KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsregels
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel Bestemmingsplan
1.2 Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving
2.1 Huidige Situatie Plangebied En Directe Omgeving
2.2 Beoogde Ontwikkeling
2.3 Planologische Afweging
Hoofdstuk 3 Toetsing Aan Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal- En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Toetsing Aan Omgevingsaspecten
4.1 Cultuurhistorie
4.2 Ecologie
4.3 Water
4.4 Bodemkwaliteit
4.5 Verkeer En Parkeren
4.6 Wegverkeerslawaai
4.7 Milieuhinder Omliggende Functies
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Planologisch Relevante Kabels En Leidingen
4.11 Duurzaamheid
4.12 M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)
5.2 Opzet Van Het Nieuwe Bestemmingsplan
5.3 Gehanteerde Bestemmingen
5.4 Toelichting Op De Algemene Regels
5.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Memo Stikstofberekening
Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 3 Watertoetstabel
Bijlage 4 Bodemonderzoek Sportlaan 25
Bijlage 5 Toekomstige Verkeersgeneratie Sportlaan En Nassaulaan
Bijlage 6 Parkeertellingen Vs Parkeerbehoefte
Bijlage 7 Notitie Borging Parkeren Parkeergarage
Bijlage 8 Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 9 Vorm Vrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 10 Rapportage Inspraak En Vooroverleg

Woningbouw Sportlaan Middelburg

Bestemmingsplan - Gemeente Middelburg

Vastgesteld op 24-02-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Woningbouw Sportlaan Middelburg met identificatienummer NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01 van de gemeente Middelburg.

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.7 bedrijf aan huis

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.8 beroep aan huis

een beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitzondering van detailhandel.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk als bedoeld in lid 1.17, niet zijnde een gebouw.

1.19 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.20 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps – of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.

1.21 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, de bestemming ingevolge het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.22 erfafscheiding

bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient als afscheiding van een erf of terrein en is geplaatst in of rondom een erf of terrein.

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.25 huishouden

een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning.

1.26 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.27 maatvoeringsaanduiding

alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen.

1.28 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.29 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.30 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.31 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.32 wonen

de huisvesting van personen die zelfstandig, of nagenoeg zelfstandig dan wel onder geringe en vrijblijvende begeleiding plaatsvindt.

1.33 woning gestapeld

Een woning deel uitmakende van een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en uit twee of meer bouwlagen bestaat, of waarbij (een deel van) de eerste bouwlaag van het gebouw voor andere met de betreffende bestemming in overeenstemming zijnde doeleinden wordt gebruikt.

1.34 woning

een complex van ruimten, dat krachtens zijn indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftkokers/ trappenhuizen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goot(- of boeibord)hoogte van een bouwwerk

  1. a. Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen – voor zover deze minder dan 50% van de breedte van het dakvlak beslaan – en lift-opbouwen daar niet onder begrepen.
  2. b. bij meerdere/ verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeibordhoogten wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten bij het dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

op de vloer tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. opgaande beplanting ten behoeve van een adequate groene afscheiding met de woning gelegen aan de Sportlaan 23;
  2. b. nutsvoorzieningen, voetpaden en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. een parkeervoorziening behorende op hetzelfde bouwperceel;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2. sub a ten einde een hogere erfafscheiding, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 meter;
  2. b. de erfafscheiding voldoet aan de redelijke eisen van welstand;
  3. c. de erfafscheiding dient te bestaan uit beplanting, eventueel met een begeleidend en te camoufleren gaashekwerk;
  4. d. omgevingsvergunning wordt verleend indien is aangetoond dat: geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste twee maal één doorgaande rijstrook.
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, bermen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen .

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in een woning;
  2. b. bijbehorende voorzieningen, zoals erven, tuinen en parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Voorwaardelijke verplichting

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  2. b. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 m; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15 m en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 m;
  3. c. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 m.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

10.2 Verlichting

Openbare verlichting dient zodanig te worden afgesteld dat de naastgelegen watergang en de gebouwen niet worden beschenen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsregels

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Woningbouw Sportlaan Middelburg'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Doel Bestemmingsplan

Woongoed Middelburg is voornemens om in Middelburg een appartementengebouw te realiseren op de hoek Sportlaan-Nassaulaan in de wijk Veersepoort. Het voornemen past niet binnen het geldende bestemmingsplan Veersepoort (2013). Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 1.3. De gemeente heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan de ontwikkeling.

Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt ten noordoosten van de binnenstad van Middelburg op de kruising Sportlaan-Nassaulaan in de wijk Veersepoort. In figuur 1.1 zijn de ligging en de globale begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied (bron: bewerking Rho adviseurs).

1.3 Geldend Bestemmingsplan

In figuur 1.2 is een uitsnede van de digitale verbeelding van het bestemmingsplan 'Veersepoort' weergegeven ter plaatsen van het plangebied. De gronden zijn grotendeels bestemd voor Sport, waarbij voor het bouwvlak een maximum bouwhoogte geldt van 8 meter. Daarnaast gelden nog de bestemmingen Verkeer en Sport.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede (globale weergave) bestemmingsplan 'Veersepoort' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, bewerkt: Rho adviseurs).

1.4 Leeswijzer

De opbouw van de ruimtelijke motivering:

  • hoofdstuk 2 gaat in op de huidige en beoogde situatie van het plangebied;
  • hoofdstuk 3 bevat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan het beleidskader;
  • hoofdstuk 4 worden de milieu- en planologische aspecten getoetst;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de juridische planbeschrijving;
  • in hoofdstuk 6 is ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Huidige Situatie Plangebied En Directe Omgeving

De locatie ligt ten noorden van de binnenstad van Middelburg. Het terrein waar de beoogde ontwikkeling wordt gerealiseerd ligt momenteel braak. Tot enkele jaren geleden stond hier een sporthal waarin het skatepark de Meker was gevestigd. De locatie maakt deel uit van de wijk Veersepoort. Een onder moderne architectuur gebouwde wijk met veel water en groen. Kenmerkend voor de Veersepoort zijn de grondgebonden woningen en appartementengebouwen in drie bouwlagen. Deels is dit vier lagen (woningen aan de Scholeksterstraat), deels vier en een halve laag (appartementen aan de Fazantenhof) en deels vijf en een halve laag (kop van het winkelcentrum).

De wijk is opgebouwd rondom een waterpartij, het plangebied grenst aan de noordoostzijde aan deze waterpartij. Aan de zuidzijde van het plangebied aan de overzijde van de weg ligt aan de Sportlaan een appartementengebouw dat ook eigendom is van Woongoed Middelburg. Dit appartementengebouw telt vier bouwlagen. In dit appartementengebouw zijn naast wonen, ook een Grand Café, een kapper, een kinderopvang en een zorginstelling gevestigd. De bouwhoogte van dit appartementengebouw bedraagt circa 14 meter.

Aan de westzijde grenst het plangebied aan een twee-onder-één-kap woning (Sportlaan 21-23). De bouwhoogte van de twee-onder-één-kap woning bedraagt circa 9 meter. Aan de westzijde tussen de te ontwikkelen gronden en de twee-onder-één-kap woning ligt een parkeerterrein dat behoorde bij de sporthal.

Aan de oostzijde, in het verlengde van de Sportlaan lag een sporthal met sportveld en sintelbaan. Op deze locatie wordt de nieuwbouwwijk Veersepoort V gerealiseerd de komende jaren. Veersepoort V wordt een zelfstandige woonbuurt met een eigen identiteit die aansluit op de andere woongebieden van de Veersepoort. Grenzend aan de oostzijde van het plangebied ligt het fietspad 'Buizerdpad'. Dit fietspad verbindt de Sportlaan en Nassaulaan met de noordzijde van de Veersepoort.

Het gebied is toegankelijk vanaf de Sportlaan en Nassaulaan en door middel van een brugverbinding voor langzaam verkeer via het Buizerdpad vanuit de wijk Veerse Poort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0004.png"

Figuur 2.1 Omgeving van het plangebied (Bron: Basisviewer Rho).

2.2 Beoogde Ontwikkeling

Initiatiefnemer is voornemens een appartementengebouw te realiseren met 32 huurwoningen. De doelgroep voor deze appartementen zijn met name één tot twee persoonshuishoudens.

Het ontwerp is gemaakt door architectenbureau Network Oriented Architecture (NOAHH). Voor het ontwerp is aansluiting gezocht bij fase V van Veersepoort en het woongebouw 'Hof van Buren' aan de overzijde van de weg. Er is sprake van een heldere moderne architectuur waarbij de gevel openheid uitstraalt. De bouwhoogte bedraagt circa 15,8 meter verdeelt over 5 bouwlagen, exclusief liftkokers en dergelijke. Qua vorm, hoogte en massa sluit het gebouw aan bij de omgeving. Aan de oostzijde ter plaatse van Veerse Poort V (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 15 oktober 2020) wordt op termijn eveneens een appartementengebouw gerealiseerd met een maximale hoogte van 17 meter.

De entree is gesitueerd aan de Sportlaan. Op de begane grond komen 32 privé-bergingen. Per bouwlaag bevinden zich 8 appartementen met inpandige balkons. Elk appartement heeft een oppervlakte van circa 60 m2.

Het naastgelegen parkeerterrein wordt heringericht met groen en 24 parkeerplaatsen en nabij de entree worden twee langsparkeerplaatsen aan de Sportlaan gerealiseerd. Op dit moment wordt in overleg met de gemeente bekeken of er ruimte is voor het realiseren of in gebruik nemen van extra parkeerplaatsen in de omgeving op maaiveld niveau. Hierbij wordt gedacht aan de twee parkeerplaatsen tegen over de ontwikkeling, waarbij op dit moment een parkeerduur geldt van 15 minuten. Daarnaast is op de hoek Oranjelaan/ Nassaulaan ook fysiek ruimte voor 1 extra langparkeerplaats. Tot slot zullen een aantal toekomstige bewoners een parkeerplaats toegewezen krijgen in de tegenoverliggende parkeergarage van het appartementencomplex Hof van Buren (voor een uitgebreide toelichting over het aspect parkeren wordt verwezen naar paragraaf 4.5). De groene afscheiding met Sportlaan 23 wordt vooralsnog behouden. Op het terrein zullen enkele fietsenrekken voor bezoekers worden geplaatst.

Het gebouw moet voldoen aan de eisen ten aanzien van BENG (Bijna Energie-Neutrale Gebouwen) en is gasloos. Daarnaast wordt op dit moment onderzocht of er triple glas kan worden toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0005.png"

Figuur 2.2 3D Impressie gebouw, links: vanuit zijde Nassaulaan gezien, rechts: vanuit park gezien) (Bron: NOAHH).

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0006.png"

Figuur 2.3 Impressie plattegrond verdieping (Bron: NOAHH).

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0007.png"

Figuur 2.4 Inrichtingstekening (Bron: NOAHH).

2.3 Planologische Afweging

De essentie van de ontwikkeling is het mogelijk maken van 32 woningen in een appartementengebouw. Het gebouw past zoals beschreven in paragraaf 2.2 qua vorm en massa goed in haar omgeving. De ontwikkeling past binnen het beleid zoals getoetst in hoofdstuk 3. Daarnaast past de ontwikkeling binnen het beleidskader. Daarnaast is de ontwikkeling getoetst aan milieuregelgeving in hoofdstuk 4. De milieuaspecten vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan, mits rekening wordt gehouden met de vereiste maatregelen zoals genoemd in paragraaf 4.2.

Hoofdstuk 3 Toetsing Aan Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame ontwikkeling

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) is geregeld dat voor stedelijke ontwikkelingen - waaronder het bouwen van woningen - een onderbouwing in het bestemmingsplan noodzakelijk is (artikel 3.1.6. van het Bro). De toelichting bij een bestemmingsplan dat een stedelijke ontwikkeling (zoals woningbouw) mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing

Uit jurisprudentie blijkt dat de grens van een nieuwe stedelijke ontwikkeling ligt vanaf 12 woningen. Dat betekent dat moet worden getoetst zoals hiervoor beschreven. De ontwikkeling is opgenomen in de woningmarktafspraken van de regio Walcheren voor de komende 10 jaar en de ontwikkeling voorziet daarmee in een regionale behoefte. In paragraaf 3.2.3 van deze toelichting wordt dit gemotiveerd. De locatie maakt, gelet op de ligging in de Veersepoort te Middelburg, deel uit van het bestaand stedelijk gebied.

Conclusie

De woningbouwlocatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied en voorziet in een regionale behoefte waarmee in de regionale woningmarktafspraken rekening mee is gehouden. De ontwikkeling voldoet daarmee aan de ladder van duurzame verstedelijking. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3.2.3.

3.2 Provinciaal- En Regionaal Beleid

3.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018

Toetsingskader

Algemeen

Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 heeft betrekking op de onderwerpen economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 beoogt naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven (duurzame en concurrerende economie, klimaatbestendige en neutrale samenleving, waardevolle leefomgeving en toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving) ook een eerste aanzet te geven voor de lange termijn strategische doelen. De provincie beperkt zicht tot het bevorderen van de regionale samenwerking en het bewaken van een aantal eigen belangen.

Stedenbeleid

In Zeeland is sprake van een trek naar de steden maar neemt de totale behoefte aan extra woningen de komende 10 jaar geleidelijk af. Door aanvullende woningbouw te concentreren in stedelijk gebied wordt niet alleen gebouwd waar de markt om vraagt, maar wordt ook het draagvlak voor voorzieningen in de directe omgeving behouden.

Bij woningbouw staan de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik hoog op de agenda. Het is van provinciaal belang dat Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de provincie.

Wonen

Door vergrijzing en ontgroening neemt het aantal gezinnen af en (oudere) alleenstaande huishoudens juist toe. Hierdoor neemt de behoefte aan woningen nabij voorzieningen in steden en centrumkernen toe. Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrens overschrijdende impact. Het omgevingsplan benadrukt dan ook het belang van regionale woningmarktafspraken. De regionale woningmarktafspraken zijn bedoeld om regionaal woningbeleid vast te stellen en dienen als onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Toetsing

De ontwikkeling betreft een woningbouwproject binnen bestaand stedelijk gebied. Het is een inbreidingslocatie binnen de stad Middelburg en sluit daarmee aan bij het beleid van de provincie om aanvullende woningbouw te concentreren in stedelijk gebied en de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik. De ontwikkeling is opgenomen in de regionale woningmarktafspraken. De appartementen sluiten aan bij de vraag naar woningen voor éénpersoons- en tweepersoons huishoudens. De combinatie van lift en gelijkvloerse appartementen zijn ook interessant voor ouderen.

Conclusie

De ontwikkeling sluit, gezien het voorgaande, aan bij het provinciaal beleid.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening 2018

Toetsingskader

Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan Zeeland 2018 is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening 2018. Voor woningbouw zijn in de Provinciale Omgevingsverordening 2018 alle regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaande stedelijke gebied.

Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan Zeeland 2018.

Toetsing en conclusie

Voor wat betreft de voorgenomen ontwikkelingen zijn geen specifieke regels uit de Provinciale Omgevingsverordening 2018 van belang.

3.2.3 Onderbouwing woningbehoefte op basis van regionaal beleid

Toetsingskader

Het doel van het Zeeuwse provinciale woningbeleid is te zorgen voor een goed werkende, gezonde woningmarkt waarbij er voldoende en de juiste woningen beschikbaar zijn voor de inwoners van Zeeland. Om dit te bereiken is in het Omgevingsplan 2012-2018 het beleidsinstrument regionale woningmarktafspraken geïntroduceerd en overgenomen in het Omgevingsplan Zeeland 2018. Door middel van deze regionale woningmarktafspraken stemmen de vijf woningmarktregio's van Zeeland hun woningbouwplannen binnen de regio op elkaar af. Door deze afstemming wordt leegstand voorkomen en wordt gestimuleerd dat de juiste woningen op de juiste locatie ontwikkeld worden. In 2018 zijn door de Walcherse gemeenten nieuwe woningmarktafspraken gemaakt voor de periode 2016-2025. Op 21 mei 2019 heeft de Provincie Zeeland de woningmarktafspraken voor Walcheren ook vastgesteld.

Door de Stec Groep is in 2019 in opdracht van de Provincie Zeeland en de Zeeuwse gemeenten een Kwalitatief Woningmarktonderzoek Zeeland (KWOZ) uitgevoerd. Daaruit komt, gebaseerd op de 'Proviniciale bevolkings- en huishoudensprognose 2019', een verwachte huishoudensontwikkeling voor de gemeente Middelburg van plus 1.769 huishoudens tot en met 2029. Voor heel Walcheren gaat het om 2.709 huishoudens. Door de Stec Groep is in 2019 eveneens een Locatieonderzoek Walcheren uitgevoerd, als een nadere uitwerking van het KWOZ, waarin vooral gekeken is naar locaties voor nieuwbouw. Hieruit blijkt vooral een behoefte aan centrumstedelijk wonen, vooral door de groei van alleenstaande doelgroepen.

In de woningmarktafspraken is de kwantitatieve behoefte van de regio Walcheren bepaald aan de hand van de huishoudensgroei volgens de Provinciale Bevolkings- en Huishoudenprognose 2019 voor de komende 10 jaar, de berekende inhaalvraag en de vraag voor de komst van tijdelijke en definitieve arbeidsmigranten en de gewenste flexibele ruimte ten behoeve van planuitval. De netto nieuwbouwbehoefte voor de reguliere woningen in de periode 2016-2025 wordt op basis van deze factoren ingeschat op 4.031 woningen. Samen met de regio is vervolgens bepaald dat er volgens verwachting nog 741 woningen onttrokken worden door sloop en 340 door deeltijdbewoning. Uiteindelijk leidt dit tot een bruto woningbouwopgave van 5.112 tussen 2016 en 2026.

Ten behoeve van de woningbouwopgave hebben de gemeenten bruto 4.720 en netto 3.639 woningen opgenomen in nieuwbouwprojecten. Aanvullend op de diverse projecten is per gemeente een aantal gereserveerd (restcapaciteit) om te kunnen inspelen op initiatieven in de toekomst. Hiervoor is 15% van het bruto aantal geplande woningen gereserveerd. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen harde en zachte plancapacteit. De harde plancapaciteit betreft de woningbouwplannen die 'gehard' zijn in een door de gemeenteraad vastgesteld bestemmingsplan of andere planvorm.

Eén van de uitgangspunten uit de recente woningmarktonderzoeken is om alleen nog woningbouw te ontwikkelen die complementair is aan de bestaande woningvoorraad en een aantal woonmilieus. Op basis van de opbouw van de huidige voorraad, de woonvoorkeuren van huishoudens en de huishoudensprognoses zijn de belangrijkste opgaven het aandeel levensloopbestendige woningen te vergroten ten koste van reguliere grondgebonden woningen.

Toetsing en conclusie

Op de locatie wordt ingezet op appartementen op een strategische woonlocatie in een stedelijk gebied. In overleg met de gemeente heeft Woongoed Middelburg deze locatie toegewezen gekregen. De doelgroep van eenpersoonshuishoudens wordt hierdoor bereikt. Hiermee wordt aangesloten op de regionale behoeften. In de planningscapaciteit is rekening gehouden met 20 woningen in totaal worden er worden 32 woningen gerealiseerd. De 12 extra woningen gaan ten koste van de restcapaciteit. Deze ontwikkeling past kwantitatief gezien dus binnen de regionale woningmarktafspraken.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Kwaliteitsatlas Middelburg

Toetsingskader

De Kwaliteitsatlas is een belangrijk integraal beleidsdocument van de gemeente Middelburg. In deze Kwaliteitsatlas wordt een richting uitgestippeld voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente tot het jaar 2030. Voor een groot aantal deelaspecten (waaronder wonen) is vervolgens aangegeven welke veranderingen nodig zijn om in 2030 tot de gewenste situatie te komen. Eind 2009 is een herijking van de 2e en 3e fase van de Kwaliteitsatlas gepresenteerd. Op 18 januari 2010 is een herziening van de Kwaliteitsatlas vastgesteld.

Middelburg streeft naar kwalitatief goede woonmilieus, goede woningen in een aantrekkelijke omgeving en minder op groei. Mensen moeten graag in de gemeente Middelburg willen blijven wonen. Door woonmilieus aan te bieden voor alle leeftijdscategorieën in zowel stedelijke als landelijke omgeving kan Middelburg voor iedereen een aantrekkelijke plaats blijven om zich te vestigen.

De gemeente wil de komende jaren investeren in binnenstedelijke ontwikkelingen. Ook de provincie stuurt aan op ontwikkelingen binnen de bestaande kaders van verstedelijking.

De woningbouwopgave voor de gemeenten Vlissingen en Middelburg samen wordt in de Kwaliteitsatlas geraamd op 3.400 woningen. In de Kwaliteitsatlas wordt de plancapaciteit aan de verschillende wijken weergegeven voor de periode 2010-2020.

Toetsing en conclusie

Het plangebied ligt binnen het stedelijk gebied van Middelburg. De ontwikkeling draagt bij aan een divers woningaanbod in de gemeente Middelburg. De woningmarkt heeft in 2010 een behoorlijke verandering ondergaan, er zijn tevens nieuwe woningmarktafspraken gemaakt sinds die tijd. In paragraaf 3.2.3 is de ontwikkeling hieraan getoetst.

3.3.2 Woonvisie 2016 – 2020

Toetsingskader

In de Woonvisie 2016-2020 wordt het beleid over wonen voor de gemeente Middelburg weergegeven. Hierbij wordt uitgegaan van het woningmarktonderzoek Woningmarkt 2015-2030, opgesteld door ABE Research.

Uit de Woonvisie Middelburg 2016-2020 blijkt dat er een toenemende behoefte is aan stedelijke woonmilieus gelegen in het centrum. Het woningmarktonderzoek beveelt aan om de focus te leggen op voldoende aanbod in centrumstedelijke woonmilieus en om te zorgen voor meer woningen in de centrumstedelijke woonmilieus.

Toetsing en controle

De locatie ligt op loopafstand van winkelcentrum Veerse Poort en de binnenstad en sluit dan ook aan bij de Woonvisie. Ook past de ontwikkeling bij de kwantitatieve vraag naar stedelijke woonmilieus, zoals gesignaleerd in het locatieonderzoek Walcheren.

3.3.3 Ruimtelijke kwaliteit en welstandsbeleid

Voor een onafhankelijk advies voer ruimtelijke kwaliteit wordt het Walchers Adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit (het WARK) ingeschakeld.

Het voorheen verplichte advies over ruimtelijke kwaliteit (voorheen welstandsadvies) door een onafhankelijk adviesteam kan ook vervangen worden door een ambtelijke toets. Met het vaststellen van de nieuwe welstandsnota, de Nota Ruimtelijke Kwaliteit 2016 heeft Middelburg gekozen om een deel van de plannen door ambtenaren te laten toetsen.

Het doel is om aanvragers zoveel mogelijk zekerheid te geven over het krijgen van een positief advies op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Bouwplannen die deze standaardoplossingen volgen, zullen in de regel snel afgehandeld kunnen worden. Indien bij de toets blijkt dat een plan niet op de meer concrete flits- en snelheidscriteria is gebaseerd, wordt dit plan alsnog voorgelegd aan het WARK. Dit gebeurt ook als wordt geconcludeerd dat een beoordeling door het WARK zinvol en/of gewenst is. Het WARK kijkt bij haar beoordeling ook naar specifieke pand- en locatiegebonden aspecten.

Toetsing en conclusie

De ontwikkeling is voorgelegd aan het WARK Plus op 8 april 2021 en het WARK op 6 mei 2021. Beide adviesteams hebben op hoofdlijnen positief geadviseerd over de ontwikkeling.

Hoofdstuk 4 Toetsing Aan Omgevingsaspecten

4.1 Cultuurhistorie

4.1.1 Bouwhistorische waarden

Toetsingskader

In het Bro (artikel 3.6.1 lid 2) is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.1 is te zien dat in de nabijheid van de locatie geen monumenten zijn gelegen. Daarnaast maakt de locatie ook geen onderdeel uit van het Beschermd Stadsgezicht Middelburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0008.png"

Figuur 4.1 Cultuurhistorische waardenkaart (Bron: https://intgwbp.zeeland.nl/geoloket/?Viewer=Cultuurhistorie , bewerkt Rho adviseurs).

Conclusie

In en nabij het projectgebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Negatieve effecten op deze waarden zijn dan ook uitgesloten.

4.1.2 Archeologie

Toetsingskader

In Europees verband is het zogenoemde “Verdrag van Malta” tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit meewegen te laten plaatsvinden wordt, naast de bestaande regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd.

Toetsing en conclusie

Voor het plangebied is in het kader van de ontwikkeling van juridisch-planologische procedure voor de woonwijk Veerse Poort al archeologisch onderzoek uitgevoerd. Conclusie van deze onderzoeken was dat er geen vervolgonderzoek nodig was.

4.2 Ecologie

Ter voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat de vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Toetsingskader

Bij de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantsoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor leefgebieden van vogelstoorten (Vogelrichtlijn) en voor natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.

In de provincie Zeeland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de "overig" beschermde soorten. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. Dit betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Natura 2000/Natuurbeschermingswet

Het plangebied is geen Beschermd Natuurmonument of Natura 2000-gebied. De afstand tot een Natura 2000-gebied bedraagt circa 5 kilometer. Dit betreft het Natura 2000-gebied Veerse Meer. Om te onderzoeken of er sprake is van stikstofdepositie op stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden is een Aerius-berekening uitgevoerd, de memo met uitgangspunten en uitkomst is opgenomen in bijlage 1 . Uit berekeningen voor de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied.

Uit de berekeningen voor de aanlegfase blijkt dat er eveneens geen sprake is van enige stikstofdepostie binnen de Natura 2000-gebieden (zie hiervoor bijlage 1). Dit betekent dat geen significante gevolgen optreden en dat de instandhoudingsdoelstelling van de omliggende Natura 2000-gebieden niet in gevaar komen. Voor projecten die niet leiden tot een toename van depositie is geen vergunning conform de Wet natuurbescherming nodig. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de natuurwaarden Natura-2000 gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0009.png"

Figuur 4.2 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebied.

Natuurnetwerk Zeeland

Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). De dichtstbijzijnde gebieden zijn gelegen op ongeveer één kilometer. Dit zijn natuurgebied Brigdamme en het natuurgebied Oude Veerseweg. De geplande activiteit ligt op geruime afstand van beide gebieden. Het heeft geen negatief effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0010.png"

Figuur 4.3 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland bron: Provincie Zeeland).

Soortenbescherming

Voor de ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 2. Het volgende is geconcludeerd. De voorgenomen ontwikkeling is naar verwachting in strijd met het onderdeel soortenbescherming uit de Wet natuurbescherming. Er kunnen namelijk negatieve effecten plaatsvinden op beschermde functies voor de huismus, en diverse vleermuissoorten. Daarnaast kunnen 'vogels zonder jaarrond beschermd nest' en rugstreeppad zich in de toekomst vestigen, als er geen voorzorgsmaatregelen worden opgenomen.

Hierna wordt ingegaan wat dit per soort betekent om te kunnen voldoen aan de Wet natuurbescherming en/of het provinciaal beleid.

  • Vogels zonder jaarrond beschermde nesten: voorkom vernietiging van vogelnesten óf een verstoring die van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van een in Europa inheemse vogelsoort (voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar paragraaf 5.1 van het onderzoek):
    1. 1. verricht de werkzaamheden buiten de broedperiode van de aanwezige soorten;
    2. 2. laat voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelinspectie uitvoeren door een ecoloog;
    3. 3. voorkom vestiging van de oeverzwaluw, witte kwikstaart en warte roodstaart.
  • Vleermuizen: ten noorden van het plangebied loopt een watergang die mogelijk een essentiële vliegroute vormt. Tevens zijn er verblijfplaatsen mogelijk in de nabijgelegen bebouwing. Aan de volgende maatregelen moet worden voldaan (voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar paragraaf 5.1 van het onderzoek):
    1. 1. voorkom het werken tussen zonsondergang en zonsopkomst. Als dit niet voorkomen kan worden dienen de watergang en de omliggende bebouwing niet beschenen te worden;
    2. 2. plaats geen verlichting of indien er wel verlichting geplaatst wordt, dient deze te worden afgesteld dat de watergang en de nabijgelegen bebouwing niet beschenen wordt. Dit geldt zowel voor de verlichting tijdens de werkzaamheden als voor de verlichting in de definitieve situatie;
    3. 3. indien niet aan de maatregelen voldaan kan worden dient er nader onderzoek plaats te vinden.
  • Rugstreeppad (voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar paragraaf 5.1 van het onderzoek):
    1. 1. voorkom dat er in de periode april t/m eind augustus ondiepe wateren ontstaan of zorg dat deze direct gedempt worden;
    2. 2. voorkom dat er in de periode april t/m eind november nieuwe zomer- en/of winterverblijfplaatsen ontstaan, zoals hopen vergraafbaar zand, bouwmateriaal (bijvoorbeeld puin), hopen houtafval of stenen. Verwijder dit direct uit het plangebied;
    3. 3. indien niet aan de maatregelen voldaan kan worden dient er nader onderzoek plaats te vinden.
  • huismus: de huismus is een vogelsoort met een jaarrond beschermd nest. Deze soort is zeer honkvast en geschikte nestplaatsen zijn beperkt beschikbaar. Verstoringen, die het broedsucces verminderen of zelfs leiden tot het verlaten van het nest, zijn verboden. Dit betreft ook verstoring of aantasting van het functionele leefgebied:
    1. 1. voorkom sterke trillingen of harde geluiden over een lange periode nabij mogelijke nesten en functionele leefomgeving van de huismus tijdens de broedperiode. Deze periode loopt van maart t/m augustus;
    2. 2. laat elementen intact die deel kunnen uitmaken van de functionele leefomgeving van de huismus;
    3. 3. Indien niet aan de maatregelen voldaan kan worden dient er nader onderzoek plaats te vinden.

In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. In het projectgebied kunnen zoogdieren of amfibiën voorkomen. De volgende maatregelen zijn noodzakelijk om aan de Wet natuurbescherming en/of provinciaal beleid te voldoen:

  • Zoogdieren;
    1. 1. Indien er verstoring plaatsvindt, dient er een passende vluchtroute beschikbaar te zijn. Dit geldt in het bijzonder voor vogels en grondgebonden zoogdieren (zoals muizen, egels) om verkeersslachtoffers te voorkomen. Geadviseerd wordt om vanaf één zijde en bij voorkeur van een drukke naar rustige locatie te werken, zoals een open veld waarbij ook op aangepast tempo dient te werken zodat dieren kunnen vluchten.
    2. 2. Kunstmatige verlichting werkt verstorend op zoogdieren en andere fauna. Er wordt geadviseerd om niet tussen zonsondergang en zonsopkomst te werken;
    3. 3. Voorkom of beperk de toepassing van kunstlicht en de verstrooiing van licht buiten de projectlocatie. Voorkom ook het direct schijnen op wateroppervlakken of groenelementen, zoals bosschages en ruigtes;
    4. 4. Zorg dat er voldoende dekking aanwezig blijft van bosschages voor bijvoorbeeld de egel en diverse muizensoorten. Plant nieuwe beplanting aan, voordat de oude verwijderd wordt.

Amfibieën:

    1. 1. Verplaats individuen die aanwezig zijn binnen het werkterrein naar een vergelijkbare, veilige plek buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden;
    2. 2. Werk bij voorkeur in september of oktober in de oever. Werk bij voorkeur niet in de oever of het water bij temperaturen beneden de 10 graden. Indien niet kan worden voldaan aan (één van) beide maatregelen dient contact worden opgenomen met een ecoloog om negatieve effecten te voorkomen.

Conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet binnen Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het 'Veerse Meer' op circa 5 km ten noordoosten. Uit AERIUS berekeningen voor de aanleg- en gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van relevante stikstofdeposities (hoger dan 0,00 mol/ha/j) in de omliggende Natura 2000-gebieden. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (figuur 4.2). Op circa 1 km van de ontwikkeling liggen de natuurgebieden 'Brigdamme' en 'Oude Veerseweg' die behoren tot het Natuurnetwerk Zeeland. Verder ligt het plangebied niet binnen een waterwin-, grondwaterbeschermings- of milieubeschermingsgebied. De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.

Soortenbescherming

De voorgenomen ontwikkeling is naar verwachting in strijd met het onderdeel soortenbescherming uit de Wet natuurbescherming. Er kunnen namelijk negatieve effecten plaatsvinden op beschermde functies voor de huismus, en diverse vleermuissoorten. Daarnaast kunnen 'vogels zonder jaarrond beschermd nest' en rugstreeppad zich in de toekomst vestigen, als er geen voorzorgsmaatregelen worden opgenomen. Daarnaast is er sprake van zorgplicht in verband met de mogelijke aanwezigheid van zoogdieren en amfibiëen.

Door het nemen van maatregelen, zoals hiervoor genoemd en uitgebreid wordt toegelicht in hoofdstuk 5 van het onderzoek zijn geen aanvullende onderzoeken noodzakelijk.

Initiatiefnemer zal zich houden aan de genoemde maatregelen. De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.

4.3 Water

Toetsingskader

Artikel 3.1.6 van het Bro stelt dat in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Een omgevingsvergunning die met de kruimelgevallenregeling wordt verleend wordt niet aangemerkt als een ruimtelijk besluit waarvoor de watertoets verplicht is. Dat neemt niet weg dat een watertoets kan worden uitgevoerd. De watertoets is namelijk een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren.

Toetsing

Volgens de Legger Oppervlaktewateren van Waterschap Scheldestromen grenst het plangebied in het noordoosten aan een secundaire watergang (figuur 4.4). Deze watergang heeft een beschermingszone van 7 meter. De beoogde ontwikkeling voorziet in werkzaamheden binnen deze zone daarom dient een watervergunning aangevraagd te worden. Het plangebied ligt volgens de Legger Waterkeringen niet binnen de kern- en beschermingszone van een waterkering.

De ontwikkeling wordt deels gerealiseerd op bestaand verhard terrein (herinrichting parkeerterrein). De appartementen komen op een onverhard deel van het terrein. Tot voorkort stond hier een sporthal. Afvalwater wordt aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel en hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van het oppervlakte- en grondwater worden duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruikt, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Negatieve effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling op het watersysteem ter plaatse kunnen dan ook worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0011.png"

Figuur 4.4 Ligging oppervlaktewater en beschermingszone (Bron: Legger Oppervlaktewateren).

De ontwikkeling is getoetst aan de aspecten uit de watertabel van Waterschap Scheldestromen. De tabel is opgenomen in bijlage 3. Uit toetsing aan de criteria blijkt dat het aspect water geen belemmering vormt voor de beoogde functiewijziging. Extra waterberging is dan ook niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsing

In opdracht van de gemeente Middelburg is in 2018 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 4. Het volgende is geconcludeerd.

Verkennend bodemonderzoek naar chemische partners

In de bovengrond zijn achtergrondwaarde-overschrijdingen voor kobalt, lood, molybdeen, nikkel, zink en mineralie olie aangtoond. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten van de geanalyseerde paramters aangetoond. In het grondwater zijn streefwaarde-overschrijdingen voor chroom, lood en zink aangetoond evenals een natuurlijke streefwaarde-overschrijding voor arseen.

Voor het onderzoek op deze deellocatie is uitgegaan van de hypothese: verdacht voor bodemverontreiniging met diverse stoffen, waaronder arseen in het grondwater. Deze hypothese dient op basis van de onderzoeksresultaten te worden aangenomen.

Verkennend (bodem)onderzoek naar asbest

Op en in de grond aan de Sportlaan 25 is geen asbest aangetroffen.

Voor het onderzoek op deze deellocatie is uitgegaan van de hypothese: verdacht voor bodemverontreiniging met asbest. Deze hypothese kan op basis van de onderzoeksresultaten worden verworpen. De op de onderzoekslocatie geconstateerde verhoogde gehalten van chemische parameters in de grond en het grondwater geven geen direct aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend of nader bodemonderzoek.

Conclusie

De bodem is geschikt voor de beoogde functie wonen.

4.5 Verkeer En Parkeren

Verkeersafwikkeling op omliggend wegennet

De entree van de parkeervoorziening sluit aan op het bestaande wegennet van de Sportlaan en de Nassaulaan. De Nassaulaan leidt in oostelijke richting via de Krooneveldweg naar rijksweg N57. Via de Nassaulaan en de Veerseweg wordt de oostkant van het centrum van Middelburg bereikt. De Sportlaan en de Noordsingel verbinden het plangebied met de westkant van het centrum.

Alle wegen in de omgeving, met uitzondering van de Krooneveldweg en de rijksweg N57 zijn erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur.

Aan de hand van kencijfers van het CROW is voor het projectgebied de verkeersgeneratie berekend. Uit de berekening blijkt dat de gemiddelde verkeersgeneratie maximaal 115 motorvoertuigbewegingen per etmaal bedraagt.

Als woningbouwontwikkeling 'Veersepoort V' en voorliggende ontwikkeling gereed zijn is de verwachte capaciteit op de Sportlaan ongeveer 3.550 motorvoertuigen per etmaal op de Sportlaan en 4.550 motorvoertuigen per etmaal op de Nassaulaan, beide voor het jaar 2023. De berekening hiervoor is opgenomen in bijlage 5. De verkeersintensiteit voor de Sportlaan en Nassaulaan is bepaald door de waarden uit het verkeersmodel basisjaar 2012 met de jaarlijkse verkeerstoename van 1,5% te indexeren naar 2023. Deze autonome groei sluit aan bij het Verkeersmodel Walcheren 2012-2030. Opgemerkt dient te worden dat hierbij geen rekening is gehouden met de effecten van Covid-19. De verwachting is dat de werkelijke intensiteiten lager zullen uitkomen.

Er zijn geen harde criteria ten aanzien van verkeersintensiteiten op erftoegangswegen, maar landelijk wordt een maximale verkeersintensiteit op een erftoegangsweg van 5000 – 6000 motorvoertuigen per etmaal (mtv/etm) als richtlijn gehanteerd. De Sportlaan en de Nassaulaan hebben voldoende capaciteit om de toename van verkeer te verwerken.

De aansluiting vanuit Veersepoort V in de bocht Sportlaan/ Nassaulaan wordt aangepast en uitgewerkt tot een veilige T-kruising met plateau. Hierdoor wordt de snelheid lager en de aansluiting veiliger voor verkeer.

Geadviseerd wordt om de verkeersafwikkeling op de Sportlaan en de Nassaulaan te monitoren. Hierbij wordt aandacht gevraagd voor de menging van fietsverkeer en gemotoriseerd verkeer op de Nassaulaan. Het verdient aanbeveling om, bij het monitoren van de intensiteit van het autoverkeer, de intensiteit van het fietsverkeer integraal mee te nemen en zo nodig aanvullend maatregelen te nemen die de positie van de fietser op dit tracé verbetert.

Langzaam verkeer en openbaar vervoer

Het plangebied is ontsloten voor langzaam verkeer, maar dit is niet optimaal. In/bij het appartementengebouw worden fietsrekken/bergingen gerealiseerd voor het plaatsen van fietsen. Vanaf de Nassaulaan en Fazantenhof gaat een service bus. In de toekomst wordt de servicebus vervangen door een buurtbus. Vanaf bushalte de Veerseweg kan met de bus treinstation Middelburg worden bereikt. Het gebied wordt zodoende matig ontsloten door openbaar vervoer.

Parkeren

Parkeertellingen

In november 2020 zijn door Rho adviseurs parkeertellingen uitgevoerd naar de bezettingsgraad van parkeerplaatsen in de omgeving. Hiervoor is er geteld in het gebied zoals weergegeven in figuur 4.4. Deze tellingen zijn opgenomen in bijlage 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0012.png"

Figuur 4.4. Plangebied parkeertellingen.

Parkeerbehoefte

Voor deze ontwikkeling wordt een parkeernorm gehanteerd van 1,3. Deze norm komt als volgt tot stand:

  • huur, appartement, midden/goedkoop (inclusief sociale huur);
  • sterk stedelijk;
  • bebouwde kom;
  • midden van de bandbreedte (0,9 – 1,7 = 1,3 pp /woning).

De parkeernorm bestaat uit een aandeel voor bewonersparkeren (1) en een aandeel voor bezoekerparkeren (0,3), in totaal 1,3 parkeerplaats per woning. Bewoners en bezoekers zijn niet allemaal gelijktijdig aanwezig. Daarom geeft het CROW aanwezigheidspercentages per dagdeel aan. De te hanteren percentages hangen af van de dag in de week en van het tijdstip op de dag. Op basis van zowel de aanwezigheidspercentages van het CROW als de parkeertellingen blijkt dat op een werkdagavond maatgevend is. Bij voorliggende ontwikkeling is de werkdagavond leidend.

Op basis van een parkeernorm van 1,3 is er op de werkdagavond een parkeerbehoefte van 38 parkeerplaatsen (zie bijlage 6). Op het aangrenzende parkeerterrein worden 24 openbare parkeerplaatsen gerealiseerd en aan de Sportlaan nabij de entree 2. Nog meer parkeerplaatsen op het parkeerterrein doet afbreuk aan de groene inrichting van het terrein. Dit betekent dat er een tekort is aan 12 parkeerplaatsen.

In overleg met de gemeente Middelburg is gekeken waar in de directe omgeving op een acceptabele loopafstand parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden. De volgende locaties zullen worden ingezet om de parkeerbehoefte van de ontwikkeling op te vangen (zie figuur 4.5.):

  1. 1. 2 parkeerplaatsen tegenover de ontwikkeling: voor deze parkeerplaatsen geldt momenteel een parkeerduur van 15 minuten, ook in de avond. Als deze maximum parkeerduur in de avond tot bijvoorbeeld 7.30 uur in de ochtend zou komen te vervallen zouden deze parkeerplaatsen normaal gebruikt kunnen worden in de avond. Om dit mogelijk te maken dient wel een verkeersbesluit genomen te worden.
  2. 2. 1 langsparkeerplaats op de hoek Oranjelaan/Nassaulaan. Hier is fysiek nog ruimte voor 1 langsparkeerplaats in het verlengde van de huidige parkeerplaatsen.
  3. 3. 9 parkeerplekken in parkeergarage 'Hof van Buren': Woongoed Middelburg is eigenaar van het tegenoverliggende appartementencomplex Hof van Buren. In totaal zijn er 51 parkeerplaatsen in de parkeergarage hiervan worden er 23 gebruikt door bewoners van het gebouw. Een deel van de parkeerplaatsen staat leeg (per 1 juni 2021: 5) of wordt verhuurd aan mensen van elders (per 1 juni 2021: 23). Woongoed Middelburg kan plekken beschikbaar maken voor de toekomstige bewoners van de ontwikkeling. Omdat Woongoed Middelburg eigenaar is van zowel de parkeergarage als van de ontwikkeling, kan de langdurige beschikbaarheid van de parkeerplaatsen ten behoeve van de ontwikkeling worden gegarandeerd.

In de regeling is opgenomen dat er voldoende parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd waarvan ten minste 9 in de tegenoverliggende parkeergarage. Geconcludeerd wordt dat kan worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen om de parkeerbehoefte van de ontwikkeling op te vangen. In bijlage 7 is toegelicht hoe Woongoed Middelburg het parkeren in de parkeergarage wil borgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0013.png"

Figuur 4.5 Locatie parkeer oplossingen.

Conclusie

Verkeer en ontsluiting

Aan de hand van CROW kencijfers is berekend dat de verkeerstoename als gevolg van de appartementen gemiddeld 115 mvt/etmaal bedraagt.

De bestaande infrastructuur in de omgeving heeft voldoende capaciteit om het extra verkeer zonder problemen te kunnen afwikkelen. Negatieve effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling kunnen zodoende worden uitgesloten.

Wel wordt geadviseerd wordt om de verkeersafwikkeling op de Sportlaan en de Nassaulaan te monitoren. Hierbij wordt aandacht gevraagd voor de menging van fietsverkeer en gemotoriseerd verkeer op de Nassaulaan. Het verdient aanbeveling om, bij het monitoren van de intensiteit van het autoverkeer, de intensiteit van het fietsverkeer integraal mee te nemen en zo nodig aanvullend maatregelen te nemen die de positie van de fietser op dit tracé verbetert.

Daarnaast wordt de aansluiting vanuit Veersepoort V in de bocht Sportlaan/ Nassaulaan aangepast en uitgewerkt tot een veilige T-kruising met plateau. Hierdoor wordt de snelheid lager en de aansluiting veiliger voor verkeer.

Parkeren

Voor de ontwikkeling is een parkeertekort van 12 parkeerplaatsen op eigen terrein. In overleg met de gemeente is bepaald dat er in de directe omgeving de mogelijkheid is voor het realiseren van de benodigde parkeerplaatsen. Hiervoor zullen naast een aantal parkeerplaatsen die worden gerealiseerd op maaiveld niveau ook gebruik worden gemaakt van bestaande (leegstaande of leegkomende) parkeerplaatsen in de parkeergarage van het tegenover gelegen Hof van Buren. Voor de parkeerplaatsen op maaiveldniveau geldt dat de komende tijd de haalbaarheid hiervan verder wordt uitgezocht.

In de regeling van het bestemmingsplan is opgenomen dat ten minste 9 parkeerplaatsen beschikbaar zijn in de tegenoverliggende parkeergarage. Geconcludeerd kan worden dat het mogelijk is de extra parkeerplaatsen in de directe omgeving te realiseren.

4.6 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau.

Als de Wgh van toepassing is, dan dient een nieuwe geluidsgevoelige functie te voldoen aan bepaalde wettelijke normen. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk (65 dB voor binnenstedelijke wegen en 53 dB voor een buitenstedelijke autoweg). De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB(A). Bovendien zal voor de betreffende geluidsgevoelige functie ten minste altijd één geluidsluwe gevel aanwezig moeten zijn, terwijl er gestreefd wordt het aantal 'dove gevels' per woning tot maximaal één te beperken.

Geluidszones

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wgh geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidsbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Toetsing en conclusie

De omliggende wegen (Sportlaan en Nassaulaan) hebben een snelheidsregime van 30 km/u op basis van de Wgh is akoestisch onderzoek niet nodig. Echter dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Voor de ontwikkeling is dan ook akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 8.

Uit de berekeningen blijkt dat de richtwaarden (48dB) door het verkeer op de Sportlaan/Nassaulaan (die niet onder het regime vallen van de Wet geluidhinder) wordt overschreden. De maximale berekende (gecumuleerde) geluidbelasting bedraagt 60 dB, inclusief 5dB aftrek op basis van artikel 110g Wgh op de gevel gelegen aan de zijde van de Sportlaan. De Sportlaan en de Nassaulaan vallen niet onder het regime van de Wet geluidhinder. Aanbevolen wordt bij de bouw rekening te houden met gevelmaatregelen om aan de maximale binnenwaarde van 33 dB te voldoen.

4.7 Milieuhinder Omliggende Functies

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om een belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat in de omgeving en de bedrijfsvoering te kunnen maken, is voor dit plan gebruikgemaakt van de systematiek uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

In de VNG-publicatie is tevens de mogelijkheid opgenomen te werken met een Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging. Bedrijven die genoemd zijn in deze staat kunnen in een functiemengingsgebied direct naast gevoelige functies aanwezig zijn, zonder dat er richtafstanden in acht genomen moeten worden.

Toetsing

De ontwikkeling vindt plaats in een gebied met voornamelijk woningbouw en enkele maatschappelijke functies aan de zuidzijde van het plangebied.

Ten zuiden van de ontwikkeling, aan de overzijde van de Sportlaan, ligt 'Hof van Buren'. In het bestemmingsplan Nieuw Middelburg is voor de gronden een gemengde bestemming opgenomen. In de plint van het appartementencomplex is kleinschalige bedrijvigheid aanwezig. Momenteel zijn er onder andere. een grand café, kapper en zorginstelling gevestigd. Ter plaatse mogen zich alleen bedrijven vestigen die direct naast (of onder) woningen toelaatbaar zijn. Een (negatief) geluidseffect ter plaatse van de ontwikkeling is daarmee uitgesloten.

Het winkelcentrum Veersche Poort ligt op ruim 300 meter van het appartementengebouw. De richtafstand voor de verschillende functies binnen dit winkelcentrum variëren van 10 tot 30 meter. Het beoogde appartementgebouw ligt ruim buiten deze richtafstanden.

Aan de Dillenburglaan ligt een praktijk voor fysiotherapie en een opvanglocatie voor jongeren. Voor deze functies geldt op basis van de VNG-uitgave een loopafstand van 10 meter tot een rustige woonwijk. Het appartementencomplex zal op 50 meter afstand van deze functies worden geplaatst. Daarnaast leidt de ontsluitingsweg van deze functies in de richting van de Nassaulaan het verkeer van de woningbouwlocatie af. Hierdoor zal de overlast voor het appartementencomplex minimaal zijn.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Ook vormen de woningen geen belemmeringen voor de bedrijfsvoering van de functies in de omgeving.

4.8 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

Risico relevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het in werking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met een uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en in nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6-waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Bevi zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Toetsing

De toekomstige woningen zijn kwetsbare objecten die beschermd moeten worden tegen externe veiligheidsrisico's. Volgens de professionele risicokaart waarop risicobronnen worden getoond, zijn er in de omgeving van het plangebied geen relevante risicovolle bronnen gelegen. Het plangebied ligt op ruim 800 meter van de route gevaarlijke stoffen over de N57 die vanaf het kruispunt met de Rooseveltlaan naar het noorden loopt. Conform het Basisnet Weg blijkt dat ter hoogte van het traject Afrit N287 (Serooskerke) - Middelburg geen veiligheidsafstand en geen plasbrandaandachtsgebied geldt. Gezien de grote afstand en de geringe vervoersaantallen (GF3 82) is de risicobron niet van belang voor de externe veiligheidssituatie ter plaatse. De ontwikkeling zelf betreft ook geen risicovolle bron. Negatieve effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling kunnen dan ook worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0014.png"

Figuur 4.6 Ligging plangebied (paars) t.o.v. risicovolle inrichtingen en routes (Bron: www.risicokaart.nl).

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde
stikstofdioxide (NO2)1) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³
Fijn stof (PM2,5)2) jaargemiddelde concentratie 25 µg/

1) De toetsing van de grenswaarde voor uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 g/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.

2) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het Besluit niet in betekende mate (nibm) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling (32 appartementen) behoort tot een vaste categorie waarvan vooraf bekend is dat deze ontwikkeling 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Desalniettemin is de bijdrage als gevolg van de verkeersgeneratie (115 mvt/etm) berekend met behulp van de NIBM-tool (figuur 4.7). De maximale bijdrage bedraagt 0.15 µg/m³ voor NO2 en 0.03 µg/m³ voor PM10. De beoogde ontwikkeling zal 'niet in betekende mate' bijdragen aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Negatieve effecten als gevolg van de beoogde ontwikkeling kunnen zodoende worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0015.png"

Figuur 4.7 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit NIBM-tool (versie 06-04-2021).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Veerseweg ten oosten van het plangebied (zie figuur 4.8). Uit de NSL-monitoring blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties 15.8 µg/m3 voor NO2, 17.5 µg/m3 voor PM10 en 10.1 µg/m3 voor PM2,5 bedragen. Met daarbij 6 overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10. Aangezien direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0687.BPVPTWSM-VG01_0016.png"

Figuur 4.8 Luchtkwaliteit rondom plangebied (Bron: www.nsl-monitoring.nl).

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.

4.10 Planologisch Relevante Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Planologische relevantie

Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in een (bestemmings)plan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante leidingen worden aangemerkt (buis)leidingen voor het transport van:

  • elektriciteit met een hoogspanning van meer dan 50 kV;
  • brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger;
  • brandbare vloeistoffen of giftige stoffen met een diameter van 4 inch en hoger;
  • buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter.

Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.

Grondroeringsregeling

De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke 'mechanische grondroering' bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.

Toetsing

In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Voor deze leidingen zal nog wel een melding bij het kadaster worden gedaan.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.11 Duurzaamheid

Toetsingskader

Klimaatbestendige Middelburgse Samenleving 2018-2050

De gemeente stelt zich tot doel dat Middelburg bewoonbaar blijft en dat de Middelburgers gezond en goed kunnen wonen, leven en werken ondanks de klimaatverandering. De visie gaat in hoe in de gemeente Middelburg gebouwen, tuinen, openbare ruimte en wellicht ook de mensen zodanig kan veranderen dat de gevolgen van klimaatsverandering beheersbaar blijven. Voor de ontwikkeling zijn onderstaande maatregelen relevant:

  • meer groen en minder verharding'
  • 'water sturen';
  • donkere verharding vervangen door wit of beplanting;
  • meer water in de bodem.

Middelburgse Milieuvisie 2019-2025

In de MVM is het duurzaamheidsbeleid opgenomen. Het belangrijkste doel is om te komen tot een gezonde, duurzame samenleving en leefomgeving en een duurzame ontwikkeling van de gemeente. Daarbij moet worden voorzien in de behoeften van de huidige generaties, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties te beperken om gezond en goed te kunnen leven. De MVM heeft betrekking op alle milieu thema's met als doel voor 2025 en 2050. De belangrijkste ambities en doelstellingen die voor de ontwikkeling relevant zijn en uitgangspunt moeten zijn worden hierna genoemd, waarbij is uitgegaan van het doel voor 2025.

  • Klimaat en energie: energieverbruik beperken.
  • Duurzaam gebouwde omgeving: realiseren van energieneutraal en duurzaam bouwen bij nieuwbouw.
  • Emissie van geluid en stoffen: huidige geluid- en luchtkwaliteit van Middelburg verbeteren.
  • Duurzame mobiliteit: het op een verantwoorde, veilige en duurzame manier verplaatsen van mensen en goederen
  • Externe veiligheid: voorkomen van onaanvaardbare risico’s voor de bevolking door vervoersbewegingen en bronnen/bedrijven die tijdelijke, dan wel permanente schade aan de leefomgeving toebrengen.
  • Van afval naar grondstof.
  • Klimaatadaptatie en duurzaam watersysteem.

BENG-eisen

Ten behoeve van de energieopwekking is vanuit de overheid de eis gesteld dat bij de bouw van nieuwe overheidsgebouwen per 2021 voldaan moet worden aan de eis van bijna energieneutrale gebouwen (BENG-eisen). In de praktijk betekent dit dat de energieprestatie van nieuwe gebouwen wordt vastgesteld aan de hand van de volgende drie BENG-eisen:

  • de maximale energiebehoefte in kWh per m2 gebruiksoppervlakte per jaar;
  • het maximale primair fossiel energiegebruik, eveneens in kWh per m2 gebruiksoppervlakte per jaar;
  • het minimale aandeel hernieuwbare energie in procenten.

Toetsing en conclusie

Het gebouw voldoet aan alle eisen zoals deze worden gesteld op het gebied van EPC en MPG. De omgevingsvergunning voor bouwen is ingediend voor 31 december 2020. Dit betekent dat formeel de ontwikkeling niet hoeft te voldoen aan de BENG-eisen. Woongoed Middelburg heeft echter een quickscan laten uitvoeren of de plannen ook voldoen aan de BENG-eisen. Hieraan wordt voldaan behoudens de eis voor TO-juli (indicator voor temperatuuroverschrijding). Dit betekent dat wordt voldaan aan:

  • de eis dat voor een woning de maximale benodigde energie niet meer bedraagt dan 25 kWh/m2/jaar. Dit is behaald door het toepassen van goede isolatie en een optimale luchtdichtheid;
  • het beperken van de energiebehoefte. Er worden energiezuinige installaties toegepast ten behoeve van de verwarming maar ook de koeling van het gebouw. Daarnaast zorgt de goede isolatie ook voor een energiebeperking;
  • de minimale eis dat minstens 50% gebruik wordt gemaakt van hernieuwbare energie. Bij voorliggende ontwikkeling wordt voorzien in zonnepanelen en is er geen gasaansluiting meer.

Op dit moment wordt onderzocht of het ook nog mogelijk is om triple glas aan te brengen.

4.12 M.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In een m.e.r.- beoordeling wordt getoetst of een m.e.r. procedure doorlopen moet worden. De wettelijke regeling voor de m.e.r.-beoordeling gaat uit van het principe 'nee, tenzij'. Dat wil zeggen, een volwaardige m.e.r.-procedure is alleen noodzakelijk als sprake is van 'belangrijke nadelige gevolgen' die het betreffende project voor het milieu kan hebben. Daarbij moet het bevoegd gezag rekening houden met de omstandigheden zoals aangegeven in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling, te weten:

  • de plaats van het project;
  • de omvang van het project;
  • de kenmerken van de potentiële milieueffecten (in samenhang met de eerste twee criteria).

Het bevoegd gezag dient een m.e.r-beoordelingsbeslissing te nemen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de omvang van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.

Toetsing en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer betreft. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de bouw van een appartementengebouw met 32 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu.

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een m.e.r-beoordelingsnotitie opgesteld op basis waarvan het bevoegd gezag heeft besloten dat geen milieueffectrapportage voor de voorgenomen planontwikkeling noodzakelijk is

Op 26 oktober 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten dat er geen milieueffect rapport hoeft te worden opgesteld. De m.e.r-beoordelingsnotitie en het besluit zijn opgenomen in bijlage 9.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.

5.2 Opzet Van Het Nieuwe Bestemmingsplan

Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) is het volgende van belang.

Karakter bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan is gericht op een goede borging van de specifieke stedenbouwkundige opzet. Voor de verschillende woningtypen zijn verschillende aanduidingen toegepast.

Opzet verbeelding

De verbeelding bestaat uit de bestemmingen: 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Wonen'. De locatie van de bebouwing is vastgelegd door middel van een bouwvlak. Binnen deze grens is de precieze ligging van het gebouw niet vastgelegd. Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.

Opzet planregels

Volgens SVBP2012 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde:

  • in hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald;
  • in hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de verbeelding voorkomen nader worden omschreven;
  • hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een anti-dubbeltelbepaling en een algemene bouwregel;
  • hoofdstuk 4 (slotregel) ten slotte de titel van het plan.

Bestemmingsartikelen hebben ook een standaard opbouw. In het voorliggende plan hebben deze de volgende opbouw.

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud);
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de specifieke gebruiksregels.

5.3 Gehanteerde Bestemmingen

Artikel 1 Begrippen

De begrippen zijn overeenkomstig het handboek bestemmingsplannen van de gemeente Middelburg.

Artikel 2 Wijze van meten

De bepalingen uit dit hoofdstuk zijn, conform de SVBP2012, onveranderd overgenomen.

Artikel 3 Groen

Tussen het huidige parkeerterrein en de woning aan de Sportlaan 23 is in de huidige situatie een groenstrook. Ten behoeve van een adequate afscheiding tussen het parkeerterrein en de woning is het gewenst dat hier opgaande beplanting blijft. De groenstrook wordt dan ook in voorliggend bestemmingsplan juridisch-planologisch geregeld.

Artikel 4 Tuin

De tuinen die bij de bestemming Wonen horen zijn bestemd tot Tuin. Binnen deze bestemming zijn naast een invulling als tuin alleen andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, en parkeervoorzienigen toegestaan.

Artikel 5 Verkeer

Deze bestemming is opgenomen voor het parkeerterrein.

Artikel 6 Wonen

De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor het wonen met bijbehorende voorzieningen. Aansluitend op de standaardregeling voor woningen in Middelburg, mogen in de woningen beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend, mits wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in de specifieke gebruiksregels. Het aanbieden van logies en ontbijt is niet toegestaan.

Voor de gronden is alleen gestapelde bebouwing toegestaan, met een maximaal aantal van 32 appartementen. Door middel van het bouwvlak is aangegeven waar het gebouw mag komen te staan. In de regels is aangegeven dat 100% van het bouwvlak bebouwd mag worden.

De goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding geregeld door middel van een maatvoeringsaanduiding.

Het is mogelijk om af te wijken van de bouwregels voor een hogere erfafscheiding grenzend aan openbaar gebied door middel van een omgevingsvergunning. Dit kan alleen als de erfafscheiding architectonisch is ingepast, bestaat uit beplanting (eventueel met een begeleidend en te camoufleren gaaswerk) en daarnaast niet hoger is dan 2 meter.

Er zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen dat de appartementen niet gebruikt mogen worden als er niet voldoende parkeerplaatsen zijn en als er geen sprake is van een goede opgaande beplanting aan de zijde van de woning aan de Sportlaan 23.

5.4 Toelichting Op De Algemene Regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

Anti-dubbeltelregel (Artikel 7)

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Algemene bouwregels (Artikel 8)

Dit artikel bevat één lid, namelijk "Overschrijding bouwgrenzen" (lid 8.1): Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 9)

In dit artikel (lid 9.1) is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel Artikel 8. Vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.

Het criterium 'van belang voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken' kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als bij nader inzien:

  • open water dat als zodanig is bestemd een andere vorm moet krijgen;
  • een bruggetje dat anders moet worden geconstrueerd of een stukje moet opschuiven;
  • een fietspad iets anders moet aansluiten op een kruising;

Het gaat in de meeste gevallen om de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad.

Het criterium 'in verband met de werkelijke toestand van het terrein' is vooral aan de orde in situaties waarbij een terrein of gebied een geheel nieuwe inrichting krijgt en waarbij in het veld maar weinig aanknopingspunten zijn. Bij het uitzetten van het gebied kan blijken dat de afmetingen niet exact gelijk zijn aan de coördinaten op tekening/in het digitale bestand en dat de situering van de nieuwe openbare wegen en de uitgeefbare percelen iets moet worden aangepast. Gezien de nauwkeurigheid van het tegenwoordige kaartmateriaal, gaat het daarbij om centimeters in plaats van meters.

Overige regels (Artikel 10)

Werking wettelijke regeling

Dit artikel bevat de volgende bepaling 'Werking wettelijke regeling'

Dit lid is opgenomen omdat in een (toenemend) aantal gevallen in de regels van bestemmingsplannen wordt verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard). Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.

Openbare verlichting

In verband met de aanwezigheid van vleermuizen in de omgeving is hier een algemene regel opgenomen datopenbare verlichting zodanig moet worrden afgesteld dat de naastgelegen watergang en de gebouwen niet worden beschenen.

5.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen

In artikel Overgangsregels is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid Overgangsrecht bouwwerken is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid Overgangsrecht gebruik is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor deels een ontwikkeling van de gemeente en deels een particuliere ontwikkeling. Initiatiefnemer heeft aangegeven dat er budget beschikbaar is voor de realisatie van de woningen.

Kostenverhaal

Volgens artikel 6.12 van de Wro dient tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.

Het kostenverhaal is verzekerd. De grond is door de gemeente aan de initiatiefnemer verkocht. Gemeentelijke kosten komen ten laste van de vastgestelde grondexploitatie.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Informatiebijeenkomst

Op 27 oktober 2020 zijn de plannen toegelicht aan het wijkteam Veerse Poort. Daarnaast heeft er meerdere keren overleg plaatsgevonden met de eigenaren van de woningen aan de Sportlaan 21 en 23. Op 27 mei 2021 heeft er een digitale informatie bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor ondermeer het wijkteam Veerse Poort en omwonenden voor waren uitgenodigd. Tijdens deze bijeenkomst zijn de plannen zoals ze in dit plan zijn opgenomen toegelicht.

6.2.2 Inspraakreacties

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 24 juni 2021 tot en met 4 augustus 2021 (gedurende zes weken) voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de inspraak termijn is één inspraakreactie binnengekomen. Deze is ingediend door een direct omwonende.

De inspraakreactie heeft voornamelijk betrekking op de hoogte van het gebouw en daarbij de vermindering van uitzicht en privay, mogelijke parkeeroverlast, de bezorgdheid van de toename aan verkeer en waardevermindering van de woning.

Naar aanleiding van de reactie is in de toelichting in paragraaf 4.5 uitgebreider ingegaan op de verkeersgeneratie die de ontwikkeling met zich meebrengt dit in relatie tot de in ontwikkeling zijnde woningbouw van Veersepoort V. Voor de overige aspecten is er geen aanleiding om het plan aan te passen.

In bijlage 10 is het 'Rapport Inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Woningbouw Sportlaan Middelburg' opgenomen waarin een samenvatting en beantwoording van de inspraakreactie is opgenomen.

6.2.3 Vooroverlegreacties

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro is het concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de diverse overlegpartners, namelijk Veiligheidsregio en de Provincie Zeeland.

De reactie van de Veiligheidsregio Zeeland heeft niet geleid tot aanpassing van het plan. De reactie van de Provincie Zeeland heeft geleid tot aanscherping van het archeologiebeleid (paragraaf 4.1.2) en de verkeersparagraaf (paragraaf 4.5).

Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen het 'Rapport Inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Woningbouw Sportlaan Middelburg' (bijlage 10).

6.2.4 Ambtshalve aanpassingen

Ambtshalve zijn de volgende aanpassingen doorgevoerd. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen het 'Rapport Inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Woningbouw Sportlaan Middelburg' (bijlage 10).

Toelichting

  • Paragraaf 4.1.2: toetsingskader archeologie wordt geactualiseerd en aangescherpt;
  • Paragraaf 4.5, verkeer en parkeren: de samenhang van deze ontwikkeling met Veersepoort V en de gevolgen daarvan op het gebied van verkeer, ontsluiting en parkeren wordt uitgebreider toegelicht.
  • Paragraaf 4.2 Ecologie is geactualiseerd op het gebied van de soortenbescherming.
  • In paragraaf 4.9 is de NIBM-tool geactualiseerd.
  • De quickscan Flora en Fauna is aangevuld op het gebied van de soortenbescherming (bijlage 2).
  • De auriusberekening zoals opgenomen in bijlage 1 is geactualiseerd.
  • Het akoestisch onderzoek zoals opgenomen in bijlage 8 is geactualiseerd.
  • Er zijn een aantal redactionele aanpassingen doorgevoerd.

Regels

  • Artikel 3.2.2, maatvoering tabel: verspringing wordt aangepast.
  • Artikel 5.2.1, onder c: 'specifieke bouwaanduiding – 1' is niet van toepassing en wordt verwijderd.
  • Artkel 5.2.2, onder c (maatvoeringtabel): 'specifieke bouwaanduiding – 1' is niet van toepassing en wordt verwijderd.

Bijlage 1 Memo Stikstofberekening

Bijlage 1 Memo stikstofberekening

Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 2 Ecologisch onderzoek

Bijlage 3 Watertoetstabel

Bijlage 3 Watertoetstabel

Bijlage 4 Bodemonderzoek Sportlaan 25

Bijlage 4 Bodemonderzoek Sportlaan 25

Bijlage 5 Toekomstige Verkeersgeneratie Sportlaan En Nassaulaan

Bijlage 5 Toekomstige verkeersgeneratie Sportlaan en Nassaulaan

Bijlage 6 Parkeertellingen Vs Parkeerbehoefte

Bijlage 6 Parkeertellingen vs parkeerbehoefte

Bijlage 7 Notitie Borging Parkeren Parkeergarage

Bijlage 7 Notitie borging parkeren parkeergarage

Bijlage 8 Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 8 Onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 9 Vorm Vrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 9 Vorm vrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 10 Rapportage Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 10 Rapportage inspraak en vooroverleg