KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Beschermde Dijken
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Centrum
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Gemengd
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 13 Recreatie
Artikel 14 Sport
Artikel 15 Tuin
Artikel 16 Verkeer
Artikel 17 Verkeer - Railverkeer
Artikel 18 Water
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 22 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 23 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 24 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 25 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
Artikel 27 Algemene Bouwregels
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Hoofdstuk 1 Doel En Opzet Bestemmingsplan
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijk
2.2 Provincie
2.3 Regionaal
2.4 Gemeente
2.5 Eindconclusies
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
3.1 Korte Kenschets Plangebied
3.2 Wonen
3.3 Verkeer En Vervoer
3.4 Bedrijvigheid En Andere Economische Aspecten
3.5 Landschap, Natuur En Ecologie
3.6 Groen En Water
3.7 Sociale En Maatschappelijke Samenhang
3.8 Leefbaarheid En Veiligheid
Hoofdstuk 4 Planopzet, Ruimtelijke Structuur
4.1 Doelstellingen
4.2 Bevestiging Lopende Woningbouwontwikkelingen
4.3 Scoudestraat
4.4 Verkeer
4.5 Groen/natuur
4.6 Water
Hoofdstuk 5 Milieu
5.1 Algemeen
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
5.3 Milieuhinder Bedrijfsfuncties
5.4 Wegverkeerslawaai
5.5 Bodem
5.6 Bodemkwaliteit
5.7 Lucht
5.8 Verkeer En Parkeren
5.9 Afval
5.10 Ecologie
5.11 Externe Veiligheid
5.12 Water
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Verbeelding En Renvooi
6.2 Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.3 Handhaving
Hoofdstuk 8 Procedure Bestemmingsplan
8.1 Resultaten Inspraakprocedure
8.2 Resultaten Overlegprocedure
8.3 Vaststellingsprocedure
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 3 Staat Van Activiteiten
Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Railverkeerlawaai
Bijlage 2 Vrijwaringszone Molenbiotoop
Bijlage 3 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging' En 'Bedrijventerrein'
Bijlage 4 Inschaling Bedrijven
Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 6 Evaluatierapport Bodemsanering Veilingterrein
Bijlage 7 Onderzoek Externe Veiligheid Krabbendijke
Bijlage 8 Externe Veiligheid K1-leidingen
Bijlage 9 Externe Veiligheid Toetsing Aan Het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen
Bijlage 10 Verantwoording Groepsrisico Veilingterrein
Bijlage 11 Qra Gasleidingen Gemeente Reimerswaal
Bijlage 12 Toelaatbaarheid Activiteiten In Woningen
Bijlage 13 Toelichting Bijzondere Woonvormen
Bijlage 14 Wateradvies
Bijlage 15 Ruimtelijke Onderbouwing Oostweg 48a

Krabbendijke

Bestemmingsplan - gemeente Reimerswaal

Vastgesteld op 25-06-2013 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0703.02KrBPKom-va02.

1.2 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw (aanbouw) of een functioneel deel van een hoofdgebouw (uitbouw), dat daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een afzonderlijke uiterlijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.

1.3 aan-huis-gebonden beroep

een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aan- of uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 afhaalzaak

een detailhandelsbedrijf waar in hoofdzaak kant-en-klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije dranken en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie elders.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt en/of het houden of fokken van vee (exclusief paarden), pluimvee of pelsdieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 m, nader te onderscheiden in:
    1. 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
    2. 2. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    3. 3. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    4. 4. bollenteelt: de teelt van bloembollen, veelal in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    5. 5. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
    6. 6. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
    7. 7. grondgebonden veehouderij: het houden van melkvee en/of ander vee waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is;
    8. 8. paardenfokkerij: een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij; het africhten van en de handel in paarden vindt in ondergeschikte mate plaats;
  2. b. glastuinbouw: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  3. c. niet-grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, nader te onderscheiden in:
    1. 1. intensieve veehouderij: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel dat zich toelegt op het houden of mesten van melkvee en/of slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang;
    2. 2. intensieve tuinbouw in gebouwen: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van gebouwen;
    3. 3. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.

1.9 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 arbeidsmigrant

economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis.

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.13 archeologisch vooronderzoek

archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een aanlegvergunning kan worden verleend.

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.17 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor een huishouden, waarvan huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.18 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.19 bedrijfsvloeroppervlak

de oppervlakte op vloerniveau van een kantoor, winkel of bedrijf volgens NEN 2580, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.20 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.24 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.25 bewoonbaar vloeroppervlak

de gebruiksoppervlakte van de leefruimten in een gebouw volgens NEN 2580. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

1.26 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.27 bijzondere woonvorm

een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.

1.28 bodemingrepen

werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.36 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.37 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.38 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlakken zijn geplaatst.

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.40 detailhandel in volumineuze goederen

Detailhandel in de volgende volumineuze en gevaarlijke goederen:

  1. a. grove bouwmaterialen;
  2. b. keukens, badkamers en sanitair;
  3. c. meubels en woninginrichtingsartikelen;
  4. d. bouwmarkten;
  5. e. tuincentra en tuinbenodigdheden;
  6. f. volumineuze dierenbenodigdheden;
  7. g. explosiegevaarlijke goederen;
  8. h. bestrijdingsmiddelen;
  9. i. naar aard en omvang vergelijkbare goederen.

1.41 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.42 discotheek of dancing

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.43 erkende partij

een dienst, bedrijf of instelling, erkend door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.44 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.45 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.46 geluidhinderlijke inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.47 het plan

het bestemmingsplan Krabbendijke van de gemeente Reimerswaal.

1.48 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.49 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.50 horecabedrijf

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  1. a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  2. b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  3. c. het verstrekken van nachtverblijf, niet zijnde logies voor arbeidsmigranten.

1.51 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.52 huisdierenverblijf

een bijgebouw bedoeld voor het niet beroeps- of bedrijfsmatig huisvesten van door de mens ter wille van nut en gezelligheid gehouden tamme dieren, niet zijnde paarden, pony's, en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen ander vee.

1.53 huishouden

de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur, Logies voor arbeidsmigranten of een bijzondere woonvorm, van een woning.

1.54 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.55 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.56 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid of daaraan vergelijkbare activiteiten, geheel of overwegend door handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de aan- of uitbouwen kunnen worden uitgeoefend , waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft. Hiertoe worden in ieder geval gerekend activiteiten zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.57 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.58 logies

het bedrijfsmatig (nacht) verblijf aanbieden, waarbij de betreffende personen het hoofdverblijf elders hebben.

1.59 Logies voor arbeidsmigranten

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

1.60 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.61 milieudeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu.

1.62 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.63 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.64 opslag en distributie voor internet verkoop

detailhandel via internet en andere media, waar een elektronische transactie tot stand komt, al dan niet met:

  1. a. opslag- en verzendfunctie;
  2. b. beperkte mogelijkheid tot afhalen en afrekenen;
  3. c. beperkte mogelijkheid goederen ter plaatse te bekijken.

1.65 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.66 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouder een peil aanwijzen.

1.67 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.68 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.69 samenhangend stedenbouwkundig straatbeeld

onder een samenhangend stedenbouwkundig straatbeeld wordt verstaan:

  1. a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  3. c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  4. d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.

1.70 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.71 Staat van Activiteiten

de Staat van Activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.72 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.

1.73 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.

1.74 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.75 uitwendig karakter van een gebouw in bestaande toestand

de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande totaliteit van:

  1. a. bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
  2. b. dakvorm, nokrichting en dakhelling;
  3. c. de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
  4. d. dakoverstekken, goot- en daklijsten;
  5. e. stoepen, plinten, pilasters en gevellijsten;
  6. f. materiaalgebruik.

1.76 verkoopvloeroppervlak

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.77 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.78 vuurwerk

voorwerpen gevuld met ontplofbare of brandbare lichtgevende mengsels.

1.79 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.80 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakkapellen

indien zich aan de voorzijde of zijkant van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte en op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%, wordt de goot of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580, gelegen binnen de buitenste/scheidende muren inclusief dragende en niet-dragende binnenmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  2. b. grondgebonden agrarisch gebruik;
  3. c. grondgebonden agrarische bedrijven en glastuinbouw als nevenactiviteit;
  4. d. de verkoop van streek- of bedrijfseigen producten als nevenactiviteit, tot een verkoopvloeroppervlak van max. 200 m² binnen het bouwvlak;
  5. e. een minicamping met ten hoogste 15 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  6. f. extensief recreatief medegebruik;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    1. 1. groen;
    2. 2. laad- en losvoorzieningen;
    3. 3. natuurvriendelijke oevers;
    4. 4. nutsvoorzieningen;
    5. 5. ontsluitingswegen;
    6. 6. parkeervoorzieningen;
    7. 7. sloten en watergangen;
    8. 8. water en waterberging;
    9. 9. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Beschermde Dijken

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud en/of herstel van de daaraan eigen landschappelijke, natuur en/of cultuurhistorische waarden;
  2. b. alsmede voor:
    1. 1. grondgebonden agrarisch medegebruik;
    2. 2. groenvoorzieningen;
    3. 3. bestaande wegen;
    4. 4. bestaande voetpaden;
  3. c. waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming zijn toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte bedraagt:
    1. 1. voor erf- en terreinafscheidingen: niet meer dan 2 m;
    2. 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: niet meer dan 1 m;
    3. 3. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: niet meer dan 4,50 m;
    4. 4. voor lichtmasten en overige masten niet meer dan 10 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch met waarden -Beschermde dijken wijzigen in de bestemmingen 'Verkeer' en/of 'Waterkering', met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor verbreding van wegen, waterkeringen en/of andere waterstaatkundige voorzieningen;
  2. b. wijziging mag worden toegepast indien de gronden hiervoor gebruiksvrij zijn verworven;
  3. c. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  4. d. wijziging mag niet leiden tot aantasting van de waterstaatkundige functie.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens het wonen in een woning al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie B1': bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie B2': bedrijven uit ten hoogste categorie B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  7. g. ter plaatse van de aanduidingen zoals hierna in de tabel genoemd, tevens een bedrijfsactiviteit uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit aangegeven categorie van de Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein':
aanduiding SBI-code uit ten hoogste milieucategorie
'specifieke vorm van bedrijf - aannemer' 450 3.2
'specifieke vorm van bedrijf - smederij' 284 B1 3.1
'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van machines en apparaten' 29.2 4.1
'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf' 6024 3.2
  1. h. ter plaatse van de aanduidingen zoals hierna in de tabel genoemd, tevens een bedrijfsactiviteit uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit aangegeven categorie van de Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging':
aanduiding SBI-code uit ten hoogste milieucategorie
'specifieke vorm van bedrijf - aannemer' 450/451/453 3.2
'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerkplaats' 9002.1 n.v.t.
  1. i. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': tevens een brandweerkazerne;
  2. j. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
  3. k. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel': tevens groothandel;
  4. l. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
  5. m. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
  6. n. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag;
  7. o. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen':tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende andere detailhandel en een autowasstraat;
  8. p. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens een zend-/ontvangstinstallatie;
  9. q. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. groen;
    2. 2. keerwanden;
    3. 3. laad- en losvoorzieningen;
    4. 4. nutsvoorzieningen;
    5. 5. parkeervoorzieningen;
    6. 6. toegangs- en achterpaden;
    7. 7. water;
    8. 8. waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens een supermarkt;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. horecabedrijven behorende uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding horeca uit ten hoogste categorie 2': tevens een horeca bedrijf tot en met ten hoogste categorie 2 van de Staat van horecabedrijven;'
  5. e. bedrijven uit categorie A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  6. f. kantoren;
  7. g. maatschappelijke voorzieningen;
  8. h. praktijkruimten;
  9. i. wonen in een woning al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde': tevens voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  11. k. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    1. 1. erven;
    2. 2. parkeervoorzieningen;
    3. 3. toegangs- en achterpaden;
    4. 4. waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    2. 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    3. 3. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    4. 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    5. 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    6. 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte;
  2. b. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  4. d. verkoopvloeroppervlakte is alleen toegestaan op de begane grond;
  5. e. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  6. f. het houden van en/of huisvesten van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee is niet toegestaan;
  7. g. het maximaal toelaatbare bruto kantoorvloeroppervlak mag niet meer bedragen dan 200 m²;
  8. h. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

6.5 Afwijken gebruiksregels

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel en dienstverlening;
  2. b. wonen in een woning, al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    1. 1. erven;
    2. 2. parkeervoorzieningen;
    3. 3. toegangs- en achterpaden;
    4. 4. waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    2. 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    3. 3. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    4. 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    5. 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    6. 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte;
  2. b. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  4. d. verkoopvloeroppervlakte is alleen toegestaan op de begane grond;
  5. e. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  6. f. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven uit categorie A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  2. b. wonen in een woning, al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    1. 1. erven;
    2. 2. parkeervoorzieningen;
    3. 3. toegangs- en achterpaden.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  1. a. toegestaan zijn:
    1. 1. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen;
    2. 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de goothoogte en/of boeibordhoogte van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen bedraagt niet meer dan 4 m;
  3. c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    1. 1. aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen: 5 m;
    2. 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    3. 3. vrijstaande antennes: 10 m;
    4. 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m;
  4. d. de afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  5. e. indien gebouwen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand ten minste 1 m;
  6. f. indien gebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m;
  7. g. gronden buiten het bouwvlak worden ten hoogste 50% bebouwd met aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een maximum van 100 m² per perceel.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

8.6 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beplantingen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. waterpartijen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal': tevens voor een geluidwal;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'jop': tevens voor een jongerenontmoetingsplaats;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. bermen;
    2. 2. bermsloten;
    3. 3. voet- en fietspaden;
    4. 4. waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in een woning al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horecabedrijven tot en met horecacategorie 2': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. erven;
    2. 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    3. 3. toegangs- en achterpaden;
    4. 4. waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    1. 1. de woonfunctie wordt in overwegende mate behouden;
    2. 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet groter dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 30 m²;
    3. 3. aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn niet toegestaan in een bijgebouw;
    4. 4. de activiteit wordt hoofdzakelijk verricht door de bewoner, mogelijk ondersteund door ten hoogste 1 medewerker;
    5. 5. de activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving;
    6. 6. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename in de parkeerbehoefte;
  2. b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van huisdierenverblijven bedraagt niet meer dan 10 m²;
  3. c. het houden van en/of huisvesten van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee is niet toegestaan;
  4. d. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bejaardenzorg met bijbehorende bewoning;
  2. b. culturele voorzieningen;
  3. c. dienstverlening van overheidswege;
  4. d. godsdienstuitoefening;
  5. e. onderwijs;
  6. f. sociale voorzieningen;
  7. g. volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen instellingen;
  8. h. uitoefening van het openbaar bestuur;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde': tevens voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  10. j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. groen;
    2. 2. nutsvoorzieningen;
    3. 3. parkeervoorzieningen;
    4. 4. water;
    5. 5. waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk - Begraafplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. groen;
    2. 2. nutsvoorzieningen;
    3. 3. parkeervoorzieningen;
    4. 4. water;
    5. 5. waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. duivensport en hiermee vergelijkbaar recreatief gebruik;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend volkstuinen;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. groen;
    2. 2. parkeervoorzieningen;
    3. 3. nutsvoorzieningen;
    4. 4. water;
    5. 5. waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvelden, tennisbanen en hiermee vergelijkbaar recreatief gebruik;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals:
    1. 1. groen;
    2. 2. ontsluitingswegen;
    3. 3. parkeervoorzieningen;
    4. 4. water;
    5. 5. waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. ondergeschikte horeca-activiteiten tot ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zijn toegestaan.

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (voor)tuinen, al dan niet verhard, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. toegestaan zijn:
    1. 1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
  2. b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    1. 1. erf- en terreinafscheidingen: 1 m;
    2. 2. vrijstaande antennes: 10 m;
    3. 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. afvalverzamelplaatsen;
  2. b. beplantingen;
  3. c. bermen;
  4. d. fietspaden;
  5. e. geluidswerende voorzieningen;
  6. f. parkeerplaatsen;
  7. g. voetpaden;
  8. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  10. j. wegen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'garages': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van woningen.

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. stalling van voor de handel en distributie bestemde goederen is ter plaatse van de aanduiding 'garages' niet toegestaan.

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Verkeer - Railverkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - station': tevens een spoorwegstation met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca, voor zover voorkomend in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
    1. 1. geluidswerende voorzieningen;
    2. 2. groen;
    3. 3. parkeervoorzieningen;
    4. 4. nutsvoorzieningen;
    5. 5. (ontsluitings)wegen;
    6. 6. water;
    7. 7. waterhuishoudkundige voorzieningen.

17.2 Bouwregels

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aan- en afvoer van water;
  2. b. waterberging;
  3. c. waterlopen en waterpartijen;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. toegestaan zijn:
    1. 1. bruggen;
    2. 2. duikers;
    3. 3. keermuren voor de waterbeheersing;
    4. 4. oeverbeschoeiingen;
    5. 5. steigers;
    6. 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    1. 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 m;
    2. 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
    3. 3. lichtmasten en overige masten: 10 m;
    4. 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.

18.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in een woning, al dan niet met aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  3. c. bijbehorende voorzieningen zoals:
    1. 1. erven;
    2. 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    3. 3. toegangs- en achterpaden;
    4. 4. tuinen.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

19.4 Specifieke gebruiksregels

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2,5 m;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van hoogspanningsmasten maximaal 60 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  4. d. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 1 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 50 m² bedraagt;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m² bedraagt;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 500 m² bedraagt;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 4

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 4 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 2.500 m² bedraagt;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de daar voorkomende bestemmingen – mede bestemd voor waterstaatkundige en waterhuishoudkundige voorzieningen, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' prevaleren boven de regels die gelden ingevolge de andere daar voorkomende bestemmingen.

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;

met dien verstande dat:

  1. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitende worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  3. c. de waterbeheerder wordt om advies gevraagd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene Bouwregels

27.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. in geval van herbouw is lid a, onder 1 en 2, uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

27.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

27.3 Percentages

Een in deze regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van de desbetreffende gronden ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mogen de betreffende gronden volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels

28.1 Vrijwaringszone - dijk

28.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels

29.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Bouwen in strijd met het plan

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 30.1, onder a, bepaalde voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het in lid 30.1, onder a, bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Gebruik in strijd met het plan

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 30.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 30.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het in lid 30.2, onder a, bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Krabbendijke'.

Hoofdstuk 1 Doel En Opzet Bestemmingsplan

1.1 Aanleiding

Aanleiding: actualisering bestemmingsplannen

In de kern Krabbendijke zijn op dit moment 6 bestemmingsplannen, 1 uitwerkingsplan en enkele wijzigingsplannen van kracht. Op figuur 1.1 zijn de situering en de begrenzing van deze (gedeelten van) geldende bestemmingsplannen weergegeven en in tabel 1.1 is een overzicht opgenomen van deze bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPKom-va02_0001.jpg"

Figuur 1.1. Geldende bestemmingsplannen kern Krabbendijke 2010

Tabel 1.1. Overzicht bestemmingsplannen Krabbendijke

bestemmingsplan vaststelling
Bebouwde kom Krabbendijke 30-06-1981
Kom Krabbendijke (inclusief wijzigingsplannen) 25-09-2001
Kom Krabbendijke 1e uitwerking 19-02-2003
Rozeboom 29-04-1997
Rozeboom 1e herziening
Rozeboom 2e herziening 26-02-2008
Krabbendijke bedrijfsterrein Oostpolder 25-04-1989
Krabbendijke Zuid-Oost 27-04-1976
Bedrijventerrein Zuidweg Krabbendijke 28-10-1997
Wervenhove 27-09-2011

Ten aanzien van deze geldende juridische regelingen moet geconstateerd worden dat er sprake is van:

  • bestemmingsplannen voor één dorpsgebied (inclusief bedrijventerreinen);
  • deels verouderde bestemmingsplannen die niet meer voldoen aan actuele beleidsinzichten en gebruikerswensen;
  • verschillende bestemmingsplannen (onder andere ten aanzien van begripsbepalingen, opzet en inhoud van voorschriften, kaartaanduidingen).

Deze situatie waarbij sprake is van een verouderd en inhoudelijk verschillend juridisch-planologisch instrumentarium voor één ruimtelijk-functioneel samenhangend gebied sluit niet meer aan bij de huidige situatie en actuele beleidsinzichten en maatschappelijke behoeften en eisen. Ook de inwerkingtreding van de Wro en de daarmee samenhangende digitalisering maakt dat de huidige situatie niet meer aansluit bij de hedendaagse beleidsinzichten en eisen.

Daarnaast zijn in de afgelopen jaren in Krabbendijke ontwikkelingen/veranderingen gerealiseerd of in uitvoering via het toepassen van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 WRO.

Doel: geactualiseerd bestemmingsplannen conform Wro

Actualisering van de geldende juridisch-planologische regelingen is dan ook gewenst en sluit aan op het beleidsvoornemen om te komen tot actualisering van bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied van de gemeente. Deze actualisering moet resulteren in minder bestemmingsplannen en meer beleidsmatige, uitvoeringsgerichte en flexibele bestemmingsplannen.

Het bestemmingsplan Krabbendijke vormt het nieuwe bestemmingsplan voor de kern Krabbendijke in Reimerswaal en is opgesteld overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en voldoet aan de digitale verplichting.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied omvat de gehele kern Krabbendijke. Ligging en begrenzing van het plangebied Kom Krabbendijke zijn aangegeven op figuur 1.2. Het plangebied omvat:

  • het bestaande dorpsgebied;
  • het woongebied Rozeboom. Fase 1 en fase 2a van dit woongebied zijn inmiddels gerealiseerd. Fase 2b is in uitvoering;
  • de bedrijventerreinen:
    1. 1. Zuidweg;
    2. 2. Oostpolder;
  • de bedrijfslocatie Wervenhove.

De herontwikkelingslocatie gasfabriekterrein/locatie Kelders en omgeving en de locatie Veilingterrein zijn uitgezonderd in het bestemmingsplan Krabbendijke.

  • Herontwikkeling van de locatie Gasfabriekterrein is complex vanwege eigendomsverhoudingen, ontsluiting en ruimtelijke- en milieuaspecten.
  • Voor het Veilingterrein zijn onderhandelingen gaande over de opzet. Hier zijn economische ruimtelijke en milieuaspecten debet aan vertraging van de uitvoer.
  • Voor de locatie Oostpolderweg 2 wordt de huidige regeling voortgezet. De ontwikkleing die op dit perceel is voorzien, wordt ingezet via een separaat juridisch-planologisch spoor.

Omdat de aard van deze plannen ontwikkelingsgericht is, hoort deze ontwikkeling niet thuis in een bestemmingsplan dat primair gericht is op consolidatie van de bestaande situatie. Voor deze projecten wordt voorafgaand aan de uitvoering een separate juridisch planologische procedure gevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPKom-va02_0002.jpg"

Figuur 1.2. Ligging en begrenzing plangebied. Tevens zijn die delen aangegeven, die niet in dit bestemmingsplan betrokken zijn

1.3 Leeswijzer

De opzet van de plantoelichting is als volgt.

  • In hoofdstuk 1 is de aanleiding en het doel van het actualiseren van het bestemmingsplan Krabbendijke beschreven.
  • In hoofdstuk 2 wordt het relevante geldende beleid van rijk, provincie, regio en gemeente toegelicht.
  • In hoofdstuk 3 en 4 worden de bestaande situatie en de visie op het plangebied beschreven. Hierbij wordt eerst beknopt ingegaan op de huidige situatie van het plangebied. Vervolgens wordt afzonderlijk ingegaan op de in het plan opgenomen ruimtelijke ontwikkelingen.
  • In hoofdstuk 5 worden de relevante ruimtelijke en milieu-aspecten toegelicht. Daarbij wordt specifiek ingegaan op de in het plan mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkelingen. Er is daarbij aandacht voor aspecten als archeologie, bodemkwaliteit, ecologie, water, milieuaspecten (luchtkwaliteit, geluidhinder en externe veiligheid)
  • Hoofdstuk 6 bevat de toelichting op de bestemmingsregeling. Daarbij zijn eerst uiteengezet de inhoud en strekking van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008). Vervolgens is de opzet van de bestemmingsregeling beschreven (planvorm, opzet verbeelding en regels). Tot slot zijn de toegepaste bestemmingen toegelicht.
  • In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Naast de economische uitvoerbaarheid van het plan (nieuwe ontwikkeling en in stand houding) wordt daarbij ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Voorts wordt aandacht besteed aan het aspect handhaving.
  • In hoofdstuk 8 worden ten slotte de resultaten van de procedure van het bestemmingsplan vermeld. Hier is bij vaststelling van het bestemmingsplan, de gemeentelijke reactie op de inspraak- en overlegreacties en zienswijzen weergegeven. Ook is aangegeven of sprake is van ambtshalve wijzigingen.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijk

AMvB Ruimte

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is recent vastgesteld (AMvB Ruimte). In dit besluit stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen. Voor de in de AMvB genoemde onderwerpen moeten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) alle bestemmingsplannen binnen een jaar aan de bepalingen uit de AMvB voldoen. Geen van de in de AMvB genoemde onderwerpen hebben echter betrekking op het plangebied van dit bestemmingsplan.

Duurzaamheidsladder (SER-ladder)

Belangrijk uitgangspunt van de AMvB Ruimte is de toepassing van de zogenaamde duurzaamheidsladder. Het gaat om de voorkeursvolgorde van het (her)ontwikkelingen van bedrijventerreinen zoals die door de Sociaal Economische Raad (SER) werd gehanteerd.

Via de duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van oude bedrijventerreinen om de aanleg van nieuwe terreinen te verminderen. Hierbij speelt het bevorderen van een zorgvuldig(er) ruimtegebruik een belangrijke rol. Daarbij worden drie sporen gevolgd.

  • Voorkomen dat bedrijven wegtrekken omdat het terrein niet meer representatief is. Uit onderzoek blijkt dat de uitstraling van het terrein in de top 3 van verhuismotieven staat. De openbare ruimte dient representatief te zijn en voorkomen dient te worden dat er ongewenste functies op bedrijventerreinen voorkomen.
  • De gemeenten bemiddelen actief bij herinvulling bestaande bedrijfsgebouwen. Zij wijzen ondernemers met een ruimtebehoefte op daarvoor geschikte leegstaande bedrijfsgebouwen. Bij incourante panden en percelen is invulling vaak moeilijk. Waar mogelijk kopen gemeenten extensief gebruikte kavels op en geven deze (eventueel na sanering) opnieuw uit.
  • Begeleiding van bedrijven. Een belangrijk deel van de ruimtevraag in een gemeente wordt veroorzaakt door de reeds gevestigde bedrijven die meer ruimte nodig hebben als gevolg van groei in de productie of veranderde bedrijfsactiviteiten. Als een ondernemer zich meldt met een verzoek om uitbreidingsruimte wordt een inventarisatie gemaakt van de ruimtebehoefte in drie stappen.
  1. 1. welke intensiveringsmogelijkheden zijn er op de huidige, bestaande, locatie?
  2. 2. is elders een bedrijfspand te koop dat geschikt is? Dit vereist afstemming met de buurgemeenten;
  3. 3. indien stap 1 en 2 geen resultaten opleveren: is er een perceel beschikbaar voor nieuwbouw?

Toetsing en conclusie

De actualisering van het bestemmingsplan Krabbendijke geeft invulling aan het landelijk beleidskader. De bedrijventerreinen Oostpolder en woonwerkgebied Zuidweg zijn binnen dit bestemmingsplan geregeld.

Terrein Zuidweg en bedrijventerrein Oostpolder zijn beide zijn volledig uitgegeven. Er is (nog) geen noodzaak tot herstructurering. Bij voldoende vraag is uitbreiding van bedrijfsunits mogelijk ten westen van woonwerkgebied Zuidweg. Deze uitbreiding is niet binnen dit bestemmingsplan geregeld en zal te zijner tijd middels een aparte procedure aan de SER-ladder worden getoetst.

De gemeente heeft bij de opzet van de terreinen rekening gehouden met een brede invulling met bedrijvigheid en een ruime flexibiliteit ten aanzien van de bestemmingslegging. De maximale milieucategorie is afgestemd op de omgeving. De gemeente bestendigd in het voorliggende bestemmingsplan Krabbendijke het geldende juridisch-planologisch regime. De bedrijventerreinen zijn opgenomen in het regionaal bedrijventerreinprogramma van de Bevelanden. Hierin zijn vestigingsmogelijkheden voor bedrijven afgewogen en is afstemming met bedrijventerreinen in andere kernen en buurgemeenten.

De gerealiseerde bedrijventerreinen en de opzet van het nieuwe bestemmingsplan sluiten aan op de AMvB Ruimte en de SER-ladder.

Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Barro zijn regels opgenomen met betrekking tot de bestemming van primaire waterkeringen en de beschermingszones. Deze regels zijn in overeenstemming met het Barro in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt. Voor het overige zijn in het Barro geen regels geformuleerd die van belang zijn voor het bestemmingsplan.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Analyse

In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals:

  • de Nota Ruimte;
  • de Structuurvisie Randstad 2040;
  • de Nota Mobiliteit;
  • de Mobiliteits Aanpak;
  • de structuurvisie voor de Snelwegomgeving;
  • de agenda Landschap;
  • de agenda Vitaal Platteland;
  • Pieken in de Delta.

Toetsing

De juridische regeling voor de kern wordt met het voorliggende bestemmingsplan geactualiseerd. Er zijn in de kern geen ontwikkelingen die van belang zijn op rijksniveau. Het SVIR vormt geen belemmering.

Besluit ruimtelijke ordening

Analyse

Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen.

In het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen dat voor stedelijke ontwikkelingen een onderbouwing in het bestemmingsplan noodzakelijk is (ook wel: de ladder voor duurzame verstedelijking). Deze onderbouwing bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. b. indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, dan wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  3. c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toetsing

Er is sprake van een te actualiseren bestemmingsplan voor een kern. Binnen het geldende bestemmingsplan zijn enkele flexibiliteitsbepalingen opgenomen, waarmee woningbouw mogelijk wordt gemaakt. Het betreft evenwel geen structurele nieuwe woningbouw, maar een omzetting naar uitsluitend de functie wonen ingeval van bedrijfsbeëindiging van detailhandelsfuncties, kantoren en overige bedrijven. In de geldende regeling mag binnen de voormalige dubbelbestemmingen ook reeds worden gewoond. Per saldo neemt het aantal woningen dus niet toe.

De vigerende plancapaciteit voor de in ontwikkeling zijnde woongebieden in de kern worden gerespecteerd. Deze zijn bovendien opgenomen in de meerjaren woningbouwplanning van de gemeente.

Conclusie

Uit het voorgaande blijkt dat de ontwikkeling past bij de regionale woningbehoefte en dat er sprake is van herstructurering. Daarmee is voldaan aan de criteria van de ladder voor duurzame verstedelijking.

2.2 Provincie

Omgevingsplan 2012-2018

Algemeen

Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.

De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:

  • Produceren op Land aan Zee;
  • Beleven van Land en Zee;
  • Bloeien op Land en in Zee.

Toetsing

Het voorliggend bestemmingsplan is in hoofdzaak consoliderend van aard. Voor Reimerswaal is het thema 'Bloeien op Land en in Zee' van belang. Kernwoorden daarbij zijn:

  • Agro-rood;
  • Aqua-rood;
  • Streekproducten 2.0
  • Beleven cultuurhistorie.

Bedrijventerreinen

Ten aanzien van bedrijventerreinen gelden de volgende beleidsuitgangspunten.

Doelstelling en inzet provincie

Voor de steden en regio's is het kunnen aanbieden van voldoende aanbod van kwalitatief hoogwaardige bedrijventerreinen van groot belang. De provincie Zeeland bevordert optimale afstemming van vraag en aanbod van bedrijventerreinen, herstructurering van bestaande terreinen, zorgvuldig ruimtegebruik, landschappelijke inpassing en goede bereikbaarheid. Hiervoor wordt de duurzaamheidsladder gehanteerd.

Regionale samenwerking

Omdat de bedrijventerreinenmarkt regionaal georiënteerd is, werken gemeenten in regionaal verband samen en stemmen zij hun bedrijventerreinbeleid af in bedrijventerreinprogramma's. Omwille van een zorgvuldige planning verlangt de Provincie een consequente toepassing van de duurzaamheidsladder.

Concentratie en bundeling van bedrijven

Het is zowel ruimtelijk als economisch van belang dat bedrijvigheid geconcentreerd en gebundeld wordt ontwikkeld. Bedrijvigheid wordt daarom zoveel mogelijk geclusterd op bedrijventerreinen, met de nadruk op ontwikkeling van de grootschalige terreinen (80% van de toename van het areaal per regio vindt hier plaats).

Om investeringen in infrastructuur optimaal te kunnen benutten en overlast te voorkomen moet worden aangesloten bij het kwaliteitsnetwerk goederenvervoer.

Kwaliteitsimpuls voor bedrijventerreinen

Om de kwaliteit van bedrijventerreinen zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij wensen en kansen uit de markt is aandacht voor beheer, bereikbaarheid, marktconforme grondprijzen en de aanpak van verouderde terreinen nodig. De provincie dringt er bij gemeenten op aan om duurzaam beheer en onderhoud bij nieuwe terreinen te borgen en ondersteunt herstructurering en transformatie van verouderde terreinen.

Toetsing

Krabbendijke beschikt over drie afzonderlijk (kleinschalige) bedrijventerreinen in de kern, te weten Zuidweg, Oostpolder en het voormalig veilingterrein waarvan de laatstgenoemde buiten het plangebied valt en zal worden getransformeerd naar wonen. De terreinen in Krabbendijke zijn specifiek aangeduid als bedrijventerrein en volledig uitgegeven. De terreinen zijn niet verouderd en voldoen aan de behoeften. De uitgifte van nieuwe terreinen is geregeld in het regionaal bedrijventerreinprogramma van de Bevelanden en voorts niet aan de orde in dit bestemmingsplan. Zodoende bestaat goede regionale afstemming over dit onderwerp.

Woningbouw

Ten aanzien van woningbouw gelden de volgende uitgangspunten voor het beleid. De provincie bewaakt de omvang en kwaliteit van woonomgeving en regionale woningbouw en herstructurering. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de lokale woonomgeving.

In het plan worden de volgende ontwikkelingen voorzien:

  • wijziging van bestemming Bedrijf, Detailhandel en Kantoor naar woningbouw, door middel van wijzigingsbevoegdheden.

De omzetting van voormalige bedrijfsfuncties in de kern naar wonen draagt bij aan een duurzaam en zorgvuldig ruimtegebruik. Er wordt optimaal gebruikgemaakt van beschikbare ruimte in bestaand stedelijk gebied. Zoals reeds in de toetsing aan het Bro is weergegeven betreft het feitelijk geen nieuwe woningbouw.

Toetsing

De beoogde actualisering is passend binnen de geldende beleidskaders van het Omgevingsplan.

Ruimtelijke Verordening Zeeland (PRVZ, 2012)

Van belang is dat sprake is van een actualisering. Er wordt geen nieuw bedrijventerreinareaal aangelegd. Van belang zijn de artikelen 2.2, 2.3 en 2.11, 2.12, 2.16 en 2.17. Uitgangspunt van de verordening is dat bestaande juridisch-planologische rechten worden gerespecteerd.

Toetsing

Slechts een select aantal onderdelen uit het Omgevingsplan is geregeld in de verordening. Van gemeenten wordt een loyale bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen van het plan, ook ten aanzien van die onderdelen van het plan die niet in de verordening zijn opgenomen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.

Bedrijven en detailhandelsvoorzieningen (artikel 2.2)

  • In een bestemmingsplan worden bedrijven en voorzieningen uitsluitend toegelaten op gronden die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening daartoe zijn bestemd alsmede op bedrijventerreinen. De bedrijven in Krabbendijke zijn thans tot bedrijf, centrum of detailhandel bestemd en voldoen daarmee aan de verordening.
  • Er is geen sprake van uitbreiding of afronding. Een uitgebreide verantwoording, zoals bedoeld in lid 3 onder a en b is derhalve niet aan de orde.
  • In het bestemmingsplan zijn nieuwe grootschalige zelfstandige kantoren op basis van het 6e lid niet toegestaan. Overigens zijn nu geen kantoren aanwezig.
  • Op basis van lid 8 en 9 is detailhandel primair toegestaan in bestaande kernwinkelgebieden. De bestaande detailhandels voorzieningen worden zodanig bestemd. Uitbreiding is niet voorzien.

Wonen (artikel 2.3)

Dit bestemmingsplan voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe (kleinschalige) woningbouwlocaties. De bestaande uitleglocaties voor woningbouw worden gecontinueerd en zijn overgenomen volgens de reeds geldende plannen. De woningbouwlocaties Oude Veilingterrein en de Scoudestraat liggen binnen het bestaand stedelijk gebied. Het Oude Veilingterrein is reeds voorzien van geldende juridisch-planologische bouwmogelijkheden.

  • De komende jaren beschikt Krabbendijke met deze nieuwbouwlocaties over voldoende gronden voor woningbouw. Nieuwe woningbouw wordt ontwikkeld tussen bestaande woningen en via herstructurering (bijvoorbeeld invulling van locaties waarvan de bedrijfsfunctie komt te vervallen). Zodoende wordt goed gebruikgemaakt van beschikbare ruimte in bestaand stedelijk gebied.

Regionale Waterkeringen (artikel 2.11)

  • Op basis van de verordening wordt de regionale waterkering de Meiboom aan de oostzijde van het plangebied bestemd met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Bij een overstroming beschermen de regionale waterkeringen kwetsbare gebieden en vormen een vluchtweg of transportroute.
  • Tevens is de beschermingszone aangeduid met de gebiedsaanduiding vrijwaringszone - dijk.
  • Aangrenzend aan de zuidzijde van het bestemmingplan loopt de regionale waterkering door. Ook hier is de beschermingszone opgenomen.

Bestaande natuur (artikel 2.12)

  • In de verordening is de Meiboom in het oosten van het plangebied aangegeven als bestaande natuur en onderdeel van de EHS op het land. De verordening schrijft voor dat gronden aangewezen als bestaande natuur primair een natuurbestemming krijgen, met uitzondering van de als regionale waterkering aangewezen binnendijken. De natuurwaarden zijn daarom opgenomen in de bestemming Agrarisch met waarden - Beschermde dijken.

Afwegingszone natuurgebieden (artikel 2.16)

De Meiboom is aangewezen als bestaande natuur en is tevens op kaart 8 van de verordening aangewezen als binnendijk. Omdat het een binnendijk betreft is artikel 2.16 niet van toepassing.

Landschap en erfgoed (artikel 2.17)

  • Voor Molen de Rozenboom is een molenbiotoop opgenomen waarmee behoud van windvang van de traditionele windmolens is gewaarborgd.

Conclusie

De Verordening Ruimte provincie Zeeland is toegepast. Geconcludeerd wordt dat wordt voldaan aan de regels.

2.3 Regionaal

Regiovisie Bevelanden

Analyse

Samenwerkingsverband

De samenwerking tussen de gemeenten Noord-Beveland, Goes, Kapelle en Reimerswaal en Borsele is in 2000 gestart in de vorm van het Bestuurlijk Platform de Bevelanden. Door middel van het opstellen van thematische visies op wonen, werken en recreatie vindt regionale afstemming plaats. De regio kenmerkt zich door een relatief hoge (economische) dynamiek met een groot aantal dorpen en een duidelijk regionaal centrum: Goes.

Krabbendijke

Krabbendijke is in de visies aangemerkt als 'gegroeide' hoofdkern met (suburbane) woningbouwuitbreidingen.

  • Voor deze kernen is de oorspronkelijke dorpskern in meer of mindere mate als zodanig herkenbaar, en doet dienst als ruimtelijk en/of functioneel dorpscentrum.
  • De in de kern aanwezige woonmilieus kennen onderlinge verschillen, waarbij met name de in de tweede helft van de vorige eeuw gerealiseerde planmatige uitbreidingen qua structuur en bebouwing sterk contrasteren met de meer oorspronkelijke bebouwing.
  • De meer recente uitbreidingen manifesteren zich hierbij veelal los van de oorspronkelijke dorpsstructuur.
  • De (historische) dorpskern is geïsoleerd van haar landschappelijke omgeving door de naoorlogse uitbreidingswijken en bedrijventerreinen.
  • De identiteit van het dorp wordt in sterke mate bepaald door haar eigen kenmerken, en minder door het omringende landschap.
  • De sociale structuur van het dorp is mede bepaald door vestiging van inwoners van 'buiten'.

Woningbouw

In de regionale woonvisie 'De Bevelanden Woont' is aangegeven op welke wijze de vijf gemeenten de komende jaren in regionaal verband invulling wensen te geven aan de (beperkte) speelruimte die ze hebben op de woningmarkt. In dit kader worden de volgende doelen voorgestaan:

  1. a. voldoende aanbod creëren (voldoen aan de kwantitatieve vraag);
  2. b. keuzemogelijkheid bieden aan de woonconsument (voldoen aan de kwalitatieve vraag);
  3. c. benutten van de kansen die een wooneconomie biedt.

De visie kent een duidelijk kwalitatieve, ruimtelijke insteek, waarbij de behoefte van de woonconsument centraal staat.

Als uitgangspunt geldt, dat woningbouw geld genereert. Deze gelden komen ten goede aan de regio. Daarbij stellen de gezamenlijke gemeenten wel uitdrukkelijk kwalitatieve randvoorwaarden, zoals:

  • een duurzame inrichting van de regio;
  • leefbaarheid; De Bevelandse gemeenten stellen zich op het standpunt dat bouwmogelijkheden in beginsel bij iedere kern aanwezig moeten zijn, mits deze zich kwalitatief en kwantitatief blijven verhouden tot de omgeving;
  • aandacht voor kwetsbare groepen.

Werken

De regiovisie 'De Bevelanden werkt' bevat uitwerkingen voor onder meer bedrijventerreinen. Volgens deze visie is de belangrijkste doelstelling bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen:

'het scheppen van voorwaarden en het bieden van ruimte voor economische ontwikkelingspotenties in de regio, gericht op versterking van de werkgelegenheid en omzet'.

De beleidsuitgangspunten zijn verder uitgewerkt in het provinciaal beleid en in het Regionaal Bedrijventerreinprogramma. Aangezien in het voorliggend bestemmingsplan geen nieuw bedrijventerrein is voorzien, wordt verder niet ingegaan op het regionaal Bedrijventerreinprogramma.

Verouderde terreinen in de regio komen in verband met hun ligging, in aanmerking voor transformatie naar andere functies, waaronder wonen. De mogelijke transformatie van werken naar wonen op het op het voormalig veilingterrein in Krabbendijke is daarvan een voorbeeld.

Toetsing en conclusie

Voorliggende actualisering van het bestemmingsplan Krabbendijke voorziet in de continuering van bestaande bedrijvigheid (Zuidweg, Oostpolderweg). Uitbreiding is niet voorzien. Voorts worden de geldende planologische mogelijkheden voor woningbouw in Rozeboom gecontinueerd.

Nieuwe woningbouwontwikkelingen zoals de transformatie van het voormalig veilingterrein (niet inbegrepen in dit plan) en incidentele inbreidingen in de kern passen binnen het regionaal beleid.

2.4 Gemeente

Structuurvisie Kernen (2012)

Analyse

Algemeen

De 'Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen' geeft het ruimtelijk beleid weer, maar gaat ook in op de wijze waarop dit beleid wordt gerealiseerd: de strategie om daadwerkelijk tot uitvoering te komen. De uitvoeringsparagraaf van de structuurvisie vormt de invulling van de wettelijke mogelijkheid van een structuurvisie als basis voor verevening tussen projecten en voorziet daartoe in fondsen.

Krabbendijke

Ten aanzien van de kern Krabbendijke worden de volgende bevindingen gedaan.

  • Het dorp Krabbendijke heeft een doelmatige hechte samenleving.
  • Krabbendijke heeft geen historisch centrum.
  • Krabbendijke heeft een hoog voorzieningenniveau. De commerciële voorzieningen zijn geconcentreerd rond de kruising tussen de Johan Willem Frisostraat en de Dorpsstraat.
  • De onderwijsvoorzieningen bestaan uit drie verschillende basisscholen en een christelijke middelbare school (Calvijn College). Krabbendijke heeft goede sportvoorzieningen. Er zijn verschillende kerkgebouwen voor diverse gezindten.
  • De nadruk van de bedrijven in deze kern ligt vooral op de fruitteelt en de agrarische verwerking.
  • De bedrijvigheid in Krabbendijke is geconcentreerd op de twee bedrijventerreinen aan de zuid– en oostzijde van de kern ('Zuidweg' en 'Oostpolder'). Daarnaast zijn tussen de locatie van de voormalige gasfabriek en de provinciale weg twee relatief grote bedrijven en een bedrijfsverzamelgebouw gevestigd.

Knelpunten

In de kern Krabbendijke worden de volgende knelpunten gesignaleerd.

  • De opstallen van het voormalige veilingcomplex zijn weliswaar gesloopt, maar de uitstraling van het terrein heeft een negatieve invloed op de omgeving.
  • Het gebied Scoudestraat heeft een zwakke ruimtelijke kwaliteit.
  • Alle bestaande bedrijventerreinen ('Oostpolder' en 'Zuidweg') zijn volledig uitgegeven.
  • De parkeerdruk rondom de C1000 is een probleem. De beschikbare parkeergelegenheid aan de Johan Willem Frisostraat wordt nauwelijks benut waardoor de parkeerdruk oploopt, ook in de straten rondom de Dorpsstraat.
  • Ten behoeve van woningbouwontwikkeling zijn in Krabbendijke structureel minder plannen dan dat er behoefte is. Zowel op de termijn tot 2020 als tot 2030 staan er minder nieuwbouwplannen op de planning dan dat er behoefte is aan toevoeging van woningen. Zeker op de lange termijn zal dit problemen geven om iedereen in Krabbendijke een goede woning te kunnen bieden.

Kansen

  • De woonwijk 'Rozeboom' biedt, zeker op de lange termijn, mogelijkheden voor een goede afronding van het woongebied met grote woningen op ruime kavels.
  • Het combineren van een aantal maatschappelijke voorzieningen in een brede school is op termijn een logische keuze om kwalitatief goede voorzieningen te kunnen blijven bieden.
  • Herontwikkeling van het voormalige gasfabrieksterrein biedt een unieke mogelijkheid om direct in aansluiting op het centrumgebied wat grootschaligere detailhandel te realiseren.
  • Het woonwerkgebied rond de Zuidweg kan bij uitstek dienen als 'kraamkamer' voor startende bedrijven en voor de ontwikkeling van Krabbendijkse bedrijven die nu in de kern zijn gevestigd.

Ontwikkelingen

  • Voor het voormalige gasfabrieksterrein is een plan gemaakt waar vier detailhandelskavels ontstaan, met een afzonderlijke ontsluiting voor bedienend vrachtverkeer vanaf de Oude Rijksweg. De detailhandelspanden vormen een natuurlijke afscheiding tussen het dorp aan de ene zijde en de bedrijvigheid aan de andere zijde. Hierdoor kunnen de bestaande bedrijven 'Vogelaar Vredehof' en 'CF-techniek' uitbreiden op de huidige locatie.
  • De afronding van de woonwijk 'Rozeboom'.
  • Eerdere woningbouwplannen op het voormalige veilingterrein aan de noordzijde van het dorp zijn wegens het gebrek aan belangstelling niet gerealiseerd.

Wat willen we bereiken

  • Kwaliteitsverbetering ten aanzien van het wonen kan bereikt worden door het goed afronden van de kern met kwalitatief hoogwaardige woongebieden en anderzijds door te komen tot kwaliteitsverbetering en transformatie van een aantal aandachtsgebieden binnen de kern. Hierbij zal prioriteit worden gegeven aan inbreiding en herstructurering van bestaande woongebieden boven nieuwe uitleglocaties.
  • Om de aantrekkelijkheid van het centrumgebied op een hoger niveau te brengen zal de ruimtelijke structuur verder verbeterd moeten worden, bijvoorbeeld door het in ontwikkeling brengen van het voormalige gasfabrieksterrein.
  • De kwaliteit van onderwijsvoorzieningen op een hoger niveau brengen door op termijn (na 2020) tot een bundeling van de basisscholen te komen.
  • Het bieden van mogelijkheden voor de verdere ontwikkeling van bedrijven uit Krabbendijke die nu in de kern zijn gevestigd, mits het om bedrijven gaat waarvan de bedrijfsmatige activiteiten zich verdragen met het wonen.
  • Het bieden van een kraamkamer voor startende ondernemers.

Hoe pakken we het aan: strategie/projecten

  • Transformatie van het 'Oude Veilingterrein', al dan niet in combinatie met verplaatsing van de sportvelden, tot een woongebied.
  • Het versterken van de detailhandelsstructuur door het enerzijds herstructureren van het voormalige gasfabrieksterrein in een gebied voor detailhandel en parkeren en anderzijds het verbeteren van vooral de parkeersituatie bij de C1000.
  • Het aanleggen van een aparte bevoorradingsweg voor de nieuw te vestigen winkels op het voormalige gasfabrieksterrein, in samenhang met het faciliteren van uitbreidingswensen van de bedrijven 'Vogelaar Vredehof' en 'CF-techniek' waarmee een goede afronding wordt gerealiseerd van het deel van de kern tussen de Oude Rijksweg, de Johan Willem Frisostraat, de Dorpsstraat en de Oostweg.
  • Het afronden van de woonwijk 'Rozeboom' met behoud van de voorziene ruimtelijke kwaliteit, waarbij van belang is dat de planvorming blijft aansluiten bij de actuele behoefte.
  • Werken aan een invulling van de in eigendom zijnde gronden voor uitbreiding van de kern met woningbouw. Aandachtig kijken naar de vraag aan woningtypologieën in Krabbendijke. Hierbij samenwerking zoeken met de woningbouwcorporatie.
  • Overige ruimtelijke aandachtslocaties in de kern in beeld krijgen en aansturen op transformatie en kwaliteitsverbetering ten behoeve van het woon- en leefklimaat in Krabbendijke.
  • Het onderzoeken van de mogelijkheden voor uitbreiding van het bedrijventerrein 'Zuidweg' om ruimte te bieden voor de verdere ontwikkeling van Krabbendijkse bedrijven die nu in de kern zijn gevestigd en voor startende ondernemingen.

Toetsing

Het voorliggende bestemmingsplan draagt bij aan de doelen van de Structuurvisie.

  • Door aandacht voor transformatie van vrijkomende (bedrijfs)bebouwing wordt de leefbaarheid in de kern vergroot. Het instrument wijzigingsbevoegdheid naar wonen wordt daarvoor ingezet.
  • In de structuurvisie wordt gestreefd naar herstructurering voor invulling van nieuwe locaties. Nieuwe woningbouwlocaties (uitleggebieden) zijn binnen het plangebied niet voorzien.
  • De structuurvisie kernen is een visie op hoofdlijnen. De geldende detailhandelsbestemmingen blijven behouden.
  • Geconcludeerd wordt dat wordt voldaan aan de structuurvisie.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de actualisering van de geldende juridisch-planologische regeling. Het gebruik van de huidige voorzieningen wordt daarbij bestendigd. Actualisatie past daarmee binnen de randvoorwaarden van de Missie visie strategie.

Nota Middenstandsbeleid

Analyse

In de Notitie Middenstandsbeleid van de gemeente Reimerswaal wordt ingegaan op het ruimtelijk kader voor het economisch functioneren van dorpscentrumgebieden.

Belangrijke onderwerpen zijn:

  • het behouden en stimuleren van een winkelconcentratiebeleid;
  • het verwerken van het winkelconcentratiebeleid in de regeling van bestemmingsplannen (het vastleggen van de begrenzing van dorpscentrumgebieden);
  • het binnen het vastgelegde dorpscentrumgebied aangeven van de ontwikkelingsmogelijkheden voor winkel- en horecavoorzieningen (uitbreiding, nieuwvestiging);
  • herinrichting van de openbare ruimte.

De Notitie Middenstandsbeleid gaat ook in op beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, en de verkoop van producten aan huis of een bedrijf. Gezien de ontwikkeling in de samenleving, waarbij wonen en werken meer in samenhang met elkaar plaatsvinden, heeft het gemeentebestuur zich daarbij uitgesproken voor ruimere mogelijkheden voor het toestaan van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis en de verkoop van producten aan huis of een bedrijf, mits voldaan wordt aan een aantal ruimtelijk relevante voorwaarden. Recent is dit onderdeel van de Nota in het kader van het handboek bestemmingsplannen herijkt. Verwezen wordt naar de juridische planbeschrijving. Uitgangspunt is en blijft dat beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis en de verkoop van producten aan huis of een bedrijf mogelijk is.

Toetsing

Voorliggende actualisering van het bestemmingsplan Krabbendijke voorziet in de continuering van bestaande winkel- en horecavoorzieningen. Uitbreiding is in beperkte mate mogelijk. In lijn met de Notitie Middenstandsbeleid worden in het bestemmingsplan tevens mogelijkheden geboden voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

Planningslijst woningbouw 2010-2020

Analyse

Overeenkomstig het Omgevingsplan Zeeland is door de gemeente een planningslijst woningbouw voor de komende 10 jaar opgesteld. In deze planningslijst is voor de gehele gemeente Reimerswaal voor de periode 2010-2020 het woningbouwprogramma weergegeven. Het concept van de planninglijst is voorgelegd aan Gedeputeerde Staten. De gemeenteraad heeft de voorlopige planninglijst 2010 voorlopig geaccordeerd maar nog niet vastgesteld. Op basis van gewijzigde marktomstandigheden wordt op korte termijn het overleg tussen de verschillende gemeenten opnieuw gevoerd. Afgevaardigden van Gedeputeerde Staten zullen in overleg met de regio de voorlopige planninglijst opnieuw beschouwen.

Voor Krabbendijke (inclusief de in dit plan buiten beschouwing gelaten gebieden) zijn in deze planperiode 86 woningen voorzien:

  • 36 woningen in de uitbreidingwijk Rozeboom;
  • 40 woningen op het veilingterrein (20 woningen tot 2015 en 20 woningen tussen 2015 en 2020);
  • 10 woningen aan de Scoudestraat (periode tot 2015).

Toetsing

Monitor Woningbouw 2009

In de Monitor Woningbouw 2009 worden de volgende conclusies getrokken.

  • Marktomstandigheden zijn debet aan het niet behalen van de beoogde woningbouwproductie.
  • De verhouding inbreiding/uitbreiding is niet behaald, doordat nog een groot deel van de nieuwbouwplannen op uitbreidingslocaties in uitvoering zijn en inbreiding door marktpartijen als gevolg van de marktomstandigheden moeizaam tot stand komt.

Binnen het plangebied van de kern Krabbendijke is capaciteit voor 36 woningen in de Rozeboom. De woningen binnen Rozeboom passen binnen de voorlopige woningbouwplanning en betreffen een voortzetting van juridisch planologische rechten.

In dit bestemmingsplan zijn alleen de woningen in de wijk Rozeboom opgenomen. Voor de locaties Veilingterrein en Scoudestraat (zie paragraaf 1.2) worden afzonderlijke procedures doorlopen wanneer concrete bouwplannen zijn ontwikkeld. Ook dan zal regionaal worden bezien op welke wijze deze plannen binnen de woningbouwplanning passen.

Conclusie

Op basis van de woningbouwplanning wordt het volgende geconcludeerd.

  • De woningbouwontwikkeling Rozeboom wordt conform het vigerende plan gecontinueerd. Conform de woningbouwplanning worden bij voldoende belangstelling de kavels de komende jaren volledig uitgegeven.
  • De transformatie van het veilingterrein wordt niet binnen dit bestemmingsplan opgenomen maar zal via een aparte procedure worden gerealiseerd.
  • Het uit te werken woongebied aan de Scoudestraat met een plancapaciteit van 10 woningen wordt niet opnieuw bevestigd in voorliggende actualisering. Voor deze locatie is nu geen concreet initiatief en de uitvoering van dit project is niet zeker binnen de planperiode. Deze locatie is bestemd overeenkomstig het huidige gebruik. De voormalige mogelijkheden om hier woningbouw te kunnen realiseren zijn vertaald in een wijzigingsbevoegdheid voor deze locatie.

Missie, visie en strategie

Analyse

De missie geeft aan waar de gemeente voor staat en voor gaat. De missie geeft voor burgers, bestuur en ambtenaren de ontwikkelingsrichting van de gemeente aan. De ambitie voor de langere termijn is vastgelegd. De strategie heeft een looptijd van 3 tot 10 jaar. Er zijn drie kernthema's voor de ontwikkelingsrichting geformuleerd.

  • Inspelen op de ligging, waarbij rekening wordt gehouden met rust en ruimte en de goede verbindingen met het achterland.
  • Inspelen op de markt, waarbij ingespeeld wordt op de economische motoren van de gemeente: agrarische productie en schaal- en schelpdieren en de unieke ligging en betekenis daarvan voor wonen en vrije tijd.
  • Versterken van de identiteit. Behouden en versterking van de eigen karakters van de verschillende dorpen.

De Kernthema's zijn uitgewerkt in een visie en strategie voor wonen, werken en welzijn.

Wonen

Ten aanzien van het wonen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd.

  • Primair wordt gestreefd naar stabilisering van de omvang van de bevolking.
  • Krimp dient te worden voorkomen.
  • Uitgangspunt is een bescheiden groei van het aantal inwoners.

Uitwerking van de thema's voor wonen leidt tot het streven naar een natuurlijke groei met een plus. Dit wil zeggen dat voorts inwoners van elders worden aangetrokken. Kwalitatieve goede woonmilieus met voldoende differentiatie voor doelgroepen is daarbij essentieel.

Nieuwbouw in nieuwe uitleg kan alleen als voldoende inbreiding wordt gerealiseerd. Inbreiding en herstructurering is een belangrijke waarborg voor behoud van leefbaarheid en kwaliteit in de woonkernen. Voor Krabbendijke wordt inbreiding op het voormalig veilingterrein nagestreefd. De gemeente ontwikkelt niet zelf, maar maakt met ontwikkelende partijen afspraken over inbreiding en herstructurering.

Werken

Uitgangspunt is de ruimtebehoefte van bestaande bedrijven blijvend te faciliteren. Mogelijk is het nodig dat bedrijven aan randen van kernen worden verplaatst.

In stand houden van voorzieningenniveau (detailhandel) in de kern wordt voor basisvoorzieningen nagestreefd. Marktpartijen worden daarvoor bijeengebracht. De gemeente ontwikkelt zelf niet, maar faciliteert en voert de regie.

Welzijn

Gebaseerd op de omvang van de kernen verschilt het voorzieningenniveau per dorp. Richtsnoer is de voorgestane kernendifferentiatie. Krabbendijke is daarbij (samen met Kruiningen en Yerseke) aangewezen als A-kern. In dergelijke kernen wordt het volgende voorzieningenniveau nagestreefd:

  • ten minste één basisschool met kindercentrum;
  • een dorpshuis;
  • een praathuis;
  • een gymzaal;
  • een skatevoorziening;
  • velden voor laagdrempelige volkssporten.

Toetsing

Voorliggende actualisering van het bestemmingsplan Krabbendijke voorziet in de continuering van bestaande bedrijvigheid, winkel- en horecavoorzieningen. Geldende planologische mogelijkheden voor woningbouw worden gecontinueerd. Nieuwe woningbouwontwikkelingen zoals de transformatie van het voormalig veilingterrein en incidentele inbreidingen in de kern passen binnen de gemeentelijke missie, visie en strategie.

2.5 Eindconclusies

Woningbouw

Het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid zetten in op passende woningbouwontwikkelingen in kernen. Ook voor Krabbendijke zijn (regionale) afspraken gemaakt in de planninglijst woningbouw. Voor wat betreft actualisering staat behoud van de woningen voorop. Voor de nieuwe gebieden (Rozeboom) wordt de geldende plancapaciteit gecontinueerd. De geplande inbreidings- en herstructureringslocaties zijn niet opgenomen binnen dit bestemmingsplan maar zullen via een separate procedure mogelijk worden gemaakt wanneer ze concreet zijn.

Bedrijvigheid en voorzieningen

Ingezet wordt op een duurzaam bedrijfsklimaat en voorzieningenniveau. Afspraken (op regionaal niveau) worden nagestreefd en bieden een goed toetsingskader voor ontwikkelingen passend binnen het juridisch kader en voor eventuele afwijkingen.

Hoofdstuk 3 Huidige Situatie

3.1 Korte Kenschets Plangebied

Het plangebied laat zich als volgt kenschetsen.

  • Krabbendijke is van oudsher een agrarische kern, die zich in de vorige eeuw heeft ontwikkeld tot het centrum van het fruitteeltgebied in Zuid-Beveland.
  • De kern telt circa 4.400 inwoners.
  • De hoofdstructuur wordt bepaald door het oude assenkruis van Westweg-Dorpsstraat-Oostweg en haaks hierop de Noordweg - Johan Willem Frisostraat.
  • Vanuit het assenkruis heeft de kern zich geleidelijk door middel van planmatige woningbouwlocaties in oostelijke en westelijke richting ontwikkeld.
  • Krabbendijke ligt tussen de spoorlijn Vlissingen-Roosendaal aan de noordzijde en de Oude Rijksweg (N 289) aan de zuidzijde.

3.2 Wonen

Krabbendijke is één van de zeven woonkernen van Reimerswaal.

  • De uitbreiding van de woningvoorraad heeft in de afgelopen jaren voornamelijk plaatsgevonden in Rozeboom. Ook de komende jaren vindt hier nog woningbouw plaats.
  • Via het spoor van inbreiding wordt de komende jaren eveneens een bijdrage geleverd aan het voorzien in de woningbehoefte:
    1. 1. veilingterrein (capaciteit 80 woningen buiten het plangebied);
    2. 2. Scoudestraat (capaciteit 10 woningen via een wijzigingsbevoegdheid);
    3. 3. inbreidingslocaties kern bij bedrijfsbeëindiging (capaciteit 10-20 woningen).

3.3 Verkeer En Vervoer

Auto-ontsluiting

De wegenstructuur van Krabbendijke is overzichtelijk. De hoofdontsluiting van Krabbendijke vindt plaats via de Oude Rijksweg (N289), gelegen aan de zuidzijde van de kern. Deze verkeersweg doorsnijdt de gehele gemeente Reimerswaal en vormt een verbinding tussen Goes en Bergen op Zoom. Dit stuk Rijksweg is eigendom van de gemeente en zal in 2013 worden ingericht als 50 km/uur-zone.

De ontsluiting van de kern vindt plaats:

  • via de assen Dorpsstraat/Oostweg en J.W. Frisostraat/Noordweg;
  • de route Meiboomdijk/Parallelweg/Spoorlaan/Westelijke Parallelweg (interne ontsluitingswegen).

Parkeren

Parkeervoorzieningen bevinden zich:

  • op de rijbaan;
  • in parkeervakken langs de weg;
  • op eigen terrein;
  • op verschillende locaties in de vorm van parkeerterreinen (al dan niet openbaar).

Fietsvoorzieningen

Langs de Oude Rijksweg is een vrijliggend fietspad aan beide zijden van de weg gerealiseerd. Voor de overige wegen in de kern vindt een gemengde verkeersafwikkeling plaats.

Voor de indeling in fietspaden hanteert de gemeente een tweedeling: het utilitaire fietsnetwerk (woon-werk en school-thuis) en het recreatieve fietsnetwerk (erkende ANWB-fietsroutes). Concreet gaat het om de volgende fietsverbindingen.

Voor het utilitaire netwerk zijn dit:

  • de fietspaden langs de N289 (zowel richting Goes als richting Bergen op Zoom);
  • de route via de Zuidweg (richting Waarde);
  • de route richting Yerseke via de Westelijke Parallelweg.

Bij het recreatieve fietsnetwerk zijn dit:

  • de route richting Yerseke via de Westelijke Parallelweg;
  • de oostelijke route via de N289 richting Rilland.

Openbaar vervoer

Busverbindingen

Krabbendijke is door busvervoer ontsloten naar:

  • Goes - Rilland/Bath,
  • Kruiningen/Yerseke-Waarde.

Binnen de kern zijn er voor deze lijndiensten haltes bij het Calvijn College, het station, de Westelijke parallelweg en in de Dorpsstraat(alleen buurtbus). Het openbaar vervoer is door een goede busrouting en afstand tussen de haltes goed bereikbaar.

Treinverbinding

Krabbendijke is gesitueerd aan het spoortraject Vlissingen-Roosendaal en er is een station. Treinen hebben Krabbendijke als halteplaats en hebben in beide richtingen een frequentie van twee maal per uur.

3.4 Bedrijvigheid En Andere Economische Aspecten

Bedrijven

Voor de bedrijvigheid in Krabbendijke is onderscheid te maken tussen:

  • bedrijvigheid in de kern;
  • bedrijvigheid op bedrijventerrein Zuidweg en Oostpolder.

In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de gevestigde bedrijven.

Bedrijvigheid in de kern

De bedrijvigheid in de kern bestaat in hoofdzaak uit kleinschalige bedrijvigheid. Daarnaast bevinden zich op diverse plaatsen in de kern verschillende bergplaatsen/loodsen.

Bedrijvigheid op de bedrijventerreinen

De bedrijvigheid op het bedrijventerrein Zuidweg en Oostpolderweg bestaat hoofdzakelijk uit lokale bedrijven.

Detailhandel en commerciële voorzieningen

De winkelvoorzieningen zijn geconcentreerd in de Dorpsstraat. Veel voorzieningen liggen in of nabij dit centrumgebied, maar ook elders in de kern komen verspreid voorzieningen voor.

Herstructureringslocatievoormalig veilingterrein

De ontwikkelingen op deze herstructureringslocatie laten zich als volgt beschrijven.

  • De veiling van Krabbendijke en omstreken heeft zich vanaf 1946 ontwikkeld aan de Noordweg.
  • De locatie vormde in de periode 1950-1980 het economisch zwaartepunt van Krabbendijke.
  • De functie van veiling is in 1987 beëindigd en inmiddels zijn de opstallen gesloopt en ligt het perceel braak in afwachting van verdere transformatie (via een afzonderlijk juridisch-planologisch spoor).

3.5 Landschap, Natuur En Ecologie

Het plangebied vormt geen onderdeel van een beschermd natuurgebied (Natura 2000-gebied), zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998. De Oosterschelde ligt op circa 500 m ten noorden van de spoorbaan Roosendaal - Vlissingen (de noordgrens van het plangebied). Binnen de kern Krabbendijke is de Meiboom aangewezen als EHS. Er zijn – buiten deze dijk – geen landschapswaarden aanwezig, die planologische bescherming behoeven. Voor het te consolideren bestemmingsplan is geen onderzoek nodig.

3.6 Groen En Water

Groenstructuur

Bestaande groen- en waterelementen binnen de kern worden gewaarborgd voor zover die van belang zijn voor:

  • de ruimtelijke structurering en inpassing van functies;
  • het vormen van een bufferelement tussen in de kern aanwezige functies;
  • de waterhuishouding.

Dit heeft betrekking op onder andere de groen- en watervoorzieningen:

  • rondom de begraafplaats;
  • de Meiboom;
  • de Molendijk;
  • de Tremel - Molster;
  • aan de randen van de kern en de bedrijventerreinen;
  • enkele verspreid in de woonbuurten gelegen groenvoorzieningen.

Bestaande situatie waterhuishouding

Algemeen

De kern Krabbendijke ligt in het afvoergebied van het gemaal Waarde. Via een stelsel van primaire en secundaire waterlopen en bermsloten en kavelsloten wordt overtollig water door neerslag afgevoerd richting het gemaal Waarde en geloosd op de Westerschelde.

In het plangebied is weinig oppervlaktewater aanwezig binnen het bebouwd gebied. Gezien het geringe oppervlak aan water in het plangebied zal het hemelwater dat in dit gebied valt zijn weg zoeken naar het grondwater of worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering.

In het basis rioleringsplan Krabbendijke uit 2011 zijn voor de kern een aantal plekken benoemd welke gevoelig zijn voor wateroverlast. Wateroverlast kan binnen deze gebieden optreden als er tijdens hevige regenval onvoldoende afvoer door de riolering kan plaatsvinden. De gemeente heeft binnen het BRP (basis rioleringsplan) Krabbendijke een aantal concrete maatregelen genoemd om de gevoeligheid van deze plaatsen voor wateroverlast te verminderen.

Waterkansenkaarten provincie Zeeland

In het kader van de afstemming met de ruimtelijke ordening zijn in het Omgevingsplan van de provincie Zeeland waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Deze kaarten zijn beschikbaar via de provinciale website. Aan deze kaart zijn voor het plangebied de volgende gegevens te ontlenen:

  • de ondergrond van Krabbendijke bestaat uit lichte schor;
  • de gehele kern Krabbendijke is sterk zettingsgevoelig;
  • in de kern zijn, op het westelijk deel na, geen mogelijkheden tot infiltratie;
  • het gebied zelf staat niet onder invloed van zoute kwel;
  • in het westelijk deel, bij de eerste fase van woongebied Rozeboom en in de omgeving van de Deltastraat, komt geringe zoetwaterbelvorming voor;
  • de kern Krabbendijke is minder geschikt voor uitbreiding van de bebouwing. Alleen het hierboven genoemde westelijk deel is daarvoor zeer geschikt.

Riolering

Het rioleringsstelsel in Krabbendijke voldoet aan de zogenaamde basisinspanning voor milieumaatregelen.

Op 20 december 2011 is het verbrede rioleringsplan (GRP) 2012-2016 vastgesteld. Binnen het verbrede GRP is ook de zorgplicht voor hemelwater en grondwater opgenomen. De gemeente is nu verantwoordelijk voor deze taken.

De kern Krabbendijke kent verschillende rioleringssystemen. Het grootste deel van Krabbendijke is aangesloten op een gemengd rioleringssysteem. Daar waar een gescheiden rioleringssysteem aanwezig is, wordt uitsluitend het vuilwater (DWA) geloosd op de gemeentelijke riolering. Het hemelwater (HWA) wordt geloosd op het nabij gelegen oppervlaktewater. Via het rioolgemaal aan de Johan Willem Frisostraat wordt het verder getransporteerd naar de rioolwaterzuivering.

Een aantal deelgebieden in de kern is voorzien van een verbeterd gescheiden rioleringsysteem. Het gaat dan om de eerste fase van het woongebied Rozeboom en om het bedrijventerrein Zuidweg. Het afvalwater en het regenwater (vanaf daken en straten) worden in feite geheel door twee aparte stelsels afgevoerd. Met name aan het begin van een bui wordt veel vuil van de straten de regenwaterafvoer (en daarmee het oppervlaktewater) ingespoeld (first flush). Om te voorkomen dat met name aan het begin van een bui veel vuil van de straten wordt ingespoeld (first flush) is in deze deelgebieden de regenwaterafvoer aangesloten op de droogweerafvoer. Met behulp van een terugslagklep wordt het regenwater dat aan het begin van een bui het systeem instroomt, afgeleid naar de zuivering, waardoor de meeste vervuiling er uit wordt gefilterd en er alleen nog relatief schoon regenwater direct op het oppervlaktewater wordt geloosd.

Met het verbeterd gescheiden stelsel wordt nog steeds veel neerslag naar de zuivering afgevoerd (meer dan 70% van de jaarlijkse neerslag). Bedrijventerrein Oostpolder en de tweede fase van het woongebied Rozeboom zijn voorzien van een gescheiden stelsel. Ook het beoogde nieuwe woongebied ter plaatse van het voormalig veilingterrein zal te zijner tijd worden voorzien van een gescheiden stelsel.

Indien er binnen bestaan gebied (inbreiding) een nieuwe woning of woningen worden ontwikkeld en dit extra verhard oppervlak gegenereerd, dient hiervoor te worden gecompenseerd. Verhard oppervlak wordt in principe volledig afgekoppeld, waarvoor de gemeente een afkoppelingsbijdrage hanteert ter compensatie van de extra vuilwaterbelasting die op de bestaande riolering wordt geloosd.

Een belangrijke maatregel om de vuilemissie uit de gemengde riolering terug te dringen en de kans op wateroverlast te verkleinen. is het afkoppelen van verhard oppervlak. De gemeente Reimerswaal heeft haar beleid voor afkoppelen neergelegd in het gemeentelijk afkoppelplan. Daarin is opgenomen dat de gemeente streeft naar het afkoppelen van 50% van het in 2000 op de gemengde riolering aangesloten verhard oppervlak in 2050.

Waterkwaliteit

Door het waterschap is in haar Waterbeheersplan gesteld dat de kwaliteit van het grondwater minimaal voldoende moet zijn om de algemene ecologische functie te vervullen. Dit ecologische ambitieniveau is gedefinieerd als een zodanige toestand, dat zich in het watersysteem een normaal functionerend ecosysteem kan ontwikkelen.

Voor het bebouwde gebied van de gemeente Reimerswaal wordt onderzoek gedaan naar de bestaande waterkwaliteit. Om dit in beeld te brengen kan gebruik worden gemaakt van de indicatieve beoordelingsmethode waterkwaliteit van het waterschap. Het uitvoeren van deze beoordeling en het formuleren van mogelijke maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit zijn onderdeel van onderzoeksopgaven die in het gemeentelijk waterplan (2007) zijn gedefinieerd en nu in bewerking zijn. Resultaten van dit onderzoek maken geen deel uit van het planologische beoordelingskader voor dit consoliderende bestemmingsplan. Dit aspect is verder uitgewerkt in paragraaf 4.6 en 5.12.

3.7 Sociale En Maatschappelijke Samenhang

Gestreefd wordt de sociale en maatschappelijke samenhang en leefbaarheid in dorpen te bevorderen. Zorgen voor aantrekkelijke plekken waar burgers elkaar kunnen ontmoeten is daar een voorbeeld van. Het bevorderen van sociale en maatschappelijke samenhang en leefbaarheid raakt ook andere sectoren zoals:

  • wonen;
  • ruimtelijke ordening;
  • integratiebeleid;
  • veiligheid;
  • economie.

Leefbaarheid laat zich definiëren als: het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) diensten en (maatschappelijke) voorzieningen.

De sociale en maatschappelijke samenhang en een goede leefomgeving worden bepaald door:

  • goed toegankelijke – aanpasbare of aangepaste – woningen;
  • betaalbare en bereikbare diensten en voorzieningen;
  • een veilige, toegankelijke openbare ruimte.

Het beleidsterrein kent twee belangrijke uitgangspunten om de leefbare woonomgeving zodanig te maken dat het de sociale samenhang bevorderd.

  • Het bevorderen van de sociale samenhang en de leefbaarheid ontstaat door de inzet van de door de gemeente gefinancierde professionele organisaties en bovenal de inzet van de bewoners zelf. Een leefbare woonomgeving heeft geen vast format maar wordt bepaald door de bewoners zelf. Gemeente en bewoners werken samen aan uitwerking van dit beleidsterrein waardoor de voorzieningen in de wijk optimaal aansluiten bij de wensen en behoeften van de bewoners.
  • Sociale samenhang wordt daarnaast bevorderd door het bieden van principe-oplossingen voor de leefbaarheid voor iedereen in de wijk. Daarbij is het uitgangspunt dat oplossingen worden gekozen die niet voor specifieke doelgroepen, maar voor iedereen bruikbaar zijn. Dit zorgt er voor dat mensen meer mogelijkheid krijgen om direct of meer op afstand elkaar tegen te komen en/of elkaar te ontmoeten.

Onderwijs

In het plangebied staan verschillende scholen:

  • Christelijke basisschool Julianaschool, Hinkelingestraat 10;
  • Openbare basisschool De Klimroos, Hinkelingestraat 8;
  • Basisschool De Zevensprong, Appelstraat 2;
  • Calvijn College (vestigingen aan Appelstraat en Kerkpolder).

Daarnaast bevinden zich in het plangebied de volgende niet-commerciële voorzieningen:

  • Bibliotheek, Dorpsstraat 76a;
  • Brandweer Zeeland, Kring Oosterscheldebekken, Post Krabbendijke, Westweg 42;
  • Speel-o-theek Reimerswaal, Noordweg.

De genoemde voorzieningen zijn toereikend voor een kern als Krabbendijke.

Religieuze functies

De kerkgemeenten in het plangebied zijn:

  • Hervormde Gemeente Krabbendijke, kerkgebouw Kerkpad 1;
  • Protestantse Gemeente Krabbendijke, kerkgebouw Kerkpolder 30;
  • Gereformeerde Gemeente Krabbendijke, kerkgebouw en pastorie JW Frisostraat 1-3;
  • Gereformeerde kerk, kerkgebouw Dorpsstraat 3-5.

De kerkgemeenten in Krabbendijke voorzien in hun behoefte. Recent heeft een uitbreiding van het kerkgebouw aan de Johan Willem Frisostraat plaatsgevonden. De gemeente Reimerswaal heeft aan dit initiatief medewerking verleend door middel van toepassen van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro van het geldende bestemmingsplan.

Sport en recreatie

Krabbendijke kent een actief (sport)verenigingsleven. Het sportveldencomplex (voetbalvelden, tennis, skeeler- en ijsbaan) met kantine aan de Nieulandestraat biedt ruimte voor verschillende sportverenigingen. De sportvoorzieningen voldoen aan de vraag.

Overige voorzieningen

Overige voorzieningen betreffen de zorgvoorzieningen 'Nieulande' en verpleeghuis 'Ter Weel'. Daarnaast is er een Muziekvereniging (Concordia, Poststraat 17) en een dorpshuis (Dorpshuis De Meiboom, Kerkpolder 30). Deze voorzieningen ondersteunen de sociaal-maatschappelijke samenhang en dragen bij aan de leefbaarheid.

3.8 Leefbaarheid En Veiligheid

Externe veiligheid

De toetsing van het project aan BEVI en externe veiligheid wordt in hoofdstuk 5 in beeld gebracht (zie paragraaf ).

Fysieke veiligheid

In het plangebied zijn thans geen fysiek onveilige bedrijven gevestigd. Wel worden over de spoorbaan Roosendaal -Vlissingen gevaarlijke stoffen vervoerd. Ook ligt aan de noordzijde van de kern een buisleidingenstrook (zie ook paragraaf 5.11).

Sociale veiligheid

De sociaal-maatschappelijke veiligheid in het plangebied is goed. Krabbendijke heeft een hechte sociaal-ruimtelijke structuur. De openbare ruimte heeft een goede ruimtelijke uitstraling. Voor enkele locaties in de kern geldt dat als gevolg van braakliggen en/of leegstand een onaantrekkelijke openbare ruimte resteert, zoals bijvoorbeeld het voormalige veilingterrein en de locatie voormalige gasfabriek/locatie kelders (beide buiten het plangebied). Dit komt de vitaliteit en leefbaarheid van de genoemde locaties niet ten goede. Mede om deze reden is herontwikkeling en transformatie van deze gebieden voorgestaan.

Verkeersveiligheid

Een belangrijke doelstelling in het verkeersbeleid van de gemeente Reimerswaal is te komen tot het realiseren van duurzaam veilige verblijfsgebieden. De aanzet tot deze duurzaam veilige verkeersoplossingen is in Krabbendijke inmiddels gerealiseerd door het instellen van een 30 km/uur-zone.

Desondanks kunnen zich op de doorgaande wegen gevaarlijke situaties voordoen als gevolg van de vormgeving (smalle dimensionering) van wegen, in combinatie met de vele verschillende soorten verkeer. Dit heeft een nadelig gevolg voor de verkeersveiligheid. Specifiek heeft dit betrekking op:

  • de kruising van wegen (specifiek van het assenkruis in het centrum van de kern);
  • de entrees van het dorp (geen fysieke poortconstructies);
  • de lange rechtstanden (parallelweg spoor).

Ter verbetering van de verkeersveiligheid op de doorgaande wegen, wordt een deel van de Oude Rijksweg tot 50 km/uur-zone aangewezen. Om de 50 km/uur-zone mogelijk te maken heeft de gemeente reeds een wegvak van de Oude Rijksweg overgenomen van de Provincie Zeeland (globaal tussen bedrijventerrein Wervenhove/aansluiting Oostpolderweg en de Westweg). Daarnaast worden in de kern de maatregelen in het kader van 'Duurzaam Veilig' verder doorgevoerd.

De overige wegen in Krabbendijke hebben een erf-functie (30 km/uur, bestemmingsverkeer) voor de diverse wijken in de kern. De verkeersveiligheid op deze wegen is goed. Aangezien er nauwelijks sprake is van doorgaand verkeer, zullen de verkeersintensiteiten laag zijn. Bij sommige van deze wegen, zoals de Wilhelminastraat en de Doelstraat, is sprake van een smalle dimensionering.

Hoofdstuk 4 Planopzet, Ruimtelijke Structuur

4.1 Doelstellingen

Ten behoeve van het bestemmingsplan Krabbendijke worden de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden gehanteerd:

  • consolideren, inclusief beperkte verandering;
  • behoud van functiemenging;
  • ontwikkelings- en transformatiegebieden.

Consolideren inclusief beperkte verandering

Consolidatie

Consolidatie van de huidige ruimtelijk-functionele situatie in het plangebied houdt in het bevestigen van:

  • voorkomende woningtypologieën;
  • functies en waarden (bijvoorbeeld archeologie en cultuurhistorie);
  • continuering van de reeds toegestane en/of aanvaardbare planologische mogelijkheden voor verandering en ontwikkeling van aanwezige gebruiksvormen, waaronder beperkte uitbreiding (Rozeboom, voormalige brandweerkazerne aan de Wilhelminastraat, zie paragraaf 4.2). Deze uitbreidingsmogelijkheden blijven beperkt tot reguliere flexibiliteitsbepalingen van het bestemmingsplan en geldende planologische mogelijkheden voor uitbreiding.

Beperkte verandering

In Krabbendijke is voorts sprake van bevestiging van reeds planologisch geborgde ontwikkelingen:

  • woningbouwlocaties Rozeboom;
  • herontwikkeling van de voormalige brandweerkazerne.

Behoud van functiemenging

Het algemene gemeentelijk beleid dat is gericht op behoud van functiemenging in de kernen wordt voortgezet. Dit resulteert in de waarborging en bevordering van de leefbaarheid. Uitgangspunt is het behoud van een goede milieu- en woonkwaliteit. De aanwezigheid van de niet-woonfuncties, voor zover deze niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving, is dan ook gewenst. Hiervoor is een flexibele bestemmingsregeling van belang voor:

  • maatschappelijke en commerciële voorzieningen;
  • aan-huis-gebonden beroepen;
  • kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten vanuit een woning.

Het toelatingsbeleid en de bestemmingsregeling voor horeca en overige bedrijven is afgestemd op het tegengaan van milieuhinder om zo de milieu- en woonkwaliteit te waarborgen. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op het reguleren van bestaande en toelaten van eventueel nieuwe bedrijfsactiviteiten (bedrijfslocaties, horecavestigingen).

Ontwikkelings- en transformatiegebieden

Wijzigingsbevoegdheid naar wonen bij vrijkomende bedrijfsmatige bebouwing in de kern

In relatie tot zorgvuldig ruimtegebruik is het denkbaar dat eventueel in de kern vrijkomende bedrijfslocaties worden benut voor woningen of voor niet-hinderlijke andere functies. In dit bestemmingsplan wordt voor bedrijven in de kern, waar na een afweging transformatie naar een woonfunctie wenselijk wordt geacht, voorzien in een regeling, waarmee na beëindiging van de bedrijfsmatige activiteiten het gebruik van het perceel voor wonen mogelijk kan worden gemaakt. Voor de bedrijventerreinen Zuidweg en Oostpolder is transformatie van individuele bedrijfspercelen naar woningbouw uitdrukkelijk niet aan de orde.

Herontwikkelingslocaties

Sommige bedrijfsfuncties en voorzieningen hebben hun functie verloren en zijn gereed voor herontwikkeling en/of herstructurering.

  • Herontwikkelingslocatie gasfabriekterrein/locatie Kelders en omgeving.
    Herontwikkeling van deze locatie is complex (zie ook paragraaf 1.2). De aard van het plan is ontwikkelingsgericht. Voor dit project wordt dan ook voorafgaand aan de uitvoering een separate juridisch-planologische procedure gevoerd. In voorliggend bestemmingsplan wordt hier daarom geen verdere invulling aan gegeven.
  • Herontwikkeling voormalig veilingterrein.
    Ten aanzien van het veilingterrein zijn plannen in voorbereiding. De herontwikkeling van het veilingterrein is niet inbegrepen bij de voorliggende actualisering van het bestemmingsplan Krabbendijke. Een separate juridisch-planologische procedure zal daarvoor worden doorlopen.
  • Herontwikkeling Scoudestraat.
    Voor de locatie Scoudestraat is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de ontwikkeling van 10 woningen.
  • Oostweg 48a.
    De eigenaar van het perceel Oostweg 48 is voornemens een extra woning te bouwen op het terrein. De ruimtelijke onderbouwing hiervoor is opgenomen in bijlage 15. In dit bestemmingsplan wordt de mogelijkheid tot woningbouw bevestigd.

4.2 Bevestiging Lopende Woningbouwontwikkelingen

4.2.1 Rozeboom

In 1997 is het stedenbouwkundig ontwerp van het woongebied Rozeboom opgesteld. Fase 1 en 2a van dit woongebied zijn inmiddels gerealiseerd. Fase 2b is in uitvoering.

Fase 3 is in ontwikkeling en juridisch-planologisch geregeld in de 2e herziening van het bestemmingsplan Rozeboom. De woningbouwmogelijkheden worden in het voorliggend bestemmingsplan opnieuw bevestigd.

Bestemmingsplan Rozeboom

De volgende uitgangspunten zijn in het bestemmingsplan Rozeboom geformuleerd.

  • Uitgangspunt is een herkenbare aansluiting van de 3e fase op de 1e en 2e fase. Binnen de ruimtelijke hoofdopzet voor de totale woonwijk Rozeboom heeft de 3e fase een eigen, herkenbare identiteit gecreëerd. Het water bij de entree zorgt voor een ruimtewerking tussen de 2e en 3e fase.
  • De plancapaciteit in de 3e fase bedraagt 36 woningen. Er zijn vooral vrijstaande woningen voorzien. Ten behoeve van voldoende woningdifferentiatie zijn aan de oostzijde twee-onder-één-kap woningen geprojecteerd.
  • Aan de westzijde is een lagere dichtheid nagestreefd, zodat een zachte overgang naar het buitengebied gecreëerd wordt.
  • Het woongebied wordt ontsloten door middel van een circuit. De verkeersstructuur sluit aan op de bestaande wegenstructuur. Aan de oostzijde bevindt zich een kortsluiting voor langzaam verkeer op de Nieukerckestraat.
  • Het parkeren vindt grotendeels plaats op eigen terrein. Aan de noordzijde van het grasveld is een parkeerstrook opgenomen. Naast deze strook is in het profiel van de ontsluitingsweg ruimte aangegeven voor langsparkeren in de vorm van rabatstroken die onderdeel uitmaken van de verharding.

Vertaling bestemmingsplan Krabbendijke

De juridisch-planologische mogelijkheden zijn vertaald in het voorliggend bestemmingsplan. Daarbij is aangesloten op SVBP2008 en het gemeentelijk 'Handboek Ruimtelijke Plannen 2010' (hierna gemeentelijk handboek).

4.2.2 Voormalige brandweerkazerne

De brandweerkazerne aan de Wilhelminastraat voldeed niet meer aan de eisen. Daarop is aan de Westweg een nieuwe brandweerkazerne gerealiseerd. De voormalige locatie is daarmee beschikbaar voor herontwikkeling.

Wijzigingsplan

De herontwikkeling van de locatie is geregeld in de 3e wijziging van het bestemmingsplan Kom Krabbendijke (vastgesteld 12 april 2011). Het wijzigingsplan is opgesteld om de realisering van 3 woningen mogelijk te maken. Met de invulling van het perceel door woningbouw is een goede planologische invulling voor het gebied bereikt.

Vertaling bestemmingsplan Krabbendijke

In het wijzigingsplan is de bestemming van het perceel aan de Wilhelminastraat 2 daarmee gewijzigd van Maatschappelijke doeleinden naar Woondoeleinden. De maximale goot- of boeibordhoogte blijft ongewijzigd. In het voorliggend bestemmingsplan zijn de juridisch-planologische bouwmogelijkheden overgenomen, vertaald naar SVBP2008 en afgestemd op het gemeentelijk handboek.

4.3 Scoudestraat

Aan de Scoudestraat was tot voor kort een agrarisch bedrijf gevestigd. De bedrijvigheid is beëindigd. De opstallen zijn nog niet gesloopt en zijn nu als opslagruimte in gebruik. Functieverandering ten gunste van woningbouw is gewenst. In het vigerende bestemmingsplan is hiervoor een Uit te werken Woonbestemming opgenomen. De gemeente geeft hiermee aan dat herontwikkeling van het gebied naar woongebied binnen 10 jaar is voorzien.

Van deze uit te werken bestemming is geen gebruikgemaakt. Daarnaast is er geen concrete aanleiding dat binnen de komende planperiode uitwerking zal plaatsvinden. Om deze reden heeft de gemeente ervoor gekozen het huidige gebruik (opslag) positief te bestemmen met een passende bestemming Gemengd. Herstructurering van de locatie is blijvend wenselijk. Om deze reden is tevens een Wro-zone - wijzigingsgebied opgenomen. Door middel van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid kan – onder voorwaarden – herstructurering plaatsvinden. Randvoorwaarden voor planwijziging zijn de volgende.

  • Het aantal te bouwen woningen mag ten hoogste 10 bedragen.
  • Gestreefd wordt naar een variatie in woningtypen, variërend van vrijstaande woningen, twee- aaneen, of aaneengebouwd. Gestapelde woningen zijn niet toegestaan.
  • In de toelichting van het wijzigingsplan dient te worden aangetoond dat wijziging in overeenstemming is met het geldende gemeentelijk en provinciaal woningbouwprogramma.
  • Per woning dient binnen het wijzigingsgebied te worden voorzien in 2,0 parkeerplaats per woning, waarvan minimaal 1,0 parkeerplaats op eigen terrein wordt gerealiseerd.
  • Toepassen van de wijzigingsbevoegdheid dient te leiden tot behoud en/of versterking van de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur, waaronder in ieder geval wordt verstaan dat de bebouwing zo gesitueerd dient te worden dat de samenhang van het bebouwingspatroon niet wordt aangetast dan wel niet verder wordt aangetast.
  • Planwijziging mag geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • De goot- of boeibordhoogte van gebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen.
  • De bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 10 m bedragen.
  • Planwijziging is uitsluitend toegestaan indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • In de toelichting van het wijzigingsplan dient aandacht te worden besteed aan de gemaakte belangenafweging.
  • Vooraf dient inzicht te zijn verkregen in de milieuhygiënische aspecten.

4.4 Verkeer

De Oude Rijksweg aan de zuidzijde van het plangebied is thans in eigendom van de provincie en behoort tot het provinciale wegennet. In verband met de ruimtelijke ontwikkelingen aan de zuidzijde van de kern (Gasfabriekterrein, Wervenhove) is de weg inmiddels eigendom van de gemeente. Dien ten gevolge wordt de maximale rijsnelheid op de weg verlaagd van 80 km/uur naar 50 km/uur.

4.5 Groen/natuur

Er worden geen bijzondere ontwikkelingen ten aanzien van de groenstructuur voorzien. Eveneens wordt geen nieuwe natuur binnen het bestaand bebouwd gebied van de kern Krabbendijke gerealiseerd.

4.6 Water

Dit bestemmingsplan heeft in hoofdzaak een consoliderend karakter. Het Waterschap Scheldestromen wordt in het kader van wijzigingsprocedures opnieuw geraadpleegd. Indien beschikbaar worden daarbij ook de onderzoeksresultaten uit het waterbeheersplan van het waterschap betrokken.

Hoofdstuk 5 Milieu

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan betreft in belangrijke mate een consoliderend bestemmingplan. Voor die delen waar geen ontwikkeling is voorzien, of geldende juridisch-planologische ontwikkelingen worden gecontinueerd, is geen (nieuw) onderzoek nodig.

In verband met de actualisering van het bestemmingsplan Krabbendijke wordt aandacht besteed aan de volgende relevante onderzoeksaspecten:

  • archeologie en cultuurhistorie (paragraaf 5.2);
  • externe veiligheid (paragraaf 5.11);
  • water (paragraaf 5.12).

In het voorliggende bestemmingsplan zijn ook nieuwe ontwikkelingen voorzien:

  • wijzigingsbevoegdheden van bedrijfs-, detailhandel-, horeca-, maatschappelijke- en gemengde bestemmingen in de kern tot woningen.

Bij de beoordeling hiervan dient rekening te worden gehouden met een breed sectoraal beleids- en toetsingskader (wet- en regelgeving, voorgeschreven toetsen). Getoetst moet worden op de volgende aspecten.

  • Archeologie: toets aan mogelijke archeologische belangen.
  • Bodemkwaliteit: aantonen dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie.
  • Water: opstellen van een waterparagraaf en overleg daarover met de waterbeheerder (de voorgeschreven watertoets).
  • Ecologie: toets van mogelijke effecten van de ontwikkeling op bestaande natuurwaarden (toets Flora- en faunawet).
  • Milieu: toets van de ontwikkeling aan respectievelijk de Wet luchtkwaliteit en de Wet geluidhinder (verkeerslawaai).
  • Externe veiligheid: (met name) het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheden geldt dat de beoordeling kan worden uitgesteld totdat een voornemen tot planwijziging bij gemeente wordt ingediend.

5.2 Archeologie En Cultuurhistorie

5.2.1 Archeologie

Toetsingskader

Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid ten aanzien van archeologie is vastgelegd in het Omgevingsplan.

Het toetsingskader wordt verder bepaald door het volgende.

  • Archeologische waarden zijn vastgelegd op de AMK (Archeologische Monumenten Kaart).
  • Op de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarden) zijn de trefkansen (laag middelhoog en hoog) opgenomen.
  • Archis2 is de nationale database voor archeologische vindplaatsen.
  • Het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) vormt de Zeeuwse database.

Gemeentelijk beleid

Recent is door de 9 gemeenten in Zuid-Beveland, Tholen en Zeeuws-Vlaanderen archeologie beleid opgesteld. Het gemeentelijk archeologiebeleid voor Reimerswaal is vastgelegd in de nota Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal:

  • deel A: Beleidsnota archeologie;
  • deel B: Toelichting beleidskaart, 30-06-2011.

In het beleid (vastgesteld op 22 november 2011) zijn de archeologische verwachting en bekende vindplaatsen en archeologische monumenten vastgelegd. In dit bestemmingsplan zijn de in het beleid geformuleerde uitgangspunten vertaald.

Het grootste deel van de bodemingrepen vindt plaats in de bovenste laag van het bodemarchief (maatregelenkaart in lagen, kaartlaag 1, Walcheren). Deze laag is veelal maatgevend. Bij vergunning aanvragen voor diepere bodemingrepen wordt door de bevoegde overheidsinstantie vastgelegd of met de ingreep de diepere lagen (laag 2 Hollandveen, laag 3 Wormer en laag 4 Pleistoceen) worden geraakt. Op basis van het beleid gelden voor kaartlaag 1 (Walcheren) de volgende categorieën:

maatregel-categorie verwachtingswaarde onderzoeksverplichting bestemmingsregeling*
categorie 1 wettelijk beschermd monument Wettelijke bescherming -
categorie 2 terreinen van archeologische waarde 50 m² en 40 cm WR - A - 1
categorie 3 gewaardeerde stads-/ dorpskern 50 m² en 40 cm WR - A - 1
categorie 4 hoge verwachting 250 m² en 40 cm WR - A - 2
categorie 5 gematigde verwachting 500 m² en 40 cm WR - A - 3
categorie 6 lage verwachting 2.500 m² en 40 cm WR - A - 4
categorie 7 waterbodem 500 m² en 40 cm WR - A - 3
categorie 8 geen verwachting - -

* WR - A staat voor Waarde - Archeologie

Onderzoek en conclusie

Onderzoek

Raadpleging van de AMK, maatregelenkaart in lagen, laag van Walcheren en Archis2 en ZAA leidt tot de volgende bevindingen.

AMK maatregelcategorie
geen vermelding 3 en 4 en geen waarde

AMK

Op de AMK is een deel van de dorpskern aangemerkt als terrein van hoge archeologische waarde. Het betreft de oude dorpskern van Krabbendijke. Hierover staat het volgende vermeld.

'In 1187 werd de naam 'Crabbendicke' voor het eerst genoemd. Rond 1200 hebben de Cisterciensers de bedijkingen rond Krabbendijke voltooid en zijn er twee grangiae/uithoven gesticht door de abdij Ter Doest: de Westhof en de Oosthof. De Westhof, de grootste van de twee, werd rond 1470 gerestaureerd. Het dorp Krabbendijke groeide om de Westhof heen. In 1530 is het dorp verdronken, maar rond 1600 opnieuw opgebouwd. Ooit heeft ten westen van Krabbendijke een klooster gestaan. Dit klooster stond in de Monsterhoek, de tegenwoordige Monnikenpolder.'

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPKom-va02_0003.jpg"

Figuur 5.1. Krabbendijke rond 1865 (bron: uitgave Hugo Suringar te Leeuwarden)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPKom-va02_0004.png"

Figuur 5.2. Beleidskaart maatregelencategorieën

De kern Krabbendijke is gesitueerd binnen de volgende maatregelencategorieën.

maatregelcategorie verwachtingswaarde onderzoeksverplichting bestemmingsregeling
categorie 3 gewaardeerde stads-/ dorpskern 50 m² en 40 cm WR - A - 1
categorie 4 hoge verwachting 250 m² en 40 cm WR - A -2
categorie 8 geen verwachting - -

Conclusie

De aanwezige vermelding op de AMK, en de maatregelencategorieën in het gemeentelijk beleid leiden ertoe dat in het bestemmingsplan een regeling is opgenomen die recht doet aan de archeologische waarde van het centrumgebied en de overige delen van de kern in relatie tot de andere belangen die voortkomen uit het gebruik van de gronden.

5.2.2 Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarden zijn aangegeven op de kaart CHS (Cultuurhistorische hoofdstructuur) van de provincie.

Dijk- en wegdorp

Krabbendijke is een dijk- en wegdorp.

Dijkdorpen

  • Dijkdorpen zijn ontstaan langs dijken en wegdorpen langs (een kruising van) wegen.
  • Dijkdorpen vertonen een uiterst eenvoudige, lineaire plattegrond. De dorpen zijn doorgaans gebouwd langs de binnenkant van een zeedijk (soms een kanaal- of polderdijk). Na aandijking van een nieuwe polder was uitbreiding van het dorp mogelijk aan de buitenkant van de oude zeedijk, die niet langer een waterkerende functie had.

Wegdorpen

  • Wegdorpen zijn vaak zonder plan ontstaan als lintbebouwing langs een polderweg of een splitsing van polderwegen.
  • Het kruiswegdorp is een subtype dat vaak ontstond in de grotere polders vanaf de 17e eeuw. Hierbij werd gekozen voor een kruising van twee of meerdere polderwegen als uitgangspunt voor de nederzetting. De plattegrond van een kruiswegdorp bestaat veelal uit een vierkant plein waar in één hoek de kerk werd gebouwd, in een andere hoek de pastorie, daartegenover het raadhuis en in de resterende hoek het dorpscafé. Soms ontbreekt het plein en wordt het centrale middelpunt gevormd door het kruis van twee wegen of vaarten of een combinatie van beiden. De overige bebouwing verrees langs één van de op de kruising toelopende assen.

Cultuurhistorische elementen

Opvallende elementen in Krabbendijke zijn de volgende.

Molen De Rozeboom, gebouwd in 1862. De molen dankt zijn naam aan de eerste molenaar (Jan Rosier). De korenmolen was tot 1947 in bedrijf. In 1968 is de molen ingrijpend gerestaureerd. De molen betreft een zeer beeldbepalende ronde stenen korenmolen, type grondzeiler. De molen staat aan de rand van het dorp met in de omgeving bomen, fruitgaarden en bebouwing, waardoor de molen een redelijke windvang heeft.

Gehecht wordt aan behoud van de molen en het functioneren van de molen als werktuig. Op grond hiervan zijn in dit bestemmingsplan binnen de zogenaamde molenbeschermingszone, met in acht name van gebruiksmogelijkheden van percelen gelegen in deze zone, hoogtebeperkingen aan de orde voor obstakels (bebouwing en beplanting) in de omgeving, die de windvang onevenredig negatief beïnvloeden. Voor meer uitgebreide informatie over de voor de molen relevante molenbiotoopaspecten wordt kortheidshalve verwezen naar bijlage 2.

  • de vaete. Het betreft een brandput/waterput, gegraven voor de (drink)watervoorziening en het leveren van bluswater. Op Zuid-Beveland zijn nog relatief veel waterputten in dorpen aanwezig, veelal op een centraal punt op het dorpsplein. De waterput van Krabbendijke ligt wel centraal naast het kruispunt van de twee hoofdwegen van Krabbendijke, maar niet op een plein. De vaete is vormgegeven als een vierkant waterbassin omgeven met een hekje en enkele bomen en is nu in gebruik als siervijver met een fontein. In het bestemmingsplan is het element door middel van een groenbestemming met de een functieaanduiding (cw) 'cultuurhistorische waarde' bevestigd.

Conclusie

De relevante cultuurhistorische elementen zijn in het bestemmingsplan in stand gehouden en voorzien van een passende juridisch-planologische regeling.

5.3 Milieuhinder Bedrijfsfuncties

5.3.1 Milieuhinder bedrijven

Inleiding

Ter beperking van milieuhinder voor de omgeving worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Dit gebeurt aan de hand van een milieuzonering. Deze milieuzonering geeft aan:

  • welke activiteiten voor de huidige en toekomstige bedrijven mogelijk zijn;
  • welke bedrijven in de toekomst binnen het plangebied uit milieuoogpunt toelaatbaar zijn, indien bestaande bedrijvigheid verdwijnt.

Het is algemeen gebruik om te zoneren op basis van richtafstanden voor de verschillende milieuaspecten (geluid, geur, stof, risico). Deze richtafstanden kunnen worden ontleend aan de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) van 2009.

Basisreferentie rustige woonwijk

Het uitgangspunt bij de bepalingen van de afstanden volgens de VNG systematiek is dat het gaat om woningen gelegen in het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een basisreferentietype woonwijk, zonder functiemenging en met weinig verkeer.

Niet elke omgeving is te typeren als rustige woonwijk. Dit maakt dat een nader onderzoek naar de feitelijke omgeving (plangebied en omgeving) nodig is.

Indien de omgeving in de specifieke situatie dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden. In het bestemmingsplan wordt dit onderbouwd. Beoordeeld wordt van welke omgeving sprake is en voor welke milieuaspecten die correctie aanvaardbaar wordt geacht.

Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' voor Zuidweg en Oostpolderweg

Voor de zonering op basis van richtafstanden wordt in voorliggend bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen Zuidweg en Oostpolder gebruikgemaakt van de zogenoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' (zie ook bijlage 3). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten aan de hand van milieucategorieën zijn gerangschikt naar de mate van belasting van het milieu. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de categorie is waaronder het bedrijf valt. Iedere milieucategorie kan worden vertaald naar een minimaal aan te houden richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies in de omgeving. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om indicatieve afstanden. In een concrete situatie wordt de werkelijk aan te houden afstand bepaald.

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' voor kern Krabbendijke

Voor de kern Krabbendijke wordt gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Deze staat is onder andere bedoeld voor functiemengingsgebieden zoals dorpskernen. In deze gebieden is geen sprake van een rustige woonwijk. Er is een zekere menging met andere functies. Enige hinder is aanvaardbaar. Deze specifieke staat houdt rekening met het feit dat activiteiten in dergelijke functiemengingsgebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Met behulp van deze staten wordt ook de mate van milieubelasting van de reeds op de bedrijventerreinen en in de kern aanwezige bedrijven en bedrijfsactiviteiten globaal beoordeeld. Dit heeft geresulteerd in een inschaling van de verschillende bedrijven (zie bijlage 4).

Uitgangspunten

  • Randvoorwaarde is dat de milieuhinder voor de omgeving tot een minimum moet worden beperkt.
  • Op de bedrijventerreinen geldt als uitgangspunt voor de milieuzonering dat bestaande en nieuw te vestigen bedrijven maximale ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden.
  • Voor de bedrijven in de kern, die voornamelijk te midden van woningen zijn gevestigd, wordt de bestaande situatie bevestigd.

Aanbod en situering

Bedrijvigheid

In en rond de kern Krabbendijke is relatief veel bedrijvigheid aanwezig.

  • Bedrijvigheid is gesitueerd op de daartoe ontwikkelde bedrijventerreinen Zuidweg en Oostpolder.
  • In de kern zijn diverse bedrijven gevestigd.

De bedrijven zijn voor het merendeel lokaal van karakter. Voor verdere groei van lokale bedrijvigheid is bedrijventerrein de Poort bij Rilland beschikbaar.

Agrarische bedrijven

In het plangebied komen ook een aantal (semi-)agrarische bedrijven voor.

Milieuzonering

Algemeen

Het hanteren van een milieuzonering betekent niet dat alle bedrijven die passen binnen het geformuleerde toelatingsbeleid daadwerkelijk kunnen worden toegestaan. Het bestemmingsplan biedt een globaal kader voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten.

  • De Wet milieubeheer vormt het concrete toetsingskader. Bedrijven die zich willen vestigen, dienen aan deze milieuregelgeving te voldoen, ongeacht de in het bestemmingsplan opgenomen toelaatbaarheid en regels.
  • De uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie is niet in alle gevallen onaanvaardbaar. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een globale inschaling van de mate van hinder van bedrijven. In geval een bedrijf door de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt kan door een dergelijk bedrijf voor de betreffende activiteit een afwijking bij omgevingsvergunning worden verkregen.

Kern Krabbendijke

  • Voor de milieuzonering is voor de woonkern Krabbendijke uitgegaan van een gebied met matige functiemenging. Direct naast woningen komen in de bestaande situatie van oudsher andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijvigheid. Er is geen sprake van een omgevingstype 'rustige woonwijk', maar van gemengd gebied.
  • Op de bedrijfspercelen in de woonkern worden daarom, gegeven de ligging, te midden van woonbebouwing bedrijven tot en met categorie B1 toelaatbaar geacht. Categorie B1-activiteiten zijn bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen/andere gevoelige functies in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Dit betreft bedrijven die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' voor alle milieuaspecten een richtafstand van maximaal 30 m hebben ten opzichte van een rustige woonwijk en voor het aspect gevaar een richtafstand van 10 m. Dergelijke bedrijven worden in de bestemmingsplanpraktijk, ook onder de oude VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2001), direct naast woningen in een gemengd gebied toegestaan.
  • Voorts is van belang dat de huidige bedrijven reeds lange tijd in het plangebied gevestigd zijn. Nieuwvestiging van bedrijven op andere dan bestaande locaties in de woonkern is niet mogelijk.
  • Voor bedrijven in Wilhelminastraat en Doelstraat is geen aanduiding groothandel opgenomen, maar gekozen voor een aanduiding opslag. Groothandelsbedrijven hebben namelijk een relatief grote verkeersaantrekkende werking. De bedrijven in de Wilhelminastraat en Doelstraat zijn kleinschalig en hebben een relatief beperkte verkeersaantrekkende werking. Een aanduiding opslag is derhalve passender.

Bedrijventerrein Zuidweg

Het terrein is van noord naar zuid oplopend gezoneerd.

  • Aan de noordzijde zijn direct grenzend aan de woningen bedrijven uit milieucategorie 2 toegestaan. Op een afstand van 30 m van de woningen zijn bedrijven uit milieucategorie 3.1 toegestaan. Deze milieuzonering is gebaseerd op de woningen in het noordelijk deel van de Zuidweg. Vanwege de ligging direct langs de provinciale weg geldt voor deze woningen een verhoogde milieubelasting voor geluid. Daarom kan met 1 afstandsstap worden afgeweken (voor bedrijven uit categorie 2 en 3.1 zijn respectievelijk afstanden van 30 en 50 m ten opzichte van een rustige woonwijk aan de orde).
  • Op grotere afstand van de woningen zijn op het overige deel van het bedrijventerrein bedrijven uit milieucategorie 3.2 toelaatbaar. Deze maximale milieucategorie komt voort uit gemeentelijk beleid en heeft onder andere te maken met de toelaatbaarheid (en reeds gerealiseerde) bedrijfswoningen.

Bedrijventerrein Oostpolder

  • Bedrijventerrein Oostpolder is in twee delen gezoneerd. Op het zuidwestelijk deel, langs de provinciale weg, tot aan de Oostpolderweg, zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 3.1 toelaatbaar. Dit is mede gebaseerd op de strook met (bedrijfs)woningen ter plaatse.
  • Op het deel van het terrein ten oosten en noorden van de Oostpolderweg, verder van de bedrijfswoningen af, zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 3.2 toelaatbaar. Deze maximale milieucategorie komt voort uit gemeentelijk beleid voor kleinschalige bedrijventerreinen.

5.3.2 Milieuhinder horeca

Staat van Horeca-activiteiten

Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruikgemaakt. Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden bij de uitwerking van ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

In de Staat van Horeca-activiteiten worden de volgende categorieën horeca-activiteiten onderscheiden:

  • 'lichte horeca' (categorie 1);
  • 'middelzware horeca' (categorie 2);
  • 'zware horeca' (categorie 3).

Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar bijlage 5.

Inschaling en toelaatbaarheid

Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied ter plaatse van horecafuncties horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1c rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden.

Cafés, bars en zaalverhuur en dergelijke vallen in categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, dancings en discotheken vallen in categorie 3 van de staat. Categorie 2 en 3 horecabedrijven passen niet in de algemene toelaatbaarheid.

De horecavestigingen in het plangebied zijn op korte afstand van woningen gelegen. Waar nodig worden horecabedrijven voorzien van een toegesneden aanduiding.

Logies, hotel, pension

Logies

Logies is het aanbieden van bedrijfsmatig verblijf of (nacht) verblijf (altijd voor meerdere nachten), waarbij de betreffende personen het hoofdverblijf elders hebben.

Hotel

Een hotel is een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

Hotels hebben de volgende kenmerken:

  • gasten voorzien niet zelf in (het verzorgen van) maaltijden en dranken;
  • gasten beschikken (grotendeels) over eigen sanitaire voorzieningen;
  • gasten beschikken over eigen kamers;
  • het verblijf van gasten is veelal beperkt tot een korte periode.

Pension

In een pension kan men per nacht of voor een langere periode verblijven. In Reimerswaal zijn pensions uitdrukkelijk niet opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten.

Krabbendijke en huisvesting arbeidsmigranten

De gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat binnen de bestemming 'Centrum' en 'Horeca' een pension niet is toegestaan. De toelaatbaarheid van horecabedrijven volgt uit de Staat van Horeca-activiteiten. Pensions komen in deze staat niet voor en zijn thans niet in de kern aanwezig.

Huisvesting arbeidsmigranten

De gemeente wenst de huisvesting voor arbeidsmigranten op een goede wijze te regelen (zie ook 6.2.2). Locaties voor huisvesting van arbeidsmigranten kunnen worden toegestaan door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid.

  • Locaties waar tot 4 arbeidsmigranten zijn toegestaan (Wonen, Detailhandel, Kantoor) worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies - 1'.
  • Locaties waar tot 10 arbeidsmigranten zijn toegestaan (Centrum, Horeca) worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies - 2'.

Logies voor arbeidsmigranten wordt daarbij gedefinieerd als:

'het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.'

5.3.3 Toetsing ontwikkelingen en conclusie

Algemeen

Binnen het plangebied worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt.

Voor functies waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, vindt in later stadium een afweging plaats. Voor andere locaties geldt dat vanuit het oogpunt van milieuhinder geen belemmeringen gelden, aangezien bestaande bedrijven worden beëindigd of op voldoende afstand van de locatie zijn gesitueerd.

5.4 Wegverkeerslawaai

Algemeen

Actualisering

Er is met betrekking tot de actualisering van het bestemmingsplan sprake van een consolidatie van de huidige situatie. Akoestisch onderzoek is derhalve niet nodig.

Ontwikkelingen

Binnen dit bestemmingsplan worden nieuwe wooneenheden mogelijk gemaakt. Volgens de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) worden wooneenheden als geluidsgevoelige bestemmingen aangeduid en is akoestisch onderzoek naar wegverkeers- en railverkeerlawaai noodzakelijk. Er zijn inbreidingslocaties voorzien.

Wegverkeerlawaai

Toetsingskader en analyse

Voor het realiseren van nieuwe wooneenheden en/of functiewijzigingen naar de bestemming wonen is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai volgens de Wgh verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden. In deze situatie zijn echter geen wegen aanwezig waarvan de geluidszone over de beoogde ontwikkelingen valt. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter toch aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau ten gevolge van het wegverkeerslawaai van ook 30 km/uur-wegen.

Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan een wettelijk kader aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als richtwaarde gehanteerd en geldt de uiterste grenswaarde van 63 dB als maximaal aanvaardbare waarde.

Normstelling Wet geluidhinder

De richtwaarde van 48 dB mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze waarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Onderscheid wordt gemaakt in:

  • maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt);
  • maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger);
  • maatregelen bij de ontvanger (gevelmaatregelen).

Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan ingeval van een gezoneerde weg een verzoek tot vaststelling van hogere waarden worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. Deze hogere waarde mag een de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde (maximaal aanvaardbare waarde) ten gevolge van het wegverkeerslawaai bedraagt voor de realisatie van nieuwe woningen in deze binnenstedelijke situatie 63 dB.

Onderzoek en resultaten

In vergelijkbare situaties blijkt dat de geluidsbelasting aan de gevels ten gevolge van 30 km/uur-wegen met relatief lage intensiteiten en open verhardingssoort tussen de richtwaarde en maximaal aanvaardbare waarde kan liggen. Verder onderzoek in de vorm van berekeningen is daarom achterwege gelaten. Omdat naar verwachting de richtwaarde overschreden zal worden is onderzoek naar maatregelen noodzakelijk. De Wgh stelt dat achtereenvolgens maatregelen aan de bron, in het overdrachtsgebied en bij de ontvanger dienen te worden overwogen.

Maatregelen aan de bron

In theorie zijn een aantal maatregelen aan de bron mogelijk. Gedacht kan onder andere worden aan stillere voertuigen. Dit is echter geen maatregel die gemeente of ontwikkelaars kunnen beïnvloeden. Dit is afhankelijk van wetgeving en technische ontwikkelingen van motorvoertuigen. Voorts kan worden gedacht aan het beperken van de verkeersomvang en de snelheid of aan het wijzigen van de samenstelling van het verkeer. Voor de 30 km/uur-wegen in de kern Krabbendijke stuiten deze maatregelen op overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard. De wegen behoren namelijk al tot de laagste categorie.

Een andere maatregel aan de bron is het herasfalteren van de wegen met asfalt. Deze maatregel stuit op overwegende bezwaren van verkeerskundige aard. De verkeerskundige functie (volgens de principes van Duurzaam Veilig) van deze erftoegangswegen (met daarbij horend een snelheidsregime van 30 km/u) mag niet veranderen, omdat dan de overeenstemming tussen vorm (klinkers en voor gemengd verkeer), functie (erftoegangswegen) en gebruik (lage intensiteit) niet meer aanwezig is.

Maatregelen in het overdrachtgebied

Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidswallen of geluidsschermen direct langs de weg stuit op bezwaren van stedenbouwkundige aard. Een scherm is in deze situatie stedenbouwkundig niet gewenst. Tevens dient een scherm/wal ter plaatse van de perceelaansluitingen onderbroken te worden zodat de geluidsafschermende werking teniet wordt gedaan.

Een andere maatregel in het overdrachtgebied is het vergroten van de afstand tussen de woningen en de weg. Deze maatregel stuit op bezwaren van stedenbouwkundige aard.

Maatregelen bij de ontvanger

De geluidsbelasting aan de gevels bedraagt minder dan de maximaal aanvaardbare waarde. Maatregelen als het realiseren van dove of vliesgevels zijn niet genoodzaakt. De wettelijke binnenwaarde van 33 dB moet wel gegarandeerd worden. Hieraan wordt getoetst bij een bouwaanvraag.

Conclusie wegverkeerslawaai

De richtwaarde van 48 dB wordt ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de 30 km/uur-wegen binnen de kern Krabbendijke ter plaatse van sommige gevels overschreden. Desondanks wordt toch voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. De redenen hiervoor zijn als volgt.

  • Redelijkerwijs zijn geen maatregelen mogelijk om de geluidsbelasting aan die gevels te verlagen. Deze stuiten namelijk op bezwaren van verkeers- vervoers-, stedenbouwkundige en financiële aard.
  • De maximaal aanvaardbare waarde wordt niet overschreden.
  • In de woningen is sprake van een akoestisch aanvaardbaar klimaat.
  • Indien sprake zou zijn van de geluidsbelasting t.g.v. een gezoneerde weg zou het mogelijk zijn een hogere waarde te verlenen.

Spoorweglawaai

Voor het realiseren van nieuwe wooneenheden en/of functiewijzigingen naar de bestemming wonen is akoestisch onderzoek naar railverkeerlawaai volgens de Wgh verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een spoorweg. De breedte van de geluidszone wordt door de minister bepaald en bedraagt voor het traject 661 (Bergen op Zoom) ter plaatse van de kern Krabbendijke 500 m.

Wijzigingsbevoegdheden

Voor functies waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, kan in een later stadium een afweging plaatsvinden aangaande het railverkeerlawaai. In de wijzigingsregels is opgenomen dat onderzoek naar de Wgh moet worden verricht en dient te blijken dat de locatie geschikt is voor de toekomstig beoogde functies. Nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden niet direct mogelijk gemaakt, spoorweglawaai hoeft derhalve niet verder te worden onderzocht.

Industrielawaai

Krabbendijke is niet gelegen nabij een gezoneerd bedrijventerrein en ligt niet in een zone industrielawaai. Dit aspect is dan ook niet nader beschouwd.

Conclusie

Op basis van het voorgaande kan de conclusie worden getrokken dat de aspecten wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai geen belemmering vormt voor actualisering van het bestemmingsplan.

5.5 Bodem

Analyse

Beleidskader
Het beleid van de provincie Zeeland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.

Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

Wijzigingsgebieden

Voor functies waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, kan in een later stadium een afweging plaatsvinden aangaande de bodemkwaliteit. In de wijzigingsregels is opgenomen dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de toekomstig beoogde functie.

Conclusie

De volgende conclusies worden getrokken.

  • De bodemkwaliteit ter plaatse van de wijzigingsgebieden wordt bij effectuering van de wijzigingsbevoegdheid in beeld gebracht.

Bodemkwaliteit vormt daarmee voor deze locatie geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.6 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.

Het landelijk en provinciaal beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dat onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

De gemeente beschikt over een bodemkwaliteitskaart, waarop globale en verwachte verontreinigingen van gebieden zijn aangeduid. Zodoende kan in een vroeg stadium reeds worden ingeschat of bij functiewijziging de bodemkwaliteit tot belemmeringen kan leiden. Met name voormalige boomgaarden kunnen verontreinigd zijn met DDT.

Op termijn werkt de gemeente het bodembeleid verder uit, waarbij dan naast bodemkwaliteit ook aandacht zal zijn voor andere bodemfuncties, zoals warmte en koude opslag, CO2-opslag en dergelijke.

Onderzoek

Algemeen

Gelet op het doel van voorliggend bestemmingsplan, actualisering van de bestemmingsregeling voor de kern is geen bodemonderzoek verricht. Van belang daarbij is dat het bestemmingsplan geen functiewijziging mogelijk maakt en dat in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning aangetoond dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie.

Nieuwe functies dienen te worden gerealiseerd op daartoe geschikte bodem. Bij voorkeur schoon, maar als die in bepaalde mate verontreinigd blijkt en wel geschikt voor de functie is dit voldoende. Indien de bodem dusdanig is verontreinigd waardoor de (nieuw)bouw en het gebruik worden belemmerd, zal de bodem voorafgaand aan de ontwikkeling moeten worden gesaneerd.

Wijzigingsgebieden

Voor functies waarvoor een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, kan in een later stadium een afweging plaatsvinden aangaande de bodemkwaliteit. In de wijzigingsregels is opgenomen dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de toekomstig beoogde functie.

Conclusie

Bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de actualisering van het bestemmingsplan de kern Krabbendijke.

5.7 Lucht

Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (hierna: Wlk). In het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' is exact bepaald in welke gevallen een project niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst (minder dan 500 nieuwe woningen bij 1 ontsluitingsweg, minder dan 1.000 nieuwe woningen bij 2 ontsluitingswegen).

Analyse

Consolidatie

Voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan, waarin een beperkt aantal ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Ten aanzien van de consolidatie van het bestemmingsplan is geen onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig.

Ontwikkelingen

In het bestemmingsplan worden de volgende ontwikkelingen voorzien.

  • Diverse locaties waar door middel van een wijzigingsbevoegdheid na bijvoorbeeld bedrijfsbeëindiging woningbouw wordt mogelijk gemaakt.

Beoogde ontwikkelingen vallen onder het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate'. Specifiek onderzoek naar luchtkwaliteit is daarom achterwege gelaten. Wel is de Grootschalige Concentratiekaart Nederland geraadpleegd.

Grootschalige Concentratiekaart Nederland

Op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen kan worden geconcludeerd dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ter plaatse van de beoogde ontwikkelingen onder de betreffende grenswaarden liggen.

Ook de prognose voor 2010 en 2020 voorspelt geen overschrijding. Van een significante toename van het verkeer als gevolg van voorliggend bestemmingsplan is geen sprake. Berekeningen zijn gezien de kleinschalige directe ontwikkelingen en het gegeven dat de grootschalige concentraties ver onder de grenswaarden liggen, achterwege gelaten. Voor de locaties waar een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, is in de wijzigingsregels benoemd dat voldaan dient te worden aan de Wlk.

Conclusie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens wel rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Uitgaande van de achtergrondconcentraties binnen de gemeente Reimerswaal, wordt gesteld dat de luchtkwaliteit voldoet aan de normen die gesteld zijn in de Wlk. De Wlk staat derhalve de consolidatie met beperkte ontwikkelingen niet in de weg.

5.8 Verkeer En Parkeren

5.8.1 Verkeer

De huidige verkeerstructuur blijft gehandhaafd. In 2013 wordt een gedeelte van de Oude Rijksweg onttrokken aan het provinciaal wegennet en ingericht als 50 km/uur weg.

In de kern is het stratenpatroon reeds grotendeels ingericht conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Voor de gehele kern Krabbendijke geldt dan ook een maximumsnelheid van 30 km/uur. Duurzaam Veilig streeft naar een overeenstemming tussen:

  • functie (erftoegangsweg);
  • gebruik (door gemengd verkeer en relatief lage intensiteiten);
  • vorm (weg met open verharding, korte wegvakken, gelijkwaardige kruispunten en aanwezigheid perceelaansluitingen).

Verdere uitvoering van Duurzaam Veilig heeft geen gevolgen voor de verkeersafwikkeling en het bestemmingsplan.

In de kern is de volgende ontwikkeling voorzien:

  • diverse locaties waar door middel van een wijzigingsbevoegdheid na bedrijfsbeëindiging woningbouw wordt mogelijk gemaakt.

Een ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening als het verkeer in en rondom de plangebieden verkeersveilig en goed kan afwikkelen. Het verkeer kan in principe goed en verkeersveilig afwikkelen als wordt voldaan aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig.

Verkeersafwikkeling

Om na te gaan of wordt voldaan aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig dient het gebruik (toekomstige verkeersintensiteit) in overeenstemming te zijn met het functie en vorm. De toekomstige verkeersintensiteit wordt bepaald door de verkeersproductie en -attractie (verkeersgeneratie) van de beoogde ontwikkelingen toe te delen aan de autonome intensiteit op wegen. Volgens CROW publicatie 256 dient voor een woning in het woonmilieutype 'centrum-dorps' uitgegaan te worden van 6,3 mvt/weekdagetmaal/woning.

Wijzigingsgebieden

In de wijzigingsregels wordt opgenomen dat aangetoond dient te worden dat zich geen onevenredige gevolgen in de afwikkeling van het verkeer voordoen.

Conclusie

De infrastructuur in de kern voldoet in de huidige situatie aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig. De verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling is daarmee gewaarborgd en wordt voldaan een goede ruimtelijke ordening. Bij toepassen van de wijzigingsbevoegdheden worden geen problemen verwacht, gezien het veelal kleinschalige karakter van de wijzigingsbevoegdheden. In de wijzigingsplannen zal hieraan aandacht worden besteed.

5.8.2 Parkeren

Een plan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening als sprake is van een positieve of sluitende parkeerbalans. Een parkeerbalans is een vergelijking tussen de parkeervraag t.g.v. een beoogde ontwikkeling en het parkeeraanbod daarvan in de omgeving. Volgens gemeentelijk beleid dient voor het bepalen van de parkeervraag uitgegaan te worden van 1,4 tot 1,7 parkeerplaatsen per woning. Uitgangspunt van de gemeente is dat parkeren op eigen terrein en zo nodig in de openbare ruimte kan plaats vinden. De woningen die door planwijziging in Krabbendijke worden mogelijk gemaakt, worden in een niet stedelijke woonomgeving gerealiseerd.

Wijzigingsgebieden

Planwijzigingen zijn alleen toegestaan als deze niet tot een nadelige beïnvloeding van de parkeerdruk in de openbare ruimte leiden.

Conclusie

In en rondom de beoogde ontwikkellocaties is naar verwachting voldoende parkeeraanbod aanwezig om de vraag op te vangen. Het betreft veelal kleinschalige wijzigingsbevoegdheden. In de wijzigingsplannen zal aan parkeren aandacht worden besteed. Hiermee wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.

5.9 Afval

De Afvalstoffenwet en het daaruit afgeleide Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP) stuurt aan op afvalvermindering, betere afvalscheiding en hergebruik. Binnen de gemeente worden veel voorzieningen aangeboden waardoor het voor de burgers gemakkelijker wordt om hun afval gescheiden aan te bieden. Een deel van de voorzieningen wordt geplaatst in de openbare ruimte, denk hierbij aan glasbakken en textielbakken.

Een deel van de voorzieningen staat bij de burgers thuis en hiervoor dient dus ruimte in de woning, de berging of binnen het perceel aanwezig te zijn. Deze ruimte kan inpandig gelegen zijn of de containers kunnen in de achtertuin worden geplaatst.

5.10 Ecologie

Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingplan. Er zijn, met uitzondering van het toepassen van wijzigingsbevoegdheden voor Wonen bij bedrijfsbeëindiging geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Voor die delen waar geen ontwikkeling is voorzien, of geldende juridisch-planologische ontwikkelingen worden gecontinueerd, is geen (nieuw) ecologisch onderzoek nodig.

De volgende nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien:

  • wijzigingsbevoegdheden omzetten bedrijfslocaties in de kern tot woningen.

Voor toepassen van de wijzigingsbevoegdheden naar Wonen zijn de volgende wettelijke kaders van belang:

  • gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998;
  • soortbescherming: Flora- en faunawet.

Gebiedsbescherming: Natura 2000-gebieden

De toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 zal inzicht moeten geven in:

  • de binnen dit Natura 2000-gebied aanwezige te beschermen soorten en habitats;
  • aard en de omvang van de effecten voor de te beschermen soorten en habitats waarvoor het gebied is aangewezen;
  • mogelijke maatregelen ter voorkoming en/of beperking van de negatieve effecten;
  • de noodzaak tot het verkrijgen van een Natuurbeschermingswetvergunning en de kans dat deze verkregen zal worden.

Soortbescherming: Flora- en faunawet

De toetsing aan de Flora- en faunawet zal inzicht moeten geven in:

  • de aanwezigheid van beschermde soorten ter plaatse en in de directe omgeving:
  • aard en de omvang van de effecten voor de beschermde soorten;
  • mogelijke maatregelen ter voorkoming en/of beperking van de negatieve effecten voor zwaar beschermde soorten;
  • de noodzaak tot het verkrijgen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet en de kans dat deze verkregen zal worden.

Onderzoek

Actualisering bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.

Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk een consoliderend bestemmingsplan. Voor die delen waar geen ontwikkeling is voorzien, of geldende juridisch-planologische ontwikkelingen worden gecontinueerd, is geen (nieuw) ecologisch onderzoek nodig. De actualisering van de bestemmingsregeling heeft derhalve geen gevolgen voor de flora en fauna in de kern. Er is als gevolg van het continueren van het huidige gebruik geen aantasting van de huidige waarden.

Wijzigingsgebieden

Er zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In geval van het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheden is in de regels bepaald dat pas toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, indien uit ecologisch onderzoek is gebleken dat hiervoor uit oogpunt van de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet geen belemmeringen bestaan.

Conclusie

Ecologie vormt geen belemmering voor de actualisering van de regeling van het bestemmingsplan Krabbendijke. In de wijzigingsplannen vindt een afweging plaats.

5.11 Externe Veiligheid

5.11.1 Toetsingskader

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed:

  • bedrijven in of in de directe omgeving van het plangebied, waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

Wettelijk kader, normstelling en beleid

Een volledige beschrijving van het wettelijk kader, normstelling en het beleid is in verband met het consoliderende karakter achterwege gelaten. Volstaan is met de opsomming in tabel 5.1 met de relevante wetgeving en beleidsdocumenten.

Tabel 5.1. Wettelijk kader en beleidsdocumenten

aard van de risicobron relevante wetgeving en/of beleidskader
risicovolle bedrijven Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
Beleidsvisie EV provincie Zeeland (2012-2018)
transport gevaarlijke stoffen over de weg, water en het spoor Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS)

Basisnet Weg

Basisnet Water
transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)1)
Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb)
Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS)

1) Het Bevb treedt gefaseerd in werking. Dat houdt in dat per 1 januari 2011 alleen het transport van aardgas en aardolieproducten binnen de werkingssfeer van het Bevb is gebracht. Voor het transport van andere gevaarlijke stoffen dient vooruitlopend op de aanvulling van het Bevb te worden aangesloten bij de risicobenadering uit de CRVGS.

Wat betreft normstelling, begrippenkader en rekenmethodiek voor het bepalen van de risico's, wordt in het beleidsveld voor externe veiligheid gewerkt met twee begrippen:

  • het plaatsgebonden risico (PR);
  • het groepsrisico (GR).

Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is omschreven als de kans dat een persoon die gedurende een heel jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, ten gevolge van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden. Voor het PR geldt de risicocontour van de kans één op een miljoen (10-6) als grenswaarde voor kwetsbare objecten (zoals woningen, afwijken is niet mogelijk). Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals bedrijfsgebouwen) geldt deze norm als richtwaarde (afwijken is mogelijk maar alleen na motivering).

Groepsrisico (GR)

Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen van 10, 100 of 1.000 personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR kan grafisch worden weergegeven in een curve, de zogenaamde fN-curve. De (f) staat hierbij voor de kans op een ongeval en (N) voor het aantal personen dat komt te overlijden, zie ook figuur 5.3. Het GR is niet wettelijk genormeerd. Voor het GR geldt de oriënterende waarde als richtlijn. De oriënterende waarde wordt gevormd door een rechte lijn in de fN-curve (figuur 5.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPKom-va02_0005.png"

Figuur 5.3. Oriënterende waarde van het GR (fN-curve).

Op grond van het wettelijk kader dient het groepsrisico in het invloedsgebied van een risicobron te worden verantwoord.

5.11.2 Onderzoek

Het plangebied is gelegen in de buurt van transportroutes voor gevaarlijke stoffen:

  1. 1. de afstand tot de rijksweg A58 is ca.80 m;
  2. 2. het spoortraject Roosendaal – Sloehaven grenst aan het plangebied;
  3. 3. de afstand tot de buisleidingenstrook (ten noorden van de kom) is ca. 30 m. In deze buisleidingenstrook liggen twee aardgastransportleidingen (Zebra Gasnetwerk BV) en een ruwe olie leiding (Total)

In opdracht van de gemeente is daarom onderzoek uitgevoerd door AVIV (Externe veiligheid bestemmingsplannen Kom Krabbendijke, Gasfabriekterrein en Zuidweg, transport gevaarlijke stoffen, Project nr 111989 , augustus 2011). De resultaten van het onderzoek naar het aspect externe veiligheid zijn verwoord in een zelfstandige rapportage, zie bijlage 7.

Rijksweg A58

Plaatsgebonden risico

Uit het onderzoek blijkt dat geen sprake is van een PR 10-6-contour buiten de weg. Het PR vormt daarmee geen belemmering voor het bestemmingsplan. Voldaan wordt aan de normstelling uit de CRVGS.

Groepsrisico

Het GR is meer dan 1.000 keer kleiner dan de oriëntatiewaarde. Het GR vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Spoortraject Roosendaal - Sloehaven

Plaatsgebonden risico

Uit het onderzoek blijkt dat geen sprake is van een PR 10-6-contour buiten het spoor. Het PR vormt daarmee geen belemmering voor het bestemmingsplan. Voldaan wordt aan de normstelling uit de CRVGS.

Groepsrisico

In het onderzoek zijn verschillende situaties doorgerekend (zowel waar het gaat om de vervoersprognoses als de ruimtelijke situatie langs het spoortraject). Door het realiseren van het deelplan Veilingterrein – dat uitdrukkelijk geen deel uit maakt van dit bestemmingsplan – neemt het groepsrisico toe. Het groepsrisico blijft echter voor alle transportintensiteiten onder de oriëntatiewaarde. Vanwege de toename van het GR is een verantwoording van het GR noodzakelijk.

Verantwoording groepsrisico

De toename van het GR vanwege de ontwikkeling van het veilingterrein dient te worden verantwoord. Hiertoe is in 2008 reeds een aanzet gedaan met de Notitie Verantwoording Groepsrisico (RBOI, 2008, zie bijlage 10). Deze groepsrisicoverantwoording is opgesteld conform de Handreiking Verantwoording Groepsrisico. De methode om het Groepsrisico te verantwoorden is sinds 2008 niet gewijzigd. Daarnaast blijkt uit de actualisering van het onderzoek door AVIV dat de maatgevende scenario's ten opzichte van het onderzoek uit 2008 ook niet zijn veranderd. De conclusies uit 2008 zijn derhalve nog goed bruikbaar en daarom hieronder opgenomen.

De toename van het groepsrisico, ten gevolge van de beoogde woningbouwontwikkeling op het voormalige veilingterrein, wordt aanvaardbaar geacht. Hiertoe wordt het volgende overwogen.

  • Het risico ter plaatse is het gevolg van de autonome groei van het vervoer van gevaarlijke stoffen (vooral LPG) over de spoorlijn Roosendaal-Vlissingen.
  • De gemeente heeft geen enkele invloed op (de groei van) het vervoer van gevaarlijke stoffen op deze spoorlijn en is zodoende niet in staat om maatregelen bij de risicobron te (laten) treffen.
  • Het maatgevende scenario (worst case) is het ontstaan van een BLEVE ten gevolge van het openscheuren van een wagen ter plaatse van het plangebied. De vuurbal die daarvan het gevolg zal zijn heeft een geschatte diameter van circa 109 m. Door de VRZ wordt geschat dat tot een afstand van 310 m vanaf de ramp nog dodelijke slachtoffers kunnen vallen. De kans dat een dergelijke ramp zich voordoet is ongeveer één op tien miljoen (10-8).
  • In het bestemmingsplan wordt voorzien in de aanleg van een extra ontsluiting van het plangebied aan de zuidwestelijke zijde. Tevens voorziet het plan in een calamiteitendoorgang naar het voetbalveld.
  • De gemeentelijke brandweer zal blijven oefenen conform de landelijke richtlijnen en is derhalve goed voorbereid op een mogelijke calamiteit.
  • De waterpartij in het plangebied wordt zo ingericht, dat deze kan dienen als bluswatervoorziening.
  • De bijdrage van het realiseren van het plangebied aan de gecumuleerde resteffecten bedraagt circa 60% van het aantal doden en de materiële schade en ongeveer 35% van het aantal (zwaar) gewonden.

Transportleidingen

Ten noorden van de kom Krabbendijke is een buisleidingenstrook gelegen met daarin twee aardgastransportleidingen en een ruwe olie leiding. Voor de gasleidingen binnen de gemeente Reimerswaal is onderzoek uitgevoerd naar de risicosituatie (PR en GR). Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 11. De ruwe olieleiding behoort tot het type K1-leidingen. AVIV heeft onderzoek gedaan naar de risico's van deze leiding. De resultaten van dit onderzoek zijn verwoord in een zelfstandige rapportage, zie bijlage 8.

Plaatsgebonden risico

Uit het onderzoek in bijlage 11 blijkt dat voor de 2 gasleidingen ten noorden van de kom Krabbendijke ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een PR 10-6-contour buiten de leidingen. Voor de K1-leiding is gerekend met een PR 10-6-contour van 25 m aan weerszijden van de leiding. In een later stadium is aangetoond dat de PR 10-6-contour 29 m bedraagt. De PR 10-6-contour reikt niet tot aan het plangebied en leidt niet tot ruimtelijke beperkingen.

Voor de pijpleiding voor olie tussen de Maasvlakte en Vlissingen is een plaatsgebonden risicoberekening uitgevoerd om inzicht te geven in de ligging van de plaatsgebonden risicocontouren waarbij is getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 9.

Groepsrisico

Uit de onderzoeksresultaten in bijlage 11 blijkt verder dat het GR langs de aardgastransportleidingen ter hoogte van de kom Krabbendijke ruimschoots onder de oriëntatiewaarde (<0,01 x o.w. en 0,034 x o.w.) is gelegen.

Voor K1-leidingen heeft AVIV gerekend met een invloedsgebied van ca. 40 m aan weerszijden van de leiding. Dit invloedsgebied is voor een klein deel gelegen binnen het plangebied. De conclusie van het onderzoek is dat er geen sprake is van een groepsrisico.

Overige risicovolle activiteiten

Binnen het plangebied vindt opslag en verkoop van consumentenvuurwerk plaats bij Doeland (Dorpsstraat 46a). Op grond van het Vuurwerkbesluit dient minimaal 8 m te worden aangehouden tussen de bewaarplaats en omliggende kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Toetsing aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit vindt plaats in het vergunningenspoor.

5.11.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de risicovolle activiteiten in en rond het plangebied geen belemmering vormen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.12 Water

Deze waterparagraaf is overeenkomstig het Besluit op de ruimtelijke Ordening (Bro) opgesteld. Deze vormt de schriftelijke weerslag van de vereiste watertoets en geeft inzicht in de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Deze waterparagraaf is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro aan het waterschap voorgelegd met het verzoek om het wateradvies (zie bijlage 4) uit te brengen.

Dit bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. In het plangebied zijn geen grote en ingrijpende wijzigingen in de bebouwing en infrastructuur voorzien.

De bestaande situatie is opgenomen in paragraaf 3.6.

Veiligheid

Het Waterschap Scheldestromen heeft ingevolge de Waterschapswet de bevoegdheid om regels te stellen om zijn taak te kunnen uitoefenen. Een van de taken is de waterkeringszorg. De Keur waterschap gaat zoveel mogelijk uit van één reglementeringsysteem voor alle waterkeringen. Tot de waterkering worden dan alle werken in of aan de waterkering die (mede) een waterkerende functie hebben, gerekend.

Rondom de kern liggen enkele waterkeringen. De waterkering langs de Meiboom ligt in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPKom-va02_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPKom-va02_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPKom-va02_0008.jpg"

Figuur 5.1. Ligging keurzones waterkering Meiboom

Bij ontwikkelingen nabij waterkeringen dient rekening te worden gehouden met de geldende keurzonering van het Waterschap. De keur verbiedt het zonder vergunning gebruik te maken van een waterkering door in strijd met zijn functie diverse handelingen te verrichten in de diverse zones van de waterkering. De aanduiding in kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone, zoals deze tot en met 2009 gold, is in de Waterwet losgelaten en vervangen door waterstaatswerk en beschermingszone. Het begrip buitenbeschermingszone wordt niet meer gebruikt, maar is opgenomen in het begrip beschermingszone. In dat deel is echter wel een minder streng beleid mogelijk. In de keur is daarom voor een deel van de beschermingszone bepaald dat een aantal verboden in dat deel niet van toepassing zijn.

Wateroverlast

In nieuw te ontwikkelen stedelijk gebied hanteert het Waterschap de norm dat per m² verhard oppervlak 75 mm dient te worden geborgen. Deze norm is gebaseerd op een bui die eens per 100 jaar in een korte periode (10 dagen) valt. Het waterpeil mag ten hoogste stijgen tot het niveau van het laagste maaiveld.

Wanneer de eigenschappen van de bodem infiltratie toelaat (bijvoorbeeld op de hogere delen) kan volstaan worden met een kleinere bergingscapaciteit in oppervlaktewater. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of bij een uitbreiding van de hoeveelheid verharding dient een toetsende berekening te worden gemaakt om te controleren of het watersysteem ter plaatse voldoet. Daarbij wordt rekening gehouden met de maximaal toegestane peilstijging.

In geval van demping van oppervlaktewater moet volledige compensatie plaatsvinden van de bergingscapaciteit.

Waterkwaliteit

Het beleid van het waterschap is er, overeenkomstig het Rijks- en provinciale beleid, op gericht dat in 2050 ten minste vijftig procent van het bestaand verhard oppervlak is afgekoppeld. Daarbij is van belang dat het in de meeste nieuwbouwprojecten reeds mogelijk is om 90% tot 100% van het verhard oppervlak niet aan te sluiten op de rioolwaterzuivering, maar af te voeren naar bodem of oppervlaktewater.

Alle dakoppervlaktes kunnen rechtstreeks worden afgekoppeld op het oppervlaktewater. Voor parkeerplaatsen geldt dat een lozingsvergunning verplicht is en dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Wanneer afkoppeling naar bodem of open water niet mogelijk is, dient wel een apart hemelwaterafvoerstelsel te worden aangelegd, welke vooralsnog (met toestemming van het Waterschap) op het gemengde riool afvoert. Te zijner tijd kan dan relatief eenvoudig worden aangesloten op een volledig gescheiden rioolstelsel. Bij alle nieuwbouw is het belangrijk dat duurzame (niet-uitloogbare) bouwmaterialen worden toegepast om diffuse verontreinigingen te voorkomen.

De netto toename aan af te koppelen verharding dient gecompenseerd te worden door extra waterberging. Waterberging kan worden gerealiseerd door het graven van extra water, door verlaagde oevers aan te leggen die kunnen meebergen of door de aanleg van een doorlatende verharding zoals bijvoorbeeld aquaflow.

De kwaliteit van het grondwater wordt daarbij gemonitoord in het kader van het Waterbeheerplan van het waterschap.

Riolering

Bij vervanging van de riolering zal beoordeeld worden of de aanleg van een gescheiden stelsel mogelijk is uit het oogpunt van waterkwaliteit en -kwantiteit. Indien zich nieuwe ontwikkelingen in het plangebied voordoen, wordt een gescheiden stelsel aangelegd. Gestreefd wordt naar volledige afkoppeling van het hemelwater.

Watervoorziening

Aanvulling van het grondwater met zoet water door middel van infiltratie in de bodem is gezien de bodemsamenstelling niet mogelijk.

Volksgezondheid

De wijze waarop nu met afval- en hemelwater wordt omgegaan levert enkel risico op voor de volksgezondheid bij riooloverstorten. De hiervoor nodige maatregelen worden uitgevoerd in het kader van het rioleringsplan.

In de kern zijn een aantal overstorten aanwezig. Hoewel riooloverstorten vanuit waterkwaliteitsbeheer ongewenst zijn, leveren deze riooloverstorten in de praktijk geen concrete problemen op.

Het afvoeren van hemelwater naar bodem of oppervlaktewater is niet zonder risico's, zoals de kans op foutieve aansluitingen en verontreiniging door onder andere uitlogende zware metalen. Gezien de risico's en de daaruit volgende aandachtspunten onderstreept het waterschap het belang dat aan- en afkoppelen van verhard oppervlak op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze gebeurt.

Bodemdaling

Het gebied bestaat uit een sterk zettingsgevoelige ondergrond. Risico's ten aanzien van bodemdaling zullen daarom bij ontwikkelingen telkens beoordeeld moeten worden.

Grondwateroverlast

Op grond van de Verordening waterhuishouding Zeeland bedraagt de gewenste ontwatering 70 cm onder maaiveld voor met name woningen. De gemeente is verantwoordelijk voor een goede ontwatering in de kern.

Oppervlaktewater

In het gebied is nauwelijks oppervlaktewater aanwezig. Om op de steeds intensievere buien voorbereid te zijn, dient nieuw verhard oppervlak daarom te worden gecompenseerd, door meer oppervlakte water of waterberging.

Grondwaterkwaliteit

De grondwaterkwaliteit levert op dit moment geen problemen op.

Verdroging

Toevoeging van hemelwater aan de bodem zal (wanneer dit voorkomt) de verdroging verminderen.

Natte natuur

Het gebied is niet verbonden met een gebied met de functie natte natuur.

Conclusie

Uit de beschrijving van de waterhuishouding in paragraaf 3.6., 4.5. en 5.12. en de toetsing aan de richtlijnen en criteria komen behoudens voor de waterkeringen geen directe consequenties naar voren voor de bestemmingsregeling van voorliggend plangebied. Voor wat betreft de eventuele mogelijke noodzaak aan extra ruimte voor water wordt opgemerkt dat binnen alle bestemmingen voorzieningen voor waterberging mogelijk zijn.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling beschreven. De bestemmingsregeling bestaat uit de volgende onderdelen:

  • de verbeelding met het renvooi (paragraaf 6.1.);
  • de regels (in vier hoofdstukken, paragraaf 6.2.).

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormen het wettelijk kader voor het bestemmingsplan Krabbendijke. Alle nieuwe ruimtelijke plannen – zoals bestemmingsplannen – moeten digitaal worden vervaardigd. Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) en is derhalve digitaal raadpleegbaar. SVBP2008 heeft alleen betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling.

6.1 Verbeelding En Renvooi

Digitaal

Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kan het digitale bestemmingsplan worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan 'doorverwezen'.

Analoog

Ondergrond

Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand (versie april 2010). Op deze ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters (bijvoorbeeld W) is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden.

Bestemmingen

De bestemmingen zijn in dit bestemmingsplan met een hoofdletter (bijvoorbeeld W voor Wonen) aangeduid. De bestemmingen corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels). In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.

Aanduidingen en renvooi (analoog plan)

De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en wat betreft de aanduidingen opgesplitst in:

  • gebiedsaanduidingen;
  • functieaanduidingen;
  • bouwvlak;
  • bouwaanduidingen;
  • maatvoeringsaanduidingen.

Leeswijzer

Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.

6.2 Regels

De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels.
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels.
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels.
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat artikelen, die van belang zijn voor een juiste toepassing van deze regels.

Begrippen

De begrippen geven een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot.

Wijze van meten

Dit artikel bevat bepalingen die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals oppervlakte en inhoud van gebouwen, dienen te worden gemeten.

6.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (algemeen)

Opbouw bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat regels waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaard volgorde zoals opgenomen in SVBP2008.

  • Bestemmingsomschrijving
    In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven. Dit houdt in: de functies die binnen de bestemming 'als recht' zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste 'toetssteen' voor gebruiksvormen en ook voor bouwactiviteiten (past het beoogde gebruik van gronden/gebouw binnen de bestemming). Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving.
  • Bouwregels
    Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving.
  • Afwijken van de bouwregels
    De bevoegdheid tot het afwijken van de bouwregels zijn in dit deel van de regels opgenomen.
  • Specifieke gebruiksregels
    In dit onderdeel wordt ten opzichte van de Bestemmingsomschrijving, specifiek bepaald welke functies al dan niet specifiek zijn toegestaan. Deze bepaling vormt een aanvulling op de Bestemmingsomschrijving.
  • Afwijken van de gebruiksregels
    De bevoegdheid tot het afwijken van de gebruiksregels is in dit deel van de regels opgenomen.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    Voor zover nodig zijn hierin de regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Dit bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke regels.
  • Wijzigingsregels
    Enkele bestemmingen of locaties binnen een bestemming kunnen worden gewijzigd wat betreft gebruik of bouwmogelijkheden. De bevoegdheden staan in dit deel vermeld.

Een bestemmingsartikel behoeft elk van de vorenstaande elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten in ieder geval wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Toelaatbaarheid functies in woningen

In de praktijk neemt het aantal situaties toe waarin sprake is van een aan-huis-gebonden-beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Tevens komen in Reimerswaal aanvragen voor ten behoeve van kleinschalige detailhandel. In ruimtelijk-functioneel opzicht bestaan hiertegen geen bezwaren voor zover dit kleinschalig is en geen nadelige effecten heeft op de omgeving en/of voor de centrumgebieden. Dit laatste is van betekenis voor kleinschalige detailhandel en dienstverlening.

Ingevolge jurisprudentie zijn aan-huis-gebonden-beroepen binnen de reguliere woonbestemmingen (in zekere mate) toegestaan. In Reimerswaal worden ook kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in dezelfde beperkte omvang zoals aan-huis-gebonden-beroepen aanvaardbaar geacht. Voor kleinschalige detailhandel en dienstverlening is een specifieke afweging vereist, zodat die functies alleen worden toegestaan via een afwijking bij een omgevingsvergunning waarin relevante criteria zijn opgenomen.

In de bestemmingsregeling is het volgende opgenomen.

  • Aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn direct toegestaan. Hiervoor zijn begripsbepalingen opgenomen. De aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die hiertoe in elk geval worden gerekend, zijn vermeld in de Staat van Activiteiten. In specifieke gebruiksregels zijn bepalingen opgenomen gericht op behoud van de (uitstraling van de) woonfunctie.
  • Kleinschalige detailhandel en dienstverlening worden toegestaan via een afwijking bij een omgevingsvergunning. Dienstverlening die hiertoe in elk geval wordt gerekend is vermeld in de Staat van Activiteiten. Naast bepalingen gericht op behoud van de (uitstraling van de) woonfunctie, zijn daarin voorwaarden opgenomen, zoals marktonderzoek. Marktonderzoek moet uitwijzen dat dit niet strijdig is met de distributie-planologische structuur van de kern.
  • In bijlage 12 is een nadere toelichting opgenomen, even als overzichten van activiteiten. Maatschappelijke ontwikkelingen zullen zorgen voor nieuwe functies. Die zullen dan ook vergeleken worden met de andere vormen, zodat kan worden bepaald of een dergelijke nieuwe vorm toelaatbaar is of niet.
  • De activiteiten kunnen worden toegestaan in de woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen), maar niet in een bijgebouw (vrijstaand). Dit kan namelijk ongewenste verzelfstandiging van de activiteit tot gevolg hebben.

Bijzondere woonvormen
In de praktijk komen woonvormen steeds vaker voor die verwantschap hebben met een regulier huishouden, maar daarvan in enige mate afwijken. Sommige woonvormen zijn duidelijk vergelijkbaar. Belangrijk daarbij is dat er sprake is van continuïteit in de samenstelling of van onderlinge verbondenheid. In die situaties past die woonvorm binnen de reguliere woonbestemming doordat die woonvorm als een huishouden is aan te merken. Kortheidshalve wordt ook verwezen naar jurisprudentie.

Enkele bijzondere woonvormen zijn niet direct gelijk te stellen met een huishouden. Er is dan ook een specifieke regeling noodzakelijk, omdat dergelijke woonvormen afwijken van de reguliere bewoning door een huishouden. Het onderscheid vloeit in de bijzondere woonvormen veelal voort uit de zorgcomponent en wisseling van samenstelling van bewoners. Dit heeft doorgaans twee effecten op de omgeving: extra verkeers- en parkeerdruk door personeel en bezoekers en ander woonmilieu (hinder, gewenste rust). Om deze redenen is er sprake van afwijkende effecten op het woon en leefmilieu dan bij reguliere bewoning.

In diverse situaties kunnen de bijzondere woonvormen wel worden toegestaan. Dit is afhankelijk van de situatie ter plaatse en de bijzondere woonvorm. Vandaar dat een specifieke afwijkingsbevoegdheid nodig is voor het toestaan van die bijzondere woonvormen. Een nadere toelichting is opgenomen in bijlage 13.

Mantelzorg

Mantelzorg mogelijk binnen de functie wonen

Voor zover ruimtelijk relevant zijn er twee soorten van mantelzorg te onderscheiden die gangbaar zijn binnen de woonfunctie.

  • Inwoning: Hierbij gaat het om vormen van huisvesting in de woning zelf (inwoning). Inwoning wordt in de bestemmingsplannen rechtstreeks toegestaan, aangezien bestemmingsplannen geen regels stellen aan de samenstelling van een huishouden. Door de mogelijkheden voor aan- en uitbouw optimaal te benutten, kan de vorm van inwonen in veel gevallen een oplossing bieden aan de behoefte van tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg.
  • Afhankelijke woonruimte: In de praktijk blijkt ook behoefte te bestaan aan een meer zelfstandige (in de vorm van een eigen toegang en eigen voorzieningen) woonvorm in een bijgebouw. Deze zogenaamde 'afhankelijke woonruimte' moet dienen voor de opvang van iemand met een aantoonbare vraag naar verzorging.

Jurisprudentie en consequenties

  • In de uitspraak van de Raad van State van 20 mei 2009 (gemeente Oudewater, zaaknr. 200806381/1) blijkt dat wonen in een bijgebouw is toegestaan ongeacht of de bouwvoorschriften slechts één woning toestaan.
  • Inwoning in het kader van mantelzorg is zonder meer toegestaan binnen de functie wonen.
  • Indien gewenst, wordt mantelzorg in bijgebouwen (vrijstaand) door een specifieke gebruiksbepaling voorkomen.

Extra bouwmogelijkheden

Bij mantelzorg is het soms wenselijk om extra woonruimte te creëren bij de woning, door bijvoorbeeld extra aanbouwen en uitbouwen geschikt te maken om in te wonen.

Uitgangspunten voor de bestemmingsregeling

Op basis van het voorgaande blijkt dat mantelzorg en de behoefte aan mantelzorg niet in alle gevallen past of wenselijk is binnen de reguliere woonbestemming. De gemeente wenst via een binnenplanse afwijkingsprocedure te voorzien in een toegesneden regeling. In SVBP is het voorgeschreven dat eerst bouwregels worden gegeven en daarna gebruiksregels. Vandaar dat eerst bouwregels en afwijkingen voor bouwen voor mantelzorg zijn opgenomen en pas later het gebruik is geregeld.

Bestemmingsregeling

Begrippen

Aan de Begrippen zijn de volgende begrippen toegevoegd:

  • Afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

  • Mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

Gebruik en afwijken gebruik

In de Specifieke gebruiksregels is in de artikelen opgenomen dat het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

Onder voorwaarden kan bij omgevingsvergunning door het bevoegd gezag worden afgeweken en het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimten worden toegestaan:

  • indien een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • indien de afhankelijk woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Om ongewenste splitsing te voorkomen is tevens voorzien in een mogelijkheid de omgevingsvergunning in te trekken indien de noodzaak voor mantelzorg niet meer bestaat.

Bouwen

In sommige gevallen volstaat de maximaal toegestane oppervlakte van 80 m² niet en is er ruimtelijk geen bezwaar een grotere oppervlakte maat (maximaal 100 m²) toe te staan. In dat geval kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de oppervlakte van 80 m² (oppervlakte aan/uitbouwen) en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte (maximaal 100 m²) wordt gerealiseerd. Er gelden dan de volgende voorwaarden:

  • de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte) bedraagt niet meer dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak;
  • de maximum oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m² per perceel;
  • er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Huisvesting arbeidsmigranten

Binnen de gemeente worden steeds meer groepen arbeidsmigranten ondergebracht in bestaande panden. De omgeving is daar vaak niet op berekend en ingesteld, zeker als het om relatief grotere aantallen gaat. In beleid, notities van VROM en in jurisprudentie wordt hier op ingegaan. Deze huisvestingsvorm kan in de praktijk ook knelpunten tot gevolg hebben. Hiervoor is door de gemeente Reimerswaal een afzonderlijke beleidsnotitie vastgesteld. Op basis daarvan is het volgende overwogen en geregeld.

Huisvesting in de praktijk

Bij de huisvesting van arbeidsmigranten kunnen zich de volgende knelpunten voordoen.

  • Gebruik en belasting van het openbare gebied: bij een intensiever gebruik van het openbare gebied kan huisvesting van arbeidsmigranten extra verkeerstoename en parkeerdruk tot gevolg hebben. Intensieve 'bewoning' van een 'gewone' woning kan overlast (geluid overlast) en onveiligheid voor de omgeving tot gevolg hebben.
  • Gebruik en belasting van de woning. Huisvesting kan plaatsvinden in panden die naar hedendaagse maatstaven bouwtechnisch en/of in hygiënisch opzicht (ernstige) gebreken vertonen.
  • Er wordt met zodanig veel mensen in een eengezinswoning 'gewoond' dat er (potentieel) gevaarlijke situaties ontstaan, zoals brandveiligheid (mogelijkheid om te vluchten). In sommige situaties is er een schrijnend gebrek aan privacy en een voldoende leefbaar woonoppervlak.

Uit de genoemde knelpunten volgt dat een zorgvuldige afweging van locaties en regeling van omvang van huisvesting noodzakelijk zijn.

Uitgangspunten voor de bestemmingsregeling

Op basis van het vorenstaande blijkt dat huisvesting van arbeidsmigranten niet past binnen de reguliere woonbestemming en dat afzonderlijke aanduidingen nodig zijn.

  • Huisvesting van arbeidsmigranten is niet op één lijn te stellen met de huisvesting van een huishouden. Er is geen sprake van continuïteit in de samenstelling of van onderlinge verbondenheid, ongeacht arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.
  • De locaties en de omvang van huisvesting van arbeidsmigranten vragen om een zorgvuldig afwegingskader.

Bestemmingsregeling

In de bestemmingsregeling zijn begrippen opgenomen inzake bewoonbaar vloeroppervlak, huishouden, logies, kamerverhuur en woning (bewoning door een huishouden). Voor de verschillende functies in de kern wordt het volgende beleid ten aanzien van het aantal te huisvesten arbeidsmigranten voorgestaan.

  • Woningen
    Vanuit een gemiddelde gezinssituatie geredeneerd, zijn in een doorsnee woning globaal vier personen gehuisvest. De doorsnee eengezinswoningen zijn qua grootte hiervoor geschikt. Belangrijk is voorts dat bij nachtverblijf van meer dan vier personen, het gebruiksbesluit van toepassing is. Dan moet aan specifieke eisen inzake brandveiligheid worden voldaan. Er is dan sprake van een andere woonsituatie dan bij een regulier huishouden. Om die redenen wordt voor huisvesting van arbeidsmigranten in reguliere woningen het toelaatbaar gevonden dat in een standaard woning/wooneenheid aan maximaal vier afzonderlijke personen huisvesting wordt geboden.
  • Kantoren, separate detailhandelsvoorzieningen
    Separate kantoren en separate detailhandelsvoorzieningen (bestemming Kantoor en bestemming Detailhandel) komen veelal verspreid in kernen voor, vaak te midden van woonbebouwing. Juist door de situering van deze functies in een rustige woonwijk acht het gemeentebestuur het maximaal aanvaardbaar om per kantooraccommodatie of detailhandelsvoorziening aan maximaal vier afzonderlijke arbeidsmigranten huisvesting te bieden.
  • Centrum en Horeca; Gemengd
    Ter plaatse van de bestemmingen Centrum, Gemengd en Horeca kunnen ten hoogste 10 arbeidsmigranten worden gehuisvest.

Naast functionele aspecten en ligging zijn voorts de volgende criteria van belang.

  • Omvang pand
    Niet alle woningen zijn geschikt voor huisvesting van vier of tien personen. Belangrijk is dat per persoon 12 m² aan bewoonbaar vloeroppervlak beschikbaar is. Deze maat komt voort uit de oppervlaktemaat die ook voor reguliere bewoning wordt gehanteerd, zoals opgenomen in de bouwverordening.
  • Afstanden tussen locaties
    De afstand tussen de woningen voor arbeidsmigranten dient ten minste 250 m te bedragen, waarbij ook een maximum per straatwand wordt aangehouden. Met de afstandsmaat van 250 m en het aantal locaties per straatwand wordt gewaarborgd dat er geen nadelige effecten op de omgeving zijn te verwachten of effecten die te zeer afwijken van de effecten van een regulier huishouden. De ruimtelijk-functionele structuur wordt zodoende niet veranderd.

Locaties voor huisvesting van arbeidsmigranten kunnen worden toegestaan door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid.

  • Locaties waar tot 4 arbeidsmigranten zijn toegestaan (Wonen, Detailhandel, Kantoor) worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies - 1'.
  • Locaties waar tot 10 arbeidsmigranten zijn toegestaan (Centrum, Horeca) worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies - 2'.

Deze aanduidingen kunnen bij beëindiging van het logiesgebruik via een wijzigingsbevoegdheid ook weer worden verwijderd.

Bouwvlakken

In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen bouwen binnen het bouwvlak en het bouwen buiten het bouwvlak.

Binnen het bouwvlak zijn naast hoofdgebouwen, aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Buiten het bouwvlak zijn over het algemeen aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De oppervlakte van de bebouwing buiten het bouwvlak is begrensd tot 50% met een maximum van 100 m². Door dit onderscheid is op eenvoudige wijze snel inzichtelijk welke bouwwerken, waar gebouwd mogen worden.

Afwijken van de bouwregels

Uitbreiden bouwvlak

In voorkomende gevallen kan het wenselijk zijn dat het bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de straat gezien) wordt vergroot. Hiervoor is een bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels opgenomen, waardoor burgemeester en wethouders het bouwvlak met ten hoogste 20% kunnen vergroten. Bij een omgevingsvergunning wordt niet afgeweken van de bouwregels indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Algemene afwijking

In het bestemmingsplan is in de bestemming Wonen een algemene afwijking opgenomen voor het afwijken van de maximale goot- of boeibordhoogte, bouwhoogte, afstand van het gebouw tot de perceelsgrens, de toelaatbare oppervlakte en het bebouwingspercentage tot ten hoogste 15%. Bij omgevingsvergunning wordt niet afgeweken van de bouwregels indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming geven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Tijdelijke woongelegenheid bij bouwen/verbouwen woningen

Bij de gemeente worden regelmatig verzoeken ingediend voor het plaatsen van een tijdelijke woonunit bij grootschalige verbouwingen. De plaatsing van de tijdelijke woonunits (ook (sta)caravan) voldoet bijna nooit aan het bestemmingsplan. Onder voorwaarden kan medewerking worden verleend aan tijdelijke woonruimte in dit soort situaties. Er worden drie situaties onderscheiden:

  • plaatsing in bestaande woongebieden/buitengebied;
  • plaatsing in nieuwe woongebieden;
  • plaatsing bij overige functies.

Plaatsing in bestaande woongebieden/buitengebied

Indien het gaat om vervangende woonruimte ten tijde van een ingrijpende verbouwing van de bestaande woning dan wel nieuwbouw op de plek van de eigen bestaande woning waarbij de bestaande woning tijdelijk niet voor bewoning geschikt is, is onder voorwaarden medewerking aan een tijdelijke woonunit aanvaardbaar. Dit geldt voor zowel het bestaand stedelijk gebied als het buitengebied. In het bestemmingsplan kan een afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen met voorwaarden, binnen de bestemmingen waar wonen in een woning is toegestaan.

Plaatsing in nieuwe woongebieden

Ook in nieuwe woongebieden kan worden verzocht om toestemming voor tijdelijke woonunits. De gemeente acht plaatsing hier eveneens aanvaardbaar, onder andere vanwege de volgende redenen.

  • In verband met de economische crisis wordt door initiatiefnemers pas besloten tot nieuwbouw en aankoop van een kavel op het moment dat de oude woning is verkocht. Tijdelijke huisvesting op de kavel waar de nieuwe eigen woning wordt gerealiseerd wordt in die omstandigheden aanvaardbaar geacht.
  • De nieuwbouwlocaties in de gemeente zijn alle goed bereikbaar en reeds bouwrijp gemaakt. Er is derhalve geen sprake van een wezenlijk ruimtelijk verschil met vervangende nieuwbouw in bestaande woongebieden.

Overige functies

Realisering van tijdelijke woonunits bij andere bestemmingen dan waar wonen in een woning is toegestaan (bijvoorbeeld Maatschappelijk) vragen een specifieke afweging. Hiervoor biedt de Wabo voldoende ruimte. Regeling voor tijdelijke huisvesting volgt dan via een separate procedure.

Voorwaarden

De gemeente acht medewerking aan een tijdelijke woongelegenheid uitsluitend onder specifieke voorwaarden mogelijk:

  • omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van bestaande woningen en realisering van een nieuwe woning;
  • de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 m achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
  • de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 m;
  • het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
  • het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
  • het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
  • de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
  • het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
  • omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
  • het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.

6.2.3 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (per bestemming)

Artikel 3 Agrarisch

Bestemmingsomschrijving

De bestaande agrarische gronden en gebouwen zijn voorzien van de bestemming Agrarisch. De gronden zijn bestemd voor de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven en bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder groen, laad- en losvoorzieningen en dergelijke.

Bouwregels

De bebouwing is gesitueerd binnen de aangegeven bouwvlakken. Voor de bouwvlakken is de goot en bouwhoogte aangegeven. Daarbuiten zijn geen gebouwen toegestaan.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Beschermde dijken

De met de bestemming Agrarisch met Waarden - Beschermde dijken aangeduide gronden omvatten de Meiboom. In deze bestemming zijn de bestaande verkeersfunctie en de bescherming van de aangewezen natuurwaarden geregeld.

Artikel 5 Bedrijf

Bestemmingsomschrijving

Gekozen is voor een tweeledige bestemmingslegging: in de kern is gekozen voor de Staat van bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging', voor de bedrijventerreinen voor de Staat van bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'. Voor zover bestaande bedrijven niet passen binnen deze categorieën, zijn ze specifiek aangeduid en bestemd (zie milieuparagraaf 5.3.1 en bijlage 4).

Voorts geldt het volgende:

  • de nutsvoorzieningen zijn voorzien van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • bedrijfswoningen zijn uitsluitend toelaatbaar ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
  • incidenteel vindt detailhandel of groothandel plaats, aangeduid met een functieaanduiding 'detailhandel' respectievelijk 'groothandel';
  • in enkele gevallen is geen sprake van bedrijfsmatige activiteiten, maar wel van opslagdoeleinden. In dat geval is een aanduiding 'opslag' opgenomen;
  • de brandweerkazerne is aangeduid met de functieaanduiding Brandweerkazerne. Brandweerkazernes worden op basis van SVBP toegedeeld aan de hoofdgroep Bedrijf.

Bouwregels

Voor de bebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen de aangegeven bouwvlakken. Voor de bouwvlakken is de goot- en bouwhoogte aangegeven.

Specifieke gebruiksregels

In de gebruiksregels is bepaald dat:

  • beroepen aan huis in de bedrijfswoning zijn toegestaan;
  • buitenopslag van goederen niet is toegestaan;
  • opslag van vuurwerk niet is toegestaan;
  • geluidshinderlijke inrichtingen en Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • kantoorvloeroppervlak begrensd is tot maximaal 50% van het brutovloeroppervlak van een bedrijf en ten hoogste 400 m²;
  • zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  • per bouwvlakte hoogste één bedrijfswoning met een inhoud van 750 m³ is toegestaan;
  • opslag en distributie via internet mag maximaal 15% van de vloeroppervlak bedragen met een maximum van 50 m².Voor het pand Oostpolderweg 2 is een aanduiding opgenomen waarbinnen internetverkoop is toegestaan tot een maximum van 400 m².

Wijzigingsbevoegdheid

Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor huisvesting van arbeidsmigranten. Tevens is de mogelijkheid opgenomen tot het beëindigen van huisvesting van arbeidsmigranten.

Ook zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor wonen en bijzondere woonvormen. Gezien de ruimtelijke effecten is dergelijke planwijzing uitsluitend mogelijk bij bedrijfsbeëindiging van bedrijven binnen de kern. Er zijn wijzigingsregels opgenomen, onder andere voor het waarborgen van een goed woon- en leefmilieu. Wijziging is pas toegestaan na belangenafweging en waarborging van de gestelde voorwaarden.

Artikel 6 Centrum

Voor het dorpscentrumgebied van Krabbendijke is, overeenkomstig het geldende plan, de globale bestemming Centrum opgenomen, in plaats van het opnemen per perceel van op het bestaande gebruik afgestemde enkelvoudige bestemmingen als Wonen, Detailhandel of Kantoor. De bestemming Centrum biedt gebruiksmogelijkheden voor de functies wonen, detailhandel, kantoren, bedrijven, horeca en maatschappelijke voorzieningen.

De keuze voor deze globale bestemming betekent dat de gemeente een 'ruim' beleid voorstaat ten aanzien van ontwikkelingen in het dorpscentrumgebied. Met deze keuze is het voor de gemeente niet langer mogelijk invloed uit te oefenen op bepaalde initiatieven, indien deze rechtstreeks in het bestemmingsplan zijn toegelaten. Het grote voordeel van deze globale bestemmingsregeling is dat de dynamiek in een dorpscentrumgebied kan worden vergroot, omdat er vrijwel geen procedures meer gevoerd hoeven te worden. De 'bewegingsruimte' binnen het dorpscentrumgebied is daarbij voor enkele functies wel begrensd om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen.

Om te voorkomen dat zich overal binnen het dorpscentrumgebied supermarkten zouden kunnen vestigen is de vestigingsmogelijkheid van een supermarkt beperkt tot de huidige supermarktlocaties aan de Dorpsstraat (geregeld met een functie-aanduiding).

De mogelijkheden voor vestiging van horecabedrijven blijven beperkt tot binnen de in het dorpsgebied aanvaardbare categorieën (via toepassing van de Staat van Horeca-activiteiten). Toepassing van de Staat van Horeca-activiteiten wordt binnen de bestemming Centrum limitatief uitgelegd.

Artikel 7 Detailhandel en Artikel 10 Horeca

Bestemmingsomschrijving

Krabbendijke kent een bestemming Centrum voor het dorpscentrumgebied, waarbinnen bewegingsruimte voor diverse functies aanwezig is. Buiten het dorpscentrumgebied is één winkel, maar zijn geen kantoren gesitueerd. Incidenteel acht het gemeentebestuur kleinschalige kantoorvestigingen wel mogelijk. De horecabedrijven (buiten het dorpscentrum) zijn specifiek als Horeca bestemd, de winkel als Detailhandel. Voor het reguleren van de horecavoorziening wordt analoog aan de regeling voor bedrijven gebruikt gemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten. Wonen is binnen deze bestemmingen eveneens mogelijk.

Wijzigingsbevoegdheden

Buiten het dorpscentrumgebied is het karakter van de omgeving gericht op wonen en is uitwisseling van functies (detailhandel en kantoor) niet zonder meer wenselijk.

  • Binnen de bestemmingen is de woonfunctie altijd toelaatbaar. In geval van beëindiging van een activiteit behoeft dan geen procedure te worden doorlopen om een verandering naar de bestemming Wonen mogelijk te maken. Om definitief over te gaan naar de bestemming Wonen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
  • Conform de systematiek van de gemeente zijn via een wijzigingsbevoegdheid ook de volgende wijziging van de bestemming mogelijk.
    1. 1. De bestemming Detailhandel kan worden gewijzigd in de bestemming Wonen en worden voorzien van de functieaanduiding 'kantoor'.
    2. 2. De bestemming Horeca kan worden gewijzigd in de bestemmingen Detailhandel en Wonen en de functieaanduiding 'kantoor'.
  • Binnen de bestemmingen is verder een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor huisvesting van arbeidsmigranten. Tevens is de mogelijkheid opgenomen tot het beëindigen van huisvesting van arbeidsmigranten. Verwezen wordt naar 'Huisvesting arbeidsmigranten' in paragraaf 6.2.2.

Artikel 8 Gemengd

Voor de locatie Scoudestraat is de bestemming Gemengd opgenomen. Hierin is het huidige gebruik van het perceel geregeld. Daarnaast biedt het mogelijkheden voor herontwikkeling doordat een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen.

De Wro-zone-wijzigingsbevoegdheid mag worden gewijzigd in de bestemmingen Groen, Verkeer Water, Wonen en Tuin. Op de gronden mag uitsluitend worden gebouwd met een in werking getreden wijzigingsplan. Hiermee wordt voorkomen dat een ongewenste en onomkeerbare situatie ontstaat.

Specifiek zijn voor de wijziging van de Scoudestraat de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden vastgelegd:

  • ontsluiting vindt plaats via de Scoudestraat;
  • het voorzien in voldoende waterberging;
  • zorgdragen voor goede ruimtelijke inpassing met aanhaking op de huidige en toekomstige omgeving;
  • uitsluitend grondgebonden woningen;
  • uitsluitend vrijstaande, twee-aaneen of aaneengebouwde woningen;
  • maximaal 10 woningen;
  • de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
  • aantal parkeervoorzieningen per woningtype en woning.

Artikel 9 Groen

Om het groene karakter van de woonomgeving en de kern te behouden zijn de belangrijkste beeldbepalende groenvoorzieningen als zodanig bestemd. De groenvoorzieningen zijn bestemd voor beplantingen, waterpartijen, speelvoorzieningen en bij deze bestemmingen behorende voorzieningen zoals voet en fietspaden, bermen en bermsloten.

De jongerenontmoetingsplek is met een functieaanduiding bevestigd. De vaete in het centrum is van cultuurhistorisch belang. Hieraan is daarom de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' toegekend. Behoud van deze vaete wordt daarmee nagestreefd. In het centrum staat een muziekkiosk. Deze is van een bouwvlak met daaraan gekoppelde bouwregels voorzien.

Artikel 11 Maatschappelijk en Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats

Bestemmingsomschrijving

De percelen met de bestemming Maatschappelijk mogen worden gebruikt voor de meest gangbare maatschappelijke voorzieningen zoals scholen, gezondheidszorgvoorzieningen en sociaal-culturele voorzieningen. Ook de scholen vallen onder deze bestemming. Bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water zijn zonder meer mogelijk.

Voor de begraafplaats, is de bestemming Maatschappelijk - Begraafplaats opgenomen. Ter plaatse van die gronden zijn geen andere maatschappelijke voorzieningen toegestaan.

Voor beeldbepalende panden is de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' opgenomen, waarmee aantasting van het uitwendige karakter van het gebouw in de bestaande toestand wordt voorkomen.

Wijzigingsbevoegdheid

In de regeling voor de bestemming Maatschappelijk zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het wijzigen van de bestemming Maatschappelijk in de bestemming Detailhandel of Wonen of te voorzien van de functieaanduiding 'kantoor'. Aan deze wijzigingsbevoegdheden zijn voorwaarden gekoppeld.

Artikel 13 Recreatie

De bestemming Recreatie is toegekend voor de volkstuinen (aanduiding) en het gebouw van de duivensportvereniging.

Artikel 14 Sport

Bestemmingsomschrijving

Het sportcomplex is voorzien van de algemene bestemming Sport. Hiermee zijn sportvelden, tennisbanen en daarmee vergelijkbare recreatieve voorzieningen toegestaan. Bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen zijn eveneens mogelijk.

Afwijking

Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het realiseren van hogere lichtmasten ten dienste van recreatieve voorzieningen.

Artikel 15 Tuin

De bestemming Tuin is opgenomen, daar waar direct grenzend aan de openbare ruimte geen bebouwing gewenst is. Daarmee is feitelijk de voorgevelrooilijn vastgelegd. Omdat in een aantal situaties het doorbreken van deze voorgevelrooilijn niet leidt tot nadelige effecten op de verkeersveiligheid en/of het bebouwingsbeeld is een afwijking van de bouwregels opgenomen voor het toestaan van bijgebouwen of overkappingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

Artikel 16 Verkeer

De met de bestemming Verkeer aangeduide gronden omvatten niet alleen wegen, parkeerplaatsen, fiets, en voetpaden, maar ook kleine groenstroken, bermen, beplantingen en eventuele geluidwerende voorzieningen en afvalverzamelplaatsen. Door deze bestemmingslegging is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk, zonder dat gedetailleerde regels dergelijke ontwikkelingen in de weg staan.

De garagecomplexen in de kern zijn voorzien van de bestemming Verkeer en de aanduiding 'garage'. Er zijn bouwvlakken opgenomen, waarbinnen tot 3 m bouwhoogte gebouwd mag worden. Om te voorkomen dat de garages voor commerciële doeleinden of opslag van gevaarlijke stoffen worden benut is in een specifieke gebruiksregel dit gebruik uitgesloten.

Artikel 17 Verkeer - Railverkeer

De met de bestemming Verkeer - Railverkeer aangeduide gronden omvatten de spoorlijn Vlissingen - Bergen op Zoom. Het station is met een aanduiding specifieke vorm van verkeer - station.

Artikel 18 Water

De grote beeldbepalende waterpartijen en waterlopen met een waterhuishoudkundige functie zijn als zodanig aangegeven. De gronden zijn bestemd voor water, aan en afvoer en waterberging. Op de gronden mogen uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers worden gebouwd.

Artikel 19 Wonen

In verband met de leesbaarheid van de analoge verbeelding is de keuze voor een splitsing van de bestemming Wonen in de bestemmingen Wonen en Tuin gewenst. Een verdere vereenvoudiging is bewerkstelligd door de keuze voor het splitsen van de regels in bouwregels voor het bouwen binnen een bouwvlak en bouwen buiten het bouwvlak. Binnen de bestemming Wonen is het om deze reden niet langer nodig met een aanduiding 'erf' te werken.

Binnen de bestemming is wonen in een woning toegestaan. In een aantal situaties is een aanduiding opgenomen. Zelfstandige garages zijn overeenkomstig gemeentelijk beleid bestemd binnen Verkeer met een aanduiding 'garage'.

Voor beeldbepalende panden is de aanduiding cultuurhistorische waarde opgenomen, waarmee aantasting van het uitwendige karakter van het gebouw in de bestaande toestand wordt voorkomen en behoud van de cultuurhistorische waarde wordt voorgestaan.

Bouwregels

In de bouwregels is opgenomen dat hoofdgebouwen dienen te worden opgericht in het bouwvlak. Voor het bouwvlak geldt dat afhankelijk van de aanduiding, aaneengebouwd, gestapeld, vrijstaand of twee aaneen kan worden gebouwd. Daar waar geen aanduiding is opgenomen kan vrijstaand of aaneen worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven.

De bouwvlakken zijn veelal als een strook weergegeven. De diepte varieert veelal tussen 10 en 15 m. In de meeste gevallen is een diepte van 12 m ingetekend. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen, met dien verstande dat de afstandsmaten in de bouwregels in acht dienen te worden genomen.

Bouwregels

Binnen de bouwregels zijn de reguliere bouwregels ter plaatse van het hoofdgebouw (bouwvlak) en voor het aansluitende erf (de gronden buiten het bouwvlak) opgenomen. In de bouwregels is opgenomen dat voor de gronden binnen het bouwvlak hoofdgebouwen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd. Voor aan- of uitbouwen en bijgebouwen geldt hier een goot- en/of boeibordhoogte van 4 m en een bouwhoogte van 7 m. In de bouwregels is opgenomen dat voor de gronden buiten het bouwvlak bouwmogelijkheden gelden voor aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot ten hoogste 50% en tot een maximum van 100 m².

In de regels is bepaald dat op de gronden buiten het bouwvlak een goot- en/of boeibordhoogte geldt van 4 m. De bouwhoogte is hier uit ruimtelijk oogpunt vastgelegd op 5 m. De afstand van bijgebouwen tot de woning is bepaald op 1 m. Voor woningen met de aanduiding 'vrijstaand' geldt een afstand van 3 m van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens. Voor woningen met de aanduiding 'twee aaneen' geldt een afstand van 3 m van het hoofdgebouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen. Voor het bouwvlak met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt een maximum van 3 wooneenheden.

Afwijken van de bouwregels

Uit oogpunt van flexibiliteit zijn onder voorwaarden de reguliere bevoegdheden tot afwijken opgenomen:

  • uitbreiden van het bouwvlak;
  • afwijken van maten tot 15%;
  • woningtype en nieuwe woningen;
  • mantelzorg.

Specifieke gebruiksregels

De oppervlakte voor huisdierenverblijven mag ter plaatse van het bouwvlak en buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 10 m².

Afwijken van de gebruiksregels

Uit oogpunt van flexibiliteit is onder voorwaarden naast de reguliere bevoegdheden tot afwijken, de volgende specifieke bevoegdheden tot afwijken opgenomen:

  • huisvesting van paarden, pony's en ander naar aard en omvang gelijk te stellen vee;
  • toestaan van kleinschalige detailhandel of dienstverlening (zie toelaatbaarheid functies);
  • mantelzorg (zie mantelzorg in 6.2.2).

Wijzigingsbevoegdheden

Binnen de bestemming zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor:

  • de huisvesting van arbeidsmigranten en het beëindigen van huisvesting van arbeidsmigranten. Verwezen wordt naar 'Huisvesting arbeidsmigranten' in paragraaf 6.2.2;
  • bijzondere woonvormen;
  • mantelzorg.

Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De 150 kV hoogspanningsverbinding ligt ter plaatse van een deel van de bedrijfspercelen aan de Zuidweg. Deze leiding is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding. Naast de onderliggende bestemmingen, zijn de gronden daarmee medebestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding. Er is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen om het belang en de instandhouding van de leiding te waarborgen.

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 1, Artikel 22 Waarde - Archeologie - 2, Artikel 23Waarde - Archeologie - 3, Artikel 24 Waarde - Archeologie - 4

In het bestemmingsplan is overeenkomstig het op 22 november 2011 vastgestelde gemeentelijke archeologiebeleid gezien de hoge verwachtingswaarden een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 toegekend.

De bestemmingsregeling is in samenspraak met de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland tot stand gekomen en houdt eveneens rekening met de eventueel op grotere diepten aanwezige archeologische waarden. Uitgangspunt van deze regeling is dat voor projecten groter dan de vrijgestelde oppervlaktematen en verstoringsdiepte een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is. Voor een nadere toelichting op het archeologiebeleid wordt voorts verwezen naar paragraaf 5.2.1.

  • Voor de gewaardeerde dorpskern geldt een Waarde - Archeologie - 1. Bij een bodemverstoring van meer dan 50 m²geldt een onderzoeksplicht.
  • Voor de zone met een hoge archeologische verwachting (buiten de gewaardeerde dorpskern, het resterende deel van Krabbendijke) geldt een Waarde – Archeologie – 2. In dit gebied is bij een bodemverstoring van meer dan 250 m² een onderzoeksplicht van toepassing.

Deze volgende bestemmingen zijn opgenomen omdat mogelijk archeologisch onderzoek bij bouwinitiatieven kan leiden tot planwijziging.

  • Waarde - Archeologie - 3, bij een bodemverstoring van meer dan 500 m² geldt een onderzoeksplicht.
  • Waarde - Archeologie - 4, bij een bodemverstoring van meer dan 2.500 m² een onderzoeksplicht geldt.
  • In alle gevallen geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek wanneer niet dieper dan 40 cm onder het maaiveld werkzaamheden worden uitgevoerd.

Het archeologisch belang wordt door de genoemde regelingen voldoende veilig gesteld.

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen voor de Meiboom. De gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de waterkering.

In de bouwregels is bepaald dat ten behoeve van de bestemming Waterstaat-Waterkering uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan. Bouwwerken voor de andere bestemmingen zijn niet toegestaan.

Door middel van een bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels bouwwerken ten behoeve van de andere bestemmingen worden gerealiseerd, mits het belang van de waterkering daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

6.2.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat een aantal bepalingen die op de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Het betreffen de volgende bepalingen.

  • Anti-dubbeltelbepaling
    Hiermee wordt voorkomen dat gronden oneigenlijk worden gebruikt voor het optimaliseren van bouwmogelijkheden.
  • Algemene bouwregels
    Bestaande maten (uitgezonderd van de overgangsregels), overschrijding van bouwgrenzen, percentages. Met de regels inzake bestaande maten wordt voorkomen dat (ondergeschikte) afwijkingen onder het overgangsrecht komen te vallen. Voorts is het overschrijden van bouwgrenzen onder bepaalde omstandigheden (zoals erkers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen) toegestaan.
  • Algemene aanduidingsregels
    Met de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' is de 100 m-zone rond de molen 'De Rozenboom' planologisch beschermd.
  • Met de vrijwaringszone - dijk' zijn de nabijgelegen waterstaatkundige voorzieningen van de Meiboom planologisch beschermd.
  • Algemene wijzigingsregels
    Het overschrijden van bestemmingsgrenzen kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. De overschrijding mag echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

6.2.5 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels

De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet.

Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.

Slotbepaling

Dit artikel ten slotte geeft aan de naam waaronder de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (Krabbendijke).

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Grexwet

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.

  • In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen.
  • In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De bouw van een of meerdere hoofdgebouwen is in het betreffende artikel van het Bro opgenomen.

Een exploitatieplan dient tegelijkertijd met een bestemmingsplan te worden vastgesteld.

In de Wro is tevens opgenomen, dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. Dit is het geval indien de gemeente en de initiatiefnemer en/of de ontwikkelende partij een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van kosten bij de grondexploitatie.

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet een expliciet besluit worden genomen dat het niet noodzakelijk is om een exploitatieplan vast te stellen.

Bestemmingsplan Krabbendijke

In dit bestemmingsplan Krabbendijke worden geen bouwplannen mogelijk gemaakt.

Wijzigings-
bevoegdheden uitwisselen functies
Op basis van het Bro zijn dit bouwplannen wanneer dit de 1.500 m² overschrijdt. Voor Krabbendijke bedraagt de oppervlakte per uit te wisselen functie minder dan 1.500 m² . Hierdoor is er geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

In hoofdstuk 8 zijn de resultaten vermeld.

7.3 Handhaving

Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt echter vanzelf dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.

Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.

Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.

Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te ontstaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.

Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.

Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.

Hoofdstuk 8 Procedure Bestemmingsplan

8.1 Resultaten Inspraakprocedure

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat een bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Het voorontwerp van een bestemmingsplan is dan ook, in overeenstemming met de gemeentelijke Inspraakverordening, ter inzage gelegd.

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Krabbendijke' (versie 6 augustus 2012) met planidentificatie NL.IMRO.0703.02KrBPKom-vo01 heeft met bijbehorende onderliggende stukken van 8 november 2012 tot en met 21 november 2012 ter visie gelegen op grond van de Inspraakverordening Reimerswaal.

Tijdens de termijn van terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan hebben ingezeten van Reimerswaal en belanghebbenden de gelegenheid gehad schriftelijke of mondeling inspraakreacties naar voren te brengen. Er is één inspraakreactie ingediend door de heer M. Weststrate.

Hieronder volgt een samenvatting van de inspraakreactie en de gemeentelijke reactie daarop. Bij de beantwoording is aangegeven of, en zo ja op welke wijze, het bestemmingsplan naar aanleiding van de inspraakreactie is aangepast.

Anonimisering

Bij de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan zal de samenvatting met de aangegeven verwerking inspraak- en vooroverlegreacties elektronisch beschikbaar worden gesteld. Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens is het niet toegestaan om persoonsgegevens van natuurlijke personen op internet weer te geven. De insprekers zijn daarom niet bij name genoemd, met uitzondering van gemachtigden of rechtspersonen. De inspraakreacties worden niet digitaal bij de memo gevoegd.

Indien men toch inzage wil in de ingediende zienswijzen dan kan hiervoor in concrete gevallen een verzoek tot inzage of afschrift worden gedaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

Samenvatting inspraakreactie 1 (brief 1 oktober 2012)

Het perceel aan de Oude Rijksweg, kadastraal bekend gemeente Krabbendijke, sectie C, nummer 4262, is in het voorontwerp bestemmingsplan 'Krabbendijke' als locatie voor waterberging betrokken bij de ontwikkeling van het terrein van de voormalige gasfabriek. Gezien dit niet meer aan de orde is verzoekt de indiener van de inspraakreactie om het perceel te voorzien van de bestemming 'Wonen'.

Gemeentelijke reactie

Het huidige bestemmingsplan 'Kom Krabbendijke' wordt geactualiseerd. Dit houdt in dat het bestemmingsplan voornamelijk consoliderend is. In het huidige bestemmingsplan 'Kom Krabbendijke' hebben de betreffende gronden de bestemming 'Agrarische doeleinden'. Er zijn geen gegronde redenen om deze bestemming te veranderen in de bestemming 'Wonen' in het nieuwe bestemmingsplan 'Krabbendijke'.

Conclusie

De gevraagde wijziging wordt niet gehonoreerd. De inspraakreactie heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerp bestemmingsplan 'Krabbendijke. De huidige bestemming 'Agrarisch' en de daarbij behorende regels zullen conform het huidige bestemmingsplan ''Kom Krabbendijke'' doorgevoerd worden.

8.2 Resultaten Overlegprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het voorgeschreven overleg ex artikel 3.1.1. Bro toegezonden aan:

  1. 1. Provincie Zeeland;
  2. 2. Waterschap Scheldestromen;
  3. 3. Tennet B.V.;
  4. 4. Dorpsraad;
  5. 5. Veiligheidsregio.

Er zijn inhoudelijke reacties op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen van de instanties genoemd onder 1, 2, 3 en 4.

De overige instantie heeft niet of niet inhoudelijk gereageerd. De desbetreffende overlegreacties zijn navolgend samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Bij de beantwoording is aangegeven of, en zo ja op welke wijze, het bestemmingsplan naar aanleiding van de overlegreactie is aangepast.

Samenvatting overlegreacties

Provincie Zeeland, Gedeputeerde Staten

  1. 1. Het nieuwe bestemmingsplan 'Krabbendijke' biedt planologische ruimte voor circa 126 woningen op basis van beoogde woningbouwlocaties en circa 20 woningen op basis van wijzigingsbevoegdheden (waaronder Veilingterrein). In de toelichting van het bestemmingsplan moet worden beschreven dat de voorgenomen ontwikkelingen voorzien in een actuele regionale behoefte en dat moet worden aangegeven hoe deze zullen worden ingepast in toekomstige regionale woningmarktafspraken. In de woningbouwplanning is voor de kern Krabbendijke ruimte voor 86 woningen. De Provincie acht voor de capaciteit boven de woningbouwplanning (60 woningen) de regionale behoefte nog niet aangetoond en geeft aan dat deze in strijd zijn met het provinciaal beleid.
  1. 2. In het plangebied is de binnendijk (EHS)/regionale waterkering 'Meiboom' niet overeenkomstig met wat in de VRPZ is aangegeven. Binnendijken dienen, voor zover deze samenvallen met regionale waterkeringen, primair bestemd te worden voor Waterstaat-waterkering en secundair voor Natuur, Bos, Beschermde- of Waardevolle dijk. De Provincie verzoekt de plankaart en de regels hierop aan te passen.

Gemeentelijke reactie

  1. 1. Eind 2012 wordt gestart met het maken van regionale woningbouwafspraken. Medio 2013 moeten deze afspraken er zijn. Wij zullen bij het maken van deze afspraken het aandachtspunt van de provincie meenemen zoals hierboven is aangegeven.
  2. 2. De binnendijk (EHS)/regionale waterkering 'Meiboom' zal worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden – Beschermde dijk', met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Conclusie

  1. 1. Het aandachtspunt van de Provincie wordt in het maken van de regionale woningbouwafspraken meegenomen.
  2. 2. De inspraakreactie heeft geleid tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan 'Krabbendijke'. De binnendijk (EHS)/regionale waterkering 'Meiboom' zal worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch met Waarden - Beschermde dijken' en voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Waterschap Scheldestromen (Bijlage 14 Wateradvies)

  1. 1. Het waterschap verzoekt om ook te beschermingszonde A op te nemen bij regionale waterkeringen. Dit zou volgen uit het Barro en de Verordening Ruimte Provincie Zeeland welke op 28 september 2012 is vastgesteld.
  2. 2. Waterhuishoudkundige voorzieningen – ten behoeve van flexibele regelingen in bestemmingsplannen de term 'waterhuishoudkundige voorzieningen' opnemen in de bestemmingsomschrijving van de enkelbestemmingen.
  3. 3. Het waterschap verzoekt om bij de bestemming 'Waarden - Archeologie - nummer' in het aanlegvergunningenstelsel bij het verhogen of verlagen van het waterpeil de volgende zinsnede toe te voegen: 'tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder'.

Gemeentelijke reactie

  1. 1. In het Barro (art. 2.3.3. Barro) is recentelijk vastgelegd dat niet alleen de primaire waterkering, maar ook de belangrijkste beschermingszone (beschermingszone A) ervan in het bestemmingsplan van een bestemming moet worden voorzien. Echter is er in het Barro niets geregeld over regionale keringen. De provincie heeft in haar verordening aangegeven dat de instandhouding en bescherming van de regionale waterkering primair is. Echter om de beschermingszone A op te nemen is geen verplichting vanuit de verordening. Deze wordt immers al geregeld via de Keur van het waterschap.
  2. 2. Om de bestemmingsplannen zo flexibel mogelijk te houden voor aanpassingen aan waterhuishoudkundige voorzieningen verzoekt het waterschap om in de bestemmingsomschrijving van iedere enkelbestemming de term 'waterhuishoudkundige voorzieningen' op te nemen. De gemeente is van mening dat binnen bepaalde bestemmingen het begrip 'waterhuishoudkundige voorzieningen' een goede toevoeging is. De term 'waterhuishoudkundige voorzieningen' wordt opgenomen in de artikelen Agrarisch, Groen, Bedrijf, Verkeer, Water en Maatschappelijk.
  3. 3. Bij de bestemming 'Waarden - Archeologie - nummer' in het aanlegvergunningenstelsel zal de zinsnede: 'tenzij dit een maatregel is van de bevoegde waterbeheerder' toegevoegd worden.

Conclusie

De inspraakreactie heeft deels geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Zo zal in enkele regels de term 'waterhuishoudkundige voorzieningen' worden toegevoegd. Ook de regeling met betrekking tot archeologie en het verhogen en verlagen van het waterpeil zal aangepast worden.

Tennet B.V.

In het plangebied zijn de 150kV-hoogspanningsverbinding Goes-Woensdrecht van het vennootschap van Tennet B.V. gesitueerd. Er zijn zakelijke rechten gevestigd op een strook grond met een breedte van 40 m op de percelen waarover de hoogspanningsverbinding loopt. Tennet B.V. verzoekt de gemeente om de bestemmingsregels zoals opgenomen in artikel 20 Leiding-Hoogspanningsverbinding aan te passen.

Gemeentelijke reactie

De door Tennet B.V. voorgestelde bestemmingsplan regeling voegt vijf criteria toe ten aanzien van de regeling zoals die is opgenomen in het voorontwerp bestemmingsplan Krabbendijk. In het uitvoeringsverbod stelt Tennet B.V. voor om vier voorwaarden toe te voegen, te weten:

  1. 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. 2. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  3. 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  4. 4. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  5. 5. het permanent opslaan van goederen.

Het is niet bezwaarlijk om de criteria aan artikel 20.4.1 'Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning' toe te voegen.

Tennet B.V. stelt bovendien een toevoeging op de uitzonderingen op het uitvoeringsverbod voor:

Het bovenstaande is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die verband houden met de aanleg van de betreffende bovengrondse hoogspanningsleiding. Het is niet bezwaarlijk om de criteria aan artikel 20.4.2 'Uitzondering en op het uitvoeringsverbod' toe te voegen.

Tennet B.V. stelt tevens als voorwaarde voor de verlening van de omgevingsvergunning voor dat de leidingbeheerder schriftelijk advies wordt gevraagd. Ook dit criteria kan toegevoegd worden aan artikel 20.4.3 'Voorwaarden voor een omgevingsvergunning.

Conclusie

Het is niet bezwaarlijk om de criteria aan artikel 20 'Leiding – Hoogspanningsverbinding' toe te voegen. De overlegreactie heeft geleid tot een aanpassing van het ontwerp bestemmingsplan 'Krabbendijke', waarbij het artikel uniform wordt gevormd als in bestemmingsplan Buitengebied.

Dorpsraad Krabbendijke

  1. 1. De dorpsraad uit haar zorgen over het toestaan van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis. In de structuurvisie Kernen en Bedrijventerreinen wordt beschreven dat detailhandel in de dorpskernen geconcentreerd moet zijn. Tevens wordt het middenstandsbeleid aangehaald waarin geen concrete afbakening is opgenomen van het begrip webshops. De dorpsraad is van mening dat de plaatselijke winkeliers veel schade ondervinden door de versnippering van de aan-huis-gebonden detailhandel.
  2. 2. De dorpsraad vraagt of het centrum met de bestaande wegenstructuur aangepast wordt naar aanleiding van het Plan Kelders.
  3. 3. De wateroverlast in de Morlodestraat is er al jaren bij hevige regenbuien. De putdeksels zijn inmiddels vervangen, maar dit verhelpt niet het probleem. Er is nu overlast van rioolstank omdat het rioolstelsel nog niet ontkoppeld is. In het plan is opgenomen dat op termijn dit wel gaat gebeuren. De dorpsraad zou graag een planning opgenomen zien in het bestemmingsplan.
  4. 4. In de toelichting is opgenomen dat bij de 3e fase Rozeboom in hoofdzaak op eigen terrein geparkeerd moet worden. Dit was bij de Tremel/Molster ook het geval, echter in de praktijk is de situatie anders. Is hier rekening mee gehouden in het plan?
  5. 5. In paragraaf 2.4 van de toelichting wordt als voorziening een skatebaan genoemd. Hiervoor is geen geschikte locatie en zal er naar alle waarschijnlijkheid ook niet komen. Het is dan ook beter om deze uit de toelichting te verwijderen.
  6. 6. De locatie van de oude brandweerkazerne is niet meer correct omschreven. De grond is verkocht voor de bouw van een bungalow.
  7. 7. De dorpsraad vraagt hoe hard de percentages zijn die genoemd worden bij de verschillende woningtypen. Zij pleiten voor een zo flexibel mogelijke invulling. Ze vragen tevens om in de toelichting op te nemen dat er twee leeftijdsgroepen zijn voor een speelterrein. Ook de ontsluiting van het plangebied voor fiets- en voetverkeer verdient aandacht.
  8. 8. Het begrip opslag/groothandel is in de toelichting 'wazig' omschreven. Naar het idee van de dorpsraad kan dit begrip duidelijk omschreven worden zodat er ook geen misverstanden kunnen ontstaan. Tevens vraagt de dorpsraad zich af of opslag van chemische producten wel gewenst is in een woonwijk en waar de grens ligt van de hoeveelheid opslag.

Gemeentelijke reactie

  1. 1. De gemeente voert al jaren het beleid dat (opstartende) kleine ondernemingen in een woning met bijbehorende aanbouwen opgestart kan worden. Dit volgt ook uit het Middenstandsbeleid welke doorvertaald is in de bestemmingsplannen. Detailhandel vanuit de woning is gebonden aan regels en ook niet rechtstreeks toegestaan. Er is in voorliggend plan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen met bijbehorende voorwaarden. Zo is detailhandel in een bijgebouw niet toegestaan en mag de maximale oppervlakte van detailhandel aan huis niet meer bedragen dan 30 m².
  2. 2. Het plan Kelders maakt geen onderdeel uit van voorliggend plan. Hiervoor zal een separate planologische procedure voor doorlopen worden. Het voorliggende plan is een consoliderend plan en hierdoor wordt de bestaande situatie gehandhaafd.
  3. 3. Een bestemmingsplan is niet bedoeld voor het opnemen van planningslijsten voor civieltechnische werkzaamheden. Hierover zal door de betreffende afdeling te zijner tijd worden gecommuniceerd.
  4. 4. Er wordt getracht dat mensen zoveel mogelijk op eigen terrein parkeren. Bij het ontwikkelen van een nieuwe woonwijk wordt er ook altijd gekeken naar de dan geldende parkeernormen.
  5. 5. Er is tot op heden geen geschikte locatie gevonden en de verwachting is ook niet dat deze de komende jaren gevonden gaat worden. De skatebaan zal dan ook als voorziening verwijderd worden uit het plan.
  6. 6. Het is correct dat de locatie van de brandweerkazerne niet meer juist omschreven is. Ten tijde van het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan was de situatie nog correct. Wij zullen de toelichting hierop aanpassen.
  7. 7. De percentages voor de verschillende woningbouwtypologieën zijn hard. Deze zijn ook opgenomen in artikel 18 Woongebied – Uit te werken – 1. Bij het uitwerken van deze bestemming zal er aandacht besteedt worden aan ontsluiting van het gebied en het in te richten openbaar gebied.
  8. 8. De kaders van de hoeveelheid opslag en op welke wijze de opslag plaatsvindt wordt via het milieuspoor geregeld.

Conclusie

De overlegreactie heeft deels geleidt tot een aanpassing van de toelichting van het bestemmingsplan 'Krabbendijke'. De voorziening skatebaan zal verwijderd worden en de locatie van de oude brandweerkazerne zal gewijzigd worden naar de actuele situatie.

8.3 Vaststellingsprocedure

8.3.1 Inleiding

Ter visie legging

Het ontwerpbestemmingsplan “Krabbendijke” heeft van 14 februari 2013 tot en met woensdag 27 maart 2013 ter visie gelegen. Gedurende de periode van terinzagelegging is aan een ieder gelegenheid gegeven een zienswijze over het ontwerp kenbaar te maken aan de gemeenteraad.

Anonimisering

Bij de (gewijzigde) vaststelling van het bestemmingsplan zal de samenvatting met de beantwoording van de zienswijzen elektronisch beschikbaar worden gesteld. Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens is het niet toegestaan om persoonsgegevens van natuurlijke personen op internet weer te geven. De reclamanten (indieners van zienswijzen) zijn daarom niet bij name genoemd, met uitzondering van gemachtigden of rechtspersonen. De zienswijzen worden niet digitaal bij het bestemmingsplan gevoegd.

Indien men toch inzage wil in de ingediende zienswijzen dan kan hiervoor in concrete gevallen een verzoek tot inzage of afschrift worden gedaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

Leeswijzer

  • paragraaf 8.3.2, beantwoording zienswijzen: de zienswijzen zijn in deze paragraaf samengevat en worden beantwoord;
  • paragraaf 8.3.3ambtshalve wijzigingen: in deze paragraaf is aangegeven welke wijzigingen in het definitieve bestemmingsplan zijn opgenomen naar aanleiding van ambtelijke input en de meest recente inzichten.

8.3.2 Beantwoording zienswijzen

Zienswijze 1

Samenvatting

In het ontwerp bestemmingsplan ''Krabbendijke'' is voor de woningen aan de buitenrand van de 3e fase van nieuwbouwwijk De Rozeboom de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte bepaald op 4 meter en de bouwhoogte op 8 meter. Een dergelijke beperking is voor grote woningen op ruime kavels niet gepast. Reclamant verzoekt om de geldende beperking van een goot- of boeibordhoogte van 4 meter op ruime kavels te laten vervallen voor alle woningen die nog gebouwd gaan worden in de 3e fase van de Rozeboom of het bestemmingsplan te voorzien van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.

Overweging

Het bestemmingsplan heeft voor de gehele buitenrand van nieuwbouwwijk Rozeboom bepaald dat de maximaal toegestane goot- of boeibordhoogte 4 meter bedraagt en de maximaal toegestane bouwhoogte 8 meter bedraagt, zodat de afronding richting het landelijk gebied/buitengebied vloeiender verloopt. De binnenste rand van de nieuwbouwwijk Rozeboom (Molster/Tremel) heeft een toegestane goot- of boeibordhoogte van 6 meter en een toegestane bouwhoogte van 10 meter zodat een oplopende lijn ontstaat naar de bebouwde kom Krabbendijke. Het bestemmingsplan is voorzien van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid voor het afwijken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeihoogte dan wel bouwhoogte met ten hoogste 15%, waardoor het mogelijk is een woning te realiseren met een goot- of boeibord hoogte van 4,6 meter en een bouwhoogte van 9,2 meter.

Conclusie

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan ''Krabbendijke''.

Zienswijze 2

Samenvatting

Reclamant heeft 3 afzonderlijke zienswijzen ingediend.

  1. 1. Reclamant maakt bezwaar tegen het ontbreken van de door de gemeente voorgestelde, meermalen toegezegde en mondeling en schriftelijk overeengekomen mogelijkheid om te bouwen op een perceel in eigendom aan de Oude Rijksweg in Krabbendijke. Reclamant draagt tevens aan dat deze mogelijkheid zorgt voor meerdere bouwplannen en zo voor een kwaliteitsverbetering voor Krabbendijke zoals in het bestemmingsplan beoogd.
  2. 2. Reclamant geeft een aantal onduidelijkheden, onjuistheden en onvolledigheden in het ontwerp bestemmingsplan Krabbendijke aan.
    1. a. Onduidelijkheid pagina 64: beschrijft dat de grondwaterkwaliteit op dit moment geen problemen oplevert terwijl pagina 31 beschrijft dat er momenteel weinig inzicht is in de bestaande waterkwaliteit. Tevens is vermeld dat dit al één van onze onderzoeksvragen was in het Waterplan van 2007.
    2. b. Onvolledigheid: Binnen de bebouwde kom Krabbendijke is al tientallen jaren een internationaal opererend motoren- en revisiebedrijf gevestigd (CF Techniek). Omdat de vloeren pas enkele jaren geleden zijn aangepast is het aannemelijk dat de bedrijfsactiviteiten effect hebben gehad op de kwaliteit van de bodem en daarmee op het grondwater. De consequenties hiervan ontbreken in het plan.
    3. c. Onjuistheid pagina 21: beschrijft dat er twee bedrijven kunnen uitbreiden op hun huidige locatie mits het om bedrijven gaat waarvan de bedrijfsmatige activiteiten zich verdragen met de wonen. De Staat van Bedrijfsactiviteiten ''functiemenging'' zou hiertoe ruimte bieden. Zijns inziens laten de aard en de omvang van de twee genoemde bedrijven dat niet toe.
  3. 3. Reclamant verzoekt om de percelen aan de Oostweg 73 en Oostweg 73A geheel op te nemen als inbreidingslocatie in het bestemmingsplan.

Overweging

  1. 1. In het verleden is het perceel aan de Oude Rijksweg in Krabbendijke, kadastraal bekend gemeente Krabbendijke, sectie C, nummer 4262, betrokken geweest bij de ontwikkeling van het terrein van de voormalige gasfabriek. Er is toen gesproken over de mogelijkheid om op het perceel van reclamant een waterberging ten behoeve van watercompensatie voor het gasfabriekterrein te realiseren, de bestemming zou in combinatie hiermee veranderd worden in de bestemming 'Wonen'. Dit is niet meer aan de orde. Bovendien is het te actualiseren bestemmingsplan ''Krabbendijke'' voornamelijk consoliderend. De mogelijkheid staat vrij voor reclamant om een principeverzoek in te dienen bij het college van Burgemeester en Wethouders. Indien het college van Burgemeester en Wethouders besluit om hier in principe medewerking aan te willen verlenen kan de bestemming op het perceel veranderd worden door het voeren van een separate bestemmingsplanprocedure.
  1. 2. Navolgend wordt ingegaan op de opmerkingen.
    1. a. Hetgeen op pagina 31 in de toelichting van het bestemmingsplan beschreven wordt, is een citaat uit het Waterbeheersplan van Waterschap Scheldestromen. Het bestemmingsplan wordt aangepast zodat dit duidelijk vermeld is en ook een koppeling gelegd wordt met pagina 64. De onduidelijkheid wordt hiermee weggenomen.
    2. b. In 1997 is bij de uitbreiding (zuidelijk deel) van de loods een bodemonderzoek uitgevoerd (Grond, Gewas en Milieu Laboratorium Zeeuws-Vlaanderen, kenmerk 1997/225, 11-01-1997). Uit dit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen noemenswaardige verontreinigingen in grond en grondwater zijn aangetroffen. Het grondwater is slechts licht verontreinigd.
      In 2001 zijn een drietal ondergrondse tanks gesaneerd en verwijderd. Hierbij is bodemonderzoek uitgevoerd (SMA Zeeland, kenmerk 805220, d.d. 15 juni 2001) en zijn geen noemenswaardige verontreinigingen gevonden. Verder zijn bij de Provincie Zeeland gegevens bekend. Uit onderzoek blijkt dat er voldoende onderzoek heeft plaatsgevonden. Aan de overzijde van de Jan Willem Frisostraat van het bedrijf CF Techniek) zijn ook onderzoeken bekend. Deze onderzoeken geven aan dat er geen noemenswaardige verontreinigingen zijn aangetroffen. Het noordelijk gelegen terrein betreft een voormalig gasfabrieksterrein waar sanering heeft plaatsgevonden. Deze sanering is in voldoende mate uitgevoerd.
    3. c. Wanneer zich in de toekomst nieuwe ontwikkelingen voordoen dient aangetoond te worden wat de consequenties zijn en wordt voor het specifieke geval beoordeeld of de bedrijfsmatige activiteiten zich verdragen met het wonen.
  2. 3. De agrarische bestemming op het perceel aan de Oostweg 73, kadastraal bekend gemeente Krabbendijke, sectie C, nummer 4946, zal veranderd worden naar de bestemming 'Wonen' zoals toegezegd door de gemeenteraad op 5 februari 2013. De ontwikkeling wordt gezien de omgeving uit ruimtelijk en stedenbouwkundig oogpunt acceptabel geacht.

Conclusie

  1. 1. Het te actualiseren bestemmingsplan van de kern Krabbendijke is een voornamelijk consoliderend bestemmingsplan. De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het ontwerp bestemmingsplan ''Krabbendijke''.
  2. 2. De zienswijze leidt tot de volgende conclusies.
    1. a. De zienswijze leidt tot aanpassing van de toelichting van het ontwerp bestemmingsplan ''Krabbendijke'' zodat de onduidelijkheid wordt weggenomen.
    2. b. Er zijn geen aanwijzingen dat de bodem ter plaatse van het bedrijf CF Techniek en directe omgeving op een dusdanige wijze verontreinigd is dat het een risico vormt voor de beoogde of bestaande bestemming. De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het ontwerp bestemmingsplan ''Krabbendijke''.
    3. c. De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het ontwerp bestemmingsplan ''Krabbendijke''.
  3. 3. De zienswijze leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan ''Krabbendijke'' ten aanzien van de percelen Oostweg 73 en 73A

Zienswijze 3, Pot Jonker Advocaten namens Van der Poel Dier en Verblijf B.V.

Samenvatting

Van der Poel Dier en Verblijf B.V. is sinds 2008 gevestigd op bedrijventerrein 'Nishoek' met een grootschalige detailhandelszaak in dierbenodigdheden en dierverblijven. Op de locatie worden onder andere grootverpakkingen diervoeder en dierenverblijven verkocht en de locatie fungeert als logistiek centrum voor goederen die via internet verkocht worden. Van der Poel Dier en Verblijf B.V. dient een zienswijze in tegen het ontwerp bestemmingsplan ''Krabbendijke'' en het ontwerp bestemmingsplan ''Oostpolderweg 2 Krabbendijke'' omdat in beide ontwerp bestemmingsplannen de mogelijkheid opgenomen wordt voor het vestigen van een webshop in speeltoestellen en onderkomens voor dieren aan de Oostpolderweg 2 in Krabbendijke. Op deze locatie zal een showroom van circa 400 m2 mogelijk gemaakt worden en ruimte voor opslag en distributie van de op internet te koop aangeboden artikelen. Van der Poel geeft in haar zienswijze aan dat deze ontwikkeling in strijd is met de Verordening Ruimte Provincie Zeeland en met het gemeentelijk planologisch beleid. Bovendien is niet genoeg aandacht besteed aan de vraag of er behoefte is naar een dergelijke detailhandelszaak en wat de consequenties van deze ontwikkeling zijn voor het bestaande aanbod. Ook de economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling is niet voldoende onderbouwd. Van der Poel Dier en Verblijf B.V. verzoekt om het ontwerp bestemmingsplan ''Oostpolderweg 2 Krabbendijke'' niet vast te stellen en het ontwerp bestemmingsplan '''Krabbendijke''' zodanig vast te stellen dat aan de zienswijze volledig tegemoet wordt gekomen.

Overweging

Van der Poel Dier en Verblijf B.V. heeft een zienswijze tegen zowel ontwerp bestemmingsplan ''Krabbendijke'' als ontwerp bestemmingsplan ''Oostpolderweg 2 Krabbendijke'' ingediend. Het gedeelte aan de Oostpolderweg 2 in Krabbendijke zal bij de vaststelling uit het bestemmingsplan verwijderd worden. De reden hiervoor is dat onder andere dat bestemmingsplan ''Krabbendijke'' en consoliderend plan is. In de separate bestemmingsplanprocedure die gevoerd wordt voor het bestemmingsplan ''Oostpolderweg 2 Krabbendijke'' zal inhoudelijk op de zienswijze ingegaan worden.

Conclusie

De zienswijze leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan ''Krabbendijke''. De specifieke regeling voor het gedeelte aan de Oostpolderweg 2 in Krabbendijke zal bij de vaststelling uit het bestemmingsplan verwijderd worden. Voor de ontwikkeling wordt een separaat juridisch-planologische procedure gevoerd.

Zienswijze 4, Tennet B.V.

Per brief van 7 maart 2013 deelt Tennet mede dat geen zienswijze wordt ingediend, omdat zich geen ondergrondse hoogspanningskabels noch bovengrondse hoogspanningslijnen binnen het gebied bevinden. Op 28 maart 2013 is alsnog een zienswijze ingediend, die dezelfde inhoud heeft als de eerder ingediende inspraakreactie.

Samenvatting

In het plangebied zijn de 150kV-hoogspanningsverbinding Goes-Woensdrecht van het vennootschap van Tennet B.V. gesitueerd. Er zijn zakelijke rechten gevestigd op een strook grond met een breedte van 40 meter op de percelen waarover de hoogspanningsverbinding loopt. Tennet B.V. verzoekt de gemeente om de bestemmingsregels zoals opgenomen in artikel 20 Leiding-Hoogspanningsverbinding aan te passen.

Reactie

De door Tennet B.V. voorgestelde bestemmingsplan regeling voegt vijf criteria toe ten aanzien van de regeling zoals die is opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan Krabbendijke. In het uitvoeringsverbod stelt Tennet B.V. voor om de volgende voorwaarden toe te voegen, te weten:

  1. 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. 2. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  3. 3. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  4. 4. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  5. 5. het permanent opslaan van goederen.

Het cirteria onder 1 was nog niet aanwezig in de regeling. Het is niet bezwaarlijk om dit criterium aan artikel 20.4.1 'Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning' toe te voegen.

Tennet B.V. stelt bovendien een toevoeging op de uitzonderingen op het uitvoeringsverbod voor:

Het bovenstaande is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  1. 1. die verband houden met de aanleg van de betreffende bovengrondse hoogspanningsleiding.

Het is niet bezwaarlijk om dit criterium aan artikel 20.4.2 'Uitzondering en op het uitvoeringsverbod' toe te voegen.

Tennet B.V. stelt tevens als voorwaarde voor de verlening van de omgevingsvergunning voor dat de leidingbeheerder schriftelijk advies wordt gevraagd. Ook dit criterium kan toegevoegd worden aan artikel 20.4.3 'Voorwaarden voor een omgevingsvergunning.

Conclusie

Het is niet bezwaarlijk om de criteria aan artikel 20 'Leiding – Hoogspanningsverbinding' toe te voegen. De zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan ''Krabbendijke'', waarbij het artikel uniform wordt gevormd als in bestemmingsplan Buitengebied.

8.3.3 Ambtshalve wijzigingen

Goot- en bouwhoogte Oostpolder

Gebleken is dat de goot- en bouwhoogte (6 meter respectievelijk 10 meter in het ontwerpbestemmingsplan) onjuist is overgenomen uit de vigerende regeling. Dit is bij vaststelling hersteld. Voor deze percelen geldt nu overeenkomstig de vorige regeling een goot- en bouwhoogte van 8,5 meter respectievelijk 12 meter.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bijlage 3 Staat Van Activiteiten

Bijlage 3 Staat van Activiteiten

Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Railverkeerlawaai

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek railverkeerlawaai

Bijlage 2 Vrijwaringszone Molenbiotoop

Bijlage 2 Vrijwaringszone Molenbiotoop

Bijlage 3 Toelichting Op De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging' En 'Bedrijventerrein'

Bijlage 3 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' en 'bedrijventerrein'

Bijlage 4 Inschaling Bedrijven

Bijlage 4 Inschaling bedrijven

Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 5 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 6 Evaluatierapport Bodemsanering Veilingterrein

Bijlage 6 Evaluatierapport bodemsanering veilingterrein

Bijlage 7 Onderzoek Externe Veiligheid Krabbendijke

Bijlage 7 Onderzoek Externe Veiligheid Krabbendijke

Bijlage 8 Externe Veiligheid K1-leidingen

Bijlage 8 Externe veiligheid K1-leidingen

Bijlage 9 Externe Veiligheid Toetsing Aan Het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen

Bijlage 9 Externe veiligheid toetsing aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen

Bijlage 10 Verantwoording Groepsrisico Veilingterrein

Bijlage 10 Verantwoording Groepsrisico Veilingterrein

Bijlage 11 Qra Gasleidingen Gemeente Reimerswaal

Bijlage 11 QRA gasleidingen gemeente Reimerswaal

Bijlage 12 Toelaatbaarheid Activiteiten In Woningen

Bijlage 12 Toelaatbaarheid activiteiten in woningen

Bijlage 13 Toelichting Bijzondere Woonvormen

Bijlage 13 Toelichting bijzondere woonvormen

Bijlage 14 Wateradvies

Bijlage 14 Wateradvies

Bijlage 15 Ruimtelijke Onderbouwing Oostweg 48a

Bijlage 15 Ruimtelijke onderbouwing Oostweg 48a