Middenweg 6 Waarde
Wijzigingsplan - Gemeente Reimerswaal
Vastgesteld op 27-02-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0703.06WaBPMiddenweg6-va01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
Hoofdstuk 2 Wijzigingsregels
Artikel 2 Van Toepassing Verklaring
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan:
- ‘Buitengebied 2022’, met identificatienummer NL.IMRO.0703.BGRWBP2022-va01 vastgesteld op 24 januari 2023
zijn van toepassing op het bestemmingsplan 'Buitengebied 2022, wijziging Middenweg 6, Waarde'
(NL.IMRO.0703.06WaBPMiddenweg6-va01)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. het lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in het lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 5 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2022, wijziging Middenweg 6, Waarde'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Middenweg 6 nabij Waarde ligt een perceel waarop gedeeltelijk een bedrijfsbestemming rust. De bedrijfsactiviteiten zijn op deze locatie beëindigd. De voormalige bedrijfswoning is in gebruik als burgerwoning en de eigenaren willen dit gebruik voortzetten. Zij hebben de gemeente dan ook verzocht om de bedrijfsbestemming om te zetten naar een woonbestemming.
In de regels van het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de beoogde bestemmingswijziging mogelijk gemaakt kan worden. De gemeente is bereid planologische medewerking te verlenen aan het verzoek en hiervoor de wijzigingsbevoegdheid toe te passen. In dit wijzigingsplan wordt onder andere aandacht besteed aan de voorwaarden die opgenomen zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2022' om de bedrijfsbestemming om te zetten in een woonbestemming.
Om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid, is het noodzakelijk dat een wijzigingsplan wordt opgesteld.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Reimerswaal. De locatie bevindt zich ten noorden van de kern Waarde. In figuur 1.1 zijn de ligging en de globale begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Globale ligging plangebied (Bron: Google Maps, bewerking Rho adviseurs)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding te zien behorend bij het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2022' vastgesteld op 24 januari 2023 en onherroepelijk geworden met ingang van 16 maart 2023.
Het perceel Middenweg 6 heeft in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2022' de enkelbestemming:
- Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf
Met de dubbelbestemming:
- Waarde - Archeologie - 2
En de aanduidingen:
- Bouwvlak met maatvoeringsaanduidingen 'maximum bebouwd oppervlak: 270 m2' en 'maximum goothoogte: 5 m'
- Vrijwaringszone - radar 11
Daarnaast is er een wijzigingsbevoegdheid (artikel 7.6.2) opgenomen waarmee de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' gewijzigd kan worden in de bestemming 'Wonen'.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied 2022' (Bron: ruimtelijke plannen, bewerking Rho adviseurs)
1.3.1 Toetsing aan wijzigingsvoorwaarden geldend bestemmingsplan
De wijzigingsvoorwaarden zijn vastgelegd in artikel 7.6.2 van de regels van het basisplan. Daarin is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'.
Om de wijzigingsbevoegdheid te kunnen toepassen zal ten minste aan de wijzigingsvoorwaarden uit het betreffende artikel moeten worden voldaan. In tabel 1.1 zijn de wijzingsvoorwaarden vermeld en is het initiatief aan de betreffende bepalingen getoetst.
Tabel 1.1 Wijzigingsregels en toetsing wijzigingsbevoegdheid naar Wonen
Criterium | Toetsing | |
a. | het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal bestaande bedrijfswoningen. | Er is op het perceel 1 bedrijfswoning aanwezig. Er worden geen nieuwe woningen toegevoegd. Aan deze voorwaarde wordt dan ook voldaan. Daarnaast is het aantal aanwezige woningen (1) als maximum aantal op de verbeelding aangeven. |
b. | de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan de toegestane inhoud van de bestaande bedrijfswoning. | De bestaande bedrijfswoning mag op basis van de vigerende bestemming een inhoud hebben van maximaal 1.250 m3. De inhoud van de aanwezige woning blijft hier ruim onder en het initiatief heeft geen betrekking op het uitbreiden van de inhoud van de in het verleden vergunde (bedrijfs)woning. Aan deze voorwaarde wordt dus voldaan. |
c. | bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt, waarbij geldt dat 200 m2 als bijgebouw per woning is toegestaan. | Er zijn op het perceel drie bijgebouwen aanwezig. Deze bijgebouwen hebben een gezamenlijk oppervlak van circa 150 m2. Aan deze voorwaarde wordt dus voldaan. |
d. | het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning(en) met bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en verhardingen. | Het bouwvlak is conform deze voorwaarde opgenomen op de bijbehorende verbeelding. |
e. | de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar. | De wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar. Zie hiervoor hoofdstuk 4. |
f. | wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies. | Uit de toetsing aan de omliggende functies blijkt dat er geen onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende gronden en gebouwen ontstaat. Zie hiervoor 4.2. |
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het beoogde plan past binnen de gestelde wijzigingsvoorwaarden.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit de volgende hoofdstukken, waarin de achtergronden van het plan zijn beschreven:
- Hoofdstuk 2 Beschrijving van de situatie;
- Hoofdstuk 3 Beleidskader;
- Hoofdstuk 4 Toetsing aan omgevingsaspecten;
- Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving;
- Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Situatie
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied is gelegen aan de Middenweg 6 te Waarde in de Oost-Inkelenpolder, in het buitengebied van de gemeente Reimerswaal. Deze polder ligt ingesloten tussen de Oude Rijksweg (N289) aan de noordzijde en de Westerschelde aan de zuidzijde. Het plangebied wordt grotendeels omringd door agrarische gronden. Ten noorden van het plangebied is een woning aanwezig. Op het perceel is een bedrijfswoning in gebruik als burgerwoning waar de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd. Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Waarde, sectie D, nummers 470, 471 en (deels) 422. Het bouwvlak heeft een oppervlakte van 1.700 m².
Figuur 2.1 Locatie Middenweg, blauw omkaderd (Bron: Basisviewer Rho)
Figuur 2.2 Aanzicht woning vanaf de Middenweg (Bron: Google Streetview)
Figuur 2.3 Aanzicht woning vanaf de Middenweg (Bron: Google Streetview)
2.2 Toekomstige Situatie
Op het perceel wordt de huidige bestemming Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf met bijbehorend bouwvlak omgezet naar de bestemming Wonen. Aan de feitelijke bebouwde situatie zal niets veranderen. Ook het gebruik wijzigt niet. Het bedrijf is beëindigd en er is geen wens opnieuw op deze locatie een bedrijf te vestigen. De woning met bijgebouwen worden als reguliere woning gebruikt. Door het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid, wordt het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met het feitelijk gebruik.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarin het mogelijk is om de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Hiervoor is getoetst aan Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Dit beleid en de toetsing daaraan zijn voor het grootste deel nog steeds actueel. In onderstaande beleidsparagrafen is de toetsing aan het wijzigingsplan toegevoegd.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Aan de hand van een toekomstperspectief 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Toetsing en conclusie
Het planvoornemen is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid inzake het mogelijk maken van een bestemmingswijziging van 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' naar 'Wonen' wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. In dit wijzigingsplan zitten geen strijdigheden met de NOVI.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent een aantal nationale belangen zoals genoemd in de NOVI. Dit initiatief raakt geen rijksbelangen uit het Barro.
3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuw stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De reden hiervoor is om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte in Nederland te bevorderen. Een stedelijke ontwikkeling houdt in dat er nieuwe bebouwing wordt toegevoegd aan de huidige bebouwing. De ladder bestaat uit twee stappen: de eerste stap bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. De tweede stap omvat, indien de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing en conclusie
Aangezien er alleen sprake is van een bestemmingswijziging en deze niet leidt tot een nieuwe woning in het buitengebied, kan deze bestemmingswijziging niet worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is voor de beoogde ontwikkeling dan ook niet aan de orde.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Zeeuwse Omgevingsvisie
De Zeeuwse Omgevingsvisie is een strategische langetermijnvisie voor Zeeland en beschrijft de uitdagingen voor de periode tot 2050, de Zeeuwse ambities voor 2050 en tussendoelen voor 2030.
De Zeeuwse Omgevingsvisie beschrijft vier Zeeuwse Ambities voor 2050:
- 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland;
- 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied;
- 3. Een duurzame en innovatieve economie;
- 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.
In 2050 is er voor ieder een passende woning beschikbaar. In de omgeving van je huis kun je je veilig voelen. De verandering van de bevolkingssamenstelling en de noodzaak voor toegankelijke voorzieningen heeft tot vernieuwing van de Zeeuwse woningmarkt geleid. Hierbij is de noodzaak om barrières weg te nemen zodat alle Zeeuwen gemakkelijk deel kunnen nemen aan de samenleving. Hierbij draagt een schone, gezonde en veilige woonomgeving aan mee.
Toetsing
In de Zeeuwse Omgevingsvisie is geen specifiek beleid geformuleerd ten aanzien van het wijzigen van een bedrijfsbestemming naar een woonbestemming.
Conclusie
De Zeeuwse Omgevingsvisie staat deze ontwikkeling niet in de weg.
3.3.2 Provinciale Omgevingsverordening 2018
Toetsingskader
De voor de Provincie relevante beleidskaders uit de Omgevingsvisie zijn verwerkt in de Provinciale Omgevingsverordening 2018. Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.
Toetsing
Voor het omzetten van de voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning zijn de volgende artikelen van belang.
Wonen
Voor woningbouw zijn in de omgevingsverordening alleen regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied. De regels zijn van belang voor het opstellen van een bestemmingsplan en voor een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan.
Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van de Omgevingsvisie.
Bufferzones
In artikel 2.17 van de verordening is bepaald dat in een bestemmingsplan waarin voor de eerste maal woonbestemmingen worden aangewezen, nieuwe woonfuncties niet worden toegelaten binnen een afstand van:
- 100 meter tot buiten de bebouwde kom gesitueerde gronden waarop agrarische gebouwen anders dan kassen zijn toegelaten.
Een kleinere afstand kan worden gehanteerd indien in de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat geen of nagenoeg geen hinder optreedt bij woonfuncties en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige beperkingen in de bedrijfsvoering van de betrokken agrarische bedrijven. Aangrenzend aan het plangebied zijn gronden aanwezig waarop agrarische bedrijfsgebouwen toegestaan zijn. In paragraaf 4.2 zal uitgebreid ingegaan worden op de richtafstanden tot (agrarische) bedrijven.
Conclusie
De Provinciale Omgevingsverordening staat deze ontwikkeling niet in de weg.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Regionale woningmarktafspraken
Met de Regionale Woonvisie De Bevelanden 2019 - 2023 beogen de vijf Bevelandse gemeenten inzicht te geven in de gezamenlijke missie en ambities van de regiogemeenten op het gebied van het wonen. Deze regionale woningmarktafspraken zijn op 30 juni 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal vastgesteld en bevat de regionale woningmarktafspraken, met het regionale woningbouwprogramma en de regionale woningbouwplanning. In de 'Woningmarkt afspraken De Bevelanden 2020-2030' zijn vijf kernthema’s vastgesteld wat betreft het ruimtelijk domein die de basis vormen voor de in de agenda neergelegde regionale woningmarktafspraken:
- 1. Hoge dichtheid in de kernen, lage in het landschap. De kwaliteit van de woonomgeving is mede bepalend voor de beleving en de leefbaarheid van inwoners. Hiervoor worden de kleine kernen niet op slot gezet. Wel wordt gestreefd naar concentratie van woningbouw in de dragende kernen en de stad, dat wil zeggen in de centrumdorpse en stedelijke woonmilieus.
- 2. In principe binnen de kernen, bij voorzieningen. Inzetten op de concentratie van woningbouw in de dragende kernen en de stad is van belang. Dit is nodig om draagvlak te houden voor voorzieningen, maar ook ter bescherming van het karakteristieke landelijk gebied. Zo wordt de natuurlijke hiërarchie van steden en kernen gezond en vitaal gehouden.
- 3. Inbreiden voor uitbreiden. Er wordt ingezet op inbreiding; uitbreiden alleen indien inbreiden niet wenselijk of mogelijk is en er wel aantoonbaar behoefte is.
- 4. Vooral focus op kleine huishoudens in stad en dragende kernen. De focus ligt vooral op nieuwbouw van levensloopbestendige huisvesting voor kleine huishoudens in de stad en de dragende kernen. De groeiende groep (alleenstaande) ouderen krijgt hierdoor meer kansen om in de buurt van voorzieningen te wonen, maar de woningen zijn ook geschikt en aantrekkelijk voor andere doelgroepen. De doorstroming die op gang komt biedt ook kansen voor andere doelgroepen op de woningmarkt.
- 5. Inzetten op "mooie woondorpen". In de kleinere landelijke kernen wordt terughoudender gekeken naar nieuwbouw, voor kwalitatief goede initiatieven is echter wel een mogelijkheid, maar alleen bij een aantoonbare behoefte en binnen de bebouwde kom. In deze dorpen wordt getracht te zorgen, vooral door herstructurering en renovatie, dat dit mooie woondorpen blijven waar het ruim en rustig wonen is.
Conclusie
Onderhavig planvoornemen voorziet in het omzetten van de bedrijfsbestemming naar een woonbestemming in het buitengebied van Reimerswaal. Het aantal woningen neemt niet toe en daardoor is er geen verband met de regionale woningmarktafspraken. Wel draagt het plan bij aan afspraak 5 Inzetten op "mooie woondorpen". Door het verwijderen van de mogelijkheid voor een bedrijf is sprake van herstructurering en van het bevorderen van ruim en rustig wonen.
Conclusie
Het plan past binnen de regionale woningmarktafspraken van De Bevelanden.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Structuurvisie Buitengebied Reimerswaal 2012
Op 25 september 2012 heeft de gemeenteraad de 'Structuurvisie buitengebied Reimerswaal' vastgesteld. Het beleid is in de structuurvisie primair gericht op de aan het landelijk gebied gebonden functies zoals water, landbouw, natuur en landschap, recreatief medegebruik en cultuurhistorie. Daarnaast is het beleid gericht op nieuwe economische dragers, bedrijven, wonen en recreatie in het buitengebied.
Reimerswaal kenmerkt zich als een agrarische gemeente. De agrarische sector neemt een belangrijke positie in bij zowel de werkgelegenheid als het aantal bedrijfsvestigingen. De bedrijven in deze sector dienen dan ook voldoende ruimte te krijgen om zich te kunnen ontwikkelen tot een gezond en (inter)nationaal concurrerend bedrijf.
De landelijke uitstraling en beleving van het buitengebied dient behouden te blijven en te worden beschermd tegen stedelijke ontwikkelingen die niet in het landelijk gebied thuis horen. De visie maakt enerzijds (functioneel) onderscheid in de 'niet-agrarische bedrijven', 'agrarische (technische) hulpbedrijven' en 'agrarisch verwante bedrijven' en anderzijds in 'Nieuwe Economische Dragers' (NED).
Het landelijk gebied wordt in toenemende mate een gebied waarin wordt geleefd. Het pure agrarische productiegebied wordt meer en meer een gebied waarin mensen in alle rust willen wonen en kunnen genieten van de kwaliteiten die het buitengebied te bieden heeft. Buitengebied dient echter ook buitengebied te blijven. Het buitengebied biedt derhalve geen ruimte voor de realisatie van nieuwe woningen. Er zijn echter enkele vormen van wonen die, zonder de kwaliteit van het buitengebied aan te tasten, gerealiseerd kunnen worden.
Toetsing en conclusie
De bedrijfswoning is al jaren aanwezig. Aan de feitelijke bebouwde situatie zal niets veranderen. De bestemmingswijziging doet geen afbreuk aan het karakter van het landelijk gebied ter plaatse. Met de bestemmingswijziging wordt leegstand en verloedering tegengegaan. Daarnaast zal de bestemmingswijziging het agrarisch gebruik van omliggende percelen niet belemmeren.
Hoofdstuk 4 Toetsing Aan Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
4.1.1 Archeologie
Beleid
Sinds 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet zal straks samen met de Omgevingswet een integrale bescherming van het cultureel erfgoed mogelijk maken. Om hierin als gemeente eigen afwegingen te kunnen maken is het noodzakelijk te beschikken over een eigen archeologisch beleid. In 2011 is hiertoe het archeologiebeleid van de gemeente Reimerswaal vastgesteld. Bij het opstellen van het archeologiebeleid is gebruik gemaakt van alle archeologische gegevens tot 2009.
Evaluatie Archeologiebeleid 2016
Tot en met 2015 is naar aanleiding van onder andere het gemeentelijk archeologiebeleid een aanzienlijke hoeveelheid onderzoek uitgevoerd. Dit heeft er toe geleid dat veel gebieden met een verwachting zijn onderzocht waardoor hier:
- de archeologische verwachtingswaarde (naar beneden) kon worden bijgesteld;
- door het uitvoeren van onderzoek geen archeologische resten meer aanwezig zijn;
- de aanwezige archeologische resten door planaanpassing in situ zijn behouden.
Uit de evaluatie blijkt dat het beleid in zijn huidige vorm goed functioneert en dat inhoudelijke aanpassingen niet direct noodzakelijk zijn.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan door het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Op basis hiervan zijn drie verschillende archeologische verwachtingszones onderscheiden. De archeologische verwachtingszones zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2022' vertaald naar drie archeologische dubbelbestemmingen. In de bouwregels van deze bestemmingen is bepaald dat er ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd mits de betrokken archeologische waarden door de voorgenomen bouwactiviteiten niet worden geschaad. Hiervoor zal de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch onderzoeksrapport moeten overleggen en is instemming van de archeologische deskundige vereist. Ook voor het uitvoeren van werkzaamheden die het bodemprofiel kunnen aantasten, is een vergunning met onderzoek en advies nodig. De dubbelbestemmingen verschillen van elkaar op het punt van de oppervlakte die is vrijgesteld van onderzoek.
Toetsing en conclusie
In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2022' is voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2 ' opgenomen. In deze bestemming is bepaald dat archeologisch onderzoek en advies niet nodig zijn indien de oppervlakte van de bodemverstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt of als het gaat om een bodemverstoring die niet dieper reikt dan 40 cm. De dubbelbestemming wordt overgenomen in het wijzigingsplan. Aangezien het wijzigingsplan alleen betrekking heeft op functiewijziging en geen betrekking heeft op een bouwplan en dus geen bodemverstoring plaatsvindt, is archeologisch onderzoek in het kader van het wijzigingsplan niet noodzakelijk.
4.1.2 Cultuurhistorie
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk is opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing
Het plangebied is niet aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol gebied. Daarnaast zijn in de omgeving ook geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aangegeven. De ontwikkeling heeft dan ook geen negatieve invloed op cultuurhistorische elementen in de omgeving.
Figuur 4.1 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart, rood omkaderd het plangebied (Bron: Provincie Zeeland, bewerking Rho adviseurs)
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.2 Bedrijven En Milieuhinder
Toetsingskader
Voor de toetsing aan het aspect milieuhinder dient rekening te worden gehouden met de bepalingen uit de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25). Daarnaast geldt op basis van jurisprudentie dat te allen tijde sprake moet zijn van een 'goede ruimtelijke ordening'. Voldaan moet worden aan wettelijke milieueisen indien sprake is van een milieuhinderlijke en/of milieugevoelige functie. Daarbij moet ter plaatse van de woning een goed woon- en leefmilieu kunnen worden gegarandeerd en dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de omliggende bedrijven.
Toetsing en conclusie
De wijziging van de bedrijfsbestemming naar wonen vindt plaats in het buitengebied van de gemeente Reimerswaal. Momenteel is de bedrijfswoning in gebruik als burgerwoning en dit zal in de toekomstige situatie ook zo zijn. In de omgeving van het plangebied zijn verschillende agrarische bedrijven en (bedrijfs)woningen aanwezig.
Met het planvoornemen worden bedrijfsgevoelige functies gerealiseerd. Het meest nabijgelegen perceel is aan de Middenweg 14 in Waarde, dat aan de noordzijde aan het plangebied grenst en heeft de bestemming ‘Agrarisch' met de functieaanduiding 'dagrecreatie'. Voor genoemd perceel is in 2018 een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning. Bij de Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland zijn geen vergunde of gemelde milieu-activiteiten bekend op het perceel. Daarom hoeft geen rekening te worden gehouden met een richtafstand.
Daarnaast zijn ten zuiden van het plangebied op de percelen aan de Middenweg 2A en 4 fruitteeltbedrijven gevestigd. De woning aan de Middenweg 6 is in de huidige situatie (in oostelijke richting) de maatgevende woning voor het bedrijf aan de Middenweg 2A en 4. Dit blijft zo na de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Het toetsingskader voor een (particuliere) en een bedrijfswoning is casu hetzelfde. Na voltooiing van voorliggende bestemmingsplanwijziging levert de (in oostelijke richting) maatgevende woning Middenweg 6 dan ook niet meer belemmeringen op voor het aan de Middenweg 2A en 4 gesitueerde bedrijf dan in de huidige situatie. De aanwezigheid van een fruitteeltbedrijf op Middenweg 2A en 4 levert dus voor wat betreft de milieuzonering geen belemmeringen op voor de gevraagde bestemmingsplanwijziging.
Op basis hiervan wordt milieuhinder geen belemmering geacht voor de beoogde wijziging. De omliggende bedrijven worden niet belemmerd in hun gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden.
Spuitzones
Direct aan het plangebied grenzen agrarische bedrijven, waaronder fruitteelt, waar gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Ten behoeve het gebruik van bestrijdingsmiddelen zijn er geen wettelijke bepalingen over de minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop deze worden toegepast, zoals boomgaarden, en nabij gelegen woningen. In het kader van het wijzigingsplan dient een afweging van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen plaats vinden, het milieubelang niet uitgezonderd, waarbij de aan te houden afstand tussen een boomgaard en nabijgelegen gevoelige objecten zodanig gekozen dient te worden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het gevoelig object kan worden gegarandeerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij herhaling overwogen dat het in het algemeen niet onredelijk is om als vuistregel te hanteren dat een afstand van 50 meter wordt aangehouden tussen gevoelige functies en agrarisch bedrijvigheid in de fruitsector waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Vermindering van de afstand van 50 meter kan aanvaardbaar zijn vanwege de bijzondere omstandigheden van het geval en na afweging van alle betrokken belangen.
De afstand tussen de (bedrijfs)woning op het om te zetten perceel Middenweg 6 te Waarde en de boomgaard is kleiner dan 50 meter. Deze (kortste) afstand bedraagt namelijk circa 6 meter. Uit jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter blijkt dat bestaande situaties, in een overwegend conserverend bestemmingsplan, mits voldoende gemotiveerd, gehandhaafd kunnen blijven. Dit betekent dat bestaande woningen, die binnen 50 meter van een boomgaard zijn gesitueerd, niet verwijderd hoeven worden.
Er is sprake van een bestaande situatie. Zowel de woning als de boomgaard zijn al tientallen jaren aanwezig. De aanwezigheid van de woning en van de boomgaard zijn ook in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Nu de situatie uit oogpunt van volksgezondheid bezien niet verandert als de bestemmingsplanwijziging wordt doorgevoerd en het beperken van het gebruik tot wonen als conserverend bestemmen kan worden gezien is de gemeente Reimerswaal van oordeel dat onderhavige situatie gaat om een bestaande situatie die kan worden gehandhaafd. De gemeente overweegt verder dat het niet (snel) kunnen doorvoeren van de bestemmingsplanwijziging bovendien kan leiden tot ongewenste verpaupering van de woning en de bijbehorende bebouwing.
Op grond van deze overwegingen, staat de gemeente Reimerswaal op het standpunt dat het in casu op kortere afstand dan 50 meter aanwezig zijn van een boomgaard geen beletsel vormt voor de bestemmingsplanwijziging en dat er op dit punt geen voorafgaand nader onderzoek hoeft te worden verricht.
Vanwege het feit dat het nu in bestemmingsplanmatige zin al mogelijk is om het op het perceel te wonen (in een bedrijfswoning) en er door de bestemmingswijziging dus geen sprake is van voor op de eerste maal toelaten van de functie 'wonen' staat de Provinciale Omgevingsverordening 2018 de bestemmingswijziging niet in de weg.
4.3 Geluidhinder
Het aspect geluid kan betrekking hebben op:
- wegverkeerslawaai;
- industrielawaai;
- inrichtingslawaai.
De locatie valt niet binnen de geluidzone van een gezoneerd bedrijventerrein. Het aspect industrielawaai is daarom niet relevant. Op basis van paragraaf 4.2 kan geconcludeerd worden dat het bedrijfsmatig gebruik op de omliggende percelen geen geluidsuitstralende effecten hebben die een goed woon- en leefklimaat bij de woningen in de weg staat. Omdat het woonperceel op voldoende afstand ligt van omringende percelen worden de bedrijven aldaar ook niet in hun bedrijfsvoering belemmerd. Op het aspect wegverkeerslawaai wordt hierna ingegaan.
4.3.1 Wegverkeerslawaai
Toetsingskader
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) is er geen sprake van een toename van geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidszone van Middenweg 6. De aanwezige burgerwoning op het perceel geldt als een woning in het kader van de Wgh. Het plangebied is gelegen binnen de invloedszone van de Middenweg 6 (60 km/uur).
Met onderhavig planvoornemen worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Een akoestisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Er is geen sprake van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in het kader van de Wgh. Wegverkeerslawaai is dan ook geen belemmering voor het plan.
4.4 Bodem
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden geverifieerd of de bodemkwaliteit de gewenste kwaliteit heeft voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er eventueel sprake is van een bodemverontreiniging/saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging (ontstaan na 1987) geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), de zorgplicht. De zorgplicht betekent dat in beginsel de eventuele bodemverontreiniging volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Beleid gemeente Reimerswaal
De bodemfunctieklasse van het plangebied is op basis van de bodemfunctiekaart van gemeente Reimerswaal klasse Overig.
Op basis van de Nota bodembeheer gemeente Reimerswaal valt het plangebied in de bodemkwaliteitszone Buitengebied en naoorlogse bebouwing. Dit houdt in dat verwacht wordt dat de bodem gemiddeld genomen niet verontreinigd is en geclassificeerd wordt als kwaliteitsklasse Achtergrondwaarde. Daarnaast is een deel van het plangebied een voormalige boomgaard en deze zones zijn verdacht op het voorkomen van bestrijdingsmiddelen waardoor de kwaliteitsklasse van de bovengrond in deze zone gemiddeld klasse Industrie is.
Toetsing en conclusie
De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de woonbestemming en mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Uit navraag bij de gemeente en na raadpleging van het bodeminformatiesysteem blijkt dat er geen noodzaak is om een bodemonderzoek uit te voeren.
4.5 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1. weergegeven.
Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
Toetsing en conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het aspect luchtkwaliteit te worden onderzocht. In de huidige situatie is al een woning aanwezig. De verkeersgeneratie zal naar verwachting afnemen aangezien de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en draagt daarom 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan hoe het met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gesteld. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIML) hoort. De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg is de A58 (zie figuur 4.2). Hieruit blijkt dat zowel in 2021 als in 2030 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.1
Tabel 4.2 Toetsing aan grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | grenswaarde | maximale waarden in jaar 2021 | maximale waarden in jaar 2030 |
stikstofdioxide (NO2) | 40 µg/m³ | 16,5 µg/m³ | 13,1 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | 40 µg/m³ | 15,1 µg/m³ | 13,4 µg/m³ |
max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | 6,0 µg/m³ | 6,0 µg/m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | 25 µg/m³ | 7,9 µg/m³ | 6,3 µg/m³ |
Figuur 4.3 Luchtkwaliteit, plangebied blauw omcirkeld (Bron: CIML-monitoringstool)
4.6 Verkeer En Parkeren
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat in de gebruiksfase de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. Voor nieuwe ruimtelijke-functionele ontwikkelingen kan de verkeersgeneratie worden berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen). Hiervan kan worden afgeweken mits dit goed kan worden gemotiveerd.
De gemeente Reimerswaal heeft op 3 augustus 2016 de ‘Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016’ vastgesteld. Het gemeentelijk parkeerbeleid is gebaseerd op de meest recente parkeerkengetallen uitgegeven door het CROW. Ontwikkelingen waarbij de parkeerbehoefte toeneemt, dienen minimaal deze toename op te vangen.
Ontsluiting
Het perceel Middenweg 6 wordt aan de noordzijde ontsloten door de Middenweg. Aan de zuidzijde sluit de Middenweg aan op de Meezeweg, in het noorden aan de Meidoornweg. Via de Meidoornweg kan in noordwestelijke richting de Puthoekseweg bereikt worden. Via de Puthoekseweg kan in noordelijke richting de Havenoordseweg worden bereikt, welke in noordelijke richting aansluit op de provinciale weg N289. De Middenweg, Meezeweg, Miedoornweg en Puthoekseweg zijn erftoegangswegen buiten de bebouwde kom en maken onderdeel uit van een 60 km/uur-gebied. Fietsers en voetgangers delen de rijbaan met het autoverkeer.
Parkeren
Het parkeerbeleid van de gemeente Reimerswaal is vastgelegd in de 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016'. In dat beleidsdocument zijn parkeernormen voor verschillende woningtypes opgenomen. Het parkeren geschiedt net als in de huidige situatie op eigen terrein.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
CROW-publicatie 381 (2018) geeft kencijfers voor het berekenen van de verkeersgeneratie van een ontwikkeling. Ten behoeve van het wijzigingsplan en gezien het feit dat de bestaande situatie zal wijzigen, ontstaat er een afname van de verkeersgeneratie omdat de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd. De doorstroming op wegvakken en de relevante kruispunten blijft ongewijzigd.
Conclusie
Gezien het feit dat als gevolg van de bestemmingswijziging de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen niet toe neemt, zullen geen problemen op het gebied van de verkeersafwikkeling ontstaan. Het parkeren geschiedt net als in de huidige situatie op eigen terrein. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
4.7 Ecologie
Ter voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
4.7.1 Toetsingskader
Bij de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantsoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.
In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij de Provinciale Omgevingsverordening 2018. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. Dit betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het plangebied is geen Beschermd Natuurmonument of Natura 2000-gebied. De afstand tot een Natura 2000-gebied bedraagt circa 920 meter. Dit betreft het Natura 2000-gebied 'Westerschelde & Saeftinghe'. Een onderzoek ten aanzien van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden door middel van een AERIUS-berekening is niet noodzakelijk aangezien de feitelijke situatie en het gebruik niet verandert. Er vinden namelijk geen bouwwerkzaamheden plaats en de woning met bijgebouwen worden als reguliere woning gebruikt. Hierdoor kan er geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.
Figuur 4.4 Ligging van de planlocatie (blauw omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebied (Bron: Provincie Zeeland)
Natuurnetwerk Zeeland
Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het dichtstbijzijnde gebied is gelegen op ongeveer 600 meter afstand, dit is het gebied 'dijken Zuid-Beveland'. Het plangebied ligt op voldoende afstand van het gebied. Het planvoornemen heeft geen effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.
Figuur 4.5 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland)
Soortenbescherming
Aan de feitelijke bebouwde situatie en het gebruik zal niets veranderen. Tevens zal de gebruiksintensiteit binnen het plangebied niet toenemen. Ook het groen wordt niet aangetast. Dit draagt bij aan het niet verstoren van de soorten die wellicht aanwezig zijn.
Conclusie
De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.
4.8 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:
- risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt niet in contouren vertaald, maar wordt weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Structuurvisie buisleidingen van belang. Deze structuurvisie bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
Als onderdeel van het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico's voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot nu toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
Toetsing en conclusie
De beoogde ontwikkeling betreft uitsluitend een juridisch-planologische wijziging. Er worden geen risicovolle bronnen mogelijk gemaakt met de ontwikkeling.
Risicovolle inrichtingen
Er bevinden zich geen relevante risicovolle inrichtingen in de omgeving van het plangebied.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt in de omgeving van een transportroute van gevaarlijke stoffen over het spoor, de weg en het water. Daarnaast worden op korte afstand van het plangebied gevaarlijke stoffen vervoerd door een buisleiding.
Rijksweg A58
De ontwikkeling bevindt zich op ongeveer 1.000 meter van de A58, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied bedraagt 1.500 meter (Advieskader Omgevingsveiligheid Zeeland van de veiligheidsregio Zeeland). Daarmee is het plangebied gelegen binnen het invloedsgebied. Omdat de ontwikkeling nauwelijks effect zal hebben op het groepsrisico (groepsgrootte blijft feitelijk gelijk) zal het risico beperkt blijven, wel is een beknopte verantwoording opgesteld. Met betrekking tot het plaatsgebonden risico geldt dat dit niet buiten de weg gelegen is. Het plangebied ligt ook buiten het plasbrandaandachtsgebied.
Spoortraject Roosendaal - Sloehaven
Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor gebeurt op circa 2.700 meter. Het plaatsgebonden risico is gezien de afstand niet relevant. Het plangebied ligt ook niet binnen het invloedsgebied (1.500 meter, Advieskader Omgevingsveiligheid, VRZ). Een (beknopte) verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.
Westerschelde
Het plaatsgebonden risico voor de transportroute over de Westerschelde reikt niet tot buiten de oever. Het plangebied ligt op ongeveer 2 km van het hart van de transportroute. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling. Het invloedsgebied van de vaarroute is 2.887 meter en reikt tot over het plangebied. Omdat de ontwikkeling nauwelijks effect zal hebben op het groepsrisico (groepsgrootte blijft feitelijk gelijk) zal het risico beperkt blijven. Er is wel een beknopte verantwoording opgesteld.
Buisleidingen
Ten noorden van het plangebied bevinden zich de leidingen 'Gasunie gasleiding A535' en 'Dow propyleenleiding'. De ontwikkeling bevindt zich buiten de invloedsgebieden van deze leidingen.
Hieronder volgt een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Middenweg. Vanuit deze weg kan in verschillende richtingen van een bron worden weggevlucht. Ook is de locatie bereikbaar voor hulpdiensten.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie zal het plangebied bestaan uit een woning en schuren. De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.
Uit de beknopte verantwoording komt naar voren dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. De veiligheidssituatie zal met de beoogde ontwikkeling niet verslechteren en wordt als aanvaardbaar gezien. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.9 Water
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van het wijzigingsplan is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld voor (zie bijlage 1). Dit aanmeldformulier moet voorgelegd worden aan het waterschap.
Toetsing en conclusie
Uit het aanmeldformulier blijkt dat er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding zijn.
4.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- a. buisleidingen met een externe veiligheidszone;
- b. bovengrondse hoogspanningslijnen en;
- c. overige leidingen.
Toetsing en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen of hoogspanningslijnen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het perceel hoeft in het wijzigingsplan geen rekening te worden gehouden.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Wijzigingsplan
Dit wijzigingsplan is een wijziging van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2022' (hierna: basisplan) zoals dat op 24 januari 2023 door de gemeenteraad van Reimerswaal is vastgesteld. De wijziging vindt plaats op basis van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 7.6.2 van dat basisplan. Op basis van die bepaling is de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'.
5.2 Regels
Omdat er sprake is van een wijzigingsbevoegdheid is het opstellen van een complete set regels niet noodzakelijk en volstaat een verwijzing naar de regels van het basisplan. De regels van de bestemmingen 'Wonen' en 'Waarde - Archeologie - 2' uit het basisplan zijn daarmee van toepassing.
5.3 Anti-dubbeltelregeling En Overgangsrecht
Verder dienen volgens paragraaf 3.2 van het Besluit ruimtelijke ordening standaardregels in bestemmingsplannen te worden opgenomen. In artikel 1.1.1 sub 3 van dat besluit is bepaald dat onder een bestemmingsplan ook een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6. eerste lid onder a of b van de Wet ruimtelijke ordening wordt verstaan. Om deze reden zijn ook een anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht opgenomen.
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De planontwikkeling komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De ontwikkeling zal geschieden conform hetgeen bepaald is in de Wet Ruimtelijke ordening. De verwezenlijking van het plan is dan ook niet afhankelijk van gemeentelijke investeringen. De kosten voor de ambtelijke afhandeling van de procedure worden verrekend op basis van de daarvoor geldende leges.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een wijzigingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Ter voldoening aan het bepaal de in artikel 3.8 lid 1, sub b, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) juncto artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerpwijzigingsplan toegezonden aan de Provincie Zeeland, Waterschap Scheldestromen en de Veiligheidsregio Zeeland. De overlegpartners hebben aangegeven dat het wijzigingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
6.2.2 Zienswijzen
Het ontwerp van het wijzigingsplan is met ingang van 21 december 2023 voor een periode van zes weken, dus tot en met 31 januari 2024, ter inzage gelegd. Een ieder had de mogelijkheid om gedurende de periode van terinzagelegging van het ontwerpplan zienswijzen kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.