Griffioen
Bestemmingsplan - Middelburg
Onherroepelijk op 24-01-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Griffioen van de gemeente Middelburg.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GMLbestand NL.IMRO. 0687.BPGRI-OH99 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te
onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen en / of het houden van dieren, nader te specificeren in:
- a. grondgebonden agrarisch bedrijf:
- 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- 4. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is, of waarvoor de gronden feitelijk en in overwegende mate voor voerteelt voor het veehouderijbedrijf worden gebruikt;
- 5. paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden ten behoeve van de vlees- en / of melkproductie;
- 6. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten.
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.10 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.15 brutovloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.24 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.25 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.26 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.29 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen.
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 geluidshinderlijke inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.32 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.33 horecabedrijf
een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
- a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
- b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
- c. het verstrekken van nachtverblijf.
1.34 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.35 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.36 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van hert plan.
1.37 nettogebruiksruimte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke ruimten.
1.38 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.39 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.40 peil
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.41 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.42 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.43 Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"
De Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" die van deze regels deel uitmaakt.
1.44 Staat van Horeca-activititeiten
De Staat van Horeca- activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.45 verkoopvloeroppervlak
de oppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.46 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.47 voorgevelrooilijn
de lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden.
1.48 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 onder h van de Woningwet, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.49 zorgwoning
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 verschillende goothoogte van een bouwwerk
indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.6. over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
- a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
- b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf (B) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie B1': bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie B2': bedrijven tot en met categorie B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-7: tevens een meubelfabriek met SBI code 361;
- d. bedrijfswoningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': een detailhandel in volumineuze goederen en / of grootschalige detailhandel;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening-1': tevens een autowasstraat;
- h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken, gelden de volgende regels:
- a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi- inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. per bedrijf is kantoorvloeroppervlak dat meer bedraagt dan 50% van het brutovloeroppervlak niet toegestaan; kantoorvloeroppervlak van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
- e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' is een brutovloeroppervlak voor volumineuze detailhandel groter dan 830 m² niet toegestaan;
- g. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.
3.4 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5 Wijzigingbevoegdheid
Artikel 4 Detailhandel
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel (DH) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'; uitsluitend een verkooppuntpunt voor motorbrandstoffen met lpg en een bij een dergelijk verkooppunt behorende andere detailhandel;
- c. wonen;
- d. bij deze functies behorende erven, tuinen, toegangs- en achterpaden en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. een ander gebruik dan wonen is op de tweede bouwlaag en hoger niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in lid 4.1 sub c;
- c. detailhandel in volumineuze goederen en / of grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
- d. de oppervlakte van andere detailhandel behorende bij een verkooppunt voor motorbrandstoffen bedraagt ten hoogste 125 m².
4.4 Ontheffingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.3, teneinde:
- a. detailhandel tevens op de verdieping toe te laten, indien is aangetoond dat geen mogelijkheden voor uitbreiding van het verkoopvloeroppervlak op de begane grond aanwezig zijn.
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd (GD) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
- c. wonen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. een ander gebruik dan wonen is op de tweede bouwlaag en hoger niet toegestaan;
- b. op de begane grond is wonen niet toegestaan;
- c. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- d. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- e. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
- f. de gezamenlijke nettogebruiksruimte voor horecabedrijven mag ten hoogste 450 m² bedragen.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplantingen;
- b. bermen;
- c. bruggen;
- d. geluidswerende voorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. voet- en fietspaden;
alsmede:
- i. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': auto-ontsluitingen of inritten ten behoeve van direct aanliggende percelen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-3': tevens voor een gebouw ten behoeve van de naastgelegen speeltuin;
- k. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. per bestemmingsvlak is toegestaan ten hoogste 10% te gebruiken voor parkeervoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': per perceel is ten hoogste 1 inrit toegestaan.
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken;
- b. jeugd- en kinderopvang;
- c. onderwijs;
- d. openbare dienstverlening;
- e. religie;
- f. verenigingsleven, met uitzondering van buurt- en clubhuizen;
- g. voorzieningen inzake zorg en welzijn;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning': zorgwoningen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 3': een stalling voor het stallen van fietsen en brommers;
- k. bij deze functies behorende erven, tuinen, toegangs- en achterpaden en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoningen' gelden de volgende regels:
- 1. ondergeschikte horeca is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 350 m²;
- 2. ondergeschikte detailhandel is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- b. op de gronden zonder nadere aanduiding zijn buurt- of clubhuizen en daarmee vergelijkbare voorzieningen niet toegestaan.
7.4 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd lid 7.1 sub f te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een buurt- of clubhuis, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de aard en omvang van het buurt- of clubhuis wordt afgestemd op de in de omgeving woonachtige doelgroep; gelet daarop wordt ook de noodzakelijk, doelmatigheid en wenselijkheid van de vestiging van een buurt- of clubhuis ter plaatse aangetoond;
- b. planwijziging wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij met name aandacht moet worden besteed aan de openingstijden en de mogelijkheden voor ontsluiting; flankerend wordt zo nodig ander instrumentarium toegepast ter voorkoming van onevenredige overlast;
- c. uit archeologisch onderzoek moet blijken dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied;
- d. de afstand van gebouwen tot woonpercelen in de omgeving van een buurt- of clubhuis, bedraagt ten minste 30 m.
Artikel 8 Sport
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport (S) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (veld)sport;
- b. bij deze functie behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. (dienst)woningen zijn niet toegestaan.
Artikel 9 Tuin - 1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin - 1 (T-1) aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
9.2 Bouwregels
9.3 Ontheffing van de bouwregels
Artikel 10 Tuin - 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin - 2 (T-2) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is ten hoogste 50% te gebruiken voor parkeervoorzieningen voor woningen gelegen op dit perceel.
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplanting;
- b. bermen;
- c. bruggen;
- d. fiets- en voetpaden;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. nutsvooorzieningen;
- g. parkeerplaatsen;
- h. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- i. wegen uit ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook.
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wateraanvoer en -afvoer;
- b. waterberging.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning': tevens voor zorgwoningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'garage': garageboxen en bergplaatsen;
- d. bijbehorende erven, tuinen en ontsluitingspaden.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
13.4 Ontheffing van de bouwregels
13.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Op de gronden met de bestemming Wonen is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en aan-huis-gebonden logies met ontbijt, voor zover:
- 1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
- 2. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
- 3. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
- 4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
- 5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m², van de woning inclusief bijgebouwen ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten of aan-huis-gebonden logies met ontbijt in gebruik zal zijn;
- 6. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt.
13.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 14 Wonen - Woonwagens
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Woonwagens (W-WW) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. standplaatsen voor woonwagens;
- b. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 1 aangewezen gronden (WR-A-1) zijn - bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1:
- a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder a genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm beneden het peil;
- 4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm beneden het peil kan worden geplaatst;
- 5. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 6. begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.
15.3 Aanlegvergunning
15.4 Sloopvergunning
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 3
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden (WR-A-3) - bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische verwachtingswaarden.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1:
- a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder a genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper wordt gebouwd dan 40 cm beneden het peil;
- 4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm beneden het peil kan worden geplaatst;
- 5. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
16.3 Aanlegvergunning
16.4 Sloopvergunning
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Bouwregels
18.1 Bestaande maten
- a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
18.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- b. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
- c. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
19.1 Molenbiotoop
- a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" gelden de volgende regels:
- 1. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen nieuwe bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- 2. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.
- b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
- 1. een bouwwerk dat, gezien vanuit de molen, aan de achterzijde van bebouwing wordt opgericht en waarbij de hoogte en de breedte blijft binnen de hoogte en breedte van de bestaande bebouwing waarachter het bedoelde bouwwerk wordt opgericht;
- 2. een bouwwerk ter vervanging van bestaande bebouwing dat voldoet aan het bepaalde op de verbeelding en in hoofdstuk 2.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder a, indien de belangen van de molen niet onevenredig worden geschaad, zij wegen daarbij de belangen van de nieuw op te richten bebouwing af tegen de molenbelangen; alvorens ontheffing te verlenen vragen burgmeester en wethouders schriftelijk advies bij de molendeskundige (Vereniging Zeeuwse Molen).
- d. Indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge lid a, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
19.2 Veiligheidszone - lpg
- a. In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' de volgende regel:
- 1. binnen deze zone worden geen nieuwe kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten toegestaan in de zin van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen.
19.3 Percentages
Een aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste wordt bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
Artikel 20 Algemene Ontheffingsregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend - ontheffing verlenen van de regels in het plan voor:
- 1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bouwvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.
- b. Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
21.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.
Artikel 22 Algemene Procedureregels
22.1 Procedure bij toepassing ontheffingsbevoegdheid
Indien in de regels naar deze regel is verwezen, volgen burgemeester en wethouders bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid de volgende procedure.
- a. een ontwerpbesluit ligt gedurende twee weken ter gemeentesecretarie ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van bedenkingen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de in sub a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent het verlenen van ontheffing;
- e. indien tegen een ontwerpbesluit bedenkingen zijn ingebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
- f. burgemeester en wethouders delen aan hen, die bedenkingen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 23 Overige Regels
23.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsregels
24.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. eenmalig kan ontheffing worden verleend van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. indien het gebruik, zoals bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 25 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Griffioen'
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Doel En Opzet Bestemmingsplan
1.1 Actualisering Bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan Griffioen is een nadere uitwerking van het ingezette actualiseringsopgave van de gemeente Middelburg, met als doelstellingen:
- reductie van het aantal bestemmingsplannen (in totaal waren er voor de gestarte actualiseringsopgave circa 60 bestemmingsplannen van toepassing);
- samenhang en afstemming in opzet en inhoud van bestemmingsplannen;
- rechtszekerheid en klantgerichtheid, dat wil zeggen voor de burger duidelijk, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde bestemmingsplannen (onder andere via een meer globale en flexibele bestemmingsregeling);
- in de praktijk (voor de gemeentelijke diensten) toepasbare en hanteerbare bestemmingsplannen.
Daarnaast wordt de actualiseringsopgave gebruikt om de bestemmingsregelingen af te stemmen op actueel beleid en wet- en regelgeving. Voor diverse gebieden in de gemeente Middelburg is deze actualiseringsopgave reeds geëffectueerd. De wijk Griffioen is het volgende gebied waarvoor het bestemmingsplan wordt geactualiseerd. In navolgende paragraaf wordt nader ingegaan op de planopgave voor dit bestemmingsplan.
1.2 Planopgave: Consoliderend Bestemmingsplan
De opgave van het bestemmingsplan 'Griffioen' omvat:
- het opnemen van de bestemmingsplannen Griffioen I en II in één bestemmingsplan;
- het vastleggen van (legaal) bestaand gebruik en bestaande functies in een actuele bestemmingsregeling.
Het gaat om een overwegend consoliderend bestemmingsplan. Ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen worden in het plan niet opgenomen met uitzondering van ontwikkelingen en initiatieven waarover planologische zekerheid bestaat (bijvoorbeeld doordat hiervoor een vrijstellingsprocedure is doorlopen). Bij een dergelijk consoliderend bestemmingsplan vervalt de noodzaak van onderzoek en toetsing met betrekking tot de planologische haalbaarheid en financieel-economische uitvoerbaarheid van (onderdelen uit) het plan. Wel zullen aanwezige waarden binnen het plangebied moeten worden vermeld en benoemd, maar er behoeven geen ontwikkelingen te worden getoetst op mogelijke gevolgen voor deze waarden.
In dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van het gebied tussen het Seispark en de Sandberglaan als groene long met een speeltuin onder de naam 'het Ravotbos' mogelijk gemaakt.
Voor dit bestemmingsplan zijn geen sectorale onderzoeken uitgevoerd en hebben evenmin nadere planologische afwegingen plaatsgevonden. Wel heeft overeenkomstig de in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen verplichting de watertoets plaatsgevonden en zijn in relatie tot de bestemmingsregeling voor zover relevant enkele milieuaspecten nagelopen en beoordeeld ten aanzien van in en nabij het plangebied aanwezige functies.
Plankenmerken: consoliderend, accent op regeling, geen ontwikkelingen |
1.3 Plangebied
Het plangebied omvat de gehele woonwijk Griffioen en wordt begrensd door de Walcherseweg aan de noordzijde, de Laurens Stommesweg aan de westzijde, het Griffioenpad met de naastgelegen Domburgse Watergang aan de zuidzijde, de achtertuinen van de Jodengang aan de zuidoostzijde en de Sandberglaan aan de oostzijde.
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand stedelijk gebied. Dit plan vervangt de voor het aangegeven plangebied geldende bestemmingsregeling, zoals vastgelegd in de bestemmingsplannen Griffioen I en II uit respectievelijk 1979 en 1972. Actualisering is gewenst omdat de geldende bestemmingsregeling grotendeels sterk verouderd is: het sluit onvoldoende aan op de huidige situatie en op de actuele beleidsinzichten, wet- en regelgeving en maatschappelijke behoeften en eisen. Op figuur 1.1. is globaal de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1. Ligging plangebied
1.4 Opzet Plantoelichting
De toelichting is afgestemd op het consoliderend karakter van het bestemmingsplan. Dat betekent dat de informatie over het plangebied beknopt en gericht is, terwijl de toelichting op de bestemmingsregeling in verhouding daarmee uitvoerig is.
De toelichting is als volgt opgebouwd.
- In hoofdstuk 2 wordt een korte kenschets van het plangebied gegeven met aansluitend de vermelding van enkele relevante uitgangspunten en randvoorwaarden voor de bestemmingsregeling.
- Hoofdstuk 3 bevat de beschrijving van enkele relevante milieuaspecten en de waterparagraaf voor de bestemmingsregeling.
- Hoofdstuk 4 gaat in op de bestemmingsregeling. Eerst wordt een toelichting gegeven op de opzet van de plankaart en planregels. Vervolgens wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de bijbehorende regels.
- In hoofdstuk 5 wordt beschreven op welke wijze de gemeente de uitvoering van het bestemmingsplan nastreeft.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 2.1. een beknopte kenschets van het plangebied gegeven. In de tweede paragraaf worden de belangrijkste beleidsuitgangspunten en –randvoorwaarden vermeld die voor het bestemmingsplan zijn gehanteerd.
2.1 Kenschets Plangebied
Het plangebied omvat de noordwestelijke uitbreiding van Middelburg buiten de veste. De oudste bebouwing bevindt zich hoofdzakelijk in het organisch gegroeide zuidoostelijke deel van bebouwingslint langs de Seisweg. Voor het overige is overwegend sprake van planmatig ontwikkelde gebieden.
Het plangebied is overwegend ruim van opzet en heeft grotendeels een groen karakter. In de randzone wordt dit beeld bepaald door de ligging tussen de vanuit het buitengebied tot aan het beschermd stadsgezicht van Middelburg doordringende groene longen bij de Sandberglaan en de Domburgse watergang en de aan weerszijden beplante Laurens Stommesweg (deze markeert scherp de overgang naar het open agrarische / landelijke gebied). Binnenin het plangebied bepalen met name de duidelijk herkenbare groenstructuur / -voorzieningen met daarin aanwezige waterpartijen alsmede aanwezige grote woonkavels / grote tuinen dit beeld.
Het plangebied is bestaat uit een aantal homogene deelgebieden met elk een eigen ruimtelijk functionele karakteristiek en omvat met name woongebieden met beperkte bouwhoogten (overwegend 1 en 2 bouwlagen met kap). De Laan der Verenigde Naties (met een doorgaande verkeersfunctie) doorsnijdt het plangebied. Met name aan of in de nabijheid van deze laan is enige hoogbouw geconcentreerd en liggen enkele wijkvoorzieningen en een klein bedrijventerreintje. In het plangebied zijn twee voorzieningenclusters aanwezig.
Buiten het plangebied bevindt zich aan de zuidoostzijde een stellingmolen (de Seismolen).
De te onderscheiden deelgebieden worden hieronder beknopt nader toegelicht.
Oude linten
De Seisweg vormt van oudsher een uitloper van de binnenstad via het Seisplein en de Seisstraat. Aan deze straat ligt lintbebouwing met in het zuidoostelijke deel veelal kleine woningen, merendeels aaneengesloten, met zadeldaken en lage goothoogten.
Bomenbuurt
De Bomenbuurt is de eerste planmatige uitbreiding in het plangebied en is in de jaren 1948 - 1950 gerealiseerd en heeft beeldkwalitatief een geheel eigen karakteristiek / identiteit1. Licht, lucht en ruimte bepalen het beeld van deze buurt, met name door het vele groen en de specifieke ruimtelijke structuur van en samenhang tussen bebouwingsopzet en groenvoorzieningen. Kenmerkend in de stedenbouwkundige planopzet is de strokenverkaveling met een zuidoriëntatie en daar tussendoor lopende brede groenstroken. De zorgvuldige inrichting en detaillering van zowel de woningen als het groen geven deze wijk een hoge belevingswaarde / ruimtelijke kwaliteit. De woningen zijn geschakeld in bouwblokken, die door de lichte knikken en hun bijzondere vormgeving met lessenaardaken, fraai metselwerk en bijzondere details, stedenbouwkundig en architectonisch van hoge kwaliteit zijn. Ook de inrichting van de openbare ruimte met veel variatie in de beplantingswijze en de passende smalle straatprofielen dragen bij aan deze kwaliteit. Voor de Bomenbuurt is in september 2009 een op beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 7.
Park de Griffioen
Achter de voormalige buitenplaats "De Griffioen", welke buiten het plangebied is gelegen, ligt een klein villabuurtje rondom een waterpartij. De woningen met hoge zadeldaken en de grote tuinen met beukenhagen geven dit buurtje een bijzondere allure.
Hugo de Grootlaan / Beneluxlaan
Tussen de Laan der Verenigde Naties en de Griffioen ligt een woonbuurt met grote blokken met rijenwoningen. In het middengebied van deze blokken zijn garages geconcentreerd. Aan de westzijde van de Laan der Verenigde Naties is dit patroon in de omgeving van de Beneluxlaan herhaald.
Voorzieningenclusters
Centraal in het plangebied en vooral aan de oostkant van de Laan der Verenigde Naties zijn diverse voorzieningen geconcentreerd. Meerdere scholen (waarvan een middelbare school veruit de grootste is) en enkele winkels, een restaurant en een cafetaria aan het Europaplein vormen een stevig hart. Aan de Henri Dunantlaan is een wooncomplex voor ouderen aanwezig.
Aan de westzijde tussen de Walcherseweg en de Europalaan ligt een tweede cluster met scholen en een woon-zorgcomplex voor ouderen. Dit cluster sluit aan op de begraafplaats aan de Walcherseweg. In de noordoosthoek van het plangebied ligt een bedrijvencluster met een tankstation.
Van Kleffenslaan
Deze woonbuurt bestaat uit een strokenverkaveling van rijenwoningen met een sterk variërende rooilijn. De woningen zijn georiënteerd op binnenhoven waar de parkeervoorzieningen zijn gelegen. De achterzijden van de woningen liggen aan de lusvormige ontsluitingsweg of aan de centrale groenstrook. De overgang van de openbare en privéruimte is daardoor enigszins diffuus.
Villabuurten
Met name aan de westzijde van de wijk (omgeving President Kennedylaan, Hammerskjoldlaan en Paus Johannes XXIII laan en westzijde van Kleffenslaan) en meer kleinschalig in de zuidelijke en oostelijke randzone (Populierenlaan, Hazelaarslaan en Seispark) zijn woonbuurten aanwezig met uitsluitend vrijstaande woningen op grote percelen. Deze buurten hebben daardoor een zeer groen karakter. Het grotendeels ontbreken van bijgebouwen en tuinmuren versterkt dit karakter.
Inbreidingslocaties
Op verschillende locaties in het plangebied zijn (of worden) inbreidingen met woningen gerealiseerd of in uitvoering. Dit betreft de volgende.
- Tussen de Seisweg en de Sandberglaan is het Seispark gerealiseerd: een kleine woonbuurt aan een extra lus met op grote kavels gesitueerde geschakelde en vrijstaande woningen in een moderne architectuurstijl.
- Aan de Olmenlaan is op een voormalige schoollocatie een woon-zorgcomplex gebouwd en in gebruik genomen.
- Het sportterrein van een school aan de Elzenlaan is naar het buiten het plangebied gelegen gebied aan de zuidzijde van de Domburgse watergang verplaatst. Voor de daarmee voor herinvulling beschikbaar gekomen voormalige sportveldlocatie zijn woningbouwplannen in voorbereiding. Deze plannen zijn nog onvoldoende uitgekristalliseerd. Voor de realisering van woningbouw op deze locatie wordt te zijner tijd een afzonderlijke planologische procedure gevoerd.
Randzone Sandberglaan
Deze randzone vormt een groene long met daarin de doorgaande weg Sandberglaan. Geleidelijk aan is deze groene long verdicht met woningbouw op grote percelen en afgekeerd van de Sandberglaan: zowel aan de westzijde (de hiervoor genoemde inbreidingslocatie Seispark) als ook (buiten het plangebied) aan de oostzijde van deze weg. Het terrein is nu nog een weiland, maar deze randzone wordt ingericht door Stichting Speelhof tot een speelveld.
- 1. De woningen zijn ontworpen door Rothuizen, het groen(plan) door Broerse
2.2 Uitgangspunten En Randvoorwaarden
Consolideren inclusief verandering / ontwikkeling
Consolidatie van de huidige ruimtelijk-functionele situatie in het plangebied houdt enerzijds in het vastleggen van bijvoorbeeld voorkomende woningtypologieën, functies en waarden (voor zover relevant) en betekent anderzijds continuering van de reeds toegestane en / of aanvaardbare planologische mogelijkheden voor verandering en ontwikkeling van aanwezige gebruiksvormen (waaronder uitbreiding). Deze (uitbreidings)mogelijkheden blijven beperkt vanwege potentiële conflicten met ruimtelijke en / of milieukwaliteiten, strijdigheden en onverenigbaarheid met gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
Behouden functiemenging
Het algemene gemeentelijk beleid gericht op behoud van functiemenging in de stadswijken (ten behoeve van waarborging en bevordering van de leefbaarheid en binnen randvoorwaarden voor milieu- en woonkwaliteit) wordt voortgezet. De aanwezigheid van de niet-woonfuncties, voor zover deze niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving, is dan ook gewenst. Hiervoor is een flexibele bestemmingsregeling van belang voor maatschappelijke en commerciële voorzieningen, aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten vanuit een woning. Het toelatingsbeleid en de bestemmingsregeling is afgestemd op het tegengaan van milieuhinder om zo de milieu- en woonkwaliteit te waarborgen. In paragraaf 3.2 wordt nader ingegaan op het reguleren van bestaande en toelaten van eventueel nieuwe (bedrijfs)activiteiten.
In relatie tot zorgvuldig ruimtegebruik is het echter goed denkbaar dat eventueel vrijkomende bedrijfslocaties worden benut voor woningen of voor niet-hinderlijke andere functies. Dit wordt per geval beoordeeld en zo mogelijk wordt hieraan onder voorwaarden medewerking verleend via een afzonderlijke planologische procedure.
Hiermee kan na beëindiging van de bedrijfsmatige activiteiten het gebruik van het perceel voor wonen (door de voormalige ondernemer of diens rechtmatige opvolger) worden gecontinueerd of mogelijk worden gemaakt. Overigens wordt een toename van het aantal woningen niet mogelijk gemaakt binnen dit bestemmingsplan.
Behouden van cultuurhistorische waarden
Behoud en versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied wordt van belang geacht. Essentiële cultuurhistorische gegevens en kwaliteiten worden daarom zoveel mogelijk vastgelegd in het bestemmingsplan.
Voor het woongebied de Griffioen is in dit verband het behouden van het archeologisch erfgoed en het waarborgen van windvang molens van belang.
Rekening houden met archeologische waarden
In aansluiting op het Verdrag van Valletta (Malta, 1992) en het provinciaal archeologiebeleid en overeenkomstig het gemeentelijk archeologie beleid (zie bijlage 5) wordt in dit bestemmingsplan de bescherming van het archeologisch erfgoed vastgelegd.
In de volgende delen van het plangebied is juridisch-planologische bescherming van eventueel aanwezige archeologisch waarden (waarmee bij ruimtelijke afwegingen moet rekening worden gehouden) aan de orde. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de IKAW-gebieden conform de Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren in vergelijking met de Wet Archeologische Monumentenzorg minder strengere ontheffingsregels gelden gezien het indicatieve karakter van de IKAW.
In de Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren is het plangebied ten zuiden van de Walcherseweg en de Sandberglaan aangegeven als zones met hoge vewachtingswaarden. Daarnaast gaat een zone met een hoge verwachtingswaarde dwars door de villabuurt van de Griffioen. Aan de noordzijde van de Van Kleffenslaan, nabij de Walcherseweg en net buiten het plangebied gelegen nabij Park de Griffioen hebben voormalige buitenplaatsen gelegen. Nabij het Seispark is een archeologische vindplaats aanwezig.
Het is echter niet uitgesloten dat zich ook elders in het plangebied thans nog onbekende archeologische resten bevinden. Voor eventuele vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex artikel 53 van de Monumentenwet 1988. De gemeente zal (bijvoorbeeld in het bestek) de initiatiefnemers en / of de aannemer(s) verplichten om bij de uit te voeren sloop-, sanerings- en graafwerkzaamheden attent te zijn op eventuele archeologische vondsten tijdens de werkzaamheden. Dergelijke vondsten dienen onverwijld te worden gemeld bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) te Middelburg of bij de gemeente, die op haar beurt de melding doorgeeft aan de SCEZ.
Waarborgen windvang Seismolen
Voor behoud van de zuidoostelijk van het plangebied gelegen Seismolen is het van belang dat deze molen kan blijven functioneren. Een zoveel mogelijk onbelemmerde windtoetreding is daarvoor noodzakelijk. Bebouwing en begroeiing in de nabijheid van een molen veroorzaken windbelemmeringen, waardoor rendementsverlies ontstaat. Slechts een geringe windsnelheidsreductie heeft al een grote vermindering van het vermogen van de molen tot gevolg. Daarnaast kunnen bebouwing en begroeiing leiden windturbulenties en tot sterk wisselende windkrachten op het wiekenkruis en askop, waardoor schade kan ontstaan aan het mechaniek van de molen (wanneer deze in bedrijf is).
Dit betekent dat in de omgeving van een molen beperkingen (moeten) worden gesteld aan de hoogte van obstakels. Het gebied waarbinnen deze hoogtebeperkingen gelden, wordt het molenbiotoop c.q. een molenbeschermingszone genoemd. Deze zone van de Seismolen ligt gedeeltelijk over voorliggend plangebied. In bijlage 2 wordt nader ingegaan op de molenbiotoop en de bouwbeperkingen die dientengevolge gelden.
De gemeente beschouwt de toegelaten hoogtematen op basis van de biotoopformule zoals opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) niet als dwingende hoogte maten, maar als richtlijn. Het beleid wordt in deze vorm in voorliggend bestemmingsplan gecontinueerd: de bestaande situatie hoeft niet aangepast te worden, maar bij eventuele nieuwe ontwikkelingen dient wel rekening te worden gehouden met de molenbiotoop. Onder de bestaande situatie worden conform de PRV, ook de bestaande rechten uit het voorgaande bestemmingsplan verstaan. De bouwmogelijkheden in het voorliggende bestemmingsplan zijn gebaseerd op de mogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan en op een inventarisatie van de bestaande situatie. Dit is vertaald in de regeling.
In het geldende plan is geen regeling opgenomen voor beplanting. Erfbeplanting en beplantingen in de openbare ruimte zijn of worden doorgaans niet hoger dan de bestaande bebouwing. Gelet op de vigerende rechten, de eerbiedigende werking van de PRV en de plaatselijke situatie is er geen aanleiding voor een aanlegvergunningstelsel.
Behouden en versterken van groen- en watervoorzieningen
Bestaande groen- en waterelementen in het plangebied worden gewaarborgd voor zover die van de belang zijn voor de ruimtelijke structurering en inpassing van en / of als bufferelement tussen in het plangebied aanwezige functies en elementen en / of van belang zijn voor de waterhuishouding. Dit betreft onder andere groen- en watervoorzieningen in de Bomenbuurt en Park de Griffioen, langs de Sandberglaan, Laan der Verenigde Naties, Europalaan, Henry Dunantlaan, de zuidzijde Walcherseweg, Laurens Stommesweg, Domburgsewatergang en enkele in de woonbuurt verspreid gelegen groenvoorzieningen.
Hoofdstuk 3 Toetsen
3.1 Waterparagraaf
De watertoets is een belangrijk instrument om te verzekeren dat de waterhuishouding vanaf het begin van de planvorming integraal onderdeel uitmaakt van de ontwikkeling. Met name het vasthouden, bergen en afvoeren van regenwater is daarbij een belangrijk aandachtspunt.
Op basis van het Besluit op de ruimtelijke Ordening (Bro) zijn gemeenten verplicht om bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van de betrokken Waterbeheerders (artikel 3.1.1 Bro). In de toelichting bij het ruimtelijk plan dient voorts een waterparagraaf te worden opgenomen. Deze waterparagraaf moet een beschrijving bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het betreffende ruimtelijke plan voor de waterhuishouding en vormt de schriftelijke weerslag van de watertoets.
Het waterkwantiteitsbeheer is in handen van het Waterschap Zeeuwse Eilanden. De waterparagraaf is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het wateradvies is opgenomen in bijlage 8.
In het kader van de afstemming met de ruimtelijke ordening zijn in het Omgevingsplan van de provincie Zeeland waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Deze kaarten zijn beschikbaar via de provinciale website. Aan deze kaart zijn voor het plangebied gelegen in Middelburg de volgende gegevens te ontlenen.
- Het noordelijke en noordoostelijke deel van het plangebied is weinig zettingsgevoelig. De kern van het plangebied is matig zettingsgevoelig. Het overige deel van het plangebied is sterk zettingsgevoelig.
- Er zijn in het grootste gedeelte van het plangebied geen infiltratiemogelijkheden. Alleen in het uiterste noorden en noordoostelijke deel is er sprake van ruime infiltratiemogelijkheden.
- Het zuidelijke gedeelte van het plangebied staat onder geringe invloed van zoute kwel. In het overige gedeelte is geen sprake van zoute kwel; alleen in het uiterste noorden en noordoostelijke deel is er sprake van een zoetwatervoorraad (belvorming).
- Het grootste gedeelte van het gebied is aangeduid als minst geschikt tot minder geschikt voor stedelijke ontwikkeling. Dat houdt in dat dit gebied kwetsbaar is in gevallen van extreme neerslag. Voor stedelijke uitbreiding zijn in principe aanvullende maatregelen noodzakelijk om nadelige effecten op het watersysteem te voorkomen.
- Het plangebied ligt niet in een aandachtsgebied vanuit water.
Bestaande situatie waterhuishouding Middelburg
Algemeen
Griffioen maakt deel uit van het afvoergebied van het gemaal Boreel. Via een stelsel van primaire en secundaire waterlopen (met name buiten de bebouwde kom) en bermsloten en kavelsloten wordt overtollig water door neerslag afgevoerd richting gemaal en uiteindelijk naar het Kanaal door Walcheren.
Het polderpeil waarin het plangebied ligt, is afgestemd op de stedelijke belangen. Binnen het plangebied zijn geen problemen met het grondwater bekend.
Riolering
In het plangebied bevinden zich overwegend gemengde rioleringsstelsels met uitzondering van het bedrijventerrein aan de Sandberglaan / Laan der Verenigde Naties en de Seisweg. Ook zijn alle scholen in het plangebied afgekoppeld. Bij het gemengd rioolstelsel wordt relatief schoon hemelwater en relatief vuil afvalwater gezamenlijk in één buis ingezameld en gemengd afgevoerd, via het gemaal Oude Veerseweg naar de RWZI Walcheren. Het gemengde stelsel heeft een externe overstort op oppervlaktewater, waar bij extreme neerslaggebeurtenissen het vuile afvalwater ongezuiverd geloosd wordt op het oppervlaktewater. De riolering voldoet sinds januari 2007 aan de zogenaamde basisinspanning. Er zijn geen knelpunten meer aanwezig.
Waterkwaliteit
Alle oppervlaktewateren in het plangebied zijn in 2007 en het voorjaar van 2008 gebaggerd. Waar mogelijk zijn natuurvriendelijke oevers aangelegd. Door het baggeren wordt een verbetering van de waterkwaliteit nagestreefd. De uitlevering van (bodemvreemde) stoffen naar het oppervlaktewater wordt aanmerkelijk beperkt. Hierdoor wordt de waterkwaliteit positief beïnvloed.
Toetsingscriteria volgens de Zeeuwse Handreiking watertoets
Nagegaan is aan de hand van de criteria uit de Handreiking watertoets van het Waterschap Zeeuwse Eilanden of er waterdoelstellingen c.q. noodzaak tot waterhuishoudkundige maatregelen nodig zijn. In tabel 3.1 wordt aan de hand van waterhuishoudkundige maatregelen aangegeven invloeden zijn te verwachten door beoogde functiewijzigingen.
Tabel 3.1. Invloed waterhuishoudkundige maatregelen bij beoogde functiewijziging
thema | beoogde functiewijziging |
veiligheid (waterkering) | Niet aan de orde |
wateroverlast | Het verhard oppervlak zal niet toenemen. Er is geen extra waterberging nodig. |
riolering | In het plangebied bevinden zich overwegend gemengde rioleringsstelsel met uitzondering van het bedrijventerrein aan de Sandberglaan / Laan der Verenigde Naties en de Seisweg. Ook zijn alle scholen in het plangebied afgekoppeld. Het afkoppelen van hemelwaterafvoeren zal de komende jaren worden doorgezet. De gemengde rioleringsstelsel van het Griffioen zullen de komende jaren vervangen worden door verbeterde gescheiden rioleringsstelsel. |
watervoorziening | niet van toepassing |
volksgezondheid | niet van toepassing |
bodemdaling | bodemdaling zal niet optreden. Er vindt geen aanpassing van polderpeilen plaats. |
oppervlaktewaterkwaliteit | Het oppervlaktewater in het plangebied is permanent waterhoudend. Het water is voedselrijk en vergelijkbaar met de kwaliteit van het walcherse polderwater. Het ecologisch ambitieniveau is laag. |
verdroging | is niet aan de orde. |
natte natuur | is niet aan de orde. |
onderhoud waterlopen | Alle waterlopen zijn in 2007 en begin 2008 gebaggerd. |
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding in het plangebied en noodzaakt derhalve niet tot waterhuishoudkundige maatregelen.
3.2 Milieuaspecten
3.2.1 Milieuaspecten gevestigde bedrijven en voorzieningen
In deze paragraaf wordt voor zover relevant ingegaan op de milieuaspecten van de in het plangebied aanwezige bedrijven en voorzieningen. Onderscheid wordt gemaakt in:
- bedrijven;
- horeca;
- overige.
Bedrijven
Aanbod en situering
In paragraaf 2.1 is reeds aangegeven dat zich in het plangebied een beperkt aantal niet-agrarische bedrijven te midden of op korte afstand van woonbebouwing bevindt.
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Voor de milieuzonering en bestemmingregeling van bedrijfslocaties hanteert de gemeente een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Gelet op het karakter van de wijk Griffioen, voornamelijk een woongebied met op enkele plaatsen enige vorm van kleinschalige en / of ambachtelijke bedrijvigheid, is gekozen voor de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging"2 (voor een nadere toelichting op deze staat wordt verwezen naar bijlage 3).
Deze staat is gekoppeld aan de planregels van bestemmingsplannen en is een eerste globaal toetsingskader voor de toelaatbaarheid van bedrijven. In een concrete situatie is milieuwetgeving bepalend. Omdat het plangebied grotendeels woongebied is, worden in het bestemmingsplan stringente eisen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijven.
Inschaling van bedrijven
De thans gevestigde bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de staat. Uit de inschaling (zie bijlage 4) blijkt dat de zes bedrijven in categorie A of B1 vallen. Categorie A- en B1-bedrijven kunnen direct naast of beneden in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging worden toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
Milieuzonering
Om milieuhygiënische redenen kunnen in het plangebied niet alle denkbare bedrijfsactiviteiten worden toegelaten. In verband hiermee is een milieuzonering gewenst, waarbij wordt aangegeven welke categorieën van bedrijfsactiviteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten vanuit milieuoogpunt waar toelaatbaar zijn. Op de bedrijfspercelen in het plangebied, worden gegeven de ligging te midden van woonbebouwing, bedrijven tot en met categorie B1 toelaatbaar geacht. Van belang hierbij is dat de huidige bedrijven reeds lange tijd in het plangebied gevestigd zijn. Nieuwvestiging van bedrijven is in het plangebied niet mogelijk.
Klachten over bedrijven
Bij de gemeente zijn geen klachten van omwonenden bekend.
Horeca
Aanbod en situering
Binnen het plangebied bevinden zich twee horecagelegenheden, namelijk Chinees-Aziatisch restaurant Fu Yu Lou (Euromarkt 12) en Frituur 't Hoekje (Euromarkt 2). De horecavestigingen vallen in categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten.
Staat van Horeca-activiteiten
Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan ten dele gebruikgemaakt.
Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten drie hindercategorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): lichte, middelzware en zware horeca.
Voor een uitgebreide toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 3.
Inschaling en toelaatbaarheid
Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1b rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. De gevestigde bedrijven passen in deze inschaling.
Overige
Begraafplaats
Voor de begraafplaats geldt (ingevolge de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de vereniging van Nederlandse gemeenten (april 2007) een minimum richtafstand van 10 meter tot een rustige woonwijk. De begraafplaats in het plangebied voldoet niet aan alle zijden aan deze richtafstand.
Onderwijsvoorzieningen
De brochure "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, 2007) geeft voor scholen voor basis- en voortgezet onderwijs (SBI-code 802) een richtafstand van 30 meter, vanwege het milieuaspect geluid. Met name op het schoolplein aanwezige kinderen kunnen hinder veroorzaken. Daarnaast gelden op grond van het eerder genoemde Activiteitenbesluit voorschriften om de milieuhygiënische situatie in de omgeving te waarborgen. Zo worden onder andere voorwaarden gesteld aan de toegestane maximale geluidsniveaus.
Voorliggend plan voorziet niet in ontwikkelingen. Er zijn geen klachten bekend.
- 2. Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging", november 2007.
3.2.2 Externe veiligheid
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed, namelijk:
- bedrijven in of in de directe omgeving van het plangebied, waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebondenrisico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken3 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Het besluit geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten 4. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het groepsrisico is geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Voor het GR geldt:
- 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
- 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
- 10-9 voor een ongeval met meer dan 1000 dodelijke slachtoffers;
- enzovoort (een rechte lijn door deze punten bepaalt de norm).
In het Bevi zijn categoriale inrichtingen benoemd. Het betreft inrichtingen waarvoor door de aard van de activiteit of de aard van de aanwezige gevaarlijke stof(fen) een standaardbenadering kan worden gevolgd. Voor dergelijke inrichtingen wordt uitgegaan van vaste veiligheidsafstanden en hoeft geen kwantitatieve risicoanalyse (QRA) te worden uitgevoerd.
LPG-tankstation
In het plangebied bevindt zich aan de Laan der Verenigde Naties een tankstation waar de verkoop van LPG plaatsvindt (zie bijlage 1). Dit is een risicovolle activiteit waarop het Bevi van toepassing is.
Onderzoek tankstation aan de Laan der Verenigde Naties
In het Bevi zijn LPG-tankstations aangewezen als categorieën van gevallen waarop de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) van toepassing is. Voor de beoordeling van de gevolgen van het Bevi voor het LPG-tankstation en de omgeving daarvan is de jaarlijkse LPG-doorzet bepalend. De jaarlijkse LPG-doorzet van het LPG-tankstation bedraagt tot maximaal 1000 m³ (in de milieuvergunning is de jaarlijkse doorzet gelimiteerd op 1.000 m³ LPG per jaar).
Het PR rondom het LPG-tankstation
Uit de bijlage behorende bij het REVI blijkt dat de PR-contour 10-6 op een afstand van 45 m vanaf het vulpunt is gelegen ligt. In de directe omgeving van het LPG-tankstion is één beperkt kwetsbaar object aanwezig, namelijk Keukenstudio de Looff. Een bestaand beperkt kwetsbaar object5 is toegestaan binnen de 10-6 contour. De keukenstudio valt voor ongeveer 100 m² binnen de PR contour. Gelet op het feit dat dit maar 1/8 deel van het bedrijf is en het bovendien een beperkt kwetsbaar object is, acht de gemeente het risico aanvaardbaar.
Nieuwe kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen waar zich op enig moment meer dan 50 personen kunnen bevinden, of beperkt kwetsbare objecten, zijn binnen de PR-contour niet toegestaan.
Het GR rondom het LPG-tankstation
Toets aan oriënterende waarde
Het invloedsgebied van het GR reikt tot 150 m rondom het vulpunt. Binnen het invloedsgebied is momenteel een aantal bedrijven en woningen aanwezig. Met behulp van de Rekenmodule groepsrisico LPG (versie 1.1) kan een indicatie worden gegeven van het groepsrisico. Deze module is uitsluitend geschikt voor standaardsituaties.
Voor het LPG-tankstation aan de Laan der Verenigde Naties zijn de milieugegevens in de rekenmodule ingevoerd. Daarbij is uitgegaan van een maximale LPG-doorzet van 1.000 m³ per jaar. Uit de rapportage, het resultaat van de rekenmodule, blijkt dat er in die situatie (met een doorzet van 1.000 m3) wordt voldaan aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico. De rapportage is opgenomen in bijlage 6.
Op grond van de provinciale beleidsvisie Externe Veiligheid (mei 2005) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:
- a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of
- b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag), of
- c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is.
Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, eist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten. Zoals al eerder genoemd voorziet voorliggend plan niet in nieuwe kwetsbare of beperkte kwetsbare objecten in de nabijheid van het lpg-tankstation. Het betreft met name een consoliderend bestemmingsplan, waardoor het groepsrisico niet verandert (i.c. marginaal effect zoals onder c.). Derhalve is geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
Daarnaast is uit overleg met de veiligheidsregio gebleken dat de eventuele rampenbestrijding, vanuit de optiek van de brandweer ter zake van bluswatercapaciteit, de bereikbaarheid, maar ook materieel en middelen, op orde is.
De gemeente acht het groepsrisico dan ook aanvaardbaar.
Conclusie
Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico vanwege de verkoop van LPG acht de gemeente aanvaardbaar.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen (plaatsgebonden risico en groepsrisico).
Door het plangebied loopt de Laan der verenigde Naties. Dit is een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Risico-evaluatie
De Laan der Verenigde Naties is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Uit een in opdracht van de provincie Zeeland uitgevoerde risico-inventarisatie voor het wegtransport van gevaarlijke stoffen in Zeeland6 blijkt dat dit transport in de huidige situatie geen aanleiding geeft tot risico-knelpunten. Op geen van de beschouwde wegvakken wordt voor het plaatsgebonden risico een niveau van 10-6 per jaar bereikt. Bij geen enkele locatie langs de beschouwde wegen overschrijdt het berekende groepsrisico de oriënterende waarde.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen. Het GR zal derhalve niet wijzigen. Bovendien zal de transportroute binnen enkele jaren worden verlegd naar het nieuwe tracé van de N57 aan de andere zijde van Middelburg.
Conclusie
Op basis van het vorenstaande vormt het aspect vervoer gevaarlijke stoffen geen risico voor het plangebied van dit bestemmingsplan.
- 3. Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.
- 4. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige re-denen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzon-deringen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen (meer dan 50) personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een bruto-vloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwets-baar object zijn aangemerkt.
- 5. De oppervlakte van de winkel bedraagt ongeveer 830 m2, en het betreft geen complex van minimaal 5 winkels, een supermarkt, een hypermarkt of een warenhuis. Hierdoor valt de keukenstudio de Looff onder artikel 1.a.2.d, winkel, niet vallende onder onderdeel m, onder c.
- 6. Risico-inventarisatie wegtransport gevaarlijke stoffen Zeeland, Adviesgroep AVIV BV, februari 2006.
3.2.3 Leidingen en telecommunicatieverbindingen
Uit informatie van het Kabel- en leidinginformatiecentrum (oriëntatiemelding) is gebleken dat in en in de directe omgeving van het plangebied geen planologisch relevante solitaire leidingen en geen leidingstroken, hoogspanningsverbindingen en optisch vrije paden voor telecommunicatieverbindingen aanwezig zijn. Dit betekent dat er geen belemmeringen zijn voor de in het plangebied aanwezige functies.
Hoofdstuk 4 Toelichting Op De Bestemmingsregeling
4.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Deze wet vormt het wettelijk kader voor het bestemmingsplan. Vanaf 1 januari 2010 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Het gaat om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen, Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB's) en structuurvisies. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Tevens worden deze plannen en verordeningen digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en medeoverheden.
Een vergelijkbaar ruimtelijk plan is opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen, editie 2008 (SVBP2008), die is verankerd in het Bro.
Daarnaast is in de nieuwe Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelregel.
Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2008.
4.2 Opzet Bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (plankaart en planregels) in dit bestemmingsplan is het volgende van belang.
Planvorm
Gelet op de planopgave (consolidatie gebruik en functies, actualisering regeling), praktische overwegingen (toetsing bouwaanvragen), toegankelijkheid en inzichtelijkheid voor de burger en rechtszekerheid is gekozen voor een gedetailleerde opzet van de bestemmingsregeling (plankaart en planregels).
Opzet verbeelding
Bestemmingen
Op de verbeelding wordt per perceel aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. In bepaalde gevallen vloeit dit reeds direct uit de bestemming voort. Zo mogen op de gronden met de bestemmingen "Groen" en "Verkeer" in het algemeen geen gebouwen worden opgericht (met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen). In andere gevallen geeft een oppervlaktemaat in de planregels de mate aan waarin er mag worden gebouwd.
Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals B voor "Bedrijf", GD voor "Gemengd" en W voor "Wonen".
Op het renvooi van de analoge verbeelding wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. De volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde van de planregels (alfabetisch). Tevens wordt in een onderhoek op de analoge verbeelding de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven.
Aanduidingen
Kleine letters tussen haakjes direct achter de bestemming geven een aanduiding aan waarmee binnen een bestemming een specifiek gebruik wordt aangegeven (functieaanduiding), zoals (nv): uitsluitend voor nutsvoorzieningen. Verder wordt gebruik gemaakt van bouwaanduidingen, waarmee specifieke bouwregels worden bepaald. Deze bouwaanduidingen worden tussen rechte haken, cursief weergegeven. W[aeg] staat voor de bestemming "Wonen" waarbij de woningen uitsluitend aaneengebouwd mogen worden gerealiseerd. Ten slotte worden maatvoeringsaanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogte en bouwhoogte), het maximale bebouwingspercentage en het maximum aantal wooneenheden.
Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2008. Omdat het aantal aanduidingen in SVBP2008 echter beperkt is en niet alle functies die aanwezig zijn omvat, is een aanvullende aanduiding gebruikt.
Opzet planregels
Overeenkomstig SVBP2008 kent de indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen de volgende vaste volgorde.
- In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
- In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelregel, een procedureregel , dan wel regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene ontheffings- of wijzigingsbevoegdheden.
- Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- ontheffing van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- ontheffing van de gebruiksregels;
- aanlegvergunningen;
- wijzigingsbevoegdheden.
Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
4.3 Gehanteerde Bestemmingen
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde bestemmingen en wat binnen deze bestemmingen is toegestaan met betrekking tot gebruik en bouwen.
Artikel 3 Bedrijf
Alle legaal aanwezige bedrijven (niet zijnde agrarische bedrijven, detailhandels- en horecabedrijven) in het plangebied zijn bestemd tot Bedrijfsdoeleinden. Dit houdt in dat de huidige activiteiten kunnen worden voortgezet en de bestaande bebouwing kan worden gehandhaafd.
Ter voorkoming van overmatige hinder is de toelaatbaarheid van (nieuwe) bedrijven gekoppeld aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". Alleen bedrijven die voorkomen in categorie A en B1 van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten kunnen worden toegestaan (zie ook paragraaf 3.1 en bijlage 2). In het plangebied zijn alleen bedrijven aanwezig uit de categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Binnen deze categorie gaat het om bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
Voor het benzinestation met lpg punt en ook voor het keukencentrum aan de Laan der Verenigde Naties zijn specifieke aanduidingen opgenomen, waardoor beide functies op de desbetreffende locatie ook mogelijk zijn gemaakt. Voor het keukencentrum zijn de voorwaarden uit de eerder verleende vrijstelling ex art. 19.3 WRO gevolgd:
- de maximale oppervlakte is 830 m²;
- ter plaatse mogen volumineuze goederen verkocht worden;
- ter plaatse is ondergeschikte detailhandel in doe-het-zelfproducten toegestaan.
Ondergeschikt betekent hier dat de detailhandel in doe-het-zelfproducten ten hoogste 10 % van de omzet van het bedrijf mag beslaan.
Binnen de planregels is opgenomen dat per bedrijf maximaal één bedrijfswoning is toegestaan. De oppervlakte van de bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 200 m² en de inhoud hiervan ten hoogste 750 m³.
Verder is ten aanzien van de opslag van goederen een aantal regels opgenomen uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit.
Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen binnen de bestemming, waarbij de bedrijven kunnen worden omgezet in woningen. Hieraan is wel een aantal voorwaarden verbonden.
Artikel 4 Detailhandel
De detailhandelsbedrijven zijn bestemd tot Detailhandel, met dien verstande dat deze detailhandel zich alleen op de begane grond mag vestigen. Voor de supermarkt gelegen aan de Euromarkt is een aanduiding opgenomen.
Op de eerste verdieping (tweede bouwlaag) en hoger is uitsluitend wonen toegestaan. Om in bepaalde gewenste gevallen wel toe te staan dat op deze lagen detailhandel is toegestaan, is een ontheffingsbevoegdheid opgenomen. Binnen de bestemming is op alle bouwlagen wonen toegestaan, waardoor bij eventuele opheffing of verplaatsing van detailhandel ter plaatse direct woningen toelaatbaar zijn.
Het benzinestation is bestemd tot Detailhandel-Verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg. Binnen deze bestemming is het tevens beperkte detailhandel toegestaan en het exploiteren van een autowasstraat.
Artikel 5 Gemengd
De bedrijven aan het Europaplein zijn Gemengd bestemd. Binnen deze bestemming zijn detailhandel en horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan.
In het bestemmingsplan Griffioen is een afwijkende Staat van Horeca-activiteiten opgenomen ten opzichte van eerdere bestemmingsplannen. In de hierop volgende bestemmingsplannen zal deze beleidslijn worden voortgezet.
In deze Staat van Horeca-activiteiten wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën van horeca-activiteiten: (1) lichte horeca, (2) middelzware horeca, (3) zware horeca. Binnen de lichte horeca is een onderscheid gemaakt naar: (1a) horeca die vergelijkbaar is met detailhandel, (1b) restaurants en (1c) lichte horeca met een verkeersaantrekkende werking (voor een nadere beschrijving van en toelichting op deze horeca categorieën wordt verwezen naar bijlage 3). Gelet op de aard van het gebied is gekozen voor het toestaan van horeca-activiteiten tot ten hoogste categorie 1c. De gezamenlijke nettogebruiksruimte van horecabedrijven is echter wel beperkt tot 450 m².
Binnen de bestemming zijn de bouwhoogtes op de verbeelding vastgelegd. Op de tweede bouwlaag en hoger is een ander gebruik dan wonen niet toegestaan.
Artikel 6 Groen
Al het bestaande structurele groen is bestemd tot Groen. In de bestemmingsomschrijving is voorts bepaald dat de bestemmingen mogen worden gebruikt voor speelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.
Binnen de bestemming is een specifieke aanduiding opgenomen waardoor het mogelijk is om in de Olmenlaan ten behoeve van de ontsluiting van percelen een oprit te realiseren in de bestemming Groen.
Binnen deze bestemmingen kunnen voor nutsvoorzieningen worden gebouwd met een oppervlakte en bouwhoogte van ten hoogste 15 m² respectievelijk 3 meter.
Artikel 8 Maatschappelijk
De bestemming Maatschappelijk is toegekend aan scholen, kerken en bejaardencentra. Tevens is per maatschappelijke voorziening één dienstwoning toegestaan. Vanwege de beoogde flexibiliteit zijn op de plankaart binnen diverse bouwvlakken binnen de bestemming bebouwingspercentages opgenomen. Hierdoor is (beperkte) uitbreiding of andere situering van deze functies mogelijk. Voor de begraafplaats en het woon-zorgcomplex zijn specifieke aanduiding en opgenomen. Voor het woonzorgcentrum Eben Haezer is in de gebruiksregels voor het woonzorgcentrum opgenomen dat ondergeschikte detailhandel en horeca is toegestaan.
Artikel 9 Sport
De sportvoorzieningen binnen het plangebied zijn als zodanig bestemd. Het betreft de sportvelden behorende bij de CSW gelegen aan de Elzenlaan.
Artikel 10 Tuin-1
De voortuinen die bij de verschillende andere bestemmingen horen (zoals Wonen en Detailhandel) zijn bestemd tot Tuin. Deze bestemming is ook voor de achtertuinen in de 'Bomenbuurt' toegepast. In deze buurt is bij de achtertuinen sprake van een bijzondere overgang van privé naar openbaar gebied.
Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Daarnaast is een ontheffingsbevoegdheid opgenomen om erkers in de voortuinen mogelijk te maken.
Artikel 11 Tuin-2
Deze bestemming is specifiek bedoeld voor woningen waarbij het groene karakter van de wijk stedenbouwkundig bepalend is en behouden dient te blijven. Dit betreft de villabuurten in de Griffioen, de woningen aan de Van Kleffenlaan. Daarnaast hebben enkele grotere woonpercelen verspreid door het plan ook deze bestemming. Binnen deze bestemming zijn bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Deze bestemming biedt de mogelijkheid om bijgebouwen te realiseren van ten hoogste 7 m². Op percelen met vrijstaande woningen is het toegestaan om binnen deze bestemming gebouwen te realiseren van ten hoogste 12 m².
Voor de gestapelde woningen aan de Olmenlaan is een specifieke aanduiding opgenomen die het toelaat om parkeervoorzieningen te realiseren op eigen terrein.
Artikel 12 Verkeer
De openbare wegen, voet- en fietspaden in het plangebied zijn bestemd tot Verkeer. Binnen deze bestemming zijn tevens groenvoorzieningen toegestaan. In de bestemmingsomschrijving is voorts bepaald dat de bestemmingen mogen worden gebruikt voor geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeren.
Binnen deze bestemmingen kunnen voor nutsvoorzieningen gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte en bouwhoogte van ten hoogste 15 m² respectievelijk 3 meter.
Artikel 13 Water
De bestemming Water is toegepast bij de structurele waterlopen in het gebied die ook als zodanig behouden dienen te blijven. Andere ondergeschikte watergangen die in het plangebied aanwezig zijn, zijn niet specifiek bestemd.
Artikel 14 Wonen
De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor het wonen en bijbehorende erven, toegangs- en achterpaden. Er is een onderscheid gemaakt in afzonderlijke bestemmingen Wonen en Tuin. Hierdoor is sprake van een rustiger kaartbeeld en wordt een duidelijk onderscheid gemaakt in de delen van de woonpercelen waarop bebouwing mogelijk is (bebouwingsvlakken en (achter)erven) en de delen waarop geen of nauwelijks bebouwing mogelijk is (voortuinen).
Zelfstandige garageboxen en bergingen, die niet op het erf bij een woning staan, hadden in de verschillende bestemmingsplannen binnen de gemeente Middelburg een eigen bestemming. In de SVBP komt deze bestemming niet meer voor. Besloten is om de functie met een aanduiding onder te brengen bij de bestemming Wonen. Met de aanduiding is bepaald dat de gronden uitsluitend mogen worden gebruikt voor garages en bergplaatsen.
Door middel van het bouwvlak is aangegeven waar in hoofdzaak hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen (binnen het bouwvlak) of uitsluitend bijgebouwen (erf, buiten het bouwvlak) zijn toegestaan.
Ten behoeve van de regeling inzake bebouwing op een woonperceel is nagegaan welke ruimtelijke kenmerken op de plankaart aangegeven moeten worden en in de bestemmingsregeling moeten worden verwerkt. Daarbij is het volgende van belang.
De bebouwingstypologie (aaneengebouwd, gestapeld, twee aaneen of vrijstaand) is op veel plaatsen vastgelegd. Waar sprake is van een afwisselende bebouwingstypologie is dit niet vastgesteld. Verandering hierin wordt in beginsel niet voorgestaan (mogelijk via ontheffing). Nieuwe woningen zijn ook via deze ontheffing toelaatbaar te stellen. Gestapelde woningbouw is in verband met het meer ingrijpende karakter hiervan, gebonden aan een wijzigingsbevoegdheid.
Dakopbouwen hebben veelal verhoging van de goothoogte tot gevolg. Hiervoor is een ontheffingsregel opgenomen, waarbij afstemming op de woonbuurt als voorwaarde is opgenomen.
De ligging van rooilijnen is vastgelegd door een bebouwingsvlak voor het hoofdgebouw op de plankaart aan te geven. In de regeling zijn voorts regels opgenomen inzake de vereiste afstand van uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw.
De oriëntatie van woningen vloeit voort uit de ligging van voortuinen die als zodanig op de plankaart zijn aangeduid.
De achtererven zijn zo veel mogelijk als bebouwbare delen van het woonperceel aangemerkt. In uitzonderingssituaties zijn in verband met bijvoorbeeld de ligging langs een watergang of een belangrijke langzaamverkeersroute, beperkingen opgenomen. De nieuwe regeling houdt overigens veelal een verruiming in ten opzichte van de vigerende bestemmingsregelingen;
Op de voorerven aan de Van Kleffenslaan geeft de stedenbouwkundige opzet aanleiding voor het realiseren van aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de voortuin. Voor deze situatie is een specifieke aanduiding (sw-1) opgenomen welke het toestaat om aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te realiseren.
Aangezien in het artikel diverse maatregelen zijn opgenomen die een arbitrair en / of algemeen karakter hebben en het wenselijk is om op incidentele situaties zorgvuldig te kunnen inspelen door afwijkingen toe te staan, zijn diverse ontheffingsbevoegdheden en een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarin zijn specifieke randvoorwaarden opgenomen als kader voor de toepassing van de ontheffings- of wijzigingsbevoegdheid.
Artikel 15 Wonen-Woonwagens
De woonwagens gelegen aan de Beneluxlaan hebben een aparte bestemming gekregen, aangezien de verschijningsvorm van woonwagens duidelijk afwijkt van woonhuizen. Binnen de aangewezen gronden zijn maximaal drie standplaatsen voor woonwagens mogelijk, overeenkomstig de huidige situatie.
Artikel 16 Waarde-Archeologie-1
Artikel 17 Waarde-Archeologie-3
De in deze artikelen aangegeven bestemmingen betreffen een zogenoemde dubbelbestemmingen. De dubbelbestemming is overeenkomstig de aanbeveling in SVBP2008 met een arcering op de plankaart weergegeven. De bestemming valt samen met een groot aantal andere bestemmingen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem.
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden / zones met een hoge archeologische verwachtingswaarde en door de WAD geselecteerde vindplaatsen en historische locaties.
Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Wonen) bouwvergunning kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een ontheffing. Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Een aanlegvergunning wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen ontheffing of aanlegvergunning noodzakelijk. Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor het veranderen van bouw- en bestemmingsvlakken in verband met het aantreffen (of door middel van archeologisch onderzoek aangetoonde afwezigheid) van archeologische waarden.
Artikel 19 algemene aanduidingsregels
De regeling met betrekking tot de molenbiotoop is in overleg met de provincie Zeeland tot strand gekomen. De huidige redactie is een standaard regeling voor bestemmingsplannen in Middelburg.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Handhaving
Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt echter vanzelf dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.
Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.
Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.
Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te ontstaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven.
Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.
Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
5.2.1 Betrokkenheid burgers en maatschappelijke organisaties
Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en de Middelburgse inspraakverordening worden ingezetenen van de gemeente en in de gemeente belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan betrokken.
Dit gebeurt op de manier zoals beschreven in de gemeentelijke Inspraakverordening. In deze verordening is bepaald dat de openbare voorbereidingsprocedure, geregeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing is. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan als gevolg van het wettelijk voorgeschreven vooroverleg aan diverse instanties verzonden.
De procedure ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan is als volgt verlopen. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 11 september 2009 tot en met 22 oktober 2009 ter inzage gelegen bij de vakbalie van de Dienst Ruimte in het Stadskantoor. Het plan was tijdens de genoemde periode tevens digitaal beschikbaar via de gemeentelijke website (www.middelburg.nl).
Gedurende de termijn van terinzagelegging konden inspraakreacties mondeling of schriftelijk naar voren worden gebracht. Van deze mogelijkheid is door 4 personen gebruik gemaakt.
1. J.T.H.M. van Hees, Kastanjelaan 11, 4334 CD Middelburg
- a. De beeldkwaliteit in het plangebied wordt in toenemende mate bedreigd door de om zich heen grijpende verschutting. In het plan dient daartoe een regeling opgenomen worden om verschutting tegen te gaan.
- b. Thans aanwezige belangrijke onderdelen van de groenstructuur worden in het voorontwerp niet of niet afdoende opgenomen en beschermd.
- c. Het deel dat direct aansluit bij het cultuurhistorisch belangrijke theehuisje bij huize De Griffioen is geheel als tuin bestemd terwijl daar ook een belangrijke wandelvoorziening ligt.
- d. De groenstructuur van deze buurt is weliswaar als openbaar groen bestemd, maar dit moet meer gedifferentieerd en gespecificeerd geregeld worden waarin de afzonderlijke elementen bestemd moeten worden.
- e. De groene long aan de zuidzijde van de Sandberglaan ontbreekt volledig.
Reactie gemeente:
- a. Een schutting is vaak een vergunningvrij bouwwerk. Het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken geeft aan in welke gevallen vergunningvrij een schutting kan worden gebouwd. Het is de gemeente niet toegestaan om op lokaal niveau te voorzien in een verbodsregeling in een bestemmingsplan voor bouwwerken die door de nationale wetgever als vergunningvrij zijn aangewezen.
- b. Overigens heeft het college op 26 januari 2010 besloten de Bomenbuurt in de wijk Griffioen aan te wijzen als gemeentelijk beschermd monument. Deze aanwijzing betekent niet, dat vergunningvrij bouwen niet langer mogelijk is. Wel betekent het, dat bijvoorbeeld slopen niet zondermeer mogelijk is en dat in de welstandsnota nadere eisen voor de Bomenbuurt opgenomen zullen worden. Deze nadere eisen worden gebaseerd op het beeldkwaliteitsplan Bomenbuurt Griffioen.
- c. Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter waarin de bestaande groenvoorziening als openbaar groen is bestemd. Een nadere specificatie en het beschermen van onderdelen van een groenstructuur past niet in het kader van een bestemmingsplan. Hierin is wel voorzien door middel van het integraal opnemen van het Beeldkwaliteitsplan Griffioen in de toelichting van het bestemmingsplan.
- d. Het theehuisje bij Huize de Griffioen valt niet binnen het plangebied van het bestemmingsplan Griffioen, maar binnen het bestemmingsplan “Beschermd Stadsgezicht”.
- e. Het bestemmingsplankader regelt op hoofdlijnen de ruimtelijke inrichting van een gebied. Met de bestemming openbaar groen wordt de inrichting voldoende bepaald. Het deel met deze bestemming is specifiek aangegeven in situaties waarin sprake is van een bijzondere overgang van privé naar openbaar gebied of waarbij het groene karakter van de wijk bepalend is en behouden dient te blijven. Het is niet mogelijk om binnen de bestemming openbaar groen het groen zelf te specificeren. In het gemeentelijke Groenbeleidsplan ('Ruimte voor groen 2006-2016') is wel een nadere specificatie van de groenstructuur opgenomen.
- a. Aangenomen wordt dat hier wordt gedoeld op de westzijde van de Sandberglaan. Het groene gebied langs de Sandberglaan is op de plankaart opgenomen met de bestemmingen “T-2” (tuin) en “AW-L” (agrarisch met landschappelijke waarden). De rest van de groene long rond de Sandberglaan valt niet binnen het plangebied van dit bestemmingsplan en is om die reden niet op de plankaart opgenomen.
2. Werkgroep wandelvoorzieningen griffioen e.o p/a Kastanjelaan 11, 4334 CD Middelburg
In het oude plan was het mogelijk om een voetpad aan te leggen vanaf het Seispad over de schouwstrook langs de Westzijde van de Sandberglaan naar de kruising Sandberglaan/Laan der Verenigde Naties. In het nieuwe is deze mogelijkheid er niet.
Reactie gemeente:
De strook grond direct naast de Sandberglaan heeft de bestemming “Groen”. Binnen deze bestemming is de realisatie van voetpaden toegestaan.
3. Stichting Bomenbuurt Griffioen p/a Kastanjelaan 11, 4334 CD Middelburg
- a. Door de stichting is eerder verzocht om de bijzondere groenstructuur van de Bomenbuurt vast te leggen en ook juridisch te beschermen. In het voorliggende ontwerp is hier geen aandacht aan geschonken.
- b. In de Elzenlaan ter hoogte van nr. 3 is een storende schutting aanwezig. Voorgesteld wordt om dit op te lossen door een strook ter breedte van een stoeptegel de bestemming openbaar groen te geven.
Reactie gemeente:
- a. Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karkater waarin de bestaande groenvoorziening ook als openbaar groen is opgenomen. Het bestemmingsplankader is niet het juiste instrument voor het opnemen en beschermen van differentiaties in beplanting binnen onderdelen van een groenstructuur. In het plan is al het bestaande structurele groen bestemd tot Groen. Voor het groen in de wijk Griffioen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit plan zal aan de toelichting van het bestemmingsplan worden toegevoegd.
- b. Overigens is in het gemeentelijke Groenbeleidsplan ('Ruimte voor groen 2006-2016') wel een nadere specificatie van de groenstructuur opgenomen. Het is niet mogelijk om in een bestemmingsplan stroken ter breedte van een stoeptegel aan te wijzen voor een specifieke bestemming. De plankaart heeft een dermate grote schaal, dat de afmeting van een stoeptegel niet op de plankaart aan te duiden is. Daarnaast is een vermindering van de breedte van het trottoir ongewenst en is het bestemmen van een dergelijke strook zonder effect als er geen aanleg en beheer van groen zal plaatsvinden.
4. Stichting De Cleene Hooge, Walcherseweg 250, 4334 NC Middelburg
- a. De beeldkwaliteit in het plangebied wordt in toenemende mate bedreigd door de om zich heen grijpende verschutting. In het plan dient daartoe een regeling opgenomen te worden om verschutting tegen te gaan.
- b. Thans in het plan aanwezige onderdelen van de groenstructuur worden niet of niet afdoende in het plan opgenomen, zoals de strook langs de Europalaan en langs de oostzijde van de vijver.
- c. Van de groene long langs de Sandberglaan is als gewaarborgd groen niets of vrijwel niets over.
Reactie gemeente:
- a. Een schutting is vaak een vergunningvrij bouwwerk. Het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken geeft aan in welke gevallen vergunningvrij een schutting kan worden gebouwd. Het is de gemeente niet toegestaan om op lokaal niveau te voorzien in een verbodsregeling in een bestemmingsplan voor bouwwerken die door de nationale wetgever als vergunningvrij zijn aangewezen. Overigens heeft het college op 26 januari 2010 besloten de Bomenbuurt in de wijk Griffioen aan te wijzen als gemeentelijk beschermd monument. Deze aanwijzing betekent niet, dat vergunningvrij bouwen niet langer mogelijk is. Wel betekent het, dat bijvoorbeeld slopen niet zondermeer mogelijk is en dat in de welstandsnota nadere eisen voor de Bomenbuurt opgenomen zullen worden. Deze nadere eisen worden gebaseerd op het beeldkwaliteitsplan Bomenbuurt Griffioen.
- b. De genoemde stroken zijn in het plan bestemd als Groen. In het plan is het bestaande structurele groen bestemd tot Groen.
- c. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. In ieder geval is langs de Sandberglaan een strook groen bestemd als “tuin” en is daarnaast voor een strook groen de bestemming “agrarisch met landschappelijke waarden” opgenomen. Dit nieuwe bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat zoveel mogelijk de bestaande situatie wordt overgenomen. Dit is ook gedaan langs de Sandberglaan.
5. Stichting Speelhof Hoogerzael, Seisweg 83, 4334 AE Middelburg
Door de stichting wordt naar voren gebracht dat eerder is overeengekomen om een ontwerp onder de naam “LAND” gelegen tussen de Sandberglaan en de Seispark te realiseren. Met de gemeente is hiervoor afgesproken dat het voorontwerp LAND in het bestemmingsplan Griffioen volledig opgenomen zal worden.
Reactie gemeente:
De locatie voor “LAND” ligt slechts voor een deel binnen het plangebied van het bestemmingsplan Griffioen. Een deel van de gekozen locatie valt binnen het bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht. Dit deel van de locatie is bestemd als “groenvoorziening”. Binnen deze bestemming is de realisatie van groen, aanleg van speelvoorzieningen en wandelpaden toegestaan, zodat voor dit deel de aanleg van “LAND” mogelijk is.
Het ligt niet in de rede de begrenzing van het plangebied aan te passen. Het bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht is opgesteld aan de hand van de aanwijzing tot Beschermd Stadsgezicht voor het centrum van Middelburg. De daarbij gehanteerde begrenzing is basis geweest voor begrenzing van het bestemmingsplan “Beschermd Stadsgezicht”. De aanwijzing van een Beschermd Stadsgezicht vindt plaats door een besluit van het ministerie. De gemeente mag in de begrenzing van een beschermd stadsgezicht niet zelf wijzigingen aanbrengen.
Voor het deel dat binnen het plangebied van het bestemmingsplan Griffioen is gelegen, geldt dat de opgenomen bestemming (AW-L: agrarisch gebied met landschappelijke waarden), onvoldoende mogelijkheden biedt om “LAND” te realiseren.
In het ontwerpplan zal een meer passende bestemming aan dit gebied gegeven worden.
5.2.2 Overleg instanties ex artikel 3.1.1. Bro
Tijdens de inspraaktermijn is het voorontwerpbestemmingsplan Griffioen verstuurd voor het overleg ex artikel 3.1.1. Bro. De volgende organisaties en instanties hebben een reactie gegeven.
1. Provincie Zeeland, Directie Ruimte Milieu en Water, Postbus 165, 4330 AD Middelburg
- a. In artikel 20.1 worden alleen regels t.a.v. bebouwing binnen de molenbiotoop gegeven maar er dienen ook regels gegeven worden ten aanzien van beplanting.
- b. In artikel 20.1 b2 staat dat burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen indien de belangen van nieuwe bebouwing onredelijk worden geschaad. Dit is in strijd met de concept PRV die geen mogelijkheid biedt voor een ontheffing op dergelijke gronden.
- c. Artikel 4.5 maakt het mogelijk om de functie bedrijven te wijzigen in wonen. Gelet op het invloedsgebied en de veiligheidszone van het LPG tankstation dient dit te worden gewijzigd of geschrapt.
- d. In artikel 20.2 wordt een beperking opgelegd aan nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone van het LPG-station. Dit dient aangevuld te worden met kwetsbare objecten.
- e. Op basis van artikel 13 van het Bevi dient het bevoegd gezag aan te geven hoe zij het groepsrisico beheersbaar houdt.
Reactie gemeente:
- a. De regels zullen worden aangepast.
- b. De ontheffingsmogelijkheid zal uit de planregels worden geschrapt.
- c. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt niet uitsluitend voor het kleine deel van de bestemming “bedrijven” die binnen de veiligheidszone van het LPG-tankstation valt. Voor de andere bedrijven binnen het plangebied wil de gemeente de mogelijkheid behouden om de functie bedrijven te wijzigen in wonen. Deze wijzigingsbevoegdheid zal dan ook niet worden geschrapt. Wel zal een voorwaarde toegevoegd worden, dat deze bevoegdheid niet mag worden toegepast binnen de veiligheidszone van het LPG-tankstation.
- d. De regels zullen op dit punt worden aangepast.
- e. De toelichting zal op dit punt worden aangepast.
2. Veiligheidsregio Zeeland, Postbus 8016, 4330 EA Middelburg
- a. In de bestaande situatie is 1/8 deel van de HUBO-bouwmarkt gelegen binnen de PR10-6 contour. Geadviseerd wordt om in het bestemmingsplan de mogelijkheid uit te sluiten, dat in de toekomst andere kwetsbare objecten zich binnen deze contour kunnen vestigen.
- b. Conform hetgeen gesteld is in het Bevi dient het bevoegd gezag de omvang van het groepsrisico te verantwoorden. In het kader van deze verantwoording worden de volgende punten als relevant weergegeven:
- 1. De rampenbestrijding is vanuit de optiek van de brandweer ter zake van de bluswatercapaciteit, de bereikbaarheid als ook materieel en middelen op orde.
- 2. Omdat door omstandigheden toch escalatie kan optreden wordt geadviseerd om naar mogelijkheden te zoeken om het LPG-station (in de toekomst) te verplaatsen naar een locatie met een veel lagere bebouwings- en personendichtheid. Wettelijk is het toegestaan om een LPG-station in de nabijheid van een woonkern te hebben maar met de kennis van nu is het wenselijk is de nabijheid van een woongebied niet wenselijk.
- c. In het plangebied loopt een aangewezen route gevaarlijke stoffen. Uit het rapport van de AVIV waarnaar wordt verwezen blijkt dat het groepsrisico nagenoeg nihil is (minder dan 1%). Aanvullende maatregelen zijn daarom niet nodig.
Reactie gemeente:
- a. De oppervlakte van deze bouwmarkt is circa 800m2 en is daarmee op grond van het Bevi niet als kwetsbaar object aan te merken.
- b. Een verantwoording van het groepsrisico zal in de toelichting worden opgenomen, waarbij de opmerking met betrekking tot bluswatercapaciteit etc. zullen worden meegenomen. Verplaatsing van het LPG-tankstation is geen optie. Er zijn geen geschikte locaties voorhanden. Alle locaties voor tankstations langs de N57 zijn al vergeven.
- c. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
5.3 Financiële Uitvoerbaarheid
Gelet op het conserverende karakter van het plan, beoordeeld in relatie tot artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, behoeft voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld.