Steehof-Stoofstraat, Yerseke
Bestemmingsplan - gemeente Reimerswaal
Vastgesteld op 27-02-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Steehof-Stoofstraat, Yerseke met identificatienummer NL.IMRO.0703.07YeBPStoofstraat-va01 van de gemeente Reimerswaal.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw (aanbouw) of een functioneel deel van een hoofdgebouw (uitbouw), dat daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een afzonderlijke uiterlijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-gebonden beroep
een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aan- of uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 arbeidsmigrant
economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis.
1.11 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.12 archeologisch vooronderzoek
archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend.
1.13 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.
1.14 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.
1.15 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.16 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.
1.17 bestaande bebouwing
bebouwing zoals die bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.21 bewoonbaar vloeroppervlak
de gebruiksoppervlakte van de leefruimten in een gebouw volgens NEN 2580. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
1.22 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.23 bijzondere woonvormen
een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.
1.24 bodemingrepen
werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.
1.25 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.31 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.32 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok kan uitkomen en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlakken zijn geplaatst.
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.34 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.
1.35 erkende partij
een dienst, bedrijf of instelling, erkend door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.37 hobbymatig houden van dieren
het op kleine schaal houden van paarden, pony's of ander daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen vee.
1.38 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.39 huisdierenverblijf
een bijgebouw bedoeld voor het niet beroeps- of bedrijfsmatig huisvesten van door de mens ter wille van nut en gezelligheid gehouden tamme dieren, niet zijnde paarden, pony's, en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen ander vee.
1.40 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid of daaraan vergelijkbare activiteiten, geheel of overwegend door handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de aan- of uitbouwen kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft. Hiertoe worden in ieder geval gerekend activiteiten zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.
1.41 logies
het (bedrijfsmatig)(nacht) verblijf aanbieden, waarbij de betreffende personen het hoofdverblijf elders hebben.
1.42 logies voor arbeidsmigranten
het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.
1.43 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.44 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.45 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.46 opslag en distributie voor internet verkoop
detailhandel via internet en andere media, waar een elektronische transactie tot stand komt, al dan niet met:
- a. opslag- en verzendfunctie;
- b. beperkte mogelijkheid tot afhalen en afrekenen;
- c. beperkte mogelijkheid goederen ter plaatse te bekijken.
1.47 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.48 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen.
1.49 tijdelijke woongelegenheid
een tijdelijk bouwwerk in één bouwlaag, bedoeld voor de tijdelijke huisvesting van een huishouden.
1.50 tweede woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat bedoeld is om
uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, te gebruiken.
1.51 uitwendig karakter van een gebouw in bestaande toestand
de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande totaliteit van:
- a. bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
- b. dakvorm, nokrichting en dakhelling;
- c. de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
- d. dakoverstekken, goot- en daklijsten;
- e. stoepen, plinten, pilasters en gevellijsten;
- f. materiaalgebruik.
1.52 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.53 voorgevelrooilijn
de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.54 woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.55 zorgafhankelijk wonen
woning voor mensen die 24 uur per dag van zorg afhankelijk zijn of zorg op afroep nodig hebben.
1.56 logies met of zonder ontbijt
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het eventueel serveren van ontbijt, ondergeschikt aan de (woon)bestemming
1.57 logies voor arbeidsmigranten
het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.
1.58 ondergeschikt
in aard en omvang of functioneel, ruimtelijke en/of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie/gebouw. In geval er onduidelijkheid is over ondergeschikt zijn van een activiteit kan een externe deskundige hierover advies geven.
1.59 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.60 Staat van activiteiten
de 'Staat van Activiteiten' die van deze regels deel uitmaakt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 dakkapellen
indien zich aan de voorzijde of zijkant van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte en op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%, wordt de goot of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580, gelegen binnen de buitenste/scheidende muren inclusief dragende en niet-dragende binnenmuren.
2.10 oppervlakte overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplantingen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. waterpartijen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
- 1. bermen;
- 2. bermsloten;
- 3. voet-, toegangs- en fietspaden.
3.2 Bouwregels
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (voor)tuinen, al dan niet verhard, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. toegestaan zijn:
- 1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
- b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
- 1. erf- en terreinafscheidingen: 1 m;
- 2. vrijstaande antennes: 5 m;
- 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. afvalverzamelplaatsen;
- b. beplantingen;
- c. bermen;
- d. fietspaden;
- e. geluidswerende voorzieningen;
- f. voetpaden;
- g. waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zoals een bergbezinkbassin;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. parkeerplaatsen;
- j. wegen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer' uitsluitend langzaam verkeer is toegestaan met uitzondering van verkeer van en naar het aangesloten perceel.
5.2 Bouwregels
5.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals:
- 1. erven;
- 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
- 3. toegangs- en achterpaden;
- 4. tuinen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Waarde - Archeologie 5
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 330 cm wordt geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
9.2 Overschrijding voorgevelrooilijn
De voorgevelrooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
- c. terreinafscheidingen.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Er dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, waarbij voldaan moet worden aan het bepaalde in de Nota parkeernormen van de gemeente Reimerswaal.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 vrijwaringszone - dijk
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden overschreden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Bouwen in strijd met het plan
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 13.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 onder a met maximaal 10%;
- c. het in lid 13.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Gebruik in strijd met het plan
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het in lid 13.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'regels van het bestemmingsplan Steehof-Stoofstraat, Yerseke'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
Aanleiding
De gemeente Reimerswaal wenst tussen de Stoofstraat en de Jan Lievenslaan in Yerseke een langzaamverkeerverbinding te realiseren en de bouw van een extra woning aan de Stoofstraat en drie vrijstaande woningen aan de Jan Lievenslaan mogelijk te maken. Tevens is in het gebied de aanleg van een wadi voorzien.
De gronden hebben in het geldende bestemmingsplan 'Yerseke' grotendeels een woonbestemming, waarvan ongeveer een vierde is voorzien van een bouwvlak. Over de gronden zonder bouwvlak ligt een wijzigingsbevoegdheid, waarmee twee vrijstaande woningen kunnen worden toegestaan, die aan dienen te sluiten op het stedenbouwkundig ontwerp van de wijk Steehof. De overige gronden hebben een verkeers- of een groenbestemming. Aangezien de wijzigingsbevoegdheid niet voldoende is om de beoogde ontwikkelingen mogelijk te maken, is gekozen voor een nieuw bestemmingsplan voor het gebied.
Doel
Om de gewenste ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. In dit plan worden de ontwikkelingen getoetst aan de relevante beleidskaders en milieuaspecten. Door middel van dit plan wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkelingen voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt aan de noordzijde van de kern Yerseke, op de grens van de wijk Steehof en de oudere woonbebouwing aan deze zijde van de kern. Het plangebied wordt aan de west- en zuidzijde begrensd door (het verlengde van) de Jan Lievenslaan, aan de noordzijde door de tuinen van de bestaande woningen aan de Stoofstraat en Damstraat en aan de oostzijde door een groenstrook. Zie figuur 1.1 voor de ligging in groter en kleiner verband.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het ter plaatse geldende bestemmingsplan is bestemmingsplan 'Yerseke', vastgesteld op 27 januari 2015. Figuur 1.2 betreft een uitsnede van dit plan.
Figuur 1.2 Uitsnede van het geldende plan
De gronden hebben in het geldende bestemmingsplan 'Yerseke' grotendeels een woonbestemming, waarvan het zuidwestelijk deel, buiten het wijzigingsgebied, is voorzien van een bouwvlak waar bebouwing tot 8 meter hoog mag worden opgericht. In het deel van het plangebied dat een woonbestemming heeft, maar niet voorzien is van een bouwvlak, mogen - behalve aan- of uitbouwen en bijgebouwen - geen gebouwen worden opgericht. Over deze gronden ligt een wijzigingsbevoegdheid, waarmee twee vrijstaande woningen kunnen worden toegestaan, die aan dienen te sluiten op het stedenbouwkundig ontwerp van de wijk Steehof. De overige gronden hebben een verkeers- of een groenbestemming.
De toekomstige ontwikkeling is deels in strijd met het geldende plan, omdat de beoogde woningen en bijbehorende tuinen en erven deels buiten het bouwvlak en in een groen- en verkeersbestemming beoogd zijn. De binnenplanse wijzigingsbevoegdheid biedt onvoldoende mogelijkheden om de beoogde ontwikkelingen te realiseren. Daarom is gekozen voor een nieuw bestemmingsplan voor het gebied.
1.4 Leeswijzer
De opzet van de plantoelichting is als volgt.
- In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het beleidskader.
- In hoofdstuk 3 wordt de bestaande situatie beknopt beschreven.
- In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de visie op het plangebied, waarbij de ontwikkeling wordt beschreven.
- In hoofdstuk 5 zijn de resultaten vermeld van de toetsing aan milieu- en overige aspecten.
- Hoofdstuk 6 bevat de toelichting op de bestemmingsregeling.
- Hoofdstuk 7 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en de procedure.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, agenda Landschap, agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Met de Structuurvisie zet het Rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Een aantal van deze belangen is:
- een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
- ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- efficiënt gebruik van de ondergrond;
- verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Deltawet en de toekomstige Omgevingswet.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen.
Besluit ruimtelijke ordening en ladder duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening is neergelegd dat voor stedelijke ontwikkelingen - waaronder het bouwen van woningen - een onderbouwing in het bestemmingsplan noodzakelijk is. In de toelichting van een bestemmingsplan dat woningbouw mogelijk maakt, moet een onderbouwing worden opgenomen volgens de 'ladder voor duurzame verstedelijking', die ook wel 'duurzaamheidsladder' wordt genoemd. Omdat de ladder duurzame verstedelijking nauw samenhangt met het (regionale) volkshuisvestingbeleid, is de toetsing aan de ladder opgenomen in paragraaf 2.3.
2.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018
Het Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018 geeft de provinciale visie op de toekomstige ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Zeeland. Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. De provincie zet in op ‘van meer naar beter’ en op de verschuiving van ‘het ontwikkelen met kwaliteit naar het ontwikkelen van kwaliteit’.
Woningbouw
Voor woningbouw zijn de volgende beleidslijnen relevant.
- Een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland en met voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop.
- De Provincie Zeeland stelt de Zeeuwse burger en zijn of haar woonwensen centraal. Het is van provinciaal belang dat de regionale woningmarkten in Zeeland goed functioneren; dynamisch zijn, met voldoende nieuwbouw, doorstroming en verandering en van de bestaande woningvoorraad.
- Als gevolg van financieel-economische en demografische veranderingen zijn regionale woningmarktafspraken nodig op basis van nieuw realisme, regionale samenwerking, afstemming en sturing.
- Nieuwbouw van woningen vindt voornamelijk plaats in het bestaand bebouwd gebied, zoals dat op kaarten is begrensd.
- Gemeenten hebben ook een opgave in verbetering van de bestaande woningvoorraad. Verbeteren, veranderen, vernieuwen, vervangen en verminderen (5V's) zijn daarbij de sleutelwoorden. Voor krimpgebieden wordt bezien of ook slooppremies gefinancierd kunnen worden.
Ook op provinciaal niveau is er sprake van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik bij ruimtelijke ontwikkelingen. De provincie hanteert hiervoor de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Dit houdt in dat bij elk ruimtelijk plan de afweging wordt gemaakt of het plan voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, of realisatie kan binnen bestaand gebouwd gebied en – indien dat niet mogelijk is – of de ontwikkellocatie multimodaal ontsloten is of wordt. Ten aanzien van de regionale, intergemeentelijke vraag zijn regionale woningmarktafspraken voor De Bevelanden gemaakt.
Omwille van een zorgvuldige planning verlangt de Provincie een consequente toepassing van de duurzaamheidsladder. In de onderbouwing moeten terugkomen (sterk verkorte weergave):
- 1. De ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag. Hiertoe moet worden getoetst aan de regionale woningmarktafspraken voor De Bevelanden (Agenda Wonen in De Bevelanden 2025).
- 2. Realisatie vindt plaats binnen het bestaand bebouwd gebied in de regio, tenzij dat niet mogelijk is.
- 3. De locatie is of wordt multimodaal ontsloten.
Toetsing beoogde ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling betreft onder andere de bouw van maximaal 4 vrijstaande woningen. Hierdoor neemt het woningaantal met maximaal 4 toe . De locatie valt binnen het bestaand bebouwd gebied. De duurzaamheidsladder wordt in paragraaf 2.3 doorlopen. Voor de toetsing aan de provinciale ladder wordt dan ook verwezen naar deze paragraaf.
Verordening Ruimte Provincie Zeeland
Met de eerste wijziging van maart 2016 zijn in de verordening niet langer relevante bepalingen opgenomen ten aanzien van woningbouw in bestaand stedelijk gebied. De verordening staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
2.3 Regionaal Beleid
Besluit ruimtelijke ordening en ladder duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening is neergelegd dat voor stedelijke ontwikkelingen - waaronder het bouwen van woningen - een onderbouwing in het bestemmingsplan noodzakelijk is. In de toelichting van een bestemmingsplan dat woningbouw mogelijk maakt, moet een onderbouwing worden opgenomen volgens de 'ladder voor duurzame verstedelijking', die ook wel 'duurzaamheidsladder' wordt genoemd.
De hiervoor bedoelde onderbouwing bestaat uit de volgende onderdelen:
- a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
- b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
- c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Toetsing beoogde ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling betreft onder andere de bouw van 4 vrijstaande woningen. Hierdoor neemt het woningaantal in Yerseke met maximaal 4 toe. De SVIR en het Barro bevatten geen concreet beleid voor relatief kleinschalige ontwikkelingen zoals deze. Wel is het doorlopen van de ladder duurzame verstedelijking uit het Bro relevant. De ladder wordt hieronder puntsgewijs doorlopen.
- a. Er is een regionale behoefte aan nieuwe woningen. De regionale woningbouwafspraken zijn opgenomen in de 'Agenda Wonen in De Bevelanden 2025' (zie verder in deze paragraaf). Voor Reimerswaal is in de periode van 2015 tot 2025 een behoefte aan toevoeging van 553 woningen berekend. Circa 85% daarvan (467 woningen) dient binnen een (centrum) dorps woonmilieu gerealiseerd te worden. De beoogde ontwikkeling in Steehof is reeds opgenomen in dez woningbouwplanning als centrum dorps woonmilieu. Uit de behoefteraming o.b.v. WoON2012 blijkt dat de behoefte aan woning in een (centrum)dorps woonmilieu groter is dan het woningbouwprogramma van de gemeenten. Het begoogde plan is een toevoeging aan de woningbouwmarkt in het centrum dorps woonmilieu. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een actuele woningbouwbehoefte binnen de gemeente en regio.
- b. Het projectgebied is in de provinciale structuurvisie aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. Er is in dit geval sprake van herstructurering en intensiever ruimtegebruik op een nu onbebouwde kavel binnen de dorpskern als ook nieuwbouw op een daarvoor aangewezen uitbreidingslocatie (de wijk Steehof). Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking;
- c. Omdat de ontwikkeling voldoet aan stap 2 (ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied) is toetsing aan de derde trede niet noodzakelijk. De locatie wordt overigens passend ontsloten in relatie tot de beoogde ontwikkeling, ook door middel van het openbaar vervoer (zie ook paragraaf 5.5).
Resumerend kan gesteld worden dat de ontwikkeling voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking: de ontwikkeling geeft mede invulling aan de regionale woningbehoefte en deze wordt ingevuld binnen bestaand stedelijk gebied.
Agenda Wonen in De Bevelanden 2025
Als uitwerking van het Omgevingsplan is in 2013 gewerkt aan de regionale woningmarktafspraken binnen de regio 'De Bevelanden'. Op 29 oktober 2013 zijn deze afspraken door de gemeenteraad vastgesteld. De provincie heeft op 17 december 2013 aangegeven de afspraken ten aanzien van de woningbouwplanning te accepteren en aan te wenden bij de toetsing van nieuwe woningbouwinitiatieven. Op 19 mei 2016 is het geactualiseerde afsprakendocument 'Agenda Wonen in de Bevelanden 2025' door de gemeenteraad vastgesteld. Op basis van de actuele bevolkings-/huishoudensprognose is het woningbouwprogramma in dit nieuwe afsprakendocument geactualiseerd.
In de Agenda Wonen zijn 9 kernthema's vastgesteld die de basis vormen voor de woningmarktafspraken. De kernthema's die relevant zijn voor de beoogde ontwikkeling zijn realistische woningbouwproductie, bundeling op basis van de lange termijn behoefte in de markt, kwaliteit voor kwantiteit en monitoring.
Kwalitatieve toetsing
Realistische woningbouwproductie
De kern van deze afspraak is dat de woningbouw gestuurd wordt door demografische ontwikkelingen. Hieruit komt onder andere voort dat er binnen de regio tot 2025 maximaal 3.273 woningen toegevoegd mogen worden. Verder is afgesproken dat gemeenten terughoudend omgaan met nieuwe woningbouwlocaties en er wordt voorrang gegeven aan kwalitatief goede nieuwbouwplannen. De beoogde ontwikkeling voldoet aan deze afspraken. Zo vindt de nieuwbouw van drie woningen plaats op een daarvoor aangewezen nieuwbouwlocatie (de wijk Steehof) en betreft de vierde woning herstructurering van een kavel in overig bestaand stedelijk gebied. Tevens is het project opgenomen op de gemeentelijke planningslijst (en daarmee afgestemd op de nieuwbouwprognose).
Bundeling op basis van de lange termijn behoefte in de markt, de vraagkant dus
Afgesproken is dat terughoudend omgegaan wordt met woningbouwplannen buiten het bestaand bebouwd gebied en dat de inbreidingsmogelijkheden prioriteit krijgen. Woningbouw dient vooral gerealiseerd te worden in de dragende- en groeikernen om de leefbaarheid en het draagvlak voor voorzieningen te waarborgen. De beoogde nieuwbouw vindt plaats binnen een dragende kern. Zodoende is de ontwikkeling in lijn met deze woningmarktafspraak.
Kwaliteit voor kwantiteit
De groei binnen de Bevelanden is bescheiden en vraagt om specifieke woningbouwproducten. Zo ontstaat het onderscheid tussen kansarme en kansrijke producten. Een voorbeeld van de laatste categorie zijn bijvoorbeeld ruime grondgebonden woningen op relatief ruime kavels in een (buiten)centrumstedelijk milieu. Het grootste deel van de beoogde ontwikkeling bestaat uit dergelijke woningen. Om die reden wordt het initiatief kansrijk geacht.
Monitoring
Jaarlijks wordt de gerealiseerde en geplande woningbouw in de monitor geactualiseerd en in het Platform De Bevelanden vastgesteld. Vervolgens wordt deze ter beschikking gesteld aan de provincie Zeeland, ter kennisname. De monitor wordt zo een instrument voor De Bevelanden om te sturen op de juiste hoeveelheid en kwaliteit van nieuwbouwplannen. Het voorliggende nieuwbouwproject zal opgenomen worden in deze monitor.
Toetsing beoogde ontwikkeling
Naast de 9 kernthema's is de benodigde netto toevoeging van woningen voor De Bevelanden vastgesteld, die niet mag worden overschreden. Ten aanzien van het initiatief wordt het volgende geconcludeerd.
De woningbouwbehoefte en het daaruit volgende aantal toegestane nieuwe woningen (553) is eerder in deze paragraaf toegelicht. Tot 2025 staan er inmiddels 597 woningen op de gemeentelijke planningslijst. Volgens de planningslijst zijn er onder andere 60 woningen opgenomen op de projectlocatie Steehof. De 4 woningen uit het beoogde project maken deel uit van deze projectlocatie en maken geen aanspraak op de restcapaciteit. Het project is hiermee opgenomen in de regionale woningbouwplanning.
2.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen
In deze structuurvisie is het gemeentelijke wensbeeld van de kernen en bedrijventerreinen van Reimerswaal vastgelegd. De volgende daarin opgenomen beleidsitems zijn voor voorliggende ontwikkeling van belang.
Beleidsvisie wonen algemeen
Ten aanzien van wonen is het beleid gericht op ’lokaal wonen en leven’: met woningbouw inspelen op lokale behoeften en gericht op het versterken van de kwaliteiten van de kern. De gemeente wil de leefbaarheid en kwaliteit van de woonkernen (aantrekkelijke woon- en leefomgeving) verder versterken door:
- het versterken van de diversiteit aan (woon-)culturen en woonmilieus tussen de dorpskernen, versterken van de kernkwaliteiten;
- het afstemmen van de woningvoorraad en de woningbouw op de lokale behoefte (per kern): zowel kwantitatief = het juiste aantal, als kwalitatief = het juiste type voor de doelgroep;
- het inzetten van woningbouw om ruimtelijke aandachtslocaties en herstructureringsgebieden aan te pakken;
- het realiseren van bijzondere woonprojecten voor specifieke doelgroepen.
Ten aanzien van woningbouwprojecten gelden hierbij de volgende aandachtspunten.
- Behoud dorpskarakter van de kernen, door behoud en ontwikkeling van kwalitatief groen in en aan de randen van de kernen.
- Zorgen voor kwalitatief goede huisvesting voor eenpersoonshuishoudens, starters, ouderen, ‘nieuwe Zeeuwen’ en permanente arbeidsmigranten.
- Dit kan zowel binnen de bestaande voorraad als in nieuwbouwwoningen, afhankelijk van de bestaande voorraad en de behoefte per kern.
Beleidsvisie kern Yerseke
Voor Yerseke, evenals voor alle andere kernen van de gemeente Reimerswaal, zijn de ruimtelijke projecten, ontwikkelingen en hoofdstructuren weergegeven op een kaartbeeld. In figuur 2.1 is een uitsnede van de beleidskaart voor Yerseke opgenomen.
Figuur 2.1 Uitsnede beleidskaartbeeld Yerseke
Gestreefd wordt naar het optimaliseren van het woon- en leefklimaat en naar het versterken van de kwaliteit van het wonen in Yerseke door het beter afstemmen van de woningbouw op de behoeften en het verbeteren van de zwakke delen van de woningvoorraad door herstructurering. Hierbij wordt prioriteit gegeven aan inbreiding en aan herstructurering van bestaande woongebieden boven nieuwe uitleglocaties, zodat ook gewerkt kan worden aan de ruimtelijke kwaliteit in de bestaande woningvoorraad. Er wordt primair ingezet op de herstructurering van de ruimtelijke aandachtsgebieden en op de afronding van de woonwijk ‘Steehof’.
Toetsing beoogde ontwikkeling
Het plangebied ligt grotendeels in de wijk Steehof. Het bouwen van drie vrijstaande woningen op deze locatie draagt bij aan het afronden van deze woonwijk. De beoogde woning aan de Stoofstraat betreft intensiever ruimtegebruik in een bestaande woonwijk. De wadi zal een natuurlijke overgang vormen tussen de twee wijken en de langzaamverkeerverbinding vormt een nieuwe verbinding tussen de twee wijken. De beoogde ontwikkelingen dragen daarmee bij aan het optimaliseren van het woon- en leefklimaat in Yerseke en zijn in lijn met de gemeentelijke structuurvisie.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling maakt deel uit van het afronden van de wijk Steehof en het intensiveren van het ruimtegebruik in een bestaande woonwijk, en is daarmee in lijn met de gemeentelijke structuurvisie.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie Plangebied
3.1 Bestaande Situatie Plangebied
Het plangebied ligt op de grens van de woonwijk Steehof en de oudere bebouwing aan de noordzijde van de kern Yerseke, tussen de Jan Lievenslaan en de Stoofstraat. Het zuidelijk deel bestaat uit grasland met enkele jonge (fruit)boompjes. Het noordelijk deel is grotendeels in gebruik als (moes)tuin bij de woningen aan de Stoofstraat. Door het plangebied loopt een secundaire watergang, voorzien van een groene afscherming, die het noordelijk deel van het zuidelijk deel scheidt en als het ware de grens vormt tussen de wijk Steehof en de oudere bebouwing aan deze zijde van de kern. Het plangebied wordt omringd door groenelementen, de vrijstaande woningen van de wijk Steehof en de tuinen van de vrijstaande en rijwoningen aan de Stoofstraat en Damstraat. Figuur 3.1 geeft een impressie van de huidige situatie.
Figuur 3.1 Impressie van de huidige situatie van het plangebied
3.2 Wonen
Yerseke is een van de zeven woonkernen van Reimerswaal. De uitbreiding van de woningvoorraad in de kern Yerseke heeft in de afgelopen jaren plaatsgevonden in Steehof en Yerseke-West. Ook de komende jaren worden in Steehof nog woningen gebouwd. De drie beoogde woningen aan de Jan Lievenslaan zijn hier een voorbeeld van. Daarnaast zal via het spoor van inbreiding een bijdrage geleverd worden aan het voorzien in de woningbehoefte voor de komende jaren. De beoogde woning aan de Stoofstraat is hier een voorbeeld van. In de huidige situatie heeft het plangebied ook grotendeels een woonbestemming, maar mag alleen in het zuidwestelijk deel ook daadwerkelijk gebouwd worden.
3.3 Bedrijvigheid En Andere Economische Aspecten
Bedrijven
In het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd. De dichtstbijzijnde bedrijvigheid betreft het bedrijventerrein 'Burenpolder', dat zich op ca. 200 meter ten oosten van het plangebied bevindt.
Detailhandel en commerciële voorzieningen
Detailhandel en overige voorzieningen zijn niet in de nabijheid van de locatie gesitueerd, maar ca. 850 meter in zuid-oostelijke richting in het centrumgebied van de kern. Op 20 meter ten noorden van het plangebied bevindt zich de horecavoorziening 'Café 't Veerhuis'.
3.4 Verkeer En Vervoer
Ontsluiting
De hoofdontsluiting van Yerseke vindt plaats via de Molendijk, Havendijk, Damstraat, Dam en Postweg. De noordzijde van het plangebied is vanaf de Dam via de Stoofstraat te bereiken. De zuidzijde van het plangebied sluit via de Jan Lievenslaan, Ferdinand Bollaan, Steeweg en Damstraat aan op de Dam en via de Jan Lievenslaan, Ferdinand Bollaan, Steeweg, Molenlaan, Marijkelaan, Langeville en Welleweg op de Molendijk.
Parkeren
Parkeren vindt voornamelijk plaats op eigen terrein. Aanvullend zijn aan de Stoofstraat tevens openbare parkeerplaatsen aanwezig. Aan de nabij gelegen Damstraat zijn voornamelijk parkeerplaatsen in de vorm van langsparkeren gelegen. Ook is er een parkeerterreintje naast de woning op Damstraat 171.
Openbaar vervoer
Aan de noordzijde van het plangebied staat op ca. 40 m een bushalte aan de Dam. Vanaf deze halte gaan bussen richting Goes en Wemeldinge. Deze bushalte is nu alleen vanaf de noordzijde van het plangebied bereikbaar. De langzaamverkeerverbinding zal de bushalte voor het gehele plangebied bereikbaar maken. Met de bus zijn de nabij gelegen treinstations Goes en Kruiningen-Yerseke te bereiken. Het station Kruiningen-Yerseke ligt ca. 4 km ten zuiden van het plangebied.
3.5 Ondergrondse Infrastructuur
Analyse
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden, ofwel de belemmeringzones. Planologisch relevante leidingen zijn:
- leidingen die onder het Bevb vallen;
- leidingen met een (boven)regionale transportfunctie of buisleidingen die op een andere manier risico's met zich meebrengen voor mens of leefomgeving wanneer deze beschadigd raken. Dit zijn bijvoorbeeld gasleidingen (<1600 kPa), elektriciteits-, afval-, water- en rioolwaterleidingen maar ook leidingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen die deel uitmaken van een inrichting.
Toetsing
Door het plangebied loopt een watertransportleiding PVC 315 mm van DELTA/Evides. Deze ligt onder zakelijk recht in een strook evenwijdig aan de huidige sloot. Deze strook blijft in de nieuwe situatie intact als schouwstrook/groenstrook langs de sloot en aan te leggen wadi. Verder zijn binnen het plangebied en in de directe omgeving geen planologisch relevante buisluidingen, hoogspanningsverbindigen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
3.6 Landschap, Natuur En Ecologie
Analyse
Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd natuurgebied (Natura 2000-gebied), zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Het Natura 2000-gebied Oosterschelde ligt op circa 120 meter ten noorden van de locatie. Binnen de locatie zijn thans geen te beschermen natuurwaarden aanwezig. Daarnaast zijn ook geen specifieke landschapswaarden aanwezig die planologische bescherming behoeven.
Toetsing
Binnen het bestemmingsplan wordt woningbouw mogelijk gemaakt. De toetsing en beoordeling op natuuraspecten vindt plaats in hoofdstuk 5.7.
3.7 Waterhuishouding
Analyse
Door het plangebied loopt een secundaire watergang met bijbehorende onderhoudszone. Op 40 meter ten noorden van het plangebied ligt een primaire waterkering. Het plangebied ligt grotendeels in beschermingszone B van deze waterkering.
Toetsing
Voor de toetsing wordt verwezen naar paragraaf 5.9.
3.8 Leefbaarheid En Veiligheid
Analyse
Uitgangspunt van de gemeente is de sociale en maatschappelijke samenhang en leefbaarheid in dorpen te bevorderen. Zorgen voor aantrekkelijke plekken waar burgers elkaar kunnen ontmoeten is daar een voorbeeld van. Het bevorderen van sociale en maatschappelijke samenhang en leefbaarheid raakt ook andere sectoren als wonen, ruimtelijke ordening, integratiebeleid, veiligheid en economie.
Leefbaarheid laat zich definiëren als: het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) diensten. Goed toegankelijke - aanpasbare of aangepaste - woningen, betaalbare en bereikbare diensten en voorzieningen en een veilige, toegankelijke openbare ruimte bepalen de sociale en maatschappelijke samenhang en een goede leefomgeving.
Externe veiligheid
De toetsing van het project aan Bevi en externe veiligheid wordt in hoofdstuk 5 in beeld gebracht (zie paragraaf 5.8).
Fysieke veiligheid
In en nabij het plangebied zijn geen fysiek onveilige bedrijven gevestigd. Toetsing vindt plaats in paragraaf 5.2 en 5.8.
Sociale veiligheid
De sociale veiligheid in het plangebied en omgeving vormt in de huidige situatie geen aandachtspunt. In de toekomstige situatie verbetert deze vanwege de verdichting binnen het plangebied. Hierdoor is er namelijk meer sociale controle mogelijk.
Toetsing
De bouw van de woningen heeft geen invloed op de maatschappelijke samenhang. De sociale veiligheid neemt door de verdichting wel toe: er is meer sociale controle mogelijk.
Hoofdstuk 4 Visie Op Het Plangebied/beoogde Ontwikkeling
4.1 Beoogde Ontwikkeling
De beoogde ontwikkeling voorziet in het realiseren van één vrijstaande woning aan de Stoofstraat en twee vrijstaande of één vrijstaande en twee twee-onder-eenkapwoningen aan de Jan Lievenslaan. De woningen worden gerealiseerd op ruime kavels en worden maximaal 8 meter hoog. De schaal en oriëntatie van de bebouwing is in overeenstemming met de omgeving, waar overwegend grondgebonden woningen voorkomen.
Tevens wordt een langzaamverkeersverbinding gerealiseerd, die de wijk Steehof met de Stoofstraat/Dam verbindt. De bestaande watergang wordt deels gedempt. Ter compensatie hiervan wordt een groenzone met een wadi gerealiseerd, inmiddels heeft afstemming met het waterschap plaatsgevonden.
De beoogde ontwikkeling zorgt ervoor dat de ruimtelijke structuur van het plangebied beter aan zal sluiten bij de omgeving. De ruimtelijke kwaliteit neemt hierdoor toe ten opzichte van de huidige situatie.
4.2 Bedrijven
De beoogde ontwikkeling gaat niet uit van realisatie van bedrijfsfuncties.
4.3 Verkeer En Parkeren
Onderdeel van de beoogde ontwikkeling is het realiseren van een langzaamverkeerverbinding tussen de Jan Lievenslaan en de Stoofstraat. De bereikbaarheid van de wijk Steehof voor langzaam verkeer zal hierdoor verbeteren. Deze verbinding heeft geen grote gevolgen voor de bestaande verkeersstructuur.
De woning aan de noordzijde van het plangebied zal via een verbrede aanzet van de langzaamverkeerverbinding éénzijdig worden ontsloten op de Stoofstraat; de drie woningen aan de zuidzijde zullen worden ontsloten op de Jan Lievenslaan. Er wordt gebruik gemaakt van de bestaande verkeersstructuur.
Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Er worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd en de ontwikkeling zorgt niet voor problemen ten aanzien van de doorstroming. Zie ook paragraaf 5.5.
4.4 Groen/natuur
De bestaande jonge (fruit)boompjes zullen ten behoeve van de beoogde ontwikkeling worden gerooid. Een deel van de kavels wordt ingericht als tuin en krijgt dus een groenfunctie. De bestaande watergang wordt deels gedempt. Ter compensatie hiervan wordt een groenzone met een wadi gerealiseerd, die behalve een waterbergende functie ook groenblauwe kwaliteit aan het gebied toevoegt.
4.5 Water
Voor informatie ten aanzien van dit aspect wordt verwezen naar paragraaf 5.9.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Andere Aspecten
In dit hoofdstuk komen de uitkomsten van het uitgevoerde onderzoek naar milieuaspecten en andere aspecten aan de orde.
5.1 Archeologie En Cultuurhistorie
5.1.1 Archeologie
Toetsingskader
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid ten aanzien van archeologie is vastgelegd in de Nota Provinciaal Cultuurbeleid 2017-2020. Het toetsingskader is overgenomen in het herziene Omgevingsplan. Het toetsingskader wordt verder bepaald door het volgende:
- Archeologische waarden zijn vastgelegd op de AMK (Archeologische Monumenten Kaart).
- Op de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarden) zijn de trefkansen (laag, middelhoog en hoog) opgenomen.
- Archis2 is de nationale database voor archeologische vindplaatsen.
- Het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) vormt de Zeeuwse database.
Gemeentelijk beleid
Door de 9 gemeenten in Zuid-Beveland, Tholen en Zeeuws-Vlaanderen is archeologiebeleid opgesteld. Het gemeentelijk archeologiebeleid voor Reimerswaal is vastgelegd in de nota Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal:
- deel A: Beleidsnota archeologie;
- deel B: Toelichting beleidskaart, 30-06-2011.
In het beleid (vastgesteld op 22 november 2011) zijn de archeologische verwachting en bekende vindplaatsen en archeologische monumenten vastgelegd. In dit wijzigingsplan zijn de in het beleid geformuleerde uitgangspunten vertaald.
Het grootste deel van de bodemingrepen vindt plaats in de bovenste laag van het bodemarchief (maatregelenkaart in lagen, kaartlaag I, Walcheren). Deze laag is veelal maatgevend. Bij vergunningaanvragen voor diepere bodemingrepen wordt door de bevoegde overheidsinstantie vastgelegd of met de ingreep de diepere lagen (lagen 2 Hollandveen, laag 3 Wormer en laag 4 Pleistoceen) worden geraakt. Op basis van het beleid gelden voor kaartlaag 1 (Walcheren) de volgende categorieën.
Tabel 5.1 Archeologische verwachtingswaarden
Maatregelcategorie | Verwachtingswaarde | Onderzoeksverplichting | Bestemmingsregeling |
categorie 1 | wettelijk beschermd monument | wettelijke bescherming | - |
categorie 2 | terreinen van archeologische waarde | 50 m2 en 40 cm | WR - A - 1 |
categorie 3 | gewaardeerde stads-/ dorpskern | 50 m2 en 40 cm | WR - A - 1 |
categorie 4 | hoge verwachting | 250 m2 en 40 cm | WR - A - 2 |
categorie 5 | gematigde verwachting | 500 m2 en 40 cm | WR - A - 3 |
categorie 6 | lage verwachting | 2.500 m2 en 40 cm | WR - A - 4 |
categorie 7 | waterbodem | 500 m2 en 40 cm | WR - A - 3 |
categorie 8 | geen verwachting | - | - |
De waarden onder 'onderzoeksverplichting' betreffen respectievelijk de oppervlakte van de bodemingreep in m² en de diepte van de bodemingreep in cm beneden het maaiveld.
* WR - A staat voor Waarde - Archeologie
Onderzoek
Voor de wijk Steehof is in 2010 een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd, dat is opgenomen in bijlage 1. Het zuidwestelijk deel van het plangebied is hier in onderzocht. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is in 2013 voor het overige deel van het plangebied een archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2).
Resultaten onderzoek Steehofzijde
Uit dit onderzoek blijkt dat voor het onderzoeksgebied gesproken dient te worden van een behoudenswaardige vindplaats. De veelheid aan sporen, in combinatie met de aanwezigheid en loop van de oude grachten, geven namelijk een sterke indicatie voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats binnen het volledige onderzoeksgebied. Door de kenmerkende beperkingen opgelegd door een proefsleuvenonderzoek is het niet mogelijk om meer diepgaande uitspraken te doen omtrent het aanzicht en de uitgestrektheid van de vindplaats. Mogelijk vormen de aangetroffen grachten de afbakening van een nederzetting.
Indien behoud in situ niet mogelijk blijkt te zijn, dan dringt een vervolgonderzoek zich op. Het huidige
proefsleuvenonderzoek heeft in beperkte mate een blik kunnen werpen op de ondergrond. De resultaten bieden echter weinig houvast om uitspraken te kunnen doen over de archeologische waarde van het centrale deel van het terrein. De interpretatie van de reeds aangetroffen sporen is uiteindelijk ook hiervan afhankelijk. Een eventueel aanvullend proefsleuvenonderzoek zou zich moeten richten op het centrale deel van het terrein, op de verificatie van de hypotheses (neerhofgracht, overstromingsgeul,…) en eventueel op de aanwezigheid van een ouder sporenvlak.
Resultaten onderzoek Stoofstraatzijde
Op basis van het bureauonderzoek kunnen archeologische resten in dit deel van het plangebied verwacht worden vanaf de Late IIzertijd tot de Vroege Middeleeuwen indien de top van het Hollandveen intact is en vanaf de Middeleeuwen indien de resten door latere verstoringen niet zijn geërodeerd. Omdat in de omgeving diverse vindplaatsen bekend zijn, een deel van het plangebied deel uitmaakt van een terrein van hoge archeologische waarde vanwege de vermoedelijke ligging van een vliedberg met voorhof of andersoortige bewoning uit de Middeleeuwen en omdat uit vooronderzoek is gebleken dat er mogelijk een bewoningsniveau aanwezig is of zelfs sprake kan zijn van een (afgegraven) vliedberg, is de verwachting op resten uit de (Late) Middeleeuwen hoog.
Uit het booronderzoek en visuele inspectie is echter gebleken dat eventuele archeologische waarden die bijvoorbeeld in verband worden gebracht met het AMK-terrein, niet meer aanwezig zijn door latere natuurlijke of antropogene verstoringen. Het archeologisch materiaal dat in het vooronderzoek en het huidige booronderzoek werd aangetrolfen, wordt in verband gebracht met off site materiaal en relateert niet aan een vindplaats ter plaatse van het plangebied. Het Hollandveen lijkt niet intact aanwezig te zijn, zodat vindplaatsen uit een vroegere periode ook niet verwacht worden.
Op basis van het voorgaande oordeelt Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland in haar advies (bijlage 3) echter dat aanvullend onderzoek in dit deel van het plangebied niet noodzakelijk is indien er geen diepreikende verstoringen (dieper dan 3,30 meter onder het maaiveld) plaats zullen vinden. Om die reden is er in het voorliggende bestemmingsplan een archeologische dubbelbestemming opgenomen ter plaatse van dit deel van het plangebied.
Conclusie
Het aspect archeologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg mits er geen verstoringen dieper dan 3,30 onder het maaiveld plaatsvinden. Daarvoor is een dubbelbestemming opgenomen en in dat geval is verder onderzoek noodzakelijk. Het is echter niet uit te sluiten dat ondanks de vrijstelling van archeologisch onderzoek, toch relevante archeologische sporen en vondsten in de bodem verborgen zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de toekomstige graafwerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
5.1.2 Cultuurhistorie
Analyse
De cultuurhistorische waarden zijn aangegeven op de kaart CHS (Cultuurhistorische hoofdstructuur) van de provincie. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen waardevolle objecten (onder andere rijksmonumenten) en waardevolle gebieden (onder andere Nationale Landschappen).
Onderzoek en conclusie
Uit onderzoek blijkt dat er binnen het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle objecten of landschappen aanwezig zijn. Dit aspect staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
5.2 Milieuhinder
5.2.1 Milieuhinder bedrijvigheid
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Onderzoek
Het bestemmingsplan voorziet onder andere in de realisatie van vier woningen. In de directe omgeving van het plangebied zijn met name woonfuncties aanwezig. Vanwege de afstand tot het centrum en bedrijfsfuncties kan het gebied op basis van de VNG-publicatie gezien worden als 'rustige woonwijk'. Op circa 20 m ten noorden van het plangebied is Café “t Veerhuis gelegen. Overeenkomstig de VNG-publicatie geldt voor een café een richtafstand van 10 m ten opzichte van een gemengd gebied. Aan deze richtafstand wordt voldaan. Circa 200 m ten oosten van het plangebied is bedrijventerrein Burenpolder gelegen. Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan worden ter plaatse bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 m. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan.
Verder zijn in de omgeving geen bedrijven aanwezig die van invloed zijn op de milieusituatie in het plangebied, of die in hun bedrijfsvoering worden beperkt door de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
Ter plaatse van de beoogde woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
5.2.2 Geluid
Het bestemmingsplan voorziet in één nieuwe woning aan de Stoofstraat en drie nieuwe woningen aan de Jan Lievenslaan. Een woning is op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) een geluidsgevoelige functie waarvoor, indien gelegen binnen de geluidszone van een (spoor)weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De locatie ligt niet binnen wettelijke geluidszones van gezoneerde wegen of spoorwegen. De Jan Lievenslaan en Stoofstraat zijn 30 km/u-wegen en zijn daarom op grond van de Wgh niet gezoneerd.
Onderzoek en conclusie
De Stoofstraat en Jan Lievenslaan trekken geen verkeer met een doorgaande functie aan. Deze wegen dienen voornamelijk voor ontsluiting van de aanliggende woningen. De geluidbelasting van het verkeer op de Stoofstraat en Jan Lievenslaan is daarmee dusdanig laag dat een geluidonderzoek niet doelmatig is. Deze wegen zijn daarom akoestisch niet relevant. Onderzoek naar wegverkeerslawaai is niet noodzakelijk.
5.3 Bodemkwaliteit
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
Door ATKB is in 2012 een bodemonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de ontwikkelingen in de wijk Steehof (bijlage 4). Door Mitec is in 2015 vervolgens een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het overige deel van het plangebied (bijlage 5), hier heeft RUD Zeeland een conclusie aan verbonden (bijlage 6).
Resultaten onderzoek Steehofzijde
Uit de resultaten van het bodemonderzoek blijkt dat de bovengrond alleen in lichte mate verontreinigd is met bestrijdingsmiddelen, zink en PCB. De ondergrond bevat slechts een lichte verontreiniging met PCB. Het grondwater bevat een van nature verhoogd gehalte aan barium en een zeer lichte verhoging aan xylenen. Deze verontreinigingen vormen geen belemmering voor het toekomstig gebruik (wonen met tuin).
De voor de locatie gehanteerde onderzoekshypothese 'verdacht voor lichte bodemverontreiniging met bestrijdingsmiddelen In de grond' is bevestigd. Nader onderzoek met een gewijzigde onderzoekshypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht aangezien de aangetroffen gehalten van de verschillende stoffen in de grond en in het grondwater dermate gering zijn. De locatie wordt geschikt geacht voor het toekomstige gebruik (wonen met tuin).
Resultaten onderzoek Stoofstraatzijde(verkennend bodemonderzoek MITEC 2015)
Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de bovengrond van het te ontwikkelen perceel in het geheel in sterke mate verontreinigd is met bestrijdingsmiddelen. Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming waardoor er bij nieuwbouw sanerende maatregelen noodzakelijk zijn. Saneren kan middels een afdeklaag worden gerealiseerd waarbij de contactmogelijkheden worden voorkomen. Ook kan de verontreiniging worden ontgraven en worden afvoeren Voor beide varianten kan de sanering plaatvinden middels een BUS procedure waarbij saneren wordt ingepast op de nieuwe ontwikkelingen
Conclusie en maatregelen
Uit het bodemonderzoek is gebleken dat ter plaatse van de beoogde woning aan de Stoofstraat sprake is van een verontreiniging met bestrijdingsmiddelen boven de interventiewaarde. Derhalve is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De eigenaar van de betreffende gronden, zal deze, nadat het bestemmingsplan van kracht is geworden, volgens een door de provincie goedgekeurd saneringsplan of BUS-melding in de categorie immobiel laten saneren. De bodemsanering is opgenomen als voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan.De bodemkwaliteit van de overige gronden is geschikt voor het beoogde gebruik.
In het algemeen geldt dat, indien ter plaatse van het plangebied grond wordt afgevoerd, hierbij rekening dient te worden gehouden met de daarop van toepassing zijnde regelgeving van onder meer de Wet bodembescherming en het Besluit Bodemkwaliteit. De vrijkomende grond is buiten de onderzoekslocatie niet zonder meer herbruikbaar.
5.4 Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 5.6 Relevante luchtkwaliteitsnormen
stof | toetsing van | grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | maximaal 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2/µgm3);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.
Onderzoek en conclusie
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van vier woningen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving, en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de A58. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
5.5 Verkeer En Parkeren
Ontsluiting
De woning aan de Stoofstraat wordt ontsloten via de Dam naar de doorgaande wegen. De 3 nieuwe woningen aan de Jan Lievenslaan worden in zuidelijke richting ontsloten via de Ferdinand Bollaan, Steeweg naar de Damstraat en de Dam. Via deze westelijke ontsluiting van Yerseke worden onder andere Kapelle en Goes bereikt. Via de Ferdinand Bollaan, Steeweg, Molenlaan, Marijkelaan, Langeville en Welleweg wordt ontsloten ten zuidwesten van Yerseke op de Molendijk. Van hieruit is de A58 te bereiken.
De wegen rondom het plangebied kennen een snelheidsregime van 30 km/u en zijn volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig ingericht, voornamelijk verblijfsgebied. Fietsers maken hier gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerd verkeer. Direct aan de noordzijde van het plangebied is, aan de Dam, een bushalte aanwezig. Hier halteren bussen in de richting van Goes en Wemeldinge.
Verkeersgeneratie en afwikkeling
Binnen het plangebied worden 4 vrijstaande woningen mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt in de gemeente Reimerswaal, een niet stedelijke gemeente, in de rest van de bebouwde kom van de kern Yerseke. Op basis van het autobezit in deze gemeente, worden hiervoor gemiddelde kencijfers gehanteerd uit publicatie 317 van het CROW (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, 2012). Voor een vrijstaande woning geldt een verkeersgeneratie van 8,2 mvt/etmaal per woning. Dit leidt tot een verkeersgeneratie van 25 mvt/etmaal voor de 3 woningen die ten zuiden van het plangebied ontsluiten. De woning in de Stoofstraat genereert 8,2 mvt/etmaal. Deze beperkte toename zal opgaan in het huidige verkeersbeeld.
Parkeren
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte worden dezelfde uitgangspunten gehanteerd als voor de berekening van de verkeersgeneratie. De parkeerbehoefte per vrijstaande woning bedraagt 2,3 parkeerplaatsen. Dit leidt tot een totale parkeerbehoefte van 7 parkeerplaatsen bij de zuidelijk gelegen woningen aan de Jan Lievenslaan. De woning aan de Stoofstraat kent een parkeernorm van 2,3 = 3 parkeerplaatsen. In de voorontwerpen is rekening gehouden met het parkeren op eigen terrein. Aan de Stoofstraat zijn tevens openbare parkeerplaatsen aanwezig. Aan de nabij gelegen Damstraat zijn voornamelijk parkeerplaatsen in de vorm van langsparkeren gelegen. Door het parkeren op eigen terrein is de parkeerbehoefte in de openbare ruimte zeer beperkt.
Conclusie
De bereikbaarheid van de planlocatie is goed. De nieuwe ontwikkelingen hebben weinig effect op de verkeersintensiteiten en de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte wordt voornamelijk voorzien op eigen terrein en beperkt op de reeds gelegen openbare parkeerplaatsen. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.
5.6 Afval
De Afvalstoffenwet en het daaruit afgeleide Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP) stuurt aan op afvalvermindering, betere afvalscheiding en hergebruik. Binnen de gemeente worden veel voorzieningen aangeboden waardoor het voor de burgers gemakkelijker wordt om hun afval gescheiden aan te bieden. Een deel van de voorzieningen wordt geplaatst in de openbare ruimte, denk hierbij aan glasbakken en textielbakken.
Een deel van de voorzieningen staat bij de burgers thuis en hiervoor dient dus ruimte in de woning, de berging of binnen het perceel aanwezig te zijn. Het afval zal gescheiden opgehaald worden door de reinigingsdienst.
5.7 Ecologie
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
In de huidige situatie is het plangebied deels in gebruik als (moes)tuin en bestaat het overige deel uit grasland met enkele jonge (fruit)boompjes. Door het plangebied loopt tevens een watergang.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van drie woningen aan de Jan Lievenslaan en één woning aan de Stoofstraat. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
- bouwrijp maken;
- bouwwerkzaamheden;
- rooien van beplanting;
- dempen van watergang.
- aanleg van wadi en groenstrook
Normstelling
Provinciale Verordening
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS) is in Zeeland door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Omgevingsplan Zeeland en valt onder de noemer Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). In het Omgevingsplan staan ook de spelregels hoe om te gaan met het NNZ. De wijzigingen van de begrenzing worden door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Natuurbeheerplan Zeeland. Het plan wordt jaarlijks geactualiseerd.
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang;
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit plan van belang, omdat bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Hetzelfde geldt voor de ecologische doelen van de beschermde natuurmonumenten (b), voor zover deze gebieden niet overlappen met Natura 2000.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval als significant negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten.
Nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb)
Met de nieuwe Wet natuurbescherming worden de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet geïntegreerd. Ten aanzien van het thema gebiedsbescherming verandert er weinig ten opzichte van de huidige situatie (Beschermde natuurmonumenten verliezen hun wettelijke beschermingsstatus en worden na 1 januari beschermd via het ruimtelijk spoor als onderdeel van het NNN). Op het gebied van soortbescherming zijn de veranderingen wel ingrijpend, met onder meer soorten die hun bescherming verliezen, dan wel voor het eerst verkrijgen en een verschuiving van het bevoegd gezag van het ministerie van EZ naar de afzonderlijke provincies. Deze provincies kunnen bovendien vrijstelling verlenen voor beschermde soorten. In de provincie Zuid-Holland zal voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling geleden voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Deze lijst zal in Zeeland ongeveer vergelijkbaar met de huidige “Tabel 1-soorten”, dus de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er overigens geen beleidsruimte en blijft de bescherming onveranderd.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 of Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). De afstand tot het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied bedraagt circa 120 m en betreft de Oosterschelde. Het dichtstbijzijnde gebied dat deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Zeeland ligt op circa 120 m afstand en betreft tevens de Oosterschelde. Daarnaast is op 125 meter ten westen van het plangebied het dorpsbos Yerseke gelegen, dat ook tot het Natuurnetwerk behoort. Op ruim 500 meter afstand vanaf het plangebied is het dichtstbijzijnde weidevogelgebied gelegen. Zie figuur 5.1 en 5.2.
Figuur 5.1: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000-gebieden (bron: geo-loket provincie Zeeland)
Figuur 5.2: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. NNZ (bron: geo-loket provincie Zeeland)
Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen ook effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten. Qua stikstofdepositie geneert het plan geen problemen voor Natura 2000. De realisatie van vier woningen zal niet leiden tot een meetbare toename in stikstofdepositie ter plaatse van Natura 2000-gebieden Oosterschelde en Yerseke Kapelse Moer. De Natuurbeschermingswet 1998, de nieuwe Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied en algemene ecologische kennis.
In de huidige situatie bestaat het terrein uit een moestuin en grasland. Gezien het ontbreken aan geschikte gebouwen en bomen, zal het plangebied niet van grote betekenis zijn voor de vleermuis. De fruitboompjes in het plangebied zijn ongeschikt als verblijfplaats voor vleermuizen of als nestlocatie voor vogelsoorten van jaarrond beschermde nesten. Mogelijk fungeert het gebied als marginaal foerageergebied voor de vleermuis, in de nabije omgeving is voldoende alternatief foerageergebied aanwezig. Negatieve effecten op vleermuizen en vogels met jaarrond beschermde nesten kunnen worden uitgesloten. Er zijn daarnaast geen waarnemingen van vleermuizen in nabijheid van het plangebied.
Aangezien het grasland en de moestuin intensief worden beheerd, kan het voorkomen van beschermde vaatplanten worden uitgesloten. Het terrein is daarnaast ongeschikt voor matig tot strikt beschermde grondgebonden zoogdiersoorten als de steenmarter. Hoogstwaarschijnlijk biedt het plangebied leefgebied aan algemeen voorkomende soorten als veldmuis of mol. De watergang die door het plangebied loopt biedt leefgebied aan algemeen voorkomende soorten als bruine kikker en gewone pad. De watergang is door het steile talud weinig geschikt als voortplantingsplaats. Strikter beschermde amfibiesoorten worden op grond van verspreidingsgegevens en het huidige biotoop niet verwacht. Overige beschermde soort(groep)en als reptielen en ongewervelden kunnen door het ontbreken aan geschikt biotoop en op basis van verspreidingsgegevens worden uitgesloten. Het dempen van de watergang zal niet leiden tot negatieve effecten op matig tot strikt beschermde soorten.
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier-of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Het plan voorziet in de realisering van vier woningen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. De bouw van de woningen kunnen leiden tot verstoring door trillingen, licht en geluid.
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden op grond van de Ffw. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
Gezien de bovenstaande conclusies staat de Flora- en faunawet, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
5.8 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
Uit de professionele risicokaart (https//nederlandprof.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen en dat geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Ten minste drie werkdagen voor de aanvang van graafwerkzaamheden niet een Klic-melding te worden gedaan.
5.9 Waterparagraaf
Beleid
Voor ruimtelijke plannen dient met de watertoets aangetoond te worden dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor de waterkwaliteit. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het waterschap Scheldestromen, waar het plangebied binnen valt maakt gebruik van een watertoetstabel. Hieruit moet blijken of de beoogde functiewijziging strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen.
Toetsing
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met het waterschap. De vereiste waterparagraaf is als bijlage 7 opgenomen.
Conclusie
Vanwege het dempen van de secundaire watergang is een vergunning op basis van de Keur noodzakelijk. Ter compensatie van de toename van verharding en dempen van de watergang wordt een Wadi aangelegd. Voor beide ingrepen wordt nader overleg gevoerd met het waterschap.
5.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones). Planologisch relevante leidingen zijn:
- leidingen die onder het Bevb vallen;
- leidingen met een (boven)regionale transportfunctie of buisleidingen die op een andere manier risico's met zich meebrengen voor mens of leefomgeving wanneer deze beschadigd raken. Dit zijn bijvoorbeeld gasleidingen (<1600 kPa), elektriciteits-, afval-, water- en rioolwaterleidingen maar ook leidingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen die deel uitmaken van een inrichting.
Onderzoek en conclusie
Door het plangebied loopt een watertransportleiding PVC 315 mm van DELTA/Evides. Deze ligt onder zakelijk recht in een strook evenwijdig aan de huidige bestaande sloot. Deze strook blijft in de nieuwe situatie intact als schouwstrook/groenstrook langs de sloot en aan te leggen wadi. Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn verder geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Verbeelding En Renvooi
Digitaal
Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Op de gemeentelijke website of www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen de digitale bestemmingsplannen worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan 'doorverwezen'.
Analoog
Ondergrond
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Daarbij is gebruikgemaakt van een zo actueel mogelijk digitaal bestand. Op deze ondergrond zijn vlakken getekend waarin door middel van hoofdletters (bijvoorbeeld W) is aangegeven welke bestemming ter plaatse geldt .
Bestemmingen
De bestemmingen zijn in dit bestemmingsplan met een hoofdletter (bijvoorbeeld W) aangeduid. De 'bestemmingen' corresponderen met afzonderlijke artikelen in hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels). In het renvooi is daarbij dezelfde volgorde aangehouden als in het betreffende hoofdstuk.
Aanduidingen en renvooi (analoog plan)
De betekenis van alle aanduidingen (cijfers en letters) wordt verklaard in het renvooi. Het renvooi is een overzicht met de verklaring van de aanduidingen op de verbeelding. Dit renvooi is voor zover nodig en voor wat betreft de aanduidingen in het bestemmingsplan Yerseke opgesplitst in:
- gebiedsaanduidingen;
- functieaanduidingen;
- bouwvlak;
- bouwaanduidingen;
- maatvoeringsaanduidingen.
Leeswijzer
Voor een beoordeling van alle bouw- en gebruiksmogelijkheden op een perceel dient derhalve de op de verbeelding aangebrachte aanduiding te worden bekeken. Vervolgens wordt het renvooi geraadpleegd voor het kiezen van het juiste bestemmingsartikel in de regels, waarna het bijbehorende artikel kan worden gelezen. Deze volgorde is het meest doelmatige om inzicht te krijgen in de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor de gebruiksmogelijkheden van - en bebouwing op een perceel.
6.2 Regels
De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden; bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.
- Hoofdstuk 1: Inleidende regels.
- Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels.
- Hoofdstuk 3: Algemene regels.
- Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.
6.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat artikelen, die van belang zijn voor een juiste toepassing van deze regels.
Artikel 1 Begrippen
De begrippen geven een nadere uitleg van een aantal van de in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel bevat bepalingen die aangeven op welke wijze bepaalde zaken - zoals oppervlakte en inhoud van gebouwen - dienen te worden gemeten.
6.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Opbouw bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bevat regels waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede de standaardvolgorde zoals opgenomen in SVBP2012.
- Bestemmingsomschrijving
In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven. Dit houdt in: de functies die binnen de bestemming 'als recht' zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste 'toetssteen' voor gebruiksvormen en ook voor bouwactiviteiten (past het beoogde gebruik van gronden/gebouw binnen de bestemming). Beide zijn slechts toegestaan voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving. - Bouwregels
Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving. - Afwijken van de bouwregels
De bevoegdheid tot het afwijken van de bouwregels is in dit deel van de regels opgenomen. - Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel wordt - ten opzichte van de Bestemmingsomschrijving - bepaald welke functies al dan niet specifiek zijn toegestaan. Deze bepaling vormt een aanvulling op de Bestemmingsomschrijving. - Afwijken van de gebruiksregels
De bevoegdheid tot het afwijken van de gebruiksregels is in dit deel van de regels opgenomen. - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor zover nodig zijn hierin de regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. - Wijzigingsregels
Enkele bestemmingen of locaties binnen een bestemming kunnen worden gewijzigd voor wat betreft gebruik of bouwmogelijkheden. De bevoegdheden staan in dit deel vermeld.
Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Bestemmingen
Artikel 3 Groen
De bestemming Groen is opgenomen voor de bestaande groenstrook met watergang. Behalve groenvoorzieningen zijn ook water en waterberging toegestaan. In verband met de flexibiliteit zijn langzaamverkeersverbindingen rechtstreeks toegestaan binnen deze bestemming.
Wijzigingsbevoegdheden
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de bestemming in Verkeer en Water voor zover dat nodig is voor de groenstructuur of waterhuishouding.
Artikel 4 Tuin
De bestemming Tuin is opgenomen, daar waar direct grenzend aan de openbare ruimte geen bebouwing gewenst is. Daarmee is feitelijk de voorgevelrooilijn vastgelegd. Omdat in een aantal situaties het doorbreken van deze voorgevelrooilijn niet leidt tot nadelige effecten op de verkeersveiligheid en/of het bebouwingsbeeld is een bevoegdheid tot afwijken van de bouwregels opgenomen voor het toestaan van bijgebouwen of overkappingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
Artikel 5 Verkeer
De met de bestemming Verkeer aangeduide gronden zijn bestemd voor de langzaamverkeerverbinding. Hier mogen niet alleen, fietspaden, en voetpaden, maar ook groenstroken, bermen, beplantingen en eventuele geluidswerende voorzieningen en afvalverzamelplaatsen. Ook water en waterhuishoudkundige voorzieningen (watergangen, vijvers, maar ook ondergrondse bergbezinkbassins) zijn direct binnen deze bestemming mogelijk. Door deze bestemmingslegging is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk, zonder dat gedetailleerde regels dergelijke ontwikkelingen in de weg staan.
Artikel 6 Wonen
Binnen de bestemming is wonen in een woning toegestaan.
Bouwregels
Binnen de bouwregels zijn de reguliere bouwregels ter plaatse van het hoofdgebouw (bouwvlak) en voor het aansluitende erf (de gronden buiten het bouwvlak) opgenomen. In de bouwregels is opgenomen dat voor de gronden binnen het bouwvlak hoofdgebouwen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken-geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd. Hiervoor geldt een maximum goothoogte van 4 m en een maximum bouwhoogte van 8 m. Voor aan- of uitbouwen en bijgebouwen geldt hier een goot- en/of boeibordhoogte van 3 m en een bouwhoogte van 6 m. In de bouwregels is opgenomen dat voor de gronden buiten het bouwvlak bouwmogelijkheden gelden voor aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot ten hoogste 50% en tot een maximum van 100 m².
In de regels is bepaald dat op de gronden buiten het bouwvlak een goot- en/of boeibordhoogte geldt van 3 m. De bouwhoogte is hier uit ruimtelijk oogpunt vastgelegd op 6 m. De afstand van bijgebouwen tot de woning is bepaald op 1 m. Voor woningen met de aanduiding 'vrijstaand' geldt een afstand van 3 m van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens.
Afwijken van de bouwregels
Uit oogpunt van flexibiliteit zijn onder voorwaarden de reguliere bevoegdheden tot afwijken opgenomen:
- overschrijden van het bouwvlak;
- afwijken van maten tot 15%;
- woningtype en nieuwe woningen.
Specifieke gebruiksregels
Het houden van paarden, pony's of ander vee is niet toegestaan. Daarnaast is voor een deel van het plangebied de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' opgenomen. Hieraan is een voorwaardelijke verplichting verbonden die borgt dat de bodem ter plaatse eerst gesaneerd wordt, alvorens er gewoond mag worden.
Afwijken van de gebruiksregels
Uit oogpunt van flexibiliteit is onder voorwaarden - naast de reguliere bevoegdheden tot afwijken - de volgende specifieke bevoegdheden tot afwijken opgenomen:
- huisvesting van paarden, pony's en ander naar aard en omvang gelijk te stellen vee;
- toestaan van kleinschalige detailhandel of dienstverlening.
6.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat een aantal bepalingen die op de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Het betreffen de volgende bepalingen:
- Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Hiermee wordt voorkomen dat gronden oneigenlijk worden gebruikt voor het optimaliseren van bouwmogelijkheden. - Artikel 9 Algemene bouwregels
Hier zijn regels gesteld ten aanzien van bouwwerken die de bouwgrenzen mogen overschrijden. - Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
Een deel van het plangebied ligt in de beschermingszone van een waterkering. Met de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' wordt deze zone beschermd tegen bebouwing die de dijk kan schaden. - Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Het overschrijden van bestemmingsgrenzen kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. De overschrijding mag echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
6.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet.
Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.
Artikel 14 Slotregel
Dit artikel ten slotte geeft aan de naam waaronder de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (bestemmingsplan Steehof-Stoofstraat, Yerseke).
Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
In de Wro is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal is aan de orde en dient te worden verzekerd indien op grond van een bestemmingsplan rechtstreeks nieuwe bouwplannen (als genoemd in artikel 6.2.1 Bro) mogelijk worden gemaakt (artikel 6.2.3 t/m 6.2.5 Bro). Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bijvoorbeeld doordat met alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.
Een deel van de gronden is in eigendom van de gemeente. Met de eigenaren van de overige gronden is inmiddels een anterieure overeenkomst gesloten. Het kostenverhaal is daardoor anderszins verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2.1 Resultaten inspraakprocedure
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Steehof-Stoofstraat, Yerseke' heeft van 22 juni tot en met 19 juli 2017 ter visie gelegen. Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan naar de voorgeschreven overlegpartners gestuurd. Tijdens de termijn van terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan hebben ingezetenen van Reimerswaal en belanghebbenden de gelegenheid gehad schriftelijk of mondeling inspraakreacties naar voren te brengen. Er is één mondelinge inspraakreactie ingekomen.
Hierna volgt een samenvatting van de ontvangen inspraakreactie en de gemeentelijke reactie daarop. Bij de beantwoording is aangegeven of er aanleiding bestaat het bestemmingsplan aan te passen en zo ja, op welke manier.
De heer en mevrouw H. van Noorden, Stoofstraat 2, 4401 BC Yerseke hebben een mondelinge inspraakreactie gegeven op 19 juli 2017die als volgt is samengevat en door de heer en mevrouw Van Noorden bevestigd.
Inspraakreactie
- 1. Insprekers vragen zich af hoe de langzaam verkeersverbinding exact komt te lopen. Of deze in lijn met de bestaande schutting wordt aangelegd.
- 2. De grens van het bestemmingsplan is niet in overeenstemming met de kadastrale grens. Insprekers verzoeken om deze grenzen met elkaar in overeenstemming te brengen. Bij verkoop van de gronden dient deze opnieuw ingemeten te worden door het Kadaster.
- 3. De ingetekende groenstrook ligt hoger dan het bouwvlak waarop de nieuwe woning gebouwd kan worden. Zij vragen zich af of het bouwvlak wordt opgehoogd. Zij verwachten dan problemen met waterafvoer.
- 4. De garage behoren bij de woning van insprekers wordt ontsloten op de Stoofstraat. Nu de langzaam verkeersverbinding hier ook op aansluit vrezen zij voor een onveilige verkeerssituatie.
- 5. Insprekers vragen zich af op welke hoogte de wadi komt te liggen. Tevens wensen zij inzicht in de technische uitvoering van de wadi. Zij vrezen dan ook problemen te gaan ondervinden met de waterafvoer.
- 6. Insprekers zijn benieuwd naar de maatvoering van de nieuwe woning en de exacte positie van de woning. Zij wensen op de perceelsgrens een schutting.
Beantwoording gemeente
- 1. De langzaam verkeersverbinding komt niet in één rechte lijn te liggen. Ter hoogte van de hoek van de aanwezige schutting van insprekers maakt de weg een lichte knik, waarna het pad een rechte lijn vormt met het weggedeelte Jan Lievenslaan 24-32.
- 2. De kadastrale gegevens zijn gecontroleerd. De grens van het bestemmingsplan is conform de huidige kadastrale gegevens.
- 3. Het desbetreffende bouwvlak wordt opgehoogd tot ca. NAP + 0,70. De achterkant van de tuin Stoofstraat 2 ligt op ca NAP + 0,80 (waarbij in nader overleg wel is opgemerkt dat het achterste gedeelte van de tuin van Stoofstraat 2 eveneens enigszins dient te worden opgehoogd). De wadi met groenstrook komt op ca. NAP 0,40, wat inhoudt dat er geen wateroverlast is te verwachten.
- 4. Er zullen met het realiseren van deze ontsluiting meer (langzaam) verkeersbewegingen zijn. Geconcludeerd is dat de voorkant van de garage ca. 2,5 meter uit de kant van de weg ligt, waarmee er voor het in- en uitrijden op de Stoofstraat voldoende kijk- en uitwijkmogelijkheid is. Insprekers is in het nader overleg aangereikt dat het plaatselijk verlagen van de schutting het uitzicht kan verbeteren. Verder is het mogelijk om indien in de praktijk hier aanleiding toe geeft, nog een aanvullende voorziening als b.v. een verkeersspiegel te plaatsen.
- 5. De wadi komt op NAP + 0,40. Het waterpeil van de aanliggende sloot blijft op NAP – 1,40. Samen met het Waterschap is de watertoets gedaan ten behoeve van de compensatie van extra verharding voor de bouw van de genoemde woning nabij de Stoofstraat. Met de aanleg van de wadi en de verbreding van de aanliggende sloot zijn geen problemen met de waterafvoer te verwachten. Voor het overige, zie ook het antwoord onder punt 3.
- 6. De positie van de nieuwe te bouwen woning is gelegen in het bouwvlak dat op de verbeelding is aangegeven. De toegestane goot- en bouwhoogte zijn respectievelijk 4 meter en 8 meter. De wens voor een schutting op de erfafscheiding is iets dat buren onderling zullen moeten regelen.
Algemeen
Met familie Van Noorden is naar aanleiding van hun inspraakreactie nog gesproken om een en ander te verduidelijken door de heer J. de Kraker van de afdeling Gemeentewerken en mevrouw A. van Rooijen van de afdeling Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling.
Conclusie
De inspraakreactie betreft vooral de uitvoering van het plan. Het ontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van de inspraakreactie van de heer en mevrouw van Noorden niet aangepast ten opzichte van het voorontwerpplan.
7.2.2 Resultaten overlegprocedure 3.1.1. Bro
Het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Steehof-Stoofstraat, Yerseke' is in het kader van het voorgeschreven overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan:
- Provincie Zeeland
- Waterschap Scheldestromen
- Veiligheidsregio Zeeland
Overlegreactie provinciaal bestuur van Zeeland
De provincie heeft naar aanleiding van het voorgelegde plan geen opmerkingen.
Overlegreactie waterschap Scheldestromen
Het waterschap heeft naar aanleiding van het voorgelegde plan geen opmerkingen.
Overlegreactie Veiligheidsregio Zeeland
De veiligheidsregio Zeeland constateert dat:
het plan geen nieuwe risicovolle inrichtingen toe laat, dan wel niet in het invloedgebied ligt van een risicobron;
er binnen het bestemmingsplan geen knel- of aandachtspunten zijn op het gebied van de beheersbaarheid (bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid).
Aanpassingen naar aanleiding van de overlegreacties
De reacties van de overlegpartners vormen geen aanleiding voor enige aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan ten opzicht van het voorontwerp.
7.2.3 Resultaten vaststellingsprocedure
Het ontwerp van het bestemmingsplan 'Steehof-Stoogstraat, Yerseke' heeft van 16 november tot en met 27 december 2017 ter visie gelegen.
Tijdens de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan heeft een ieder de gelegenheid gehad om een zienswijze in te dienen. Er is binnen deze termijn één zienswijze ingediend. De samenvatting en de beantwoording van deze zienswijze is opgenomen in bijlage 8. Naar aanleiding van deze zienswijze is één aanpassing in het bestemmingsplan gemaakt. Er is een functieaanduiding langzaam verkeer op de verbeelding aan de gronden met de bestemming Verkeer toegekend. Aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming Verkeer is een regel toegevoegd die autoverkeer, uitgezonderd naar en van de aansluitende percelen, op gronden met deze aanduiding niet toestaat.
Bijlage 1 Staat Van Activiteiten
Bijlage 1 Staat van Activiteiten
Bijlage 1 Archeologisch Proefsleuvenonderzoek Steehofzijde
Bijlage 1 Archeologisch proefsleuvenonderzoek Steehofzijde
Bijlage 2 Archeologisch Bureau- En Inventariserend Veldonderzoek Stoofstraatzijde
Bijlage 2 Archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek Stoofstraatzijde
Bijlage 3 Advies Scez
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Steehofzijde
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek Steehofzijde
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Stoofstraatzijde
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek Stoofstraatzijde
Bijlage 6 Antwoord Rud Bodemonderzoek Betreffende Bodemonderzoek
Bijlage 6 Antwoord RUD Bodemonderzoek betreffende bodemonderzoek