Slagveldstraat Aldi
Bestemmingsplan - Gemeente Reimerswaal
Vastgesteld op 11-03-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Slagveldstraat Aldi van de gemeente Reimerswaal.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0703.03KnBPSlagveldAldi-va01.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.6 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.8 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.
1.9 archeologisch vooronderzoek
archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken kan worden verleend.
1.10 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.
1.13 bedrijfsvloeroppervlak
de oppervlakte op vloerniveau van een kantoor, winkel of bedrijf volgens NEN 2580, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.14 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor een huishouden, waarvan huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.19 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.26 bruto vloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsuitoefening benodigde vloeroppervlakte.
1.27 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.28 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.29 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok kan uitkomen en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlakken zijn geplaatst.
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.31 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende volumineuze en gevaarlijke goederen:
- a. auto's;
- b. boten;
- c. caravans;
- d. grove bouwmaterialen;
- e. explosiegevaarlijke goederen;
- f. bestrijdingsmiddelen;
- g. naar aard en omvang vergelijkbare goederen.
1.32 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
1.33 discountsupermarkt
een vorm van supermarkten die zich onderscheidt van overige supermarktvormen door de omvang en samenstelling van het assortiment door het verkopen van vrijwel uitsluitend 'eigen' private label discountmerken die bij geen andere supermarktformule worden verkocht.
1.34 erkende partij
een dienst, bedrijf of instelling, erkend door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.35 fullservice-supermarkt
een vorm van supermarkten waar in overwegende mate levensmiddelen worden verkocht van verschillende merken.
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.37 grootschalige detailhandel
detailhandelsvoorzieningen met een vloeroppervlak van 1.500 m² of meer.
1.38 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.39 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.40 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.41 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.42 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen.
1.43 supermarkt
zelfbedieningszaak voor levensmiddelen en huishoudelijke producten.
1.44 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.45 voorgevelrooilijn
de op een perceel aanwezige lijn, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is gelegen: evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw; dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg): evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw; dan wel: de naar de weg gekeerde voorgevelgrens.
1.46 vuurwerk
voorwerpen gevuld met ontplofbare of brandbare lichtgevende mengsels.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 dakkapellen
indien zich aan de voorzijde of zijkant van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte en op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%, wordt de goot of het boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580, gelegen binnen de buitenste/scheidende muren inclusief dragende en niet-dragende binnenmuren.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel en dienstverlening;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': uitsluitend een discountsupermarkt;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
- 1. erven;
- 2. parkeervoorzieningen;
- 3. toegangs- en achterpaden;
- 4. voet- en fietspaden;
- 5. laad- en losvoorzieningen;
- 6. nutsvoorzieningen;
- 7. beplantingen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Algemene afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte, de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens, de maximaal toelaatbare oppervlakte en het aangegeven bebouwingspercentage, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de afwijking bedraagt niet meer dan 15%;
- b. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplantingen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
- 1. bermen;
- 2. bermsloten;
- 3. voet- en fietspaden.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. toegestaan zijn:
- 1. bruggen;
- 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- 3. keermuren voor de waterbeheersing;
- 4. oeverbeschoeiingen.
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan:
- 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 m;
- 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
- 3. lichtmasten en overige masten: 10 m;
- 4. reclamemast: 6 m;
- 5. speelvoorzieningen: 3 m;
- 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:
- binnen de bestemming is ten hoogste 1 reclamemast toegestaan.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Verkeer
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Groen wijzigen in de bestemming Verkeer, indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. afvalverzamelplaatsen;
- b. beplantingen;
- c. bermen;
- d. voet- en fietspaden;
- e. geluidswerende voorzieningen;
- f. parkeerplaatsen;
- g. waterlopen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. wegen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. toegestaan zijn:
- 1. bruggen;
- 2. duikers;
- 3. keermuren voor de waterbeheersing;
- 4. oeverbeschoeiingen;
- 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
- 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 m;
- 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
- 3. lichtmasten en overige masten: 10 m;
- 4. speelvoorzieningen: 3 m;
- 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
5.3 Wijzigingsbevoegdheid
Groen
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Verkeer wijzigen in de bestemming Groen, indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 5
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 5 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 70 cm wordt geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld zijn de Overgangsregels bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
9.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
9.3 Percentages
Een in deze regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van de desbetreffende gronden ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mogen de betreffende gronden volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Bouwen in strijd met het plan
Voor bouwwerken luiden de overgangsregels als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 12.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 onder a met maximaal 10%;
- c. het in lid 12.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
12.2 Gebruik in strijd met het plan
Voor gebruik luiden de overgangsregels als volgt:
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het in lid 12.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Slagveldstraat Aldi'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
De Aldi is voornemens haar vestiging in Krabbendijke te sluiten en nieuw te bouwen in Kruiningen. De verhuizing heeft te maken met een gewijzigde strategie van het bedrijf om zich met name aan in-/uitvalswegen te vestigen. De Aldi heeft haar oog dan ook laten vallen op de gronden gelegen op de hoek Slagveldstraat/Sluisweg in Kruiningen. Deze locatie ligt strategisch langs de Oude Rijksweg, de hoofdroute door de gemeente Reimerswaal. Voorheen was hier het Connexxion-terrein gelegen. De gebouwen zijn inmiddels gesloopt en de gronden gesaneerd. Op de projectlocatie ligt nog een volkstuinencomplex.
Het behouden van een discountsupermarkt binnen de gemeente Reimerswaal is belangrijk. De gemeente staat dan ook positief tegenover deze ontwikkeling.
Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Het vigerende bestemmingsplan is hiervoor namelijk niet toereikend. Het vestigen van de Aldi maakt onderdeel uit van een grotere ontwikkeling op deze locatie. De ontwikkeling van de Aldi heeft gevolgen voor de aanwezigheid van de volkstuinen. Deze dienen te worden verplaatst. In dit bestemmingsplan wordt echter alleen de Aldi mogelijk gemaakt. Voor de nieuwe locatie van de volkstuinen zal een afzonderlijk bestemmingsplan worden opgesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt aan de zuidoostelijke entree van Kruiningen (zie figuur 1.1). Het betreft de voormalige gronden van Connexxion en een gedeelte van het volkstuinencomplex.
Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Sluisweg, aan de noordzijde door het fietspad langs de Oude Rijksweg, aan de westzijde door de gronden van de andere toekomstige ontwikkeling en aan de zuidzijde door de Slagveldstraat. Ten zuiden van de projectlocatie is de molen 'De Oude Molen' gesitueerd.
Figuur 1.1 Globale ligging plangebied in Kruiningen
1.3 Overzicht Van De Vigerende Bestemmingsregelingen
De gronden zijn juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan Kruiningen (vastgesteld 23 april 2013) en hebben hierin de bestemming:
- recreatie met de aanduiding 'volkstuin';
- bedrijf met de aanduiding 'bedrijf uit ten hoogste categorie B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging' en 'specifieke vorm van bedrijf - vervoer over land';
- Verkeer;
- dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2';
- voor de gronden is ook de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen.
Het realiseren van een (discount)supermarkt is niet mogelijk binnen deze bestemmingen. Vandaar dat een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld om de ontwikkeling mogelijk te maken.
Figuur 1.2 Uitsnede plangebied verbeelding bestemmingsplan 'Kruiningen'
1.4 Leeswijzer
De opzet van de toelichting van het plan is als volgt.
- In hoofdstuk 2 wordt aandacht besteed aan het beleidskader.
- In hoofdstuk 3 wordt kort de bestaande situatie van het plangebied beschreven.
- In hoofdstuk 4 wordt de visie op het plangebied beschreven. Achtereenvolgens wordt daarbij kort ingegaan op de huidige situatie en de ontwikkeling (beschrijving van het project).
- In hoofdstuk 5 zijn de resultaten vermeld van de toetsing van de realisering van het project aan milieu- en andere aspecten.
- Hoofdstuk 6 bevat de beschrijving van de juridische regeling.
- Hoofdstuk 7 beschrijft de economische uitvoerbaarheid.
- Hoofdstuk 8 gaat in op het maatschappelijk draagvlak en de procedure.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
In dit hoofdstuk is toepasselijk rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke en de functionele structuur opgenomen.
2.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Beleid
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, agenda Landschap, agenda Vitaal, Platteland en Pieken in de Delta. Met de Structuurvisie zet het Rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Een aantal van deze belangen is:
- een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
- ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- efficiënt gebruik van de ondergrond;
- verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast externe veiligheidsrisico's;
- ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Deltawet en de toekomstige Omgevingswet.
AMVB Ruimte en Duurzaamheidsladder
AMvB Ruimte
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte) stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen, onder andere ten aanzien van de (her)ontwikkeling van locaties buiten bestaand stedelijk gebied.
Duurzaamheidsladder
Belangrijk uitgangspunt van de AMvB Ruimte is de toepassing van de zogenaamde duurzaamheidsladder. Het gaat om de voorkeursvolgorde van het (her)ontwikkelingen van bedrijventerreinen zoals die door de Sociaal Economische Raad (SER) wordt gehanteerd:
- nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk aansluiten op bestaande bebouwing en infrastructuur;
- versterken voorzieningen in directe woonomgeving;
- stedelijke ruimte optimaal benutten.
Toetsing en conclusie
Het rijksbeleid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. De beoogde ontwikkeling valt geheel binnen het bestaand bebouwd gebied. Er wordt bijgedragen aan het waarborgen en versterken van voorzieningen in de woonkern Kruiningen c.q. en een sterke voorzieningenstructuur voor de bewoners van Reimerswaal. De stedelijke ruimte wordt daarbij zo goed mogelijk benut: beschikbare gronden worden hergebruikt.
2.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018
Beleid
Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.
De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheidt drie deelgebieden:
- produceren op Land aan Zee;
- beleven van Land en Zee;
- bloeien op Land en in Zee.
Reimerswaal maakt onderdeel uit van het deelgebied 'Bloeien op Land en in Zee'. Hierbij staan de begrippen rust, ruimte en ondernemerschap centraal.
Detailhandel
Een goed voorzieningenniveau is van belang voor de leefbaarheid en de economie van Zeeland.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de lokale voorzieningenstructuur. De duurzaamheidsladder voor stedelijke ontwikkeling is ook van toepassing op detailhandel. Vanuit zorgvuldig ruimtegebruik ziet de provincie kernwinkelgebieden als primaire vestigingsplaats voor detailhandel. In kernen zonder kernwinkelgebied is ruimte voor lokale detailhandel.
Verordening Ruimte Provincie Zeeland (2012)
Algemeen
Van belang is dat de ontwikkeling een verplaatsing van een bestaande detailhandelsvoorziening betreft binnen de gemeentegrenzen en dat er sprake is van een beperkte uitbreiding van het bruto vloeroppervlak (250 m²).
Uitgangspunt van de verordening is dat bestaande juridisch-planologische rechten worden gerespecteerd. De verordening schrijft tevens voor dat de plantoelichting inzicht moet bieden in de cultuurhistorische waarde van windmolens en het omringende gebied.
Artikel 2.2, lid 8 geeft aan:
- nieuwe en uitbreiding van bestaande detailhandelsvoorzieningen, worden primair toegelaten in bestaande kernwinkelgebieden;
- in het betreffende bestemmingsplan inzicht geven in de wijze waarop het plan bijdraagt aan het beleidsdoel van bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden.
Hierbij bestaat wel afwegingsruimte. Bijvoorbeeld een supermarkt die ruimtelijk (in verband met omvang en verkeersontsluiting) aantoonbaar niet inpasbaar is in het kernwinkelgebied mag op enige afstand van het kernwinkelgebied, binnen de bebouwde kom worden toegestaan.
Artikel 2.2, lid 9 geeft aan:
- artikel 8 is niet van toepassing op de in bijlage 2 bij deze verordening genoemde categorieën.
In de bijlage staat aangegeven dat grootschalige detailhandelsvoorzieningen (meer dan 1.500 m² bruto vloeroppervlak) in eerste instantie alleen worden toegelaten op specifiek aangewezen locaties. De oppervlakte van de toekomstige Aldi bedraagt niet meer dan 1.500 m² bruto vloeroppervlak. Hierdoor moet alleen voldaan worden aan lid 8.
Artikel 2.17, lid 3, 4 en 5 geven aan:
- in een bestemmingsplan worden op zodanige wijze bestemmingen aangewezen dan wel regels gegeven dat binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de traditionele windmolen, geen nieuwe bebouwing en beplanting wordt toegelaten hoger dan het laagste punt van de verticaal staande wieken;
- in een bestemmingsplan worden voorts op zodanige wijze bestemmingen aangewezen dan wel regels gegeven dat binnen een straal van 400 m, gerekend vanuit het middelpunt van de traditionele windmolen, een zekere mate van vrije windvang is gewaarborgd.
Toetsing en conclusie
Het behouden van een discountsupermarkt binnen de gemeente Reimerswaal sluit aan bij de doelstelling voor het behouden van een goed voorzieningenniveau en leefbaarheid voor Zeeland in het algemeen, voor Reimerswaal in het bijzonder, en het stimuleren van ondernemerschap. De bruto vloeroppervlakte van de nieuwe Aldi in Kruiningen zal circa 1.350 m² bedragen. Hiervan zal circa 1.000 m² winkelvloeroppervlak zijn en de overige m² zijn magazijn en sociale ruimte (kantine). Het winkelvloeroppervlak ten opzichte van Krabbendijke zal met circa 250 m² worden uitgebreid. De uitbreiding richt zich met name op de realisatie van bredere winkelgangpaden, een ruimere presentatie van de – net als nu in Krabbendijke – 800 artikelen in het assortiment van de Aldi en de manier van bevoorrading.
Er wordt geen grootschalige detailhandel mogelijk gemaakt. In paragraaf 4.6 wordt hier nader op ingegaan.
Het mogelijk maken van een extra (discount)supermarkt in het centrumgebied van Kruiningen is ruimtelijk gezien niet mogelijk vanwege de omvang en ontsluiting van het centrumgebied. Hierdoor mag op enige afstand van het kernwinkelgebied, binnen de bebouwde kom, een geschikte locatie worden aangewezen. De locatie van de Aldi ligt aan de invalsweg van Kruiningen en de aanloopstraat richting het centrum.
De locatie is, gezien de korte afstand tot het centrumgebied, goed bereikbaar vanuit de kern en gezien de ligging nabij de invalsweg ook prima bereikbaar voor bezoekers uit de omliggende kernen.
Met de molenbiotoop wordt rekening gehouden. Verwezen wordt naar paragraaf 5.1.3 voor een nadere toelichting.
2.3 Regionaal Beleid
Regiovisie Bevelanden
Samenwerkingsverband
De samenwerking tussen de gemeenten Noord-Beveland, Goes, Kapelle, Reimerswaal en Borsele is in 2000 gestart in de vorm van het Bestuurlijk Platform de Bevelanden. Door middel van het opstellen van thematische visies op wonen, werken en recreatie vindt regionale afstemming plaats. De regio kenmerkt zich door een relatief hoge (economische) dynamiek met een groot aantal dorpen en een duidelijk regionaal centrum: Goes.
Werken
De Bevelanden is in economisch opzicht een relatief sterke regio. De groei van de regionale werkgelegenheid is het grootst in de sectoren handel en reparatie en zakelijke dienstverlening.
Goes is het economisch hart van de regio, met name ook op het gebied van detailhandel. In de omliggende kernen wordt belang gehecht aan een goed woon- en leefklimaat. Bij inbreiding en herstructurering behoort ontwikkeling en instandhouding van een goede detailhandelsstructuur en een adequaat voorzieningenniveau tot de uitgangspunten.
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling draagt bij aan het behoud van een discounter binnen de gemeente Reimerswaal en daardoor ook voor het behoud van een goed voorzieningenniveau.
2.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen (2012)
Algemeen
De 'Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen' geeft het ruimtelijk beleid weer, maar gaat ook in op de wijze waarop dit beleid wordt gerealiseerd: de strategie om daadwerkelijk tot uitvoering te komen. De uitvoeringsparagraaf van de structuurvisie vormt de invulling van de wettelijke mogelijkheid van een structuurvisie als basis voor verevening tussen projecten en voorziet daartoe in fondsen.
Algemene voorzieningen in Kruiningen
- Kruiningen is het bestuurlijk centrum van de gemeente Reimerswaal. Zowel het gemeentehuis als het politiebureau van de gemeente zijn hier gevestigd.
- De kern heeft een centrumgebied met karakteristieke bebouwing. Het winkelaanbod heeft vooral een lokale functie. Sinds enige tijd is er weer een goedbezochte weekmarkt. Verder heeft Kruiningen veel maatschappelijke voorzieningen.
- Door de ontwikkeling van het bedrijventerrein 'Nishoek' is de bedrijvigheid weer aangetrokken na het verdwijnen van het veer Kruiningen-Perkpolder. Dit grote gemengde bedrijventerrein ligt tussen de A58 en de spoorlijn.
Detailhandel
Streven is een optimaal voorzieningenaanbod per kern. De aanwezige voorzieningen moeten in de kern behouden blijven en mogelijk versterkt. De gemeente faciliteert niet zelf in ruimten, maar er wordt ruimte geboden in het beleid:
- van belang is dat de levendigheid en de karakteristiek van de kernen versterkt wordt;
- zorgen dat het aanwezige winkelbestand goed te bereiken is zowel lopend als op de fiets of met de auto;
- zorgen dat de randvoorwaarden voor winkels zodanig zijn dat een ondernemer kan ondernemen.
De gemeente richt zich met haar beleid onder andere op:
- ruimte bieden aan winkels tot 1.500 m² in de centra van Yerseke, Krabbendijke en Kruiningen;
- indien geen ruimte is in het centrum, maar wel binnen de kern, kan dit worden toegelaten. Dit zal wel gemotiveerd moeten worden.
Knelpunten binnen Kruiningen
- De structuur en inrichting van het centrumgebied is niet optimaal.
- Er zijn een aantal locaties die geschikt zijn voor transformatie. De locatie van de Connexxion aan de Slagveldstraat is er hier een van.
Strategie
- Inzetten op de versterking van het voorzieningenniveau in de kern.
- Herstructureren en/of transformeren van locaties gaat boven uitleglocaties.
Missie, visie en strategie (2008)
Algemeen
De missie geeft aan waar de gemeente voor staat en voor gaat. De missie geeft voor burgers, bestuur en ambtenaren de ontwikkelingsrichting van de gemeente aan. De ambitie voor de langere termijn is vastgelegd. De strategie heeft een looptijd van 3 tot 10 jaar. Er zijn drie kernthema's voor de ontwikkelingsrichting geformuleerd.
- 1. Inspelen op de ligging, waarbij rekening wordt gehouden met rust en ruimte en de goede verbindingen met het achterland.
- 2. Inspelen op de markt, waarbij ingespeeld wordt op de economische motoren van de gemeente: agrarische productie en schaal- en schelpdieren en de unieke ligging en betekenis daarvan voor wonen en vrije tijd.
- 3. Versterken van de identiteit. Behouden en versterking van de eigen karakters van de verschillende dorpen.
Detailhandel
Voor het aspect detailhandel wordt ingegaan op het feit dat het aanbod van de basisvoorzieningen in een kern mede afhankelijk is van het aantal inwoners in die kern. De huidige ondernemers hebben behoefte aan een gestaag groeiende bevolking.
De gemeente heeft geen invloed op het behouden van de bestaande detailhandelsvoorzieningen. De consument bepaalt waar zij boodschappen doet. De gemeente kan wel door het aanbieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat een gezonde detailhandelsstructuur bevorderen.
Toetsing en conclusie
Het behouden van een discounter binnen de gemeente Reimerswaal sluit aan bij de visie om de basisvoorzieningen te behouden binnen de gemeente.
Er is geen sprake van ontwrichting van het voorzieningenaanbod aangezien sprake is van een beperkte toename van het aantal m² aan detailhandel. In paragraaf 4.6 wordt hier nader op ingegaan.
De locatie Slagveldstraat is aangewezen als herstructurerings/transformatielocatie en is gelegen aan de zuidoostelijke entree van Kruiningen. Door invulling van deze locatie wordt een braakliggend terrein weer ingevuld en is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
2.5 Conclusie
Het behouden van een discounter binnen de gemeente Reimerswaal sluit aan bij de visie om de basisvoorzieningen te behouden binnen de gemeente. Door medewerking te verlenen aan het initiatief stimuleert de gemeente een gezonde detailhandelsstructuur.
Er is dan ook geen sprake van ontwrichting van het voorzieningenaanbod in de omgeving. In paragraaf 4.6 wordt hier nader op ingegaan.
Het mogelijk maken van een extra (discount)supermarkt in het centrumgebied van Kruiningen is ruimtelijk gezien niet mogelijk gezien de schaal van het centrumgebied. De locatie Slagveldstraat is aangewezen als herstructurerings/transformatielocatie.
De locatie van de Aldi ligt aan de invalsweg van Kruiningen. Gezien de bereikbaarheid vanuit de kern en vanuit de omliggende kernen is de locatie Slagveldstraat een prima locatie. Daarnaast wordt een braakliggende locatie ingevuld en is daarmee sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
De ontwikkeling heeft geen nadelige gevolgen voor de molen. In paragraaf 5.1 wordt op dit aspect nader ingegaan.
Een gedeelte van de ontwikkeling vindt plaats op gronden van de volkstuinen. De volkstuinen zullen mogelijk worden verplaatst naar een locatie nabij de sportvelden aan de rand van de kern.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie Plangebied
In dit hoofdstuk komt de huidige situatie met betrekking tot de ruimtelijke en de functionele structuur aan de orde. Tevens wordt de visie op het gebied weergegeven.
3.1 Bestaande Situatie Plangebied
Het plangebied ligt aan de oostelijke entree van Kruiningen. De zuidzijde van het plangebied was tot enkele jaren geleden in gebruik door Connexxion. Connexxion heeft deze locatie verlaten en er is geen passende functie voor teruggekomen.
De gronden aan de noordzijde van het plangebied zijn in gebruik door Volkstuinvereniging Kruiningen. Ten zuiden van het plangebied ligt aan de Slagveldstraat molen 'De Oude Molen'.
Figuur 3.1 Globale ligging plangebied
3.2 Bedrijvigheid En Andere Economische Aspecten
Het centrumgebied van Kruiningen wordt gevormd door de Markt, de Snelle Markt en het daaraan grenzende deel van de Hoofdstraat. Binnen dit gebied bevinden zich ook de meeste overige commerciële voorzieningen. Ten zuidoosten van het plangebied is pluimveehouderij Sinke gevestigd.
In het centrum van Kruiningen bevindt zich aan de Voorhoute 1 de Emté. Dit is een fullservice supermarkt.
3.3 Verkeer En Vervoer
De hoofdwegenstructuur van Kruiningen is gebaseerd op de ontsluitingen vanuit de kern op de Oude Rijksweg. De Oude Rijksweg is een belangrijke provinciale weg door de gemeente en vormt naast de Rijksweg A58 een verbinding tussen Goes en Bergen op Zoom.
Vanaf de Oude Rijksweg zijn er verschillende entrees naar de kern. Een daarvan is de route Sluisweg-Slagveldstraat-Voorhoute-Snelle Markt-Markt-Burgemeester Elenbaasstraat. Het plangebied ligt aan deze route op de hoek Sluisweg/Slagveldstraat.
De gronden worden direct ontsloten op de Slagveldstraat. In het kader van de verdere ontwikkeling van het woongebied Kruseveer is op de hoek Sluisweg/Slagveldstraat een rotonde voorzien.
3.4 Landschap, Natuur En Ecologie
De oostelijke entree waaraan het plangebied is gelegen maakt deel uit van de groenstructuur van de kern. In het plangebied zijn geen specifieke natuur- en of landschapswaarden aanwezig. Wel bevindt zich aan de noord- en westzijde (zijde Oude Rijksweg en Sluisweg) en midden op het terrein een groenstrook met hoogopgaande beplanting.
3.5 Archeologie En Cultuurhistorie
Ten zuiden van het plangebied is het rijksmonument 'De Oude Molen' gesitueerd. Dit is een belangrijk cultuurhistorisch element in de omgeving. Daarnaast is voor een gedeelte van de gronden sprake van hoge archeologische waarden. In paragraaf 5.1.1 en 5.1.2 wordt nader ingegaan op beide aspecten.
3.6 Waterhuishouding
Oppervlaktewater
De kern Kruiningen ligt in het afvoergebied van het gemaal Glerum. Het oppervlaktewater vanuit de kern en de westelijk van het (voormalig) veerplein gelegen polders wordt nu nog via een kokerduiker (doorsnede 2 x 1 m) onder het (voormalig) veerplein door getransporteerd richting het gemaal. Het gemaal pompt het water in de Westerschelde.
Aan de noord- en gedeeltelijk westzijde van het plangebied ligt op dit moment een sloot.
Riolering
De kern Kruiningen bestaat uit een 6-tal bemalingsgebieden. Het plangebied maakt deel uit van het bemalingsgebied Slagveldstraat. Hierbij wordt het afvalwater via een vrijvervalriolering afgevoerd richting het bemalingsgebied van de kern Kruiningen. Via een rioolgemaal aan de Hansweertsestraatweg wordt het rioolwater richting de RWZI in de Waarde gepompt.
Verhard oppervlak
De voormalige gronden van Connexxion zijn grotendeels verhard. Voor de volkstuinen is alleen de ontsluiting verhard.
3.7 Leefbaarheid En Veiligheid
Externe veiligheid
Op het aspect externe veiligheid wordt nader ingegaan in paragraaf 5.7.
Fysieke veiligheid
Binnen het plangebied en omgeving bevinden zich geen bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen. In paragraaf 5.2 wordt hier nader op ingegaan.
Sociale veiligheid
De sociaal-maatschappelijke veiligheid in Kruiningen is goed. Leegstaande gebouwen en braakliggende gronden, zoals op het voormalige terrein van Connexxion, komen de vitaliteit en de leefbaarheid van de kern niet ten goede.
Hoofdstuk 4 Visie Op Het Plangebied/beoogde Ontwikkeling
4.1 Beoogde Ontwikkeling
Op de hoek Sluisweg-Slagveldstraat wordt een herontwikkeling beoogd ter plaatse van de voormalige gronden van Connexxion en de volkstuinvereniging. Voor de locatie Slagveldstraat is naar aanleiding van het initiatief van de Aldi een gebiedsvisie opgesteld (zie figuur 4.1).
Gezien de ligging van het plangebied aan de entree en aan de rand van de kern is het belangrijk een kwalitatief aantrekkelijk gebied te ontwikkelen.
Er is dan ook voor gekozen om de bebouwing te concentreren aan de noordzijde van het plangebied en de entree met het parkeerterrein aan de zuidzijde. Door deze oriëntatie wordt de bebouwingsstrook aan de Oude Rijksweg doorgetrokken en wordt de entree aan de Sluisweg versterkt c.q. geaccentueerd.
Door het parkeerterrein te oriënteren aan de Slagveldstraat is er een logische entree die vanuit het centrumgebied, maar ook vanuit de omliggende kernen goed en veilig bereikbaar is.
Rekening houdend met de stedenbouwkundige situatie van het gebied is er ruimte voor twee grotere winkels op het perceel. De Aldi zal zich vestigen op de oostelijke hoek. Op dit moment zijn de plannen voor invulling van de tweede winkel in een vergevorderd stadium maar nog niet volledig. Deze ontwikkeling is daarom nog niet meegenomen in voorliggend bestemmingsplan.
De Aldi zal zich aan drie zijden oriënteren waardoor er een aantrekkelijke hoeklocatie ontstaat. De entree bevindt zich aan de zijde van het parkeerterrein. De bevoorrading zal plaatsvinden aan de westzijde in het 'tussengebied' van beide winkels. De bebouwingshoogte van het pand bedraagt ten hoogste 6 m. De oppervlakte van het gebouw bedraagt ten hoogste 1.500 m² bruto vloeroppervlak.
Het plangebied is een zichtlocatie vanaf de Oude Rijksweg en de Sluisweg en ligt aan de rand van de kern. Om de locatie goed in te passen in de omgeving wordt de bestaande groenomzoming aangepast aan de nieuwe functie.
De huidige sloot zal verbreed worden tot een aantrekkelijke waterpartij waar ook de waterberging zal plaatsvinden.
Op de gronden gelegen aan de zuidoostzijde van de Sluisweg zal groen aangeplant worden. Hierdoor ontstaat een groene entree en wordt de Sluisweg begeleid richting Kruseveer. Hierbij wordt rekening gehouden met de windvang van de nabijgelegen molen.
Figuur 4.1 Beoogde ontwikkeling
4.2 Verkeer
Gemotoriseerd verkeer
De ontsluiting van de supermarkt en de andere detailhandelsvestiging vindt plaats via een toegang aan de Slagveldstraat en via een nieuwe toegang aan de Sluisweg. Voor personenauto's zijn beide toegangen in twee richtingen toegankelijk. Allebei de toegangen zijn vormgegeven als voorrangskruispunt, waarbij het verkeer vanaf en naar het terrein voorrang dient te verlenen aan verkeer op zowel de Slagveldstraat als de Sluisweg. De Slagveldstraat betreft een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/uur. De Sluisweg diende voorheen als toegangsweg richting het veer Kruiningen-Perkpolder. Deze weg was breed vormgegeven en gelegen buiten de bebouwde kom. Het veer Kruiningen-Perkpolder is met de openstelling van de Westerscheldetunnel komen te vervallen. Vervolgens is met het oog op de ontwikkeling van de woonwijk Kruseveer, de functie van deze weg gewijzigd naar erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/uur. De Sluisweg sluit aan de noordzijde aan op de Oude Rijksweg (N289).
De supermarkt heeft bovenal een regionale functie binnen de gehele gemeente Reimerswaal. Een deel van de bezoekers zal afkomstig zijn uit de kern Kruiningen zelf (circa 15%), maar een groter deel uit de overige kernen binnen de gemeente. Voor bezoekers uit de kern Kruiningen zal de ontsluiting voornamelijk plaatsvinden via de Slagveldstraat. De Oude Rijksweg (N289) en de Sluisweg dragen de ontsluiting voor de inwoners uit de overige kernen.
Fietsverkeer
Fietsverkeer richting de supermarkt zal, in verband met de relatief grote afstand richting andere kernen, voornamelijk afkomstig zijn uit de kern Kruiningen zelf. Dit fietsverkeer zal hoofdzakelijk afgewikkeld worden via de Slagveldstraat. Deze weg is, zoals eerder aangegeven, gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom en kent een maximumsnelheid van 30 km/uur. De weg beschikt ten westen van de rotonde Slagveldstraat – Sluisweg niet over fietsvoorzieningen. Gezien de functie van de weg, is de weg hiermee ingericht volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Vanuit de zuidelijk gelegen woonwijk Kruseveer en voor fietsverkeer vanuit omliggende kernen vindt de ontsluiting primair plaats via de Sluisweg. Deze weg is gecategoriseerd als erftoegangsweg, maar kent omwille van het toch hoofdzakelijk ontsluitende karakter een maximumsnelheid van 50 km/uur. Om de verkeersveiligheid voor het fietsverkeer te kunnen waarborgen, is daarom parallel aan de Sluisweg tussen de woonwijk Kruseveer en de Oude Rijksweg (N289) een vrijliggende fietsvoorziening voorzien. Tussen de Oude Rijksweg (N289) en de Slagveldstraat ligt deze eenzijdig (in twee richtingen) aan de noordwestzijde van de weg. Fietsers uit beide richtingen kunnen de Aldi bereiken via de toegang aan de Sluisweg. Ter hoogte van de toegang wordt het vrijliggende fietspad uitgebogen van de Sluisweg af. Zodoende ligt de fietsoversteek van het fietspad over de toegangsweg op 5 m vanaf de Sluisweg en ontstaat derhalve ruimte voor het opstellen van een voertuig. Ten zuiden van de Slagveldstraat ligt de fietsvoorziening eenzijdig (in twee richtingen) aan de zuidoostzijde van de Sluisweg. Middels de fietsvoorziening rondom de rotonde Sluisweg-Slagveldstraat zijn beide voorzieningen met elkaar verbonden.
Bevoorrading
Voor bevoorradend vrachtverkeer voor de supermarkt is een laad- en losvoorziening gesitueerd aan de noordwestzijde van de supermarkt. Het expeditieverkeer van en naar de locatie Slagveldstraat in Kruiningen wordt afgewikkeld via de Oude Rijksweg (N289) en de Sluisweg. Ten behoeve van de ontsluiting van het terrein op het wegennet is vanaf de Sluisweg een nieuwe aansluiting voorzien. Deze aansluiting is voor het vrachtverkeer in één richting toegankelijk, te weten in de richting vanaf de Sluisweg het terrein op. Voor personenauto's is de aansluiting in twee richtingen toegankelijk. Ter hoogte van het parkeerterrein worden het expeditieverkeer en het personenverkeer van elkaar gescheiden. Het expeditieverkeer buigt af naar rechts en maakt vanaf hier gebruik van een bevoorradingsweg rondom de supermarkt. Via deze bevoorradingsweg wordt de laad- en losvoorziening bereikt. Na het laden en lossen verlaat het expeditieverkeer de locatie via de aansluiting van het terrein op de Slagveldstraat. Met de nieuwe aansluiting en de bevoorradingsweg wordt voorkomen dat:
- vrachtverkeer op het parkeerterrein tussen geparkeerde voertuigen moet manoeuvreren om de laad- en losvoorziening op een juiste wijze te kunnen benaderen;
- vrachtverkeer van en naar de supermarkt in twee richtingen gebruikmaakt van de relatief smal vormgegeven Slagveldstraat. Deze straat is ter hoogte van de aansluiting naar de supermarkt niet voorzien van fietsvoorzieningen waardoor gemotoriseerd verkeer en fietsverkeer gebruikmaken van dezelfde verkeersruimte. De aanwezigheid van expeditieverkeer in beide richtingen op de Slagveldstraat zou er met name toe kunnen leiden dat het fietsverkeer door ruimtegebrek in de knel komt.
Figuur 4.2 Rijcurve vrachtverkeer
De bereikbaarheid voor vrachtverkeer vanaf de Sluisweg naar de laad- en losvoorziening en vervolgens het terrein af naar de Slagveldstraat, is getoetst door middel van een rijcurve. Daarbij is uitgegaan van een ontwerpvoertuig trekker met oplegger van 18 m. De afrondingsbogen op kruispunten dienen voldoende ruim gedimensioneerd te worden om de manoeuvres van het vrachtverkeer vlot te laten verlopen. Daartoe is op het kruispunt nieuwe aansluiting-Sluisweg aan de noordzijde van de aansluiting een boogstraal toegepast van 12 m. Op het kruispunt tussen de zuidelijk gelegen aansluiting op de Slagveldstraat is de boogstraal aangepast op basis van het benodigde ruimtegebruik uit de rijcurve.
4.3 Parkeren
Parkeerbehoefte gemotoriseerd verkeer
De nieuwe ontwikkeling brengt een parkeerbehoefte met zich mee. Deze parkeerbehoefte wordt berekend op grond van de kengetallen van het CROW, die zijn vastgelegd in publicatie 317.
Voor de ontwikkeling van de Aldi wordt uitgegaan van een supermarkt in het discountsegment. Het bruto vloeroppervlak van de supermarkt bedraagt 1.500 m². Voor een supermarkt aan de rand van een kern, kan gekozen worden voor de kengetallen die behoren bij het type stedelijke situatie 'rest bebouwde kom'. Tevens geldt voor de kern Kruiningen een stedelijkheidsgraad binnen de categorie 'niet stedelijk' (bron: CBS). Voor een supermarkt in het discountsegment komt dat neer op 6,8-8,8 parkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. Wanneer het gemiddelde autobezit en de omgevingsadressendichtheid van de gemeente Reimerswaal worden afgezet tegen het gemiddelde van alle niet stedelijke gemeenten, mag uit worden gegaan van de minimale parkeerbehoefte. Voor de nieuwe supermarkt bedraagt de parkeerbehoefte daardoor 102 parkeerplaatsen.
Parkeeraanbod gemotoriseerd verkeer
Uitgangspunt is dat zowel de discountsupermarkt als de geplande tweede winkel kunnen voorzien in hun eigen parkeerbehoefte. Zodoende is in het ontwerp rekening gehouden met de aanleg van ten minste de berekende parkeerbehoefte per functie.
In het ontwerp zijn ten behoeve van de discountsupermarkt 111 parkeerplaatsen voorzien, waarvan 3 ten behoeve van het parkeren voor mindervaliden.
Parkeerbehoefte fietsverkeer
Naast een parkeerbehoefte voor autoverkeer brengt de ontwikkeling ook een parkeerbehoefte voor fietsen met zich mee. Ook deze parkeerbehoefte wordt berekend op grond van de kengetallen van het CROW, die zijn vastgelegd in publicatie 317.
Voor supermarkten geldt een fietsparkeerkencijfer van 2,9 stallingsplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak. Op basis van een bruto vloeroppervlak van 1.500 m² bedraagt de parkeerbehoefte voor het stallen van fietsen circa 44 stallingsplaatsen. De locatie voor het stallen van fietsen is beoogd, links van de entree aan de gevelzijde aan de Slagveldstraat.
4.4 Groen/landschappelijke Inpassing
Om de locatie goed in te passen in de omgeving wordt de bestaande groenomzoming aangepast aan de nieuwe functie. Er wordt hierbij een goede balans gezocht tussen enerzijds de wensen van de ondernemers (zichtlocatie) als de inpassing in het landschap. Daarnaast wordt er in de hoogte van de groenomzoming rekening gehouden met de windvang van de nabijgelegen molen.
Op de gronden gelegen aan de zuidoostzijde van de Sluisweg zal groen aangeplant worden. Hierdoor ontstaat een groene entree en wordt de Sluisweg begeleid richting Kruseveer. Hierbij wordt rekening gehouden met de windvang van de nabijgelegen molen.
4.5 Water
Aan de noord- en westzijde van het plangebied ligt nu een sloot. Deze sloot wordt verbreed en zal als waterberging fungeren. In paragraaf 5.8 wordt hier nader op ingegaan.
4.6 Distributieplanologische Analyse
De ontwikkeling voorziet in de verplaatsing van de huidige vestiging van Aldi in de kern Krabbendijke naar de projectlocatie in de kern Kruiningen. Beide kernen liggen in de gemeente Reimerswaal. In het kader van de ladder van duurzame verstedelijking wordt in deze paragraaf ingegaan op de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte aan de beoogde ontwikkeling. Daarnaast wordt in deze paragraaf aangetoond dat er geen sprake is van duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Hiervan is slechts sprake als inwoners van een verzorgingsgebied niet meer op aanvaardbare afstand kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften. Daarbij is het in landelijke gebieden, zoals de gemeente Reimerswaal, niet noodzakelijk dat in de eigen kern kan worden voorzien in de eerste levensbehoeften.
Beide aspecten (behoefte en ontwrichting) worden in deze paragraaf behandeld middels een distributieplanologische analyse. Een uitgebreider distributieplanologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht, aangezien de beoogde ontwikkeling gaat om een verplaatsing binnen de gemeentegrenzen van een bestaande detailhandelsvoorziening met een verzorgingsfunctie voor de gehele gemeente.
4.6.1 Behoefte aan een discountsupermarkt
Een harddiscounter, zoals Aldi, ontleent zijn kracht aan een beperkt assortiment van 800 artikelen met een hoge omloopsnelheid per artikel, waardoor de prijzen zeer laag kunnen blijven. Het beleid van Aldi is er niet op gericht om een gelijkwaardig assortiment (circa 8.000-20.000 artikelen) te voeren als een grotere buurtsuper of een fullservice-supermarkt, maar juist aan de onderkant van de markt te blijven opereren. Het assortiment van de Aldi is weliswaar zeer laag geprijsd, maar ook onvolledig (complete productgroepen ontbreken en van andere productgroepen is de keuze zeer beperkt) in vergelijking met een fullservice-supermarkt of een grotere buurtsuper.
Door deze kenmerken hebben discountsupermarkten een redelijk bijzondere positie binnen de detailhandelsstructuur. Reguliere supermarkten hebben doorgaans een verzorgingsfunctie voor een kern of de omliggende wijk en kunnen daarbinnen marktaandelen halen van meer dan 60%. Discounters verzorgen doorgaans een kleiner aandeel consumenten, maar wel uit een groter gebied. Afhankelijk van de ligging (stedelijke/landelijke omgeving) hebben de verzorgingsgebieden een omvang van zo'n 25.000 inwoners. Binnen een dergelijk gebied hebben discounters een marktaandeel van gemiddeld 15% (Hoofdbedrijfschap Detailhandel 2013 en Distrifood week 34, 2013). Anders gesteld: de consumenten in het verzorgingsgebied hebben voor 15% van hun aankopen de 'behoefte' om deze bij een discounter te doen. Momenteel voorziet de Aldi in Krabbendijke binnen de gemeente Reimerswaal in deze behoefte.
4.6.2 Behoud discount-voorziening voor de gemeente
Geen toekomst huidige Aldi in Krabbendijke
Op de locatie van de Aldi aan de Dorpsstraat in Krabbendijke is sprake van een te krappe parkeer- en bevoorradingssituatie. Ook is het oppervlak van deze winkel te klein naar de maatstaven van de huidige consument. Deze verwacht voldoende comfort in de winkel. Hierbij valt te denken aan ruime gangpaden, betere productpresentatie en meer kassa's. De standaardmaat voor Aldi's is daartoe vergroot en deze ligt momenteel op 19,6 x 51,0 m² = 999,6 m² wvo (circa 1.300 m² bvo). Zodoende kunnen de 800 artikelen, waaruit het assortiment van de Aldi bestaat, optimaal gepresenteerd worden in een winkel met een open en moderne uitstraling. Aldi kent een landelijk formulebeleid, ieder filiaal voert hetzelfde assortiment, ondanks dat er grotere en kleine filialen zijn. Een deel van de huidige vestigingen van Aldi is te klein voor de landelijke formule. Aldi wil daarom verouderde winkels sluiten, waaronder de vestiging in Krabbendijke, en vervangen door grotere filialen.
Vestigingsplaatseisen discounter
De gemeente heeft gezocht naar locaties om de ruimtebehoefte van Aldi te faciliteren. Van belang is het veranderde bezoekgedrag van consumenten. Op een discountsupermarkt, zoals de Aldi, heeft dit een ander effect dan op andere typen supermarkten, zoals een buurtsupermarkt of ruime servicesupermarkt. Aldi is vaak een 'tweede' of 'derde' supermarkt. Mensen bezoeken de winkels doelgericht, in een lagere frequentie en vaak per auto. Het aandeel fietsbezoekers is laag. Een ligging aan een doorgaande N-weg of uitvalsweg is daarom voor de Aldi van primair belang, bij voorkeur aan de rand van kernen. De consument doet vaak één keer per week bulkaankopen met de auto. De rest van de aankopen vindt plaats bij een fullservice-supermarkt in de nabijheid. Daarom stelt Aldi voor nieuwe vestigingen hoge eisen aan de bereikbaarheid. Dat geldt vooral in kleine kernen (< 15.000 inwoners), vanwege de noodzaak tot een regiofunctie. Het draagvlak in een enkele kleine kern is namelijk niet voldoende om een rendabele exploitatie te voeren; er is een kritische massa nodig om rendabel te kunnen draaien.
Beoogde locatie Kruiningen als volwaardig alternatief
Hoewel het wenselijk is detailhandel in het centrumgebied van een kern te vestigen, beschikken de kernen in de gemeente Reimerswaal niet over centrumlocaties met voldoende toekomstperspectief voor Aldi. De locaties in de centra van de kernen voldoen niet vanwege de eisen ten aanzien van oppervlakte, bereikbaarheid en ontsluiting, omdat locaties van voldoende grootte (fysieke ruimte voor de realisatie van een gebouw van maximaal 1.500 m² bvo met voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein) en gelegen aan een N-weg of uitvalsweg binnen de kernwinkelgebieden niet beschikbaar zijn.
De beoogde locatie in Kruiningen bevindt zich binnen het bestaand stedelijk gebied en is een prima locatie voor een functie zoals Aldi: gelegen aan een uitvalsweg nabij een N-weg en met voldoende ruimte voor parkeren, bevoorrading en de gewenste winkeloppervlakte. Daarbij maakt de geografische ligging van Kruiningen – zoals vanuit Krabbendijke ook het geval is – het mogelijk om meerdere kernen binnen de gemeente Reimerswaal te kunnen bedienen.
4.6.3 Distributieplanologische effecten beoogde ontwikkeling
Discountvoorziening blijft gelijkwaardig
De Aldi houdt ook na de beoogde verplaatsing vast aan zijn functie als discounter met een klein assortiment tegen de allerlaagste prijzen. Daarbij zal de marktpositie van Aldi niet wijzigen van lokaal naar bovenlokaal bij verhuizing naar Kruiningen. De gemeente Reimerswaal is namelijk te beschouwen als een min of meer samenhangend marktgebied met bijna 22.000 inwoners, dat zich globaal bevindt tussen het Schelde-Rijnkanaal en het Kanaal door Zuid-Beveland. Het inwonertal van de gemeente biedt voldoende economische ruimte voor een discounter. Reeds op de huidige locatie heeft Aldi – als enige discounter in Reimerswaal – een functie voor de inwoners van de gehele gemeente. Om haar marktpositie te behouden zal Aldi blijven vasthouden aan haar kracht: een beperkt assortiment met een hoge omloopsnelheid per artikel tegen de allerlaagste prijzen.
Marktaandeel blijft ongewijzigd
De bruto vloeroppervlakte van de nieuwe Aldi in Kruiningen zal circa 1.350 m² bedragen. Hiervan zal circa 1.000 m² winkelvloeroppervlak zijn en de overige m² zijn magazijn, kantoor, sociale en technische ruimten. Het winkelvloeroppervlak ten opzichte van Krabbendijke zal met circa 250 m² worden uitgebreid. De uitbreiding richt zich op de manier van bevoorrading en op de realisatie van bredere winkelgangpaden, een ruimere presentatie van de – net als nu in Krabbendijke – 800 artikelen in het assortiment van Aldi.
De beperkte vergroting van de winkel is niet gericht op groei van het marktaandeel, maar op behoud van de huidige verzorgingsfunctie van Aldi. Binnen het verzorgingsgebied heeft de Aldi namelijk, zoals altijd het geval is bij discountsupermarkten, een marktaandeel van niet meer dan 15%. De overige 85% van de toonbankbestedingen komt terecht bij de overige boodschappenwinkels in de gemeente. Aan dit marktaandeel verandert niets na de beoogde ontwikkeling. Consumenten uit de gehele gemeente zijn reeds bereid om, doorgaans eens per week/eens per twee weken, vanuit de eigen kern naar de Aldi in Krabbendijke (of naar de Aldi in Kapelle of in Hoogerheide) te gaan voor bepaalde aankopen. Omdat consumenten minder vaak bij Aldi komen dan bij de lokale supermarkt, worden de producten vaak in bulk gekocht. De overige bestedingen aan boodschappen, zijnde circa 85% van het totaal, worden bij andere winkels gedaan.
Dat een groot deel van de bestedingen door consumenten bij andere winkels terechtkomt is te verklaren, want het assortiment van Aldi is onvolledig en de keuze is zeer beperkt. Een deel van de consumenten zal in dezelfde winkeltrip de (bulk)aankopen bij Aldi combineren met een bezoek aan andere boodschappenwinkels (een ander deel kiest ervoor deze aankopen op gescheiden momenten te doen). Recent is onderzoek gedaan naar dit combinatiebezoek (DTnP, januari 2011). Van het marktaandeel van 15% van de toonbankbestedingen bij een discounter, combineert 40% van de consumenten het bezoek aan een discountsupermarkt met een bezoek aan overige winkels in dagelijkse goederen, waaronder overige supermarkten, tijdens dezelfde winkeltrip. Een verhuizing van de Aldi van Krabbendijke naar Kruiningen betekent dat er tevens een verplaatsing van het combinatiebezoek plaatsvindt. Op grond van bovengenoemde percentages is er slechts sprake van een marginale toe- dan wel afname van de gecombineerde bestedingen in Kruiningen en Krabbendijke. Het draagvlak van de fullservice-supermarkten en de versspeciaalzaken ter plaatse zal grotendeels in stand worden gehouden (rond de 85% marktaandeel). Er is geenszins sprake van een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Voor de overige winkels in de gemeente verandert er niets, omdat de huidige koopstromen naar de Aldi in Krabbendijke 'verhuizen' naar de Aldi in Kruiningen. De reisafstanden binnen de gemeente noch de verzorgingsfunctie van Aldi veranderen zodanig dat daarvan substantiële effecten te verwachten zijn op de koopstromen binnen de gemeente.
Per saldo nauwelijks effect op detailhandel in Kruiningen
Kruiningen beschikt over een Emté supermarkt en over kleinschalige detailhandel, waaronder een bakker, een slagerij, een drogist, een slijterij, een bouwmarkt en diverse kledingwinkels.
Het vestigen van een discountsupermarkt in Kruiningen zal zorgen voor een versterking en verbreding van het totale dagelijkse winkelaanbod in Kruiningen.
De invloed van het vestigen van de Aldi op de Emté en de overige detailhandel in Kruiningen kan gezien worden als een neutraal effect. Hieraan liggen de volgende overwegingen ten grondslag.
- Aldi en Emté betreffen twee verschillende supermarkten die ieder een eigen marktaandeel en -positie hebben (figuur 4.3).
- De vergroting van Aldi is gericht op een ruimere opzet van de winkel en de manier van bevoorrading. Het assortiment van de supermarkt breidt niet uit.
- Toevoeging van een Aldi zal extra consumenten naar Kruiningen trekken. Hiervan zullen overige winkels in de kern profiteren.
- Cruciaal voor het functioneren van Emté is de kwaliteit en winkelsetting van deze supermarkt. Een eventuele omzetdaling door het gedeeltelijk vertrekken van bestaande consumenten zal naar verwachting gecompenseerd worden door nieuwe klanten die worden aangetrokken door de Aldi.
Figuur 4.3 Positionering Nederlandse supermarkten (Zomerrapport GfK, Foodmagazine, juni 2013)
Geen effect op de grotere regio
De beoogde locatie is goed zichtbaar vanaf de Oude Rijksweg, de hoofdontsluitingsroute van de gemeente Reimerswaal (in tegenstelling tot de achter te laten locatie). De verwachting bestaat daarom dat doorgaande reizigers (over de Oude Rijksweg) meer dan nu de Aldi zullen gaan bezoeken. Dit betreft een diverse groep consumenten die 'uitwaaiert' over de rest van de Bevelanden en Walcheren, waardoor een mogelijk effect op de lokale winkels in dagelijkse goederen in dit grote gebied snel verwatert.
Toekomst achter te laten locatie in Krabbendijke is geborgd
De verplaatsing van Aldi uit de Dorpsstraat in Krabbendijke heeft ook in die kern geen onaanvaardbaar effect op het woon-, leef- en ondernemersklimaat. Het achter te laten perceel wordt overgenomen door de gemeente. De bebouwing wordt gesloopt, waardoor het niet als (verpauperde) leegstand zal voortbestaan. Over een toekomstige invulling van het perceel wordt nog nagedacht, maar de gemeente behoudt in ieder geval de regie over de toekomstige invulling.
Op dit moment wordt gewerkt aan een gemeentelijke 'Structuurvisie Detailhandel'. Hiermee wordt in beeld gebracht welke ontwikkelingsruimte er in Reimerswaal nog is met betrekking tot vestiging van nieuwe detailhandelsvoorzieningen en/of uitbreiding van bestaande detailhandelsvoorzieningen. Een nieuwe invulling voor de achter te laten locatie aan de Dorpsstraat in Krabbendijke zal aan deze visie worden getoetst.
4.6.4 Conclusie
De consumenten in de gemeente Reimerswaal hebben voor circa 15% van hun aankopen de 'behoefte' om deze bij een discounter te doen. Discountsupermarkten hebben een verzorgingsgebied van zo'n 25.000 inwoners. Met circa 22.000 inwoners biedt de gemeente Reimerswaal voldoende draagvlak voor/is er voldoende kwantitatieve behoefte aan een discounter. Reeds jaren voorziet Aldi binnen de gemeente in deze behoefte.
Het is wenselijk de discountvoorziening voor de gemeente te behouden. De toekomst van Aldi aan de Dorpsstraat in Krabbendijke is echter onzeker doordat de winkel te klein is, de parkeerruimte onvoldoende en de bevoorrading te krap. De gemeente heeft daarom gezocht naar een locatie die voldoende ruimte biedt voor de Aldi en de parkeerbehoefte en die goed bereikbaar is vanuit de gehele gemeente.
De discounter verplaatst van Krabbendijke naar Kruiningen en blijft daardoor gevestigd binnen hetzelfde marktgebied, waardoor binnen dit marktgebied het marktaandeel van deze supermarkt niet wijzigt. Te meer, omdat het assortiment van de nieuwe Aldi niet anders is dan in de huidige winkel – ondanks de beperkte vergroting van het oppervlak. De vergroting van de Aldi is vooral gericht op een ruimere opzet van de winkel en de manier van bevoorrading.
Op de detailhandel in de gemeente heeft de beoogde ontwikkeling nauwelijks effect, omdat de huidige koopstromen naar de Aldi in Krabbendijke 'verhuizen' naar de Aldi in Kruiningen. De reisafstanden binnen de gemeente noch de verzorgingsfunctie van Aldi veranderen zodanig dat daarvan substantiële effecten te verwachten zijn op de koopstromen binnen de gemeente.
Om bovengenoemde redenen is er geen substantieel negatief effect te verwachten van de verplaatsing van Aldi op de detailhandelsstructuur van de gemeente. Van een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur is dan ook geen sprake. De beoogde ontwikkeling heeft ook geen onaanvaardbaar effect op het woon-, leef- en ondernemersklimaat. Het achter te laten pand in de Dorpsstraat in Krabbendijke komt niet langdurig leeg te staan, omdat dit door de gemeente wordt gesloopt en herontwikkeld.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Andere Aspecten
In dit hoofdstuk komen de uitkomsten van de uitgevoerde onderzoeken naar milieu- en andere aspecten aan de orde.
5.1 Archeologie En Cultuurhistorie
5.1.1 Archeologie
Beleid
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid ten aanzien van archeologie is vastgelegd in de Nota Archeologie 2006-2012. Het toetsingskader is overgenomen in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018. Het toetsingskader wordt verder bepaald door het volgende:
- archeologische waarden zijn vastgelegd op de AMK (Archeologische Monumenten Kaart);
- op de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarden) zijn de trefkansen (laag, middelhoog en hoog) opgenomen;
- Archis2 is de nationale database voor archeologische vindplaatsen;
- het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) vormt de Zeeuwse database.
Gemeentelijk beleid
Recent is door de 9 gemeenten in Zuid-Beveland, Tholen en Zeeuws-Vlaanderen archeologiebeleid opgesteld. Het gemeentelijk archeologiebeleid voor Reimerswaal is vastgelegd in de nota Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal:
- deel A: Beleidsnota archeologie;
- deel B: Toelichting beleidskaart, 30-06-2011;
- in het beleid vastgelegd (op 22 november 2011) zijn de archeologische verwachting en bekende vindplaatsen en archeologische monumenten.
Toetsing
Op basis van de gemeentelijke maatregelenkaart van Reimerswaal is te zien dat het plangebied in een zone ligt waarvoor een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt. Archeologisch onderzoek is dan ook noodzakelijk. Voor de locatie is door Oranjewoud een bureauonderzoek en een veldonderzoek uitgevoerd. Deze rapportage is toegevoegd in bijlage 1.
Bureauonderzoek
Op basis van het bureauonderzoek met boringen is geconcludeerd dat de specifieke archeologische verwachting sterk samenhangt met de geomorfologische, de bodemkundige en de historische situatie. Binnen het gebied kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode vanaf de Romeinse tijd en met name uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Geadviseerd wordt een inventariserend veldonderzoek uit te voeren in de vorm van proefsleuven.
Inventariserend veldonderzoek
Indien dieper dan 40 cm onder het huidige maaiveld verstoord zal worden, is archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven noodzakelijk, met uitzondering van de locaties waar bodemsanering heeft plaatsgevonden. Ter plaatse van de voormalige bebouwing van Connexxion is archeologisch onderzoek noodzakelijk indien dieper dan 70 cm onder maaiveld verstoord zal worden. Hier zijn dieperliggende archeologische lagen nog intact aanwezig.
Conclusie
Voor het gehele plangebied, met uitzondering van de saneringslocaties (voormalig Connexxion-terrein), blijft de archeologische verwachting voor de periode vanaf de prehistorie tot de nieuwe tijd gehandhaafd.
Daarom is voor het plangebied een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' opgenomen om de waarden te beschermen tegen eventuele werkzaamheden in de gronden indien dieper dan 40 cm onder het maaiveld verstoord zal worden. Voor de locatie waar de voormalige bebouwing is gesloopt, is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' opgenomen om de waarden te beschermen tegen eventuele werkzaamheden in de gronden indien dieper dan 70 cm onder het maaiveld verstoord zal worden. Omdat het vooronderzoek heeft uitgewezen dat archeologische waarden aanwezig kunnen zijn, is geen oppervlaktevrijstelling meer gehanteerd.
Het archeologisch vervolgonderzoek zal zich ten eerste richten op de inversierug, waarop een verwachting is voor de middeleeuwen en nieuwe tijd. Indien dieper dan 1 m onder maaiveld verstoord zal worden, zal ook de top van het Hollandveen onderzocht worden in verband met een verwachting voor de Romeinse periode.
5.1.2 Cultuurhistorie
Beleid
Rijksbeleid
Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo wijzigt het Bro (artikel 3.6.1 lid 2). Wat voor archeologie geldt, gaat voor al het cultureel erfgoed gelden. De volgende regel is van kracht:
In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Dit betekent dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het betrekken van cultuurhistorische waarden bij het opstellen van bestemmingsplannen en hierover verantwoording afleggen in het bestemmingsplan. Dat kan op verschillende manieren en kan van het wettelijk verplichte minimum tot en met uitgebreid eigen beleid.
Toetsing en conclusie
De gemeente onderschrijft het belang van het borgen van cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen. Ten zuiden van het plangebied is het rijksmonument 'De Oude Molen' gesitueerd. Dit is een belangrijk cultuurhistorisch element in de omgeving. In de omgeving van de molens worden vaak beperkingen gesteld aan gebouwen en/of beplantingen, om een zoveel mogelijk onbelemmerende windvang voor de molens mogelijk te maken. Bij voorliggende ontwikkeling is rekening gehouden met 'De Oude Molen'. Navolgend wordt op dit aspect nader ingegaan.
5.1.3 Molenbiotoop
Algemeen
Voor het behoud van de molen 'De Oude Molen' aan de Slagveldstraat in Kruiningen is het van belang dat deze technisch kan blijven functioneren. Een zoveel mogelijk onbelemmerde windvang is daarvoor nodig. Bebouwing en begroeiing in de nabijheid van een molen veroorzaken windbelemmeringen, waardoor rendementsverlies ontstaat. Een geringe windsnelheidsreductie kan een merkbare vermindering van het vermogen van de molen tot gevolg hebben. Bebouwing en begroeiing kunnen leiden tot turbulentie, met als gevolg sterk wisselende windkrachten op het wiekenkruis en de askop van de molen. Hierdoor kan schade ontstaan. Het is vanuit het molenbelang dan ook wenselijk beperkingen te stellen aan de hoogte van bebouwing en begroeiing. Het gebied waarbinnen beperkingen gelden wordt molenbiotoop genoemd.
Verordening Ruimte provincie Zeeland (2012)
De Provinciale Verordening schrijft voor op welke wijze er in bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden met de cultuurhistorische waarde van traditionele windmolens, zoals die in Kruiningen.
- In een bestemmingsplan worden op zodanige wijze bestemmingen aangewezen dan wel regels gegeven dat binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de traditionele windmolen, geen nieuwe bebouwing en beplanting wordt toegelaten hoger dan het laagste punt van de verticaal staande wieken.
- In een bestemmingsplan worden voorts op zodanige wijze bestemmingen aangewezen dan wel regels gegeven dat binnen een straal van 100-400 m, gerekend vanuit het middelpunt van de traditionele windmolen, een zekere mate van vrije windvang is gewaarborgd. Bestaand gebruik en bestaande bebouwing zijn hiervan uitgezonderd. In de verordening zijn onder 'bestaand' ook de geldende planologische mogelijkheden begrepen. Er is dus sprake van een afweging tussen de bestaande planologische rechten en de cultuurhistorische belangen van de windmolen.
Toetsing
De gemeente erkent het belang van het behoud van de molen. Een molenbiotoop (inclusief richtafstanden en richthoogten) wordt beschouwd als één van de afwegingsfactoren bij het beoordelen van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen. Het gemeentebestuur is van mening dat de molenbiotoop niet altijd onverkort kan of moet worden toegepast. De mate waarin de molenbiotoop van een molen juridisch-planologisch moet worden beschermd, moet het resultaat zijn van een afweging van alle in het geding zijnde belangen en rechten in het gebied. Het volgende is afgewogen.
Huidige bouwmogelijkheden plangebied
Voor de zuidelijk gelegen gronden van het plangebied zijn op basis van het geldende bestemmingsplan de volgende bouwmogelijkheden toegestaan:
- de bebouwing ligt op circa 50 m vanaf de molen;
- de maximale goothoogte bedraagt 5 m en de bouwhoogte 9 m;
- de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' is tevens van toepassing. In artikel 30 is in lid 30.2.2 bepaald dat binnen 100 m van de molen (nagenoeg het gehele perceel) de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedraagt dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
Uit de regeling volgt dat de bouwhoogte ten hoogste 4 m zou mogen bedragen (onderste punt wieken) binnen de eerste 100 m tot de molen en vanaf 100 m oplopend naar 5 m tot 200 m van de molen voor een optimale windvang.
De oorspronkelijk bebouwing op deze locatie varieerde tussen de 5 m (goothoogte) en 8 m (nok/bouwhoogte). De toegestane goot- en bouwhoogte in het geldend bestemmingsplan bedragen ten hoogste respectievelijk 5 m en 9 m.
In de bepaling voor de vrijwaringszone is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen (lid 3.2.3 onder a) voor gebouwen tot een hoogte zoals opgenomen in de bestemming Bedrijf (in deze situatie). Advies van een onafhankelijk deskundige is een vereiste evenals geen strijdigheid met het molenbelang.
Afweging
Afwijkingsmogelijkheid bestemmingsplan/Provinciale Verordening
Zowel het geldende bestemmingsplan als de Provinciale Verordening bieden de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken van de geldende regeling. Een vereiste hierbij is advies in te winnen bij een onafhankelijke deskundige die de belangen van de molen behartigt (in deze de Vereniging de Zeeuwse Molens). Als bebouwing buiten de belangrijkste beschermingszone van 100 m wordt gerealiseerd, is een afwijking van de regeling aanzienlijk beter te motiveren dan wanneer binnen de eerste 100 m bebouwing is voorzien. Deze zone is namelijk het belangrijkst voor de windvang, de belevingswaarde en het historische karakter van de omgeving.
Toekomstige stedenbouwkundige situatie
Met de voorgenomen ontwikkeling ontstaat rond de molen een aanmerkelijk vrijer gezichtsveld, omdat in de belangrijkste beschermingszone (binnen 100 m) geen bebouwing meer aanwezig zal zijn. Ten opzichte van de oorspronkelijke situatie komt dit de windvang, de belevingswaarde en het historische karakter van de omgeving ten goede. Er is in de nieuwe situatie als het ware sprake van vrije windvang en niet meer van wervelingen door de gebouwen (puntdaken). Dit komt een constante windstroom zeker ten goede. Bij de inrichting van het terrein zal ook bij aanleg van groenvoorzieningen rekening worden gehouden met het belang van de molen. De momenteel vrijwel gesloten groensingel langs de Oude Rijksweg zal mede daarvoor opnieuw worden ingericht met een grotere transparantie.
Toekomstige bouwhoogten
Voor de te realiseren bebouwing van de discountsupermarkt gelden de volgende uitgangspunten:
- de bebouwing wordt gesitueerd op een afstand van circa 125 m ten opzichte van de molen;
- de maximale bouwhoogte van de bebouwing bedraagt 6 m.
Bij de hoogteregeling voor de locatie is van belang dat tot voor kort gebouwen aanwezig waren binnen een afstand van 100 m tot de molen. De hoogte van die gebouwen varieerde grotendeels tussen de 5 m (goothoogte) en 8 m (nokhoogte). De bebouwing was daarmee een meter lager dan hetgeen op grond van het geldende bestemmingsplan is toegestaan. In de voorziene situatie zullen geen gebouwen meer aanwezig zijn binnen de zone van 100 m van de molen. De uit de regeling voortkomende maximale bouwhoogte van 4 m zal daarmee, in tegenstelling tot in de oude situatie, worden gerespecteerd. De situatie voor de molen in de belangrijkste zone tot 100 m verbetert hiermee aanzienlijk. Een overschrijding van de op grond van de regeling molenbiotoop toegestane bouwhoogte vanaf een afstand van 100 m van de molen wordt verantwoord geacht. De maximale overschrijding bedraagt 1 m ten opzichte van de oorspronkelijke situatie.
In figuur 5.1is aangegeven wat het verschil is van de nieuwe bebouwing en de oorspronkelijke bebouwing. Hieruit is af te lezen dat alleen voor het rode gedeelte een verslechtering plaatsvindt voor de windvang ten opzichte van de oorspronkelijke situatie.
Figuur 5.1 Windvang molen in toekomstige situatie ten opzichte van oorspronkelijke situatie (donker groen = beter, licht groen = gelijk, rood = slechter)
Advies Vereniging de Zeeuwse Molens
De Vereniging de Zeeuwse Molens heeft advies uitgebracht over de voorziene ontwikkelingen aan de Slagveldstraat in relatie tot de molenbiotoop van 'De Oude Molen'. Beoordeeld is dat bebouwing met een bouwhoogte van 6 m op een afstand van meer dan 100 m van de molen acceptabel is met inachtneming van de hiervoor gegeven argumentatie.
Conclusie
Uit figuur 5.1 blijkt dat de bouwhoogte van de Aldi vrijwel geheel past binnen de hoogtematen. Relevant is dat het zicht op de molen verandert door een aanmerkelijk vrijer gezichtsveld, omdat in de belangrijkste beschermingszone (binnen 100 m) geen bebouwing meer aanwezig zal zijn. De maximale bouwhoogte voor de supermarkt (buiten de belangrijkste beschermingszone) wordt in de regeling vastgelegd op ten hoogste 6 m. Ten opzichte van de oorspronkelijke situatie komt dit de windvang, de belevingswaarde en het historische karakter van de omgeving ten goede. Er is in de nieuwe situatie als het ware sprake van vrije windvang en niet meer van wervelingen door de gebouwen (puntdaken). Dit komt een constante windstroom zeker ten goede.
5.2 Milieuhinder
5.2.1 Milieuhinder bedrijvigheid
Beleid
Algemeen
Om inzicht te krijgen in de mate van milieubelasting van de gevestigde en te vestigen bedrijven in het plangebied is in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' (standaard SvB). Deze Staat is gebaseerd op de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009).
De standaard SvB is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten aan de hand van milieucategorieën zijn gerangschikt naar de mate van belasting van het milieu. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de categorie is waaronder het bedrijf valt. Iedere milieucategorie kan worden vertaald naar een minimaal aan te houden richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies in de omgeving (rustige woonwijk). Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om indicatieve afstanden. In een concrete situatie dient de werkelijk aan te houden afstand nader te worden bepaald. De richtafstanden worden gemeten van de bestemmingsgrens van de milieuhinderlijke inrichting ten opzichte van de gevels van de woningen van derden. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' wordt verwezen naar bijlage 3.
De 'standaard SvB' onderscheidt diverse milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.
Tabel 5.1 Richtafstanden publicatie "bedrijven en milieuzonering" (VNG, 2009)
milieucategorie | richtafstand (in meters) | |
rustige woonwijk | gemengd gebied | |
1 | 10 | 0 |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
3.2 | 100 | 50 |
4.1 | 200 | 100 |
4.2 | 300 | 200 |
5.1 | 500 | 300 |
5.2 | 700 | 500 |
5.3 | 1.000 | 700 |
6 | 1.500 | 1.000 |
Supermarkten
De VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' categoriseert (discount)supermarkten in milieucategorie 1. Daarvoor geldt een richtafstand van 10 m voor de milieuaspecten geur, geluid en gevaar. Deze richtafstand geldt voor een rustige woonwijk. Het plangebied grenst aan 3 zijden aan wegen. Ten zuidwesten van het plangebied liggen enkele kleinschalige bedrijven. Ten noordwesten van het plangebied liggen enkele woningen (Slagveldstraat en Couwervestraat), De omgeving van het plangebied kan daarmee gezien worden als gemengd gebied. Als sprake is van een gemengd gebied mag de richtafstand met één afstandsstap worden verkleind en geldt voor de (discount)supermarkt een richtafstand van 0 m.
Parkeerterrein
Een parkeerterrein valt in milieucategorie 2. Daarvoor geldt een richtafstand van 30 m. Als sprake is van een gemengd gebied mag de richtafstand met één afstandsstap worden verkleind en geldt voor het parkeerterrein een richtafstand van 10 m.
Omliggende bedrijvigheid
Ten zuiden van de molen is kleinschalige lichte bedrijvigheid gesitueerd. Deze bedrijvigheid ligt op ten minste 80 m vanaf de zuidelijke grens van de ontwikkeling en circa op 150 m vanaf het toekomstige gebouw van de Aldi.
Aan de oostzijde van de Sluisweg zijn woon-werkkavels beoogd. Deze liggen circa op 55 m van de ontwikkeling af. Beide locaties vormen geen belemmering voor de ontwikkeling.
Aan de zuidoostzijde van de ontwikkeling ligt Sinke Pluimveeopfok B.V. in de volgende paragraaf wordt hier specifiek op ingegaan.
Toetsing
De supermarkt is voorzien op een afstand van meer dan 30 m tot de dichtstbijzijnde woning (Slagveldstraat 54). Aan de richtafstanden uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' ten aanzien van de realisatie van een (discount)supermarkt wordt daarmee ruimschoots voldaan.
Voor een parkeerterrein geeft de VNG-publicatie een richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Omdat ook hier sprake is van een gemengd gebied, geldt dat een afstandsstap terug gegaan mag worden en een richtafstand geldt van 10 m. De woning aan de Slagveldstraat 54 ligt op een grotere afstand dan 10 m.
Conclusie
De ontwikkeling van de discountsupermarkt vormt geen belemmering voor de milieugevoelige functies (met name woningen) in de omgeving.
De omliggende bedrijven vormen geen belemmering voor de ontwikkeling.
5.2.2 Geurhinder
Wet geurhinder en veehouderij
Ten zuidoosten van het plangebied aan de Blauwhoefseweg 2a, is Sinke Pluimveeopfok B.V gevestigd. Aan de Hogenakkerweg 5 is varkenshouderij Van Immerseel gesitueerd. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:
- voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object. De maximale geurbelasting wordt uitgedrukt in odourunits per kubieke meter lucht (ouE/m³);
- voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Meststoffenwet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, deze zijn weergegeven in tabel 5.2. De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied.
Tabel 5.2 Overzicht geurnormen Wgv (niet-concentratiegebied)
binnen bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 2,0 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | |
buiten bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 8,0 ouE/m³ |
andere diercategorieën | min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object |
Bij het mogelijk maken van nieuwe geurgevoelige objecten in de omgeving van bestaande intensieve veehouderijen zijn twee zaken van belang:
- Worden de veehouderijen in de bedrijfsvoering en/of ontwikkelingsmogelijkheden beperkt door het nieuwe geurgevoelige object;
- Is ter plaatse van het nieuwe geurgevoelige object sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsing
Berekeningsuitgangspunten
Bij de toetsing van de geurbelasting ter plaatse van de Aldi vormen de vigerende milieuvergunningen van Sinke Pluimveeopfok B.V. (hierna Sinke) (datum 4 mei 2011) en varkenshouderij Van Immerseel (datum 9 januari 2012) het uitgangspunt.
Voor de ruwheidsfactor is 0,33 aangehouden. Deze ligt iets hoger dan de factor die standaard door het programma V-stacks Vergunning voor dit gebied wordt gegenereerd (0,29). De factor in het rekenmodel is gebaseerd op de situatie 1995-19971. Zoals aangegeven in de gebruikershandleiding V-stacks Vergunning, kan in het geval van bouwprojecten een hogere ruwheidsfactor worden gehanteerd. Vanwege de ingrijpende ruimtelijke ontwikkelingen aan de oostrand van Kruiningen (na 1995-1997) is op basis van de actuele situatie de ruwheidsfactor bepaald. De ruwheid is (conform de gebruikershandleiding V-stacks vergunning) bepaald voor het gebied 1 kilometer rondom de veehouderij van Sinke. Overigens dient te worden opgemerkt dat een andere ruwheid weliswaar beperkte gevolgen heeft voor de berekeningsresultaten, maar geen relevante consequenties voor de motivering en conclusies zoals navolgend opgenomen.
Vergunde situatie Sinke
Bij de geurberekeningen is uitgegaan van de verleende vergunning van 4 mei 2011, aangevraagd in 2005. Deze vergunning is beoordeeld en uiteindelijk verleend op basis van geurcirkels en aantal mestvarkenseenheden (mve's). Bij deze vergunningverlening zijn geen berekeningen uitgevoerd in kader van de Wet geurhinder en veehouderijen (Wgv), aangezien op het moment van de vergunningaanvraag (2005) de Wgv nog niet van kracht was. Voor dit bestemmingsplan is wel uitgegaan van de op dit moment geldende wet- en regelgeving (o.a. Wgv).
De berekeningen zijn uitgevoerd met de meest actuele versie van het rekenmodel V-stacks vergunning. Tabel 5.3 geeft een overzicht van de invoergegevens.
Tabel 5.3 Invoergegevens Sinke Pluimveeopfok B.V.
bron | X-coörd. | Y-coörd. | EP-hoogte | gem. geb. hoogte | EP diam. | EP uittr. snelh. | E-Aanvraag |
stal 1-3 | 61.539 | 384.512 | 5,6 | 3,2 | 7,00 | 2,11 | 25.350 |
stal 4 | 61.428 | 384.502 | 1,5 | 1,5 | 4,10 | 0,40 | 3.600 |
stal 5 | 61.519 | 384.559 | 1,5 | 1,5 | 4,10 | 0,40 | 603 |
stal 6 | 61.531 | 384.539 | 1,5 | 1,5 | 4,33 | 0,40 | 21.600 |
Locatie toetspunten Aldi
De Aldi is voorzien op het noordelijke deel van het perceel. De geurbelasting is berekend op het meest oostelijke en meest zuidelijke punt van het gebouw. Uitsluitend het gebouw is geurgevoelig en dus niet de parkeervoorziening en overige buitenruimte. Figuur 5.2 geeft een beeld van de situering van de toetspunten (rood). De locatie dient ruimtelijk gezien te worden beschouwd als onderdeel van de bebouwde kom. Dit betekent dat op grond van de Wgv een geurnorm van 2,0 ouE/m³ geldt.
Figuur 5.2 Locatie toetspunten (rode punten)
Berekeningsresultaten
Tabel 5.4 geeft een overzicht van de berekende geurbelasting als gevolg van Sinke op de voorgenoemde toetspunten. De berekeningen zijn uitgevoerd met de meest actuele versie van het rekenmodel V-stacks vergunning.
Tabel 5.4 Berekende geurbelasting als gevolg van Sinke Pluimveeopfok B.V.
X-coördinaat | Y-coördinaat | geurnorm | geurbelasting | |
gebouw oost | 61 576 | 385 021 | 2,0 | 2,4 |
gebouw zuid | 61 540 | 384 983 | 2,0 | 2,7 |
Rekening houdend met de uitgangspunten zoals hiervoor genoemd, komt de geurbelasting als gevolg van uitsluitend de in 2011 vergunde bedrijfsactiviteiten van Sinke op de oostelijke punt van het gebouw van de Aldi uit op 2,4 ouE/m3 en op de zuidelijke punt van het gebouw op 2,7 ouE/m3. Dit is hoger dan de wettelijke geurnorm van 2,0 ouE/m3.
Afwijken van de geurnorm
Omdat de geurbelasting als gevolg van de bedrijfsvoering van Sinke boven de wettelijke norm van 2,0 ouE/m3 ligt, is een nadere onderbouwing van de geursituatie noodzakelijk. Zoals eerder in deze paragraaf aangegeven zijn bij het mogelijk maken van nieuwe geurgevoelige objecten in de omgeving van bestaande intensieve veehouderijen twee zaken van belang:
- Worden de veehouderijen in de bedrijfsvoering en/of ontwikkelingsmogelijkheden beperkt door het nieuwe geurgevoelige object;
- Is ter plaatse van het nieuwe geurgevoelige object sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (of zoals het hier gaat om een supermarkt, een aanvaardbaar verblijfsklimaat).
Bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden veehouderijen
De realisatie van de Aldi ten opzichte van de bestaande situatie leidt niet tot een beperking van de bedrijfsvoering van Sinke. Wanneer de geurbelasting van de vergunde situatie 2011 wordt doorgerekend voor het plangebied en directe omgeving blijkt namelijk dat op de woningen aan Sluisweg 20 en 22 de geurbelasting met 4,3 ouE/m3 reeds hoger is dan de wettelijke geurnorm en hoger dan de geurbelasting op de Aldi. Op basis van de berekende geurbelasting wordt geconcludeerd dat bestaande geurgevoelige objecten - anders dan de Aldi - maatgevend zijn voor de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden van Sinke.
Aanvaardbaar verblijfsklimaat
Beoordeeld is of ter plaatse van de Aldi sprake is van een aanvaardbare geurbelasting, oftewel een aanvaardbaar verblijfsklimaat. Voor de beoordeling van de geurbelasting dient te worden aangesloten bij bijlage 3 en 4 uit de Handreiking Wgv (versie januari 2014). De wettelijke geurnorm van 2,0 ouE/m3 die geldt voor individuele bedrijven is niet bepalend voor de beoordeling van het verblijfsklimaat. Bij de beoordeling wordt gekeken naar de voorgrondbelasting (geurbelasting als gevolg van een individuele veehouderij) en de achtergrondbelasting (geurbelasting als gevolg van meerdere veehouderijen, in dit geval Sinke en Van Immerseel) en de bijbehorende kans op het optreden van geurhinder.
Voorgrondbelasting: Als het gaat om de voorgrondbelasting is de geurbelasting veroorzaakt door de bedrijfsvoering van Sinke maatgevend. De geurbelasting op de meest belaste gevel (zuidelijke punt van het gebouw) van Aldi bedraagt 2,7 ouE/m3. Conform de Handreiking Wgv bedraagt het geurhinderpercentage bij een voorgrondbelasting van 2,0 ouE/m³ 11% en bij een voorgrondbelasting van 3,0 ouE/m³ 15% 2. Dit betekent dat op grond van de milieukwaliteitscriteria in bijlage 4 uit de Handreiking Wgv, de milieukwaliteit ter plaatse wordt beoordeeld als 'redelijk goed' (geurhinderpercentage 10-15%). Gezien de aard van het geurgevoelig object (supermarkt) en de verblijfsduur van de aanwezigen ter plaatse kan geconcludeerd worden dat sprake is van een aanvaardbare geurbelasting.
Tabel 5.5 Invoergegevens Van Immerseel
bron | X-coörd. | Y-coörd. | EP-hoogte | gem. geb. hoogte | EP diam. | EP uittr. snelh. | E-Aanvraag |
stal 1 | 61.829 | 384.492 | 5,0 | 3,6 | 0,50 | 4,00 | 5.370 |
stal 2 | 61.849 | 384.476 | 5,0 | 3,7 | 0,50 | 4,00 | 14.176 |
stal 3 | 61.790 | 384.467 | 5,0 | 3,7 | 0,50 | 4,00 | 5.428 |
Achtergrondbelasting: Uit de berekeningen blijkt dat de achtergrondbelasting (cumulatieve geurbelasting) als gevolg van de veehouderijen van Sinke en Van Immerseel (zie tabel 5.5) op de meest belaste gevel (zuidelijke punt van het gebouw) van de Aldi 3,1 ouE/m3 bedraagt. In de Handreiking Wgv is als vuistregel opgenomen dat de voorgrondbelasting maatgevend is indien die ten minste de helft bedraagt van de achtergrondbelasting. Gezien de voorgrondbelasting van 2,7 ouE/m3 is voor de beoordeling van het verblijfsklimaat ter plaatse van de Aldi de voorgrondbelasting maatgevend en speelt de achtergrondbelasting geen rol. Dit blijkt ook uit de geurhinderpercentages behorende bij een dergelijke achtergrondbelasting. Conform de Handreiking Wgv bedraagt het geurhinderpercentage bij een achtergrondbelasting van 3,0 ouE/m3 9%. Dit geurhinderpercentage ligt lager dan het geurhinderpercentage bij de hiervoor beschreven voorgrondbelasting.
De voorgrondbelasting van Sinke (de oostelijke punt van het gebouw 2,4 ouE/m3 en de zuidelijke punt van het gebouw 2,7 ouE/m3) is maatgevend en ter plaatse van de Aldi is sprake van een aanvaardbare geurbelasting en een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
Conclusie
Aan de oostzijde van de kern Kruiningen is de realisatie van een supermarkt voorzien. Op enige afstand van de beoogde locatie zijn Sinke Pluimveeopfok B.V. en varkenshouderij Van Immerseel gevestigd.
Het in het kader van de toetsing van de geurbelasting maatgevende bedrijf van Sinke (voorgrondbelasting) wordt door de komst van de Aldi niet in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt. Dit geldt eveneens voor varkenshouderij Van Immerseel. Daarnaast is ter plaatse van de nieuwe ontwikkeling van de Aldi voldaan aan de vereisten voor een goed verblijfsklimaat.
- 1. V-stacks gaat bij de berekening van de ruwheid nog uit van de situatie 1995-1997. Dit is standaard. Hier is geen vaste datum voor vastgesteld.
- 2. De hinderpercentages zijn alleen bepaald voor afgeronde geurbelastingen (2, 3, 4 ouE/m³; etc.) en kunnen niet specifiek worden berekend voor geurbelastingen met cijfers achter de komma. Er is daarom gekeken naar het geurhinderpercentage bij een geurbelasting van 2,0 ouE/m³ en 3,0 ouE/m³. Binnen deze bandbreedte valt 2,7 ouE/m³.
5.2.3 Geluid
Wegverkeerslawaai
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De verkeersgeneratie van de supermarkt bedraagt op grond van publicatie 317 van het CROW 115,6-151,4 mvt/100 m² bruto vloeroppervlak. In overeenstemming met de berekende parkeerbehoefte, wordt uitgegaan van 'rest bebouwde kom' en de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk'. Dit leidt tot een verkeersgeneratie van circa 1.730 mvt/etmaal in de reguliere situatie met een uitloop tot 2.270 mvt/etmaal op piekdagen. Omdat de supermarkt voornamelijk een regionale functie heeft, is als uitgangspunt gehanteerd dat 15% van de bezoekers afkomstig is uit Kruiningen zelf en 85% uit de overige kernen van de gemeente Reimerswaal. Het verkeer vanuit de kern Kruiningen wordt grotendeels afgewikkeld via de Slagveldstraat. Een kleiner deel zal de supermarkt benaderen uit zuidelijke richting, vanuit Kruseveer. Het verkeer van en naar de overige kernen wordt afgewikkeld via de Sluisweg. Onderstaande tabel geeft een verdeling van de verkeersgeneratie over de verschillende wegen weer. De intensiteiten uit het basisjaar (2013) zijn opgehoogd naar het planjaar op basis van een autonome groei van 1% per jaar. Daar is vervolgens eerst de verkeersgeneratie van de woonwijk Kruseveer bij opgeteld.
Tabel 5.6 Verdeling verkeersgeneratie (maximaal)
weg | percentage verkeersgeneratie | mvt/etmaal (afgerond) |
Slagveldstraat | 10% | 230 |
Sluisweg zuid (Kruseveer) | 5% | 110 |
Sluisweg noord | 85% | 1.930 |
Tabel 5.7 Verkeersintensiteiten toegangswegen
weg | intensiteit (basisjaar) | intensiteit 2024 excl. ontwikkeling | intensiteit 2024 incl. ontwikkeling |
Slagveldstraat | 1.000 | 1.650* | 1.880 |
Sluisweg zuid (Kruseveer) | - | 1.970** | 2.080 |
Sluisweg noord | 1.500 | 3.110*** | 5.040 |
* Inclusief verkeersgeneratie Kruseveer dat afwikkelt van en naar centrum Kruiningen (bron: Bestemmingsplan Kruse Veer)
** Verkeersgeneratie Kruseveer totaal (bron: Bestemmingsplan Kruse Veer)
*** Inclusief verkeersgeneratie Kruseveer dat afwikkelt van en naar N289 (bron: Bestemmingsplan Kruse Veer)
Op basis van gegevens uit de ASVV (2004) geldt voor erftoegangswegen binnen de bebouwde kom een maximale intensiteit van 5.000 tot 6.000 mvt/etmaal. In de toekomstige situatie worden deze richtlijnen op de verschillende toegangswegen niet overschreden. De inrichting van deze wegen biedt voldoende capaciteit.
Beoogde ontwikkeling
Binnen het bestemmingsplan wordt de bouw van een discountsupermarkt juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Er worden geen (nieuwe) geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Wel is omwille van een goede ontsluiting van de planlocatie een nieuwe aansluiting op de Sluisweg voorzien. Bij een fysieke aanpassing aan een weg dient volgens de Wet geluidhinder (Wgh) onderzocht te worden wat de akoestische gevolgen zijn voor de omgeving. In het kader van de nieuwe aansluiting op de Sluisweg dient daarom zogenaamd reconstructieonderzoek uitgevoerd te worden.
Normstelling
Er is sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh, indien er fysieke wijzigingen op of aan een bestaande weg optreden en waarbij als gevolg van deze veranderingen de geluidsbelasting met 2 dB of meer toeneemt. Hierbij is opvulling tot 48 dB is toegestaan. De toetsing van de toename vindt plaats over de waarde boven de 48 dB. Het dient hierbij te gaan om een wijziging in fysieke zin. Indien de geluidsbelasting, op woningen gelegen binnen de wettelijke reconstructiezone, 10 jaar na reconstructie met 2 dB of meer toeneemt ten opzichte van 1 jaar voor reconstructie, is sprake van een reconstructiesituatie en dienen maatregelen te worden onderzocht om de geluidstoename te beperken tot 1 dB of minder. Hebben geluidsreducerende maatregelen onvoldoende effect of zijn deze ongewenst, dan bedraagt de maximaal aanvaardbare geluidstoename 5 dB, met dien verstande dat deze de maximaal aanvaardbare waarde van 68 dB niet te boven mag gaan.
De reconstructie vindt plaats aan de Sluisweg. Zodoende is voor bestaande woningen langs deze weg reconstructieonderzoek verricht.
Uitstralingseffect
Voor woningen die niet binnen de geluidszone van de reconstructie liggen, maar wel binnen de invloedssfeer, dient ingevolge artikel 99 lid 2 onderzocht te worden of er sprake is van een significante toename (=1,5 dB) van geluid. Het betreft hier de zogenaamde 'uitstraling van de reconstructie'. Als vuistregel wordt gehanteerd dat alle wegen waar sprake is van een intensiteittoename van 25% of meer ten gevolge van de ontwikkeling en waarlangs geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig zijn, meegenomen dienen te worden in het onderzoek. Bij een toename van de verkeersomvang met minder dan 25% is er namelijk sprake van een geluidstoename van minder dan 1 dB, wat niet hoorbaar is voor het menselijk gehoor.
Ten gevolge van de ontwikkeling neemt alleen op het noordelijk deel van de Sluisweg, tussen de Oude Rijksweg (N289) en de Slagveldstraat, de verkeersintensiteit met meer dan 25% toe ten opzichte van de autonome situatie. Voor de woningen gelegen langs deze weg wordt onderzoek gedaan in het kader van de reconstructie. Verder onderzoek naar het uitstralingseffect is daarom achterwege gelaten.
Dosismaat Lden
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. De berekende geluidswaarde in Lden vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Artikel 110g Wgh
De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels betreffen waarden inclusief artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het verkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt. Voor de overige wegen met een lagere snelheid dan 70 km/uur bedraagt de toegestane aftrek 5 dB. De Sluisweg wordt in de toekomstige situatie gecategoriseerd als erftoegangsweg met een maximum snelheid van 50 km/uur. Zodoende is rekening gehouden met een aftrek van 5 dB. De aftrek mag alleen worden toegepast bij toetsing van de geluidsbelastingen aan de normstellingen uit de Wgh, zoals in onderhavige situatie het geval is (bij binnenwaardenberekeningen dient te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidsbelasting exclusief de aftrek conform artikel 3.4 het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012).
Uitgangspunten
Het onderzoek is uitgevoerd conform de Standaard Rekenmethode I (SRM I) uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012 (RMG 2012). Dit is mogelijk doordat grotendeels sprake is van een vrije veldsituatie en er geen afscherming plaatsvindt door andere gebouwen.
De berekening heeft plaatsgevonden voor de bestaande woning aan de Hogenakkerweg 2. Deze woning is uitgevoerd in twee bouwlagen met een kap. Er is gerekend op een waarneemhoogte van 1,5 m en 4,5 m. Voor de verkeersintensiteiten op de Sluisweg in de huidige en toekomstige situatie wordt aangesloten bij tabel 5.6 uit de verkeersparagraaf. Voor de voertuig- en etmaalverdeling wordt aangesloten bij de standaardverdeling voor wijkverzamelwegen. Deze verdelingen zijn opgenomen in tabel 5.8.
Tabel 5.8 Voertuig- en etmaalverdeling
dag | avond | nacht | |
Sluisweg (wijkverzamelweg) | |||
lichte motorvoertuigen | 93,46% | 93,46% | 93,46% |
middelzware motorvoertuigen | 5,08% | 5,08% | 5,08% |
zware motorvoertuigen | 1,46% | 1,46% | 1,46% |
etmaalverdeling | 6,54% | 3,76% | 0,81% |
Op de Sluisweg is rekening gehouden met de maximumsnelheid van 50 km/uur. De weg is uitgevoerd in dicht asfaltbeton (referentiewegdek).
Toetsing en conclusie
De minimale afstand tussen de wegas van de Sluisweg tot aan de woning aan de Hogenakkerweg 2 bedraagt 41 m. Ten aanzien van deze woningen is de geluidsbelasting één jaar voor reconstructie en 10 jaar na reconstructie bepaald. De berekende waarden en de toename van de geluidsbelasting zijn opgenomen in tabel 5.9.
Tabel 5.9 Resultaat reconstructieonderzoek Sluisweg
reconstructie aan | waarneemhoogte | geluidsbelasting één jaar voor reconstructie | geluidsbelasting 10 jaar na reconstructie | geluidstoename absoluut | geluidstoename boven 48 dB |
Sluisweg | 1,5 m | 42,32 dB | 47,59 dB | 5,27 dB | n.v.t. |
4,5 m | 43,98 dB | 49,25 dB | 5,27 dB | 1,25 |
Uit de berekeningen blijkt dat ten aanzien van de bestaande woning aan de Hogenakkerweg 2 sprake is van een toename van 5,27 dB in absolute zin. De toename ten opzichte van de toetsingswaarde van 48 dB bedraagt echter maximaal 1,25 dB bij een waarneemhoogte van 4,5 m. Zodoende is de toename boven deze toetsingswaarde minder dan 2 dB en is in de zin van de Wgh geen sprake van een reconstructiesituatie. In het kader van de Wgh zijn geen aanvullende procedures noodzakelijk.
Spoorweglawaai
Het aspect spoorweglawaai is niet aan de orde.
Industrielawaai
Het aspect industrielawaai is niet aan de orde.
5.3 Bodemkwaliteit
Beleid
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
Toetsing
Voor de locatie hebben verschillende onderzoeken plaatsgevonden, namelijk:
- eindsituatie bodemonderzoek Slagveldstraat 56 te Kruiningen, Tauw, projectnummer 4713453, d.d. 8 juli 2010 (bijlage 2);
- nader bodemonderzoek Slagveldstraat 56 te Kruiningen, Oranjewoud, kenmerk 262528, d.d. 14 juni 2013 (bijlage 3);
- evaluatierapport werkzaamheden in verontreinigde grond ter plaatse van Slagveldstraat 56 te Kruiningen, Oranjewoud, kenmerk 262528, d.d. 10 juli 2013 (bijlage 4);
- rapport Verkennend bodemonderzoek toplaag Slagveldstraat 56 te Kruiningen, Oranjewoud,kenmerk 262528, d.d. 10 juli 2013 (bijlage 5);
- verkennend bodemonderzoek Slagveldstraat 54 en 56 (tuin) te Kruiningen, Oranjewoud, d.d. 5 augustus 2013 (bijlage 6 ).
Voor de conclusies van de verschillende onderzoeken wordt verwezen naar de betreffende rapportages.
Slagveldstraat 56 (voormalig Connexxion-terrein)
Voor de gronden aan de Slagveldstraat heeft bodemsanering plaatsgevonden.
Aanleiding voor de bodemsanering was de tijdens eerder uitgevoerde bodemonderzoeken aangetroffen verontreinigingspots met minerale olie. In verband met de voorgenomen herontwikkeling van de locatie zijn deze olieverontreiniging gesaneerd. Aangezien de verontreinigingen zijn ontstaan na 1987 is sprake van een zorgplicht met de wettelijke verplichtingen uit artikel 13 van de Wet Bodembescherming.
Uitgevoerde grondsanering
De aangetroffen verontreinigingen met minerale olie zijn middels ontgraving gesaneerd. De verontreinigde grond is afgevoerd naar de erkende verwerker Jaartsveld te Steenbergen. De uitgevoerde grondsanering en de daarmee bereikte saneringsresultaten (<AW2000) voldoen aan de saneringsdoelstelling (maximale Waarde Wonen) met bijbehorende uitgangspunten zoals afgestemd met het bevoegd gezag.
Na verwijdering van de verharding en de onderliggende puinlaag is opnieuw verkennend bodemonderzoek van de toplaag van het gesaneerde terrein (bijlage 6) uitgevoerd. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de bovengrond tot 1 m minus maaiveld voldoet aan de maximale waarden voor de functieklasse Wonen. Verdere sanering is niet noodzakelijk.
Resultaat grondwater
Uit de analyseresultaten van de uitgevoerde grondwaterbemonsteringen blijkt dat het grondwater ter plaatse van de saneringslocatie slechts in lichte mate restconcentraties aan minerale olie bevat. Het gehalte aan minerale olie overschrijdt licht de streefwaarde en vormt geen belemmering voor de voorgenomen bestemming en gebruik van het terrein.
Volkstuinencomplex
Ter plaatse van de gronden van de volkstuinen en verhuurde terreindelen is eveneens verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 7). Ter plaatse van de volkstuinen zijn in de bovengrond lichte verontreinigingen met lood, zink, PAK en heptachloorepoxide aangetroffen. In de ondergrond en het grondwater zijn geen of niet noemenswaardige verontreinigingen aangetroffen. De verontreinigde bovengrond zal om civieltechnische redenen in verband met fundaties afgegraven moeten worden. Deze grond is herbruikbaar op andere locaties binnen de gemeente Reimerswaal.
Na ontgraven voldoet de bodem aan de maximale waarden voor de functieklasse Wonen.
De aanwezige asfaltverharding is niet teerhoudend en kan worden hergebruikt. De onderliggende funderingslaag kan eveneens op locatie of op een andere locatie worden hergebruikt.
Conclusie
Slagveldstraat 56 (voormalig Connexxion-terrein)
De uitgevoerde sanering is in voldoende mate uitgevoerd. Uit de saneringsevaluatie en het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en functie.
Volkstuinencomplex
Uit de resultaten van de onderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de bestemming en functie. Opgemerkt wordt dat de bovengrond ter plaatse van de volkstuinen om civieltechnische redenen toch al verwijderd zou moeten worden. Deze grond komt in aanmerking voor hergebruik elders.
5.4 Luchtkwaliteit
Beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.9 weergegeven.
Tabel 5.9 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) 2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
- 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
- 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wet luchtkwaliteit behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de bitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10, of indien een project in een specifiek aangeduide categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen).
Toetsing
Onderzoekmethode
Ten eerste is onderzocht of een ontwikkeling in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse en/of rondom het project. Als blijkt dat de bijdrage in betekende mate bijdraagt, is aanvullend onderzoek noodzakelijk om de luchtkwaliteit ter plaatse te bepalen. In dit luchtkwaliteitsonderzoek is aan de hand van de NSL-monitoringstool de achtergrondconcentratie bepaald. Deze tool is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu ontwikkeld. Door vervolgens de achtergrondconcentraties te verhogen met de berekende bijdrage (nibm-tool) kunnen de toekomstige concentraties bepaald worden. Deze concentraties worden vervolgens vergeleken met de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit.
Berekening bijdrage ten gevolge van de ontwikkeling
Met behulp van de nibm-berekeningstool is berekend dat de beoogde ontwikkelingen ter plaatse mogelijk in betekende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In figuur 5.4 zijn de resultaten voor de bijdrage van PM10 en NO2 weergegeven. De grens van 1,2 µg/m³ voor NO2 wordt overschreden. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is voor deze ontwikkeling noodzakelijk.
Figuur 5.4 Resultaten nibm-tool
Resultaten
Uit de gegevens in tabel 5.5 en 5.6 (paragraaf wegverkeerslawaai) blijkt dat de verkeerstoename als gevolg van de realisatie van de supermarkt het grootst is op de Sluisweg noord. Voor de toetsing aan de wettelijke grenswaarden is dit wegvak dan ook maatgevend. Er is een berekening uitgevoerd met het rekenmodel CAR II (versie 12.0) om de gevolgen van de realisatie van de supermarkt voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen in beeld te brengen. Tabel 5.10 geeft een overzicht van de berekeningsuitgangspunten. De berekeningen zijn uitgevoerd voor de prognosejaren 2015 en 2020. Daarbij zijn in beide jaren de verkeersprognoses voor het jaar 2024 als uitgangspunt gehanteerd (zoals opgenomen in tabel 5.6).
Tabel 5.10 Invoergegevens
straatnaam | x-coördi naat | y-coördinaat | voertuigverdeling licht/middelzwaar/ zwaar verkeer) | weg type | snelheidstype | bomen factor | afstand tot wegas (in m) |
Sluisweg noord | 61619 | 384966 | 93,5/5,1/1,4 | 2 | e | 1 | 15 |
De berekeningsresultaten zijn opgenomen in tabel 5.11. Uit de resultaten blijkt dat het extra verkeer leidt tot een beperkte toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen, maar in geen geval tot een overschrijding van de wettelijke grenswaarden.
Tabel 5.11 Berekeningsresultaten
weg | stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde (in µg/m³) | fijn stof (PM10) jaargemiddelde (in µg/m³)* | fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde (aantal overschrijdingen per jaar)* | |||
excl. ontw. | incl. ontw. | excl. ontw.* | incl. ontw.* | excl. ontw.* | incl. ontw.* | |
in 2015 | ||||||
Sluisweg noord | 20,0 | 20,4 | 20,2 | 20,2 | 9 | 9 |
in 2020 | ||||||
Sluisweg noord | 17,5 | 17,8 | 19,2 | 19,3 | 7 | 8 |
* Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof.
Conclusie
Uit de resultaten blijkt dat het extra verkeer leidt tot een beperkte toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen, maar in geen geval tot een overschrijding van de wettelijke grenswaarden.
5.5 Afval
De Afvalstoffenwet en het daaruit afgeleide Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP) stuurt aan op afvalvermindering, betere afvalscheiding en hergebruik. Binnen de gemeente worden veel voorzieningen aangeboden waardoor het voor de burgers gemakkelijker wordt om hun afval gescheiden aan te bieden.
Indien van toepassing zal de Aldi daar waar mogelijk hier ook een bijdrage aan leveren.
5.6 Ecologie
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit braakliggend terrein, verharding, volkstuinen en bomen en struiken.
Beoogde ontwikkelingen
Het plan voorziet in de realisatie van een supermarkt. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
- uitdunnen beplanting en bomen;
- aanplant van groenvoorzieningen;
- bouwrijp maken;
- bouwwerkzaamheden.
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De begrenzing van de EHS is in Zeeland door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Omgevingsplan. In het Omgevingsplan staan ook de spelregels hoe om te gaan met de EHS. De wijzigingen van de EHS-begrenzing worden door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Natuurbeheerplan Zeeland. Het plan wordt jaarlijks geactualiseerd.
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de Minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de Minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Circa 1 km ten zuiden van het plangebied is het EHS-gebied Den Inkel, deels tevens Natura 2000, gelegen. Op relatief korte afstand van het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden Westerschelde & Saeftinghe (> 1 km), Oosterschelde (> 2,7 km) en Yerseke en Kapelse Moer (> 4 km).
Verplaatsing van de supermarkt uit Krabbendijke naar Kruiningen is niet van invloed op de EHS. Deze ontwikkeling is ook niet van invloed op de Natura 2000-gebieden. De verplaatsing leidt niet tot een toename van de verkeersintensiteiten binnen de gemeente Reimerswaal maar wel binnen Kruiningen. Gezien de afstand tot de gebieden en de ligging tegen de kern van Kruiningen en nabij wegen leidt de ontwikkeling niet tot een (tijdelijke) verstoring van deze gebieden. Areaalverlies, versnippering en verandering van waterhuishouding kunnen op voorhand uitgesloten worden.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon en www.waarneming.nl).
Vaatplanten
De groenstroken binnen het plangebied kunnen groeiplaatsen bieden aan de beschermde brede wespenorchis.
Vogels
In de groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de buizerd, kraai en grote bonte specht.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel en konijn. De bomen kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstroken kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een vliegroute van vleermuizen.
Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruikmaken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de aanwezige biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor.
Overige soorten
Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde vissen, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel 5.12 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 5.12 Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
nader onderzoek nodig voorafgaand aan ontwikkeling | ||||
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | brede wespenorchis mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker | nee | |
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | geen | nee | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | buizerd | ja |
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een supermarkt. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
- Nader onderzoek naar vogels met vaste verblijfplaatsen is noodzakelijk. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn.
- Nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) is noodzakelijk, indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Voor de vleermuizen geldt dat, gezien de omgeving/beplanting, niet verwacht wordt dat sprake is van vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen, foerageergebied of vliegroutes. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Negatieve effecten op beschermde gebieden worden uitgesloten. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Voorafgaand aan de werkzaamheden is nader onderzoek nodig naar de aanwezigheid van broedvogels met vaste nesten en vleermuizen. Voor de vleermuizen geldt dat, gezien de omgeving/beplanting, niet verwacht wordt dat sprake is van vaste rust-, verblijf- of voortplantingsplaatsen, foerageergebied of vliegroutes. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Binnen het plangebied is er voldoende ruimte om eventuele mitigerende maatregelen te treffen zodat overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen en verwacht mag worden dat een ontheffing wordt verkregen.
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
5.7 Externe Veiligheid
Beleid
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Bevi zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Toetsing
Het plangebied is gelegen in de buurt van transportroutes voor gevaarlijke stoffen en één Bevi-inrichting:
- de afstand tot de propaantank (18 m³, valt onder het Bevi) van Sinke Pluimveeopfok B.V. is circa 470 meter;
- de afstand tot de rijksweg A58 bedraagt circa 300 meter;
- de afstand tot de Westerschelde bedraagt circa 1.200 meter;
- in en nabij het plangebied zijn een propyleenleiding van Dow Benelux Holding N.V. (6 inch) en een gasleiding van de Gasunie (A535, 20 inch) gesitueerd. De afstand tot deze leidingen bedraagt circa 450 meter.
Propaantank Sinke Pluimveeopfok B.V.
Voor de propaantank met een inhoud van 18 m³ is een risicoanalyse opgesteld door AVIV. Zowel de plaatsgebonden risicocontour 10-6 (circa 30 m) als het invloedsgebied (305 m) van de propaantank liggen buiten het plangebied. Er is daarom geen knelpunt met betrekking tot de bestaande propaantank voor wat betreft het aspect externe veiligheid.
Rijksweg A58
Plaatsgebonden risico
In bijlage 2 van de circulaire RVGS is voor wegvak Ze52 (afrit 33 Yerseke-afrit 32 Kruiningen) de afstand 0 vermeld. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen op het midden van de A58 niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. Aangezien de rijksweg A58 op een afstand van 300 meter vanaf het plangebied ligt vormt het PR geen belemmering.
Groepsrisico
Uit de Eindrapportage Basisnet Weg blijkt dat voor de A58 ter hoogte van het wegvak Ze52 (afrit 33 Yerseke-afrit 32 Kruiningen) sprake is van een groepsrisico > 0,1x en < 1x oriëntatiewaarde. Door het voorgenomen ruimtelijk besluit is er sprake van een toename van de personendichtheid binnen het plangebied. Gezien de afstand van 300 meter tot het plangebied zal de toename in personen niet tot een significante toename van het groepsrisico leiden. Een ruimtelijke ontwikkeling op een afstand groter dan 200 meter heeft namelijk een geringe bijdrage aan de hoogte van het groepsrisico. Het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A58 vormt daarom geen belemmering.
Westerschelde
In de Actualisatiestudie 2011 'risico's transport gevaarlijke stoffen Westerschelde en prognoses 2015-2030' is door middel van een kwantitatieve risico analyse (QRA) een berekening van de potentiële risico's van het scheepstransport van gevaarlijke scheepsladingen op de Westerschelde uitgevoerd (Det Norske Veritas, 2011).
Plaatsgebonden risico
Op basis van de risicoberekeningen wordt geconcludeerd dat de PR 10-6-contour zich langs de vaargeul bevindt en het land niet raakt. Er zijn dan ook geen knelpunten ten aanzien van het PR in het plangebied.
Groepsrisico
Het plangebied ligt in zijn geheel binnen het invloedsgebied van de Westerschelde zoals dat in de actualisatiestudie uit 2011 is weergegeven. Dit betekent dat er bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, rekening moet worden gehouden met een verantwoording van een toename van het GR. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een supermarkt met een vloeroppervlak van minder dan 2.000 m². Volgens het Bevi valt de supermarkt daarmee in de categorie 'beperkt kwetsbare objecten'. Hierdoor moet er rekening worden gehouden met een toename van het aantal personen in het plangebied van maximaal 50 personen. Uit de Beleidsvisie Externe Veiligheid 2012-2018 van de provincie blijkt dat de provincie een toename van het GR als marginaal beschouwt tot een toename van 10%. Aangezien de kern Kruiningen binnen het invloedsgebied valt is duidelijk dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een toename van het GR met 10% (of hoger) waardoor een uitgebreide verantwoording van het GR niet nodig is.
Gasleiding Gasunie
Plaatsgebonden risico
Uit onderzoek van de Regionale Milieudienst West-Brabant (QRA hogedruk aardgas buisleidingen Reimerswaal, april 2012) blijkt dat de leiding ter hoogte van het plangebied geen PR 10-6-contour heeft. Het PR vormt geen knelpunt.
Groepsrisico
Volgens de risicokaart heeft de gasleiding ter hoogte van het plangebied een effectafstand (1% letaliteit) van 270 meter. Binnen dit invloedsgebied zijn de aanwezige personen van belang voor het groepsrisico. Het invloedsgebied van de gasleiding ligt echter buiten het plangebied. Er is dus geen sprake van een GR.
Propyleenleiding van Dow Benelux Holding N.V.
Er is op dit moment nog geen formeel vastgestelde rekenmethodiek om de risico's langs propyleenleidingen te berekenen. De risicokaart gaat uit van de volgende risicoafstanden:
- PR 10-5 ligt op 25 meter;
- PR 10-6 ligt op 75 meter;
- PR 10-8 ligt op 100 meter.
De PR 10-8-contour komt ongeveer overeen met de 1% letaliteit afstand/het invloedsgebied. Voor de propyleenleiding geldt daarom dat zowel de PR 10-6-contour als het invloedsgebied ruimschoots buiten het plangebied liggen en dus geen knelpunt veroorzaken.
Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
5.8 Waterparagraaf
Water
Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf is overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Bij het waterschap Scheldestromen wordt hiervoor een watertoetstabel gebruikt. In deze tabel zijn de hiervoor genoemde aspecten verwerkt. Onderstaande watertoetstabel is ingevuld voor desbetreffende ontwikkeling. Het Waterschap heeft in het kader van de bestemmingsplanprocedure (overleg ex artikel 10 Bro) haar officiële wateradvies uitgebracht Het wateradvies is toegevoegd in bijlage 7.
Toetsing
thema en water(beheer)doelstelling | uitwerking |
Waterveiligheid Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. | Het plangebied is niet gelegen binnen de zone van een primaire of regionale waterkering. De ontwikkeling vormt daarmee geen risico voor de waterveiligheid. |
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater) Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. | De toename in verharding ten gevolge van de ontwikkeling bedraagt maximaal 7.050 m². Dit betreft de extra verharding ten opzichte van de huidige situatie. Ten gevolge hiervan dient er circa 530 m³ waterbergingscapaciteit gerealiseerd te worden. Op het constante (polder)waterpeil van NAP -2,15 m dient uitgaande van 1 m peilstijging/bergingsruimte derhalve circa 530 m² extra (water)bergingsoppervlak gemaakt te worden. Dit extra water zal langs de Sluisweg gerealiseerd worden. Dit vormt tevens een aantrekkelijke entree van het dorp. Bouwhoogte op min. NAP- 0,85 m (laagste maaiveld ligt op NAP -0,55 m). |
Grondwaterkwantiteit en verdroging Tegengaan/verhelpen van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratiemogelijkheden. | De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De ontwikkeling heeft daarmee geen (negatieve) effecten op de grondwaterkwantiteit. |
Hemel- en afvalwater (inclusief water op straat/overlast) Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. | Het (bedrijfs)afvalwater zal geloosd worden op de (bestaande) gemengde riolering. Het hemelwater van de daken kan rechtstreeks worden geloosd op het oppervlaktewater. Bij voorkeur wordt het hemelwater van de verharde oppervlakken over het maaiveld afgevoerd naar het oppervlaktewater. De overstort aan de Couwervestraat ,net bovenstrooms van de planlocatie ,is enkele jaren geleden opgemetseld/gedicht. Sindsdien is er een toename van water op straat in het gebied. De gemeente heeft aangegeven de overstortdrempel iets te willen verlagen om die wateroverlast tegen te gaan. Als dat doorgaat komt de planlocatie benedenstrooms van een werkende overstort te liggen. In het plangebied ligt een afvalwatertransportleiding van het waterschap waar rekening mee gehouden moet worden bij de inrichting van dit gebied. |
Volksgezondheid (water gerelateerd) Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via onder andere de daarvoor benodigde ruimte. | Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van extra water. In de huidige situatie is er ook al sprake van water op dezelfde locatie. Het nieuwe water wordt echter gerealiseerd met een flauwer talud waardoor het verdrinkingsgevaar afneemt ten opzichte van de huidige situatie. Een afscheiding wordt niet noodzakelijk geacht. |
Bodemdaling Voorkomen van maatregelen die (extra) maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. | Delen van het plangebied zijn sterk zettinggevoelig. Hier moet tijdens de bouwfase rekening mee gehouden worden. |
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud/realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. | Langs de Sluisweg ligt een watergang. Deze watergang wordt ten gevolge van de ontwikkeling verruimd in verband met de waterberging. Langs de Oude Rijksweg is eveneens een watergang gelegen, deze watergang verandert niet ten opzichte van de huidige situatie. Tijdens zowel de bouw- als de gebruiksfase zal er geen gebruikgemaakt worden van uitlogende materialen. Daarmee heeft de ontwikkeling geen negatieve effecten op de oppervlaktewaterkwaliteit. |
Grondwaterkwaliteit Behoud/realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. | Tijdens zowel de bouw- als de gebruiksfase zal geen gebruikgemaakt worden van uitlogende materialen. Daarmee heeft de ontwikkeling geen negatieve effecten op de grondwaterkwaliteit. |
Natte natuur Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. | Op basis van het Geoloket van de provincie Zeeland blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen natte natuur aanwezig is. Derhalve vormt dit geen belemmering. |
Onderhoud oppervlaktewater Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. | Bij het ontwerp van de bebouwing wordt rekening gehouden met de onderhoudsstrook van 7 m. Deze moeten vrij blijven van bomen en straatmeubilair, zoals lichtmasten. Langs de nieuwe waterpartij worden parkeerplaatsen gerealiseerd binnen deze 7 m. Op deze wijze kan het benodigde onderhoud (ook) plaatsvinden. |
Andere belangen waterbeheerder(s) | |
Relatie met eigendom waterbeheerder Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. | In de nabije omgeving zijn geen waterschapsobjecten gelegen. Dit vormt daarmee geen belemmering. |
Scheepvaart en/of wegbeheer Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap. | Dit aspect wordt opgenomen in de verkeersparagraaf van het bestemmingsplan. |
Conclusie
Uit de hiervoor opgenomen tabel kan geconcludeerd worden dat water geen belemmering vormt bij de realisatie van de ontwikkeling.
5.9 Kabels En Leidingen
Nabij het plangebied zijn een propyleenleiding van Dow Benelux Holding NV (6 inch) en een gasleiding van de Gasunie (A535, 20 inch) gesitueerd. De afstand tot de leidingen bedraagt circa 450 m. In paragraaf 5.7 is hier nader op ingegaan.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling beschreven. De bestemmingsregeling bestaat uit de volgende onderdelen:
- a. de verbeelding met het renvooi (paragraaf 6.1 Verbeelding en renvooi);
- b. de regels (vier hoofdstukken, paragraaf 6.2 Regels).
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn 1 juli 2008 in werking getreden en vormen het wettelijk kader voor het bestemmingsplan. Alle nieuwe ruimtelijke plannen – zoals bestemmingsplannen – moeten digitaal worden vervaardigd. Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) en is derhalve digitaal raadpleegbaar. SVBP2012 heeft alleen betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling.
6.1 Verbeelding En Renvooi
Digitaal
Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen de digitale bestemmingsplannen worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan 'doorverwezen'.
Analoog
Ondergrond
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand (versie juli 2013). Op deze ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters (bijvoorbeeld V) is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden.
Bestemmingen
De bestemmingen zijn in dit bestemmingsplan met een hoofdletter (bijvoorbeeld DH) aangeduid. De "bestemmingen" corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels).
In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.
Aanduidingen en renvooi (analoog plan)
De beoogde goot- en bouwhoogte is in de regels vertaald. De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en wat betreft de aanduidingen opgesplitst in bouwaanduidingen, bouwvlak en maatvoeringsaanduidingen.
Leeswijzer
Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.
6.2 Regels
De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.
- Hoofdstuk 1: Inleidende regels.
- Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels.
- Hoofdstuk 3: Algemene regels.
- Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.
6.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat artikelen, die van belang zijn voor een juiste toepassing van de regels.
Begrippen
De begrippen geven een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot.
Wijze van meten
Dit artikel bevat bepalingen die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals oppervlakte en inhoud van gebouwen, dienen te worden gemeten.
6.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Algemeen
Opbouw bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bevat regels waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaardvolgorde zoals opgenomen in SVBP2012.
- Bestemmingsomschrijving
In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven. Dit houdt in: de functies die binnen de bestemming 'als recht' zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste 'toetssteen' voor gebruiksvormen en ook voor bouwactiviteiten (past het beoogde gebruik van gronden/gebouw binnen de bestemming). Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving. - Afwijken van de bouwregels
De bevoegdheid tot het afwijken van de bouwregels zijn in dit deel van de regels opgenomen. - Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel wordt ten opzichte van de bestemmingsomschrijving bepaald welke functies al dan niet specifiek zijn toegestaan. Deze bepaling vormt een aanvulling op de bestemmingsomschrijving. - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor zover nodig zijn hierin de regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. - Wijzigingsregels
Enkele bestemmingen of locaties binnen een bestemming kunnen worden gewijzigd wat betreft gebruik of bouwmogelijkheden. De bevoegdheden staan in dit deel vermeld.
Bouwvlakken
In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen bouwen binnen het bouwvlak en het bouwen buiten het bouwvlak. Door dit onderscheid is op eenvoudige wijze snel inzichtelijk welke bouwwerken, waar gebouwd mogen worden.
Bestemmingen
Artikel 3 Detailhandel
Voor de supermarkt is de bestemming Detailhandel opgenomen met de aanduiding 'supermarkt'. Op de locatie is alleen een discountsupermarkt toegestaan en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bijvoorbeeld toegangswegen, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, groen, laad- en losvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
Op de verbeelding is één bouwvlak aangegeven, waarbinnen het gebouw moet worden gerealiseerd. In de regels staat aangegeven dat de supermarkt ten hoogste 1.500 m² bruto vloeroppervlak mag omvatten. De maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven en bedraagt ten hoogste 6 m. Buiten het bouwvak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Hiervoor zijn nadere regels opgenomen.
In de bestemming is een algemene afwijking opgenomen voor het afwijken van de maximale goot- of boeibordhoogte, bouwhoogte, afstand van het gebouw tot de perceelsgrens, de toelaatbare oppervlakte en het bebouwingspercentage tot ten hoogste 15%. Bij omgevingsvergunning wordt niet afgeweken van de bouwregels indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Groen
De gronden met de bestemming Groen zijn opgenomen voor de landschappelijke inpassing aan de noord- en oostzijde van het plangebied. In verband met de flexibiliteit zijn langzaamverkeersverbindingen rechtstreeks toegestaan binnen deze bestemming. De aanleg van ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen is uitdrukkelijk niet rechtstreeks toegestaan.
Artikel 5 Verkeer
De ontsluitingsroute en een gedeelte van de gronden grenzend aan de Slagveldstraat hebben de bestemming Verkeer. De ontsluitingsroute heeft deze bestemming om de bereikbaarheid op het terrein te kunnen waarborgen. De gronden grenzend aan de Slagveldstraat hebben deze bestemming omdat binnen de bestemming Verkeer naast wegen ook parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, maar ook groenstroken, bermen, beplantingen en eventuele geluidswerende voorzieningen en afvalverzamelplaatsen zijn toegestaan. Door deze bestemmingslegging is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk, zonder dat gedetailleerde regels dergelijke ontwikkelingen in de weg staan. Ook water en waterhuishoudkundige voorzieningen (sloten, vijvers, maar ook ondergrondse bergbezinkbassins) zijn direct binnen deze bestemming mogelijk.
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2
Voor het noordelijk gedeelte van het plangebied is overeenkomstig het op 22 november 2011 vastgestelde gemeentelijke archeologiebeleid gezien de hoge verwachtingswaarden een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' toegekend.
De bestemmingsregeling is in samenspraak met de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) tot stand gekomen en houdt eveneens rekening met de eventueel op grotere diepten aanwezige archeologische waarden. Uitgangspunt van deze regeling is dat voor projecten met een verstoringsdiepte van minimaal 40 cm onder maaiveld een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is. Omdat het archeologisch vooronderzoek (zie bijlage 1) heeft uitgewezen dat archeologische waarden aanwezig kunnen zijn, wordt geen oppervlaktevrijstelling gehanteerd.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 5
Voor het zuidoostelijk gedeelte van het plangebied is naar aanleiding van het archeologisch vooronderzoek een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' toegekend.
De bestemmingsregeling is in samenspraak met de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) tot stand gekomen en houdt eveneens rekening met de eventueel op grotere diepten aanwezige archeologische waarden. Uitgangspunt van deze regeling is dat voor projecten met een verstoringsdiepte van minimaal 70 cm onder maaiveld een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is. Er wordt geen oppervlaktevrijstelling gehanteerd.
Voor een nadere toelichting op het archeologiebeleid wordt voorts verwezen naar paragraaf 5.1.1.
6.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat een aantal bepalingen die op de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Het betreffen de volgende bepalingen.
- Artikel 8 Antidubbeltelregel
Hiermee wordt voorkomen dat gronden oneigenlijk worden gebruikt voor het optimaliseren van bouwmogelijkheden. - Artikel 9 Algemene bouwregels
Bestaande maten (uitgezonderd van de overgangsregels), overschrijding van bouwgrenzen, percentages. Met de regels inzake bestaande maten wordt voorkomen dat (ondergeschikte) afwijkingen onder het overgangsrecht komen te vallen. - Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is de molenbiotoop bestendigd. - Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Het overschrijden van bestemmingsgrenzen kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. De overschrijding mag echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
6.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet.
Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.
Artikel 13 Slotregel
Dit artikel ten slotte geeft aan de naam waaronder de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente zelf het volledig grondeigendom heeft.
De ontwikkeling van de locaties betreft een particulier initiatief. Voor de ontwikkeling is tussen de initiatiefnemer en de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten waarin de (financiële) afspraken over de ontwikkeling zijn vastgelegd.
De financieel-economische haalbaarheid is hiermee voldoende verzekerd en er kan worden afgezien van het opstellen van een exploitatieplan.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Toetsing En Kwaliteit
8.1 Informatieavond
Op 2 oktober 2013 heeft er in het Dorpshuis Kruiningen een informatieavond over het bestemmingsplan 'Slagveldstraat Aldi' en de bestemmingsplanprocedure plaatsgevonden. De avond was druk bezocht (circa 40-50 belangstellenden).
De Aldi heeft zijn plannen gepresenteerd. Door de gemeente is een toelichting gegeven op de bestemmingsplanprocedure. Na de presentaties was er gelegenheid tot het stellen van vragen.
Belangrijkste vragen voor het bestemmingsplan van de Aldi die tijdens de avond zijn beantwoord gingen in op de reden voor verplaatsing van de Aldi van Krabbendijke naar Kruiningen, de grootte van de vestiging en de uitbreiding ten opzichte van de vestiging in Krabbendijke, het assortiment van de Aldi en het verschil met fullservice-supermarkten, het aantal parkeerplaatsen en de ruimtelijke inpassing van de Aldi ten opzichte van de woningen aan de Couwervestraat en Slagveldstraat.
Bovenstaande onderwerpen komen elders in dit bestemmingsplan aan bod.
8.2 Resultaten Inspraakprocedure
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Slagveldstraat Aldi' (versie 27 september 2013) heeft van donderdag 10 oktober 2013 tot en met woensdag 23 oktober 2013 ter visie gelegen op grond van de Inspraakverordening Reimerswaal.
Tijdens de termijn van terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan hebben ingezetenen van Reimerswaal en belanghebbenden de gelegenheid gehad schriftelijk of mondeling inspraakreacties naar voren te brengen. Er zijn twee inspraakreacties ingediend. Hieronder volgt een samenvatting van de inspraakreacties en de gemeentelijke reactie daarop. Bij de beantwoording is aangegeven of, en zo ja op welke wijze, het bestemmingsplan naar aanleiding van de inspraakreactie is aangepast.
8.2.1 Spar Holding B.V., namens de heer Hak, als exploitant van de Spar supermarkt aan de Leklaan 2-4 te Hansweert, alsmede de heer Rijkeboer, als exploitant van de Spar supermarkt aan het Dorpsplein 23 te Wemeldinge en de heer De Neve als exploitant van de Spar supermarkt aan de Hoofdweg 25 te Rilland
Inspraakreactie
Inspreker geeft in de inspraakreactie het volgende aan:
a. Aanleiding: geen algemeen nut voor relocatie
In verband met de gewijzigde strategie van Aldi met betrekking tot hun vestigingsbeleid, heeft Aldi bij de gemeente Reimerswaal een verzoek ingediend voor een ontwikkeling aan de Slagveldstraat in Kruiningen. De Aldi zal daarmee hun locatie aan de IJsselstraat 9 in Krabbendijke verlaten. De gemeente Reimerswaal heeft hun eerste medewerking aan deze verplaatsing verleend waardoor er nu een voorontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt. In het algemeen kunnen wij stellen dat de noodzaak van de relocatie en de medewerking van de gemeente niet aantoonbaar is. Puur vanuit commercieel oogpunt wordt deze verandering doorgevoerd. De huidige winkel van Aldi in Krabbendijke functioneert prima in het marktgebied. De winkel voldoet aan het aantal m² wvo die behoren bij een winkel die een lokale functie vervult. Er is dus geen sprake van algemeen nut voor deze relocatie. Wij zouden daarom ook graag inzicht hebben in de overeenkomst die de gemeente Reimerswaal met Aldi heeft afgesloten, vooral als het gaat om grondprijzen, ambtelijke kosten en medewerking in infrastructurele aanpassingen. De vraag die rijst is of deze eventuele kosten gelijkmatig verdeeld worden over de andere dorpskernen en de daar gevestigde bedrijven als het gaat om leefbaarheid.
b. Tegenstrijdig beleid: lokaal versus bovenlokale ontwikkeling
Zoals aangegeven in het voorontwerpbestemmingsplan in paragraaf 2.2, bestaat het provinciale beleid uit het op peil houden van het voorzieningenniveau in de gehele provincie en in de kleinere dorpskernen in het bijzonder. Deze leefbaarheid moet met name worden versterkt vanuit de kernwinkelgebieden. Het toestaan van een grootschalige detailhandelsconcentratie, zoals wordt voorgesteld in het voorontwerpbestemmingsplan, staat haaks op dit beleid. Verder wordt er aangeven dat nieuwe ontwikkelingen buiten het kernwinkelgebied aantoonbaar niet inpasbaar moeten zijn. Graag ontvangen wij van de gemeente de argumentatie waaruit deze niet-inpasbaarheid blijkt. Dit blijkt in ieder geval niet uit de argumentatie die in het voorontwerpbestemmingsplan wordt beschreven. In het gemeentelijk beleid geeft u aan dat er binnen de kern Kruiningen sprake moet zijn van een winkelaanbod met een lokale functie. Het realiseren van een Aldi supermarkt van 1.500 m² met daarnaast de mogelijkheid voor een 2e detailhandelsorganisatie om ongeveer dezelfde aantal m² te realiseren, maakt dat deze ontwikkeling niet meer lokaal, maar bovenlokaal wordt. Ook dit is tegenstrijdig met het gehanteerde beleid van de gemeente. De motivatie waarom dit nodig is ontbreekt volledig in het aangeboden plan.
c. Leegstand Krabbendijke: wat is alternatieve invulling
In het voorontwerpbestemmingsplan wordt niet stilgestaan bij de huidige locatie van Aldi aan de Dorpsstraat 15 in Krabbendijke. Dit pand is van de Aldi en de vraag is wat de toekomst gaat brengen voor de locatie. Blijft het pand leeg staan, dan zal dit leiden tot verschraling van het de dorpskern. Zet de Aldi het pand in de markt voor verhuur of verkoop, bestaat er mogelijk en kans dat een andere supermarktketen dit pand zat betrekken. Als deze laatste optie een feit wordt dan is er nog meer sprake van ontwrichting van het supermarktlandschap in de gemeente Reimerswaal. Wij vragen daarom ook aan de gemeente wat het alternatief is mocht de Aldi vertrekken.
d. Distributieve overwegingen
Voor de distributieve overwegingen zijn in het totale plan helaas maar 2 pagina's vrijgemaakt. Dit toont aan dat er van een serieus distributie-planologisch onderzoek geen sprake is geweest. De argumentatie dat er maar sprake is van een kleine toevoeging, gaat in deze ook niet op. Het huidige metrage van de Aldi in Krabbendijke bedraagt 650 m² wvo (bron: supermarktgids 62e editie jaargang 19). In het voorontwerpbestemmingsplan wordt voor de nieuwe Aldi een bvo aangegeven van 1.500 m². Dit zal naar alle waarschijnlijkheid leiden tot een wvo van 1.250 m². Het gaat hier dus om een vergroting van 600 m², bijna een verdubbeling! Met deze vergroting laat Aldi (net als Lidl) zijn traditionele functie als discounter ook verder los. In een winkel van 1.500 m² zal een volledig assortiment worden geboden door Aldi. De breedte en diepte van dit assortiment zal de vergelijking met een fullservice-supermarkt makkelijk kunnen doorstaan. Naast deze forse vergroting is er sprake van een functieverandering van de Aldi. Heeft de Aldi nu een lokale functie in Krabbendijke, straks zal dit een bovenlokale functie worden. Zeker aangezien er nog een detailhandelsonderneming aan de Slagveldstraat zal worden gevestigd. Hierdoor ontstaat een sterk detailhandelscluster buiten het kernwinkelgebied. Dit cluster zal mede door de ideale bereikbaarheid en parkeervoorziening een sterke aantrekkingskracht hebben. Deze toevloeiing zal zoals verwacht voor grotere afvloeiing zorgen van andere dorpskernen. De huidige detailhandel in deze dorpen zal onnodig onder druk komen te staan. Dit geldt niet alleen voor Spar-winkels, maar ook voor de dagverse winkels en weekmarkten. De kleinschalige detailhandel heeft een dunne scheidslijn tussen levensvatbaar en niet levensvatbaar. Het verstoren van de huidige detailhandelsstructuur in de gemeente Reimerswaal zal naar alle waarschijnlijk vergaande gevolgen hebben voor alle dorpskernen, waardoor uiteindelijk de leefbaarheid in deze kernen onder druk komt te staan. Dit zal niet alleen zichtbaar worden door het verdwijnen van kleinschalige detailhandel (wat leidt tot verschraling voor de inwoners), maar ook door leegstand in de diverse kernen. Wij vragen de gemeente dan ook met klem om eerst aanvullend onderzoek te doen door middel van een distributie-planologisch onderzoek waaruit duidelijk wordt wat de effecten zijn van de ontwikkeling aan de Slagveldstraat. De gemeente Reimerswaal staat voor een belangrijke beslissing. Kiezen zij voor het behoud van het huidige voorzieningenniveau en leefbaarheid, of staan zij een grootschalige ontwikkeling toe die gaat leiden tot verschraling van deze voorzieningen en mogelijk tot leegstand waardoor de leefbaarheid onder druk komt te staan.
Gemeentelijke reactie
a. Aanleiding: geen algemeen nut voor relocatie
- Nut/noodzaak voor verplaatsing: in tegenstelling tot de opmerking van indiener, is de situatie bij de huidige Aldi aan de Dorpsstraat 15 in Krabbendijke – en niet aan de IJsselstraat 9 zoals indiener aangeeft – niet optimaal. Er is op locatie Dorpsstraat sprake van een te krappe parkeer- en bevoorradingssituatie. Ook is het oppervlak van de winkel te klein naar de maatstaven van de huidige consument. Deze verwacht voldoende comfort in de winkel – ook bij Aldi. Hierbij valt te denken aan ruime gangpaden, betere productpresentatie en meer kassa's. De standaardmaat voor nieuwe Aldi's is 19,60 x 51,0 m² = 999,60 m² wvo (circa 1.300 m² bvo. Een zeer groot deel van de huidige vestigingen is (veel) kleiner. Aldi wil daarom verouderde winkels, waaronder de vestiging in Krabbendijke, sluiten. Dit heeft direct te maken met de wensen van de consument (ruimere presentatie). De nieuwe uitstraling is open en modern. Zodoende kunnen de 800 artikelen waaruit het assortiment van de Aldi bestaat optimaal gepresenteerd worden. Aldi kent een landelijke formulebeleid, ieder filiaal voert hetzelfde assortiment ondanks dat er grotere en kleine filialen zijn. Aldi als harddiscounter ontleent zijn kracht aan een beperkt assortiment met een hoge omloopsnelheid per artikel. Het beleid is er niet op gericht om een gelijkwaardig assortiment (circa 8.000-20.000 artikelen) te voeren als een grotere buurtsuper of een fullservice-supermarkt, maar juist aan de onderkant van de markt te blijven opereren. Het assortiment van de Aldi is ook onvolledig (complete productgroepen ontbreken en van andere productgroepen is de keuze zeer beperkt) in vergelijking met een fullservice-supermarkt of een grotere buurtsuper.
- Keuze locatie Slagveldstraat Kruiningen: de gemeente heeft gezocht naar locaties om de ruimtebehoefte van Aldi te faciliteren. Van belang is het veranderde bezoekgedrag van consumenten. Op een discountsupermarkt zoals de Aldi heeft dit een ander effect dan op andere typen supermarkten zoals een buurtsupermarkt of ruime servicesupermarkt. Aldi is vaak een 'tweede' of 'derde' supermarkt. Mensen bezoeken de winkels doelgericht, in een lagere frequentie en vaak per auto. Het aandeel fietsbezoekers is laag. Een ligging aan een doorgaande N-weg of uitvalsweg is daarom voor de Aldi van primair belang, bij voorkeur aan de rand van kernen. De consument doet vaak één keer per week bulkaankopen met de auto. De rest van de aankopen vindt plaats bij een fullservice-supermarkt in de nabijheid. Daarom stelt Aldi voor nieuwe vestigingen hoge eisen aan de bereikbaarheid. Dat geldt vooral in kleinere kernen (tot zo'n 15.000 inwoners), vanwege de noodzaak tot een regiofunctie. Het draagvlak van een enkele kleine kern is niet voldoende om op termijn een rendabele exploitatie te voeren. Er is een kritische massa nodig om rendabel te kunnen draaien. De geografische ligging van Kruiningen maakt het – evenals dat vanuit Krabbendijke het geval is – mogelijk om meerdere kernen zoals Kruiningen, Krabbendijke en Yerseke en dergelijke te kunnen bedienen. Locaties in centra van (kleine) kernen voldoen vaak niet langer vanwege de eisen ten aanzien van oppervlakte, bereikbaarheid en ontsluiting. Locaties van voldoende grootte (fysieke ruimte voor de realisatie van een gebouw van 1.500 m² bvo met voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein) en gelegen aan een N-weg of uitvalsweg zijn binnen het kernwinkelgebied van Krabbendijke of van Kruiningen niet beschikbaar. De beoogde locatie in Kruiningen bevindt zich binnen het bestaand stedelijk gebied en is een prima locatie voor een functie zoals Aldi: gelegen aan een uitvalsweg nabij een N-weg en met voldoende ruimte voor parkeren, bevoorrading en de gewenste winkeloppervlakte.
- Overeenkomst met Aldi: er is met Aldi een overeenkomst gesloten, waarin een marktconforme prijs is afgesproken voor de gronden aan de Slagveldstraat. Tevens zijn in deze overeenkomst afspraken gemaakt over de uitvoering en bekostiging van de civieltechnische werken door Aldi c.q. de gemeente. Verder wordt met de overeenkomst voldaan aan de wettelijke eis tot kostenverhaal als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Derhalve is een exploitatieplan niet vereist.
b. Tegenstrijdig beleid: lokaal versus bovenlokale ontwikkeling
- Geen grootschalige concentratie van winkels: in tegenstelling tot hetgeen de indiener suggereert, is er geen sprake van het toestaan van een concentratie van grootschalige detailhandelsvestigingen aan de rand van Kruiningen. Er wordt slechts de mogelijkheid tot verplaatsing geboden aan één discountsupermarkt die reeds elders in de gemeente gevestigd is. Met een omvang van maximaal 1.500 m² bvo is er geen sprake van een grootschalige detailhandelsvestiging. Hiermee wordt aangesloten bij het provinciaal beleid. Over de locatiekeuze aan de rand van de kern van Kruiningen zijn onder a. de argumenten reeds aangegeven. Er zijn plannen voor de komst van een tweede winkel naast Aldi, maar er is zeker geen sprake van een concentratie van meerdere winkels. Bovendien zal de tweede winkel geen winkel zijn in het segment van dagelijkse goederen. Er wordt op dit moment concreet gesproken over de vestiging van een fietsenhandel. Dat er een tweede (winkel)centrum ontstaat ter plaatse is daarmee niet aan de orde. Vanwege de omvang zijn beide winkels niet in te passen binnen de bestaande centrumgebieden.
- Ruimtelijke inpasbaarheid ontwikkeling: het bestemmingsplan 'Slagveldstraat Aldi' voorziet alleen in de vestiging van een discountsupermarkt. De plannen voor een eventuele tweede winkel op de naastgelegen gronden zullen worden geregeld in een apart bestemmingsplan. Voor beide bestemmingsplannen is de ladder van duurzame verstedelijking aandachtspunt. Voor het bestemmingsplan van de Aldi is in paragraaf 2.1 aangegeven dat de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het waarborgen en versterken van voorzieningen in de woonkern Kruiningen en een sterke voorzieningenstructuur voor de bewoners van Reimerswaal. De stedelijke ruimte wordt daarbij zo goed mogelijk benut: beschikbare gronden worden hergebruikt. Het mogelijk maken van een extra discountsupermarkt in het centrumgebied van Kruiningen is ruimtelijk gezien niet mogelijk vanwege de gewenste omvang met bijbehorende parkeerbehoefte en de ontsluiting van het centrumgebied. Hierdoor mag op enige afstand van het kernwinkelgebied, binnen de bebouwde kom, een geschikte locatie worden aangewezen. De locatie van de Aldi ligt aan de invalsweg van Kruiningen en de aanloopstraat richting het centrum.
c. Leegstand Krabbendijke: wat is alternatieve invulling
- Het achter te laten perceel wordt overgenomen door de gemeente. De bebouwing wordt gesloopt, waardoor het niet als (verpauperde) leegstand zal voortbestaan. Over een toekomstige invulling van het perceel wordt nog nagedacht, maar de gemeente behoudt in ieder geval de regie over de toekomstige invulling. Op dit moment wordt gewerkt aan een gemeentelijke 'Structuurvisie Detailhandel'. Hiermee wordt in beeld gebracht welke ontwikkelingsruimte er in Reimerswaal nog is met betrekking tot vestiging van nieuwe detailhandelsvoorzieningen en/of uitbreiding van bestaande detailhandelsvoorzieningen. Een nieuwe invulling voor de achter te laten locatie aan de Dorpsstraat in Krabbendijke zal aan deze visie worden getoetst.
d. Distributieve overwegingen
- Discount of fullservice: de Aldi houdt vast aan zijn functie als discounter met een klein assortiment tegen de allerlaagste prijzen. In tegenstelling tot de opmerking van indiener, zal de marktpositie van Aldi niet wijzigen van lokaal naar bovenlokaal bij verhuizing naar Kruiningen. Reeds op de huidige locatie heeft Aldi – als enige discounter in Reimerswaal – een functie voor de inwoners van de gehele gemeente. Om haar marktpositie te behouden zal Aldi blijven vasthouden aan dit principe. Zie ook de gemeentelijke reactie onder a.
- 1. De bruto vloeroppervlakte van de nieuwe Aldi in Kruiningen zal circa 1.350 m² bedragen. Hiervan zal circa 1.000 m² winkelvloeroppervlak zijn en de overige m² zijn magazijn en sociale ruimte (kantine). Het winkelvloeroppervlak ten opzichte van Krabbendijke zal met circa 250 m² worden uitgebreid. De uitbreiding richt zich met name op de realisatie van bredere winkelgangpaden, een ruimere presentatie van de – net als nu in Krabbendijke – 800 artikelen in het assortiment van de Aldi en de manier van bevoorrading. Aldi als harddiscounter ontleent haar kracht aan een beperkt assortiment met een hoge omloopsnelheid per artikel. Het beleid is er niet op gericht om een gelijkwaardig assortiment (circa 8.000-20.000 artikelen) te voeren als een grotere buurtsuper of een fullservice-supermarkt, maar juist aan de onderkant van de markt te blijven opereren. Het assortiment van de Aldi is ook onvolledig (complete productgroepen ontbreken en van andere productgroepen is de keuze zeer beperkt) in vergelijking met een fullservice-supermarkt of een grotere buurtsuper.
- Behoefte aan en effecten van de ontwikkeling: in het kader van de ladder van duurzame verstedelijking moet in een bestemmingsplan ingegaan worden op de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte aan een ontwikkeling. Daarnaast moet worden aangetoond dat er geen sprake is van duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Hiervan is slechts sprake als inwoners van een verzorgingsgebied niet meer op aanvaardbare afstand kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften. Daarbij is het in landelijke gebieden, zoals de gemeente Reimerswaal, niet noodzakelijk dat in de eigen kern kan worden voorzien in de eerste levensbehoefte). Beide distributieplanologische aspecten (behoefte en ontwrichting) zijn behandeld middels een beknopt DPO (zie hiervoor paragraaf 4.6 van de toelichting van het bestemmingsplan). Een uitgebreid DPO is niet noodzakelijk, aangezien het hier voornamelijk gaat om een verplaatsing van een bestaande detailhandelsvoorziening binnen de gemeentegrenzen. Naar aanleiding van de reactie van indiener zijn de effecten van de ontwikkeling op het marktaandeel van supermarkten in de gemeente Reimerswaal in paragraaf 4.6 als volgt geconcretiseerd.
- 1. In de gemeente Reimerswaal is reeds vele jaren een Aldi gevestigd. Het is de enige discountsupermarkt in de gemeente. Er wordt daarom geconcludeerd dat inwoners van de gemeente in kwalitatieve zin behoefte hebben aan een discountsupermarkt. Discounters hebben een verzorgingsgebied van 20.000-25.000 consumenten. De gemeente Reimerswaal heeft bijna 22.000 inwoners, waarmee ook in kwantitatieve zin behoefte (draagvlak) bestaat aan deze detailhandelsvoorziening.
- 2. Binnen het verzorgingsgebied heeft de Aldi, zoals altijd het geval is bij discountsupermarkten (Hoofdbedrijfsschap Detailhandel 2013 en Distrifood week 34, 2013), een marktaandeel van niet meer dan 15%. De overige 85% van de toonbankbestedingen komt terecht bij de overige boodschappenwinkels in de gemeente. Aan dit marktaandeel verandert niets na de beoogde ontwikkeling. Consumenten uit de gehele gemeente zijn reeds bereid om, doorgaans eens per week/eens per twee weken, vanuit de eigen kern naar de Aldi in Krabbendijke (of naar de Aldi in Kapelle of in Hoogerheide) te gaan voor bepaalde aankopen. Omdat consumenten minder vaak bij Aldi komen dan bij de lokale supermarkt, worden de producten vaak in bulk gekocht. De overige bestedingen aan boodschappen, zijnde circa 85% van het totaal, worden bij andere winkels gedaan.
- 3. Dat een groot deel van de bestedingen door consumenten bij andere winkels terechtkomt is te verklaren, want het assortiment van Aldi is onvolledig en de keuze is zeer beperkt. Een deel van de consumenten zal in dezelfde winkeltrip de (bulk)aankopen bij Aldi combineren met een bezoek aan andere boodschappenwinkels (een ander deel kiest ervoor deze aankopen op gescheiden momenten te doen). Recent is onderzoek gedaan naar dit combinatiebezoek (DTnP, januari 2011). Van het marktaandeel van 15% van de toonbankbestedingen bij een discounter, combineert 40% van de consumenten het bezoek aan een discountsupermarkt met een bezoek aan overige winkels in dagelijkse goederen, waaronder overige supermarkten, tijdens dezelfde winkeltrip. Een verhuizing van de Aldi van Krabbendijke naar Kruiningen betekent dat er tevens een verplaatsing van het combinatiebezoek plaatsvindt. Op grond van bovengenoemde percentages is er slechts sprake van een marginale toe- dan wel afname van de gecombineerde bestedingen in Kruiningen en Krabbendijke. Het draagvlak van de fullservice-supermarkten en de versspeciaalzaken ter plaatse zal grotendeels in stand worden gehouden (rond de 85% marktaandeel). Er is geenszins sprake van een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Voor de overige winkels in de gemeente verandert er niets, omdat de huidige koopstromen naar de Aldi in Krabbendijke 'verhuizen' naar de Aldi in Kruiningen. De reisafstanden binnen de gemeente noch de verzorgingsfunctie van Aldi veranderen zodanig dat daarvan substantiële effecten te verwachten zijn op de koopstromen binnen de gemeente.
Conclusie
Naar aanleiding van de inspraakreactie is het bestemmingsplan op het volgende onderdeel aangepast:
- In paragraaf 4.6 (Distributieplanologische analyse) zijn de effecten van de ontwikkeling op het marktaandeel van supermarkten in de gemeente Reimerswaal geconcretiseerd.
8.2.2 Sligro Food Group Nederland B.V., aandeelhouder van EMTÉ Franchise B.V., EMTÉ Vastgoed B.V., eigenaar van het winkelpand aan Voorhoute 1, en EMTÉ Dirk v.d. Hoeven exploitant van de EMTÉ supermarkt te Kruiningen
Inspraakreactie
Indiener geeft in de inspraakreactie het volgende aan:
- Als eerst willen wij u kenbaar maken geen bezwaar te hebben tegen de komst van een Aldi op de betreffende locatie.
- Wij zien in het voorliggende bestemmingsplan een aantal zaken welke in onze optiek juridisch niet goed afgedicht zijn.
- 1. Conform bestemmingsplan is op de locatie Detailhandel (3.1 sub a) toegestaan, hieronder vallen de bedrijfsvoeringen zoals omschreven staat in artikel 1.30. Door middel van deze omschrijvingen zou een fullservice-supermarkt zich zonder beperkingen, wel houdende aan het bebouwingsvlak, hier kunnen vestigen.
- 2. Wij vermoeden dat u in het bestemmingsplan wilt regelen dat alleen een discountsupermarkt zich op de locatie kan vestigen. Wij willen dan ook voorstellen om in sub a, dan wel in artikel 1.30 de tekst toe te voegen 'niet zijnde supermarkt', of bij in artikel 3.4 een artikel opnemen waarbij een fullservice-supermarkt als strijdig gebruik wordt aangemerkt. Door de functieaanduiding 'supermarkt' toe te passen op de ontwikkellocatie met bijbehorende omschrijving in sub b artikel 1.33, artikel 1.35 en artikel 3.4.2 kan Aldi de ontwikkeling op deze locatie zonder problemen doorzetten.
- 3. In artikel 3.4.2 spreekt u over 'de supermarkt' wij zouden hier van maken 'een supermarkt' zodoende betreft het een breed interpreteerbare definitie.
Gemeentelijke reactie
In de ruimtelijke onderbouwing is voldoende ingegaan op de aangehaalde aspecten van indiener.
- De gemeente is indiener erkentelijk voor de positieve grondhouding ten opzichte van de plannen voor realisatie van de Aldi in Kruiningen.
- Over de juridische aspecten het volgende:
- 1. In de bestemmingsregeling is in artikel 3.1 onder b aangegeven dat ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' uitsluitend een discountsupermarkt is toegestaan. Op de verbeelding is deze aanduiding gelegen op het gehele bouwvlak waarbinnen de supermarkt is voorzien. Onder de specifieke gebruiksregels (artikel 3.4.2) is bovendien geborgd dat zich ten hoogste één discountsupermarkt kan vestigen en een fullservice-supermarkt niet is toegestaan. Met de regeling in artikel 3.1 onder a is aangegeven dat op het hele terrein detailhandel en dienstverlening is toegestaan, in dit geval gaat het hier specifiek om de openbare ruimte ten behoeve van de detailhandelsvoorziening. De realisatie van een supermarkt is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan waarbinnen de hiervoor genoemde aanduiding geldt.
- 2. Zie hiervoor.
- 3. Artikel 3.4.2 is juist opgenomen om de nadere aanduiding 'supermarkt' verder te concretiseren. Het plan voorziet in het juridisch-planologisch mogelijk maken van één discountsupermarkt , niet zijnde fullservice-supermarkt.
Conclusie
Naar aanleiding van de inspraakreactie is het bestemmingsplan niet aangepast.
8.3 Resultaten Overlegprocedure Artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het voorgeschreven overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan:
- 1. Provincie Zeeland;
- 2. Waterschap Scheldestromen.
De provincie heeft geen inhoudelijke reactie gegeven op het voorontwerpbestemmingsplan. Van het Waterschap Scheldestromen is wel een inhoudelijke reactie ontvangen.
Overlegreactie Waterschap Scheldestromen
Aanpassing watersysteem
In het watertoetsproces heeft de heer R.A. van der Goes met uw ambtelijke dienst afgesproken dat het oppervlaktewater aan de Sluisweg wordt doorgetrokken tot de rotonde (zie bijlage). Oppervlaktewater past binnen de bestemming Verkeer, maar wordt in onze beleving beter geborgd in de bestemming Groen. Wij verzoeken de uitbreiding met oppervlaktewater te voorzien van de bestemming Groen.
Afvoer hemelwater
In de waterparagraaf is aangegeven dat de afvoer van hemelwater van dak en parkeerterrein via een constructie (bijvoorbeeld zand scheider) wordt afgevoerd op het oppervlaktewater. Deze constructie kan falen en is kostenverhogend. Wij adviseren het hemelwater oppervlakkig (via talud) te laten afstromen op het oppervlaktewater.
Gemeentelijke reactie
Aanpassing watersysteem
In de bestaande situatie is een oppervlakte van 1.070 m² aan water voorzien. In de toekomstige situatie is een oppervlakte van 2.076 m² aan water voorzien. Per saldo een toename van 1.006 m² aan oppervlaktewater. Per m² aan oppervlaktewater mag een berging worden toegerekend van 1 m³. Dit betekent dus dat er een berging van 1.006 m³ gecreëerd wordt extra ten opzichte van de huidige situatie. Het verhard oppervlak neemt toe met 7.050 m². Uitgaande van een bergingseis van 75 mm betekent dit een compensatie van 530 m³ benodigd. Hier wordt ruimschoots aan voldaan. Er is geen noodzaak om de berging nog verder uit te breiden.
Afvoer hemelwater
De opmerking dat het hemelwater wordt afgevoerd door middel van een constructie op het oppervlaktewater is niet opgenomen in de waterparagraaf 5.8. Hierin wordt gesteld dat het hemelwater van de daken rechtstreeks (dus niet via een constructie) kan worden geloosd op het oppervlaktewater. Bij voorkeur wordt het hemelwater van de verharde oppervlakken over het maaiveld afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Conclusie
Naar aanleiding van de overlegreactie is het bestemmingsplan niet aangepast.
8.4 Vaststellingsprocedure
8.4.1 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan “Slagveldstraat Aldi” heeft van donderdag 12 december 2013 tot en met woensdag 22 januari 2014 ter visie gelegen. Gedurende de periode van terinzagelegging is aan een ieder gelegenheid gegeven een zienswijze over het ontwerp kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Er is binnen de daarvoor gestelde termijn één zienswijze ingediend. De zienswijze is navolgend samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Ook is aangegeven of en zo ja op welke wijze het bestemmingsplan naar aanleiding van de zienswijze is aangepast.
8.4.2 Sinke Pluimveeopfok B.V., Kruiningen
Samenvatting zienswijze
Het bedrijf Sinke Pluimveeopfok B.V. noemt in de zienswijze het volgende:
- a. Ons pluimveeopfokbedrijf aan de Blauwhoefseweg 2a te Kruiningen is gelegen in de nabijheid van het plangebied van bovenvermeld ontwerpbestemmingsplan en van het bouwplan voor een supermarkt. Al eerder hebben wij u schriftelijk en mondeling onze reactie op de plannen bekend gemaakt. Na bestudering van de stukken zien wij dat u de plannen onveranderd voortzet. Dat betreuren wij omdat dit niet in het belang is van gemeente Reimerswaal, niet in het belang van consumenten, niet in het belang van Aldi en niet in ons (bedrijfs-)belang.
- b. In de stukken wordt aangegeven dat er op het perceel van de toekomstige Aldi geen overbelasting is te verwachten van geur vanaf ons agrarisch bedrijf. Nu stemmen wij er graag mee in dat in de omgeving van ons bedrijf geen geurhinder wordt ervaren. Rekenkundig echter en volgens de geldende regels voor geurverspreiding is de situatie anders. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangegeven "dat wordt aangesloten bij de berekeningsuitgangspunten zoals deze zijn gehanteerd in het onderzoek in het kader van Kruseveer". Dit rapport uit 2005, aangepast in 2007 is verouderd en kan niet een goede basis zijn voor geurverspreidingsberekeningen in 2014. De uitgangspunten voor de geurverspreidingsberekeningen van de vergunde situatie op ons bedrijf zijn niet juist gehanteerd. Met de incorrecte uitgangspunten komen de opstellers van de rapportage op een geurbelasting van 2,0 ouE/m3 lucht nadat eerst nog de ruwheidfactor is aangepast naar 0,33. Niet is onderbouwd waarom en hoeveel deze ruwheidfactor zou moeten worden aangepast. Er wordt alleen verwezen naar een handleiding. Gezien bovenstaande zijn bij de berekening voor de geurbelasting in het gebied waarschijnlijk ook onjuiste uitgangspunten gehanteerd.
- c. Als we de tekst goed interpreteren dan begrijpen wij dat in deze berekening alleen ons bedrijf is meegenomen en niet andere bedrijven in de omgeving met vergunde dieren waarvoor een geuremissie per dier is vastgesteld. Het lijkt er dus op dat met onjuiste invoergegevens is getracht om de geurnorm van 2,0 ouE/m3 net te kunnen halen. Wij zijn van mening dat dit zeker niet het geval zal zijn.
- d. Ook stellen wij u de vraag of ook de ruimte buiten de winkel een gebied is waar mensen verblijven en geurhinder kan optreden nu op dit (parkeer-)terrein vele dagen per week een groot aantal uren per dag mensen aanwezig zijn. Wij zijn niet blij als mensen hierdoor hinder zouden ondervinden en dat er steeds een ervaring is dat men binnen de geurhindercirkel van ons bedrijf komt. Wij willen ons bedrijf graag op een zorgvuldige wijze exploiteren en daarmee niet in een ongunstig daglicht stellen. Uw medewerking daarin is in deze situatie noodzakelijk.
- e. Het wijzigen van de bestemming in het onderhavige plan naar supermarkt kan geen doorgang vinden zolang het plan niet voorziet in een goed woon- en leefklimaat. Nu de gestelde geurnorm in het plangebied sterk zal worden overschreden kan ook de bouw van een supermarkt niet plaatsvinden. De conclusie dat onze veehouderij door de realisatie van de supermarkt niet in de bedrijfsvoering wordt beperkt blijkt niet juist te zijn. Wij verzoeken u het plan en uw besluit aan te passen of te herzien zodat wij geen verdere schade lijden.
Gemeentelijke reactie
- a. De constatering dat het bedrijf van Sinke Pluimveeopfok B.V. (hierna: Sinke) in de nabijheid van het plangebied voor de ontwikkeling van de Aldi is gelegen is juist. Het is mede vanwege de aanwezigheid van het bedrijf Sinke dat het gebouw van de Aldi zo ver mogelijk aan de noordkant van het perceel aan de Slagveldstraat is geprojecteerd. Het feit dat Sinke de gemeente schriftelijk en mondeling een reactie heeft gegeven op de plannen is correct. Echter, de schriftelijke inspraakreactie is ingediend op 15 november 2013, ruim buiten de daarvoor gestelde termijn (10 oktober 2013 t/m 23 oktober 2013). Helaas was de gemeente daardoor niet meer in de gelegenheid de reactie van Sinke mee te nemen in het ontwerpbestemmingsplan “Slagveldstraat Aldi”. Op 16 december 2013 heeft er - op verzoek van de gemeente - een overleg met de heer C. Sinke plaatsgevonden waarin het bovenstaande ook is aangegeven.
- b. Uitgangspunten berekeningen: Na nadere bestudering van de op 4 mei 2011 aan Sinke verleende vergunning is geconstateerd dat de uitgangspunten voor de geurverspreidingsberekeningen in het ontwerpbestemmingsplan, zoals Sinke in zijn zienswijze aangeeft, niet in overeenstemming zijn met deze vergunning. De berekeningsuitgangspunten zoals deze zijn gehanteerd in het onderzoek van Cauberg-Huygen uit 2007 voor de ontwikkeling van Kruseveer zijn bepaald op grond van de destijds bekende gegevens en zijn in overeenstemming met de op dat moment geldende wet- en regelgeving. De ontwikkeling van Kruseveer is daarmee op verantwoorde wijze tot stand gekomen. Bij het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan “Slagveldstraat Aldi” is er op vertrouwd dat de uitgangspunten uit 2007 ook voor de nieuwe ontwikkeling van de Aldi konden worden gehanteerd. Sinke geeft in zijn zienswijze niet aan welke uitgangspunten volgens hem dienen te worden gehanteerd voor de geurverspreidingsberekeningen. Voor het vast te stellen bestemmingsplan “Slagveldstraat Aldi” is uitgegaan van de verleende vergunning van 4 mei 2011, aangevraagd in 2005. Deze vergunning is beoordeeld en uiteindelijk verleend op basis van geurcirkels en aantal mestvarkenseenheden (mve's). Bij deze vergunningverlening zijn geen berekeningen uitgevoerd in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Voor het vast te stellen bestemmingsplan “Slagveldstraat Aldi” is uitgegaan van de op dit moment geldende wet- en regelgeving (o.a. Wgv). Er is gerekend met een ruwheidsfactor van 0,33 m. Deze factor mag zelf worden bepaald als blijkt dat na 1995-19973 de omgeving ingrijpend is gewijzigd wat betreft bebouwing. Hiervan is sprake door de (verdere) uitbreiding van het woonpark Kruseveer. De ruwheid is (conform de gebruikershandleiding V-stacks vergunning) bepaald voor het gebied 1 kilometer rondom de veehouderij van Sinke. Overigens dient te worden opgemerkt dat een andere ruwheid weliswaar beperkte gevolgen heeft voor de berekeningsresultaten, maar geen relevante consequenties voor de motivering en conclusies zoals opgenomen in de toelichting van het vast te stellen bestemmingsplan.
Geurgevoelige objecten in omgeving van Sinke: Bij het mogelijk maken van nieuwe geurgevoelige objecten in de omgeving van bestaande intensieve veehouderijen zijn twee zaken van belang:
- 1. Worden de veehouderijen in de bedrijfsvoering en/of ontwikkelingsmogelijkheden beperkt door het nieuwe geurgevoelige object;
- 2. Is ter plaatse van het nieuwe geurgevoelige object sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (of als het gaat om een supermarkt, een aanvaardbaar verblijfsklimaat).
Ad. 1. Rekening houdend met de nieuwe uitgangspunten zoals hiervoor genoemd, komt de geurbelasting als gevolg van uitsluitend de in 2011 vergunde bedrijfsactiviteiten van Sinke op de oostelijke punt van het gebouw van de Aldi uit op 2,4 ouE/m3 en op de zuidelijke punt van het gebouw op 2,7 ouE/m3. Dit is hoger dan de wettelijke geurnorm van 2,0 ouE/m3. Wanneer de geurbelasting van de vergunde situatie 2011 wordt doorgerekend voor het plangebied en directe omgeving blijkt echter dat op de woningen aan Sluisweg 20 en 22 de geurbelasting met 4,3 ouE/m3 reeds hoger is dan de wettelijke geurnorm en hoger dan de geurbelasting op de Aldi. Gezien de omvang van de overschrijding op de woningen aan de Sluisweg, leidt de realisatie van de Aldi ten opzichte van de bestaande situatie niet tot een beperking van de bedrijfsvoering van Sinke. Andere bestaande geurgevoelige objecten dan de Aldi zijn dus maatgevend voor de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden van Sinke.
Ad. 2. Beoordeeld dient te worden of ter plaatse van de Aldi sprake is van een aanvaardbare geurbelasting. Voor de beoordeling van de geurbelasting dient te worden aangesloten bij bijlage 3 en 4 uit de Handreiking Wgv (versie januari 2014). De wettelijke geurnorm van 2,0 ouE/m3 die geldt voor individuele bedrijven is niet bepalend voor de beoordeling van het verblijfsklimaat. Bij de beoordeling wordt gekeken naar de voorgrondbelasting (geurbelasting als gevolg van een individuele veehouderij) en de achtergrondbelasting (geurbelasting als gevolg van meerdere veehouderijen) en de bijbehorende kans op het optreden van geurhinder.
Voorgrondbelasting: Als het gaat om de voorgrondbelasting is de geurbelasting veroorzaakt door de bedrijfsvoering van Sinke maatgevend. De geurbelasting op de meest belaste gevel (zuidelijke punt van het gebouw) van Aldi bedraagt 2,7 ouE/m3. Conform de Handreiking Wgv bedraagt het geurhinderpercentage bij een voorgrondbelasting van 2,0 ouE/m³ 11% en bij een voorgrondbelasting van 3,0 ouE/m³ 15%4 . Dit betekent dat op grond van de milieukwaliteitscriteria in bijlage 4 uit de Handreiking, de milieukwaliteit ter plaatse wordt beoordeeld als 'redelijk goed' (geurhinderpercentage 10-15%). Gezien de aard van het geurgevoelig object (supermarkt) en de verblijfsduur van de aanwezigen ter plaatse kan geconcludeerd worden dat sprake is van een aanvaardbare geurbelasting.
Achtergrondbelasting: Uit de berekeningen blijkt dat de achtergrondbelasting (cumulatieve geurbelasting) als gevolg van de veehouderijen van Sinke en Van Immerseel op de meest belaste gevel (zuidelijke punt van het gebouw) van de Aldi 3,1 ouE/m3 bedraagt. In de Handreiking Wgv is als vuistregel opgenomen dat de voorgrondbelasting maatgevend is indien die ten minste de helft bedraagt van de achtergrondbelasting. Gezien de voorgrondbelasting van 2,7 ouE/m3 is voor de beoordeling van het verblijfsklimaat ter plaatse van de Aldi de voorgrondbelasting maatgevend en speelt de achtergrondbelasting geen rol. Dit blijkt ook uit de geurhinderpercentages behorende bij een dergelijke achtergrondbelasting. Conform de Handreiking Wgv bedraagt het geurhinderpercentage bij een achtergrondbelasting van 3,0 ouE/m3 9%. Dit geurhinderpercentage ligt lager dan het geurhinderpercentage bij de hiervoor beschreven voorgrondbelasting.
Conclusie: De voorgrondbelasting van Sinke (de oostelijke punt van het gebouw 2,4 ouE/m3 en de zuidelijke punt van het gebouw 2,7 ouE/m3) is maatgevend en ter plaatse van de Aldi is sprake van een aanvaardbare geurbelasting en een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
- c. De indiener heeft gelijk dat bij het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan duidelijk gemaakt diende te worden op welke wijze er rekening is gehouden met het cumulatief effect van het intensief veehouderijbedrijf Van Immerseel aan de Hogenakkerweg 5. Onder b. is uiteengezet op welke wijze rekening is gehouden met het cumulatieve effect van de bedrijven in de omgeving van de Aldi. Geconcludeerd is dat de voorgrondbelasing van Sinke (de oostelijke punt van het gebouw 2,4 ouE/m3 en de zuidelijke punt van het gebouw 2,7 ouE/m3) maatgevend is en dat er ter plaatse van de Aldi sprake is van een aanvaardbare geurbelasting en een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
- d. Het gebouw van de Aldi is een (geur)gevoelig object volgens de Wet geurhinder en veehouderij. De buitenruimte - in dit geval met name de parkeervoorziening ten behoeve van de supermarkt - is geen geurgevoelige bestemming. Het gebouw van de Aldi is op zo groot mogelijke afstand van het bedrijf van Sinke geprojecteerd. Voor de parkeerplaatsen geldt geen wettelijke geurnorm en mogen dan ook in een gebied waar een hogere geurbelasting dan 2,0 ouE/m3 geldt worden gerealiseerd. Zoals onder b. reeds is aangegeven is er - ondanks de overschrijding van de geurnorm - sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat. Daarnaast verblijven mensen slechts zeer korte tijd op het parkeerterrein. Daarmee is ook het gebruik van het parkeerterrein verantwoord.
- e. Gezien bovenstaande is en blijft de gemeente van oordeel dat er ter plaatse van de nieuwe ontwikkeling van de Aldi voldaan is aan de vereisten voor een goed verblijfsklimaat. De nieuwe berekeningen en toelichting leveren hiervoor de onderbouwing. Daarnaast is onderbouwd dat het bedrijf van indiener niet in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden wordt beperkt door de ontwikkeling van de Aldi. De toelichting van het bestemmingsplan “Slagveldstraat Aldi” is conform het bovenstaande aangepast. Er is geen aanleiding om als gevolg hiervan de juridische regeling en de verbeelding van het bestemmingsplan aan te passen. Evenmin is een aanpassing van het bouwplan c.q. de omgevingsvergunning vereist.
Conclusie
De zienswijze is ontvankelijk en deels gegrond. De zienswijze is grotendeels gegrond op het aspect dat de onjuiste uitgangspunten zijn gehanteerd in de geurberekeningen. De conclusies die indiener in zijn zienswijze trekt dat het woon- en leefklimaat (verblijfsklimaat) ter plaatse van de Aldi niet goed zou zijn en dat de bedrijfsvoering van indiener wordt beperkt, worden niet overgenomen waardoor de zienswijze op dit punt niet gegrond is.
De zienswijze heeft aanleiding gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan Slagveldstraat Aldi op het volgende punt:
- De toelichting van het bestemmingsplan is aangepast door de uitgangspunten uit de in 2011 vergunde situatie van Sinke en het cumulatieve effect van de varkenshouderij Van Immerseel in de geurberekeningen mee te nemen. Daarmee is onderbouwd dat het bedrijf van indiener niet in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden wordt beperkt door de ontwikkeling van de Aldi. Tevens is aangetoond dat ter plaatse van de Aldi sprake is van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.
Er is geen aanleiding om de juridische regeling en de verbeelding van het bestemmingsplan aan te passen. De zienswijze heeft geen aanleiding gegeven tot aanpassing van het bouwplan c.q. de omgevingsvergunning.
- 3. V-stacks gaat bij de berekening van de ruwheid nog uit van de situatie 1995-1997. Dit is standaard. Hier is geen vaste datum voor vastgesteld.
- 4. De hinderpercentages zijn alleen bepaald voor afgeronde geurbelastingen (2, 3, 4 ouE/m³; etc.) en kunnen niet specifiek worden berekend voor geurbelastingen met cijfers achter de komma. Er is daarom gekeken naar het geurhinderpercentage bij een geurbelasting van 2,0 ouE/m³ en 3,0 ouE/m³. Binnen deze bandbreedte valt 2,7 ouE/m³.
8.5 Ambtshalve Aanpassingen
Van voorontwerp naar ontwerpbestemmingsplan
Naast de aanpassingen naar aanleiding van de ontvangen inspraakreacties worden tevens enkele ambtshalve aanpassingen voorgesteld naar aanleiding van de beoordeling van het voorontwerpbestemmingsplan door de ambtelijke dienst van de gemeente, alsook overige instanties.
Archeologie
Toelichting
De herziening van het archeologisch onderzoek heeft geresulteerd in aanpassing van paragraaf 5.1.1:
- binnen het gebied kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode vanaf de Romeinse tijd en met name uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd;
- voor het gehele plangebied, met uitzondering van de saneringslocaties (voormalig Connexxion-terrein), blijft de archeologische verwachting voor de periode vanaf de prehistorie tot de nieuwe tijd gehandhaafd;
- geadviseerd wordt een inventariserend veldonderzoek uit te voeren in de vorm van proefsleuven;
- het herziene archeologisch rapport is toegevoegd als bijlage bij het bestemmingsplan.
Regels
- Binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2', waarvoor een bescherming tegen eventuele werkzaamheden in de gronden dieper dan 40 cm onder het maaiveld geldt, wordt geen oppervlaktevrijstelling tot aan 250 m² meer gehanteerd. Dit omdat het vooronderzoek heeft uitgewezen dat archeologische waarden binnen het gehele plangebied aanwezig kunnen zijn.
- Binnen de regeling archeologie is een nieuw artikel toegevoegd 'Waarde - Archeologie - 5'. Deze biedt voor de zuidoosthoek van het plangebied een bescherming tegen eventuele werkzaamheden in de gronden dieper dan 70 cm onder het maaiveld. Dit omdat de gronden tot aan deze diepte reeds zijn verstoord.
- Voorgaande regeling biedt afdoende bescherming voor archeologische waarden. De uitkomsten van het verrichte archeologisch onderzoek sluiten toekomstige wijziging van de dubbelbestemming naar andere archeologische waarden vrijwel uit. Hiermee komen de artikelen 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 3', en 'Waarde - Archeologie - 4' te vervallen.
Verbeelding
- De gronden in de zuidoosthoek van het plangebied worden voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5'. Hiervoor geldt een bescherming tegen eventuele werkzaamheden in de gronden dieper dan 70 cm onder het maaiveld. Voor de overige gronden blijft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' gehandhaafd.
Van ontwerp naar vastgesteld bestemmingsplan
Er zijn enkele ondergeschikte tekstuele ambtshalve aanpassingen gedaan naar aanleiding van de beoordeling van het ontwerpbestemmingsplan door de ambtelijke dienst van de gemeente alsook overige instanties.
8.6 Handhaving
Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt namelijk voor zich dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.
Voor een aanvaardbaar handhavingsbeleid is in de eerste plaats het draagvlak van belang. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.
Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.
Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te bestaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.
Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.
Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.