Griffioenstraat
Bestemmingsplan - Middelburg
Onherroepelijk op 26-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan
het bestemmingsplan Griffioenstraat van de gemeente Middelburg.
1.2 het bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GMLbestand NL.IMRO.0687.BPGRIGRF-OH99 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 verbeelding
de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan Griffioenstraat.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen, zijnde.
1.8 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wabo.
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.12 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.15 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.16 erfafscheiding
bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een erf of terrein.
1.17 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.18 groen
Het totaal aan parken, plantsoenen, bermen, boomvakken en overige beplanting.
1.19 maatvoeringsaanduiding
alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen.
1.20 peil
voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg.
1.21 wonen
de huisvesting van personen die zelfstandig, of nagenoeg zelfstandig dan wel onder geringe en vrijblijvende begeleiding plaatsvindt.
1.22 woning
een complex van ruimten, dat krachtens zijn indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.23 wonen gestapeld
Een woning deel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden worden gebruikt.
1.24 zorgwoning
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouw en installatie en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 verschillende goothoogten van een bouwwerk
indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.6. over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
- a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
- b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplantingen;
- b. bermen;
- c. bruggen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. voet- en fietspaden;
- h. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. per bestemmingsvlak is toegestaan ten hoogste 5% te gebruiken voor parkeervoorzieningen.
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd (GD) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kantoorruimte van ten hoogste 100 m²;
- b. groepswoningen;
- c. ondersteunende voorzieningen op het gebied van zorg en welzijn;
- d. woningen;
- e. welzijnsactiviteiten;
- f. zorgvoorzieningen;
- g. zorgwoningen;
- h. bijbehorende erven, tuinen, parkeervoorzieningen en ontsluitingspaden.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplanting;
- b. bermen;
- c. fiets- en voetpaden;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. parkeerplaatsen;
- f. watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins;
- g. wegen met ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. bijbehorende erven, tuinen, parkeervoorzieningen en ontsluitingspaden.
7.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Maten en bouwgrenzen
- a. Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
- 1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.2 Berging
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken voor het toestaan van een berging ter plaatse van de Wro-zone - afwijkingsgebied, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de berging ten hoogste 200 m² bedraagt;
- b. de bevoegdheid tot afwijken niet tot gevolg heeft dat het een onverantwoorde stedenbouwkundige en architectonische inpassing ontstaat;
- c. bevoegdheid tot afwijken wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsregels
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Griffioenstraat'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
Woongoed Middelburg en Zorgstroom willen twee appartementengebouwen realiseren aan de Griffioenstraat op het westelijk deel van het sportterrein van de Christelijke Scholengemeenschap Walcheren (vestiging CSW Van de Perre aan de Elzenlaan). Het initiatief van Woongoed betreft het realiseren van 30 koopappartementen. Zorgstroom wil 3 PG-Groepen, 30 zorgwoningen, 15 tijdelijke opvangplaatsen en een wijk-welzijnscentrum realiseren.
Fierloos Architecten hebben een massastudie en een ontwerp voor beide gebouwen gemaakt. Het kwaliteitsteam van de gemeente Middelburg staat positief tegenover dit ontwerp.
De gemeente Middelburg wil medewerking verlenen aan dit initiatief. Doel van dit bestemmingsplan is dan ook het planologisch mogelijk maken hiervan.
1.2 Plangebied
Het plangebied maakt deel uit van de noordoostelijk in Middelburg gelegen wijk Griffioen. De Griffioenstraat bevindt zich redelijk centraal in de wijk Griffioen. De projectlocatie ligt in het verlengde van de Griffioenstraat en wordt globaal begrensd door de Domburgse Watergang, de Henry Dunantlaan (met de serviceflat de Middelburcht), het fietspad naast het OPDC Griffioen, de vrijstaande woningen aan de Hazelaarslaan en het scholencomplex aan de Elzenlaan (CSW Van de Perre). Figuur 1.1. geeft globaal de ligging en omgeving van het plangebied weer.
Figuur 1.1. Globale ligging plangebied
1.3 Vigerende Regeling
Voor de beoogde ontwikkeling is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. De voor de betreffende gronden geldende bestemmingsregeling is hiervoor immers niet toereikend. Voor het plangebied gelden op grond van het in januari 2011 vastgestelde bestemmingsplan Griffioen de bestemmingen Groen en Sport. In figuur 1.2. is een uitsnede van dit bestemmingsplan opgenomen.
Figuur 1.2. Uitsnede bestemmingsplan Griffioen
1.4 Leeswijzer
De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:
- hoofdstuk 2 gaat in op de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied;
- hoofdstuk 3 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan het beleidskader;
- in hoofdstuk 4 is het voorgenomen project beschreven;
- hoofdstuk 5 gaat in op de juridische planbeschrijving;
- in hoofdstuk 6 is in gegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijke En Functionele Aspecten Plangebied
2.1 Ruimtelijke Structuur En Opbouw
Het plangebied ligt centraal in de wijk Griffioen aan de zuidkop van de Griffioenstraat te midden van voorzieningen en nabij woningen. Het omvat het westelijk deel van het sportterrein van het aan de Elzenlaan gelegen schoolcomplex van CSW Van de Perre. Het oostelijk deel van het sportterrein en de schoolbebouwing blijven behouden en maken geen deel uit van het plangebied.
Het plangebied is direct bereikbaar via de Griffioenstraat. De westelijk van het plangebied gelegen rondweg Laan der Verenigde Naties (op een afstand van circa 50 meter) en de Europalaan-Berkenlaan-Olmenlaan vormen de belangrijkste aanvoerwegen. Langs de rand van het plangebied zijn langzaam verkeersverbindingen in het groen aanwezig, waaronder een verbinding met de Henry Dunantlaan.
Het plangebied wordt in belangrijke mate geflankeerd door relatief middelhoge en hoge bebouwing. De CSW-bebouwing aan de oostzijde is grotendeels 14 meter en deels 19 meter hoog. Het OPDC Griffioen aan de noordzijde heeft een bouwhoogte tot circa 11 meter. En de westelijk van het plangebied gelegen serviceflat de Middelburcht bestaat uit 9 bouwlagen (bovenste laag ligt iets terug met onder meer het restaurant erin).
Daarachter en meer noordelijk, aan de Henry Dunantlaan, zijn nog twee basisscholen en een gymzaal aanwezig. Grenzend aan de noordoostzijde van het plangebied bevinden zich de vrijstaande woningen van de Hazelaarslaan. Aan de Hazelaarslaan grenst één vrijstaande woning direct aan het plangebied. Dit betreft een splitlevelwoning met één tot twee bouwlagen en kap.
Het plangebied is rondom ingepakt met bomen en struiken en door de schoolbebouwing van het CSW Van de Perre.
Het gebied aan de zuidwestzijde van het plangebied met de Domburgse Watergang en het Amaliapark is onbebouwd en heeft een groen karakter.
In figuur 2.1. is een luchtfoto van het plangebied en de omgeving opgenomen.
Figuur 2.1. Luchtfoto plangebied en omgeving
2.2 Functionele Analyse
2.2.1 Wonen en voorzieningen
De directe omgeving van het plangebied bestaat voornamelijk uit woningen en maatschappelijke voorzieningen: een serviceflat, 4 scholen en een gymzaal en bijbehorende terreinen met onder andere ontsluitings- en parkeervoorzieningen.
2.2.2 Groen
Aan de randen van het plangebied is veel opgaand groen aanwezig, ter afscherming van het sportveld. Aan de overzijde van de Domburgse watergang ligt het nieuwe sportveld van de CSW, het Amaliapark en daarachter het sportpark Voorborch.
2.2.3 Verkeer en parkeren
Verkeer
De Griffioenstraat wordt uitsluitend gebruikt door bestemmingsverkeer van de OPDC en verkeer naar de aangrenzende straatjes Doornlaan en Hazelaarslaan. Fietsers kunnen aan het eind van de Griffioenstraat doorsteken naar de Henry Dunantlaan. De Griffioenstraat sluit aan op de buurtontsluitingsweg Europalaan/Berkenlaan en loopt verder door naar de Seisweg. Via de Europalaan komt men op de rondweg, Laan der Verenigde Naties.
Parkeren
Aan het eind van de Griffioenstraat ligt een kleine parkeervoorziening voor de OPDC (deze voorziening bestaat uit 6 parkeerplaatsen). Deze parkeerplaatsen worden in het nieuwe plan gecompenseerd. Verder kan langs de straat worden geparkeerd, net als in de Doornlaan, de Hazelaarslaan en straten in de omgeving. Personeel van de CSW heeft een iets grotere parkeervoorziening aan de Elzenlaan (16 parkeerplaatsen haaks op de weg). Aan de Henry Dunantlaan ligt naast de gymzaal een kleine parkeervoorziening (9 parkeerplaatsen haaks op de weg) en aan het eind van de straat net na de fietsdoorsteek naar de Griffioenstraat ligt de parkeervoorziening van serviceflat de Middelburcht (ongeveer 45 parkeerplaatsen en 36 garageboxen).
2.3 Cultuurhistorie
2.3.1 Inleiding
Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Zij pleit voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie, dus (onder meer) monumenten en archeologie gezamenlijk, in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De verwachting daarbij is dat overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijke ontwerpers er toe aangezet worden om de waarde van het cultureel erfgoed als kans te zien bij de ontwikkeling van gebieden en het realiseren van economische en maatschappelijke doelen. (www.cultureelerfgoed.nl )
Sinds 1 januari 2012 is het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan enkele maatregelen uit de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg die op 28 september 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Met dit besluit is het verplicht geworden om cultuurhistorische waarden vooraf in het proces van ruimtelijke ordening te verankeren. Sinds de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) in 2007 is dit al een feit voor archeologische waarden. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden komt bij de gemeente te liggen. Dit houdt in dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houdt met zowel de aanwezige ondergrondse als de bovengrondse cultuurhistorische waarden. Voorafgaande daaraan moeten gemeenten een inventarisatie en analyse maken van de cultuurhistorische waarden.
In lijn met de MoMo neemt de gemeente Middelburg voortaan in haar bestemmingsplannen een integrale paragraaf Cultuurhistorie op. Hierin wordt voor het plangebied van het betreffende bestemmingsplan een inventarisatie en een analyse van de aanwezige cultuurhistorische waarden gepresenteerd. Aan deze inventarisatie zullen / kunnen consequenties ten opzichte van het vaststellen van een dubbelbestemming cultuurhistorie en / of archeologie verbonden worden.
Voor onderhavig bestemmingsplan Griffioenstraat wordt in onderstaande paragrafen eerst de inventarisatie en analyse van (gebouwde) monumenten gepresenteerd, vervolgens die van de archeologische waarden en tenslotte van de “overige cultuurhistorische waarden”.
2.3.2 Monumenten
Bij cultuurhistorische waarden aangaande gebouwd erfgoed gaat het over de positieve waardering van bouwsporen, objecten, patronen, structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
Door wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Voor het bestemmingsplan Griffioenstraat is een analyse verricht naar de aanwezige cultuurhistorische waarden. Daar zijn conclusies aan verbonden die in dit bestemmingsplan worden verankerd. Om een indicatie te krijgen voor een bouwhistorische verwachting is een bouwhistorische waardenkaart opgesteld met een indicatie naar de te verwachten nog aanwezige bouwhistorische kwaliteiten.
Onderzoek
Naar aanleiding van het voorligende bestemmingsplan heeft de ambtelijke dienst veldonderzoek uitgevoerd en een beperkte bureaustudie uitgevoerd naar de te verwachten bouwhistorische waarden in het gebied.
In dit kader is de gebouwde omgeving bezocht en geanalyseerd. Er zijn in het onderzochte plangebied geen gebouwen aangetroffen met bouwhistorische kwaliteiten. Hieronder is een uitsnede uit de bouwhistorische waardenkaart opgenomen.
Figuur 2.2. Uitsnede Bouwhistorische waardenkaart
Conclusie
De conclusie van het onderzoek is dat de kans erg klein is dat in het plangebied (nog) bouwhistorische waarden aanwezig zijn.
2.3.3 Archeologie
Beleidskader
In Europees verband is het zogenoemde “Verdrag van Malta” tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit meewegen te laten plaatsvinden wordt, naast de bestaande regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald.
De provincie Zeeland en gemeente Middelburg streven naar een versterking van de relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening. In de geest van het Verdrag van Malta is in 2007 een wijziging van de monumentenwet 1988 in de vorm van de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) van kracht geworden. Een belangrijk onderdeel van de WAMZ is dat de verantwoordelijkheid voor het cultureel erfgoed bij de gemeenten komt te liggen. In de WAMZ wordt geregeld dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Volgens de wet kan in het belang van de archeologische monumentenzorg bij een bestemmingsplan worden bepaald dat de aanvrager van een aanleg- en bouwvergunning een rapport dient over te leggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Vooruitlopend op de WAMZ hebben de Walcherse gemeenten een eigen archeologiebeleid geformuleerd en vastgesteld in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren 2006, die in 2008 is geëvalueerd in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren evaluatie 2008. Deze laatste nota schrijft nu het vigerende archeologiebeleid binnen de gemeente Middelburg voor, waardoor het provinciale archeologiebeleid op de tweede plaats komt. Om ervoor te zorgen dat het Nederlandse archeologisch erfgoed wordt beschermd en er bij ruimtelijke afwegingen rekening wordt gehouden met archeologische waarden, is vanuit het Rijk een Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) opgemaakt, waarin alle bekende archeologische waarden zijn opgenomen. Terreinen van archeologisch belang of waarde zijn vastgelegd op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Om een indicatie te krijgen voor een archeologische verwachting is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld in de vorm van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Beide kaarten, naast enkele historische kaarten, liggen aan de basis van de Walcherse archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart 2008. De vrijstellingsregeling behorende bij het Walchers archeologiebeleid gaat uit van deze laatste kaart.
Onderzoek
Naar aanleiding van het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan heeft de Walcherse Archeologische Dienst een beperkte bureaustudie uitgevoerd naar de te verwachten archeologische waarden in het gebied. Hieruit is gebleken dat het plangebied in 2006 onderwerp van een archeologisch bureauonderzoek is geweest. Het rapport van dit onderzoek uitgevoerd door SMA heeft de titel: Rapport Archeologisch Bureauonderzoek, Plangebied Elzenlaan te Middelburg, gemeente Middelburg. Deze vormt een separate bijlage bij dit bestemmingsplan. In het kader van dit onderzoek zijn verschillende oude kaarten geraadpleegd en is gebleken dat het plangebied in ieder geval sinds de 17e eeuw onbebouwd is geweest.
Uit de geraadpleegde bodemkaart uit 1953, gemaakt door Bennema en Van der Meer, blijkt dat het plangebied in een poelgebied ligt. In dit soort gebieden is in de regel onderliggend veen aanwezig, waarvan in de top resten kunnen worden verwacht uit de IJzertijd en de Romeinse tijd. Volgens dezelfde kaart blijkt echter dat de kans groot is dat ter hoogte van het plangebied het onderliggend veen door moernering is verdwenen.
Zodoende is de conclusie van het onderzoek dat de kans erg klein is dat in het plangebied (nog) archeologische waarden aanwezig zijn.
De conclusie is dan ook dat er geen archeologisch vooronderzoek meer nodig is. Alle bodemingrepen in het plangebied zijn daarom vrijgesteld van archeologisch onderzoek. In het bestemmingsplan Griffioenstraat hoeft daarom ook geen dubbelbestemming archeologie opgenomen te worden.
Advies over bovenstaande vrijstelling kan ingewonnen worden bij de Walcherse Archeologische Dienst.
2.3.4 Overige cultuurhistorische waarden
Bij het raadplegen van de oude kaarten viel op de kadasterkaart uit 1832 wel op dat langs de noordgrens van het plangebied (links in onderstaande afbeelding) een weggetje heeft gelopen, dat de naam Het Middelburgs wegje had. De huidige Griffioenstraat volgt nog het verloop van dit weggetje. De huidige Griffioenstraat en het voetpad tussen de Middelburcht en het plangebied volgen nog het verloop van dit weggetje.
De ligging van de Domburgse watergang is een historisch gegeven, deze is nog steeds intact en maakt onderdeel uit van de waterhuishouding van Walcheren. Deze dient in de huidige staat behouden te blijven.
2.4 Water
Inleiding
De watertoets, ingevolge het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro), maakt deel uit van de ruimtelijke onderbouwing die in het kader van een voorgenomen bestemmingsplanwijziging wordt opgesteld. De bestemmingsplanwijziging is noodzakelijk om de bouw van twee appartementengebouwen aan de Griffioenstraat mogelijk te kunnen maken.
Het plan voorziet in de bouw van 2 appartementsgebouwen met een totaal dakoppervlak van circa 1800 m2 en de aanleg van een rijbaan met aanliggende parkeerplaatsen van circa 4.000 m2.
Bij de bouw van de appartementsgebouwen wordt het principe van Duurzaam Bouwen (DuBo) toegepast. Dit houdt in dat er geen koper, zink, uitlogende materialen worden toegepast bij de bouw.
De ontsluiting vindt plaats via de Griffioenstraat.
Begin november heeft overleg plaats gevonden met waterschap Scheldestromen over de invulling van de watertoets. Voor de watertoets zijn de onderstaande aspecten beoordeeld.
Waterkansenkaarten
Op basis van de provinciale waterkansenkaarten kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een hoog inspanningsniveau om op de locatie bebouwing te realiseren.
De waterkansenkaart toont aan dat het een aandachtsgebied is voor de waterhuishouding, dat er geen infiltratie mogelijk is, dat de zettingsgevoeligheid sterk is en er zeer geringe zoute kwel voorkomt. Dat wil zeggen dat er extra maatregelen moeten worden getroffen om bebouwing mogelijk te maken. Daarom worden hier de volgende thema's besproken:
- 1. wateroverlast vanuit oppervlaktewater;
- 2. infiltratie;
- 3. zettingsgevoeligheid;
- 4. kwel;
- 5. grondwaterkwaliteit.
A. Wateroverlast vanuit oppervlaktewater
In het kader van het Waterbeheer 21e eeuw heeft het waterschap het regionale watersysteem getoetst aan de normen voor wateroverlast. Uitgaande van het nieuwe grondgebruik geldt de werknorm voor bebouwd gebied 1:100: dit betekent dat gebouwd gebied slechts mag inunderen bij een regenbui die statistisch gezien niet vaker dan één keer in de 100 jaar voorkomt. De toetsing geeft op hoofdlijnen inzicht op welke locaties sprake is van een hoger risico voor wateroverlast. Gebleken is dat het plangebied niet gevoelig is voor wateroverlast. Wateroverlast treedt pas op bij een waterpeil van NAP - 1,21 m. De locatie ligt in het peilgebied GPG454 waar, in de primaire waterlopen, een streefpeil geldt van NAP-1,85 m (zomerpeil) en NAP-2,00 m (winterpeil). De huidige maaiveldhoogte bedraagt NAP -1,00 m. De aansluitende rijbaanhoogte van de Griffioenstraat bedraagt N.A.P. - 0,60 m. De nieuwe rijbaan wordt aangelegd op gemiddeld NAP - 0,80 m met een bijbehorend bouwpeil van NAP - 0,60 m. De voorgenomen drooglegging/bouwpeil voldoet hiermee aan de TW-norm. Er zijn geen plannen bekend om het bestaande peilbesluit te wijzigen.
B. Infiltratie
Het gebied bevindt zich niet in een infiltratiegebied voor natuur en drinkwatervoorzieningen.
Volgens de provinciale waterkansenkaarten zijn er geen infiltratiemogelijkheden in de onmiddellijke omgeving. Dit heeft geen gevolgen voor de gevraagde functies.
C. Zettingsgevoeligheid
De zettingsgevoeligheid die als sterk wordt aangeduid wordt door de voorgestane bouw niet negatief beïnvloed.
D. Kwel
De geringe zoute kwel heeft geen invloed op de beoogde functies.
E. Grondwaterkwaliteit
De grondwaterkwaliteit wordt niet negatief beïnvloed.
Waterkeringen/Veiligheid
Het gebied bevindt zich niet in de invloedszone van waterkeringen.
Bodemdaling
De bodemdaling is hier niet van toepassing.
Grondwateroverlast
Grondwateroverlast is bij nieuwbouw door de huidige voorgestane bouw- en rioleringswijze niet aan de orde. Onder de te bouwen woningen zal bovendien een drainage worden aangelegd, die wordt aangesloten op de hemelwaterafvoer.
In de provinciale Verordening Waterhuishouding Zeeland wordt een ontwateringsdiepte van 0,70 m onder maaiveld als richtlijn genoemd. Bij de bouw van de appartementen wordt hiermee rekening gehouden.
Hoogteligging
De hoogteligging van het gebied wordt beïnvloed door de aansluiting op de Griffioenstraat.
Door de hoogteligging van het gebied te koppelen aan het wegpeil van de Griffioenstraat worden geen bijzondere hoogteverschillen gecreëerd.
Natte natuur
De westkant van het plangebied ligt net buiten de bufferzone van een waardevol en/of beschermd natuur- en landschapsgebied. Gelet op de omvang van het plan kan er van uitgegaan worden dat het plan geen consequenties heeft voor natuurgebieden. Er zijn verder geen andere aangewezen natuurgebieden in de omgeving. De aan het plangebied grenzende Domburgse watergang maakt deel uit van de natte ecologische verbindingszone.
Onderhoud waterlopen
De aanwezige sloten aan de noordkant van het plangebied vallen buiten de planvorming.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Het oppervlaktewater in het bestemmingsplan is permanent waterhoudend. De aangrenzende Domburgse watergang maakt deel uit van het oppervlaktewaterlichaam Scheldestroomgebied en valt onder het type zwakke brakke zoute wateren (M30). De Domburgse watergang maakt ook deel uit van de Waterschaps Ecologische Infrastructuur (WEI). Het water is voedselrijk en vergelijkbaar met het overige polderwater. Het ecologische ambitieniveau is laag. Er zijn geen knelpunten bekend over de waterkwaliteit.
Het streven van de gemeente is om het gebruik van uitlogende bouwmaterialen zoals lood en zink zo veel mogelijk te vermijden c.q. te beperken om zo de oppervlaktewaterkwaliteit te waarborgen. De Zeeuwse aannemers hebben een convenant Duurzaam Bouwen getekend. Particuliere opdrachtgevers krijgen van de gemeente een checklist die ze moeten beantwoorden en bij de bouwaanvraag moeten indienen. Op dit moment zijn de maatregelen nog niet in rechte afdwingbaar.
Verder wordt door de voorgestane afvoer van droogwaterafvoer (d.w.a.) en hemelwaterafvoer (h.w.a.) de oppervlaktewaterkwaliteit niet negatief beïnvloed.
Riolering/waterkwaliteit
In de huidige situatie is geen riolering aanwezig. Er wordt daarom een vrijvervalriolering aangelegd waarmee de d.w.a. wordt afgevoerd naar het gemengde. Het verhard oppervlak (dak en parkeerterrein) wordt niet aangesloten op deze riolering.
De aan te leggen weg en parkeerplaatsen worden uitgevoerd als een elementenverharding. Het regenwater wordt opgevangen in een h.w.a.-riolering. Deze h.w.a.-riolering loost rechtstreeks op de Domburgse watergang. Hiervoor wordt bij het waterschap Scheldestromen een vergunning aangevraagd. Bij de kavelsloot aan de noordkant zijn geen aanvullende maatregelen nodig.
Hergebruik van regenwater, in het zogenaamde grijswater-circuit, geniet echter de voorkeur boven directe lozing op de Domburgse watergang, maar is niet in rechte afdwingbaar. Er liggen in het plangebied geen persleidingen.
Volksgezondheid
Door de aanleg van riolering worden watergerelateerde ziekten geminimaliseerd
Verdroging
De verdroging is hier niet aan de orde.
Waterberging
De nieuwe ontwikkeling geeft, ten opzichte van het huidige gebruik, een vergroting van het verhard oppervlak. Dit vereist meestal dat de waterberging in het plangebied moeten worden aangepast.
De aanwezige sloten binnen het kantoorkavel worden voor het grootste deel in de nieuw aan te leggen waterpartijen opgenomen. Er ontstaat een toename van het verhard oppervlak van maximaal 5.800 m2. Rekening houdend met een regenbui van 75 mm houdt dit in dat er 435 m3 extra waterberging noodzakelijk is. Bij een toelaatbare peilstijging van 0,64 m impliceert dit een vergroting van het oppervlaktewater met circa 700 m2.
Na overleg met de gemeente is het waterschap akkoord gegaan met de door de gemeente extra aangelegde berging in de Sint Laurenswatergang.
Hier is 1.300 m2 extra waterberging aangelegd ten behoeve van aanleg van natuurvriendelijke oevers. De waterberging die het plan vraagt bedraagt 700 m2. Omdat de waterberging in hetzelfde stroomgebied (GPG454) ligt mag een deel van de 1.300 m2 aangelegde waterberging als compensatie dienen.
Daarnaast vraagt de waterbeheerder nadrukkelijk aandacht voor hergebruik van water in het bouwontwerp. Neerslagwater is van goede kwaliteit. Door het gebruik van regenwater (bijvoorbeeld in een zogenoemd grijswatercircuit) kan op het drinkwatergebruik worden bespaard. Regenwater kan nuttig worden gebruikt, bijvoorbeeld voor het doorspoelen van het toilet. Ook hieraan zal in het bouwplan aandacht moeten worden besteed. Vooralsnog wordt uitgegaan van rechtstreekse afvoer van hemelwater naar het slootje naast het plangebied (doorspoeling) en de Domburgse Watergang.
Waterschapswegen
Er vindt geen aansluiting plaats op een waterschapsweg.
2.5 Milieu
2.5.1 Milieuhinder en omliggende functies
Omliggende functies
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om tussen bedrijvigheid en gevoelige functies voldoende rekening te houden met milieuaspecten. Dit om ter plaatse van woningen een goed woon- leefklimaat te waarborgen en de bedrijfsvoering en milieuruimte van bedrijven niet onnodig te beperken.
In het bestemmingsplan Griffioen is de woonwijk aangemerkt als een gemengd gebied. Voor de directe omgeving van het plangebied is hier ook sprake van. Er bevinden zich namelijk onder andere diverse scholen, een serviceflat en woningen op korte afstand van elkaar. Voor gebieden met een gemengd karakter mag op basis van de brochure “bedrijven en milieuzonering” (VNG, 2009) een stap terug gegaan worden. Voor scholen (zowel basis- als voortgezet onderwijs) geldt een richtafstand van 30 meter. Door één stap terug te gaan in deze afstandstabel dient er een afstand te worden aangehouden van 10 meter tussen de twee te realiseren appartementengebouwen en de scholen.
Voor beide complexen wordt aan deze richtafstand van 10 meter voldaan.
Conclusie
Aan de gestelde eisen op grond van de Wet milieubeheer op de gevels van de appartementengebouwen wordt voldaan.
2.5.2 Geluid
Woningen zijn voor industrielawaai, verkeerslawaai en spoorweglawaai gevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh). Voor nieuw te bouwen woningen gelden voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden van de Wgh. Voor industrielawaai en spoorweglawaai zijn er geen geluidszones die lopen over de te ontwikkelen locatie. Voor wegverkeerslawaai is dat wel het geval.
Wegverkeerslawaai
De te ontwikkelen locatie ligt binnen de geluidszone van de Laan der Verenigde Naties. Op de overige wegen in nabijheid van het plan geldt een maximum snelheid van 30 km per uur en zijn daardoor niet gezoneerd.
In bijlage 1 is een rapportage van het voor voorliggende planontwikkeling uitgevoerde akoestisch onderzoek opgenomen. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op de gevels van de te ontwikkelen appartementengebouwen als gevolg van het verkeer op de Laan der Verenigde Naties overal aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt voldaan.
Als gevolg van de afstand tussen de wegen waarop een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt en de te ontwikkelen woongebouwen, de afscherming hier tussen en de geringe verkeersintensiteiten op die wegen blijft de geluidsbelasting als gevolg van die wegen onder de voorkeursgrenswaarde.
Wat betreft het aspect wegverkeerslawaai wordt geconcludeerd dat de Wet geluidhinder de functiewijziging niet in de weg staat en aanvullende maatregelen niet nodig zijn.
2.5.3 Bodem
Beleidskader
Sinds 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht. In dat besluit wordt uitgegaan van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Onderzoek en resultaten
In opdracht van de gemeente Middelburg is door SMA in 2006 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit bodemonderzoek vormt een separate bijlage bij dit bestemmingsplan. Uit dit bodemonderzoek blijkt dat de hypothese verdacht voor het hele terrein aangehouden dient te worden. Echter de verhoogde waarden zijn dusdanig laag dat er geen aanvullend onderzoek hoeft plaats te vinden.
Conclusie
De bodemkwaliteit is geschikt voor de beoogde functie.
2.5.4 Leidingen en telecommunicatieverbindingen
Planologisch relevante leidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd. Tevens dienen relevante zones te worden aangegeven, waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Daarnaast dienen optisch vrije paden in het bestemmingsplan te worden opgenomen.
In het plangebied voor de beoogde gebouwen lopen geen planologisch relevante leidingen. Wel zijn in het plangebied en omgeving diverse niet planologisch relevante leidingen (rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) aanwezig. Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs/in combinatie met aanwezige infrastructuur.
In het kader van de realisering van de appartementengebouwen zal tenminste drie werkdagen voor de aanvang van graafwerkzaamheden door degene die de graafwerkzaamheden uitvoert contact moeten worden opgenomen met het KLIC, waarbij dient te worden gemeld waar en wanneer wordt gegraven.
2.5.5 Externe veiligheid
Er zijn geen bronnen, zoals wegen en of bedrijven in de omgeving van de te ontwikkelen locatie waarvan het invloedgebied over de locatie loopt. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.
2.5.6 Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen.
Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 2.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 2.1. Grenswaarden
Besluit Niet in Betekenende Mate (NIBM)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- 1. een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
- 2. een project valt in een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden;
- 3. deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
De ontwikkeling van de twee appartementengebouwen is niet in betekenende mate en de Wet luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit
ter plaatse van het plangebied. Op basis de CNG kaarten voor 2010 blijkt dat de achtergrondconcentratie fijn stof PM 10 tussen 24 ìg/m3 bedraagt en stikstofdioxide (NO2 21 ìg/m3 bedraagt. De meest bepalende weg in de omgeving betreft de Laan der Verenigde Naties die op ruim 60 meter van de te ontwikkelen locatie ligt. Langs de Laan der Verenigde naties wordt op 5 meter uit de wegas aan de normen voldaan.
Conclusie
Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de Wlk de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
2.6 Ecologie
Regelgeving Flora- en faunawet
Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen.
Om de voorliggende ontwikkeling mogelijk te maken is in 2011 een quickscan flora en fauna uitgevoerd door Adviesbureau Wieland. Deze quickscan is opgenomen in een separate bijlage bij dit bestemmingsplan. De conclusies uit dit onderzoek zijn als volgt.
Conclusie
Gezien de huidige functie en staat van het terrein is geen ontheffing in kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Het terrein wordt intensief betreden en gemaaid. Het is daarom ongeschikt als leefgebied voor beschermde soorten. Indien het huidige beheer wordt voortgezet zullen er ook geen beschermde soorten in het plangebied komen.
Het gebied heeft geen nadelig effect op een Natura 2000 of EHS gebied.
De bouw van de appartementengebouwen is vanuit ecologisch oogpunt aanvaardbaar.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte
Met betrekking tot het nationaal beleid is de Nota Ruimte van belang. De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. In de nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; en borging van de veiligheid.
Economische vitaliteit is in de Nota Ruimte als belangrijk speerpunt opgenomen. Vitaliteit van het platteland moet worden versterkt door ruimte te geven aan het hergebruik van bebouwing en nieuwbouw in het buitengebied, vergroting en aanpassing van de toeristisch-recreatieve mogelijkheden.
In de Nota Ruimte wordt de provincie verantwoordelijk gesteld voor de verdeling van de ruimte voor wonen en werken over de gemeenten. Daarnaast vormt ook verhoging van de kwaliteit een hoofdpunt van beleid: voldaan moet worden aan de veranderende vraag naar woningen en woonomgevingen. Op intensief gebruik van ruimte en revitaliserings-, herstructurerings- en transformatieopgaven dient te worden ingezet. Ook de verantwoordelijkheid voor de basiskwaliteit van het landschap ligt bij provincies en gemeenten. "Ontwikkelen met kwaliteit" is voor ruimtelijke plannen één van de doelen.
Wonen
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. De nota stelt "ruimte voor ontwikkeling" centraal en gaat uit van het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet".
In de nota gaat het Rijk voor verstedelijking en economische activiteiten in steden en dorpen uit van de bundelingstrategie. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaand bebouwd gebied aanwezig is en wordt ruimte geboden aan de gemeente om te bouwen voor de eigen bevolkingsgroei. Het beleid richt zich op de ontwikkeling van voldoende geschikte vestigingsmogelijkheden voor voorzieningen in iedere regio.
Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor een voldoende en tijdige beschikbaarheid van ruimte voor wonen, werken en daarbij behorende voorzieningen.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Zeeland
Het Omgevingsplan Zeeland is het kader waarbinnen het nieuwe beleid voor de fysieke omgeving aan de orde komt.
Wonen
Het bieden van voldoende ruimte voor wonen vormt het uitgangspunt van het provinciale woonbeleid. Bundeling, zorgvuldig ruimtegebruik en het realiseren van kwaliteit en diversiteit staan daarbij centraal.
Het provinciaal ruimtelijk beleid gaat daarbij niet langer uit van een provinciale woningbouwprogrammering. Om beter tegemoet te kunnen komen aan de wensen van de consument, de woningbouwplanning flexibeler te maken en de productie te verhogen is met de provinciale woonvisie een beleid ingezet waarbij gemeenten meer vrijheid en verantwoordelijkheid krijgen voor de omvang, samenstelling en spreiding van hun bouwprogramma. Om zorgvuldig ruimtegebruik te concretiseren hebben gemeenten de taakstelling 50% van de woningbouwproductie binnen de grens van het bestaand bebouwd gebied te realiseren (inbreiding).
Aanvullend op de aangegeven randvoorwaarden is in de provinciale Woonvisie een aantal variabele woondoelen opgenomen, waar de provincie een actieve rol in wil vervullen. Het gaat daarbij om:
- stimuleren omvang en diversiteit van de nieuwbouw;
- aandacht voor bijzondere woonwensen (unieke projecten);
- zorgdragen voor kwetsbare groepen, zoals de aandachtsgroep, ouderen (zorgwoningen), starters en studenten, waarvoor het van belang is dat er voldoende keuzevrijheid op de woningmarkt blijft bestaan en dat deze, waar mogelijk wordt versterkt.
Voor wat betreft zorgwoningen is het, in de provinciale nota Zeeland Woonzorgland geïntroduceerde, regionale spreidingsplan zorgwoningen het plannings- en communicatie-instrument. Het programma geeft uitvoering aan het thema "Wonen, zorg en welzijn" van de Zorgvisie Zeeland 2004-2008.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Planningslijst woningbouw
Op de planningslijst woningbouw is rekening gehouden met het project aan de Griffioenstraat.
Kwaliteitsatlas Middelburg
De kwaliteitsatlas is een belangrijk integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg. In deze Kwaliteitsatlas wordt een richting uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot het jaar 2030. Voor een groot aantal deelaspecten (waaronder wonen) is vervolgens aangegeven, welke veranderingen op moeten treden om in 2030 tot de gewenste situatie te zijn gekomen. Eind 2008 is de herijking van de 2e en 3e fase van de kwaliteitsatlas gepresenteerd. De herziene kwaliteitsatlas is op 18 januari 2010 vastgesteld.
De kwaliteitsatlas Middelburg ging 1998 nog uit van het realiseren van kwaliteit door groei. De gemeente realiseerde nieuwe gebieden met een hoger voorzieningenniveau. Inmiddels is deze gedachtegang veranderd en wil de gemeente kwaliteit (nog meer) voorop stellen. Mensen moeten graag in de gemeente Middelburg willen blijven wonen. De gemeente wil de komende jaren investeren in binnenstedelijke ontwikkelingen.
Beleid woonservicezones
De gemeente Middelburg voert beleid op het gebied van zorgvernieuwing. Dit beleid is vastgelegd in het convenant woonservicezones wonen-zorg-welzijn-diensten en het groeiboek woonservicezones. Dit convenant is mede ondertekend door diverse bij de zorgvernieuwing betrokken partners, waaronder de corporatie en de zorgverleners. Het beleid voorziet in spreiding van zorg over de gehele stad en de omringende dorpen middels de bouw van woonzorglocaties met bijbehorende voorzieningen.
3.4 Conclusie
De ontwikkeling van de appartementengebouwen past in het hiervoor beschreven beleidskader. Door de ontwikkeling te laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied wordt voldaan aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Ook aan het gemeentelijk beleid zoals dit is geformuleerd in de kwaliteitsatlas en de planningslijst woningbouw wordt voldaan.
Hoofdstuk 4 Projectbeschrijving
Ruimtelijke kwaliteit
De ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd door het kwaliteitsteam van de gemeente Middelburg, die bouwplannen in diverse stadia, van initiatief tot uitwerking, bestudeerd en beoordeeld. Na goedkeuring wordt het bouwplan verder beoordeeld door de welstandscommissie.
In 2005 heeft het K-team over het plangebied aangegeven: “een nogal geïsoleerd gebiedje moet in zichzelf enige attractiviteit krijgen, een eigen gezicht laten zien, maar tegelijkertijd de lieflijkheid van de wijk hebben om onderdeel van het geheel te zijn”.
Op basis van een ruimtelijk programma en ruimtelijke kwaliteiten van de plek is door architectenbureau Fierloos een eerste planopzet gemaakt. Hierbij is aansluiting gezocht op de typerende strokenverkaveling van de bomenbuurt. De strokenverkaveling bleek uiteindelijk financieel niet haalbaar. In de tweede planopzet wordt door concentratie van programma in twee bouwmassa realisatie wel mogelijk. Het programma is licht gewijzigd, maar in omvang niet toegenomen. Hierdoor is er veel meer ruimte voor groen beschikbaar. Door een parkachtige inpassing sluit het plan ook in deze opzet goed aan om op zijn omgeving.
Oriëntatie
Het plan bestaat uit twee bouwvolumes. Beide volumes zijn geprojecteerd op het westelijke deel van CSW sportterrein aan de Griffioenstraat.
Het volume van Woongoed is met zijn appartementen gericht op het Amaliapark en staat evenwijdig aan de Domburgse watergang.
Het volume van Zorgstroom staat schuin op de locatie met de entree en wijkcentrum gedeelte gericht naar de Griffioenstraat en de wijk. De oriëntatie is zo bepaald dat de appartementen aan beide lange zijden van het blok ofwel ochtendzon of avondzon krijgen. De drie tuinen bij dit gebouw worden naar de straatzijde georiënteerd.
In de figuren 4.1, 4.2 en 4.3 zijn de ruimtelijke inrichting en figuren van de massastudie opgenomen.
Figuur 4.1. Inrichtingstekening
Figuur 4.2.
Figuur 4.3.
Bouwvolume
Een bouwvolume met 30 appartementen voor Woongoed Middelburg en een bouwvolume met zorgappartementen en wijkvoorziening voor Zorgstroom Middelburg.
Het rechthoekige volume van Woongoed bestaat uit vijf woonlagen op een plint, waarin de bergingen, de entree en parkeerplaatsen zijn ondergebracht.
Op de begane grond zijn 30 parkeerplaatsen voorzien onder de appartementen.
Het rechthoekige volume van Zorgstroom bestaat uit 4 lagen, waarvan de 3 bovenste etages identiek zijn met zorgappartementen van 75 en 50 m2 (bvo). De verdiepingsindeling kent een brede middengang met vides en een lichtkap. Aan beide lange zijden van de vide zijn appartementen gesitueerd. Op de begane grond zijn 3 PG-groepswoningen, welzijnsvoorzieningen en ruimten ter ondersteuning van zorg en welzijn gesitueerd. De welzijnsvoorzieningen worden tevens gebruikt door de wijkvereniging.
Opzet gebouwen
Het volume van Woongoed wordt op de begane grond ontsloten met een aparte entree/hal. De verdiepingen zijn bereikbaar met een trap en een liftvoorziening. De appartementen zijn op elke etage bereikbaar middels een brede galerij. De galerij wordt ontsloten met een hoofdtrappenhuis en een noodtrappenhuis.
Het volume van Zorgstroom kent een hoofdentree, een aparte entree voor de wijkvereniging en een entree voor de PG-groepswoningen. De PG-groepswoningen hebben tevens een interne verbinding met de overige voorzieningen. De hoofdentree biedt toegang tot de welzijnsvoorzieningen, de toegang tot de kantoorruimten en verticale ontsluiting naar de appartementen.
De appartementen zijn bereikbaar vanuit de hoofdentree middels een hoofdtrap en lift. Daarnaast is elke etage door twee noodtrappenhuizen ontsloten met het aanliggende terrein.
Uitstraling
Beide volumes zijn rechthoekig van vorm. Het volume van Woongoed heeft een gevel met veel raampartijen aan de zijde van het Amaliapark. Het bouwplan wordt qua materialisatie afgestemd op het gebouw van Zorgstroom. Dit laatste gebouw wordt opgetrokken in metselwerk.
De uitstekende balkons zijn ook voorzien van metselwerk. Bij de entree is het balkon aanmerkelijk breder en manifesteert deze als luifel boven de ruimten van de welzijnsvoorzieningen. In dit gedeelte is het metselwerk wit geschilderd.
De gevelopeningen kennen verschillende breedtes en hebben een onregelmatige herhaling in de gevel, zowel op de begane grond als op de verdiepingen. De zijgevel heeft op de verdiepingen een breder raam ter plaatse van het atrium.
Verkeer
Het plan wordt ontsloten via de Griffioenstraat, die hiervoor iets verlengd wordt. Hieraan worden haakse parkeerplaatsen aangelegd. Voor het schoolplein komt een kleine keerlus, zodat bezoekers niet verder het plangebied in hoeven te rijden. Een deel van de te realiseren parkeerplaatsen zullen gebruikt worden door personeel en bezoekers van de CSW en de OPDC. Leerlingen van de CSW op de fiets zullen gebruik blijven maken van de route Elzenlaan en daar naar de fietsenstalling van de school worden geleid.
Rond het plangebied worden de langzaam verkeersverbindingen in het groen gerespecteerd en verder uitgebouwd. Zo zal onder meer naast het korte fietspad tussen Henry Dunantlaan en Griffioenstraat een trottoir worden aangelegd. Voetgangers hoeven dan niet meer over het fietspad te lopen. Ook in het plangebied worden voetpaden aangelegd en verweven met omliggende paden. Zo komt er een verbinding met het voetpad langs de Domburgse watergang én een verbinding met het “Middelburgs wegje” tussen plangebied en serviceflat de Middelburcht. Een groot deel van het plangebied en de omgeving blijft verkeersluw.
Parkeren
Het aantal parkeerplaatsen is bepaald aan de hand van de CROW richtlijnen, die opgenomen zijn in het beleidsdocument “actualisering parkeerbeleid” van de gemeente Middelburg. Daarnaast wordt aan de hand van de bezettingsgraden berekend hoeveel parkeerplaatsen noodzakelijk zijn. Aan de hand van het programma wordt nu rekening gehouden met maximaal 100 parkeerplaatsen. Mocht het bij evenementen drukker zijn, dan kan het pleintje voor het wijkcentrum gebruikt worden als overloopterrein.
Aan het verlengde van de Griffioenstraat worden circa 56 parkeerplaatsen aangelegd. Een deel hiervan is bedoeld voor het personeel van de scholengemeenschap CSW en OPDC. Hierdoor zal de parkeerdruk op omliggende straten verminderen. De resterende plaatsen zijn bedoeld voor het woonzorggebouw, waarin ook een wijkcentrum zit. De benodigde parkeerplaatsen bij het appartementsgebouw worden gecreëerd rond en onder het gebouw.
Groen
De aan de randen van het plangebied aanwezige opgaande groenelementen welke het sportveld afschermen worden opgenomen in het plan. De ruimte rond de gebouwen wordt parkachtig ingericht. Een groot deel van deze ruimte zal openbaar toegankelijk zijn voor publiek.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Deze wet vormt het wettelijk kader voor het bestemmingsplan. Sinds 1 januari 2010 moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Het gaat om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen, Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB's) en structuurvisies. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Tevens worden deze plannen en verordeningen digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en medeoverheden.
Een vergelijkbaar ruimtelijk plan is opgebouwd volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, editie 2008 (SVBP2008), die is verankerd in het Bro.
Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de bindende afspraken van de SVBP2008. Dat is ook de reden waarom er een heel nieuw bestemmingsplan voor het Compagnieplein is gemaakt. Doordat er aan SVBP 2008 moet worden voldaan kan er geen partiële herziening worden gemaakt.
5.2 Opzet Van Het Nieuwe Bestemmingsplan
Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) is het volgende van belang.
Karakter bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan is gedetailleerd van karakter. Ontwikkeling van de twee appartementengebouwen op het sportterrein is zo gedetailleerd mogelijk weergeven. Om zoveel mogelijk rechtszekerheid voor de burgers te verzorgen.
Opzet verbeelding
Op de verbeelding is door middel van een hoofdletter W de bestemming Wonen opgenomen. Op het analoge renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. Tevens wordt in een onderhoek op de plankaart de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De analoge verbeelding bestaat uit 1 kaartblad en renvooi, op een schaal van 1:1.000.
Opzet planregels
Volgens SVBP2008 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde:
- in hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald;
- in hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven;
- hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een anti-dubbeltelbepaling en een algemene bouwregel;
- hoofdstuk 4 (slotregel) ten slotte de titel van het plan.
Bestemmingsartikelen hebben ook een standaard opbouw. In het voorliggende plan hebben deze de volgende opbouw.
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);
- specifieke gebruiksregels.
5.3 Gehanteerde Bestemmingen
Artikel 1 Begrippen
De begrippen zijn overeenkomstig het handboek bestemmingsplannen.
Artikel 2 Wijze van meten
De bepalingen uit dit hoofdstuk zijn, conform de SVBP2008, onveranderd overgenomen.
Artikel 3 Tuin
De tuinen die bij de bestemming Gemengd horen zijn bestemd tot Tuin. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen overkappingen zijnde, toegestaan. De aanleg van erfontsluitingswegen is ook toegestaan binnen deze bestemming.
Artikel 4 Groen
In de bestemming Groen mogen groenvoorzieningen worden gerealiseerd. Alsook langzaam verkeersverbindingen en parkeervoorzieningen. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd van ten hoogste 3 meter hoog.
Artikel 5 Gemengd
De bestemming gemengd is opgenomen voor het appartementencomplex van Zorgstroom. Binnen deze bestemming zijn zowel de bestemmingen Wonen als Maatschappelijk voor PG-woningen en andere welzijnsfuncties toegestaan. Er is tevens kantoorruimte toegestaan. Dit kantoor is beperkt tot 100 m².
De hoogte van het gebouw is opgenomen op de verbeelding.
Artikel 6 Verkeer
In de bestemming Verkeer zijn wegen en parkeervoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Deze bouwwerken mogen ten hoogste 3 meter hoog zijn.
Artikel 7 Wonen
Voor de appartementen van Woongoed is de bestemming Wonen opgenomen. Ter plaatse mag gewoond worden. Door middel van een bouwvlak is aangegeven waar het gebouw mag komen. Voor de hoogte is op de verbeelding een bouwhoogte opgenomen. Op de verbeelding is ook een beperking van het aantal appartementen (30 stuks) opgenomen.
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is verplicht voorgeschreven in het Bro en als zodanig onverkort overgenomen.
Artikel 9 Algemene bouwregels
Deze bepaling maakt kleine overschrijdingen voor ondergeschikte bouwdelen mogelijk.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor het afwijken van maten met 10%. Hiermee wordt voorkomen dat voor marginale afwijkingen een nieuw bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
In verband met het nieuwe bouwbesluit dient per woning 5 m² aan buitenberging of fietsenstalling te worden gerealiseerd. Op dit moment is nog niet duidelijk waar deze berging gerealiseerd wordt. Om toch in deze berging te voorzien is hiervoor een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. De locatie waar deze berging mag komen is gebiedsaanduiding vastgelegd.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
6.1.1 Burgers en Maatschappelijke organisaties
In juni 2006 is er een informatiebijeenkomst geweest waarin door de verantwoordelijk wethouder duidelijk is gemaakt dat deze locatie één van de dertig locaties is in Middelburg waar zorgwoningen zullen worden gebouwd in combinatie met andere functies. Een eerste planopzet is toen gepresenteerd door de architect.
Volgens Middelburgs model is er toen een klankbordgroep geformeerd die meerdere keren bijeengekomen is. Het proces van de eerste planopzet werd begin 2008 tijdelijk stopgezet. Door een aanpassing in de planopzet, waarbij zoveel mogelijk rekening is gehouden met alle voorafgaande input, is de planvorming weer opgepakt. In juni 2011 is het aangepaste plan gepresenteerd aan de klankbordgroep. Daarna is het plan verder uitgewerkt en tijdens een inloopavond in december van datzelfde jaar getoond aan een breder publiek.
Inspraak
Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en de Middelburgse inspraakverordening worden ingezetenen van de gemeente en in de gemeente belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan betrokken.
Dit gebeurt op de manier zoals beschreven in de gemeentelijke Inspraakverordening. In deze verordening is bepaald dat de openbare voorbereidingsprocedure, geregeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing is. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan als gevolg van het wettelijk voorgeschreven vooroverleg aan diverse instanties verzonden.
De procedure ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan is als volgt verlopen. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 3 februari 2012 tot en met 16 maart 2012 ter inzage gelegen bij de vakbalie van de Dienst Ruimte in het Stadskantoor. Het plan was tijdens de genoemde periode tevens digitaal beschikbaar via de gemeentelijke website (www.middelburg.nl).
Gedurende de termijn van terinzagelegging konden inspraakreacties mondeling of schriftelijk naar voren worden gebracht. Van deze mogelijkheid is door 3 personen/ instanties gebruik gemaakt.
Stichting De Cleene Hooge
Indiener geeft aan dat over het algemeen ingestemd kan worden met het voorliggende bestemmingsplan. Het zorgcomplex en het appartementencomplex zullen in een reële behoefte voorzien en zijn ruimtelijk goed ingepast. Wel heeft indiener nog enkele kritiekpunten zijnde;
- a. Indiener wijst op basis van de statutaire doelstellingen van de stichting, een optimale ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van de bestaande wijk, de gekozen ontsluiting voor het project af. Dit omdat de ruimtelijke kwaliteit van de wijk Griffioen om een ontsluiting rechtstreeks op de Laan der Verenigde Naties, direct bij het bruggetje over de Domburgse Watergang vraagt. De ontsluiting dient in het groen ingepast te worden, zodat de groenbeleving in stand blijft. Technisch moet een dergelijke ontsluiting met behoud van de groene uitstraling mogelijk zijn, immers in de bouwfase gebruik wordt gemaakt van dezelfde route. Een directe ontsluiting op de Laan der Verenigde Naties betekent minder verkeer door de wijk en minder parkeren waardoor de buurt veiliger wordt en het woongenot verbetert. Mogelijk kan ook de ontsluiting van de Middelburcht erbij betrokken worden. Tevens moet er voor buurtbewoners een directe toegang tot de voorzieningen zijn. Indien gekozen wordt voor een rotonde als directe aansluiting heeft dit tot bijkomende voordelen dat het oversteken veiliger wordt, beter gebruik wordt gemaakt van de nieuwe parkstrook en het Amaliapark en minder snel gereden worden op de Laan der Verenigde Naties.
- b. Indiener pleit ervoor het gebied volledig voor wandelaars openbaar toegankelijk te maken en als wandelgebied bruikbaar en leefbaar te houden. Het gebied moet deel uitmaken van de openbare ruimte en het beheer daarvan moet onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen. Een situatie als rond de huidige Middelburcht zou voorkomen moeten worden.
Reactie gemeente
- a. Evenals indieners streeft de gemeente naar een optimale ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van zowel de bestaande wijk alsmede voor nieuwe ontwikkelingen in de bestaande wijk. De ontsluiting van het plangebied via de Griffioenstraat is een bewuste keuze. Door middel van de gekozen ontsluiting wordt het nieuwe plan verankerd aan de bestaande wijk. Tevens bestaat de wens van de wijkvereniging de Griffioen om het wijkcentrum op deze wijze te ontsluiten en zichtbaar te maken naar de wijk. Dit is dan ook bij de ontwikkeling als uitgangspunt van voorliggend plan opgenomen. Bovendien ontlasten de extra parkeerplaatsen voor de CSW de bestaande woonbuurt in de omgeving van de CSW. Het nieuwe plan leidt slechts tot een beperkte, aanvaardbare verkeersbelasting van de ontsluitingswegen. De huidig aanwezige infrastructuur in de wijk kan het beperkte extra verkeer verwerken waardoor efficiënt gebruik gemaakt wordt van de aanwezige infrastructuur.
Hoewel een ontsluiting op de Laan der Verenigde Naties zeker ook leefbaarheidsvoordelen heeft moet die toch worden afgewezen omdat het strijdig is met de stroomfunctie van de Laan der Verenigde Naties.
Aan de Griffioenstraat liggen nu enkele ontsluitingen (van de OPDC en één woning) en daarnaast heeft de straat de gewenste breedte om het plangebied te ontsluiten. De aanleg van een rotonde aan de Laan der Verenigde Naties is niet alleen heel erg kostbaar, maar zal er ook voor zorgen dat het plangebied van de wijk geïsoleerd komt te liggen, wat niet gewenst is. Daarnaast worden rotondes met name toegepast op kruisingen waarbij door de hoogte van de verkeersintensiteiten van diverse richtingen moeilijk kruisende en / of afslaande bewegingen mogelijk zijn. Dit met name in situaties waarbij de hoofdrijrichting onvoldoende mogelijkheden biedt voor in – en uitvoegend verkeer uit de zijwegen. Op de Laan der Verenigde Naties is van een dergelijke situatie geen sprake.
Bovendien zouden de ruimtelijke effecten van de aanleg van een rotonde veel groter zijn dan in de inspraakreactie wordt geschetst. Als men de rotonde aan de Europalaan zou positioneren op de locatie dan zal een groot deel van de groenstructuur worden aangetast evenals de wandelstructuur. Ook zou een dergelijke ontsluiting effect hebben op de positie van het appartementengebouw of de groenzone aan zijde Domburgse Watergang, terwijl deze nu ruimtelijk goed ingepast zijn. Tevens is het vanuit verkeersveiligheid niet gewenst om op korte afstand van een brug een rotonde te situeren.
Met de gekozen ontsluiting aan de Griffioenstraat blijft de gewaardeerde groenstructuur en de wandelroutes vrij van autoverkeer. Voor een veilige oversteek voor voetgangers op de Laan der VN is een rotonde niet het geëigende middel. De wens ten aanzien van veilige oversteekplaatsen wordt als aandachtpunt meegegeven aan de verkeerswerkgroep.
De route die voor het bouwverkeer uitgestippeld is, gebruikt de bestaande open ruimte tussen bestaande bomen. Deze route kan echter niet gebruikt worden als definitieve ontsluiting omdat deze ontsluiting zoals eerder genoemd te dicht op de brug, de Domburgse Watergang en het appartementengebouw is gesitueerd. Echter als tijdelijke bouwroute, met in de laatste bouwfase realisatie van het appartementengebouw, voldoet dit tracé. - b. De gemeente heeft met Zorgstroom afspraken gemaakt over de reeds verkochte grond. Afgesproken is dat een groot deel van de grond openbaar toegankelijk zal blijven waardoor de wandelstructuur in de omgeving zal worden versterkt. De gemeente is het ermee eens dat het een welkome aanvulling zou zijn als ook het wandelpad westelijk van de Middelburcht openbaar toegankelijk zou worden gesteld. De gemeente zal hierover dan ook in overlegtreden met de Middelburcht.
Stichting Bomenbuurt Griffioen
Stichting Speelhof Hoogerzael
Indieners geven aan over het algemeen in te kunnen stemmen met het voorontwerpbestemmingpslan. Het zorgcomplex en het appartementengebouw zullen in een reële behoefte voorzien en zijn op zichzelf beschouwd ruimtelijk goed ingepast. Wel hebben indieners twee kritiekpunten zijnde;
- a. Indieners wijzen op basis van hun doelstelling, een sociaal ruimtelijke kwaliteit en optimale leefbaarheid van de bestaande wijk, de gekozen ontsluiting af. Dit omdat de ruimtelijke kwaliteit van de wijk Griffioen en zeker ook van de Bomenbuurt om een betere ontsluiting vraagt. Eventueel kan de ontsluiting van de Middelburcht er tevens op aangesloten worden. Indieners kiezen door middel van een rotonde voor een directe ontsluiting op de Laan der Verenigde Naties, direct bij de brug over de Domburgse Watergang. Deze ontsluiting dient dan op een slimme manier ingepast te worden in het groen zodat de groenbeleving in stand blijft. Technisch moet een dergelijke ontsluiting met behoud van de groene uitstraling mogelijk zijn, immers in de bouwfase wordt van dezelfde route gebruik gemaakt.
Een directe ontsluiting levert voordelen voor de leefkwaliteit in het gedeelte van de wijk Griffioen op omdat een directe ontsluiting minder verkeer, minder parkeren in de buurt oplevert waarmee het woongenot wordt verhoogd. Tevens resulteert een rotonde in een veiligere en minder overlast veroorzakende Laan der Verenigde Naties.
Met een dergelijke ontsluiting dient wel de ontsluiting van de voorzieningen voor buurtbewoners, zoals voor het wijkgebouw aan de Europalaan, behouden te blijven. - b. Indieners hebben bezwaar tegen de mogelijkheid dat een deel van het niet bebouwde plangebied aan de openbare ruimte wordt onttrokken. Het mogelijk ontstaan van niet openbaar toegankelijke enclaves wijzen indieners af en pleiten ervoor het hele plangebied volledig toegankelijk te maken en als wandelgebied bruikbaar en beleefbaar te houden als onderdeel van het wandelgebied van de wijk. Indieners achter het onjuist als een deel van het gebied niet onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid zou vallen.
- c. Indieners geven aan het jammer te vinden dat zij niet bij het overleg over de structuur en inrichting van het groen zijn betrokken. Het gevaar bestaat nu dat een situatie ontstaat zoals destijds bij de Olmenhof. Daar is van het uitgangspunt dat de groenstructuur aan zou moeten sluiten bij die van de bomenbuurt niets terechtgekomen.
Reactie gemeente
- a. Evenals indieners streeft de gemeente naar een optimale ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van zowel de bestaande wijk alsmede voor nieuwe ontwikkelingen in de bestaande wijk. De ontsluiting van het plangebied via de Griffioenstraat is een bewuste keuze. Door middel van de gekozen ontsluiting wordt het nieuwe plan verankerd aan de bestaande wijk. Tevens bestaat de wens van de wijkvereniging de Griffioen om het wijkcentrum op deze wijze te ontsluiten en zichtbaar te maken naar de wijk. Dit is dan ook bij de ontwikkeling als uitgangspunt van voorliggend plan opgenomen.
Bovendien ontlasten de extra parkeerplaatsen voor de CSW de bestaande woonbuurt in de omgeving van de CSW. Het nieuwe plan leidt slechts tot een beperkte, aanvaardbare verkeersbelasting van de ontsluitingswegen. De huidig aanwezige infrastructuur in de wijk kan het beperkte extra verkeer verwerken waardoor efficiënt gebruik gemaakt wordt van de aanwezige infrastructuur. Hoewel een ontsluiting op de Laan der Verenigde Naties zeker ook leefbaarheidsvoordelen heeft moet die toch worden afgewezen omdat het strijdig is met de stroomfunctie van de Laan der Verenigde Naties.
Aan de Griffioenstraat liggen nu enkele ontsluitingen (van de OPDC en één woning) en daarnaast heeft de straat de gewenste breedte om het plangebied te ontsluiten. De aanleg van een rotonde aan de Laan der Verenigde Naties is niet alleen heel erg kostbaar, maar zal er ook voor zorgen dat het plangebied van de wijk geïsoleerd komt te liggen, wat niet gewenst is. Daarnaast worden rotondes met name toegepast op kruisingen waarbij door de hoogte van de verkeersintensiteiten van diverse richtingen moeilijk kruisende en / of afslaande bewegingen mogelijk zijn. Dit met name in situaties waarbij de hoofdrijrichting onvoldoende mogelijkheden biedt voor in – en uitvoegend verkeer uit de zijwegen. Op de Laan der Verenigde Naties is van een dergelijke situatie geen sprake.
Bovendien zouden de ruimtelijke effecten van de aanleg van een rotonde veel groter zijn dan in de inspraakreactie wordt geschetst. Als men de rotonde aan de Europalaan zou positioneren op de locatie dan zal een groot deel van de groenstructuur worden aangetast evenals de wandelstructuur. Ook zou een dergelijke ontsluiting effect hebben op de positie van het appartementengebouw of de groenzone aan zijde Domburgse Watergang, terwijl deze nu ruimtelijk goed ingepast zijn. Tevens is het vanuit verkeersveiligheid niet gewenst om op korte afstand van een brug een rotonde te situeren.
Met de gekozen ontsluiting aan de Griffioenstraat blijft de gewaardeerde groenstructuur en de wandelroutes vrij van autoverkeer. Voor een veilige oversteek voor voetgangers op de Laan der VN is een rotonde niet het geëigende middel. De wens ten aanzien van veilige oversteekplaatsen wordt als aandachtpunt meegegeven aan de verkeerswerkgroep.
De route die voor het bouwverkeer uitgestippeld is, gebruikt de bestaande open ruimte tussen bestaande bomen. Deze route kan echter niet gebruikt worden als definitieve ontsluiting omdat deze ontsluiting zoals eerder genoemd te dicht op de brug, de Domburgse Watergang en het appartementengebouw is gesitueerd. Echter als tijdelijke bouwroute, met in de laatste bouwfase realisatie van het appartementengebouw, voldoet dit tracé. - b. De gemeente heeft met Zorgstroom afspraken gemaakt over de reeds verkochte grond. Afgesproken is dat een groot deel van de grond openbaar toegankelijk zal blijven waardoor de wandelstructuur in de omgeving zal worden versterkt. De gemeente is het ermee eens dat het een welkome aanvulling zou zijn als ook het wandelpad westelijk van de Middelburcht openbaar toegankelijk zou worden gesteld. De gemeente zal hierover dan ook in overlegtreden met de Middelburcht.
- c. In het proces is de Stichting Bomenbuurt de Griffioen betrokken geweest. Bij de laatste klankbordgroep is de nieuwe voorzitter uitgenodigd voor de klankbordgroepbijeenkomst. De reacties van de vorige voorzitter ten aanzien van openbaar groen en wandelpaden zijn meegenomen in het proces. Zo is in het voorliggende plan meer ruimte voor groen opgenomen. Ook is contractueel geregeld dat een groot deel van de verkochte gronden openbaar toegankelijk moeten zijn en houdt het plan rekening met goede wandelverbindingen met het omliggende gebied en de wandelpaden langs de Domburgse Watergang.
Inspreker 3
Indiener geeft aan dat in 2009 bewoners van de Griffioen een bewonersvisie aan de gemeente hebben aangeboden, Wijk van de Toekomst. In deze bewonersvisie worden drie belangrijke pijlers genoemd; het structureel aanpakken van de verkeerssituatie in de wijk, een 'hart' in de wijk met winkels en multiculturele voorzieningen en het behouden en versterken van het unieke karakter van de wijk. Indiener geeft aan dat er behoefte is aan een hart in de wijk en dat er in het plangebied kansen liggen om dit in de toekomst verder uit te werken. Ook vraagt indiener rekening te houden met de wens van minder verkeer op de Laan der Verenigde Naties en de Europa/Berkenlaan en de wensen omtrent maatregelen op het gebied van veiligheid, verkeersoverlast, geluidsoverlast etc. over de betreffende wegen.
Indiener is van mening dat in het project Griffioenstraat weinig terug is te vinden uit de bewonersvisie en vraagt om het project Griffioenstraat dan ook te toetsen aan deze visie om te bepalen of er op onderdelen aan tegemoetgekomen kan worden.
Reactie gemeente
De bewonersvisie “Wijk van de Toekomst” is in 2009 ter kennisname aan de Raad voorgelegd. Binnen het kader van de ontwikkeling van de Griffioenstraat, vanaf 2004 tot nu is deze visie niet naar voren gekomen. Het is een goede zaak dat met deze inspraakreactie dit document alsnog onder de aandacht wordt gebracht. Na toetsing van voorliggend plan aan de visie lijkt het plan daarbij ten dele toch wel aan te sluiten.
De verkeerssituatie in de wijk is inmiddels aanmerkelijk verbeterd door openstelling N57. Desondanks wordt de Laan der Verenigde Naties door de indiener nog steeds gezien als een knelpunt wegens te hard rijden, geluidsoverlast en de onveiligheid bij het oversteken.
In de bewonersvisie hekelt men het sluipverkeer in de wijk, met name door de aanwezigheid van scholen. In het project Griffioenstraat wordt enkel uitgegaan van bestemmingsverkeer.
De motivatie waarom niet gekozen is voor een directe ontsluiting op de Laan der Verenigde Naties wordt toegelicht onder het kopje 'reclamant 2.1, ad a.' en 'reclamant 2.2 ad a.'.
Het geplande woonzorgcentrum binnen het project Griffioenstraat ligt nabij het centrumgebied van de wijk Griffioen. In het woonzorgcentrum wordt de functie van het huidige wijkgebouw ingepast, met voor het gebouw een plein waar ook activiteiten ontplooid kunnen worden. Mogelijk dat deze functie nog versterkt kan worden met enkele kleinschalige voorzieningen voor ouderen.
In de bewonersvisie wordt bij de sterkte-zwakte analyse als sterk punt 'ruimte, rust, groen, water en ruim opgezette karakter van de wijk' genoemd. Het voorliggend plan sluit aan bij deze sterkte doordat het plan ruim is opgezet in het groen.
In de visie wordt een woonservicezone zowel als een kans als een bedreiging gezien. Het grote aantal seniorenwoningen zou tot een scheve leeftijdsopbouw leiden en tevens tot een gebrek aan actieve vrijwilligers in de wijk. Daar tegenover staat dat woonservicezones mogelijkheden bieden om bepaalde voorzieningen in de wijk te krijgen die openbaar toegankelijk zijn en daarmee ter beschikking komen te staan van alle bewoners. Het voorliggende plan voorziet in een voorziening die is bedoeld voor ouderen in de levensfase van intensieve verzorging. Ook kan in het plan een wijk(welzijns)centrum worden gerealiseerd. Door het woonzorgcentrum kunnen ouderen in de wijk blijven wonen en daarmee wordt de doorstroming bevorderd. Bovendien is voorliggend plan in lijn met wat geschreven wordt in de eerste alinea van de inleiding; “Vergeleken met de totale gemeente Middelburg wonen er veel senioren en weinig jongeren. Ook veel middengroepen zijn relatief ondervertegenwoordigd. De wijk Griffioen laat zich kenmerken als een wijk van kleine huishoudens, actieve ouderen en ouderen in de levensfase van intensieve verzorging.”
6.1.2 Resultaten ex artikel 3.1.1. Bro
Tijdens de inspraaktermijn is het voorontwerpbestemmingsplan Griffioenstraat verstuurd voor het overleg ex artikel 3.1.1. Bro. De volgende organisaties en instanties hebben een reactie gegeven.
Het college van Gedeputeerde Staten van Zeeland, Postbus 165, 4330 AD Middelburg
Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding om opmerkingen te maken.
Reactie gemeente
Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
Waterschap Scheldestromen, Postbus 1000, 4330 ZW Middelburg
- a. Verzocht wordt aan te geven of waterberging binnen het plan opgelost gaat worden of waar waterberging elders wordt aangelegd. Bij voorkeur wordt de waterberging afgevoerd op de berging tussen de Laan der Verenigde Naties en de serviceflat de Middelburght, omdat deze berging een hoger peil heeft dan de Domburgse Watergang. Wegens de mindere waterkwaliteit van de waterpartij is het gewenst enige doorspoeling te krijgen. Mocht er berging bij aangelegd moeten worden (435 m3) dan gaat de voorkeur uit naar een natuurvriendelijke oever langs de Domburgse Watergang. Dit deel van de Domburgse Watergang is het echter moeilijk om natuurlijkvriendelijke oevers aan te leggen wegens ruimtegebrek.
- b. In de waterparagraaf wordt de Domburgse Watergang aangewezen als Waterschaps Ecologische Infrastructuur (WEI). Dit is onjuist en zou gewijzigd moeten worden in een KRW-oppervlaktelichaam.
Reactie gemeente
- a. In het voorliggende plan wordt de aanwezige groenstructuur gerespecteerd en gehandhaafd wat betekent dat de aanwezige sloot ten noordwesten van het plangebied niet kan worden verbreed. Het is van belang dat het centrale groendeel openbaar toegankelijk is, met name voor mensen die minder goed ter been zijn. Een geaccidenteerd terrein met waterkuilen ligt dan minder voor de hand.
Onderzocht zal worden of het waterpeil in de sloot, die aan het plangebied grenst, kan worden opgezet met een stuw. Mogelijk kan dan ook afgewaterd worden op de waterpartij tussen de Middelburcht en de Laan der Verenigde Naties. Ook zal verder worden onderzocht of in het plangebied open verharding kan worden toegepast. Hiermee kan een groot deel van het regenwater vertraagd worden afgevoerd. Beide onderzoeken zullen plaatsvinden in overleg met onze contactpersonen bij het Waterschap Scheldestromen. In het ontwerpbestemmingsplan zal duidelijkheid worden verschaft over hoe waterberging binnen het plan opgelost gaat worden. - b. In de waterparagraaf van het ontwerpbestemmingsplan wordt de onjuistheid, zoals aangegeven gecorrigeerd.
6.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Het perceel waarop het bestemmingsplan betrekking heeft is deels eigendom van de gemeente en deels van Zorgstroom. Zorgstroom heeft deze grond recent van de gemeente verworven, waarbij in de koopovereenkomst is opgenomen dat door de gemeente eenmalig een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld. Ook voor de door Woongoed Middelburg te realiseren nieuwbouw wordt door de gemeente aan Woongoed Middelburg grond verkocht. De gemeenteraad heeft hiervoor een exploitatieopzet vastgesteld. De ontwikkeling wordt geheel bekostigd door de initiatiefnemers. Hiervoor zijn voldoende middelen beschikbaar.
Conclusie
De gemeente Middelburg acht de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan op grond van het voorgaande afdoende gewaarborgd. Het kostenverhaal is anderszins verzekerd, zodat voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt opgesteld.
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek
Bijlage 2 Overzicht Separate Bijlagen
- Bodemonderzoek:
Eindrapport verkennend bodemonderzoek Elzenlaan te Middelburg, Sagro Milieu Advies Zeeland B.V., projectnr 850325, 9 februari 2006, drs. ing. A. Niemantsverdriet - Ecologisch onderzoek:
Ten behoeve van de Flora- en Faunawet en natuurwetgeving voor het project de Griffioen te Middelburg, Adviesbureau Wieland, 18 december 2011, dhr. Wieland - Archeologisch onderzoek:
Archeologisch Bureauonderzoek, Plangebied Elzenlaan te Middelburg, Sagro Milieu Advies Zeeland B.V., projectnr 856040, 14 december 2006, drs. J.M. Visser en B.Sc. H.J. Boschloo
Deze bijlagen zijn niet opgenomen in de analoge (gedrukte) versie van dit bestemmingsplan. Deze vormen afzonderlijke bijlagen en zijn op verzoek bij de gemeentebalie voor inzage opvraagbaar.
Wel zijn deze aan de digitale planversie ten behoeve van www.ruimtelijkeplannen.nl toegevoegd in de vorm van bijlage 3 en hoger.
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Ecologisch onderzoek