KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Archeologie 1
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Doel
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Huidige Situatie
2.2 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Natuur
4.10 Verkeer En Parkeren
4.11 Water
4.12 Milieu Effect Rapportage
4.13 Conclusie
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Uitkomst Aerius-berekening
Bijlage 5 Quickscan Natuurwetgeving
Bijlage 6 Nader Ecologisch Onderzoek

Oude Plein, Kruiningen

Bestemmingsplan - Gemeente Reimerswaal

Vastgesteld op 20-01-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Oude Plein, Kruiningen met identificatienummer NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01 van de gemeente Reimerswaal.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw (aanbouw) of een functioneel deel van een hoofdgebouw (uitbouw), dat daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een afzonderlijke uiterlijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden beroep

een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aan- of uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 arbeidsmigrant

economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis.

1.11 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een certificaat archeologie beschikt.

1.12 archeologisch vooronderzoek

archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend.

1.13 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.17 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor een huishouden, waarvan huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.18 bedrijfsvloeroppervlak

de oppervlakte op vloerniveau van een kantoor, winkel of bedrijf volgens NEN 2580, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.19 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.20 bestaande bebouwing

bebouwing zoals die bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bewoonbaar vloeroppervlak

de gebruiksoppervlakte van de leefruimten in een gebouw volgens NEN 2580. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

1.25 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.26 bijzondere woonvormen

een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.

1.27 bodemingrepen

werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.28 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.29 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.35 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok kan uitkomen en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlakken zijn geplaatst.

1.36 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.37 erkende partij

een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over het voor het archeologisch onderzoek noodzakelijke certificaat conform de BRL 4000.

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.40 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid of daarmee vergelijkbare activiteiten, geheel of overwegend door handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de aan- of uitbouwen kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft. Hiertoe worden in ieder geval gerekend activiteiten zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.

1.41 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.42 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.43 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.44 ondergeschikt

in aard en omvang of functioneel, ruimtelijke en/of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie/gebouw. In geval er onduidelijkheid is over ondergeschikt zijn van een activiteit kan een externe deskundige hierover advies geven.

1.45 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen.

1.46 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.47 Staat van Activiteiten

de Staat van Activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.48 tijdelijke woongelegenheid

een tijdelijk bouwwerk in één bouwlaag, bedoeld voor de tijdelijke huisvesting van een huishouden.

1.49 uitwendig karakter van een gebouw in bestaande toestand

de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande totaliteit van:

  1. a. bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
  2. b. dakvorm, nokrichting en dakhelling;
  3. c. de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
  4. d. dakoverstekken, goot- en daklijsten;
  5. e. stoepen, plinten, pilasters en gevellijsten;
  6. f. materiaalgebruik.

1.50 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.51 voorgevelrooilijn

de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.52 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakkapellen

indien zich aan de voorzijde of zijkant van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte en op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%, wordt de goot of het boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580, gelegen binnen de buitenste/scheidende muren inclusief dragende en niet-dragende binnenmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bejaardenzorg met bijbehorende bewoning;
  2. b. culturele voorzieningen;
  3. c. dienstverlening van overheidswege;
  4. d. godsdienstuitoefening;
  5. e. onderwijs;
  6. f. sociale voorzieningen;
  7. g. volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen instellingen;
  8. h. uitoefening van het openbaar bestuur;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
    1. 1. groen;
    2. 2. nutsvoorzieningen;
    3. 3. parkeervoorzieningen;
    4. 4. water;
    5. 5. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. afvalverzamelplaatsen;
  2. b. beplantingen;
  3. c. bermen;
  4. d. fietspaden;
  5. e. geluidswerende voorzieningen;
  6. f. parkeerplaatsen;
  7. g. voetpaden;
  8. h. waterlopen;
  9. i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. j. wegen.

4.2 Bouwregels

4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in een woning, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bijbehorende voorzieningen zoals:
    1. 1. erven;
    2. 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    3. 3. toegangs- en achterpaden;
    4. 4. tuinen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Waarde - Archeologie 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorieën 2, terreinen van archeologische waarde en 3, gewaardeerde stad- en dorpskernen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 0,4 m onder het maaiveld wordt geplaatst.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Waarde - Archeologie 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 4, hoge verwachting.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 0,4 m onder het maaiveld wordt geplaatst.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Overschrijding voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  3. c. terreinafscheidingen.

9.2 Percentages

Een in deze regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van de desbetreffende gronden ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mogen de betreffende gronden volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

9.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

Er dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, waarbij voldaan moet worden aan het bepaalde in de Nota parkeernormen van de gemeente Reimerswaal.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan voor overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en/of bouwwerken, of wanneer dit uit esthetisch en/of stedenbouwkundig oogpunt gezien wenselijk is, danwel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag per bouwperceel met niet meer dan 10% worden overschreden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Bouwen in strijd met het plan

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 12.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 onder a met maximaal 10%;
  3. c. het in lid 12.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Gebruik in strijd met het plan

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. het in lid 12.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Oude Plein, Kruiningen'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

R&B Wonen is bezig met een herstructureringsopgave. Hierbij vindt sloop en nieuwbouw van de huurwoningen plaats die in bezit zijn van R&B Wonen in de diverse kernen binnen de gemeente Reimerswaal. In Kruiningen betreft dit onder andere de woningen Meidam 5 tot en met 13 (oneven nummers) (zie afbeelding 1). Deze woningen worden gesloopt en er worden nieuwe woningen teruggebouwd. De nieuwe woningen worden anders gepositioneerd dan de huidige woningen. De voorgevel van de nieuw te bouwen woningen worden georiënteerd op het parkeerterrein Oude Plein rondom het gemeentehuis. Het voorgenomen plan past niet binnen het geldende bestemmingsplan "Kruiningen". Dit bestemmingsplan voorziet in het planologisch mogelijk maken van de voorgestane ontwikkeling.

Ter plaatse van het parkeerterrein Oude Plein rondom het gemeentehuis waren woningen aanwezig. Deze woningen zijn destijds (2014) gesloopt, maar in het bestemmingsplan Kruiningen is ter plaatse nog een woonbestemming opgenomen. Om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie, is het parkeerterrein in dit bestemmingsplan meegenomen en als zodanig bestemd.

In het verleden was er een voornemen om het gemeentehuis uit te breiden ter plaatse van het huidige parkeerterrein. In het bestemmingsplan "Kruiningen" is destijds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de uitbreiding mogelijk maakt. Omdat het niet meer wenselijk is om het gemeentehuis ter plaatse van het parkeerterrein uit te breiden, kan de wijzigingsbevoegdheid vervallen. Het gebied ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid is daarom in dit bestemmingsplan meegenomen en wordt conform de feitelijke situatie bestemd zonder wijzigingsbevoegdheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangebied (bron: www.zeeland.nl, bewerking Juust BV)

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in de kern Kruiningen. Het plangebied bestaat uit de percelen Meidam 5 tot en met 13 (oneven nummers), de nieuwbouwlocatie, het parkeerterrein rondom het gemeentehuis en het gemeentehuis zelf (zie afbeelding 2). Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door Meidam, aan de noordzijde door de woningen aan de Slotstraat, aan de oostzijde door de woningen aan de Brouwerijstraat en de Brouwerijstraat zelf en aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Hoofdstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01_0002.png"Afbeelding 2 | Plangrens plangebied (bron: www.scheldestromen.nl, bewerking Juust BV)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Kruiningen" van de gemeente Reimerswaal. Dit bestemmingsplan is op 23 april 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Wonen', 'Tuin', 'Verkeer' en 'Maatschappelijk' (zie afbeelding 3). De gronden hebben tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' (zuidelijk deel) en 'Waarde - Archeologie 2' (noordelijk deel). Omdat de nieuw te bouwen woningen anders worden gesitueerd dan de huidige woningen vallen deze deels binnen de bestemming 'Verkeer'. Op basis van het geldende bestemmingsplan is het daarmee niet mogelijk om de nieuwbouw te realiseren. Onderhavig bestemmingsplan maakt de ontwikkeling planologisch mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01_0004.png"

Afbeelding 3 | uitsnede uit het vigerend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan aan de Meidam planologisch mogelijk te maken en het bestemmingsplan ter plaatse van het parkeerterrein en gemeentehuis overeen te laten komen met de feitelijke situatie. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit nog vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het project toegelicht. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. Hoofdstuk 5 bevat de beschrijving van de juridische aspecten. In hoofdstuk 6 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Huidige Situatie

Woningen Meidam 5-13
Op de percelen Meidam 5 tot en met 13 (oneven nummers) zijn vijf aaneengebouwde woningen aanwezig. De woningen bestaan uit twee bouwlagen met een kleine kap. De woningen zijn gedateerd en voldoen niet meer aan de eisen van nu.
De voortuinen grenzen aan de Meidam. De achtertuinen grenzen aan een parkeerterreintje. Rondom dit parkeerterreintje is een groenstrook gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01_0005.png"

Afbeelding 4 | Huidige situatie woningen Meidam (bron: Streetview googleMaps)

Gemeentehuis en parkeerterrein
Het zuidelijke deel van het plangebied bestaat uit het gemeentehuis en het omliggende parkeerterrein (Oude plein) (zie afbeelding 5). Het parkeerterrein is in 2018 aangelegd ter vervanging van meerdere kleinere parkeerterreintjes in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01_0006.png"

Afbeelding 5 | Huidige situatie gemeentehuis en parkeerterrein (bron: GKB Groep)

2.2 Beoogde Situatie

Woningen Meidam 5-13
De vijf huidige woningen worden gesloopt en hiervoor in de plaats worden zes woningen teruggebouwd in een andere positionering. De woningen worden haaks op de Meidam gesitueerd, waardoor de voorgevel georiënteerd is op het parkeerterrein en de achtertuinen aan de achtertuinen van de woningen aan de Slotstraat grenzen. Tussen het parkeerterrein en de woningen wordt een groenstrook aangelegd. Het parkeerterreintje achter Brouwerijstraat 16-18 wordt opgeheven. Deze parkeerplaatsen zijn reeds voorzien op het parkeerterrein Oude Plein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01_0007.png"

Afbeelding 6 | Stedenbouwkundige inpassing (bron: Grosfeld Bekkers Van der Velde architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01_0008.png"

Afbeelding 7 | Situatietekening (bron: Grosfeld Bekkers Van der Velde architecten)

Denieuw te bouwen woningen bestaan uit één bouwlaag met kap en hebben een volledig woonprogramma op de begane grond. De goothoogte bedraagt circa 3 meter en de bouwhoogte circa 7,5 meter. De woningen worden uitgevoerd als nul-op-de-meter woningen. Hiertoe worden zonnepanelen op de daken aangebracht. De woningen grenzen aan de voorzijde direct aan de openbare groenstrook met wandelpad die tussen het parkeerterrein en de woningen komt te liggen. De achtertuinen grenzen aan een brandgang achter de woningen aan de Slotstraat. Op de hoeken grenst aan de westzijde de zijtuin aan de Meidam en aan de oostzijde grenst de zijtuin aan de percelen Brouwerijstraat 16-18 en het perceel met een nutsvoorziening.

Gemeentehuis en parkeerterrein
De feitelijke situatie van het gemeentehuis en het parkeerterrein blijven ongewijzigd. Deze delen zijn in dit bestemmingsplan opgenomen, zodat de planologische situatie overeen gebracht kan worden met de feitelijke situatie. De woningen die in het verleden ter plaatse van het parkeerterrein aanwezig waren en in 2014 gesloopt zijn, worden wegbestemd.

Met de sloop van de huidige woningen kan eveneens het parkeerterrein Oude Plein worden afgerond met de aanleg van 12 parkeerplaatsen.

Ter plaatse van het huidige parkeerterrein is in het bestemmingsplan 'Kruiningen' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid gaf burgemeester en wethouders de mogelijkheid om de bestemmingen te wijzigen in een maatschappelijke bestemming en wijziging van het bouwvlak ten behoeve van uitbreiding van het gemeentehuis. De wens om het gemeentehuis uit te breiden is er niet meer. Zodoende kan de wijzigingsbevoegdheid komen te vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01_0009.png"

Afbeelding 8 | Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Kruiningen' met de begrenzing van de wijzigingsbevoegdheid (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

De structuurvisie heeft voornamelijk betrekking op het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland, het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid en het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin waarden behouden zijn. Het plangebied heeft betrekking op kleinschalige ontwikkelingen, waardoor het SVIR geen bijzondere randvoorwaarden stelt aan het plangebied.

Ladder duurzame verstedelijking
Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van zes woningen waarbij vijf woningen gesloopt worden en daarmee is het dus niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Tevens vindt de ontwikkeling plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven.

Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsplan Zeeland 2018
Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld waarin alle provinciale beleidsvisies over de fysieke leefomgeving zijn samengevoegd. Dit Omgevingsplan dient als overbrugging naar de toekomstige Omgevingsvisie onder de Omgevingswet.

Woningbouw

Het doel van de provincie is een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland, met voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad te realiseren. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop. Hier stelt de provincie de Zeeuwse burger en zijn of haar woonwensen centraal. Daarnaast is een goed functionerende, dynamische woningmarkt met voldoende nieuwbouw, doorstroming en verandering binnen de bestaande woningvoorraad van provinciaal belang. Als ruimtelijke doelen worden bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik met name genoemd. Tevens ziet de provincie kansen in de vergrijzing voor vernieuwing van de woningvoorraad. Daarvoor moet wel de juiste kwaliteit op de juiste plaats geboden worden en moeten verouderde woningen worden gerenoveerd of gesloopt.

Onderhavig plan voorziet in de vernieuwing van verouderde woningen. Het doel van de sloop en nieuwbouw van de woningen van R&B Wonen betreft kwaliteitsverbetering en het woongenot bevorderen. Door nieuwe woningen te realiseren die voldoen aan de kwaliteitseisen en duurzaamheidseisen van tegenwoordig wordt voldaan aan dit doel.

Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Ten aanzien van het onderwerp 'wonen' is uitsluitend een regeling opgenomen voor kleinschalige locaties in het buitengebied. Daarvan is hier geen sprake. Het plan is niet in strijd met de omgevingsverordening.

3.3 Regionaal Beleid

Regionale woningmarktafspraken
In 2013 hebben de vijf gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland en Reimerswaal binnen het samenwerkingsverband De Bevelanden afspraken gemaakt over het wonen in de regio. De afspraken en het programma die toen gemaakt zijn, zijn in de Agenda Wonen in De Bevelanden 2025 geactualiseerd. Dit programma heeft een looptijd tot 2025 en is afgestemd op de huishoudensprognose en de woonvoorkeuren. De kernthema's die de basis vormen voor de woningmarktafspraken zijn:

  1. 1. realistische woningbouwproductie;
  2. 2. bundeling op basis van de lange termijn behoefte in de markt, de vraagkant dus;
  3. 3. kwaliteit voor kwantiteit;
  4. 4. aanpak bestaande woningvoorraad, ook particuliere koopvoorraad;
  5. 5. wonen en zorg;
  6. 6. regionale prestatieafspraken met corporaties;
  7. 7. arbeidsmigranten;
  8. 8. grondprijzen voor woningbouw;
  9. 9. monitoring.

De herstructurering van de woningen aan de Meidam en daarmee de vergroting van het aantal woningen is niet opgenomen in de regionale woningmarktafspraken. Daarom is het toevoegen van nieuwe woningen alleen mogelijk als elders minimaal hetzelfde aantal woningen wordt gesloopt. In het plangebied worden vijf woningen gesloopt en zes woningen teruggebouwd. Daarmee neemt het aantal woningen met één woning toe. In de ondernemingsplanperiode (2019 t/m 2022) worden door R&B Wonen in Kruiningen in totaal 51 woningen gesloopt en 41 woningen teruggebouwd. Daarmee vindt er een verdunning plaats van het aantal woningen en voldoet het plan aan de woningmarktafspraken.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen (2012)

Deze structuurvisie van de gemeente Reimerswaal geeft het ruimtelijk beleid weer, maar gaat ook in op de wijze waarop de uitwerking van dit beleid wordt gerealiseerd. De uitvoeringsparagraaf van de structuurvisie vormt de invulling van de wettelijke mogelijkheid van een structuurvisie als basis voor verevening tussen projecten en voorziet daartoe in fondsen.

Doelstelling voor het ruimtelijk beleid voor Kruiningen is het peil houden en zo mogelijk verbeteren van de kwaliteit van het wonen en leven. Dit kan worden gerealiseerd door het ruimtelijk kwalitatief goed afronden van de kern. Het op peil houden of verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte in het centrumgebied kan op termijn bijdragen aan het verbeteren van de winkelstructuur in de kern. Het ondersteunen van particuliere initiatieven kan leiden tot een spin-off effect.

Door de veranderende bevolkingssamenstelling is er vooral sprake van een veranderende kwalitatieve behoefte. Er is steeds meer behoefte aan nieuwe woningtypologieën die in de huidige bouwplannen nog weinig worden aangeboden. Vooral aan woningen voor (actieve) ouderen en/of levensloopbestendige woningen is behoefte. Door het Rijk wordt ingezet op het steeds langer zelfstandig wonen van ouderen en zorgbehoevenden. De groeiende groep ouderen heeft hier ook behoefte aan en blijft het liefste woonachtig binnen de kern waar zij momenteel woont.

Ten aanzien van woningbouwprojecten zijn de volgende aandachtspunten aangegeven:

  • Behoud dorpskarakter van de kernen, door behoud en ontwikkeling van kwalitatief groen in en aan de randen van de kernen.
  • Zorgen voor kwalitatief goede huisvesting voor eenpersoonshuishoudens, starters, ouderen, 'nieuwe Zeeuwen' en permanente arbeidsmigranten. Dit kan zowel binnen de bestaande voorraad als in nieuwbouwwoningen, afhankelijk van de bestaande voorraad en de behoefte per kern.

Onderhavig plan voorziet in de behoefte aan duurzame woningen. De ontwikkeling draagt bij aan een kwalitatieve en energetische verbetering van de bestaande woningvoorraad. Doordat er een volledig woonprogramma op de begane grond wordt gerealiseerd kunnen ouderen langer in de woningen blijven wonen.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

Ten aanzien van het deel van het plangebied met het gemeentehuis en parkeerterrein, wordt uitsluitend de feitelijke situatie vastgelegd. Dit heeft geen consequenties voor de kwaliteit van de leefomgeving en wordt om die reden in de hierna volgende paragrafen buiten beschouwing gelaten.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal
Omdat archeologie in de eerste plaats een gemeentelijke verantwoordelijkheid is, heeft de gemeente Reimerswaal archeologiebeleid opgesteld voor het gehele grondgebied, inclusief de waterbodems (22-11-2011). Dit archeologiebeleid bestaat uit een "Deel A: Beleidsnota archeologie" en een "Deel B: Toelichting beleidskaart". Deel B is een (ruimtelijke) uitwerking van het archeologiebeleid (deel A).

Op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid kan worden bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in acht categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologische waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven.

Ter plaatse van het parkeerterrein en de buitenruimte rondom het gemeentehuis geldt de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie -1'. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderozek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleiner oppervlakte beslaan dan 50 m2 of niet dieper reiken dan 40 centimeter. Deze dubbelbestemming is gebaseerd op het gemeentelijk beleid (categorie 3, gewaardeerde stads-/dorpskernen).

Ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen geldt de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 2'. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 250 m2 of niet dieper reiken dan 40 centimeter (categorie 4). Voor de bouw van de nieuwe woningen zullen funderingen aangelegd worden tot een diepte van 0,8 meter over een oppervlakte van circa 430 m2.

Archeologisch onderzoek
Door Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed is een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd (zie Bijlage 1). Omdat in het verleden direct grenzend aan het plangebied reeds meerdere archeologische onderzoeken zijn uitgevoerd, heeft de bevoegde overheid besloten dat het niet nodig is om een nieuw bureauonderzoek uit te voeren.

Uit het onderzoek is voortgekomen dat er een lage verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit het neolithicum (laagpakket van Wormer). Er geldt een lage verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de bronstijd en ijzertijd in het opgaand pakket Hollandveen en geen verwachting voor de late ijzertijd en Romeinse tijd. In geen enkele boring werd namelijk een veraarde en/of intacte top van het veen vastgesteld. Er geldt een lage verwachting op het aantreffen van vindplaatsen uit de vroege middeleeuwen. Verder geldt er een hoge verwachting voor de late middeleeuwen en nieuwe tijd. In de boringen zijn ophooglagen of leeflagen aangetroffen met archeologische indicatoren die dateren tussen de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Daarnaast stuitte een boring op een ondoordringbare laag baksteen of puin wat vermoedelijk de vulling van de ringgracht rondom het oude Kruiningen betreft. Deze ophooglagen en ondoordringbare lagen bevinden zich onder de recente bouwvoor tussen 0,40 en 0,50 m -mv. Er zijn geen aanwijzingen voor grootschalige en diepreikende verstoringen aangetroffen waardoor verwacht wordt dat eventueel aanwezige vindplaatsen nog grotendeels intact aanwezig zullen zijn.

Omdat er een hoge verwachting geldt voor vindplaatsen uit de middeleeuwen en nieuwe tijd in (de top van) de ophooglagen, demplagen en de top van het Laagpakket van Walcheren en deze archeologische waarden aangetroffen kunnen worden vanaf een diepte van 0,4 m -mv, wordt de kans groot geacht dat bij bodemingrepen binnen het plangebied archeologische vindplaatsen verstoord kunnen raken. Om die reden wordt geadviseerd om binnen het plangebied geen graafwerkzaamheden uit te voeren die dieper reiken dan 0,40 m -mv. Dit kan gerealiseerd worden door planaanpassing (bijv. ophogen). Indien planaanpassing niet mogelijk is en binnen het plangebied toch grootschalige graafwerkzaamheden plaatsvinden die dieper reiken dan 0,40 m -mv, dan wordt archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk geacht.

Door Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed is geadviseerd om een opgraving, variant archeologische begeleiding uit te voeren. Door de adviseur van de bevoegde overheid wordt echter geadviseerd een archeologische opgraving uit te voeren ter grootte van het bouwvlak, omdat archeologisch onderzoek uit de directe omgeving uitwijst dat vrijwel zeker archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn. Voor dit archeologisch vervolgonderzoek is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk, dat door de gemeente Reimerswaal moet worden goedgekeurd alvorens met de grondroerende werkzaamheden / het archeologisch onderzoek kan worden aangevangen.

Conclusie

Ter plaatse van de geplande woningbouw is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek wordt geadviseerd om een opgraving uit te voeren ter grootte van het bouwvlak. Hiertoe wordt een Programma van Eisen opgesteld. De dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2 zijn in dit bestemmingsplan gehandhaafd.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Cultuurhistorisch waardevolle objecten in of in de directe omgeving van het plangebied, waarmee in het plan rekening moet of kan worden gehouden, zijn niet aanwezig.

Op de kaart Cultureel Historische Structuur (CHS) is het zuidelijk deel van het plangebied aangewezen als een dijk- en wegdorp. Dijk- en wegdorpen komen in heel Zeeland voor. Dijkdorpen zijn ontstaan langs dijken en wegdorpen langs (een kruising van) wegen. Dijkdorpen zijn meestal min of meer spontaan ontstaan en vertonen een uiterst eenvoudige, lineaire plattegrond. Wegdorpen zijn vaak, net als dijkdorpen, zonder plan ontstaan als lintbebouwing langs een polderweg of een splitsing van polderwegen.

De ontwikkeling die onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt heeft geen invloed op de cultuurhistorische structuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01_0010.png"

Afbeelding 9 | Uitsnede Kaart Cultuur Historie (bron: Provincie Zeeland)

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

In de omgeving van de nieuw te bouwen woningen zijn enkele maatschappelijke functies aanwezig zoals het gemeentehuis en Bachten Vaete waarin meerdere maatschappelijke functies gehuisvest zijn, zoals de openbare bibliotheek en de GGD. Conform de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering geldt hiervoor een richtafstand van 10 meter. De afstand tot het gemeentehuis bedraagt circa 35 meter en tot de bibliotheek circa 60 meter. Aan de richtafstand wordt ruim voldaan. Ten westen van het plangebied zijn op een afstand van circa 65 meter tennisbanen gelegen. Voor tennisbanen geldt een richtafstand van 50 meter. Hieraan wordt voldaan.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Een deel van het gebied dat nu in gebruik is als parkeerterrein wordt bestemd voor woningbouw. Hiermee is er sprake van een gevoeligere functie en dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Ter plaatse van de nieuwe ontwikkeling is een bodemonderzoek uitgevoerd (SMA Zeeland, kenmerk 23190123, d.d. 5 september 2019, zie Bijlage 2). Uit het onderzoek volgt dat de bodem ter plaatse van de nieuwbouw in lichte mate verontreinigd is met zware metalen, PAK en PCB. De gemeten concentraties voldoen aan de kwaliteitsnormen voor de functie Wonen.

In de bestaande groenstrook rondom het parkeerplein is asbest plaatmateriaal aangetroffen op het maaiveld en in de bovenlaag. Tijdens het bodemonderzoek is aangegeven dat er mogelijk sprake is van een geval van ernstige verontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. Echter nader bodemonderzoek is nodig om dit te bepalen. Als hieruit blijkt dat de bovenlaag boven de norm verontreinigd is met asbest zal deze ontgraven en verwijderd moeten worden. De bodem dient in ieder geval voorafgaand aan de start van de bouwwerkzaamheden geschikt te worden gemaakt voor de functie Wonen.

Conclusie
Er zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt met betrekking tot asbest en bodemvreemde lagen in de bodem belemmeringen gesignaleerd voor de toekomstige woonfunctie. Nader bodemonderzoek zal worden uitgevoerd. Indien nodig zal de verontreinigde grond ontgraven en verwijderd worden.

4.5 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

Het beleid rondom externe veiligheid is in ontwikkeling. Voor het begrip "Externe Veiligheid" zal in de toekomst de term "Omgevingsveiligheid" gebruikt gaan worden. Bij het beoordelen van de omgevingsveiligheid in bestemmingsplannen wordt het Advieskader Omgevingsveiligheid van de Veiligheidsregio Zeeland gebruikt.

In het plangebied zelf zijn geen inrichtingen aanwezig die van belang zijn in het kader van externe veiligheid. Ook in de directe omgeving zijn geen inrichtingen of transportroutes aanwezig. Op een grotere afstand ligt de A58 waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en op circa 600 meter afstand zijn een propyleenleiding en een gasleiding gelegen. Hierna wordt hier verder op ingegaan.

Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans weer om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een persoon die de gehele tijd op die plaats aanwezig is. Het plaatsgebonden risico kan op de kaart van één gebied worden weergegeven met zogeheten risicocontouren.

Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het groepsrisico is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting.

Risicokaart
De risicokaart biedt een visueel overzicht van de risicosituaties. Op de risicokaart zijn diverse risicobronnen weergegeven en geeft informatie over de verschillende soorten risico's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01_0011.png"

Afbeelding 10 | Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl)

Transportroutes
Voor het transport van gevaarlijke stoffen is met name de Wet vervoer gevaarlijke stoffen relevant. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden waarmee het verplicht is geworden transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd vast te leggen in het bestemmingsplan. Op 1 april 2015 is de Regeling basisnet in werking getreden. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

A58
Op ongeveer 400 meter afstand vanaf het plangebied ligt de snelweg A58. Het betreft het traject A58: afrit 32 (Kruiningen) - Knooppunt Markiezaat (wegvak Ze10). Voor dit tracé geldt een plasbrand-aandachtsgebied (PAG) dat reikt tot maximaal 30 meter vanaf de buitenste rijlijn. Dit gebied reikt daarmee niet tot het plangebied. Het plangebied ligt ook buiten de 10-6 contour (0 meter). De ontwikkeling ligt wel binnen het invloedsgebied (1.500 meter) van de A58 waardoor een beperkte verantwoording van het GR van toepassing is (Bevt, artikel 7).

Buisleidingen
Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) zijn gemeenten verplicht de leidingen die niet in stroken liggen, reeds bestaand of nieuw op te nemen in het bestemmingsplan met een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de leiding. Verder dient op grond van het Bevb voor alle leidingen rekening te worden gehouden met de risiconormering die voor buisleidingen voor gevaarlijke stoffen geldt.

Ten zuiden van het plangebied ligt op een afstand van circa 600 meter een propyleenleiding van Dow Benelux Holding NV en een gasleiding van de Gasunie. Van de propyleenleiding ligt de PR 10-5 contour op 25 meter en de PR 10-6 contour op 75 meter. Het invloedsgebied heeft een afstand van 85 meter. Het plangebied is buiten deze contouren gelegen. Van de gasleiding zijn de PR-contouren niet verder dan de belemmeringenstrook van 5 meter gelegen. Het invloedsgebied is gelegen op een afstand van 270 meter. Het plangebied ligt ver daarbuiten. Nader onderzoek of verantwoording ten aanzien van de buisleidingen is niet nodig.

Verantwoording groepsrisico A58

Beheersbaarheid
Het aantal woningen neemt toe van vijf naar zes woningen. Er is een toename van slechts één woning. Het aantal personen in het invloedsgebied zal hiermee zeer beperkt toenemen. Deze toename is te verwaarlozen ten aanzien van het groepsrisico.

Bereikbaarheid en bestrijdbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid als bestrijdbaarheid van calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van het incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering te allen tijde een belangrijke rol. Het plangebied is via meerdere straten te bereiken (Meidam, Oude plein, Brouwerijstraat). Tegenover de woningen is een openbaar parkeerterrein gelegen. Dit parkeerterrein is zowel vanaf de Brouwerijstraat als de Meidam te bereiken. Hierdoor is het gebied goed bereikbaar voor de brandweer en is er voldoende ruimte voor opstelplaatsen.

Zelfredzaamheid
Het aantal woningen neemt toe met één woning. De zelfredzaamheid van de bewoners zal over het algemeen gelijk zijn met de huidige situatie. Omdat de woningen een volledig woonprogramma op de begane grond krijgen, zijn de woningen wel langer door ouderen te bewonen die bijvoorbeeld geen trap meer kunnen lopen, waardoor de zelfredzaamheid mogelijk iets minder is. Omdat er niet direct een ander doelgroep voor ogen is, dan in de huidige situatie zal dit zich beperken.

Conclusie
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

De nieuwe ontwikkeling betreft het bouwen van een gevoelige functie, welke reeds aanwezig is. Omdat er sprake is van een andere situering van de woningen en de woningen binnen de geluidszone van wegen is gelegen, is door Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3).

In de omgeving van het plangebied zijn de Rijksweg A58 en de N289/Oude Rijksweg gelegen. Deze wegen zijn zoneringsplichtig op grond van de Wgh. Het plangebied bevindt zich niet binnen de geluidzone van een industrieterrein of spoorlijn. In de directe omgeving van het plangebied liggen de Meidam, Slotstraat en Brouwerijstraat waarvoor een maximum rijsnelheid van 30 km/u geldt. Dergelijke wegen hebben geen zone en vallen zodoende buiten de toetsing aan de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wel wenselijk de geluidbelasting vanwege deze wegen te beschouwen als zij een relevante bijdrage leveren aan de geluidbelasting op de nieuwbouwwoningen. Daarom zijn deze wegen eveneens in het akoestisch onderzoek betrokken.

De geluidsbelasting vanwege de A58 bedraagt ten hoogste 46-47 dB. Op alle gevels van de nieuwbouwwoningen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting vanwege de N289/Oude Rijksweg op de nieuwbouwwoningen ten hoogste 39-40 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidbelasting vanwege de 30 km/u wegen (Meidam, Slotstraat en Brouwerijstraat) is op de zijgevel van de meest noordwestelijke woning het hoogst en bedraagt 51-52 dB. Hiermee wordt de maximale waarde voor een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat (63 dB) niet overschreden. Op de overige gevelzijden bedraagt de geluidbelasting maximaal 48 dB en wordt aan de richtwaarde voor een goed woon- en leefklimaat voldaan.

Conclusie
De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Vanwege de 30 km/u wegen wordt ook nagenoeg overal voldaan wordt aan de richtwaarde van 48 dB. Bij cumulatie van geluid is, op één zijgevel na, overal sprake van een redelijk tot goed akoestisch woon- en leefklimaat bij de woningen. Daarom zijn er vanuit akoestisch oogpunt geen belemmeringen voor het realiseren van de voorgenomen nieuwbouw.

4.7 Kabels En Leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen, anders dan de leidingen die reeds in paragraaf 4.5 zijn beschreven.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
In onderhavig plan is er sprake van de sloop van vijf woningen en de realisatie van zes woningen. De toename van één woning blijft ruim lager dan de NIBM grens van 1.500 woningen. De ontwikkeling is daarmee aan te merken als een ontwikkeling die 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit is niet nodig.

Conclusie
De ontwikkeling is aan te merken als een ontwikkeling die 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming
In de omgeving van het plangebied van het bestemmingsplan 'Oude Plein, Kruiningen' zijn diverse Natura2000-gebieden gelegen. De vier dichtstbij gelegen Natura2000-gebieden betreffen:

  • Oosterschelde
  • Westerschelde & Saeftinghe
  • Yerseke en Kapelse Moer
  • Zoommeer

Alle genoemde Natura2000-gebieden zijn stikstofgevoelige gebieden.

In de AERIUS-calculator (versie 2019) zijn de volgende gegevens ingevoerd ten aanzien van het nieuwbouwproject:

Emissiebron woningen (emissiebron 1)
6 nieuwe woningen met een uitstoothoogte van 7,5 meter. De spreiding betreft de helft van de hoogte en bedraagt daarmee afgerond 3,8 meter.

De emissie NOx bedraagt afgerond 9,9 kg/j op basis van de volgende berekening:
2 hoekwoningen met een emissie van 1,83 NOx kg/jaar (= 3,66 kg/jaar)
4 tussenwoningen met een emissie van 1,55 NOx kg/jaar (= 6,2 kg/jaar)

De emissiefactoren zijn gebaseerd op de standaard emissiefactoren voor nieuwbouwwoningen van AERIUS (versie 5 juli 2018). Daarmee is uitgegaan van een worstcasescenario, omdat de woningen energieneutraal worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01_0012.png"

Emissiebron wegverkeer – licht verkeer (emissiebron 2)
De verkeersgeneratie van de nieuw te bouwen woningen is inzichtelijk gemaakt aan de hand van de kengetallen uit de CROW-publicatie 381 'Toekomstig bestendig parkeren'. Hierbij is uitgegaan van de gebiedstype 'rest bebouwde kom' en 'weinig stedelijk'. Voor sociale huurwoningen bedraagt de verkeersgeneratie minimaal 5,2 en maximaal 6,0 motorvoertuigbewegingen per etmaal per woning. Uitgaande van het maximale aantal motorvoertuigbewegingen (worst-case), bedraagt de verkeersgeneratie voor de zes woningen 36 motorvoertuigen per etmaal. Omdat het woningen betreft, wordt uitgegaan van 100% licht verkeer.

Emissiebron mobiele werktuigen (emissiebron 3)
In de nieuwe versie (16 september 2019) van AERIUS is de functionaliteit 'rekenen voor tijdelijk project' komen te vervallen. Daardoor is het niet mogelijk om de aanlegfase als tijdelijk project door te rekenen. Om die reden zijn de mobiele werktuigen en het vrachtverkeer (emissiebron 4) ten behoeve van de sloop en nieuwbouw in de variant van de toekomstige woningen meegenomen.

Hierbij zijn de volgende gegevens ingevoerd:

Bouwjaar Bedrijfstijd
[uur/woning]
Bedrijfstijd totaal
[uur/jaar]
Vermogen
[kW]
Deellastfactor[%] Emissiefactor [g NOx/kWh] Emissie NOx
[kg/jaar]
Graafmachine vanaf 2011 tot 2015 12 uur sloopfase,
4 uur nieuwbouw
84 (12x5 +4x6) 100 60 2,9 14,62
Hijskraan vanaf 2011 tot 2015 16 uur per woning nieuwbouw 96 (6x16) 200 50 3,6 34,56

Emissiebron vrachtverkeer (emissiebron 4)
Ten behoeve van de sloop en nieuwbouw van de woningen vindt er aan- en afvoer plaats van bouwmaterialen door vrachtverkeer. Deze ritten zijn ingevoerd als zwaar vrachtverkeer. Daarbij is uitgegaan van het volgende aantal ritten:
8 ritten per woning in de sloopfase (8x5 = 40)
6 ritten per woning in de nieuwbouwfase (6x6 = 36)
In totaal is er sprake van 76 ritten. Omdat een rit zowel de heenweg als terugweg bevat, is dit aantal maal twee gedaan en is uitgegaan van totaal 152 voertuigen.

Conclusie gebiedsbescherming
Op basis van de voorgaande gegevens is een AERIUS-berekening uitgevoerd (versie 16 september 2019). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura2000-gebieden. Een printscreen van de uitkomst is in Bijlage 4 weergegeven.

Soortenbescherming
Ten aanzien van de ontwikkeling is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 5). Bij de quickscan is beoordeeld of de voorgenomen werkzaamheden een nadelig effect hebben op soorten die beschermd worden door de Wet Natuurbescherming. Op 5 september 2019 is het plangebied onderzocht en beoordeeld op geschiktheid voor soorten waarvan het leefgebied beschermd is: huismus, gierzwaluw, vleermuizen en op potentiële mogelijkheden voor broedvogels.

De daken zijn geschikt als broedlocatie voor huismussen. Onder de pannen en langs de goten is ruimte voor huismussen om te nestelen. Er zijn ook waarnemingen van huismussen gedaan in het plantsoen achter de woningen. De dakranden en de hoeken zijn op enkele plaatsen toegankelijk voor gierzwaluwen en er is ruimte om aan te vliegen. Er zijn spleten, kieren en gaten aanwezig die kunnen fungeren als dagverblijf voor vleermuizen. Daarmee zijn de te slopen gebouwen geschikt voor de huismus, gierzwaluw en vleermuizen. In de tuinen en tegen de gevels is beplanting aanwezig waar vogels in kunnen broeden. Door middel van nader onderzoek is nagegaan of de bebouwing en beplanting daadwerkelijk gebruikt wordt door de beschermde soorten (zie Bijlage 6). Tijdens de veldonderzoeken zijn vier broedende huismussen, één broedende gierzwaluw en één dagverblijf van de gewone dwergvleermuis vastgesteld. Voor de sloop van de gebouwen dienen diverse alternatieve voorzieningen (zoals opgenomen in het rapport) in de directe omgeving geplaatst te worden. Er dient een gewenningsperiode in acht te worden genomen, zodat er voldoende tijd is om de alternatieve voorzieningen te ontdekken. In de nieuwbouw dienen dezelfde hoeveelheid voorzieningen aangebracht te worden. Om te voorkomen dat dieren tijdens de sloop gedood worden, dienen mitigerende maatregelen getroffen te worden.

Conclusie soortenbescherming
Doordat met de transformatieopgave het aantal woningen afneemt en de woningen duurzamer worden uitgevoerd, zal de stikstofdepositie afnemen. Het project heeft geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura2000-gebieden. Er is een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd. Uit de quickscan komt voort dat het plangebied geschikt is als leefgebied voor beschermde soorten. Nader onderzoek is uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek zijn broedende huismussen, broedende gierzwaluwen en een dagverblijf van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Hiertoe dienen voor de sloop in de omgeving alternatieve voorzieningen te worden geplaatst. In de nieuwbouw dienen eveneens voorzieningen aangebracht te worden. Daarnaast dienen mitigerende maatregelen getroffen te worden.

4.10 Verkeer En Parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Verkeer
De ontsluiting van de woningen vindt plaats op een voetpad. Dit voetpad is gelegen in de groenstrook rondom het parkeerterrein Oude Plein en loopt vanaf de Brouwerijstraat langs het parkeerterrein tot aan de Meidam. De verkeersgeneratie van één extra woning is beperkt en heeft geen invloed op de verkeersstructuur in de omgeving van het plangebied.

Parkeren
In de huidige situatie zijn aan de Meidam vijf parkeerplaatsen aanwezig in de vorm van langsparkeren. Aan de oostkant van het plangebied (achter Brouwerijstraat 16-18) is een openbaar parkeerterrein aanwezig voor circa 15 auto's. Aan de Meidam worden drie parkeerplaatsen in de vorm van langsparkeren toegevoegd. Met de sloop van de woningen aan de Meidam kan het nieuwe parkeerterrein Oude Plein worden afgerond met de aanleg van 12 parkeerplaatsen. Het parkeerterrein achter de woningen Brouwerijstraat 16-18 komt te vervallen. Deze parkeerplaatsen zijn reeds gecompenseerd op het nieuwe parkeerterrein Oude Plein. Hier is overigens sprake van dubbelgebruik. Overdag op doordeweekse dagen wordt dit parkeerterrein hoofdzakelijk gebruikt door de medewerkers en bezoekers van het gemeentehuis. 's-Avonds, 's-nachts en in het weekend kan dit parkeerterrein voorzien in de parkeerbehoefte van bewoners en bezoekers van de woningen in de omgeving van het parkeerterrein.

Conform de Nota parkeernormen van de gemeente Reimerswaal geldt voor sociale huurwoningen in het gebied 'rest bebouwde kom' en 'weinig stedelijk' een parkeernorm van minimaal 1,6 parkeerplaats per woning. Er worden zes nieuwe woningen gebouwd, waardoor er 10 parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn (1,6 x 6 = 9,6). Aan de Meidam zijn reeds vijf parkeerplaatsen aanwezig. Daaraan worden drie parkeerplaatsen toegevoegd. Aan de Meidam zijn daarmee acht parkeerplaatsen beschikbaar. Voor de overige twee parkeerplaatsen kan gebruik worden gemaakt van het parkeerterrein. Hier worden na de sloop van de woningen 12 parkeerplaatsen aangelegd.

Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de bestaande verkeersstructuur. In de omgeving zijn voldoende parkeerplaatsen voorzien.

4.11 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Watertoetstabel

Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.
De locatie ligt niet in of in de nabijheid van waterkeringen.
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.

De huidige woningen hebben een dakoppervlak van 250 m2. Het parkeerterreintje achter de huidige woningen heeft een oppervlakte van circa 320 m2. De nieuw te bouwen woningen hebben een dakoppervlak van circa 435 m2. De erfverharding en erfbebouwing bij de woningen is in de berekening buiten beschouwing gelaten omdat deze nagenoeg gelijk zal zijn met de huidige situatie. De erfbebouwingsregeling blijft namelijk hetzelfde en de oppervlakte aan erf ook. In de nieuwe situatie is er welliswaar één woning extra, maar de tuinen zijn kleiner dan bij de bestaande woningen. Het pad dat aangelegd wordt ten behoeve van de ontsluiting van de woningen heeft een oppervlakte van circa 85 m2. De nieuw aan te leggen parkeerplaatsen op het Oude Plein hebben een gezamenlijke oppervlakte van circa 160 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.03KnBPOudePlein-va01_0013.png"


In totaal is in de huidige situatie 570 m2 verharding aanwezig (250 + 320). In de toekomstige situatie betreft dit 680 m2 (435 + 85 + 160). De oppervlakteverharding neemt daarmee toe met 110 m2. Uitgaande van een benodigde waterberging van 75 mm/m2 is er 8,25 m3 compenserende berging nodig. Omdat in het plangebied geen ruimte is voor watercompensatie, zal er een bedrag worden gestort in het waterbergingsfonds van de gemeente. Dit naar rato van de benodigde compensatie. Hiermee kan de gemeente elders voorzien in watercompensatie.
Het Waterschap heeft aangegeven deze redenatie te kunnen volgen. Gezamenlijk met de gemeente wordt gezocht naar een geschikte locatie voor het efficiënt aanleggen van waterberging.
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
Hemel- en afvalwater wordt aangesloten op het huidige gemeentelijk rioleringsstelsel. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de aansluitingen van de huidige woningen.
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.
Grondwateroverlast of optrekking van grondwater is niet aan de orde.
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.
De grondwaterkwaliteit wijzigt niet als gevolg van deze ontwikkeling.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.
De oppervlaktewaterkwaliteit verslechtert niet. Er worden geen uitlogende materialen gebruikt.
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
Er is geen sprake van open water of risico's voor de volksgezondheid.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
Bodemdaling is niet aan de orde.
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
Binnen het plangebied is geen natte natuur aanwezig en er wordt geen natte natuur gerealiseerd.
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.
Zowel in als in de nabijheid van het plangebied zijn geen oppervlaktewateren aanwezig.
Anderer belangen waterbeheer
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.
Er zijn in of in de directe omgeving van het plangebied geen terreinen aanwezig van de waterbeheerder.
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?

*na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).

Er zijn in of in de directe nabijheid van het plangebied geen wegen in eigendom van of in beheer bij het Waterschap.

4.12 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2.000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is mede afhankelijk van de aard en omvang van het project en het gebied waarin de ontwikkeling plaatsvindt. In onderhavig plan is sprake van het wegbestemmen van vijf woningen en de toevoeging van zes woningen. Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling en de ligging van de locatie in een bestaand dorpsgebied, wordt deze ontwikkeling niet beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit m.e.r.. Tevens is er geen sprake van milieueffecten van enige omvang. Een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is daarom niet nodig.

Conclusie

Er is geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit m.e.r.. Een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is niet nodig.

4.13 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

De verbeelding kent de bestemmingen 'Wonen', 'Maatschappelijk' en 'Verkeer'. Op de verbeelding zijn daarnaast diverse aanduidingen opgenomen, zoals hoogtebepalingen (maximum goot- en bouwhoogte), maximum aantal wooneenheden en bouwvorm van de woningen (aan-eengebouwd) welke aansluiten bij het bouwplan.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Maatschappelijk
Het gemeentehuis is conform de huidige situatie bestemd als 'Maatschappelijk'. De wijzigingsbevoegdheid die deels op de maatschappelijke en deels op de verkeersbestemming was opgenomen, is komen te vervallen omdat er geen behoefte meer is aan uitbreiding van het gemeentehuis.

Verkeer
Het openbare parkeerterrein rondom het gemeentehuis is bestemd als 'Verkeer'. De woningen die hier voorheen aanwezig waren zijn daarmee conform de huidige situatie wegbestemd. Ook de wijzigingsbevoegdheid voor de uitbreiding van het gemeentehuis is komen te vervallen, omdat hier geen behoefte meer aan is. Binnen de bestemming 'Verkeer' is tevens de groene omzoming van het parkeerterrein mogelijk. Ook kan hiermee het parkeerterrein ter plaatse van de huidige woningen aan de Meidam worden afgerond. De gronden zijn bestemd voor wegen, fiets- en voetpaden, parkeerplaatsen, beplantingen, bermen, afvalverzamelplaatsen, geluidswerende voorzieningen, waterlopen en andere waterhuishoudkundige voorzieningen.

Wonen
Binnen de woonbestemming is de bouw van de zes woningen mogelijk binnen het bouwvlak. De goot- en bouwhoogte, woningtype en het aantal woningen is op de verbeelding aangegeven.
Daarnaast zijn binnen de bestemming diverse afwijkingsregels opgenomen voor het wijzigen voor een tijdelijke woongelegenheid, huisvesting van arbeidsmigranten en kleinschalige detailhandel en dienstverlening. Een en ander conform de standaardbepaling van de gemeente. Onder voorwaarden zijn aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan.

Waarde - Archeologie 1 en 2
Voor de dubbelbestemmingen 'Waarde-Archeologie - 1' en 'Waarde-Archeologie - 2' is opgenomen dat de aangewezen gronden mede bestemd zijn voor het behoud, bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde van rijkswege. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd bij bodemingrepen groter dan 50 m2 en dieper dan 40 centimeter. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' bij bodemingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 40 centimeter.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers.

Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een bepaling opgenomen waarin is aangegeven dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. Hierbij wordt getoetst aan de Nota parkeernormen van de gemeente Reimerswaal.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

In onderhavig plan is sprake van een bouwplan als bedoeld in eerdergenoemd wetsartikel. Tussen de gemeente en R&B Wonen is een grondexploitatieovereenkomst (anterieure overeenkomst) gesloten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet nodig.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Inspraak
Conform de Wet ruimtelijke ordening is het niet verplicht om een inspraakprocedure te volgen. Vanwege het feit dat het de initiatiefnemer veel aan gelegen is dat de nieuwbouwplannen snel kunnen worden gerealiseerd en het slechts een kleinschalige ontwikkeling betreft, waarbij geen nieuwe functies binnen het plangebied worden toegevoegd, is besloten de fase van het voorontwerp over te slaan en direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn omwonenden over het bestemmingsplan en het voorgenomen bouwplan geïnformeerd.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb is het ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is in de gelegenheid gesteld zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.

Tijdens de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen. Wel hebben de provincie Zeeland, Waterschap Scheldestromen, de Veiligheidsregio Zeeland en adviseur archeologie op het plan gereageerd. De reacties en wijze van verwerking zijn hieronder weergegeven. De wijzigingen zien uitsluitend op een aantal aanvullingen in de toelichting.

Provincie Zeeland

De provincie Zeeland heeft aangegeven geen zienswijze in te dienen, maar heeft onderhands verzocht enkele opmerkingen te verwerken. De provincie heeft aangegeven dat het aanvullend onderzoek naar vleermuizen, huismus en gierzwaluw voor de vaststelling van het bestemmingsplan dient te zijn uitgevoerd. Dit onderzoek is inmiddels uitgevoerd en toegevoegd als bijlage bij deze toelichting.

In de AERIUS-berekening is uitgegaan van het uitvoeringsjaar 2019. Dat lijkt niet reëel. De AERIUS-berekening is hierop aangepast en er is gerekend met het uitvoeringsjaar 2020. De uitkomst en conclusie blijven ongewijzigd.

Verzocht wordt aan te geven op welke wijze de archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan zijn vertaald. In de conclusie van paragraaf 4.2 is toegevoegd dat de archeologische dubbelbestemmingen zijn gehandhaafd.

Op de kaart Cultuurhistorisch Hoofdstructuur staat ter hoogte van het Oude Plein een dijk- en wegdorp aangegeven. Dit betreft de oude kern van Kruiningen. Paragraaf 4.2 is op dit punt onder het kopje 'Cultuurhistorie' aangevuld.

Waterschap Scheldestromen

Het Waterschap heeft aangegeven de redenering voor een investering in het waterbergingsfonds als compensatie voor toename aan verharding, te kunnen volgen. Gezamenlijk met de gemeente wordt gezocht naar een geschikte locatie voor het efficiënt aanleggen van waterberging. Verzocht wordt dit op te nemen in de waterparagraaf. Paragraaf 4.11 is op dit punt aangevuld.

Veiligheidsregio Zeeland

De beschouwde ontwikkeling is van dien aard dat het groepsrisico van het plangebied t.o.v. de aanwezige risicobron(nen) niet significant zal toenemen, waardoor er geen noemenswaardige externe veiligheidsrisico's spelen. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een risicobron. Er zijn geen wijzigingen voor het plan.

Adviseur archeologie

In tegenstelling tot het eerdere genoemde advies uit het archeologisch rapport om nader archeologisch onderzoek uit te voeren door middel van proefsleuven, heeft de adviseur archeologie geadviseerd om een archeologische opgraving uit te voeren ter grootte van het bouwvlak. Dit advies is verwerkt in paragraaf 4.2.

Ambtshalve aanpassingen
In het bestemmingsplan zijn nog enkele ambsthalve aanpassingen doorgevoerd. In de regels is de nieuwe set standaardregels opgenomen (met uitzondering van de bestemming 'Maatschappelijk'). Dit heeft tot gevolg dat er ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan een aantal ondersgeschikte (redactionele) aanpassingen zijn doorgevoerd.

Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 1 Archeologisch onderzoek

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

Bijlage 4 Uitkomst Aerius-berekening

Bijlage 4 Uitkomst AERIUS-berekening

Bijlage 5 Quickscan Natuurwetgeving

Bijlage 5 Quickscan natuurwetgeving

Bijlage 6 Nader Ecologisch Onderzoek

Bijlage 6 Nader ecologisch onderzoek