Burenpolder
Bestemmingsplan - Gemeente Reimerswaal
Vastgesteld op 23-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan
het bestemmingsplan Burenpolder van de gemeente Reimerswaal.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0703.07YeBPBurenpolder-va01.
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw (aanbouw) of een functioneel deel van een hoofdgebouw (uitbouw), dat daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een afzonderlijke uiterlijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-gebonden beroep
een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aan- of uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 arbeidsmigrant
economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis.
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.
1.13 bedrijfsvloeroppervlak
de oppervlakte op vloerniveau van een kantoor, winkel of bedrijf volgens NEN 2580, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.14 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor een huishouden, waarvan huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.19 bewoonbaar vloeroppervlak
de gebruiksoppervlakte van de leefruimten in een gebouw volgens NEN 2580. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
1.20 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.28 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlakken zijn geplaatst.
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.30 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.31 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 geluidhinderlijke inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.34 hobbykas
een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.
1.35 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.36 huisdierenverblijf
een bijgebouw bedoeld voor het niet beroeps- of bedrijfsmatig huisvesten van door de mens ter wille van nut en gezelligheid gehouden tamme dieren, niet zijnde paarden, pony's, en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen ander vee.
1.37 kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.
1.38 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.39 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid of daaraan vergelijkbare activiteiten, geheel of overwegend door handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de aan- of uitbouwen kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft. Hiertoe worden in ieder geval gerekend activiteiten zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.
1.40 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.41 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.42 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.43 opslag en distributie voor internetverkoop
opslag en distributie voor internetverkoop, waar een elektronische transactie tot stand komt, al dan niet met:
- a. opslag- en verzendfunctie;
- b. beperkte mogelijkheid tot afhalen en afrekenen;
- c. beperkte mogelijkheid goederen ter plaatse te bekijken.
1.44 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.45 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouder een peil aanwijzen.
1.46 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.47 risicovolle inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.48 samenhangend stedenbouwkundig straatbeeld
onder een samenhangend stedenbouwkundig straatbeeld wordt verstaan:
- a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- c. een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
- d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.49 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.50 Staat van Activiteiten
de Staat van Activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.51 Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" die van deze regels deel uitmaakt.
1.52 tijdelijke woongelegenheid
een tijdelijk bouwwerk in één bouwlaag, bedoeld voor de tijdelijke huisvesting van een huishouden.
1.53 verkoopvloeroppervlak
de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.54 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of "uitstraling" als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.55 vuurwerk
voorwerpen gevuld met ontplofbare of brandbare lichtgevende mengsels.
1.56 woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 dakkapellen
indien zich aan de voorzijde of zijkant van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte en op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%, wordt de goot of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580, gelegen binnen de buitenste/ scheidende muren inclusief dragende en niet-dragende binnenmuren.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning": tevens het wonen in een woning al dan niet met aan-huis-gebonden-beroepen en / of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ''bedrijventerrein'';
- c. ter plaatse van de aanduidingen zoals hierna in de tabel genoemd, tevens een bedrijfsactiviteit uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit aangegeven categorie van de Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein':
aanduiding | SBI-code | uit ten hoogste milieucategorie |
'specifieke vorm van bedrijf - vervoer over land' | 6024 | 3.2 |
'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van machines en apparaten' | 291, 29A | 3.2 |
'specifieke vorm van bedrijf - vis, schaal- en schelpdierverwerkende industrie' | 152, 152.2 | 4.2 |
'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken' | 1539, 1589.2 | 3.2 |
- d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': tevens een clubhuis ten behoeve van het verenigingsleven;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
- 1. groen;
- 2. keerwanden;
- 3. laad- en losvoorzieningen;
- 4. nutsvoorzieningen;
- 5. parkeervoorzieningen;
- 6. toegangs- en achterpaden;
- 7. water;
- 8. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen voor de situering en afmeting van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen voor zover noodzakelijk is, met inachtneming van de volgende regels:
- a. ter voorkoming van onevenredige afbreuk van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplantingen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. waterpartijen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
- 1. bermen;
- 2. bermsloten;
- 3. voet- en fietspaden;
- 4. waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. afvalverzamelplaatsen;
- b. beplantingen;
- c. bermen;
- d. fietspaden;
- e. geluidswerende voorzieningen;
- f. parkeerplaatsen;
- g. voetpaden;
- h. waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. wegen.
5.2 Bouwregels
5.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aan- en afvoer van water;
- b. bruggen ten behoeve van verkeer;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. waterberging.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. toegestaan zijn:
- 1. bruggen;
- 2. duikers;
- 3. keermuren voor de waterbeheersing;
- 4. oeverbeschoeiingen;
- 5. steigers;
- 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
- 1. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 m;
- 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
- 3. lichtmasten en overige masten: 10 m;
- 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
6.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Waterkering
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterkering aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterstaatkundige voorzieningen, waaronder begrepen de waterkering en de waterbeheersing door dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen voor de waterkering,
- b. bestaande wegen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
- a. toegestaan zijn:
- 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
- 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 m;
- 2. lichtmasten en overige masten: 10 m;
- 3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m;
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
de voor Waarde - Archeologie – 1 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 50 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
de voor Waarde - Archeologie – 2 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Waarde - Archeologie - 3
10.1 Bestemmingsomschrijving
de voor Waarde - Archeologie – 3 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 500 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Waarde - Archeologie - 4
11.1 Bestemmingsomschrijving
de voor Waarde - Archeologie – 4 aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 2.500 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Waterstaat-waterkering
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat-Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de daar voorkomende bestemmingen - mede bestemd voor waterstaatkundige en waterhuishoudkundige voorzieningen, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering" prevaleren boven de regels die gelden ingevolge de andere daar voorkomende bestemmingen.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
met dien verstande dat:
- b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.1 onder b, met in achtneming van de volgende regels:
- a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
14.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
14.3 Percentages
Een in deze regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van de desbetreffende gronden ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mogen de betreffende gronden volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 Vrijwaringszone - Dijk
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
16.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Bouwen in strijd met het plan
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 17.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 onder a met maximaal 10%;
- c. Het in lid 17.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Gebruik in strijd met het plan
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het in lid 17.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: "regels van het bestemmingsplan Burenpolder".
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan Burenpolder is een nadere uitwerking van de ingezette actualiseringsopgave van de gemeente en vormt het nieuwe juridisch-planologisch kader voor het bedrijventerrein Burenpolder in de gemeente Reimerswaal.
Ten aanzien van het geldende bestemmingsplan voor dit bedrijventerrein (zie ook hierna paragraaf 1.3) geldt het volgende.
- Er geldt op dit moment één bestemmingsplan (Burenpolder).
- Het geldende bestemmingsplan voldoet niet meer aan actuele wetgeving, beleidsinzichten, gebruikerswensen en ontwikkelingen.
- In het verleden zijn diverse vrijstellingsprocedures gevoerd. Doorvertaling naar een actueel juridisch regime is gewenst.
- Wat betreft opzet en bestemmingsmethodiek (onder andere ten aanzien van begripsbepalingen, opzet en inhoud van regels en verbeelding) is sprake van verschillen met de huidige generatie bestemmingsplannen als gevolg van de verschillende tijdsperiodes waarin de bestemmingsplannen zijn opgesteld.
Deze situatie sluit niet meer aan bij de huidige actuele beleidsinzichten en maatschappelijke behoeften en eisen. Actualisering is gewenst en nodig.
Doel: geactualiseerde bestemmingsplannen conform Wro
Uitgangspunt voor de actualisering is het opstellen van één consoliderend actueel bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Burenpolder.
- Het bestemmingsplan is primair gericht op het regelen van de bestaande situatie.
- Ruimte wordt geboden voor ontwikkelingsmogelijkheden die voortvloeien uit actuele behoeften uit de markt.
- De geldende regeling wordt geüniformeerd en veralgemeniseerd.
- Daar waar uit ruimtelijk-planologisch oogpunt wenselijk en mogelijk, worden de toelaatbaarheid op basis van milieucategorieën, vestigingsmogelijkheden en bouwmogelijkheden (bebouwingspercentage en bouwhoogte) voor bedrijven vergroot.
- Voldaan moet worden aan de actuele wettelijke eisen inzake opbouw van de bestemmingsregeling en digitalisering, zodat het bestemmingsplan op internet raadpleegbaar is.
Actualisering van de geldende juridisch-planologische regelingen sluit aan op het beleidsvoornemen om te komen tot een actueel juridisch-planologisch kader voor het gehele grondgebied van de gemeente met minder bestemmingsplannen en meer beleidsmatige, uitvoeringsgerichte en flexibele bestemmingsplannen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied omvat het bedrijventerrein Burenpolder aan de noordzijde van de Kern Yerseke.
De begrenzingen van het plangebied zijn bepaald door:
- het dijklichaam langs de Oosterschelde (de burenpolderweg) aan de noordzijde;
- de Varkensdijk annex Groeninx van Zoelenstraat aan de westzijde;
- de groenstrook aan de achterzijde van woonbebouwing aan de Ten Houtenstraat ten zuiden van het bedrijventerrein;
- Camping Zon en Zee en recreatiepark ''Buitenplaats Yerseke" aan de oostzijde.
Figuur 1.1. Ligging Plangebied in de context
1.3 Overzicht Van De Vigerende Bestemmingsregelingen
Momenteel gelden voor de Burenpolder de volgende (overkoepelende) bestemmingsplan(nen).
plannaam | vastgesteld | goedgekeurd |
Industrieterrein Burenpolder | 27 februari 1973 | 3 juli 1973 |
Burenpolder 1H | 27 augustus 2002 | 26 november 2002 |
De gronden zijn daarin in overwegende mate bestemd voor Industriële bedrijven met bijbehorende erven. Daarnaast zijn gronden bestemd voor:
- Weg;
- Openbaar groen, plantsoen of berm;
- Dijk met waterstaatkundige functie;
- Bos of beplantingsstrook.
1.4 Leeswijzer
De opzet van de toelichting van het plan is als volgt.
- In hoofdstuk 2 wordt aandacht besteed aan het beleidskader.
- In hoofdstuk 3 wordt kort de bestaande situatie van het plangebied beschreven.
- In hoofdstuk 4 wordt de visie op het plangebied beschreven. Achtereenvolgens wordt daarbij kort ingegaan op de huidige situatie en de ontwikkeling (beschrijving van het project).
- In hoofdstuk 5 zijn de resultaten vermeld van de toetsing van de realisering van het project aan milieu- en andere aspecten.
- Hoofdstuk 6 bevat de beschrijving van de juridische regeling.
- Hoofdstuk 7 beschrijft de economische uitvoerbaarheid.
- Hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke toetsing en kwaliteit van het plan. Ingegaan wordt op het maatschappelijk draagvlak en de procedure.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt toepasselijk rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke en de functionele structuur opgenomen.
2.1 Rijksbeleid
AMvB Ruimte en de SER-ladder
AMvB Ruimte
In dit besluit stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen, onder andere ten aanzien van de vestiging van bedrijven en de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen.
SER-ladder
Belangrijk uitgangspunt van de AMvB Ruimte is de toepassing van de zogenaamde SER-ladder. Het gaat om de voorkeursvolgorde van het (her)ontwikkelingen van bedrijventerreinen zoals die door de Sociaal Economische Raad (SER) wordt gehanteerd.
Via de SER-ladder stimuleert het Rijk de herstructurering van oude bedrijventerreinen om de aanleg van nieuwe terreinen te verminderen. Hierbij speelt het bevorderen van een zorgvuldig(er) ruimtegebruik een belangrijke rol. Daarbij worden drie sporen gevolgd.
- 1. Voorkomen dat bedrijven wegtrekken omdat het terrein niet meer representatief is. Uit onderzoek blijkt dat de uitstraling van het terrein in de top 3 van verhuismotieven staat. De openbare ruimte dient representatief te zijn en voorkomen dient te worden dat er ongewenste functies op bedrijventerreinen voorkomen.
- 2. De gemeenten bemiddelen actief bij herinvulling bestaande bedrijfsgebouwen. Zij wijzen ondernemers met een ruimtebehoefte op daarvoor geschikte leegstaande bedrijfsgebouwen. Bij incourante panden en percelen is invulling vaak moeilijk. Waar mogelijk kopen gemeenten extensief gebruikte kavels op en geven deze (eventueel na sanering) opnieuw uit.
- 3. Begeleiding van bedrijven. Een belangrijk deel van de ruimtevraag in een gemeente wordt veroorzaakt door de reeds gevestigde bedrijven die meer ruimte nodig hebben als gevolg van groei in de productie of veranderde bedrijfsactiviteiten. Als een ondernemer zich meldt met een verzoek om uitbreidingsruimte wordt een inventarisatie gemaakt van de ruimtebehoefte in drie stappen:
- a. welke intensiveringmogelijkheden zijn er op de huidige, bestaande, locatie?
- b. is elders een bedrijfspand te koop dat geschikt is? Dit vereist afstemming met de buurgemeenten;
- c. als stap a en b geen resultaten opleveren, is er een geschikt perceel beschikbaar voor nieuwbouw?
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Analyse
In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota’s zoals:
- de Nota Ruimte;
- de Structuurvisie Randstad 2040;
- de Nota Mobiliteit;
- de Mobiliteits Aanpak;
- de structuurvisie voor de Snelwegomgeving;
- de agenda Landschap;
- de agenda Vitaal Platteland;
- Pieken in de Delta.
Toetsing
De juridische regeling voor Burenpolder wordt met het voorliggende bestemmingsplan geactualiseerd. Er zijn geen ontwikkelingen die van belang zijn op rijksniveau. Het SVIR vormt geen belemmering.
Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
In het Barro zijn regels opgenomen met betrekking tot de bestemming van primaire waterkeringen en de beschermingszones. Deze regels zijn in overeenstemming met het Barro in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt. Voor het overige zijn in het Barro geen regels geformuleerd die van belang zijn voor het bestemmingsplan.
2.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018
Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.
De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:
- Produceren op Land aan Zee;
- Beleven van Land en Zee;
- Bloeien op Land en in Zee.
Ten aanzien van bedrijventerreinen gelden de volgende beleidsuitgangspunten.
Doelstelling en inzet provincie
Voor de steden en regio's is het kunnen aanbieden van voldoende aanbod van kwalitatief hoogwaardige bedrijventerreinen van groot belang. De provincie Zeeland bevordert optimale afstemming van vraag en aanbod van bedrijventerreinen, herstructurering van bestaande terreinen, zorgvuldig ruimtegebruik, landschappelijke inpassing en goede bereikbaarheid. Hiervoor wordt de duurzaamheidsladder gehanteerd.
Regionale samenwerking
Omdat de bedrijventerreinenmarkt regionaal georiënteerd is, werken gemeenten in regionaal verband samen en stemmen zij hun bedrijventerreinbeleid af in bedrijventerreinprogramma's. Omwille van een zorgvuldige planning verlangt de Provincie een consequente toepassing van de duurzaamheidsladder.
Concentratie en bundeling van bedrijven
Het is zowel ruimtelijk als economisch van belang dat bedrijvigheid geconcentreerd en gebundeld wordt ontwikkeld. Bedrijvigheid wordt daarom zoveel mogelijk geclusterd op bedrijventerreinen.
Om infra-investeringen optimaal te kunnen benutten en overlast te voorkomen moet worden aangesloten bij het kwaliteitsnetwerk goederenvervoer.
Kwaliteitsimpuls voor bedrijventerreinen
Om de kwaliteit van bedrijventerreinen zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij wensen en kansen uit de markt is aandacht voor beheer, bereikbaarheid, marktconforme grondprijzen en de aanpak van verouderde terreinen nodig. De provincie dringt er bij gemeenten op aan om duurzaam beheer en onderhoud bij nieuwe terreinen te borgen en ondersteunt herstructurering en transformatie van verouderde terreinen.
Provinciale Ruimtelijke verordening Zeeland (2012)
Van belang is dat sprake is van een actualisering. Er wordt geen nieuw bedrijventerreinareaal aangelegd. Artikel 2.1 bedrijven en detailhandelsvoorzieningen, vormt het beleidskader voor dit bestemmingsplan.
Eerste lid
In artikel 2.1 eerste lid wordt gesteld dat in een bestemmingsplan bedrijven uitsluitend worden toegelaten op gronden die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening daartoe zijn bestemd alsmede op bedrijventerreinen. Hiervan is bij deze actualisering sprake. Er is geen aanvullende onderbouwing hiervoor noodzakelijk.
Zesde lid
In artikel 2.1, zesde lid wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe grootschalige, zelfstandige kantoren uitsluitend toegelaten worden in of direct aansluitend aan de binnenstad van Goes, Middelburg, Vlissingen en Terneuzen.
Voorliggend bestemmingsplan bevestigt alleen de bestaande (al dan niet) zelfstandige kantoren. Nieuwe kantoren worden niet mogelijk gemaakt. Er is geen sprake van een grootschalige kantorenlocatie.
Achtste lid
Nieuwe detailhandelsvoorzieningen, daaronder begrepen de uitbreiding van bestaande detailhandelsvoorzieningen, worden primair toegelaten in bestaande kernwinkelgebieden (artikel 2.1, lid 8). In de toelichting bij een bestemmingsplan waarin nieuwe detailhandelsvoorzieningen, met inbegrip van de uitbreiding van bestaande -voorzieningen, worden toegelaten wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het plan bijdraagt aan het beleidsdoel van bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden. In Burenpolder is geen detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen voorzien.
Toetsing en conclusie
De volgende bevindingen worden gedaan.
- Het plan betreft een actualisering van de geldende juridische regeling.
- Bij bedrijventerreinen is als provinciaal belang aangemerkt:
- 1. het streven naar bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik;
- 2. het streven naar herstructurering van bestaande terreinen;
- 3. de regionale afstemming in bedrijventerreinprogrammering.
- Het plan omvat bestaand bebouwd gebied blijkens de kaart in de bijlage bij de verordening. Het bestaande bedrijventerrein wordt gehandhaafd. Uitbreiding is niet voorzien.
- Er zijn geen molenbeschermingszones aanwezig.
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen actualisering van de regeling binnen de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland past.
2.3 Regionaal Beleid
De Bevelanden werkt (2004)
De vijf gemeenten in de Bevelanden functioneren als regio en willen verdere invulling geven aan intergemeentelijke samenwerking. In dat kader is de regiovisie 'De Bevelanden' opgesteld (vastgesteld in 2004). De notitie 'De Bevelanden werkt' bevat uitwerkingen voor ondermeer bedrijventerreinen. Volgens deze visie is de belangrijkste doelstelling bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen:
"het scheppen van voorwaarden en het bieden van ruimte voor economische ontwikkelingspotenties in de regio, gericht op versterking van de werkgelegenheid en omzet".
2.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Kernen en Bedrijventerreinen(2012)
Beleidskader
Bedrijven
Doelstelling van het beleid voor bedrijven is het versterken van de sterke lokale economische structuur door het bieden van ruimte voor economische ontwikkeling van lokale bedrijvigheid. Randvoorwaarde is dat dit geen negatief gevolg heeft voor het woonklimaat. Ingezet wordt op het volgende.
- Ruimte bieden voor bedrijfsverplaatsingen.
- Kwaliteit. Ingezet wordt op revitalisering van bestaande kerngebonden terreinen.
- Bereikbaarheid optimaliseren.
- Innovatie. Ingezet wordt de bestaande specialisatie te handhaven en te versterken.
Recreatie
Yerseke heeft een grote toeristische waarde: oesterputten (schelpdier)visserij en jachthaven. Het gemeentelijke beleid is erop gericht de toeristische infrastructuur op het gebied van verblijfsrecreatie te concentreren in Yerseke. Yerseke heeft de beste kansen en randvoorwaarden voor zo'n concentratie. Om de recreatie en het toerisme te versterken is het beleid gericht op het volgende.
- De ontwikkeling van de 'Oesterboulevard Yerseke' langs de oesterputten aan de Havendijk.
- Het procesmatig ondersteuning geven bij de planvorming betreffende het beter beleefbaar maken van de oesterputten.
- Beleidsmatig faciliteren van de verdere ontwikkeling van het toeristische product in Yerseke.
Yerseke
Knelpunten
In Yerseke worden onder andere de volgende knelpunten gesignaleerd.
- Bedrijvigheid in de Molenpolder heeft een slechte ruimtelijke kwaliteit en veroorzaakt een hoge milieubelasting (geluid, stof).
- Burenpolder heeft een relatief grote milieu en verkeersbelasting en daardoor een negatief effect op omliggende woongebieden en de aangrenzende recreatieterreinen.
- Ontsluiting (Molendijk en Zanddijk) is kwetsbaar.
Kansen
- De bekendheid van ‘Yerseke’ als merk biedt kansen voor de verdere uitbouw van het toerisme. De aanwezigheid van een recreatiestrand, het natuurgebied de Yerseke Moer, het historische centrum, maar zeker ook de oesterputten en de visserijhaven zijn kwaliteiten die benut kunnen worden voor de verdere verbetering en versterking van het toeristische product.
- Er zijn kansen voor versterking van de aquacultuur door een verdere concentratie van deze sector, gekoppeld aan de gevestigde kennisinstituten. Er zijn mogelijkheden voor nieuwe teeltwijzen en andere innovatieve ontwikkelingen op het gebied van aquacultuur.
Ontwikkelingen
Een aantal ontwikkelingen is in een vergevorderd stadium. Deze zijn evenwel niet nabij Burenpolder gesitueerd.
Wat willen we bereiken
- De belangrijkste ambitie voor Yerseke is het beter benutten van de aanwezige kansen en potenties. Op deze wijze kan verdere kwaliteitsverbetering worden bereikt op vele gebieden.
- Optimaliseren van het woon- en leefklimaat. Gestreefd wordt naar het versterken van de kwaliteit van het wonen in Yerseke door het beter afstemmen van de woningbouw op de behoeften en het verbeteren van de zwakke delen van de woningvoorraad door herstructurering. Hierbij zal prioriteit worden gegeven aan inbreiding en aan herstructurering van bestaande woongebieden boven nieuwe uitleglocaties.
- Het versterken van de kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van de bestaande bedrijventerreinen (door herstructurering of kwaliteitsverbetering) en de al aanwezige uitbreidingsmogelijkheden.
- Het verbeteren van de kwaliteit van de bereikbaarheid vooral op het gebied van verkeersveiligheid.
Hoe pakken we het aan: strategie/projecten
- Bedrijven. Om de verdere ontwikkeling van het bedrijfsleven te faciliteren zijn de volgende projecten voorzien.
- Mobiliteit. Ten aanzien van mobiliteit is het vooral van belang om de verkeersveiligheid van de provinciale weg N673 te verbeteren.
Toetsing
Het voorliggende bestemmingsplan draagt bij aan de doelen van de Structuurvisie. De huidige kwaliteit wordt geborgd en er is in de toelichting aandacht voor mogelijke ontwikkelingen op langere termijn. Gezien de markteconomische situatie is echter nog geen juridische regeling voorzien. Ontwikkelingen zullen te zijner tijd via separate juridisch planologische procedures mogelijk worden gemaakt.
Missie, visie en strategie
Analyse
De missie geeft aan waar de gemeente voor staat en voor gaat. De missie geeft voor burgers, bestuur en ambtenaren de ontwikkelingsrichting van de gemeente aan. De ambitie voor de langere termijn is vastgelegd. De strategie heeft een looptijd van 3 tot 10 jaar. Er zijn drie kernthema's voor de ontwikkelingsrichting geformuleerd.
- Inspelen op de ligging, waarbij rekening wordt gehouden met rust en ruimte en de goede verbindingen met het achterland.
- Inspelen op de markt, waarbij ingespeeld wordt op de economische motoren van de gemeente: agrarische productie en schaal- en schelpdieren en de unieke ligging en betekenis daarvan voor wonen en vrije tijd.
- Versterken van de identiteit. Behouden en versterking van de eigen karakters van de verschillende dorpen.
De Kernthema's zijn uitgewerkt in een visie en strategie voor wonen, werken en welzijn. Relevant is het thema werken. Er worden geen uitspraken gedaan over recreatie.
Werken
Uitgangspunt is de ruimtebehoefte van bestaande bedrijven blijvend te faciliteren. Mogelijk is het nodig dat bedrijven aan randen van kernen worden verplaatst.
In stand houden van voorzieningenniveau (detailhandel) in de kern wordt voor basisvoorzieningen nagestreefd. Marktpartijen worden daarvoor bijeengebracht. De gemeente ontwikkelt zelf niet, maar faciliteert en voert de regie.
Toetsing en conclusie
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de actualisering van de geldende juridisch-planologische regeling. Het gebruik van de huidige voorzieningen wordt daarbij bestendigd. Actualisatie past daarmee binnen de randvoorwaarden van de Missie visie strategie.
2.5 Conclusie
Voor wat betreft actualisering staat behoud van het bedrijventerrein en de kwaliteit van de woonomgeving voorop. Er zijn geen bijzondere aandachtspunten.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie Plangebied
3.1 Bestaande Situatie Plangebied
In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie op het bedrijventerrein Burenpolder beschreven. In de beschrijving wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan:
- begrenzing en ruimtelijke karakteristiek van het bedrijventerrein;
- bedrijvigheid en andere economische aspecten (karakterisering bedrijvigheid, recente uitbreidingen);
- verkeer en vervoer;
- wonen;
- onder- en bovengrondse infrastructuur;
- waterhuishouding;
- landschap, natuur en ecologie.
3.2 Begrenzing En Ruimtelijke Karakteristiek
Begrenzing
Het plangebied bedrijventerrein Burenpolder is gesitueerd in de gelijknamige polder ten noorden van de kern Yerseke tussen de Varkensdijk en het recreatiegebied De Kijkuit.
Ruimtelijke karakteristiek
Ten aanzien van de ruimtelijke karakteristiek gelden de volgende constateringen.
- Het terrein ligt te midden van bestaand stedelijk gebied.
- Het bedrijventerrein heeft een rationele ruimtelijke indeling. Het terrein:
- 1. is circa 11 hectare groot;
- 2. wordt intern rationeel ontsloten door de Industrieweg.
- Een groot deel van het gebied is verhard. Er is geen ruimte meer beschikbaar voor uitbreiding van het bedrijventerrein. Er is beperkt ruimte beschikbaar voor intensivering. Deze intensivering kan plaatsvinden door efficiëntere benutting van percelen en hogere bedrijfsbebouwing.
- Er is incidenteel sprake van buitenopslag.
- De bedrijfsbebouwing is gemeleerd.
- 1. In de zuidoosthoek is kleinschaligere bedrijfsbebouwing aanwezig.
- 2. Langs de Groeninx van Zoelenstraat bevinden zich enkele bedrijfswoningen.
- 3. Het resterend deel van het bedrijventerrein is efficiënt ingevuld door (grootschalige) bedrijfsbebouwing.
- De Groeninx van Zoelenstraat en de achterzijde van de Tenhoutenstraat, alsmede het groen aan de voet van de Burenpolderweg op het dijklichaam naast de Oosterscheldekering draagt zorg voor enige landschappelijke inpassing. Deze groenstroken liggen deels buiten het plangebied.
3.3 Bedrijvigheid En Andere Economische Aspecten
De Burenpolder betreft een kleinschalig bedrijventerrein, met dien verstande dat er 2 bedrijven voor schaal- en schelpdierverwerking en visverwerking zijn gevestigd. Het terrein is volledig uitgegeven. Incidenteel komen bedrijfspercelen vrij door bedrijfsbeëindiging of door bedrijfsverplaatsingen.
Op het bedrijventerrein is sprake van een gemêleerde bedrijvigheid. Verwezen wordt naar paragraaf 5.2.1 en de inventarisatie in bijlage 1. Inschaling van de aanwezige bedrijven heeft plaatsgevonden in het kader van het milieuspoor. Incidenteel zijn er bedrijven aanwezig die zwaarder zijn dan de maximaal toelaatbare milieucategorie voor het type bedrijventerrein (zie ook 5.2.1).
Bedrijventerrein | Profiel | Milieucategorie |
Burenpolder | kleinschalig bedrijventerrein | 1 t/m 3.1. |
3.4 Verkeer En Vervoer
Auto-ontsluiting
De auto-ontsluiting van het bedrijventerrein vindt op de volgende wijze plaats.
- Vanuit het zuiden via de route Molendijk, Havendijk, Varkensdijk, Groeninx van Zoelenstraat.
- Vanuit het noorden vindt de ontsluiting plaats via de route Postweg (N670) - Dam - Groeninx van Zoelenstraat.
Vervolgens zijn er twee aansluitingen van de Industrieweg op de Groeninx van Zoelenstraat. Het perceel Industrieweg 35 is als enige perceel ook ontsloten op de Burenpolderweg.
Voor autoverkeer is sprake van een doelmatige en efficiënte ontsluiting, waarbij met name de noordelijke ontsluitingsroute weinig door bebouwd gebied voert. In dat geval is uitsluitend in de gemeente Kapelle sprake van en route langs de bestaande kern Kapelle, alvorens de A58 kan worden bereikt.
Openbaar Vervoer
De dichtstbijzijnde halte voor het openbaar vervoer bevindt zich aan de Damstraat. Hier halteren verschillende lijnbussen met bestemming Goes en Kruiningen. Dit is vanuit het plangebied Burenpolder minimaal 100 meter en maximaal circa 500 meter lopen. Voor bushaltes bedraagt de maximale loopafstand circa 450 meter. Het grootste deel van het bedrijventerrein is derhalve goed bereikbaar voor openbaar vervoer.
3.5 Wonen
Op het bedrijventerrein Burenpolder zijn de volgende (bedrijfs)woningen aanwezig.
- Groeninx van Zoelenstraat 24 en 25 en 32.
- Industrieweg 1 (boven het bedrijf), 5 en 17A.
3.6 Ondergrondse Infrastructuur
Er zijn geen planologisch relevante ondergrondse infrastructuren aanwezig.
3.7 Waterhuishouding
De afwatering in het gebied vindt plaats via de riolering. Afwatering vindt niet plaats via oppervlaktewater: dat is niet of nauwelijks aanwezig.
- Op het bedrijventerrein is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig.
- Stedelijk afvalwater wordt daarbij afgevoerd via de riolering naar de zuivering.
- Hemelwater wordt via het gescheiden rioleringstelsel afgevoerd.
Ten noorden van het bedrijventerrein Burenpolder ligt de primaire waterkering langs de Oosterschelde. De keurzonering (waterstaatswerk en beschermingszone) ligt deels in het plangebied.
3.8 Landschap, Natuur En Ecologie
Het bedrijventerrein ligt in bestaand stedelijk gebied:
- woonbebouwing bevindt zich aan de westzijde en de zuidzijde van de locatie;
- een recreatiegebied (Kijkuit) ligt ten oosten van het gebied. Verder naar het oosten liggen de havens (visserijhaven en jachthaven);
- ten noorden ligt de Oosterschelde.
Langs de randen is beperkte inpassing van het bestaande bedrijventerrein Burenpolder door beplantingsstroken. Richting Oosterschelde is door de op deltahoogte gebrachte waterkering sprake van een goede landschappelijke inpassing. Een herkenbare interne groenstructuur is op het bedrijventerrein niet aanwezig.
In het plangebied zijn geen specifieke natuur- en/of landschapswaarden aanwezig. Een directe ruimtelijke relatie met de Oosterschelde (natuurgebied, integraal milieubeschermingsgebied) is niet aanwezig als gevolg van de brede Oosterscheldedijk.
3.9 Sociale En Maatschappelijke Samenhang
Algemeen
Leefbaarheid laat zich definiëren als: het wonen en werken in een prettige en veilige omgeving. Goed toegankelijke en bereikbare diensten en voorzieningen en een veilige, toegankelijke openbare ruimte bepalen de sociale en maatschappelijke samenhang en een goede leefomgeving.
Om de leefbare omgeving zodanig te maken dat het de sociale samenhang bevordert, kent dit beleidsterrein twee belangrijke uitgangspunten.
- Ten eerste ontstaat het bevorderen van de sociale samenhang en de leefbaarheid niet alleen door de inzet van de door de gemeente gefinancierde professionele organisaties. Ook en met name gaat het om de inzet van de gebruikers zelf. Een leefbare omgeving heeft geen vast format maar wordt bepaald door de gebruikers. De gemeente werkt samen met de gebruikers aan uitwerking van dit beleidsterrein om ervoor te zorgen dat de voorzieningen optimaal aansluiten bij de wensen en behoeften van de gebruikers.
- Ten tweede wordt de sociale samenhang bevorderd door het hanteren van het principe oplossingen voor leefbaarheid voor iedereen. Uitgangspunt is oplossingen te kiezen die niet voor specifieke doelgroepen maar voor iedereen bruikbaar zijn. Dit zorgt er tevens voor dat mensen meer de mogelijkheid krijgen om direct of meer op afstand elkaar tegen te komen en/of elkaar te ontmoeten.
Netwerk: wensen en ontwikkelingen
De gemeentelijke vertegenwoordigers hebben een adequaat netwerk met het bedrijfsleven. In dat kader worden veelvuldig wensen en nieuwe ontwikkelingen/behoeften gesignaleerd. In diverse kaders wordt vanuit de gemeente ingespeeld om faciliterend te zijn voor het bedrijfsleven. Dit resulteert in een actualisering van het voorliggende bestemmingsplan, waarin nadrukkelijk op nieuwe 'vragen vanuit de markt' wordt gereageerd.
Nieuwvestiging en herstructurering
Bij nieuwvestiging gaat het hoofdzakelijk om bedrijven die elders in Reimerswaal zijn gevestigd. Door groei van bedrijvigheid wordt de maatschappelijke betekenis van de bedrijventerreinen vergroot.
Bij herstructurering gaat het erom dat bedrijventerreinen ook in de toekomst hun waarde voor het bedrijfsleven behouden. De gemeente zet in op het toepassen van de SER-ladder (zie paragraaf 2.1).
3.10 Leefbaarheid En Veiligheid
De leefbaarheid en sociale veiligheid op het bedrijventerreinen wordt voor een belangrijk deel bepaald door de volgende aspecten.
- De aanwezigheid van bedrijfswoningen langs de Groeninx van Zoelenstraat. Hierdoor is de sociale veiligheid langs de entree van het bedrijventerrein Burenpolder gewaarborgd.
- Een deel van de bedrijven heeft 24 uur per dag productie. Hierdoor zijn voortdurend mensen op de bedrijventerreinen aanwezig en is geen sprake van een verlaten bedrijventerrein.
- De transport- en logistieke bedrijven dragen zorg voor een regelmatig gebruikt routenetwerk.
Externe veiligheid wordt uitvoerig beschreven in paragraaf 5.8.
Hoofdstuk 4 Visie Op Het Plangebied
4.1 Hoofdstructuur
Burenpolder
Algemeen
Er zijn geen wezenlijke veranderingen voorzien binnen de planperiode. Het terrein is reeds volledig uitgegeven en benut.
Uitbreiding
Uitbreiding is fysiek niet mogelijk (Oosterschelde, kern Yerseke). Mogelijk kan ruimtewinst worden geboekt door een intensiever ruimtegebruik van percelen.
4.2 Bedrijven
In deze paragraaf komen thema's aan bod die van belang zijn bij de vernieuwing en actualisering van de bestaande bestemmingsregelingen. Daarbij is nadrukkelijk gekeken welke onderdelen nodig zijn zodat het nieuwe bestemmingsplan voldoet aan actuele en te verwachten behoeften. Achtereenvolgens wordt ingegaan op:
- toelaatbaarheid bedrijfswoningen;
- bouwhoogte en bebouwingspercentage;
- kleine windturbines;
- arbeidsmigranten.
4.2.1 Toelaatbaarheid bedrijfswoningen
Beleidskader
Provincie
Bedrijventerreinen zijn gebieden die bestemd zijn voor de vestiging van bedrijven. Het mengen van functies kan onder voorwaarden voordelen opleveren voor de ruimtelijke kwaliteit van een gebied en de omgeving ervan. Wanneer de woonfunctie en voorzieningen gemengd worden met bedrijvigheid, dient de milieuhindercategorie hierop afgestemd te worden. Doorgaans is het aanvaardbaar om bedrijven met de milieuhindercategorie 1 en 2 te mengen met andere functies. De milieuhindercategorieën hebben betrekking op de afstanden die aangehouden moeten worden tot een ‘rustige woonwijk’.
Het bedrijventerrein Burenpolder is een kleinschalig / gemengd bedrijventerrein voor bedrijven tot en met milieucategorie 3.1. Menging met woonfuncties is derhalve niet aan de orde.
Bestaande situatie
In de huidige bestemmingsregeling is de bouw van één bedrijfswoning per bedrijf mogelijk.
Bedrijfswoningen zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt aan te merken als gevoelige objecten. In het kader van een goede ruimtelijke ordening (in het spoor van de Wro) en in het belang van de bescherming van het milieu (in het spoor van de Wet milieubeheer (Wm)), komt aan bedrijfswoningen enige mate van bescherming tegen hinderlijke gevolgen van omliggende bedrijfsactiviteiten van derden toe. Deze bescherming gaat veelal niet zo ver als voor reguliere burgerwoningen (woongebied).
Desondanks kan de aanwezigheid van bedrijfswoningen voor omliggende bedrijfsactiviteiten beperkingen met zich mee brengen. Voor geluidhinder volgt dit bijvoorbeeld uit de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 mei 1999, nr. E03.95.1996). In het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn bedrijfswoningen van derden aangemerkt als beperkt kwetsbaar object. Dit houdt in dat risicovolle bedrijven een bepaalde risicoafstand in acht moeten nemen ten opzichte van bedrijfswoningen van derden, maar minder dan bij een reguliere woning. Anders zijn er 'scherpere' milieumaatregelen bij de betreffende bedrijven nodig. Dit is ongewenst.
De milieuzonering op het bedrijventerrein is afgestemd op de in de omgeving van het plangebied en in het plangebied aanwezige (bedrijfs)woningen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Voor het bedrijventerrein Burenpolder gelden de volgende uitgangspunten.
- Uitgangspunt ten aanzien van de regeling in het bestemmingsplan is het minimaal continueren van de geldende milieuzoneringen en daar waar mogelijk deze te maximaliseren. Dit betekent dat bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.1 wordt toegestaan. Er vindt afstemming plaats op de woningen en bedrijfswoningen (in de omgeving) van het bedrijventerrein.
- Nieuwe bedrijfswoningen worden op het bedrijventerrein uitgesloten. Hiermee worden belemmeringen voor de bedrijven op het bedrijventerrein voorkomen. Bij de functie en het huidige en beoogde profiel van het bedrijventerrein Burenpolder passen geen (nieuwe) bedrijfswoningen. Daarbij is het volgende overwogen.
- 1. De bedrijfsvoering van moderne bedrijven vereist tegenwoordig geen continue aanwezigheid meer van toezichthoudend personeel bij het bedrijf.
- 2. De milieukwaliteit op een bedrijventerrein is niet optimaal voor de woonfunctie.
- 3. Voorkomen moet worden dat woonfuncties schaars bedrijventerrein opsouperen (ook externe werking).
- De reeds aanwezige bedrijfswoningen worden gehandhaafd en positief bestemd.
4.2.2 Bouwhoogte en bebouwingspercentage
Beleidskader
Omgevingsplan Zeeland
Bouwhoogten
De beeldkwaliteit van Zeeland wordt voor een belangrijk deel bepaald door het gevoel van ruimte, openheid en weidsheid in het agrarisch buitengebied, de natuurgebieden op het land en de deltawateren. Uitgangspunt in het Omgevingsplan is zorgvuldig om te gaan met deze kernkwaliteiten.
Vanwege het hogere, gemeentegrensoverschrijdende schaalniveau hanteert de provincie als uitgangspunt de volgende maximale bouwhoogtes voor bouwwerken om de beeldkwaliteit van Zeeland te behouden en, waar mogelijk, te versterken:
- voor gebouwen in de zeehavengebieden, het gebied tussen de Sloeweg en de Westerschelde in Vlissingen en de Scheldeboulevard en het centrum/Axelse Dam in Terneuzen gelden op voorhand geen maximale bouwhoogtes;
- een hoogte van 25 meter in het stedelijk gebied van Vlissingen, Middelburg, Terneuzen en Goes;
- een hoogte van 20 meter in de dragende kernen;
- een hoogte van 15 meter in de overige kernen;
- een hoogte van 12 meter buiten de bebouwde kom en aan de randen van kernen.
Wanneer aangetoond wordt dat de hoogte en massa van een bouwwerk niet zal leiden tot een aantasting van de kernkwaliteiten van het omliggende landschap en de stedenbouwkundige karakteristieken van de omgeving, kan van de aangegeven hoogtes worden afgeweken. De hoogtemaat heeft betrekking op de nokhoogte bij gebouwen met een kap of de goothoogte bij gebouwen met een plat dak. Op basis van een gemeentelijke afweging kan een verdere beperking van de bouwhoogte worden overwogen.
Ruimtegebruik
In het Omgevingsplan wordt duurzaam en intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Dit betekent dat intensivering van het gebruik van de bestaande bedrijfspercelen wordt gestimuleerd (onder andere verbeterde ruimtelijke uitstraling, intensiever gebruik van de ruimte door hoger bebouwingspercentage, innovatieve parkeeroplossingen, functiemenging).
Conclusie
Het provinciaal beleidskader biedt handreikingen om de bebouwingshoogte op bedrijventerreinen te laten toenemen. Bedrijventerreinen worden aangemerkt als bebouwde gebieden. Een hoogte tot 15 meter behoort daarbij tot de mogelijkheden.
Een hogere bouwhoogte betekent ook meer mogelijkheden voor duurzaam ruimtegebruik van bedrijfspercelen: door stapeling kan efficiëntere opslag plaatsvinden.
Vraag vanuit de markt
Vanuit het beleid wordt gevraagd efficiënt en duurzaam om te gaan met de ruimte. Vanuit de markt wordt ruimte gevraagd om bedrijven op huidige vestigingslocaties te laten doorgroeien. In veel gevallen is daarvoor extra bouwvolume nodig. Op bestaande bedrijventerreinen kan deze ruimte voor extra bouwvolume worden gecreëerd door vergroting van het maximale bebouwingspercentage en door verhoging van de maximale bouwhoogte. In de huidige situatie wordt met name de maximale bouwhoogte soms als knelpunt ervaren.
Gemeentelijke visie
Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de bestaande planologische ruimte voor bedrijven in het plangebied zo veel als mogelijk wordt gecontinueerd.
Door ervoor te zorgen dat bestaande en nieuwe bedrijven in het plangebied zoveel mogelijk planologische ruimte krijgen voor respectievelijk uitbreiding en nieuwvestiging wordt tegemoet gekomen aan de doelstelling van de SER-ladder (zie ook hoofdstuk 2), namelijk het zoveel mogelijk voorkomen van de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen.
De bestaande bebouwing in het plangebied heeft verschillende bouwhoogtes. Om de aanwezige ruimte goed te benutten wordt een verhoging van de bebouwing tot een bouwhoogte van 12 meter toelaatbaar geacht. Hierdoor wordt meer ruimte geboden voor een zorgvuldiger ruimtegebruik en een intensivering van bedrijfspercelen. In de praktijk blijkt hier behoefte aan te bestaan.
Burenpolder
Voor een mogelijke verhoging van de bouwhoogte is de betekenis van het silhouet van de bedrijfsbebouwing aan de Burenpolder vanaf de Oosterschelde van - geplaatst in een groter verband - van belang. Weidsheid en openheid vormen de kernkwaliteiten van de Oosterschelde.
Het bedrijventerrein ligt achter de primaire waterkering, direct naast de Oosterschelde. De grotere bouwhoogte komt met name voort uit de wens tot een uniforme juridische regeling. Incidenteel is sprake van een substantiële verbetering van de bedrijfsmogelijkheden.
Het silhouet van Yerseke wordt bepaald door de volgende delen, die ongeveer in gelijke verhouding tot elkaar staan.
- De Korringaweg: tamelijk homogene wand met bedrijfsgebouwen, dijk op achtergrond.
- De dijk met de Olzendepolder en Burenpolder: dijk bepalend met beperkt zichtbare bedrijfsbebouwing daarachter.
- Het havengebied: gevarieerde en verspreide solitaire bebouwing.
- De kern met de oesterputten: kleinschalig, diverse accenten boven dijk, cultuurhistorisch gevoelig.
In deze verdeling zal weinig veranderen door de voorgestane geringe verhoging van de bouwhoogte van bebouwing op het bedrijventerrein Burenpolder. Verwacht wordt dat verhoging van de bouwhoogte ook slechts incidenteel plaatsvindt (mede afhankelijk van investeringen door de bestaande bedrijvigheid).
Bebouwingspercentage
Om ervoor te zorgen dat de beschikbare vrije ruimte op het bedrijventerrein zo intensief mogelijk kan worden gebruikt, wordt in dit bestemmingsplan het bebouwingspercentage van 70% verhoogd naar 85% voor alle bedrijfskavels.
Parkeren
In de gemeentelijke bouwverordening is de parkeernorm vastgelegd. Bij de totstandkoming van de Burenpolder is rekening gehouden met deze parkeervraag. Het bebouwingspercentage neemt enigszins toe. Dit heeft een beperkte aanvullende parkeervraag tot gevolg. Uitgangspunt is en blijft dat bedrijven op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid voorzien. Naar verwachting is daarvoor voldoende parkeerruimte beschikbaar: in de huidige situatie vormt parkeren geen belemmering. De gemeente kan met nadere eisen specifieke eisen stellen aan omvang en situering van parkeervoorzieningen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Toepassing gegeven aan de uitgangspunten beschikbaar bedrijventerrein areaal efficiënt en intensief te benutten door het (zoveel mogelijk) verhogen van:
- de bouwhoogte naar 12 meter;
- het bebouwingspercentage naar 85%.
In het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt nadere eisen te stellen aan de parkeernormen en locatie voor parkeervoorzieningen. Daarmee wordt een goede en veilige verkeersafwikkeling gewaarborgd.
4.2.3 Kleine windturbines
Ontwikkeling windturbines
Op het terrein van windturbines doen zich uiteenlopende ontwikkelingen voor. Enerzijds worden de grote windturbines groter. Anderzijds komen steeds meer kleine windturbines (KWT's) op de markt. In Reimerswaal kunnen kleine windturbines worden toegestaan, na afwijking bij omgevingsvergunning. Daarvoor zijn wel enkele bepalingen relevant.
- Vrijstaand of op gebouwen
Er zijn twee KWT's te onderscheiden: met en zonder wieken. KWT's met wieken worden alleen vrijstaand toegestaan in verband met trilling en mogelijke ijsafzetting. Plaatsing op gebouwen is ongewenst. Andere KWT's zijn op platte daken van gebouwen of vrijstaand op een mast toegestaan. - Locaties
KWT's zijn aanvaardbaar op een bedrijventerrein. Situering is niet op alle locaties wenselijk, daarom zijn specifieke locaties benoemd in de regels. - Hoogte
de bouwhoogte van een KWT bedraagt niet meer dan 15 meter. Van een KWT met verticale as bedraagt de ashoogte van de rotor niet meer dan 5 meter. Van een niet-wiekturbine bedraagt de rotordiameter niet meer dan 2 meter. Hiermee is de omvang van een KWT voldoende begrensd.
Om een goede verhouding tussen gebouw en KWT te waarborgen mag de bouwhoogte van een KWT op een gebouw lager dan 10 meter, niet meer dan de helft van de bouwhoogte van het gebouw bedragen. Bij hogere gebouwen bedraagt de bouwhoogte van een KWT niet meer dan een derde van de bouwhoogte van een gebouw. - Omgeving
Afstemming is nodig met de omgeving. De afstand van een KWT tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 15 meter. Formaat, type en hoogte worden goed afgestemd op het voorkomen van mogelijke hinder voor de omgeving. Een KWT mag geen onevenredige hinder voor het woon en leefmilieu opleveren voor de omgeving.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Plaatsing van kleine windturbines is niet rechtstreeks mogelijk, gezien de ruimtelijke effecten. Plaatsing van een KWT is in dit bestemmingsplan alleen mogelijk binnen de bestemming Bedrijf en alleen door middel van een afwijking bij omgevingsvergunning.
4.2.4 Arbeidsmigranten
Beleidskader
Beleidsnotitie arbeidsmigranten
Binnen de gemeente worden steeds meer groepen arbeidsmigranten ondergebracht in bestaande panden. De omgeving is daar vaak niet op berekend en ingesteld, zeker als het om relatief grotere aantallen gaat. In beleid, notities van VROM en in jurisprudentie wordt hier op ingegaan. Deze huisvestingsvorm kan in de praktijk ook knelpunten tot gevolg hebben. Hiervoor is door de gemeente Reimerswaal afzonderlijk beleid vastgesteld. Op basis daarvan wordt het volgende overwogen en geregeld ten aanzien van het bestemmingsplan Burenpolder.
Burenpolder
Bedrijventerreinen zijn wat de gebiedskenmerken betreft te onderscheiden van het "echte" buitengebied en de bebouwde kom. Bedrijventerreinen kennen een eigen dynamiek en verschijningsvorm.
Het is niet wenselijk dat er arbeidsmigranten op bedrijventerreinen worden gehuisvest, niet tijdelijk en niet permanent. Hoewel er op een bedrijventerrein niet snel sprake zal zijn van overlast naar andere omwonenden toe en er parkeerexcessen niet voor de hand liggen, moet dit uit oogpunt van woonomgeving toch worden afgewezen, om de volgende redenen.
- Men is zo goed als geheel van een reguliere menselijke leefomgeving verstoken. Er is sprake van een te geïsoleerde ligging.
- Bedrijventerreinen zijn veelal gesitueerd in de directe nabijheid van (snel)wegen. Dat is geen gunstige ligging ten opzichte van woonkernen, waardoor kansen op menselijk contact tot een minimum zijn beperkt.
- Bedrijventerreinen liggen dikwijls in een geluidscontour van aanliggende (snel)wegen, spoorwegen, hoogspanningslijnen en op het terrein gevestigde bedrijven. Het is uit oogpunt van gezondheid (geluidbelasting, straling et cetera) niet gewenst om arbeidsmigranten hieraan bloot te stellen.
- In tegenstelling tot huisvesting op een agrarisch bedrijf ten dienste waarvan de werkzaamheden worden verricht, is er bij huisvesting op een bedrijventerrein in geen enkel opzicht sprake van een relatie tussen arbeidsmigranten en de bewoner(s) van bedrijfswoningen. Ook dit heeft een geïsoleerde woonsituatie tot gevolg.
- Bedrijfswoningen zijn zodanig geïsoleerd, dat inpandig wordt voldaan aan de uit oogpunt van gezondheid geldende geluidnormen. Het is niet de verwachting dat huisvesting van arbeidsmigranten aan deze normen voldoet.
- In het huidige beleid worden ook bedrijfswoningen op bedrijventerreinen tegengegaan
- Bewoning door arbeidsmigranten heeft consequenties voor de milieuruimte van (zwaardere) bedrijvigheid.
- Het beschikbare areaal bedrijventerrein dient gereserveerd te blijven voor bedrijvigheid.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het Handboek Ruimtelijke Plannen voorziet in een standaard regeling om huisvesting van arbeidsmigranten door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken. Op basis van het vorenstaande onder "Bedrijventerreinen" blijkt dat huisvesting van arbeidsmigranten niet wenselijk is op bedrijventerreinen en daarmee binnen de bestemming Bedrijf. Daarom is er voor gekozen de wijzigingsbevoegdheid, waarmee locaties voor huisvesting van arbeidsmigranten binnen bestemmingsplannen in de regel kunnen worden toegestaan, in dit geval niet op te nemen.
4.3 Wonen
Wonen op bedrijventerreinen levert conflicten op met de aanwezige bedrijfsactiviteiten. Wetgeving op gebied van milieu en beleid op gebied van ruimtelijke ordening is erop gericht een bepaalde afstand aan te houden tussen milieugevoelige functies en milieuhinder veroorzakende functies.
Als uitgangspunt wordt gehanteerd geen nieuwe bedrijfswoningen op bedrijventerreinen toe te staan, en daarmee ook niet op het bedrijventerrein Burenpolder (zie ook 4.2.1).
Voor wat betreft de zonering van het bedrijventerrein is rekening gehouden met de aanwezige woonbebouwing ten westen en ten zuiden van het gebied en het recreatiegebied Kijkuit ten oosten van het bedrijventerrein.
4.4 Verkeer
Autoverkeer
Het bedrijventerrein Burenpolder is gesitueerd aan de noordzijde van de kern. Het volgende wordt geconstateerd.
- De noordelijke ontsluitingsroute van het bedrijventerrein heeft voldoende kwaliteit.
- De zuidelijke ontsluitingroute via de oostzijde van de kern is niet optimaal, vooral ter hoogte van de Molenpolder. In het gemeentelijk beleid is onderkend dat het aanpassen van de aansluiting Molendijk / Molendijkseweg N673 op termijn nodig zal zijn. Dit aspect wordt meegenomen in het opstellen van een structuurvisie voor Yerseke.
- De ontsluiting ter plaatse van Burenpolder is goed.
De actualisering van het bestemmingsplan Burenpolder heeft uitsluitend betrekking op het bestendigen van het huidige gebruik op de locatie zelf en voorziet derhalve niet in maatregelen elders in de kern. De ontsluiting van het bedrijventerrein zelf (intern) functioneert naar behoren. Hierin zijn geen veranderingen voorzien.
Openbaar vervoer
Binnen de planperiode is geen aanpassing van het openbaar vervoersnetwerk voorzien.
4.5 Groen/natuur
Groen
Er zijn geen veranderingen in de groenstructuur voorzien. De aanwezige groenvoorzieningen worden onderhouden door het gemeentelijke groenbeheer.
Natuur
Er zijn geen wezenlijke veranderingen voorzien in de bedrijvigheid op het bedrijventerrein. Daarmee zijn er ook geen veranderingen ten aanzien van de gevolgen voor het nabijgelegen Natura 2000 gebied De Oosterschelde en de Yerseke Moer.
4.6 Water
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe uitbreidingen van het bedrijventerrein. Wel biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid voor de bouw en uitbreiding van gebouwen en andere bouwwerken, waarbij een intensiever gebruik van percelen mogelijk wordt gemaakt (verhoging van het bebouwingspercentage en de bouwhoogte). Omdat het terrein al volledig is uitgegeven en is verhard, leidt dit niet tot een grotere afstroom van hemelwater
Hoofdstuk 5 Milieu- En Andere Aspecten
In dit hoofdstuk komen de uitkomsten van het uitgevoerde onderzoek naar milieu- en andere aspecten aan de orde.
5.1 Archeologie En Cultuurhistorie
5.1.1 Archeologie
Toetsingskader
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid ten aanzien van archeologie is vastgelegd in de Nota Archeologie 2006-2012. Het toetsingskader is overgenomen in het Omgevingsplan.
- Het toetsingskader wordt verder bepaald door het volgende.
- Archeologische waarden zijn vastgelegd op de AMK (Archeologische Monumenten Kaart).
- Op de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarden) zijn de trefkansen (laag middelhoog en hoog) opgenomen.
- Archis2 is de nationale database voor archeologische vindplaatsen.
- Het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) vormt de Zeeuwse database.
Gemeentelijk beleid
Recent is door de 9 gemeenten in Zuid-Beveland, Tholen en Zeeuws-Vlaanderen archeologie beleid opgesteld. Het gemeentelijk archeologiebeleid voor Reimerswaal is vastgelegd in de nota Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal:
- deel A: Beleidsnota archeologie;
- deel B: Toelichting beleidskaart, 30-06-2011.
In het beleid vastgelegd (op 22 november 2011) zijn de archeologische verwachting en bekende vindplaatsen en archeologische monumenten vastgelegd. In dit bestemmingsplan zijn de in het beleid geformuleerde uitgangspunten vertaald.
Het grootste deel van de bodemingrepen vindt plaats in de bovenste laag van het bodemarchief (maatregelenkaart in lagen, kaartlaag I, Walcheren). Deze laag is veelal maatgevend. Bij vergunning aanvragen voor diepere bodemingrepen wordt door de bevoegde overheidsinstantie vastgelegd of met de ingreep de diepere lagen (lagen 2 Hollandveen, laag 3 Wormer en laag 4 Pleistoceen) worden geraakt. Op basis van het beleid gelden voor kaartlaag 1 (Walcheren) de volgende categorieën:
Maatregelcategorie | Verwachtingswaarde | Onderzoeksverplichting | Bestemmingsregeling* |
categorie 1 | wettelijk beschermd monument | Wettelijke bescherming | - |
categorie 2 | terreinen van archeologische waarde | 50 m² en 40 cm | WR - A - 1 |
categorie 3 | gewaardeerde stads-/ dorpskern | 50 m² en 40 cm | WR - A - 1 |
categorie 4 | hoge verwachting | 250 m² en 40 cm | WR - A - 2 |
categorie 5 | gematigde verwachting | 500 m² en 40 cm | WR - A - 3 |
categorie 6 | lage verwachting | 2.500 m² en 40 cm | WR - A - 4 |
categorie 7 | waterbodem | 500 m² en 40 cm | WR - A - 3 |
categorie 8 | geen verwachting | - | - |
Onderzoek en conclusie
Onderzoek
Raadpleging van de AMK, maatregelenkaart in lagen, laag van Walcheren en Archis2 en ZAA leidt tot de volgende bevindingen.
Tabel 5.1.
AMK | Maatregelcategorie | Archis2 en ZAA |
geen vermelding | 4 | Archis waarneming 20669 Geen waarnemingen ZAA |
Archis waarneming 20669
Deze waarneming betreft een Romeinse munt. Op basis van de archeologische rapportage zou deze evenwel zijn aangetroffen aan de Yersekedam. De vondst is naar verwachting onjuist ingetekend.
Overige waarneming
In de omgeving worden ten westen van het plangebied archeologische waarnemingen gemeld. Hier zijn ook diverse onderzoeken uitgevoerd. Deze hebben voor het plangebied geen consequenties.
Conclusie
Burenpolder kent een hoge archeologische verwachtingswaarde ten aanzien van archeologische vondsten (maatregel categorie 4). Dit betekent dat bij bodemverstoring vanaf 250 m² en dieper dan 40 cm onderzoek is vereist. Het bestemmingsplan voorziet in een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2, waarmee de archeologische verwachtingswaarde voldoende wordt beschermd.
5.1.2 Cultuurhistorie
Analyse
De cultuurhistorische waarden zijn aangegeven op de kaart CHS (Cultuurhistorische hoofdstructuur) van de provincie. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen waardevolle objecten (onder andere rijksmonumenten) en waardevolle gebieden (onder andere provinciale belvedère gebieden).
Voor het bedrijventerreinen Burenpolder zijn op de kaart geen vermeldingen opgenomen. De gemeente heeft beleid in voorbereiding, waarin uitgangspunten voor mogelijk te beschermen waarden zijn opgenomen.
Conclusie
Cultuurhistorische aspecten vragen geen bijzondere aandacht bij het opstellen van de bestemmingsregeling.
5.2 Milieuhinder
5.2.1 Milieuhinder bedrijvigheid
Inleiding
Ter beperking van milieuhinder voor de omgeving worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Dit gebeurt aan de hand van een milieuzonering. Deze milieuzonering geeft aan welke activiteiten voor de huidige en toekomstige bedrijven mogelijk zijn. Ook geeft het aan welke bedrijven in de toekomst binnen het plangebied uit milieuoogpunt toelaatbaar zijn, indien bestaande bedrijvigheid verdwijnt.
Binnen de randvoorwaarde dat de milieuhinder voor de omgeving tot een minimum moet worden beperkt, geldt als uitgangspunt voor de milieuzonering dat bestaande en nieuw te vestigen bedrijven maximale ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden.
Het is algemeen gebruik om te zoneren op basis van richtafstanden voor de verschillende milieuaspecten (geluid, geur, stof, risico). Deze richtafstanden kunnen worden ontleend aan de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) van 2009.
Richtafstanden
Voor de zonering op basis van richtafstanden wordt in voorliggend bestemmingsplan gebruikgemaakt van de zogenaamde "Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein (zie ook bijlage 3). Met behulp van deze staat wordt ook de mate van milieubelasting van de reeds op het bedrijventerrein aanwezige bedrijven en bedrijfsactiviteiten globaal beoordeeld op basis van richtafstanden. Dit heeft geresulteerd in een inschaling van de verschillende bedrijven (zie bijlage 1)
Omgevingstype
Het tweede uitgangspunt bij de VNG systematiek is dat het gaat om woningen gelegen in het omgevingstype 'rustige woonwijk' (zogeheten basisreferentietype) met weinig verkeer bij de bepalingen van de afstanden. Maar niet elke omgeving is te typeren als rustige woonwijk. Dit maakt dat een nader onderzoek naar de feitelijke omgeving (plangebied en omgeving) met zich mee kan brengen dat sprake is van een andere type omgeving dan het basisreferentietype van de VNG.
Het onderscheid in omgevingstypen biedt de mogelijkheid om rekening te houden met de
specifieke milieugevoelige kwaliteiten van die specifieke omgeving bij het toepassen van de Lijst van bedrijven. De VNG onderscheidt zelf ook een aantal omgevingstypen, te weten:
- rustige woonwijk: een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor;
- rustig buitengebied: vergelijkbaar omgevingstype als rustige woonwijk, (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied. Er is geen belemmeringen van hoofdinfrastructuur;
- gemengd gebied: een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijvigheid. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. .
Indien de omgeving in de specifieke situatie dit rechtvaardigt kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden. In het bestemmingsplan wordt dit onderbouwd. Beoordeeld wordt van welke omgeving sprake is en voor welke milieuaspecten die correctie aanvaardbaar wordt geacht.
Omgevingstype Burenpolder
Het omgevingstype 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' is met betrekking tot dit bestemmingsplan niet aan de orde.
- Het bedrijventerrein is gescheiden van de woonomgeving aangelegd en primair beoogd voor bedrijvigheid.
- Het bedrijventerrein bevindt zich in de (directe) nabijheid van gebiedsontsluitingswegen (gemeentelijk en provinciaal hoofdwegennet).
- Op het bedrijventerrein zijn slechts beperkt bedrijfswoningen aanwezig (zie ook paragraaf 3.5). Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Belangrijk onderdeel van de VNG publicatie is een standaard bedrijvenlijst die moet worden bewerkt tot een voor het plangebied bruikbare bedrijvenlijst.
De Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten aan de hand van milieucategorieën zijn gerangschikt naar de mate van belasting van het milieu. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de milieucategorie is waaronder het bedrijf valt. Iedere milieucategorie wordt vertaald naar een minimaal aan te houden afstand ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor andere omgevingstypen en voor incidentele woonbebouwing (waaronder bedrijfswoningen) kunnen volgens de toelichting van de Staat van Bedrijfsactiviteiten de te hanteren richtafstanden met ten minste één afstandsstap naar beneden toe worden gecorrigeerd. Het gaat hierbij om indicatieve afstanden, in een concrete situatie wordt de werkelijk aan te houden afstand nader bepaald. De volgende milieucategorieën zijn in de staat onderscheiden.
- Categorie 2-bedrijven zijn bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. Als richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk wordt 30 meter aangehouden.
- Categorie 3.1-bedrijven zijn bedrijfstypen die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn aan de rand van woonwijken, echter in het algemeen gescheiden door een weg of groenstrook. Als richtafstand ten opzichte van een rustige woonwijk wordt 50 meter aangehouden.
- Categorie 3.2-bedrijven zijn bedrijfstypen die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden zijn van woonwijken, zijn voorzien van een eigen autoverbinding met de hoofd- en / of verzamelwegen. Als richtafstand geldt 100 meter.
- Categorie 4.1- en 4.2-bedrijven zijn bedrijfstypen die gelet op hun aard en invloed op de omgeving op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd moeten te zijn. Als richtafstand wordt voor categorie 4.1-bedrijven 200 meter aangehouden. Voor categorie 4.2.-bedrijven geldt een richtafstand van 300 meter.
Milieuzonering
Algemene zonering
Op dit moment is het bedrijventerrein nog niet gezoneerd. wel is in de milieuvergunningen van de bedrijven rekening gehouden met het omliggende woon- en recreatiegebied.
Gelet op het bedrijfsprofiel voor de Burenpolder zijn in het algemeen bedrijven toegestaan tot maximaal milieucategorie 3.1. Er wordt zodoende voldoende afstand (circa 50 meter) aangehouden tot de meer gevoelige (woon)functies en het recreatiegebied De Kijkuit.
Nieuwvestiging van bedrijven uit een hogere milieucategorie zijn met deze zonering in principe uitgesloten.
Inschaling bedrijven Burenpolder
De gevestigde bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en voorzien van de bijbehorende milieucategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ten aanzien van deze inschaling (zie bijlage 1) kan het volgende worden geconstateerd.
Op burenpolder zijn enkele bestaande bedrijven aanwezig die niet in overeenstemming zijn met het geformuleerde toelatingsbeleid op grond van de richtafstanden. Voor die bedrijven is voorzien in een specifieke op de situatie afgestemde regeling. (zie ook paragraaf 6.2.2)
5.2.2 Geurhinder
Toetsingskader
Nederlandse emissie Richtlijn (NeR)
Het algemeen uitgangspunt van het landelijk geurbeleid is het zoveel mogelijk beperken van geurhinder en het voorkomen van nieuwe hinder. Dit uitgangspunt vormt samen met het toepassen van Beste Beschikbare Technieken (BBT) de kern van het geurbeleid. Onderdeel van het geurbeleid is dat de lokale overheden de uiteindelijke lokale afweging moeten maken zodat zij rekening kunnen houden met alle relevante belangen om tot een duurzame kwaliteit van de leefomgeving te komen.
Het geurbeleid bestaat uit de volgende beleidslijnen:
- als er geen hinder is, zijn maatregelen niet nodig;
- als er wel hinder is, worden maatregelen op basis van BBT afgeleid;
- voor bepaalde branches is het hinderniveau bepaald en in een bijzondere regeling vastgelegd;
- de mate van hinder die nog acceptabel is, wordt vastgesteld door het bevoegd gezag.
Het landelijk geurbeleid is opgenomen in de NeR (Nederlandse emissie Richtlijn). De NeR geeft algemene eisen aan emissieconcentraties en uitzonderingsbepalingen voor specifieke activiteiten of bedrijfstakken. De NeR is een richtlijn waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken, in voorkomende gevallen kan een strengere of minder strenge norm worden gehanteerd.
Activiteitenbesluit
Bij een aantal activiteiten komt geurhinder zo vaak voor dat structurele aandacht voor geur nodig is. Voor die activiteiten zijn in de ministeriële regeling (Activiteitenregeling) bij het Activiteitenbesluit voorschriften gesteld met als doel geurhinder te beperken tot een acceptabel niveau. Indien geen voorschriften zijn vastgesteld - en er toch sprake is van onacceptabele geurhinder - kunnen maatwerkvoorschriften worden gesteld.
De provincie Zeeland heeft daarnaast een eigen beleidskader vastgesteld (Alle neuzen dezelfde kant op, 2007), waar de gemeente Reimerswaal bij aansluit. Het Zeeuws beleidskader sluit aan op – en is een praktische invulling van – het voornoemde huidige rijksbeleid.
Bij de beoordeling van geurhinder kan tevens de in paragraaf 5.2.1 genoemde Staat van Bedrijfsactiviteiten worden gebruikt, in deze staat zijn indicatieve afstanden (voor onder andere geurhinder) tussen woningen en diverse bedrijfsactiviteiten gegeven.
Onderzoek
Op het bedrijventerrein Burenpolder zijn bedrijven aanwezig die geurhinder (kunnen ) veroorzaken. Het aspect geur wordt gereguleerd in de milieuvergunning. Er zijn geen klachten ten aanzien van geur bekend.
Conclusie
Geurhinder vormt geen belemmering voor voorliggend plan.
5.2.3 Geluid
Wegverkeerslawaai en spoorweglawaai
Ter plaatse van het bedrijventerrein worden geen nieuwe geluidgevoelige functies geprojecteerd. Voorts voorziet het bestemmingsplan niet in ontwikkelingen, zoals aanpassing van wegen, waardoor nieuw akoestisch onderzoek noodzakelijk zou zijn.
Industrielawaai
Er is geen sprake van een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
5.3 Bodemkwaliteit
Toetsingskader
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op daarvoor geschikte gronden te worden gerealiseerd.
Het landelijk en provinciaal beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dat onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).
De gemeente beschikt over een bodemkwaliteitskaart, waarop globale en verwachte verontreinigingen van gebieden zijn aangeduid. Zodoende kan in een vroeg stadium reeds worden ingeschat of bij functiewijziging de bodemkwaliteit tot belemmeringen kan leiden. Met name voormalige boomgaarden kunnen verontreinigd zijn met DDT.
Op termijn werkt de gemeente het bodembeleid verder uit, waarbij dan naast bodemkwaliteit ook aandacht zal zijn voor andere bodemfuncties, zoals warmte en koude opslag, CO2opslag en dergelijke.
Onderzoek
Gelet op het doel van voorliggend bestemmingsplan, actualisering van de bestemmingsregeling voor de Burenpolder is geen bodemonderzoek verricht. Van belang daarbij is dat het bestemmingsplan geen functiewijziging mogelijk maakt en dat in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning aangetoond dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie.
Nieuwe bestemmingen/bedrijven dienen te worden gerealiseerd op daartoe geschikte bodem. Bij voorkeur schoon, maar als die in bepaalde mate verontreinigd blijkt en wel geschikt voor de functie is dit voldoende. Indien de bodem dusdanig is verontreinigd waardoor de (nieuw)bouw en gebruik als bedrijventerrein wordt belemmerd, zal die voorafgaand aan de ontwikkeling moeten worden gesaneerd.
Verspreid over het plangebied is in de loop van de jaren bodemonderzoek verricht. Gemiddeld gezien wordt verwacht dat de grond in lichte mate verontreinigd is. De kwaliteit van de bodem kan echter beïnvloed zijn door huidige of vroegere bedrijfsactiviteiten (puntbronnen verdachte locaties). Vooralsnog zijn er binnen het gebied geen verontreinigingsgevallen bekend die een belemmering en risico vormen voor het gebruik en bestemming.
Op de website: http://bodemloket.nl/kaart is informatie te vinden vanuit de provincie. Hieruit blijkt dat ter plaatse van Industrieweg 35 een bodemsanering heeft plaatsgevonden. Er zijn verder geen saneringsbeschikkingen of beschikkingen ernst en spoed door de Provincie Zeeland voor het gebied afgegeven.
Conclusie
Bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de actualisering van het bestemmingsplan Burenpolder.
5.4 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. In tabel 5.2 is een overzicht opgenomen van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof zoals die gelden na het in werking treden van het NSL (op 1 augustus 2009).
Tabel 5.2. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg / m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg / m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg / m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Onderzoek
In en rond het plangebied is sprake van verschillende bronnen van luchtverontreiniging, te weten wegverkeer, bedrijvigheid en (op grotere afstand) scheepvaartverkeer.
Op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving; PBL) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen wordt geconcludeerd dat in de referentiesituatie ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Industrie kan lokaal leiden tot verhoogde concentraties, maar leidt in Reimerswaal niet tot een overschrijding van grenswaarden. Scheepvaartverkeer is voor dit bestemmingsplan niet relevant, de vaarroutes liggen op te grote afstand van de Burenpolder om een relevante bijdrage te leveren aan de luchtkwaliteit in de omgeving.
Conclusie
De Wet luchtkwaliteit (Wlk) vormt geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan Burenpolder. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
5.5 Verkeer En Vervoer
Verbetering ontsluiting Yerseke
Ten behoeve van een verbeterde ontsluiting van Yerseke en een verhoging van de verkeersveiligheid wordt de ontsluiting Molendijk / Molendijkseweg / N673 (de zuidelijke toegangsroute tot de Burenpolder) op termijn verbeterd. Naar verwachting wordt een afbuigende voorrangsweg gerealiseerd op de hoek Molendijk/Molendijkseweg. De kruising Vierstraat is recent verbeterd. De ontsluiting van de kern Yerseke als geheel en daarmee ook het bedrijventerrein Burenpolder wordt daarmee verbeterd.
Verkeersafwikkeling
Er zijn, omdat sprake is van actualisering en geen ingrepen in de ontsluiting van Burenpolder zijn voorzien, geen ingrijpende verandering in verkeersintensiteit of ontsluiting te verwachten.
Openbaar vervoer
De ontsluiting van de Burenpolder is voldoende tot goed. De gemeente heeft geen invloed op het openbaar vervoersnetwerk. Dit betreft een rijks- of provinciale aangelegenheid en is mede afhankelijk van exploitanten. Veranderingen worden dan ook niet voorzien.
5.6 Afval
De Afvalstoffenwet en het daaruit afgeleide Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP) stuurt aan op afvalvermindering, betere afvalscheiding en hergebruik. Bedrijven voorzien op eigen terrein in voorzieningen voor gescheiden inzameling van bedrijfsafval.
5.7 Ecologie
Toetsingskader
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang).
- Er geen alternatief is.
- Geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Flora en faunawet voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert EL&I de volgende interpretatie van artikel 11. De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar wordt gebroed, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, en slechts gedurende de periode, dat er wordt gebroed. Er zijn hierop uitzonderingen.
Bij bouwwerkzaamheden en op de bestaande bedrijventerreinen dient natuurlijk wel rekening te worden gehouden met de Flora- en faunawet, maar dat valt buiten de beoordeling in het kader van het bestemmingsplan.
Onderzoek
Huidige situatie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan worden aangetoond. In dit verband is het van belang dat, gelet op de verplichtingen ingevolge de Ffw, aannemelijk moet worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten niet in het geding is. Hierna wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingrepen.
Gebiedsbescherming
De Burenpolder vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000, maar ligt op korte afstand van gebieden die zijn aangewezen als natuurmonument (Natura-2000 gebied). Bij nieuwe ontwikkelingen nabij deze Natura 2000-gebieden, dient de externe werking van deze ontwikkelingen te worden getoetst. In dit bestemmingsplan worden echter geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Soortenbescherming
Het plangebied is in gebruik als bedrijventerrein. De gronden worden intensief gebruikt, waardoor geen bijzondere flora- en fauna aanwezig is.
Plansituatie
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. De actualisering van de bestemmingsregeling heeft geen gevolgen voor de flora en fauna op het bedrijventerrein Burenpolder. Het terrein is gerealiseerd en reeds juridisch-planologisch vastgelegd. Er is als gevolg van het continueren van het huidige gebruik geen aantasting van de huidige waarden (onder andere ecologie en stilte).
Natuurmonument Oosterschelde / Yerseke Moer
Het bestemmingsplan Burenpolder maakt het vergroten van de bouwhoogte en het bebouwingspercentage van de percelen mogelijk. Het areaal bedrijventerrein neemt niet toe, de gronden worden alleen efficiënter benut. Een toename van verstoring wordt niet verwacht, omdat thans ook reeds sprake is van intensief gebruik (laden, lossen, bedrijfsmatige activiteiten, verkeer). Gelet hierop zal dit niet leiden tot een verhoogd risico op verstoring in deze beschermde natuurgebieden. Er is dan ook geen aanvraag voor nodig in het kader van artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998.
Conclusie
Ecologie vormt geen belemmering voor de actualisering van de regeling van het bestemmingsplan Burenpolder.
5.8 Externe Veiligheid
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed:
- bedrijven in of in de directe omgeving van het plangebied, waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.
Voor het plangebied geldt dat er in het plangebied een koelinstallatie van Scelta Products aanwezig is, waar ammoniak wordt gebruikt voor de koeling. In de omgeving van het plangebied vinden verder geen risicovolle activiteiten plaats, die voor het plangebied van belang zijn.
Wettelijk kader, normstelling en beleid
Een volledige beschrijving van het wettelijk kader, normstelling en het beleid is in verband met het consoliderende karakter achterwege gelaten. Volstaan is met de opsomming in tabel 5.3 met de voor het plangebied relevante wetgeving en beleidsdocumenten.
Tabel 5.3.Wettelijk kader en beleidsdocumenten
aard van de risicobron | relevante wetgeving en/of beleidskader |
risicovolle bedrijven | Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) Beleidsvisie EV provincie Zeeland (2012-2018) |
Wat betreft normstelling, begrippenkader en rekenmethodiek voor het bepalen van de risico's, wordt in het beleidsveld voor externe veiligheid gewerkt met twee begrippen:
- het plaatsgebonden risico (PR);
- het groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico (PR)
Het PR is omschreven als de kans dat een persoon die gedurende een heel jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, tengevolge van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden. Voor het PR geldt de risicocontour van de kans één op een miljoen (10-6) als grenswaarde voor kwetsbare objecten (zoals woningen, afwijken is niet mogelijk). Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals bedrijfsgebouwen) geldt deze norm als richtwaarde (afwijken is mogelijk maar alleen na motivering).
Groepsrisico (GR)
Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen van 10, 100 of 1.000 personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR kan grafisch worden weergegeven in een curve, de zogenaamde fN-curve. De (f) staat hierbij voor de kans op een ongeval en (N) voor het aantal personen dat komt te overlijden. Het GR is niet wettelijk genormeerd. Voor het GR geldt de oriënterende waarde als richtlijn. De oriënterende waarde wordt gevormd door een rechte lijn in de fN-curve. Op grond van het wettelijk kader dient het groepsrisico in het invloedsgebied van een risicobron te worden verantwoord.
Onderzoek
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen vindt plaats op een afstand groter dan 1,5 kilometer van het plangebied en is hierdoor niet relevant.
Voor het plangebied is alleen de opslag van ammoniak bij het bedrijf Scelta Products relevant. Koel- of vriesinstallaties met een inhoud < 1500 kg vallen niet onder het Bevi. Hierdoor gelden geen wettelijke afstanden tot externe objecten. Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat Scelta Products 868 kg ammoniak in de vriesinstallatie heeft. Het Bevi is derhalve niet van toepassing.
Nader onderzoek naar het plaatsgebonden risico of een groepsrisico ten aanzien van deze risicobron is dus niet aan de orde.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de risicovolle activiteiten in en rondom het plangebied geen belemmering vormen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
5.9 Waterparagraaf
Toetsingskader
Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. De plangebieden liggen binnen het beheersgebied van waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer.
De tekst is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro.
In bijlage 4 is een overzicht op genomen van het relevante beleid op Europees, nationaal en provinciaal niveau.
Onderzoek en conclusie
Huidige situatie
De huidige waterhuishoudingssituatie is beschreven in paragraaf 3.7.
Toekomstige situatie (plansituatie)
De toekomstige situatie (zie paragraaf 4.6) is getoetst aan een aantal waterhuishoudkundige criteria, die in het kader van de watertoets van belang zijn. Hieronder volgt het resultaat van de toetsing.
Veiligheid en waterkeringen en waterkwantiteit
Voor toekomstige nieuwbouw en uitbreiding van gebouwen en andere bouwwerken is van belang dat, wanneer dit valt binnen de keurzone van de primaire en regionale waterkeringen, een vergunning noodzakelijk is.
Op basis van de keur is ook voor bepaalde soorten gebruik van opstallen en gronden binnen de keurzone een watervergunning vereist. Dat betreft bijvoorbeeld het hebben van hogedrukleidingen, bepaalde inrichtingen (bedrijfsmatig werken met explosiegevaarlijke materialen) en de opslag van explosie gevaarlijke materialen). De watervergunning wordt aangevraagd bij het waterschap Scheldestromen.
Afvalwater en riolering
In de rioleringssituatie zijn geen wijzigingen voorzien. Nieuwe bebouwing dient wat betreft de droogweerafvoer (het vuile water) te worden aangesloten op de bestaande rioleringssystemen.
Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
vasthouden - bergen - afvoeren.
Voor Burenpolder vindt het afvoeren van hemelwater en oppervlaktewater plaats via het bestaande rioleringssysteem.
Waterkwaliteit en ecologie
In het plangebied bevinden zich slechts een beperkt aantal waterlopen. Het betreft bermsloten die niet specifiek in het bestemmingsplan zijn bestemd.
Het bedrijventerrein ligt, gescheiden door de primaire waterkering, naast de Oosterschelde (zie paragraaf 5.7).
Bij eventuele toekomstige (ver)bouwplannen dienen duurzame niet-uitloogbare bouwmaterialen toegepast te worden (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Daarnaast wordt de voorkeursvolgorde van schoonhouden-scheiden-zuiveren gehanteerd.
Onderhoud
Voor werkzaamheden binnen de keurzone van de waterkering of waterlopen dient bij het waterschap een vergunning te worden aangevraagd.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. De waterhuishoudkundig relevante ontwikkelingen voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.
Er wordt een dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen voor de gronden binnen de zone waterstaatswerk van de primaire waterkering.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling beschreven. De bestemmingsregeling bestaat uit de volgende onderdelen:
- a. de verbeelding met het renvooi (paragraaf 6.1 Verbeelding en renvooi);
- b. de regels (vier hoofdstukken, paragraaf 6.2 Regels).
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormen het wettelijk kader voor het bestemmingsplan Burenpolder. Alle nieuwe ruimtelijke plannen - zoals bestemmingsplannen - moeten digitaal worden vervaardigd. Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd en vormgegeven conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) en is derhalve digitaal raadpleegbaar. SVBP2008 heeft alleen betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling.
6.1 Verbeelding En Renvooi
Digitaal
Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kan de digitale bestemmingsplannen worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan "doorverwezen".
Analoog
Ondergrond
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand (versie december 2010). Op deze ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters (bijvoorbeeld B) is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden.
Bestemmingen
De bestemmingen zijn in dit bestemmingsplan met een hoofdletter (bijvoorbeeld B) aangeduid. De "bestemmingen" corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels). In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.
Aanduidingen en renvooi (analoog plan)
De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi, een overzicht met verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en wat betreft de aanduidingen in het bestemmingsplan Burenpolder opgesplitst in:
- functieaanduidingen;
- bouwvlak;
- maatvoeringsaanduidingen.
Leeswijzer
Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse van een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken, het renvooi te worden geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel dient te worden gelezen. Deze volgorde is de meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor het gebruik van en bebouwing op een perceel.
6.2 Regels
De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels.
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels.
- Hoofdstuk 3 Algemene regels.
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
6.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat artikelen, die van belang zijn voor een juiste toepassing van deze regels.
Begrippen
De begrippen geven een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot.
Wijze van meten
Dit artikel bevat bepalingen die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals oppervlakte en inhoud van gebouwen, dienen te worden gemeten.
6.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (Algemeen)
Opbouw bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bevat regels waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaardvolgorde zoals opgenomen in SVBP2008.
- Bestemmingsomschrijving
In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven. Dit houdt in: de functies die binnen de bestemming "als recht" zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste "toetssteen" voor gebruiksvormen en ook voor bouwactiviteiten (past het beoogde gebruik van gronden / gebouw binnen de bestemming). Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving. - Bouwregels
Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving. - Afwijken van de bouwregels
De bevoegdheid tot het afwijken van de bouwregels zijn in dit deel van de regels opgenomen. - Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel wordt ten opzichte van de Bestemmingsomschrijving, specifiek bepaald welke functies al dan niet specifiek zijn toegestaan. Deze bepaling vormt een aanvulling op de Bestemmingsomschrijving. - Afwijken van de gebruiksregels
De bevoegdheid tot het afwijken van de gebruiksregels is in dit deel van de regels opgenomen. - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor zover nodig zijn hierin de regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Dit bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke regels. - Wijzigingsregels
Enkele bestemmingen of locaties binnen een bestemming kunnen worden gewijzigd wat betreft gebruik of bouwmogelijkheden. De bevoegdheden staan in dit deel vermeld.
Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Toelaatbaarheid activiteiten in woningen
In de praktijk neemt het aantal situaties toe waarin sprake is van een aan-huis-gebonden-beroep, dienstverlening en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Tevens komen in Reimerswaal aanvragen voor ten behoeve van kleinschalige detailhandel. In ruimtelijk-functioneel opzicht bestaan hiertegen geen bezwaren voor zover dit kleinschalig is en geen nadelige effecten heeft op de omgeving en/of voor de centrumgebieden. Dit laatste is van betekenis voor kleinschalige detailhandel en dienstverlening.
Ingevolge jurisprudentie zijn aan-huis-gebonden-beroepen binnen de reguliere woonbestemmingen (in zekere mate) toegestaan. In Reimerswaal worden ook kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in dezelfde beperkte omvang zoals aan-huis-gebonden-beroepen aanvaardbaar geacht. Voor kleinschalige detailhandel en dienstverlening is een specifieke afweging vereist, zodat die functies alleen worden toegestaan via een afwijking bij een omgevingsvergunning waarin relevante criteria zijn opgenomen.
In de bestemmingsregeling is het volgende opgenomen.
- Aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn direct toegestaan. Hiervoor zijn begripsbepalingen opgenomen. De aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die hiertoe in elk geval worden gerekend, zijn vermeld in de Staat van Activiteiten. In specifieke gebruiksregels zijn bepalingen opgenomen gericht op behoud van de (uitstraling van de) woonfunctie.
- Kleinschalige detailhandel en dienstverlening worden toegestaan via een afwijking bij een omgevingsvergunning. Dienstverlening die hiertoe in elk geval wordt gerekend is vermeld in de Staat van Activiteiten. Naast bepalingen gericht op behoud van de (uitstraling van de) woonfunctie, zijn daarin voorwaarden opgenomen, zoals marktonderzoek. Marktonderzoek moet uitwijzen dat dit niet strijdig is met de distributie-planologische structuur van de kern.
- In bijlage 2 Toelaatbaarheid activiteiten in woningen is een nadere toelichting opgenomen, even als overzichten van activiteiten. Maatschappelijke ontwikkelingen zullen zorgen voor nieuwe functies. Die zullen dan ook vergeleken worden met de andere vormen, zodat kan worden bepaald of een dergelijke nieuwe vorm toelaatbaar is of niet.
- De activiteiten kunnen worden toegestaan in de woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen), maar niet in een bijgebouw (vrijstaand). Dit kan namelijk ongewenste verzelfstandiging van de activiteit tot gevolg hebben.
Huisvesting arbeidsmigranten
Binnen de gemeente worden steeds meer groepen arbeidsmigranten ondergebracht in bestaande panden. De omgeving is daar vaak niet op berekend en ingesteld, zeker als het om relatief grotere aantallen gaat. In beleid, notities van VROM en in jurisprudentie wordt hier op ingegaan. Deze huisvestingsvorm kan in de praktijk ook knelpunten tot gevolg hebben. Hiervoor is door de gemeente Reimerswaal een afzonderlijke beleidsnotitie opgesteld.
Het is niet wenselijk dat er arbeidsmigranten op bedrijventerreinen en binnen bedrijven worden gehuisvest, niet tijdelijk en niet permanent. Hoewel er op een bedrijventerrein niet snel sprake zal zijn van overlast naar andere omwonenden toe en er parkeerexcessen niet voor de hand liggen, moet dit uit oogpunt van woonomgeving toch worden afgewezen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar 4.2.4.
Bijzondere woonvormen
In de praktijk komen woonvormen steeds vaker voor die verwantschap hebben met een regulier huishouden, maar daarvan in enige mate afwijken. Sommige woonvormen zijn duidelijk vergelijkbaar. Belangrijk daarbij is dat er sprake is van continuïteit in de samenstelling of van onderlinge verbondenheid. In die situaties past die woonvorm binnen de reguliere woonbestemming doordat die woonvorm als een huishouden is aan te merken. Kortheidshalve wordt ook verwezen naar jurisprudentie.
Enkele bijzondere woonvormen zijn niet direct gelijk te stellen met een huishouden. Er is dan ook een specifieke regeling noodzakelijk, omdat dergelijke woonvormen afwijken van de reguliere bewoning door een huishouden. Het onderscheid vloeit in de bijzondere woonvormen veelal voort uit de zorgcomponent en wisseling van samenstelling van bewoners. Dit heeft doorgaans twee effecten op de omgeving: extra verkeers en parkeerdruk door personeel en bezoekers en ander woonmilieu (hinder, gewenste rust). Om deze redenen is er sprake van afwijkende effecten op het woon en leefmilieu dan bij reguliere bewoning.
In diverse situaties kunnen de bijzondere woonvormen wel worden toegestaan. Dit is afhankelijk van de situatie ter plaatse en de bijzondere woonvorm. Vandaar dat een specifieke afwijkingsbevoegdheid nodig is voor het toestaan van die bijzondere woonvormen.
Burenpolder is een bedrijventerrein. Bijzondere woonvormen zijn daar in verband met bedrijvigheid niet wenselijk. Er is om deze reden niet voorzien in een regeling.
Mantelzorg
Mantelzorg mogelijk binnen de functie wonen
Voor zover ruimtelijk relevant zijn er twee soorten van mantelzorg te onderscheiden die gangbaar zijn binnen de woonfunctie.
- Inwoning: Hierbij gaat het om vormen van huisvesting in de woning zelf (inwoning). Inwoning wordt in de bestemmingsplannen rechtstreeks toegestaan, aangezien bestemmingsplannen geen regels stellen aan de samenstelling van een huishouden. Door de mogelijkheden voor aan- en uitbouw optimaal te benutten, kan de vorm van inwonen in veel gevallen een oplossing bieden aan de behoefte van tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg.
- Afhankelijke woonruimte: In de praktijk blijkt ook behoefte te bestaan aan een meer zelfstandige (in de vorm van een eigen toegang en eigen voorzieningen) woonvorm in een bijgebouw. Deze zogenaamde 'afhankelijke woonruimte' moet dienen voor de opvang van iemand met een aantoonbare vraag naar verzorging.
Omdat op Burenpolder ook enkele bedrijfswoningen aanwezig zijn, is deze regeling in de regeling opgenomen.
Jurisprudentie en consequenties
- In de uitspraak van de Raad van State van 20 mei 2009 (gemeente Oudewater, zaaknr. 200806381/1) blijkt dat wonen in een bijgebouw is toegestaan ongeacht of de bouwvoorschriften slechts één woning toestaan.
- Inwoning in het kader van mantelzorg is zonder meer toegestaan binnen de functie wonen.
- Indien gewenst, wordt mantelzorg in bijgebouwen (vrijstaand) door een specifieke gebruiksbepaling voorkomen.
Extra bouwmogelijkheden
Bij mantelzorg is het soms wenselijk om extra woonruimte te creëren bij de woning, door bijvoorbeeld extra aanbouwen en uitbouwen geschikt te maken om in te wonen.
Uitgangspunten voor de bestemmingsregeling
Op basis van het voorgaande blijkt dat mantelzorg en de behoefte aan mantelzorg niet in alle gevallen past of wenselijk is binnen de reguliere woonbestemming. De gemeente wenst via een binnenplanse afwijkingsprocedure te voorzien in een toegesneden regeling.
Bestemmingsregeling
Begrippen
De volgende begrippen zijn toegevoegd:
- Afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
- Mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
Gebruik en afwijken gebruik
In de Specifieke gebruiksregels is in de artikelen opgenomen dat het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
Onder voorwaarden kan bij omgevingsvergunning door het bevoegd gezag worden afgeweken en het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimten worden toegestaan:
- indien een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- indien de afhankelijk woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
- indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Om ongewenste splitsing te voorkomen is tevens voorzien in een mogelijkheid de omgevingsvergunning in te trekken indien de noodzaak voor mantelzorg niet meer bestaat.
Bouwen
In sommige gevallen volstaat de maximaal toegestane oppervlakte van 80 m2 niet en is er ruimtelijk geen bezwaar een grotere oppervlakte maat (maximaal 100 m2) toe te staan. In dat geval kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de oppervlakte van 80 m2 (oppervlakte aan/uitbouwen) en worden toegestaan dat voor afhankelijke woonruimte een grotere oppervlakte (maximaal 100m2) wordt gerealiseerd. Er gelden dan de volgende voorwaarden.
- de maximum oppervlakte voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (inclusief bijgebouwen in gebruik als afhankelijke woonruimte) bedraagt niet meer dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak;
- de maximum oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m² per perceel;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Tijdelijke woongelegenheid bij bouwen / verbouwen woningen
Bij de gemeente worden regelmatig verzoeken ingediend voor het plaatsen van een tijdelijke woonunit bij grootschalige verbouwingen. De plaatsing van de tijdelijke woonunits (ook (sta)caravan) voldoet bijna nooit aan het bestemmingsplan. Onder voorwaarden kan medewerking worden verleend aan tijdelijke woonruimte in dit soort situaties. Er worden drie situaties onderscheiden:
- Plaatsing in bestaande woongebieden/buitengebied.
- Plaatsing in nieuwe woongebieden.
- Plaatsing bij overige functies.
Plaatsing in bestaande woongebieden/buitengebied.
Indien het gaat om vervangende woonruimte ten tijde van een ingrijpende verbouwing van de bestaande woning dan wel nieuwbouw op de plek van de eigen bestaande woning waarbij de bestaande woning tijdelijk niet voor bewoning geschikt is, is onder voorwaarden medewerking aan een tijdelijke woonunit aanvaardbaar. Dit geldt voor zowel het bestaand stedelijk gebied als het buitengebied. In het bestemmingsplan kan een afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen met voorwaarden, binnen de bestemmingen waar wonen in een woning is toegestaan.
Plaatsing in nieuwe woongebieden
Ook in nieuwe woongebieden kan worden verzocht om toestemming voor tijdelijke woonunits. De gemeente acht plaatsing hier eveneens aanvaardbaar, onder andere vanwege de volgende redenen.
- In verband met de economische crisis wordt door initiatiefnemers pas besloten tot nieuwbouw en aankoop van een kavel op het moment dat de oude woning is verkocht. Tijdelijke huisvesting op de kavel waar de nieuwe eigen woning wordt gerealiseerd wordt in die omstandigheden aanvaardbaar geacht.
- De nieuwbouwlocaties in de gemeente zijn alle goed bereikbaar en reeds bouwrijp gemaakt. Er is derhalve geen sprake van een wezenlijk ruimtelijk verschil met vervangende nieuwbouw in bestaande woongebieden.
Overige functies
Realisering van tijdelijke woonunits bij andere bestemmingen dan waar wonen in een woning is toegestaan (bijvoorbeeld Maatschappelijk) vragen een specifieke afweging. Hiervoor biedt de Wabo voldoende ruimte. Regeling voor tijdelijke huisvesting volgt dan via een separate procedure.
Voorwaarden
De gemeente acht medewerking aan een tijdelijke woongelegenheid uitsluitend onder specifieke voorwaarden mogelijk:
- omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt alleen verleend bij ingrijpende bouwwerkzaamheden of vervangende nieuwbouw van bestaande woningen en realisering van een nieuwe woning;
- de tijdelijke woongelegenheid wordt geplaatst binnen het bouwvlak of binnen een straal van 30 meter achter de naar de weg gerichte grens van het bouwvlak;
- de afstand van een tijdelijke woongelegenheid tot de openbare weg bedraagt niet minder dan 3 meter;
- het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de bereikbaarheid voor hulpverlenende instanties;
- het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de situering van de tijdelijke woongelegenheid in verband met de ruimtelijke uitstraling voor de omgeving;
- het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan de aansluiting van de tijdelijke woongelegenheid op de nutsvoorzieningen in verband met de bestaande situatie inzake nutsvoorzieningen en de duur van de plaatsing;
- de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat dit niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de tijdelijke woongelegenheid is zodanig gesitueerd dat bouwmaterialen en bouwafval op het eigen perceel kunnen worden geplaatst;
- het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor de plaatsing van een tijdelijke woongelegenheid voor de duur van de werkzaamheden tot een maximum van 3 jaar;
- omgevingsvergunning voor een tijdelijke woongelegenheid wordt niet verleend indien sprake is van grootschalige herstructurering van woningen;
- het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning tot afwijken in, indien de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van tijdelijke huisvesting niet meer aanwezig is.
Opslag en distributie voor internetverkoop
Een belangrijk onderdeel van een webshop (juridisch-planologisch: opslag en distributie voor internetverkoop) vormt de opslag- en distributiefunctie. Opslag en distributie is een vorm van bedrijvigheid die op een bedrijventerrein zonder meer is toegestaan. Echter, door de daaraan verbonden detailhandelsfunctie onderscheidt een webshop zich van reguliere opslag- en distributiebedrijven.
Kenmerkend bij een webshop is het (grotendeels) ontbreken van het fysiek uitstallen van artikelen ten verkoop. Producten worden digitaal (virtueel) gepresenteerd. Klantcontacten vinden vrijwel uitsluitend per e-mailbericht of telefonisch plaats. Van belang bij de toelaatbaarheid van webshops is in hoeverre aanvullende functies of combinaties daarvan worden toegevoegd aan de bedrijfsvoering. Te denken valt aan:
- afhaalmogelijkheden van goederen;
- afrekenmogelijkheden door consumenten;
- showrooms en uitstalling van producten.
Wanneer de gecombineerde functies van afhalen, afrekenen en tonen van producten in een fysieke ruimte de overhand neemt, is feitelijk sprake van een reguliere detailhandelsfunctie. Voor een webshop is de bedrijfsmatige verkoop van goederen hoofdzakelijk via het internet of andere media maatgevend. Is van maatgevende verkoop via internet of andere media geen sprake, valt de functie aan te merken als reguliere detailhandel.
De gemeente acht de realisering van opslag en distributie voor internetverkoop binnen een bedrijfsbestemming mogelijk, voor zover aanvullende activiteiten zoals afhaalmogelijkheden van goederen, afrekenmogelijkheden door consumenten en showrooms en uitstalling van producten van ondergeschikte aard en omvang zijn.
Ten aanzien van het bestemmingsplan wordt de gemeentelijke visie in de volgende uitgangspunten vertaald.
- Opslag en distributie voor internetverkoop is rechtstreeks toegelaten binnen de bestemming Bedrijf.
- In de specifieke gebruiksregels worden ruimtelijke criteria opgenomen, waaraan opslag en distributie voor internetverkoop moet voldoen. Met deze specifieke gebruiksregels zijn de gerelateerde aanvullende functies ruimtelijk begrensd.
- De gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van het afhalen van goederen, afrekenen van goederen en het fysiek uitstallen van goederen algemeen beperkt tot niet meer dan 15% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m².
Bouwvlakken
In de bouwregels is onderscheid gemaakt tussen bouwen binnen het bouwvlak en het bouwen buiten het bouwvlak.
Binnen het bouwvlak zijn naast hoofdgebouwen, aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Buiten het bouwvlak zijn over het algemeen aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Afwijken van de bouwregels
Uitbreiden bouwvlak
In voorkomende gevallen kan het wenselijk zijn dat het bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de straat gezien) wordt vergroot. Hiervoor is een bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels opgenomen, waardoor burgemeester en wethouders het bouwvlak met ten hoogste 20% kunnen vergroten. Bij een omgevingsvergunning wordt niet afgeweken van de bouwregels indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Algemene afwijking
In het bestemmingsplan is in de bestemming Wonen een algemene afwijking opgenomen voor het afwijken van de maximale goot- of boeibordhoogte, bouwhoogte, afstand van het gebouw tot de perceelsgrens, de toelaatbare oppervlakte en het bebouwingspercentage tot ten hoogste 15%. Bij omgevingsvergunning wordt niet afgeweken van de bouwregels indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming geven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.2.3 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (artikelen)
Artikel 3 Bedrijf
Bestemmingsregeling algemeen
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten. Algemeen toelaatbaar is milieucategorie 3.1. In een aantal situaties is een verbijzondering van de bestemming gewenst, omdat de terplaatse aanwezige bedrijvigheid zwaarder is of afwijkt van de gebruiksregels. De volgende aanduidingen zijn in verband hiermee opgenomen:
- (sb-b=< 3.1), bedrijf tot en met categorie 3.1; hiermee is de algemeen toelaatbare milieucategorie weergegeven;
- (bw), bedrijfswoning; hiermee is aangegeven dat tevens een bedrijfswoning is toegestaan;
- (k), kantoor; deze aanduiding betekent dat een zelfstandig kantoor toelaatbaar is;
- (vl), verenigingsleven; deze aanduiding is specifiek opgenomen voor het clubhuis aan de Industrieweg;
- (sb-vvd), specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken; de bestaande soepfabriek is door middel van deze aanduiding bevestigd;
- (sb-vol), specifieke vorm van bedrijf - vervoer over land; het touringcar bedrijf is met deze aanduiding bevestigd;
- (sb-vssi): specifieke vorm van bedrijf - vis, schaal- en schelpdier verwerkende industrie; de vis, schaal- en schelpdier verwerkende industrie op Burenpolder is op deze wijze voorzien van een toegesneden planologische regeling;
- (sb-vma): specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van machines en apparaten. De bestaande apparatenfabriek is hiermee bestendigd.
Staat van bedrijfsactiviteiten
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn de toegelaten bedrijven in de Burenpolder opgenomen.
Er zijn diverse bedrijven niet opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die bijvoorbeeld niet direct een productiefunctie hebben, maar meer een handelsfunctie. Voorbeelden zijn autogarages (SBI-code 501). Deze bedrijvigheid past juist op bedrijventerreinen, niet in de bebouwde kom of op andere locaties. Als gevolg van de detailhandelsfunctie, zijn die niet in de genoemde Staat opgenomen. Vandaar dat deze bedrijven specifiek zijn genoemd door de zinsnede "detailhandel in auto's boten en caravans", zodat deze alsnog toelaatbaar zijn.
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is eveneens groothandel genoemd (SBI-code 51). Volgens de SBI-coderingssystematiek, behoren hiertoe ook opslagbedrijven. Voor opslag is ook geen afzonderlijke codering voorzien. Het kan daarbij ook gaan om voorraad/opslag voor winkels. Dit hangt samen met de algemene ontwikkeling dat magazijnen bij winkels in de kernen zo klein mogelijk worden gehouden. Hiertegen bestaat geen bezwaar, tenzij ter plaatse detailhandel wordt uitgeoefend.
Bedrijfswoningen
Voor de gronden die zijn bestemd voor Bedrijf, is gewerkt met een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dat wil zeggen dat bij de bestemmingslegging rekening is gehouden met de in de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG; 2009) aanbevolen richtafstanden tot gevoelige objecten. In de bestemmingsregeling zijn nieuwe bedrijfswoningen uitgesloten. De individuele bestaande bedrijfswoningen zijn van de aanduiding (bw) 'bedrijfswoning' voorzien. Het gebruik van deze woningen kan worden gecontinueerd.
Bouwregels
In de bouwregels zijn de reguliere bouwregels uit het gemeentelijk handboek opgenomen, met dien verstande dat de afstand tussen gebouwen onderling en tot de perceelsgrenzen is verhoogd tot 5 meter als gevolg van een toegelaten hogere bouwhoogte en brandveiligheidseisen. Het bevoegd gezag beschikt evenwel over een afwijkingsbevoegdheid, waarmee onder voorwaarden een kleinere afstand kan worden toegestaan.
Bij de bedrijven vinden ook proceswerkzaamheden plaats. Dit heeft geresulteerd in het opnemen van maatvoeringen voor onder andere silo's en dergelijke.
Afwijken van de bouwregels: Kleine windturbines
Op het terrein van windturbines doen zich uiteenlopende ontwikkelingen voor. Enerzijds worden de grote windturbines groter. Anderzijds komen steeds meer kleine windturbines (KWT's) op de markt. In Reimerswaal kunnen kleine windturbines worden toegestaan (zie ook 4.2.3). In het bestemmingsplan is geregeld dat deze KWT's bij afwijking middels omgevingsvergunning kunnen worden toegestaan op het bedrijventerrein Burenpolder.
Specifieke gebruiksregels
In de specifieke gebruiksregels is het gebruik van de gronden nader gespecificeerd. Daarbij is een verdeling gemaakt naar onderwerp.
Onder algemeen is opgenomen dat niet zijn toegestaan:
- geluidhinderlijke inrichtingen;
- Bevi-inrichtingen.
Ten aanzien van kantoren is de volgende regeling opgenomen. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzondering van kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'. Er zijn op basis van beleid regels gesteld ten aanzien van de oppervlakte van niet zelfstandige en zelfstandige kantoren.
Opslag is onder voorwaarden toegestaan. Opslag is toegestaan tot een stapelhoogte van 6.00 m en alleen binnen een bouwvlak. Met deze regeling wordt een goede ruimtelijke uitstraling van de bedrijven gewaarborgd.
Tot slot is ten behoeve van de bedrijfswoningen de in het handboek opgenomen regeling voor aan- huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten opgenomen.
Afwijken van de gebruiksregels
In enkele situaties is het denkbaar dat bedrijven niet genoemd zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten. Ook komen situaties voor dat (vestiging van) bedrijven gewenst is, maar dat het bedrijf één milieucategorie zwaarder is dan toegestaan. Voor zover bedrijven dan naar aard en invloed op de omgeving geacht worden te behoren tot de toegelaten categorie, is afwijking van de gebruiksregels mogelijk.
Artikel 4 Groen
De bestemming Groen is opgenomen voor de belangrijke groenstroken en de landschappelijke inpassing. In verband met de flexibiliteit zijn langzaamverkeersverbindingen rechtstreeks toegestaan binnen deze bestemming. De aanleg van ontsluitingswegen (erftoegangswegen) en parkeervoorzieningen zijn uitdrukkelijk niet rechtstreeks toegestaan.
Er zijn voorts twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen:
- een wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van de bestemming in Verkeer en Water voorzover dat nodig is voor de groenstructuur of waterhuishouding;
- een wijzigingsbevoegdheid voor het onder voorwaarden oprichten van nutsvoorzieningen.
Artikel 5 Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor de Burenpolderweg en de Industrieweg. De met de bestemming Verkeer aangeduide gronden omvatten niet alleen wegen, parkeerplaatsen, fiets, en voetpaden, maar ook kleine groenstroken, bermen, beplantingen en eventuele geluidwerende voorzieningen en afvalverzamelplaatsen. Door deze bestemmingslegging is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk, zonder dat gedetailleerde regels dergelijke ontwikkelingen in de weg staan.
Er zijn voorts twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen:
- een wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van de bestemming in Groen en Water voor zover dat nodig is voor de groenstructuur of waterhuishouding;
- een wijzigingsbevoegdheid voor het onder voorwaarden oprichten van nutsvoorzieningen.
Artikel 6 Water
Op dit moment zijn de gronden in de Burenpolder niet specifiek bestemd voor Water. Evenwel voorziet het bestemmingsplan in de bestemmingen Groen en Verkeer in een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Water. Om deze reden is dit artikel alvast opgenomen.
Artikel 7 Waterkering
De bestemming Waterkering is opgenomen voor de waterkerende zeedijk langs de Oosterschelde. In de bouwregels is bepaald dat ten behoeve van de bestemming Waterkering uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 1, Artikel 9 Waarde - Archeologie - 2, Artikel 10Waarde - Archeologie - 3, Artikel 11 Waarde - Archeologie - 4
In het bestemmingsplan is overeenkomstig het op 22 november 2011 vastgestelde gemeentelijke archeologiebeleid gezien de hoge verwachtingswaarden een dubbelbestemming Waarde – Archeologie - 2 toegekend.
De bestemmingsregeling is in samenspraak met de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland tot stand gekomen en houdt eveneens rekening met de eventueel op grotere diepten aanwezige archeologische waarden. Uitgangspunt van deze regeling is dat voor projecten groter dan de vrijgestelde oppervlaktematen en verstoringsdiepte een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is. Voor een nadere toelichting op het archeologiebeleid wordt voorts verwezen naar paragraaf 5.1.1
De artikelen Artikel 8 Waarde - Archeologie - 1, Artikel 10 Waarde - Archeologie - 3 en Artikel 11 Waarde - Archeologie - 4 zijn opgenomen omdat naar aanleiding van archeologisch onderzoek planwijziging mogelijk is naar deze archeologische dubbelbestemmingen.
Het archeologisch belang wordt door de genoemde regelingen voldoende veilig gesteld.
- Voor de bekende vindplaats geldt een Waarde - Archeologie – 1. Bij een bodemverstoring van meer dan 50 m2 geldt een onderzoeksplicht.
- Voor de zone met een hoge archeologische verwachting geldt een Waarde – Archeologie – 2. In dit gebied is bij een bodemverstoring van meer dan 250 m2 een onderzoeksplicht van toepassing.
- Voor de zone met een middelhoge archeologische verwachting geldt een Waarde - Archeologie - 3 waarvoor bij een bodemverstoring van meer dan 500 m2 een onderzoeksplicht geldt.
- Voor de zone met een lage archeologische verwachting, geldt een Waarde – Archeologie - 4 waarvoor bij een bodemverstoring van meer dan 2500 m2 een onderzoeksplicht geldt.
- In alle gevallen geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek wanneer niet dieper dan 40 cm onder het maaiveld werkzaamheden worden uitgevoerd.
Artikel 12 Waterstaat-Waterkering
Deze bestemming is naast de voorkomende bestemming Verkeer door de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering mede bestemd voor de waterkering. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn hier toegestaan. Voorts is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen om het belang van de waterkering veilig te stellen.
6.2.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat een aantal bepalingen die op de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Het betreffen de volgende bepalingen.
- Anti-dubbeltelbepaling
Hiermee wordt voorkomen dat gronden oneigenlijk worden gebruikt voor het optimaliseren van bouwmogelijkheden. - Algemene bouwregels
Bestaande maten (uitgezonderd van de overgangsregels), overschrijding van bouwgrenzen, percentages. Met de regels inzake bestaande maten wordt voorkomen dat (ondergeschikte) afwijkingen onder het overgangsrecht komen te vallen. - Algemene afwijkingsregels
Afwijkingen maatvoeringen tot ten hoogste 15% en het overschrijden van bouwgrenzen. Deze afwijkingsmogelijkheden hebben tot doel flexibiliteit in het plan in te bouwen. Het afwijken van de bebouwingsbepalingen, ten behoeve van bijvoorbeeld het in beperkte mate afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen en begrenzingen, kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een Algemene bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels voor burgemeester en wethouders opgenomen. - Algemene aanduidingsregels
Hierbinnen is de vrijwaringszone - dijk opgenomen. De beschermingszone A van de primaire en secundaire waterkeringen zijn hiermee geborgd.
- Algemene wijzigingsregels
Het overschrijden van bestemmingsgrenzen kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. De overschrijding mag echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot. - Gebruiksbepaling
De oorspronkelijk opgenomen gebruiksbepalingen zijn vervallen. Deze zijn namelijk opgenomen in de Wro. Daarbij is voorts van belang dat ingevolge de aangescherpte jurisprudentie diverse functies niet toelaatbaar zijn, indien die functies in wezen strijdig zijn met de betreffende bestemming. Vandaar dat dergelijke functies niet meer afzonderlijk hoeven te worden uitgesloten in de algemene gebruiksregels en niet in de Specifieke gebruiksregels van de bestemmingen.
6.2.5 Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotbepalingen
Artikel 17 Overgangsrecht
De overgangsregels in dit artikel hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet.
Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.
Artikel 18 Slotregel
Dit artikel ten slotte geeft aan de naam waaronder de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (Burenpolder).
6.3 Handhaving
Het gemeentebestuur is bevoegd om administratiefrechtelijk op te treden op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Het spreekt echter vanzelf dat het weinig zin heeft bestemmingsplannen op te stellen die slecht worden nageleefd.
Om een aanvaardbaar handhavingsbeleid tot stand te brengen, dient in de eerste plaats het draagvlak te worden vergroot. In verband hiermee dient het bestemmingsplan voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling te bevatten.
Verder kan door informatie te verstrekken omtrent de inhoud van het bestemmingsplan een groter begrip worden gekweekt bij de burger. Het geven van voorlichting vormt daarom de eerste schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege zullen hiertoe de nodige activiteiten worden ondernomen.
Daarnaast dient bestuurlijke bereidheid te ontstaan om regels in de praktijk toe te passen en te handhaven. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.
Om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen, zullen handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk worden afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd.
Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze en met inachtneming van de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd. Bijvoorbeeld doordat alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.
Bij consoliderende bestemmingen, zoals dit bestemmingsplan Burenpolder, waar nauwelijks nieuwe bouwplannen mogelijk worden gemaakt kan er voor worden gekozen geen exploitatieplan vast te stellen. In deze gevallen is namelijk geen sprake te verhalen (plan)kosten, dan wel is de potentiële opbrengst van de bouwmogelijkheden zo gering dat de kosten voor het opstellen van een exploitatieplan niet opwegen tegen de eventuele opbrengsten ervan.
Recentelijk is daarom het Bro gewijzigd (Besluit van 15 december 2009, Stcr. 2009, 19 907). Artikel 6.2.1a Bro (nieuw) maakt het mogelijk om het vaststellen van een exploitatieplan achterwege te laten indien het mogelijke (netto) bedrag aan exploitatie opbrengsten minder dan € 10.000,- bedraagt.
Gelet op de beperkte omvang van de resterende bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan, in relatie tot de voor de gemeente Reimerswaal te maken, plankosten, is het niet waarschijnlijk dat de opbrengsten dit bedrag te boven zullen gaan. Daarom wordt afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Toetsing En Kwaliteit
8.1 Inleiding
Het voorontwerpbestemmingsplan “Burenpolder” (versie 23-05-2012) heeft van 7 juni tot en met 4 juli 2012 voor iedereen ter inzage gelegen in het kader van de Algemene Inspraakverordening Reimerswaal. Tijdens deze termijn hebben ingezetenen van Reimerswaal en belanghebbenden de gelegenheid gehad schriftelijk of mondeling inspraakreacties naar voren te brengen. Er zijn geen inspraakreacties op het plan ingediend.
Tevens is het plan voorgelegd aan de wettelijke overlegpartners (op grond van artikel 3.1.1, lid 1, van het Bro) waarop 5 reacties zijn binnengekomen.
Dit hoofdstuk geeft van iedere overlegreactie een korte samenvatting en gaat in op de verwerking hiervan in het ontwerpbestemmingsplan “Burenpolder”.
Anonimisering
Bij de publicatie van het ontwerpbestemmingsplan zal de samenvatting met de aangegeven verwerking inspraak- en vooroverlegreacties elektronisch beschikbaar worden gesteld. Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens is het niet toegestaan om persoonsgegevens van natuurlijke personen op internet weer te geven.
De insprekers zijn daarom niet bij name genoemd, met uitzondering van gemachtigden of rechtspersonen. De inspraakreacties worden niet digitaal bij het bestemmingsplan gevoegd.
Indien men toch inzage wil in de ingediende inspraakreacties dan kan hiervoor in concrete gevallen een verzoek tot inzage of afschrift worden gedaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.
Leeswijzer
- paragraaf 8.2 Inspraakreacties: de inspraakreacties zijn in deze paragraaf samengevat en er is aangegeven hoe ze in het ontwerpbestemmingsplan zijn verwerkt;
- paragraaf 8.3 Overlegreacties: de overlegreacties zijn in deze paragraaf samengevat en er is aangegeven hoe ze in het ontwerpbestemmingsplan zijn verwerkt;
- paragraaf 8.4 Ambtshalve aanpassingen bij het ontwerp: hier is aangegeven welke ambtshalve wijzigingen ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan zijn doorgevoerd.
8.2 Inspraakreacties
Er zijn geen inspraakreacties ingediend.
8.3 Overlegreacties
8.3.1 Veiligheidsregio Zeeland (brief van 10 juli 2012)
Samenvatting
In haar overlegreactie geeft de Veiligheidsregio Zeeland aan het voorontwerpbestemmingsplan "Burenpolder" te hebben beoordeeld. De aard van de inrichtingen geeft geen aanleiding om inhoudelijk te adviseren.
Conclusie
De overlegreactie leidt niet tot aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan.
8.3.2 Provincie Zeeland (brief van augustus 2012)
Samenvatting en
Het voorontwerp geeft geen aanleiding voor een overlegreactie.
Conclusie
De overlegreactie leidt niet tot aanpassingen van het ontwerpbestemmingsplan.
8.3.3 Waterschap Scheldestromen (mail van 6 augustus 2012)
Samenvatting
De overlegreactie van het Waterschap Scheldestromen heeft betrekking op:
- a. Bestemmen waterstaatswerk en beschermingszone A Waterkering – beschermingszone i.r.t. het Barro – opnemen in het bestemmingsplan;
- b. Waterhuishoudkundige voorzieningen – ten behoeve van flexibele regelingen in bestemmingsplannen de term 'waterhuishoudkundige voorzieningen' opnemen in de bestemmingsomschrijving van de enkelbestemmingen.
- c. Een juiste vermelding van afvoer van oppervlaktewater en hemelwater.
Overweging
- a. In het Barro (art. 2.3.3. Barro) is recentelijk vastgelegd dat niet alleen het waterstaatswerk, maar ook de belangrijkste beschermingszone (beschermingszone A) ervan in het bestemmingsplan van een bestemming moet worden voorzien. Deze beschermingszone van de primaire waterkering zal in het ontwerpbestemmingsplan worden opgenomen.
- b. Om de bestemmingsplannen zo flexibel mogelijk te houden voor aanpassingen aan waterhuishoudkundige voorzieningen verzoekt het waterschap om in de bestemmingsomschrijving van iedere enkelbestemming de term 'waterhuishoudkundige voorzieningen' op te nemen. De gemeente volgt deze aanbeveling voor wat betreft de bestemmingslegging van de openbare ruimte.
- c. Abusievelijk is vermeld dat het oppervlaktewater en hemelwater van de Burenpolder wordt afgevoerd via de Yerseke Moer. Vermeld wordt dat hemelwater van de Burenpolder wordt afgevoerd via het rioolstelsel
Conclusie
De overlegreactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
- Op de verbeelding wordt beschermingszone A van de primaire waterkering opgenomen door middel van een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. In de regels wordt een regeling opgenomen voor deze 'vrijwaringszone - dijk'.
- In de regels is de term 'waterhuishoudkundige voorzieningen' opgenomen in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen verkeer, agrarisch, groen, bedrijven.
- In de toelichting wordt vermeld dat het oppervlaktewater en hemelwater van de Burenpolder wordt afgevoerd via het rioolstelsel.
8.3.4 Rijkswaterstaat Zeeland (mail van 30 juli 2012)
Samenvatting
In haar overlegreactie geeft Rijkswaterstaat Zeeland aan het voorontwerpbestemmingsplan “Burenpolder” te hebben beoordeeld. Zij ziet vooralsnog vanuit beheerbelangen geen aanleiding voor op- of aanmerkingen.
Wel wordt aandacht gevraagd voor het onderdeel AMvB zoals vermeld in paragraaf 2.1 onder Rijksbeleid. Per 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011) in werking getreden. Dit besluit omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.
Conclusie
In de toelichting wordt paragraaf 2.1 onder Rijksbeleid aangevuld met deze informatie.
8.3.5 SCEZ (mail)
Samenvatting
Door het SCEZ wordt aangegeven dat het van belang is om voor dit bestemmingsplan geheel waarde archeologie 2 (hoge verwachting, 250m2 vrijstelling) op te nemen. Er zijn geen locaties die naar aanleiding van archeologisch onderzoek in aanmerking komen voor algehele vrijstelling.
Conclusie
Waarde Archeologie 2 is opgenomen in het bestemmingsplan
8.4 Ambtshalve Aanpassingen Bij Het Ontwerp
Verbeelding
- De bestemmingsplangrens is niet eenduidig. De Groenix van Zoelenlaan wordt alsnog meegenomen in het bestemmingsplan.
Beleidskader
- Rijksbeleid (paragraaf 2.1): het onderdeel AMvB zoals vermeld in paragraaf 2.1 onder Rijksbeleid wordt aangevuld met de informatie dat per 30 december 2011 het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011) in werking is getreden. Dit besluit omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen;
- Provinciaal beleid: Omgevingsplan en Provinciale verordening;
- Gemeentelijk beleid: Structuurvisie kernen is doorgevoerd.
Archeologie
- In Paragraaf 5.1.1 Archeologie zijn de categorieën met verschillende archeologische waarden verduidelijkt.
Opslag en distributie voor internetverkoop
- Recent is door de gemeente de modelregeling waarin opslag en distributie voor internetverkoop is geregeld, gewijzigd. Niet langer wordt nu gesproken over webshops, maar van opslag en distributie voor internetverkoop. Deze aangepaste regeling is in het voorliggende plan overgenomen.
Tijdelijke woongelegenheid
- In de bestemmingsregeling is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het toestaan van een tijdelijke woongelegenheid. Dit is in overeenstemming met de overige bestemmingsplannen in de gemeente Reimerswaal.
Afhankelijke woonruimte
- Abusievelijk was de regeling ten aanzien van afhankelijke woonruimte en mantelzorg nog niet in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen. Hierin is nu, in overeenstemming met de overige bestemmingsplannen in de gemeente Reimerswaal, wel voorzien.
8.5 Vaststellingsprocedure
8.5.1 Ter visie legging ontwerpbestemmingsplan
Van 22 november 2012 tot en met 2 januari 2013 heeft het ontwerpbestemmingsplan Burenpolder ter inzage gelegen. Tevens zijn de wettelijke overlegpartners (op grond van artikel 3.1.1, lid 1, van het Bro) op de hoogte gebracht van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de inzageperiode zijn geen zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend.
8.5.2 Ambtshalve wijzigingen
Naar aanleiding van ambtelijke input, binnengemeentelijke- en regionale afstemming van het ruimtelijke beleid en de meest recente inzichten is het definitieve bestemmingsplan op enkele aspecten gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Hierna is aangegeven welke wijzigingen dit betreft.
Bodem
De paragraaf bodemkwaliteit is aangevuld met enkele passages over het actuele bodembeleid en inzage in de bodemkwaliteit ter plaatse.
Externe Veiligheid
De paragraaf 'Externe Veiligheid' in de toelichting is aangepast naar aanleiding van opmerkingen van de gemeentelijke experts, op basis van de nieuwste informatie en inzichten.
Regels
Begrippen
Bevi of risicovolle inrichting.
Naar aanleiding van de actualisering van de paragraaf externe veiligheid is ook uniformiteit in de regels doorgevoerd. Gesproken wordt nu over risicovolle inrichtingen. Dit geldt ook voor lid 3.5.1 onder b.)
Webshop
Abusievelijk was de naamgeving en inhoud van het begrip in het ontwerp nog niet aangepast naar 'opslag en distributie voor internetverkoop'
Artikel Bedrijf
De redactie van dit artikel is aangepast op het ook in ontwikkeling zijnde bestemmingsplan 'grote bedrijventerreinen' van de gemeente, voor zover relevant.
- Aan artikel 3.2.1 onder b 1 en 3 is toegevoegd 'indien geen goothoogte is aangegeven de bouwhoogte'.
- Aan artikel 3.2.1 on der c 3 is de bouwhoogte van 7 m veranderd in 'de aangegeven bouwhoogte'.
- In lid 3.2.1 onder b4 en lid c9 is de goot- en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde van 3 meter opgetrokken naar 6 meter.
- In lid 3.2.1 onder g is de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 5 m gewijzigd in 3 m.
- Toegevoegd zijn nadere eisen ten aanzien van de parkeervoorzieningen.
- Onder het afwijken van de bouwregels zijn toegevoegd de leden 3.4.2 (verkleinen bebouwingsafstand) en 3.4.3 (hogere bouwhoogte bouwwerken). De overige leden zijn vernummerd.
- In de 'Specifieke gebruiksregels' zijn de in lid 3.5.1 genoemde detailhandelsbedrijven verplaatst naar lid 3.5.4, zodat de specifieke gebruiksregels met betrekking tot detailhandel zijn gecentraliseerd.
- De redactie van lid 3.6.2 is afgestemd op Grote Bedrijventerreinen. Nu ondergeschikte detailhandel al is geregeld in 3.5.4, hoeft daarvoor geen afwijkingsbevoegdheid meer voor worden te doorlopen.
Archeologische waarden
Aan het lid Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is in het eerste lid onder 'b' steeds toegevoegd 'tenzij dit een maatregel betreft van de waterbeheerder'.
Waterkering en Waterstaat - Waterkering
De redactie is afgestemd op de lopende actualiseringsopgave van bestemmingsplannen in de gemeente. De Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is komen te vervallen op advies van het waterschap.
Bijlage 1 Staat Van Activiteiten
Bijlage 1 Staat van Activiteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Bedrijventerrein"
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"
Bijlage 1 Inventarisatie Burenpolder
Bijlage 1 Inventarisatie Burenpolder
Bijlage 2 Toelaatbaarheid Activiteiten In Woningen
Bijlage 2 Toelaatbaarheid activiteiten in woningen
Bijlage 3 Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 3 Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'