KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Doel
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Huidige Situatie
2.2 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Natuur
4.10 Verkeer En Parkeren
4.11 Water
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Activiteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerreinen'
Bijlage 3 Landschapsplan
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 2 Nader- En Afperkend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Stikstofberekening
Bijlage 6 Inrichtingstekening Parkeren
Bijlage 7 Vooroverlegreactie Waterschap

Zuidweg 16a en 16b, Krabbendijk

Bestemmingsplan - Gemeente Reimerswaal

Vastgesteld op 21-01-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Zuidweg 16A en 16B, Krabbendijke met identificatienummer NL.IMRO.0703.02KrBPZuidweg16-va01 van de gemeente Reimerswaal.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw (aanbouw) of een functioneel deel van een hoofdgebouw (uitbouw), dat daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een afzonderlijke uiterlijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aan- of uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 arbeidsmigrant

economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis.

1.11 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een certificaat archeologie beschikt.

1.12 archeologisch vooronderzoek

archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend.

1.13 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen. Daar waar in de regels van het bestemmingsplan gesproken wordt over 'bedrijf' dient tevens te worden gelezen 'bedrijfsactiviteit'.

1.17 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor een huishouden, waarvan huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.18 bedrijfsvloeroppervlak

de oppervlakte op vloerniveau van een kantoor, winkel of bedrijf volgens NEN 2580, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.19 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.20 bestaande bebouwing

bebouwing zoals die bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.24 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.25 bewoonbaar vloeroppervlak

de gebruiksoppervlakte van de leefruimten in een gebouw volgens NEN 2580. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

1.26 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.27 bijzondere woonvormen

een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.

1.28 bodemingrepen

werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.36 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok kan uitkomen en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlakken zijn geplaatst.

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.39 erkende partij

een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over het voor het archeologisch onderzoek noodzakelijke certificaat conform de BRL 4000.

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.42 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.43 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.44 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid of daarmee vergelijkbare activiteiten, geheel of overwegend door handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de aan- of uitbouwen kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft. Hiertoe worden in ieder geval gerekend activiteiten zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.45 logies

het (bedrijfsmatig)(nacht) verblijf aanbieden, waarbij de betreffende personen het hoofdverblijf elders hebben.

1.46 logies voor arbeidsmigranten

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

1.47 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.48 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.49 Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal

de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal op 25 juli 2016 vastgestelde 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016' dan wel de opvolger van deze nota.

1.50 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.51 ondergeschikt

in aard en omvang of functioneel, ruimtelijke en/of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie/gebouw. In geval er onduidelijkheid is over ondergeschikt zijn van een activiteit kan een externe deskundige hierover advies geven.

1.52 opslag en distributie voor internetverkoop

detailhandel via internet en andere media, waar een elektronische transactie tot stand komt, al dan niet met:

  1. a. opslag- en verzendfunctie;
  2. b. beperkte mogelijkheid tot afhalen en afrekenen;
  3. c. beperkte mogelijkheid goederen ter plaatse te bekijken.

1.53 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.54 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen;

1.55 Staat van Activiteiten

de Staat van Activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.56 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.

1.57 tijdelijke woongelegenheid

een tijdelijk bouwwerk in één bouwlaag, bedoeld voor de tijdelijke huisvesting van een huishouden.

1.58 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.59 voorgevelrooilijn

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.60 vuurwerk

voorwerpen gevuld met ontplofbare of brandbare lichtgevende mengsels.

1.61 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.62 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakkapellen

indien zich aan de voorzijde of zijkant van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte en op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%, wordt de goot of het boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580, gelegen binnen de buitenste/scheidende muren inclusief dragende en niet-dragende binnenmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerreinen';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. groen;
    2. 2. keerwanden;
    3. 3. laad- en losvoorzieningen;
    4. 4. nutsvoorzieningen;
    5. 5. parkeervoorzieningen;
    6. 6. toegangs- en achterpaden;
    7. 7. water;
    8. 8. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. beplantingen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. waterpartijen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - voorwaardelijke verplichting': de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein conform het in Bijlage 3 opgenomen landschapsplan;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. bermen;
    2. 2. bermsloten;
    3. 3. voet-, toegangs- en fietspaden.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    1. 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 meter;
    2. 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    3. 3. lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    4. 4. speelvoorzieningen: 3 meter;
    5. 5. vrijstaande antennes: 10 meter;
    6. 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorieën 2, terreinen van archeologische waarde en 3, gewaardeerde stad- en dorpskernen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 0,4 m onder het maaiveld wordt geplaatst.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 4, hoge verwachting.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 0,4 m onder het maaiveld wordt geplaatst.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 5, gematigde verwachting.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 0,4 m onder het maaiveld wordt geplaatst.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Overschrijding voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  3. c. terreinafscheidingen.

9.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

9.3 Percentages

Een in deze regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van de desbetreffende gronden ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mogen de betreffende gronden volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

Er dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, waarbij voldaan moet worden aan het bepaalde in de Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan voor overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en/of bouwwerken, of wanneer dit uit esthetisch en/of stedenbouwkundig oogpunt gezien wenselijk is, danwel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag per bouwperceel met niet meer dan 10% worden overschreden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Bouwen in strijd met het plan

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 12.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 onder a met maximaal 10%;
  3. c. het in lid 12.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Gebruik in strijd met het plan

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. het in lid 12.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Zuidweg 16A en 16B, Krabbendijke'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het perceel Zuidweg 16 in Krabbendijke is op het bedrijventerrein Zuidweg gelegen. Op het perceel was het bedrijf Minnaard Transport gevestigd. Dit bedrijf is verhuisd en op het perceel vinden momenteel geen bedrijfsactiviteiten plaats. Het voornemen van de (voormalige) eigenaar is om het perceel op te delen in meerdere kleinere bedrijfskavels. Daarmee wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke beleidsdoelstelling om ontwikkelingsruimte te creëren voor startende en doorgroeiende bedrijven met een lokale binding. Een aantal kavels zijn reeds verkocht. Twee van deze kavels worden ingericht als woon-werkkavels met een bedrijfswoning. Het geldende bestemmingsplan 'Krabbendijke' maakt de realisatie van bedrijfswoningen niet mogelijk. Daarom dient voor deze twee kavels het bestemmingsplan te worden gewijzigd. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in het planologisch mogelijk maken van de voorgestane ontwikkelingen.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen in de kern Krabbendijke op het bedrijventerrein Zuidweg. Het perceel Zuidweg 16 is opgeknipt in vier kadastrale percelen. Het plangebied bestaat uit twee van de vier kadastrale percelen, te weten Reimerswaal, sectie F, 422 en 425 (zie afbeelding 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPZuidweg16-va01_0001.png"

Afbeelding 1 | Plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, bewerking Juust)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Krabbendijke' van de gemeente Reimerswaal. Dit bestemmingsplan is op 25 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Bedrijf' en 'Groen'. Daarnaast ligt over het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Tevens zijn de bestemmingsplannen 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen', 'Krabbendijke 1e herziening' en 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen 2019' van kracht.

Bestemmingsplan Krabbendijke

Bedrijf
De gronden ter plaatse van de bedrijfsbestemming zijn bestemd voor bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen. Voor het bouwen van gebouwen geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Het gehele bouwvlak mag bebouwd worden.

Groen
De gronden ter plaatse van de groenbestemming zijn bestemd voor beplantingen, speelvoorzieningen, waterpartijen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en bij de bestemming behorende voorzieningen zoals bermen, bermsloten, voet- en fietspaden en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Waarde-Archeologie 2
Voor de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' is opgenomen dat de aangewezen gronden mede bestemd zijn voor het behoud, bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde van rijkswege. Om één en ander te waarborgen is een vergunningstelsel van toepassing.

'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen', 'Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen 2019' en 'Krabbendijke 1e herziening'

De parapluherzieningen voorzien allereerst in het opnemen van een parkeerregeling in de geldende bestemmingsplannen voor de kernen en bedrijventerreinen in de gemeente Reimerswaal. Tevens worden door middel van deze herzieningen enkele verbeteringen aangebracht in de regeling van de geldende bestemmingsplannen voor de kernen en bedrijventerreinen. Het bestemmingsplan 'Krabbendijke 1e herziening' heeft inhoudelijk geen betrekking op het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPZuidweg16-va01_0002.png"

Afbeelding 2 | uitsnede uit het vigerend bestemmingsplan 'Krabbendijke' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het project toegelicht. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende milieuaspecten beoordeeld. Hoofdstuk 5 bevat de beschrijving van de juridische aspecten. In hoofdstuk 6 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Huidige Situatie

Bedrijventerrein Zuidweg
Het plangebied betreft een deel van een bedrijfsperceel op het bedrijventerrein Zuidweg te Krabbendijke. Het bedrijventerrein Zuidweg is ten zuiden van Krabbendijke gelegen en is te bereiken via de N289 Oude Rijksweg. Het bedrijventerrein is een langgerekt bedrijventerrein langs de Zuidweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPZuidweg16-va01_0003.png"

Afbeelding 3 | Ligging bedrijventerrein Zuidweg (bron: Juust)

Het bedrijventerrein Zuidweg betreft een lokaal bedrijventerrein waar wonen en werken gecombineerd wordt. Op het bedrijventerrein zijn voornamelijk kleinere en middelgrote bedrijven aanwezig. Grootschalige bedrijven komen niet voor. Bij een groot deel van de bedrijven is een bedrijfswoning aanwezig.

Zuidweg 16
Het perceel Zuidweg 16 is aan de westzijde van de Zuidweg gelegen. Ter plaatse was het transportbedrijf Minnaard aanwezig. Op het perceel stond één grote loods met rondom verhard terrein (zie afbeelding 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPZuidweg16-va01_0004.png"

Afbeelding 4 | Voormalige loods Minnaard Transport (bron: Streetview GoogleMaps)

Het totale perceel Zuidweg 16 heeft een oppervlakte van ruim 1 hectare. Het plangebied (kadastrale percelen 422 en 425) heeft een oppervlakte van circa 3.600 m2.

De loods van Minnaard Transport is inmiddels gesloopt en er is gestart met de voorbereidingen voor de bouw van de bedrijfsloodsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPZuidweg16-va01_0005.jpg"

Afbeelding 5 | Huidige situatie plangebied (bron: Juust)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPZuidweg16-va01_0006.jpg"

Afbeelding 6 | Huidige situatie plangebied (bron: Juust)

2.2 Beoogde Situatie

Het voornemen is om op een deel van het perceel Zuidweg 16 twee bedrijfswoningen mogelijk te maken. Het betreft een bedrijfswoning op het kadastrale perceel RMW00F422 en kadastraal perceel RMW00F425. Op het kadastrale perceel RMW00F422 zal zich Bouwbedrijf Slabbekoorn vestigen. Op het kadastrale perceel RMW00F425 zal zich Constructiebedrijf P. van Burg vestigen. De bedrijfsloodsen zijn reeds op basis van het geldende bestemmingsplan vergunbaar.

De bedrijfswoningen worden aan de voorzijde van de percelen gesitueerd, waarbij de voorgevel gericht is op de Zuidweg. De woningen bestaan uit één bouwlaag met een kap en hebben een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. De bedrijfsloodsen hebben een maximale goothoogte van 7 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Als minimale grootte van een bedrijfspand voor volwaardige bedrijfsmatige activiteiten wordt door gemeente een oppervlakte van 300 m2 reëel geacht. De bedrijfsloods van Bouwbedrijf Slabbekoorn heeft een brutovloeroppervlakte van bijna 400 m2 (grondoppervlakte van 356,25 m2). De bedrijfsloods van Constructiebedrijf P. van Burg heeft een brutovloeroppervlakte van ruim 500 m2 (grondoppervlakte van 450 m2). Hiermee is de brutovloeroppervlakte groter dan 300 m2 en is er sprake van volwaardige bedrijfsmatige activiteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPZuidweg16-va01_0007.png"

Afbeelding 7 | Impressie toekomstige situatie (bron: Constructiebedrijf P. van Burg)

De twee percelen krijgen op de Zuidweg een gezamenlijke inrit van 8 meter breed zodat er voldoende ruimte is voor vrachtwagens om vanaf de weg de percelen op te draaien en andersom en het aantal in- en uitritten op de Zuidweg beperkt blijft.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

De structuurvisie heeft voornamelijk betrekking op het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland, het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid en het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin waarden behouden zijn.

Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft aan dat wanneer er geen sprake is van een groter planologisch beslag op de ruimte en niet is voorzien in een functiewijziging, er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In onderhavig geval blijft de huidige bedrijfsbestemming gehandhaafd. Er is geen groter planologisch beslag ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten: de oppervlakte van de bedrijfsbestemming wordt niet vergroot en de toegestane milieucategorie blijft ongewijzigd. Er is geen sprake van een functiewijziging, anders dan het toevoegen van bedrijfswoningen. Conform jurisprudentie zijn bouwplannen met minder dan 11 woningen geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van twee bedrijfswoningen en daarmee dus niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven.

Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

Nationale Omgevingsvisie (Ontwerp)

Gemeenten, provincies en het Rijk worden verplicht om een omgevingsvisie op te stellen vanuit de nieuwe Omgevingswet. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Het ontwerp van de NOVI is in juni 2019 verschenen. De NOVI kent ondermeer de volgende vier prioriteiten:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het beleid uit de NOVI bevat geen specifieke zaken die betrekking hebben op de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.

Conclusie

Uit het voorgaande blijkt dat de ontwikkeling past binnen het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsplan Zeeland 2018

Op 21 september 2018 heeft de provincie een nieuw Omgevingsplan vastgesteld waarin alle provinciale beleidsvisies over de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. Dit Omgevingsplan dient als overbrugging naar de toekomstige Omgevingsvisie onder de Omgevingswet.

Op kaart 1 "Bedrijventerreinen, haventerreinen en industrie" behorende bij het omgevingsplan is het bedrijventerrein Zuidweg aangewezen als 'kleinschalig bedrijventerrein'. Bestaande kleinschalige terreinen hebben eenmalig de mogelijkheid voor een beperkte afronding, indien de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse verbetert. De provincie zet in op concentratie van bestaande en nieuwe industrie. Hiermee wordt invulling gegeven aan de kaders vanuit de duurzaamheidsladder voor alle stedelijke ontwikkelingen.

Het doel van de provincie is een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland, met voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad te realiseren. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop. Hier stelt de provincie de Zeeuwse burger en zijn of haar woonwensen centraal.

Met de herontwikkeling van het perceel Zuidweg 16 wordt aangesloten bij het provinciaal beleid. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik door op een bestaand bedrijfsperceel - waar momenteel geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden - nieuwe bedrijfsvestigingen mogelijk te maken. Daarbij wordt voorzien in een behoefte aan bedrijfsgebouwen voor startende of doorgroeiende ondernemers. Daarnaast kan deze ontwikkeling positief bijdragen aan de vitaliteit van het bedrijventerrein Zuidweg. Nieuwe en ambitieuze ondernemers kunnen zorgen voor een opwaartse dynamiek op het terrein. Nieuwbouw van bedrijfsgebouwen kan ook de ruimtelijke kwaliteit een impuls geven.
Met de herontwikkeling van het bedrijfsperceel Zuidweg 16 ontstaat geen knelpunt met het bedrijventerreinprogramma, aangezien de totale oppervlakte aan gronden met een bedrijfsbestemming niet wijzigt.

Omgevingsverordening Zeeland 2018
De provincie Zeeland heeft, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet, op 21 september 2018 een nieuwe Omgevingsverordening vastgesteld. Ten aanzien van het onderwerp 'bedrijventerreinen' is uitsluitend een regeling opgenomen voor de uitbreiding van kleinschalige bedrijventerreinen. Ten aanzien van het thema 'wonen' is uitsluitend een regeling opgenomen voor kleinschalige locaties in het buitengebied. Van beide gevallen is hier geen sprake.

3.3 Regionaal Beleid

Regionale woningmarktafspraken
De vijf gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland en Reimerswaal stellen de volgende kernthema's vast, die de basis vormen voor de woningmarktafspraken:

  1. 1. realistische woningbouwproductie;
  2. 2. bundeling op basis van de lange termijn behoefte in de markt, de vraagkant dus;
  3. 3. kwaliteit voor kwantiteit;
  4. 4. aanpak bestaande woningvoorraad, ook particuliere koopvoorraad;
  5. 5. wonen en zorg;
  6. 6. regionale prestatieafspraken met corporaties;
  7. 7. arbeidsmigranten;
  8. 8. grondprijzen voor woningbouw;
  9. 9. monitoring.

Bedrijfswoningen tellen mee als volwaardige woningen in de woningmarktafspraken, omdat de bewoners hiervan niet anders zijn dan bewoners van reguliere woningen. Het feit dat een bedrijfswoning alleen voor een ondernemer beschikbaar is, maakt hiervoor geen verschil. Door verhuizingen naar bedrijfswoningen komen namelijk ook weer reguliere woningen in de bestaande woningvoorraad beschikbaar.
De resterende planningsruimte biedt nog mogelijkheden om enkele bedrijfswoningen mogelijk te maken. Op dit moment is er nog planningsruimte, op basis van de woningmarktafspraken, om twee (bedrijfs)woningen te realiseren.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen (2012)

Deze structuurvisie van de gemeente Reimerswaal geeft het ruimtelijk beleid weer, maar gaat ook in op de wijze waarop de uitwerking van dit beleid wordt gerealiseerd. De uitvoeringsparagraaf van de structuurvisie vormt de invulling van de wettelijke mogelijkheid van een structuurvisie als basis voor verevening tussen projecten en voorziet daartoe in fondsen.

Doelstelling van het beleid voor bedrijven is het verder versterken van de lokale economische structuur, door het bieden van ruimte voor economische ontwikkeling van lokale bedrijvigheid. Randvoorwaarde is dat dit geen negatief effect heeft op het woonklimaat. De gemeente Reimerswaal zet waar mogelijk in op revitalisering en herstructurering van bestaande verouderde bedrijventerreinen. Reimerswaal heeft de mogelijkheid om twee bestaande bedrijventerreinen nog uit te breiden. Een verdere uitbreiding van de lokale (kerngebonden) bedrijventerreinen past niet in het gemeentelijke en provinciale beleid. De uitbreiding van deze kleine aan een kern gebonden bedrijventerreinen kan immers gevolgen hebben voor de nabije woon- en leefomgeving. Een uitzondering hierop is mogelijk het bijzondere lokale bedrijventerrein Zuidweg in Krabbendijke. Het wordt gewenst geacht, dat er in Krabbendijke ruimte blijft voor verdere ontwikkeling van bedrijven die nu in de kern van Krabbendijke zijn gevestigd.

Doelstelling voor het ruimtelijk beleid voor Krabbendijke is de verdere kwaliteitsverbetering van de kern. Hierbij wordt ingezet op behoud van het goede woon- en leefklimaat met een hoog voorzieningenniveau. Het woonwerkgebied rond de Zuidweg is een bedrijventerrein met een bijzondere structuur. Hier worden wonen en werken gecombineerd tot een uniek woonwerkgebied. Dit terrein kan bij uitstek dienen als 'kraamkamer' voor startende bedrijven en voor de ontwikkeling van Krabbendijkse bedrijven die nu in de kern zijn gevestigd.

Onderhavig plan waarbij één groot bedrijfsperceel wordt opgesplitst in meerdere kleinere bedrijfspercelen, waarvan twee met een bedrijfswoning, past binnen het gemeentelijke beleid om op het bedrijventerrein Zuidweg ruimte te bieden aan doorgroeiende ondernemers uit de kern en wonen in combinatie met werken mogelijk te maken.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal
Omdat archeologie in de eerste plaats een gemeentelijke verantwoordelijkheid is, heeft de gemeente Reimerswaal archeologiebeleid opgesteld voor het gehele grondgebied, inclusief de waterbodems (22-11-2011). Dit archeologiebeleid bestaat uit een "Deel A: Beleidsnota archeologie" en een "Deel B: Toelichting beleidskaart". Deel B is een (ruimtelijke) uitwerking van het archeologiebeleid (deel A).

Op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid kan worden bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in acht categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologische waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven.

Ter plaatse van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 2'. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 250 m2 per bouwwerk of niet dieper reiken dan 40 centimeter per bouwwerk (categorie 4). De bedrijfsloodsen zijn reeds op basis van het vorige geldende bestemmingsplan vergunbaar. De bedrijfswoningen hebben een oppervlakte van circa 150 m2 per woning. De functieaanduiding 'bedrijfswoning' is daar ruim rondom gelegd en heeft een oppervlakte van 225 m2 per aanduiding. Daarmee wordt per woning onder de 250 m2 gebleven en is het uitvoeren van archeologisch onderzoek niet nodig. De dubbelbestemming blijft behouden.

Het is mogelijk dat tijdens de uitvoeringsfase archeologische sporen aan het licht komen. Voor dit soort vondsten geldt een wettelijke meldingsplicht ex. artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Het plangebied maakt deel uit van het bedrijventerrein Zuidweg. Op dit bedrijventerrein zijn hoofdzakelijk bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.2 toegestaan. De meest noordelijke percelen van dit bedrijventerrein zijn vanwege de ligging nabij de woonkern bestemd voor bedrijfsactiviteiten in een lagere milieucategorie, namelijk milieucategorie 3.1.

Het voornemen is om op de percelen een bouwbedrijf en een constructiebedrijf te vestigen. Het bouwbedrijf valt conform de Staat van Bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.1 (bouwbedrijven algemeen b.o. <= 2.000 m2). Het constructiebedrijf valt in milieucategorie 3.2(constructiewerkplaats, gesloten gebouw). Daarmee passen de bedrijfsactiviteiten op het bedrijventerrein.

Voor beide bedrijfsactiviteiten vormt geluid het maatgevende aspect. Hiervoor dient ten aanzien van een bouwbedrijf een afstand van 30 meter te worden aangehouden en voor de aspecten geur en stof respectievelijk 0 en 10 meter (op basis van gemengd gebied). Ten aanzien van de constructiewerkplaats geldt voor geluid een afstand van 50 meter en voor de aspecten geur en stof 10 meter (op basis van gemengd gebied). De activiteiten die geur en stof veroorzaken vinden inpandig plaats. Uitsluitend het laden en lossen van goederen vindt buiten de bedrijfsgebouwen plaats. Ook gezien de grootste afstand van 10 meter die hiervoor aangehouden dient te worden, vormen de aspecten geur en stof geen belemmering.

Ten behoeve van de realisatie van de bedrijfswoningen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om na te gaan of ter plaatse van de bestaande en nieuw te realiseren bedrijfswoningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Tevens is onderzocht of de realisatie van de bedrijfswoningen een belemmering vormt voor de bedrijfsactiviteiten van de bedrijven in de omgeving. Het akoestisch onderzoek is door Kraaij Akoestisch adviesbureau uitgevoerd. Het rapport is in Bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen.

In het akoestisch onderzoek is voor wat betreft de berekende geluidsbelasting aangesloten bij de geluidrichtlijnen van de VNG-brochure, behorende bij een 'gemengd gebied'. De geluidrichtlijnen ter plaatse van de inrichting en in de directe nabijheid van de inrichting zijn:

  • 50 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau;
  • 70 dB(A) in de dag-, 65 dB(A) in de avond- en 60 dB(A) in de nachtperiode voor het maximaal geluidniveau (piekgeluiden).

Uit de rekenresultaten blijkt dat de richtwaarde van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 50 dB(A) in de dagperiode voor beide bedrijven niet wordt overschreden. Er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook zullen beide bedrijven kunnen voldoen aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.
De richtwaarde van 70 dB(A) voor het maximaal geluidniveau wordt op de bestaande bedrijfswoningen niet overschreden, maar wel op beide nieuwe bedrijfswoningen. Doordat de bedrijfsloodsen achter de bedrijfswoningen zijn gelegen, vinden transportbewegingen plaats over de in- en uitrit op een relatief korte afstand van de belendende bedrijfswoningen. Een optrekkende vrachtwagen is hierbij bepalend voor het maximaal geluidniveau. Hierbij dient te worden opgemerkt dat bij toetsing aan het Activiteitenbesluit milieubeheer deze overschrijding niet optreedt omdat:

  1. 1. de norm voor de dagperiode 75 dB(A) bedraagt en daarmee dus minder streng is dan in het ruimtelijk spoor;
  2. 2. maximale geluidniveaus die optreden in de dagperiode en verband houden met laad- en losactiviteiten niet hoeven te worden getoetst.

Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te realiseren zijn meerdere maatregelen denkbaar, waaronder het plaatsen van een geluidsscherm op de perceelsgrens tussen de twee bedrijven of het voorzien van de achtertuinen met een geluidafschermende tuinafscheiding en de zijgevels uit te voeren als dove gevel. Het plaatsen van een geluidsscherm op de perceelsgrens is niet wenselijk omdat de in- en uitrit breed genoeg moet blijven voor het vrachtverkeer. Daarom is er voor gekozen om de achtertuinen te voorzien van een geluidafschermende tuinafscheiding van 2 meter hoog. Hiermee wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de achtertuin geboden. De overschrijding van de richtwaarden op de zijgevels van de bedrijfswoningen kan worden opgelost door de zijgevels doof uit te voeren. Dit geldt overigens alleen voor de dagperiode (7.00u-19.00u). In de avond- en nachtperiode zal de richtwaarde uit de VNG brochure voor het maximaal geluidniveau nog wel worden overschreden. Vanuit het ruimtelijke ordeningsspoor zijn voertuigbewegingen in de avond- en nachtperiode niet mogelijk. Omdat in het milieuspoor (Activiteitenbesluit milieubeheer) een ruime geluidnorm van toepassing is, zijn transportbewegingen in de avondperiode nog wel mogelijk, mits de zijgevels van beide woningen als dove gevel worden uitgevoerd. Transportbewegingen in de nachtperiode (23.00-7.00u) zijn ook in het milieuspoor niet mogelijk. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin is geregeld, dat de bedrijfswoningen uitsluitend in gebruik mogen worden genomen als voldaan wordt aan de maximale geluidsbelasting of maatregelen getroffen worden, zodat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Tegenover het plangebied bevindt zich Pagee Banden op het perceel Zuidweg 25. Dit bedrijf verzorgt APK keuringen en onderhoud aan auto's. Daarnaast levert dit bedrijf allerlei soorten banden en biedt service op gebied van bandenmontage, -reparatie en opslagruimte voor zomer- en winterbanden. De afstand van de rand van het parkeerterrein tot de voorgevelrooilijn van de nieuwe bedrijfswoningen is circa 35 meter. Op basis van de VNG brochure geldt voor transportmiddelenindustrie een richtafstand van 10 meter voor de aspecten geur en stof en voor geluid een afstand van 50 meter (uitgaande van gemengd gebied). Omdat er zich in het verleden in deze richting geen geluidgevoelige objecten bevonden, is onderzocht of de vestiging van de bedrijfswoningen een belemmering vormen voor de bedrijfsvoering van Pagee Banden. In dat kader is de geluidbelasting van Pagee Banden bepaald aan de hand van de activiteiten die ter plaatse van het bedrijf plaatsvinden. Voor inrichtingen die op een bedrijventerrein zijn gelegen en niet direct aansluitend aan de gevoelige functie geldt een geluidnorm van 55 dB(A). Uit de berekening is voortgekomen dat Pagee Banden een geluidbelasting van minder dan 55 dB(A) op de voorgevelrooilijn van de nieuwe bedrijfswoningen produceert en daarmee voldaan wordt aan de geluidnorm van 55 dB(A) in de dagperiode uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Pagee Banden wordt niet in zijn bedrijfsuitvoering belemmerd als gevolg van de realisatie van de bedrijfswoningen.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Voor het gehele perceel Zuidweg 16 is in 2004 een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit is voortgekomen dat op een deel van het kadastrale perceel 425, verontreinigingen aanwezig zijn. Omdat het uitgevoerde onderzoek gedateerd is, is dit onderzoek geactualiseerd. Door ARA Adviesburo B.V. is een nader- en afperkend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport (d.d. 02-10-2019) is als Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Uit dit onderzoek komt voort dat de in het verleden hogere waarden voor Benzeen en Xylenen ter plaatse van de huidige was- en tankplaats niet meer zijn aangetroffen. De eerder gevonden bodemverontreiniging ter plaatse van de voormalige was- en aftankplaats is grotendeels niet meer aangetroffen. De nu nog aanwezige ernstige verontreiniging in de bovengrond (zandcunet) wordt geschat op een volume van circa 10 tot 15 m3. Omdat de bodem hier sowieso geroerd gaat worden bij het bouwrijpmaken, wordt deze verontreiniging al in een ruime mate weggenomen. De vrijkomende grond moet naar een grondreiniger. Ten aanzien van de verontreiniging van minerale olie rond peilbuis D03 wordt aanbevolen om tegelijk met het weghalen van de OWS-installatie met bijbehorend leidingwerk, ook de bodem (circa 30 m3) met verontreinigd grondwater weg te nemen. De vrijkomende grond moet naar een grondreiniger. De sterke verontreiniging met Nikkel lijkt, gezien haar grilligconcentratieverloop door de tijd en het heterogeen verdeeld zijn over het terrein van natuurlijke oorsprong te zijn.
Ten aanzien van de beoogde bestemming geldt dat uit de resultaten van het nader onderzoek blijkt, dat de bodem, behoudens het bekende sterk verontreinigde terreindeel (voormalige was- en aftankplaats) en het grondwater rond D03, D03A en D03B, milieuhygiënisch, voor de onderzochte parameters geschikt is voor het beoogde doel "bedrijf met woning'.
In overleg met de gemeente wordt een definitief saneringsplan gemaakt. Op basis van dit saneringsplan wordt het terrein zodanig gesaneerd dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie.

Door ARA Adviesburo B.V. is voor het kadastrale perceel 422 een bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport (d.d. 14-11-2018) van dit onderzoek is als Bijlage 3 bij deze toelichting gevoegd. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van protocol NEN 5725 bij het vooronderzoek en protocol NEN5740. In de onderzoeksstrategie wordt afhankelijk van het vooronderzoek uitgegaan van een onverdachte locatie, waarmee bedoeld wordt, dat er geen vermoedelijke verontreiniging van de te onderzoeken parameters aanwezig wordt geacht op de locatie. Op de locatie zijn acht boringen uitgevoerd. Het te onderzoeken terrein en de locaties van de boringen is vooraf geïnspecteerd met betrekking tot bijzonderheden, waaronder zichtbare verontreinigingen en asbest. De boorpunten zijn uitgezet volgens een vooropgesteld boorplan rekening houdend met KLIC informatie en eerdere boorpunten.

Uit de toetsing blijkt dat de bodem mengmonster:

  • BG1 niet verontreinigd is op de onderzochte parameters.
  • BG2 niet verontreinigd is op de onderzochte parameters.
  • OG (ondergrond) niet verontreinigd is op de onderzochte parameters.
  • GW (grondwater) licht verontreinigd is met Molybdeen.

Uit de getoetste waarden blijkt dat voor het kadastrale perceel 422 de bodem milieuhygiënisch, voor de onderzochte parameters, geschikt is voor het beoogde doel van een bedrijf met woning.

4.5 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Het beleid rondom externe veiligheid is in ontwikkeling. Voor het begrip "Externe Veiligheid" zal in de toekomst de term "Omgevingsveiligheid" gebruikt gaan worden. Bij het beoordelen van de omgevingsveiligheid in bestemmingsplannen wordt het Advieskader Omgevingsveiligheid van de Veiligheidsregio Zeeland gebruikt.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico geeft de kans weer om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een persoon die de gehele tijd op die plaats aanwezig is. Het plaatsgebonden risico kan op de kaart van één gebied worden weergegeven met zogeheten risicocontouren. In of in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen PR-contouren.

Groepsrisico
Het groepsrisico is de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het groepsrisico is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting.

Risicokaart
De risicokaart biedt een visueel overzicht van de risicosituaties. Op de risicokaart zijn diverse risicobronnen weergegeven en deze geeft informatie over de verschillende soorten risico's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPZuidweg16-va01_0008.png"

Afbeelding 8 | Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)

Inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit moet individuele en groepen burgers een basisbeschermingsniveau garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een inrichting. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. In het plangebied zelf zijn geen inrichtingen aanwezig die van belang zijn in het kader van externe veiligheid. Volgens de risicokaart bevindt zich wel een inrichting in de nabijheid van het plangebied. Dit betreft geen Bevi-inrichting.

Propaantank
Op een afstand van circa 450 meter van het plangebied ligt een bovengrondse propaantank (Vogelaar Vredehof B.V.) met een inhoud van 5.000 liter en een risicocontour (PR10-6) van 10 meter. De effectafstand dodelijk bedraagt 235 meter en de effectafstand gewond 390 meter. Het plangebied ligt dus buiten de PR10-6 risicocontour en de effectafstanden.

Transportroutes
Voor het transport van gevaarlijke stoffen is met name de Wet vervoer gevaarlijke stoffen relevant. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden waarmee het verplicht is geworden transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd vast te leggen in het bestemmingsplan. Op 1 april 2015 is de Regeling basisnet in werking getreden. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

A58
Op ongeveer 450 meter vanaf het plangebied ligt de snelweg A58. Het betreft het traject A58: afrit 32 (Kruiningen) - Knooppunt Markiezaat (wegvak Ze10). Voor dit tracé geldt een plasbrand-aandachtsgebied (PAG) dat reikt tot maximaal 30 meter vanaf de buitenste rijlijn. Dit gebied reikt daarmee niet tot het plangebied. Het plangebied ligt ook buiten de 10-6 contour (0 meter). De ontwikkeling ligt wel binnen het invloedsgebied (1.500 meter) van de A58 waardoor een beperkte verantwoording van het GR van toepassing is (Bevt, artikel 7).

Spoor
Ten noorden van het plangebied ligt, op een afstand van circa 1.100 meter het spoortraject Sloehaven-Roosendaal West. Over dit traject worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het traject beschikt niet over een plasbrandaandachtsgebied en heeft een PR10-6 contour van 0 meter. De ontwikkeling ligt wel binnen het invloedsgebied (1.500 meter) van het spoortraject waardoor een beperkte verantwoording van het GR van toepassing is (Bevt, artikel 7).

Buisleidingen
Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) zijn gemeenten verplicht de leidingen die niet in stroken liggen, reeds bestaand of nieuw op te nemen in het bestemmingsplan met een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de leiding. Verder dient op grond van het Bevb voor alle leidingen rekening te worden gehouden met de risiconormering die voor buisleidingen voor gevaarlijke stoffen geldt.
Aan de noordkant van Krabbendijke ligt een buisleidingenstrook waarin twee aardgasleidingen en een ruwe olieleiding liggen die onder het Bevb vallen. De invloedsgebieden van de aardgasleidingen bedragen 160 meter (10" leiding) en 580 meter (48" leiding). Het invloedsgebied van de olieleiding bedraagt 47 meter. Het plangebied is buiten het invloedsgebied van de leidingen gelegen. Nader onderzoek of verantwoording ten aanzien van de buisleidingen is niet nodig.

Verantwoording groepsrisico A58 en spoor

Beheersbaarheid
In het plangebied worden twee bedrijfswoningen toegevoegd. Daarmee zal het aantal personen in het invloedsgebied beperkt toenemen. Deze toename is te verwaarlozen ten aanzien van het groepsrisico.

Bereikbaarheid en bestrijdbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid als bestrijdbaarheid van calamiteiten op het gebied van externe veiligheid is het van belang dat de bereikbaarheid voor hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd is. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om haar taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van het incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende / adequaat aanwezigheid zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering te allen tijde een belangrijke rol. Het plangebied is vanaf twee kanten bereikbaar via de Zuidweg, waarbij de route vanaf de Oude Rijksweg de meest doorgaande route is. De percelen grenzen direct aan de Zuidweg waar voldoende ruimte is voor opstelplaatsen voor de brandweer. Op de percelen zelf is een brede gezamenlijke in- en uitrit waar ook voldoende ruimte is voor opstelplaatsen voor de brandweer.

Zelfredzaamheid
De woningen betreffen bedrijfswoningen behorende bij het bedrijf op het perceel. De eigenaars van de bedrijven (met gezin) zijn de bewoners van de woningen. Aangenomen kan worden dat deze personen goed zelfredzaam zijn.

Conclusie
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidshinder bij geluidsgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.

De ontwikkeling die in dit plan wordt mogelijk gemaakt, betreft de bouw van twee bedrijfswoningen. Dit betreffen geluidsgevoelige objecten. In het kader van bedrijven en milieuzonering is in paragraaf 4.3 reeds getoetst aan het aspect industrielawaai. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat met het nemen van enkele maatregelen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor wat betreft industrielawaai ter plaatse van de nieuwe bedrijfswoningen.

Voor wat betreft wegverkeerslawaai heeft de Zuidweg een snelheidsregime van 50 km/uur en daarmee een onderzoekszone van 250 meter. De nieuw te bouwen bedrijfswoningen liggen binnen deze onderzoekszone. Door Kraaij Akoestisch Adviesbureau is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd (zie Bijlage4). De verkeersgeneratie is berekend aan de hand van de CROW-publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' op basis van het type werkmilieu 'gemengd terrein' met een verkeersgeneratie van 158 motorvoertuigen per netto hectare bedrijventerrein. Uitgaande van 12 hectare bruto bedrijventerrein is gerekend met 1.460 motorvoertuigen per etmaal vanwege het bedrijventerrein en 43 motorvoertuigen per etmaal van de vijf woningen die aan de Gawege zijn gelegen. Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting op de voorgevels van beide bedrijfswoningen het hoogst is en 52 dB bedraagt en daarmee de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt niet overschreden. Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn onderzocht en zijn niet doeltreffend of stuiten op problemen van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige of financiële aard. Er dient een hogere waarde te worden verleend.

4.7 Kabels En Leidingen

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Leidingen die relevant zijn in het kader van externe veiligheid zijn beschreven in paragraaf 4.5.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

In onderhavig project is er sprake van de toevoeging van twee bedrijfswoningen. De toename van twee woningen is ruim minder dan de NIBM grens van 1.500 woningen. De ontwikkeling is daarmee aan te merken als een ontwikkeling die 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit is niet nodig. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet dus vastgesteld worden dat er geen beschermde dier- of plantsoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied zijn diverse Natura 2000-gebieden gelegen. De dichtstbij gelegen Natura2000-gebieden betreffen de Oosterschelde op circa 1,6 kilometer afstand en Westerschelde & Saefthinge op circa 1,8 kilometer afstand. Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) moet voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura2000-gebieden worden berekend met de nieuwe AERIUS-calculator (versie 2020). Er is een berekening uitgevoerd voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase (zie Bijlage 5). Hierbij is uitgegaan van de bouw van de loodsen in 2020 en de bouw en het gebruik van de bedrijfswoningen in 2021. In 2021 zullen ook de loodsen in gebruik worden genomen. De uitkomst voor zowel de aanlegfase als gebruiksfase is dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPZuidweg16-va01_0009.png"

Afbeelding 9 | Ligging Natura2000-gebieden in de omgeving van het plangebied (bron: www.synbiosys.alterra.nl)

Soortenbescherming
Het plangebied betreft een bestaand perceel op een bedrijventerrein. Het perceel is volledig verhard (zie afbeelding 1) en de loods van het transportbedrijf is inmiddels gesloopt. De percelen rondom het plangebied zijn in gebruik als bedrijfspercelen. In het plangebied zijn daarom geen natuurwaarden te verwachten. Nader onderzoek naar beschermde soorten is daarom niet aan de orde. Het aspect soortenbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.10 Verkeer En Parkeren

Het is belangrijk dat bij ontwikkelingen de nieuwe verkeers- en parkeerdruk wordt beoordeeld. Daarnaast moet worden beoordeeld of op eigen terrein genoeg ruimte is om de extra benodigde parkeerruimte te realiseren, of dat er in de omgeving/openbare ruimte gezocht moet worden voor extra parkeerplaatsen.

Verkeersgeneratie
De twee percelen worden via een gezamenlijk in- en uitrit ontsloten op de Zuidweg. De Zuidweg vormt de hoofdontsluiting van het bedrijventerrein en sluit aan op de doorgaande weg N289 richting Kruiningen en Rilland. De gezamenlijk in- en uitrit heeft een breedte van 8 meter. Door de gezamenlijke in- en uitrit blijft het aantal uitritten op de Zuidweg beperkt ten behoeve van de doorstroming en de verkeersveiligheid op de Zuidweg. Voor het laden- en lossen ter plaatse van de bedrijfsgebouwen kan gebruik worden gemaakt van de gezamenlijke verkeersruimte met een breedte van 14,5 meter tussen de twee loodsen. Hiermee is er voldoende manoeuvreerruimte aanwezig voor vrachtwagens, heftrucks en dergelijke. Om te waarborgen dat er sprake blijft van een gezamenlijke inrit en geen erfafscheiding wordt aangebracht, is op de verbeelding een aanduiding opgenomen en in de regels een regeling opgenomen dat ter plaatse geen erfafscheiding is toegestaan.
Doordat het transportbedrijf Minnaard niet meer op het perceel aanwezig is, is daarmee ook het aantal verkeersbewegingen op de Zuidweg door vrachtverkeer sterk verminderd. Met de vestiging van een kleinschalig bouwbedrijf en constructiebedrijf met bedrijfswoningen zal het aantal verkeersbewegingen toenemen, maar veel beperkter zijn dan van het voormalige transportbedrijf. Onderhavige ontwikkeling heeft geen negatief effect op de huidige verkeersstructuur.

Parkeren
Uitgangspunt is dat in beginsel op eigen terrein voorzien wordt in de parkeerbehoefte. Op basis van de 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016' is de parkeerbehoefte inzichtelijk gemaakt. De te vestigen bedrijven zijn aan te merken als een arbeidsextensief en bezoekersextensief bedrijf, omdat het werk hoofdzakelijk op andere locaties (bouwlocatie) plaatsvindt. De loodsen zijn voornamelijk bedoeld voor opslag, onderhoud van gereedschap en machines en voorbereidende werkzaamheden.

Bouwbedrijf Slabbekoorn Parkeernorm 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016' aantal parkeervraag
Bedrijf arbeidsintensief/ bezoekersextensief 1,1 per 100 m2 bruto vloeroppervlakte 397,1 4,4
Koopwoning, vrijstaand 2,3 per woning 1 2,3
6,7 = 7 parkeerplaatsen

Op het perceel van Bouwbedrijf Slabbekoorn dient ruimte aanwezig te zijn voor minimaal 7 parkeerplaatsen. Op onderstaande inrichtingstekening zijn de parkeerplaatsen weergegeven. Er is ruimte voor 7 parkeerplaatsen waarmee voldaan wordt aan de parkeernorm. Doordat de parkeervakken aan de voorzijde van het perceel zijn gesitueerd is nabij de loods voldoende ruimte voor opstelplaatsen van een vrachtwagen en heftruck ten behoeve van laden en lossen van goederen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.02KrBPZuidweg16-va01_0010.png"

Afbeelding 10 | Inrichtingstekening parkeren (bron: Burg Machinefabriek BV)

Constructiebedrijf P. van Burg Parkeernorm 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016' aantal parkeervraag
Bedrijf arbeidsintensief/ bezoekersextensief 1,1 per 100 m2 bruto vloeroppervlakte 532,8 5,9
Koopwoning, vrijstaand 2,3 per woning 1 2,3
8,2 = 9 parkeerplaatsen

Op het perceel van Constructiebedrijf P.van Burg dient ruimte aanwezig te zijn voor 9 parkeerplaatsen. Op afbeelding 10 zijn de parkeerplaatsen weergegeven. Op het voorerf, voor de bedrijfswoning wordt voorzien in 3 parkeerplaatsen. Tussen de woning en de loods is ruimte voor 6 parkeerplaatsen. Daarmee wordt voldaan aan de parkeernorm van 9 parkeerplaatsen. Naast de loods is daarmee voldoende ruimte aanwezig voor een vrachtwagen ten behoeve van laden en lossen.

In Bijlage 6 bij deze toelichting is de inrichtingstekening met de parkeerplaatsen en maatvoeringen opgenomen.

4.11 Water

Sinds 1 november 2003 stelt het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.
Het plangebied is niet gesitueerd in of nabij een waterkering.
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.
Het plangebied is volledig verhard (ten behoeve van het voormalige transportbedrijf). Met de realisatie van twee bedrijfswoningen, zal een deel van het terrein ingericht worden als tuin en daarmee zal de verharding afnemen.
Watercompensatie is niet aan de orde.
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
Op de perceelsgrens tussen de twee percelen wordt een gezamenlijke hemelwater- en afvalwaterafvoer aangelegd, welke aangesloten wordt op het bestaande gemeentelijke rioleringsstelsel. Door een gezamenlijke hemelwater- en afvalwaterafvoer aan te leggen, blijft het aantal aansluitingen op het bestaande rioleringsstelsel beperkt.
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.
Het plan heeft geen gevolgen voor de grondwaterstand en leidt niet tot grondwateroverlast.
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.
Het plan heeft geen gevolgen voor de grondwaterkwaliteit.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.
In de directe nabijheid van het plangebied is geen oppervlaktewater gelegen.
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
Het plan voorziet niet in nieuw open water. Er is geen gevaar voor de volksgezondheid.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
Bodemdaling ontstaat door het onttrekken van grondwater en/of het verhogen van de belastingen op het maaiveld.
In deze ontwikkeling zal geen permanente grondwateronttrekking plaatsvinden waardoor van bodemdaling door grondwateronttrekking geen sprake kan zijn.
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
Niet van toepassing.
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.
Er is in de directe nabijheid van het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig.
Anderer belangen waterbeheer
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.
Aan de oostzijde van het plangebied, nabij de kavelgrens, ligt een asbestcement afvalwater- transportleiding. Deze leiding is eigendom van het waterschap.
Voor het overige ligt de locatie niet in de nabijheid van eigendommen van het waterschap.
Wegen in beheer bij het waterschap
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?
* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?
* na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?
* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?
* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).
Niet van toepassing.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting. Ten aanzien van de verbeelding en regels wordt voldaan aan de SVBP 2012.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

De verbeelding kent de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Groen'. Op de verbeelding zijn daarnaast diverse aanduidingen opgenomen, zoals hoogtebepalingen (maximum goot- en bouwhoogte) en de maximale toegestane milieucategorie.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Bedrijf
Ter plaatse van de bedrijfspercelen is de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Ten aanzien van de inhoudelijke regeling is aangesloten op het bestemmingsplan 'Krabbendijke' en de daarop volgende herzieningen welke ook gelden voor het bedrijventerrein Zuidweg. Ter plaatse van deze bestemming zijn bedrijven met bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Bebouwing is binnen het bouwvlak toegestaan met een maximale goot- en bouwhoogte zoals deze op de verbeelding is weergegeven. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan.

Groen
Voor de strook groen aan de achterzijde van de percelen is een groenbestemming met een breedte van 5 meter opgenomen. Ter plaatse is geen bebouwing toegestaan. Ter plaatse van deze groenstrook dient voor de ingebruikname van de gronden en bouwwerken wel een landschappelijke inpassing plaats te vinden en in stand te worden gehouden. In de bestemming 'Bedrijf' is hiertoe een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld in geval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximaal toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Er is tussen de gemeente en initiatiefnemers een anterieure overeenkomt gesloten waarin nadere afspraken zijn gemaakt over onder andere kostenverhaal en planschade.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Procedure

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Zuidweg 16, Krabbendijke' met planidentificatienummer NL.IMRO.0703.02KrBPZuidweg16-vo01 heeft met bijbehorende onderliggende stukken van 21 mei 2020 tot en met 17 juni 2020 ter visie gelegen op grond van de Inspraakverordening Reimerswaal. Tijdens de termijn van terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan hebben ingezetenen van Reimerswaal en belanghebbenden de gelegenheid gehad schriftelijk of mondeling inspraakreacties naar voren te brengen. Er is binnen de daarvoor gestelde termijn één inspraakreactie ingediend op de vermelde datum. Bij de beantwoording is aangegeven of, en zo ja op welke wijze het bestemmingsplan naar aanleiding van de inspraakreactie is aangepast.

Inspreker (26 mei 2020)

Inspraakreactie
De inspreker geeft in de inspraakreactie aan dat het gebouw niet goed voor het milieu is, zijn uitzicht beperkt en graag wil dat het initiatief niet doorgaat. De inspreker kondigt aan bijlagen per post te versturen.

Gemeentelijke reactie
In tegenstelling tot hetgeen de inspreker suggereert, voorziet de voorgenomen ontwikkeling niet slechts in de realisatie van 1 gebouw, maar in het oprichten van 2 bedrijfsgebouwen en 2 bedrijfswoningen. Dit blijkt uit de toelichting van het bestemmingsplan. De inspreker geeft in zijn reactie niet aan op welke wijze de beoogde bebouwing niet goed voor het milieu zou zijn. In de toelichting van het bestemmingsplan is in hoofdstuk 4 (ondersteund door verschillende onderzoeken) aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling geen significante negatieve milieueffecten tot gevolg heeft.

De inspreker geeft verder aan dat de beoogde bebouwing zijn uitzicht beperkt. De inspreker is echter niet woonachtig in de nabije omgeving van het plangebied, maar in Yerseke en maakt verder niet duidelijk op welke wijze hij belanghebbend is ten aanzien van een vermeende beperking van het uitzicht als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan 'Krabbendijke' vindt overigens met het voorliggende bestemmingsplan geen verruiming plaats van de bouwregels, wat het oprichten van hogere en grotere gebouwen mogelijk zou maken.

Door de inspreker aangekondigde per post verstuurde bijlagen bij de inspraakreactie zijn niet binnen de gestelde inspraaktermijn (uiterlijk 17 juni 2020) ontvangen.

Conclusie
De inspraakreactie is ontvankelijk, maar ongegrond. Naar aanleiding van de inspraakreactie is het bestemmingsplan niet aangepast.

6.2.2 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het voorgeschreven overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan:

  1. 1. Waterschap Scheldestromen;
  2. 2. Provincie Zeeland;
  3. 3. Veiligheidsregio Zeeland.

Van deze overlegpartners zijn reacties op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen op de vermelde data. Bij de beantwoording is aangegeven of, en zo ja op welke wijze het bestemmingsplan naar aanleiding van de overlegreactie is aangepast.

Waterschap Scheldestromen (12 mei 2020)

Overlegreactie
Het Waterschap Scheldestromen geeft in de overlegreactie (zie Bijlage 7) het volgende aan:
Het voorontwerpbestemmingsplan geeft het waterschap geen aanleiding opmerkingen te maken. In de waterparagraaf is aan de hand van de relevante thema's uiteengezet wat de consequenties zijn van het plan en hoe daarmee wordt omgegaan.

Gemeentelijke reactie
De reactie van het waterschap wordt voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie
Naar aanleiding van de overlegreactie is het bestemmingsplan niet aangepast.

Provincie Zeeland (25 mei 2020)

Overlegreactie
De provincie geeft in de overlegreactie het volgende aan:
In de verbeelding en tekst wordt Waarde Archeologie(WA)-2 vermeld, maar in de regels staan ook nog regels voor WA-1 en WA-3. Het lijkt ons dat die regels niet van toepassing zijn omdat WA-1 en WA-3 verder nergens in het bestemmingsplan genoemd worden. Tenzij er in het bestemmingsplan en op de verbeelding ergens de waarde WA-1 en WA-3 ontbreken. De provincie verzoekt het bovenstaande na te kijken en indien nodig weg te halen.

Gemeentelijke reactie
Het verschil tussen de verbeelding en de regels is terecht opgemerkt. Er is echter geen sprake van dat er dubbelstemmingen op de verbeelding ontbreken. De dubbelstemmingen zijn bewust in de planregels opgenomen om de wijzigingsbevoegdheid die in alle dubbelstemmingen 'Waarde - Archeologie' is opgenomen (voor wijziging naar een andere dubbelbestemming) ook daadwerkelijk te kunnen toepassen. Wanneer toepassing wordt gegeven aan een wijzigingsbevoegdheid is de gemeente gebonden aan de regels uit het 'moederplan'. Daarvoor is het dan wel noodzakelijk dat de betreffende regels ook deel uitmaken van dat 'moederplan'. De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 3' maken dus uitsluitend met dat doel deel uit van de regels van het voorontwerpbestemmingsplan 'Zuidweg 16, Krabbendijke' en dienen daarin dus ook te worden gehandhaafd.

Conclusie
Naar aanleiding van de overlegreactie is het bestemmingsplan niet aangepast.

Veiligheidsregio Zeeland (16 juni 2020)

Overlegreactie
De Veiligheidsregio Zeeland geeft in de overlegreactie het volgende aan:

  • De beschouwde ontwikkeling is van dien aard dat het groepsrisico van het gebied ten aanzien van de aanwezige risicobron(nen) niet zal toenemen en er geen noemenswaardige externe veiligheidsrisico's spelen (stap 1 uit het Advieskader Omgevingsveiligheid);
  • Beheersbaarheid binnen het plangebied: Binnen het bestemmingsplan zijn geen knel- of aandachtspunten op het gebied van de bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid (beheersbaarheid van incidenten).

De Veiligheidsregio Zeeland acht het niet noodzakelijk om ten aanzien van externe veiligheid op deze ontwikkeling te adviseren.

Gemeentelijke reactie
De reactie van de Veiligheidsregio Zeeland wordt voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie
Naar aanleiding van de overlegreactie is het bestemmingsplan niet aangepast.

6.2.3 Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 1 oktober 2020 tot en met 11 november 2020 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft iedereen bij de gemeenteraad schriftelijk of mondeling zienswijzen kenbaar kunnen maken. Tijdens de ter inzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Staat Van Activiteiten

Bijlage 1 Staat van Activiteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerreinen'

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerreinen'

Bijlage 3 Landschapsplan

Bijlage 3 Landschapsplan

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek industrielawaai

Bijlage 2 Nader- En Afperkend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Nader- en afperkend bodemonderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 5 Stikstofberekening

Bijlage 5 Stikstofberekening

Bijlage 6 Inrichtingstekening Parkeren

Bijlage 6 Inrichtingstekening parkeren

Bijlage 7 Vooroverlegreactie Waterschap

Bijlage 7 Vooroverlegreactie Waterschap