

Middelburg streeft naar kwalitatief goede woonmilieus. Goede woningen in een aantrekkelijke omgeving. De eerste opzet van de Kwaliteitsatlas (1998) ging uit van het realiseren van kwaliteit door groei. Woningen bouwen, nieuwe gebieden inrichten en daarmee draagvlak voor een hoger voorzieningenniveau realiseren. Volgens de toen geldende visie, dé manier om de stad naar een hoger niveau te tillen. Langzamerhand is duidelijk geworden, dat groei niet langer vanzelfsprekend is. Kwaliteit moet voorop staan. Middelburg wil als woon- en vestigingsplaats een aantrekkelijke en complete stad te zijn. Mensen moeten graag in Middelburg (blijven) wonen. Potentiële nieuwkomers treffen een aantrekkelijke stad aan en voelen zich welkom in Middelburg. Door woonmilieus aan te bieden voor alle leeftijdscategorieën in zowel stedelijke als landelijke omgeving blijft Middelburg voor iedereen een aantrekkelijke plaats om zich te vestigen.

In de Kwaliteitsatlas uit 1998 en in de Herijkte Kwaliteitsatlas uit 2010 is de locatie Hazenburg II genoemd als uitbreidingslocatie tot het jaar 2020 en voor een deel na 2020 (afbeelding 10). Deze planherziening geeft hiermee invulling aan de keuzes voor het ontwikkelen van Hazenburg 2 die in de Kwaliteitsatlas zijn gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPARMHAZ2H-VG01_0013.png"

Afbeelding 10 | Uitsnede herijkte Kwaliteitsatlas Middelburg 2030 (bron: gemeente Middelburg)

Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2016)

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit bevat het welstandsbeleid van de gemeente Middelburg. Voor nieuwbouw van grotere bouwplannen geldt echter dat hiervoor een eigen beeldkwaliteitsplan wordt opgesteld. Het Walcherse Adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit (WARK) toetst vervolgens het beeldkwaliteitsplan.

De beoogde beeldkwaliteit van de nieuwe woningen in het plangebied is in samenspraak met de WARK in het aangepaste stedenbouwkundig plan voor het plangebied tot stand gekomen. Hiermee voldoet het plan aan wat over nieuwbouw van grotere bouwplannen is opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

Woonvisie gemeente Middelburg

De gemeente heeft eind 2015 de Woonvisie 2016-2020 vastgesteld. Momenteel wordt er gewerkt aan een actualisatie daarvan, dat proces loopt parallel aan het proces van de omgevingsvisie. Uitgangspunt van de visie is dat er goede woningen zijn, voor iedereen en op de goede locatie:

  1. 1. Goede woningen:
    1. a. Aandacht voor duurzaamheid en energiebesparing
    2. b. Balans tussen beschikbaarheid, kwaliteit en betaalbaarheid.
    3. c. Ruimte voor vernieuwende woonconcepten.
  2. 2. Voor iedereen;
    1. a. Levensloopvriendelijke gemeente
    2. b. Tijdelijke huisvesting voor bijzondere doelgroepen
    3. c. Participatie en co-creatie
  3. 3. Op een goede locatie:
    1. a. Bouwen voor de behoefte
    2. b. Focus op stedelijke woonmilieus
    3. c. Aandacht voor kwetsbare wijken en kernen

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in woningen die voldoen aan de meest recente duurzaamheidseisen en voorziet daarnaast ook in een aantal levensloopbestendige woningen. De ontwikkeling past hiermee binnen de woonvisie.

Groenbeleidsplan 2016-2026

De gemeente Middelburg heeft in 2016 een groenbeleidsplan opgesteld. Uit cijfers blijkt dat de gemeente over het algemeen een groene gemeente is. Het beleidsdoel is dit te handhaven door het groen duurzaam te behouden en de hoofdgroenstructuur te versterken. Dit kan door de structuur robuuster te maken, te vergroten en de kwaliteit te verbeteren. In de visie zijn randvoorwaarden opgenomen die worden gehanteerd bij nieuwbouwwijken. De planherzieing heeft betrekking op het plan Hazenburg 2 wat gekenmerkt wordt door een robuuste groenstructuur die de randvoorwaarden volgt die in het beleid zijn geformuleerd.

Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Middelburg 2030

Het gemeentelijke beleid ten aanzien van verkeer en parkeren is verwoord in het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Middelburg 2030 (GVPP).

Fietsvriendelijke gemeente

De gemeente wil ervoor zorg dragen dat het verkeerssysteem (blijvend) uitnodigt om verplaatsingen binnen Middelburg (veilig) per fiets te (blijven) maken. Niet alleen bevordert dit de gezondheid van afzonderlijke inwoners, maar het komt het ook ten goede aan de algemene leefbaarheid in Middelburg. Bij de inrichting van de openbare ruimte is in het aangepaste stedenbouwkundige plan rekening gehouden met het gebruik van de wegen door fietsers.

Verkeersveiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen, nieuwbouw en/of functiewijziging wordt in het planproces vanaf het begin rekening gehouden met het thema verkeersveiligheid. Dit geldt voor zowel de waarborging van verkeersveiligheid in de eindfase van het plan als de verkeersveiligheid in de tijdelijke situatie vanwege bouwverkeer of werkzaamheden. Mobiliteit en verkeersveiligheid dienen integraal in het planproces te worden betrokken. Overeenkomstig de basisprincipes van Duurzaam Veilig geldt dat voor erftoegangswegen de maximumsnelheid 30 km/u bedraagt binnen de bebouwde kom. Deze maximumsnelheid is de basis waarop de toekomstige wegen in het plangebied zijn ingericht en vormgegeven.

Parkeernormen

Binnen het gemeentelijk parkeerbeleid wordt gestreefd naar het voldoen van de parkeernormering bij nieuwe ontwikkelingen. Van belang is dat de parkeerbalans in evenwicht blijft. Dit houdt in dat voldoende parkeerplaatsen bij voorzieningen in een gebied worden gerealiseerd, uiteraard afgestemd op de parkeervraag. De gemeente sluit aan bij de nieuwe parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de recentste CROW-publicatie. Bij het toetsen van nieuwe ontwikkelingen geldt als uitgangspunt dat de benodigde parkeerplaatsen in het plangebied worden gerealiseerd. Als dat niet mogelijk is, dan moet daarvoor in het plan een oplossing worden geboden.

In het aangepaste stedenbouwkundige plan is rekening gehouden met parkeren in zowel in de openbare ruimte, als met parkeren op eigen terrein (zie paragraaf 4.10). Er wordt voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid.

Middelburgse Visie Milieu 2019 -2025

De Middelburgse Visie Milieu 2019-2025 is de vierde gemeentelijke milieuvisie. Voor een veertiental beleidsthema’s zijn in deze visie doelen geformuleerd die gelden voor de korte termijn (tot 2025) en voor de lange termijn (2050). De uitvoering, monitoring en eventuele bijstelling van deze doelen vindt jaarlijks plaats via de gemeentelijke programmabegroting. Voor deze planherziening zijn de volgende doelen van belang:

  • Duurzaam gebouwde omgeving
  • Klimaatadaptatie en duurzaam watersysteem
  • Groene leefomgeving van belang.

In het aangepaste stedenbouwkundige plan is rekening gehouden met de aanleg van voldoende groen in de openbare ruimte.

Gemeentelijk beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Op het plangebied ligt geen dubbelbestemming archeologie. De dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3' is met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Hazenburg 2' komen te vervallen, omdat uit verkennend en waarderend onderzoek (zie Bijlage 1) is gebleken dat de kans gering is dat in het plangebied waardevolle archeologie aanwezig is. Archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Het plangebied waarop deze planherziening betrekking heeft, bevat geen cultuurhistorische waarden. De herverkaveling en herinrichting van het gebied na 1944 hebben tot gevolg gehad dat de cultuurhistorische waarden van het plangebied Hazenburg geheel zijn verdwenen. De huidige bebouwing en inrichting van het plangebied is recent en heeft een lage cultuurhistorische waarde.

Het aspect 'archeologie en cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

In de nabije omgeving van het plangebied zijn hoofdzakelijk agrarische bestemmingen gelegen. Het dichtbijgelegen agrarisch bouwvlak betreft de locatie Derringmoerweg 4 te Arnemuiden. Het agrarisch bedrijf betreft in hoofdzaak een geitenhouderij en melkveehouderij met circa 500 melkgeiten en circa 40 melkkoeien. Op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' valt zowel de geitenhouderij als de melkveehouderij in categorie 3.2 en geldt als gevolg van het aspect geur een richtafstand van 100 meter tot aan woningen in een rustige woonwijk. De afstand tussen het agrarisch bouwvlak en het dichtsbijzijnde bouwvlak van de nieuw te realiseren woningen aan de Slaak betreft circa 170 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand. In 2015 is bovendien de Geurverordening Hazenburg 2 vastgesteld. Hierin is voor het gebied een aangepaste waarde van 8,0 OUE/m3 vastgesteld (zie Bijlage 2).

Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Met onderhavig bestemmingsplan wordt geen gevoeligere functie mogelijk gemaakt, omdat de functie 'Wonen' reeds is toegestaan. Op 20 februari 2022 is door Wematech Bodemadviseurs een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 3). Uit het onderzoek blijkt dat bij de uitgevoerde grondboringen op basis van zintuiglijke beoordeling, behoudens sporen baksteen en resten kolengruis, geen relevante bijzonderheden en/of afwijkingen zijn aangetroffen. De bovengrond ter plaatse van MM02 is licht verontreinigd met som PFOS. De overige bovengrond is niet verontreinigd. De ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met kwik of molybdeen. Het grondwater is plaatselijk licht verontreinigd met barium, molybdeen, xylenen en/of naftaleen. Geconcludeerd kan worden dat de bovengrond ter plaatse van MM02 voldoet aan klasse wonen, de overige bovengrond en de ondergrond voldoet aan de klasse achtergrondwaarde. De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Risicovolle inrichtingen

Kloosterboer Vlissingen V.O.F. en Verbrugge Zeeland Terminals

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van Verbrugge Zeeland Terminals en Kloosterboer Vlissingen V.O.F. Kloosterboer heeft een invloedsgebied van 6.500 meter en Verbrugge 7.937 meter. Hazenburg 2 ligt binnen het invloedgebied van deze twee bedrijven. Het plaatsgebonden risico van de bedrijven ligt echter niet over het plangebied.

Groepsrisico

Deze afstand is berekend voor de worst case (meest giftige stof, maximale hoeveelheid aanwezig en het weertype F1,5). Aangenomen kan worden dat mogelijke wijzigingen in de rand van het invloedsgebied (op een grotere afstand dan 1.500 meter) geen noemenswaardige veranderingen in het groepsrisico veroorzaken. In de Nota van Toelichting bij de Beleidsvisie Externe Veiligheid is aangesloten bij het beleid van de provincie Zuid-Holland. Hierin staat beschreven dat de populatie op grote afstand van de bron nauwelijks invloed heeft op de grootte van het groepsrisico. Het bevoegd gezag wordt geadviseerd om de Veiligheidsregio Zeeland in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen over hulpverlening en zelfredzaamheid indien er sprake is van invloedsgebieden van risicobronnen die op een grotere afstand dan 1.500 meter aanwezig zijn en er binnen het plangebied nieuwe of bestaande objecten of functies van meer dan 250 personen bevinden. Het invloedsgebied is berekend door middel van een QRA. Hazenburg 2 ligt op veel grotere afstand dan 1.500 meter van de bovengenoemde bedrijven.

Voor wat betreft de kerncentrale is voorliggend bestemmingsplan gelegen in de Jodiumprofylaxe-zone en dus ook in de schuilzone. Verder zijn in het plangebied of in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Daarnaast zijn er in de nabijheid van het plangebied ook geen transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig (weg, water, spoor). Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

Route gevaarlijke stoffen.

A58

Het plangebied ligt op circa 1.350 meter van de A58 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Bij een calamiteit met toxische stoffen kan het invloedsgebied wel reiken tot een afstand van 4 km. De woningen dienen hun ventilatiesysteem/roosters te kunnen sluiten, zodat deze bij een toxisch incident door de gebruiker uitgezet of gesloten kan worden en schuilen in de woning beter mogelijk is.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de Derringmoerweg waar een snelheidsregime geldt van 60 km/uur. Op basis van de Wet geluidhinder dient bij de ontwikkeling van een nieuwe gevoelige functie binnen een geluidszone een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. In het kader van het bestemmingsplan Hazenburg 2 is reeds een akoestisch onderzoek uitgevoerd, maar vanwege de gewijzigde stedenbouwkundige opzet zal opnieuw de geluidbelasting van deze weg op het plan getoetst moeten worden aan de geluidnormen uit de Wet geluidhinder. Het onderzoeksgebied voor het akoestisch onderzoek betreft enkel de 36 woningen aan de zuidoostzijde van onderhavig plangebied. Het bouwvlak van de 10 rijwoningen aan de noordzijde van het plangebied wordt niet verschoven richting de Derringmoerweg, waardoor deze niet meegenomen behoeft te worden in het akoestisch onderzoek.

Door Kraaij Akoestisch Adviesbureau is op 20 juni 2022 een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 4). Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege de enige aanwezige geluidgezoneerde weg, de Derringmoerweg, op de voorgevels van de woningen binnen het plangebied ten hoogste 34 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee nergens overschreden. Omdat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden, is bij de planlocatie geen sprake van relevante blootstelling aan geluid vanwege de Derringmoerweg en is nader onderzoek naar maatregelen ter reductie van de geluidbelasting dus niet noodzakelijk, evenals het aanvragen van een hogere waarde.

Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Kabels En Leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

In het voorliggende bestemmingsplan worden nooit meer verkeersbewegingen verwacht dan voor 1.500 nieuwe woningen het geval is. Om die reden wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling in dit bestemmingsplan als een ontwikkeling is te beschouwen die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit is voldoende voor een goed woon- en leefklimaat. Toetsing aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit is dan ook niet benodigd.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming

Het plangbied ligt niet binnen de begrenzing van een natuurgebied, natuurnetwerk en Natura-2000 gebieden. Het dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebied is het Veerse Meer. Dit natuurgebied ligt op circa 1,7 kilometer van het plangebied. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling op enige afstand van beschermde Natura 2000-gebieden plaatsvindt worden geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trilling en licht) verwacht.

Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de AERIUS Calculator moet en kan voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden worden berekend. Echter is per 1 juli 2021 de Wet en het Besluit (Stikstofwet) van kracht. Belangrijk onderdeel van het Besluit is de bouwvrijstelling. Kort gezegd houdt deze vrijstelling in dat de aanlegfase van ontwikkelingen vrijgesteld is van de vergunningplicht Wet natuurbescherming en dat voor deze fase geen stikstofbere kening nodig is. De bouwvrijstelling betreft een partiële vrijstelling, omdat deze alleen geldt voor tijdelijke stikstofemissies tijdens sloop, aanleg en bouwactiviteiten. De vrijstelling geldt niet voor structurele stikstofemissies in de gebruiksfase.

Er worden met de herziening geen extra woningen toegevoegd. Aangezien in onderhavige planherziening de bouwmogelijkheden binnen het plangebied vergroot worden is, ondanks dat het totaal aantal toegestane woningen binnen Hazenburg ongewijzigd blijft, voor de gebruiksfase de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (zie Bijlage 5). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

Soortenbescherming

Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). Op 28 juli 2022 is door Adviesbureau Wieland een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (Bijlage 6). Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied bestaat uit grazige en kruidige vegetatie dat jaarlijks gemaaid wordt. Verspreid over het terrein liggen enkele kleine grondhopen die bestaan uit klei. Het terrein wordt dagelijks betreden door spelende kinderen en als uitlaatplaats voor honden.

Het terrein is geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren. Er zijn geen exemplaren, of sporen aangetroffen van zoogdieren waarvan het leefgebied jaarrond beschermd is (haas, konijn, marterachtigen). Ook voor vleermuizen is het terrein geen geschikt leefgebied vanwege het ontbreken van beplanting en bebouwing. Een braakliggend terrein kan op termijn wel geschikt worden als leefgebied voor grondgebonden zoogdieren. Hier dient rekening mee gehouden te worden. Mogelijk dat het planbied een functie heeft als landbiotoop voor rugstreeppadden. Er dient nader onderzocht te worden of deze soort in directe omgeving voorkomt. Op 19 december 2022 is door Adviesbureau Wieland nader onderzoek uitgevoerd naar de rugstreeppad (Bijlage 7). Uit dit onderzoek blijkt dat er geen rugstreeppadden zijn vastgesteld. Het advies is om vervolgonderzoek uit te voeren in de optimale onderzoeksperiode (voortplantingsperiode) en dit gedurende de ontwikkeling van de woonwijk periodiek te herhalen. De rugstreeppad kan grote afstanden overbruggen en in korte termijn een geschikt gebied koloniseren. Om zorgvuldig te kunnen handelen is daarom een ecologisch werkprotocol opgesteld. Om de vestiging van rugstreeppadden te voorkomen is het in ieder geval belangrijk dat tijdens werkzaamheden het ecologisch werkprotocol wordt gevolgd (Bijlage 8).

Bij de ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met broedvogels. Door werkzaamheden uit te voeren buiten de broedperiode kan voorkomen worden dat broedvogels verstoord worden. Het terrein is niet geschikt voor andere beschermde soorten.

4.10 Verkeer En Parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Parkeren

Op basis van de CROW-publicatie 381 'toekomstbestendig parkeren' is de parkeerbehoefte berekend. Uitgegaan is van de stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk' en het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. In onderstaande tabel is per woningtype de parkeernorm weergegeven. Voor de berekening wordt uitgegaan van de gemiddelde parkeernorm. In totaal geldt voor het plan een parkeernorm van 88,7 (afgerond 89) parkeerplaatsen. Het plan voorziet in 89 parkeerplaatsen. Er wordt voldaan aan de parkeernorm.

Woningtype Parkeernorm (min) Parkeernorm (max) Parkeernorm (gem) Aantal Totaal
Woning, vrijstaand 1,7 2,5 2,1 3 27,3
27Woning, twee-onder-een-kap 1,6 2,4 2,0 10 20
Woning, rijwoning, tussen/hoek 1,4 2,2 1,8 23 41,4
Totaal 88,7

Verkeer

Op basis van de CROW-publicatie 381 'toekomstbestendig parkeren' is eveneens de verkeersgeneratie berekend. In onderstaande tabel is de minimale, maximale en gemiddelde verkeersgeneratie weergegeven per woningtype. De totale gemiddelde verkeersgeneratie bedraagt 347,9 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

Woningtype Verkeersgeneratie (min) Verkeersgeneratie (max.) Verkeersgeneratie (gem.) Aantal Totaal
Woning, vrijstaand 7,8 8,6 8,2 13 106,6
Woning, twee-onder-een-kap 7,4 8,2 7,8 10 78
Woning, rijwoning, tussen/hoek 6,7 7,5 7,1 23 163,3
347,9

Ontsluiting

De verkeersbewegingen van de wonigen worden afgewikkeld via de Slaak en de Zoutneringstraat. Deze wegen zijn toereikend voor de invulling van het plangebied met de woonfunctie. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de infrastructuur aan de Slaak en de Zoutneringstraat. Het plangebied wordt een zone waar een maximumsnelheid van 30 km/u gaat gelden. Op deze snelheid is ook het profiel van de straten op ingericht

4.11 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.
Het plangebied is niet gelegen in nabijheid van een
waterkering en dus ook niet binnen de beschermingszone van de waterkering.
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.
In het bestemmingsplan 'Hazenburg 2' is reeds rekening gehouden met een watercompensatie van 2.290 m3. Dit is gebaseerd op 140 woningen; het maximale aantal woningen dat ter plaatse is toegestaan. Het oppervlaktewater aan de oostzijde van het plangebied voorziet in de waterbergingsopgave.


Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
Het huishoudelijk afvalwater (DWA) wordt gescheiden van het hemelwater (HWA) en afgevoerd naar het rioolstelsel. De afwatering van het plangebied zal in de toekomstige situatie plaatsvinden via de brede watergang aan de oostelijke zijde. De hemelwaterafvoer op de percelen wordt via drainage
op het riool aangesloten. In de openbare ruimte wordt, daar waar mogelijk, gekozen voor het afvoeren via de straten.

Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van
grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin
mogelijke grondwateroverlast
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.
Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te
verwachten.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare
materialen. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen
voor de waterkwaliteit te verwachten.
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
Door de aanleg van riolering worden watergerelateerde ziekten geminimaliseerd. Door de aanleg van, zoveel als mogelijk, natuur- en kindvriendelijke oevers worden de verdrinkingsrisico's verkleind.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling zal niet optreden.
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
In het plangebied is geen natte natuur aanwezig.
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.
De waterpartij aan de oostzijde van het plangebied wordt vanaf het water onderhouden. Het onderhoud van de Lantsheersprink zal altijd aan de overzijde van het plangebied plaats vinden.
Anderer belangen waterbeheer
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.
In het plangebied zijn geen gronden van het
waterschap gelegen.
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?

*na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).
Het plan ontsluit via de Slaak en de Zoutneringstraat op de Derringmoerweg. De Derringmoerweg is in eigendom en beheer bij het waterschap. De kruising met de Derringmoerweg is reeds vormgegeven na vaststelling van het bestemmingsplan 'Hazenburg 2'.

Parkeren zal zowel op eigen terrein als in de openbare ruimte plaatsvinden. Het plan heeft een extra verkeersgeneratie van 347,9 motorvoertuigbewegingen per etmaal. In de bouwfase zullen er transporten over deze weg plaatsvinden.

Er wordt gebouwd op ruim 150 meter van de Derringmoerweg.

4.12 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Bij woningbouw kan er sprake zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject, zoals aangegeven in onderdeel D 11.2, kolom 1; 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterrein.' Er is sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. Echter, de ontwikkeling van 46 woningen blijft ver onder de drempelwaarden. In de huidige situatie mag er reeds binnen het plangebied gebouwd worden. De woningen vormen geen nieuw beslag op de ruimte en heeft geen milieueffecten groter dan wat in de huidige situatie is toegestaan. Dit blijkt uit de voorgaande paragrafen 4.2 t/m4.11. Het opstellen van een aparte aanmeldnotitie is daarom niet doelmatig.

4.13 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Dit plan voorziet in het realiseren van 46 woningen en betreft een 'aangewezen' bouwplan, zoals dat hiervoor is benoemd. Er is sprake van gemeentelijk eigendom. Ten behoeve van deze bestemmingsplanherziening die het gewijzigde woningprogramma mogelijk maakt, zijn in de exploitatieovereenkomst aanvullende afspraken gemaakt tussen de gemeente en de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid van de bestemmingsplanherziening is daarmee voldoende verzekerd. Voor het verkrijgen van de noodzakelijke omgevingsvergunning(en) zullen de gebruikelijke leges in rekening worden gebracht

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen. Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 12 januari 2023 tot en met 22 februari 2023. Binnen deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Participatie

Omwonenden zijn d.d. 10 mei 2022 per brief geïnformeerd over de voorgenomen ontwikkeling.

Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 1 Archeologisch onderzoek

Bijlage 2 Geurverordening Hazenburg 2

Bijlage 2 Geurverordening Hazenburg 2

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Stikstofberekening

Bijlage 5 Stikstofberekening

Bijlage 6 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 6 Quickscan Wet natuurbescherming

Bijlage 7 Nader Onderzoek Rugstreeppad

Bijlage 7 Nader onderzoek rugstreeppad

Bijlage 8 Ecologisch Werkprotocol Rugstreeppad

Bijlage 8 Ecologisch werkprotocol rugstreeppad