Verkabeling 380kV Krabbendijke
Bestemmingsplan - Gemeente Reimerswaal
Vastgesteld op 20-07-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Verkabeling 380kV Krabbendijke' met identificatienummer NL.IMRO.0703.380kVKrabbendijke-va01 van de gemeente Reimerswaal.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw (aanbouw) of een functioneel deel van een hoofdgebouw (uitbouw), dat daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een afzonderlijke uiterlijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-gebonden beroep
een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aan- of uitbouw en/of bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van activiteiten.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.
Indien en voor zover twee aanduidingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één aanduidingsvlak.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt en / of het houden of fokken van vee (exclusief paarden), pluimvee of pelsdieren, nader te onderscheiden in:
- a. grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 meter, nader te onderscheiden in:
- 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
- 2. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- 3. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
- 4. bollenteelt: de teelt van bloembollen, veelal in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- 5. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
- 6. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
- 7. grondgebonden veehouderij: het houden van melkvee en / of ander vee waarvoor de bedrijfsvoering (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
- 8. paardenfokkerij: een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij; het africhten van en de handel in paarden vindt in ondergeschikte mate plaats;
- b. glastuinbouw: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- c. niet-grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, nader te onderscheiden in:
- 1. intensieve veehouderij: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel, al dan niet biologisch, dat zich toelegt op het houden of mesten van melkvee en / of slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang, daaronder begrepen geitenhouderijen tenzij advisering door de AAZ uitwijst dat het een grondgebonden veehouderij betreft;
- 2. intensieve tuinbouw in gebouwen: een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van gebouwen;
- 3. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
1.8 agrarisch technisch hulpbedrijf
en bedrijf gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven of het opslaan van producten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven dan wel een bedrijf dat, voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen, uitsluitend of overwegend diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden op agrarische cultuurgronden. Uienverwerkende bedrijven worden niet verstaan onder agrarisch technische hulpbedrijven.
1.9 agrarisch verwant bedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
1.10 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.12 anti-hagelkanon
bouwwerken, waarin een machine / generator is geplaatst voor het produceren van schokgolven, die de vorming van hagelstenen moeten voorkomen.
1.13 aquacultuur
de kweek van schaal- en schelpdieren, vis, zouttolerante gewassen en andere aquatische producten en aquatische organismen.
1.14 arbeidsmigrant
economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis.
1.15 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een certificaat archeologie beschikt.
1.16 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.17 assimilatiebelichting
kunstmatige belichting van gewassen, gericht op de beïnvloeding van het groeiproces van gewassen, waarvan het elektrische vermogen op enig moment meer bedraagt dan 20 W/m².
1.18 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.19 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.20 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor één huishouden, waarvan huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.21 bedrijfseigen producten
producten die op het eigen bedrijf worden geproduceerd.
1.22 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte.
1.23 bedrijfsvloeroppervlak
de oppervlakte op vloerniveau van een kantoor, winkel of bedrijf volgens NEN 2580, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, waaronder niet begrepen mestopslagruimten zoals mestkelders, en verharde oppervlakten zoals toegangswegen, reinigingsplaatsen en erfverhardingen.
1.24 belemmeringenstrook
een strook grond ter plaatse van en aan weerszijden van de hoogspanningsverbinding of -kabel die dient om de veiligheid en het ongestoord functioneren van de leiding te kunnen garanderen.
1.25 bestaand
bebouwing
bebouwing zoals die bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, danwel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald.
gebruik
gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestond ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
1.26 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.27 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.28 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.29 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.30 bewoonbaar vloeroppervlak
de gebruiksoppervlakte van de leefruimten in een gebouw volgens NEN 2580. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
1.31 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.32 bijzondere woonvormen
een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.
1.33 boog- en tunnelkassen
al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruitteelt of sierteelt, waaronder begrepen folie- en gaaskassen.
1.34 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.35 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.36 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.37 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.38 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. Indien en voor zover twee bouwvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwvlak.
1.39 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.40 buitenopslag
onder buitenopslag wordt in ieder geval verstaan de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grint of brandstoffen;
1.41 containerveld
al dan niet verharde of met worteldoek afgedekte percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten.
1.42 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.43 dagrecreatieve voorzieningen
openbaar toegankelijke voorzieningen ten behoeve van recreatief gebruik zoals voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.44 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.45 dakopbouw
een ondergeschikte constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de (doorgetrokken lijn van de) dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en in het dakvlak is geplaatst.
1.46 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.47 ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling.
1.48 erf
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van de woning, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.49 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.50 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.51 gebruiken
het gebruiken en / of doen gebruiken en / of laten gebruiken.
1.52 gebruiksgerichte paardenhouderij
een niet-agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op (de ondersteuning bij) het gebruik van het paard als hulpmiddel voor de recreërende mens, zoals maneges, paardenverhuurbedrijven en paardenstallingsbedrijven.
1.53 geluidhinderlijke inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in Bijlage 1, onderdeel D van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.54 gevellijn
zie voorgevelrooillijn.
1.55 handreiking
de 'Handreiking voor het berekenen van de breedte van de specifieke magneetveldzone bij bovengrondse hoogspanningslijnen' van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.
1.56 hoofdgebouw(en)
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.57 hoogspanningsverbinding
een ondergrondse of bovengrondse verbinding met een spanningsniveau hoger dan 110 kV.
1.58 huisvesting arbeidsmigranten
het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.
1.59 kamerverhuur
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.
1.60 kampeermiddel
een kampeerauto, (sta- of toer)caravan, unit of een zelfstandig verplaatsbaar gebouw bestaande uit 1 bouwlaag; een en ander voor zover deze onderkomens geheel of ten dele zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen.
1.61 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.62 kas
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een bouwhoogte van 1,50 meter of meer ten behoeve van de teelt of veredeling van gewassen, schuurkassen daaronder begrepen.
1.63 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid of daaraan vergelijkbare activiteiten, geheel of overwegend door handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de aan- of uitbouwen kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft. Hiertoe worden in ieder geval gerekend activiteiten zoals genoemd in de Staat van activiteiten.
1.64 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.65 landschappelijke inpassing
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap. Landschappelijke inpassing bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van minimaal 10 meter. Indien sprake is van een landschapsplan opgesteld door een goedgekeurd door de landschaps- en natuurdeskundige kan ook worden volstaan met een landschappelijke inpassing met een gemiddelde breedte van minimaal 5 meter. De instandhouding van de landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd in een privaatrechtelijke overeenkomst.
1.66 landschapsdeskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige inzake landschappelijke waarden;
1.67 logies
het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.
1.68 maaiveld
de hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op het gebouw of bouwwerk. Ter plaatse van oppervlaktewater: de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging.
1.69 manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.70 minicamping
het recreatief gebruik van de gronden in het zomerseizoen ten behoeve van een beperkt kampeerterrein met maximaal 25 kampeermiddelen. Hieronder wordt niet begrepen huisvesting van arbeidsmigranten.
1.71 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde voor soorten planten, dieren en vegetatietypen, waarbij het gangbaar is zich met name te richten op de bescherming, zeldzaamheid en bedreigdheid van de natuurwaarde van de aanwezige planten, dieren en vegetatietypen.
1.72 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.73 nevenactiviteit
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel. De nevengeschiktheid volgt in dit kader uit de afhankelijkheid van de hoofdfunctie.
1.74 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.75 ondergeschikt
in aard en omvang of functioneel, ruimtelijk en / of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie / gebouw. In geval er onduidelijkheid is over ondergeschiktheid zijn van een activiteit kan een externe deskundige hierover advies geven.
1.76 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.77 overkappingsconstructie
overkapping overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, zoals hagelnetten.
1.78 paardenbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.
1.79 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. voor windturbines en bouwwerken in het water: 0.00m +NAP;
- c. voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
- d. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
- e. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouder een peil aanwijzen.
1.80 samenhangend stedenbouwkundig straatbeeld
onder een samenhangend stedenbouwkundig straatbeeld wordt verstaan:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
- de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.81 stacaravan
een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief nachtverblijf, voorzien van een as-wielstelsel en dissel, niet bestaande uit gekoppelde delen of aangebouwde uitbreidingen, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.82 stelling
bouwwerk, geen gebouwen zijnde, waarop planten worden geteeld ten behoeve van fruitteelt en de teelt van andere tuinbouwgewassen.
1.83 streekeigen producten
ambachtelijke of geteelde producten die kenmerkend zijn voor de regio.
1.84 teeltondersteunende voorziening
bouwwerken, ten behoeve van de bescherming van teeltgewassen en / of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en / of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten, nader te onderscheiden in:
- boog- en gaaskassen;
- afdekfolie;
- containervelden;
- overkappingconstructies;
- stellingen;
- tunnelkassen.
1.85 tijdelijke afdekfolie
folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de micro klimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen en een beperkte periode wordt aangebracht. De periode is afhankelijk van de teelt en bedraagt maximaal acht maanden.
1.86 tijdelijke mestopslagvoorziening
bouwwerk, geen gebouw zijnde, gedurende maximaal 3 maanden in gebruik voor de opslag van mest.
1.87 tijdelijke teeltondersteunende voorziening
teeltondersteunende voorzieningen die slechts gedurende één seizoen op de landbouwgronden aanwezig zijn.
1.88 uienverwerkend bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het opslaan, sorteren, pellen, inpakken en verwerken van uien en andere agrarische producten.
1.89 uitwendig karakter van een gebouw in bestaande toestand
de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaande totaliteit van:
- bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
- dakvorm, nokrichting en dakhelling;
- de gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers;
- dakoverstekken, goot- en daklijsten;
- stoepen, plinten, pilasters en gevellijsten;
- materiaalgebruik.
1.90 unit
een zelfstandig verplaatsbaar gebouw, bestaande uit 1 bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag-, of nachtverblijf van een of meer personen, niet zijnde een (sta)caravan.
1.91 verkoopvloeroppervlak
de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.92 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat op basis van een toetsing aan de volgende elementen als volwaardig kan worden aangemerkt:
- de aard en omvang van het bedrijf;
- de arbeidsbehoefte die het agrarische hoofdberoepsbedrijf vergt;
- de mate waarin het bedrijf in het hoofdinkomen voorziet;
- de mate waarin de continuïteit van het bedrijf ook op de langere termijn is verzekerd;
- de outillage van het bedrijf;
- voorziene investeringen;
- de opleiding/ ervaring van het bedrijfshoofd;
- de leeftijd van het bedrijfshoofd en de eventuele opvolging;
- bij intensieve veehouderijen: het beschikken over voldoende mestproductierechten.
1.93 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.94 voorgevelrooilijn
de op een perceel aanwezige lijn of de op de verbeelding aangeduide gevellijn, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is gelegen: evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw; dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg): evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw.
1.95 voormalige (agrarische) bedrijfswoning
voormalige (agrarische) bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf en/of van omliggende bedrijven;
1.96 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.97 webshop
dienstverlening op internet.
1.98 weidegang
nagenoeg dagelijks en gedurende een groot gedeelte van het jaar buiten laten lopen van het vee, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte door de dieren buiten wordt verzameld en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid.
1.99 werken
werken, geen bouwwerken zijnde.
1.100 wet/wettelijke regelingen
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen, verordeningen en dergelijke, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan, tenzij anders is bepaald.
1.101 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.102 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.103 zomerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.104 zorgafhankelijk wonen
wooneenheid voor mensen die 24 uur per dag van zorg afhankelijk zijn of zorg op afroep nodig hebben.
1.105 zorglandbouw/zorgactiviteiten
boerderijen, bedrijven en / of particulieren die dagbesteding, werkprojecten en/of wonen bieden aan (ex-)psychiatrische patiënten, ex-gedetineerden, verslaafden, mensen met een verstandelijke beperking, ouderen en moeilijk opvoedbare jongeren.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Voor windturbines geldt de tiprotorhoogte als maximale bouwhoogte.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/ of het hart van de scheidsmuren.
2.4 dakkapellen
indien zich aan de voorzijde of zijkant van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte en op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%, wordt de goot of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 hoogte van een windturbine
de tiprotorhoogte: vanaf het peil tot aan de hoogste punt van de wieken.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.10 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580, gelegen binnen de buitenste/ scheidende muren inclusief dragende en niet-dragende binnenmuren.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
- b. grondgebonden agrarisch gebruik;
- c. grondgebonden agrarische bedrijven en glastuinbouw als nevenactiviteit;
- d. de verkoop van streek- of bedrijfseigen producten als nevenactiviteit, tot een verkoopvloeroppervlak van max. 200 m² binnen het bouwvlak;
- e. een minicamping met ten hoogste 15 standplaatsen, als nevenactiviteit, binnen het bouwvlak;
- f. extensief recreatief medegebruik;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:
- 1. groen;
- 2. laad- en losvoorzieningen;
- 3. natuurvriendelijke oevers,
- 4. nutsvoorzieningen;
- 5. ontsluitingswegen;
- 6. parkeervoorzieningen;
- 7. sloten en watergangen,
- 8. water en waterberging.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Beschermde Dijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud en/ of herstel van de daaraan eigen landschappelijke, natuur en / of cultuurhistorische waarden, alsmede voor:
- a. grondgebonden agrarisch medegebruik;
- b. groenvoorzieningen;
- c. bestaande wegen;
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming zijn toegestaan;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan:
- 1. voor erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
- 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Bedrijf - Opstijgpunt
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Opstijgpunt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een installatie ten behoeve van de overgang tussen een ondergrondse en een bovengrondse hoogspanningsverbinding van 380kV;
- b. een 380kV-verbinding;
met de daarbij behorende:
- c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. erven en terreinen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. wegen, straten en paden;
- i. waterlopen en waterpartijen;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplantingen;
- b. speelvoorzieningen;
- c. waterpartijen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- d. recreatief medegebruik;
- e. een grondwal, met dien verstande dat de gronden voor zover gelegen binnen 10 meter van gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uienverwerkend bedrijf', tevens zijn bestemd voor een grondwal, deel uitmakend van een uienpellenbak;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing': uitsluitend voor landschappelijke inpassing;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals:
- h. bermen;
- i. bermsloten;
- j. voet- en fietspaden.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
- 1. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
- 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Leiding - Hoogspanning 380kv-ondergronds
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning 380kV-ondergronds' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een ondergrondse 380kV-hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. toegangswegen;
- f. waterlopen en waterpartijen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
- b. ten behoeve van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder b en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:
- a. de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
- b. vooraf de leidingbeheerder van de desbetreffende hoogspanningsverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- c. wegen, en wel overige wegen bestaande uit maximaal twee rijstroken;
- d. afvalverzamelplaatsen;
- e. beplantingen;
- f. bermen;
- g. fietspaden;
- h. geluidswerende voorzieningen;
- i. parkeerplaatsen;
- j. voetpaden;
- k. waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal': is maximaal 1 garage toegestaan;
- c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ ontvangstinstallatie': 40 meter;
- 2. bruggen en viaducten: 10 meter;
- 3. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
- 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- d. aan- en afvoer van water;
- e. waterberging;
- f. vaarwegen en bestaande voorzieningen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
- g. waterlopen en waterpartijen;
- h. duikers;
- i. keermuren voor de waterbeheersing;
- j. oeverbeschoeiingen;
- k. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend ten behoeve van de bestemming.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen geldt dat niet mag worden gebouwd uitgezonderd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten behoeve van de bestemming, met dient verstande dat:
- a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger': 6 meter;
- 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
- 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding Bovengronds
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding bovengronds' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van hoogspanningsmasten maximaal 60 meter tenzij anders op de verbeelding is weergegeven;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- d. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels worden in acht genomen;
- b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
- c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
- e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- f. het permanent opslag van goederen.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Leiding - Leidingstrook 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Leidingstrook 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor (een) ondergrondse:
- c. olieleiding met een diameter van 24 inch;
- d. aardgastransportleiding met een diameter van 47,24 inch;
- e. aardgastransportleiding met een diameter van 10 inch;
- f. aardgastransportleiding met een diameter van 6 inch;
- g. twee watertransportleidingen met een diameter van 28 inch;
- h. watertransportleiding met een diameter van 900 mm;
met daarbij behorende belemmeringenstrook.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels worden in acht genomen;
- b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Waarde - Archeologie 1
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorieën 2, terreinen van archeologische waarde en 3, gewaardeerde stad- en dorpskernen.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm onder het maaiveld wordt geplaatst.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 13 Waarde - Archeologie 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 4, hoge verwachting.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm onder het maaiveld wordt geplaatst.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 14 Waarde - Archeologie 3
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 5, gematigde verwachting.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm onder het maaiveld wordt geplaatst.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 15 Waarde - Archeologie 4
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 6, lage verwachting.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m²;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm onder het maaiveld wordt geplaatst.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat-Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor:
- e. waterstaatkundige voorzieningen.
- f. met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemming ‘Waterstaat-Waterkering’ prevaleren boven de regels die gelden ingevolge de andere daar voorkomende bestemmingen.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
met dien verstande dat: - b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Bouwregels
18.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de desbetreffende bestemming, geldt dat:
- a. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- d. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
18.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
18.3 Overschrijding voorgevelrooilijn
De voorgevelrooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
- c. terreinafscheidingen.
18.4 Percentages
Een in de regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van de desbetreffende gronden ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mogen de desbetreffende gronden volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
19.1 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het niet na graafwerkzaamheden bij de aanleg, het beheer en het onderhoud van de ondergrondse en bovengrondse hoogspanningsverbindingen, als bedoeld in Hoofdstuk 2 zoveel als redelijkerwijs mogelijk in de oorspronkelijke staat terugbrengen van de aardkundige waarden en verkavelingspatronen;
- b. het niet verwijderen van de bestaande verbindingen die met dit bestemmingsplan zijn wegbestemd, uiterlijk vijf jaar na de ingebruikname van de nieuwe hoogspanningsverbindingen, als bedoeld in Artikel 7, bijbehorende bouwwerken.
19.2 Parkeergelegenheid
Er dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, waarbij voldaan moet worden aan het bepaalde in de Nota parkeernormen van de gemeente Reimerswaal.
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
20.1 Vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen
Ter plaatse van de 'Gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen' komt de onderliggende (dubbel)bestemming of aanduiding ten behoeve van een bovengrondse 380kV- hoogspanningsverbinding met bijbehorende voorzieningen, anders dan een dubbelbestemming uit dit bestemmingsplan, te vervallen vanaf het moment dat de hoogspanningsverbindingen, als bedoeld in Artikel 7, gebruik zijn genomen. De andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en) en/of aanduiding(en) blijven onverkort van toepassing.
20.2 Afwegingszone natuurgebied
20.3 Kernrandzone
20.4 Ruimte voor verdichting
20.5 Vrijwaringszone - dijk
20.6 Vrijwaringszone - radar
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
21.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 22 Overige Regels
22.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%.
- c. Dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 24 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Verkabeling 380kV Krabbendijke'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Van Borssele naar Tilburg wordt een nieuwe 380kV-hoogspanningsverbinding aangelegd. In maart 2011 hebben de Ministers van Economische zaken en Klimaat (hierna: EZK) en Infrastructuur en Milieu (hierna: I&M) het voorgenomen voorkeursalternatief (VKA) aangewezen voor deze nieuwe 380kV-verbinding. In het tracédeel tussen de Willem Anna Polder en Rilland komt de nieuwe verbinding te liggen ten noorden van de bestaande 380kV-verbinding. De bestaande 150kV-verbinding wordt gecombineerd met de nieuwe 380kV-verbinding. In de uitwerking daarna bleek dat er ter hoogte van Krabbendijke weinig ruimte beschikbaar is. De nieuwe verbinding kon daarom alleen aangelegd worden wanneer de bestaande 380kV verschuift naar de kern van Krabbendijke.
Dit heeft geleid tot heftige reacties uit de kern Krabbendijke en de gemeente Reimerswaal. Daarom is gezocht naar een andere oplossing. De primaire waterkering langs de Oosterschelde was daarbij een belangrijke belemmering. Het waterschap ging vanwege de waterveiligheid niet akkoord met het plaatsen van een mast in de waterkering. Uiteindelijk is besloten de nieuwe verbinding naar het noorden te verschuiven met één mast (1084) in de Oosterschelde, waardoor de bestaande verbinding niet hoefde te worden verplaatst. Deze nieuwe oplossing is vervolgens in het Rijksinpassingsplan Zuid-West 380 kV west voor de nieuwe 380kV-verbinding opgenomen.
Ondanks dat de nieuwe oplossing met de mast in de Oosterschelde voorkomt dat de bestaande 380kV-verbinding naar Krabbendijke opgeschoven moet worden, kwamen er veel substantiële bezwaren en zienswijzen op het inpassingsplan. De zienswijzen kwamen zowel van direct betrokken bewoners in Krabbendijke als van de provincie Zeeland en de gemeenten Reimerswaal en Kapelle.
De minister heeft besloten vast te houden aan het tracé van het gekozen VKA tussen Borssele en Rilland. Daarnaast heeft hij bij het vaststellen van het inpassingsplan wel de toezegging gedaan te bezien of er de mogelijkheid is om een deel van de bestaande 380kV-verbinding bij Krabbendijke te verkabelen, na realisatie van het tracédeel Zuid-West 380kV oost. Op 16 mei 2017 is deze toezegging geformaliseerd in een opdrachtbrief aan TenneT om een ondergrondse 380kV hoogspanningsverbinding (hierna de ondergrondse verbinding) te realiseren.
TenneT heeft een tracéstudie uitgevoerd. In samenspraak met de gemeente Reimerswaal en de omgeving is een tracé uitgewerkt. De keuze voor het tracé en het proces rondom de tracéstudie is beschreven in Hoofdstuk 2.
De aanleg van deze ondergrondse verbinding is niet mogelijk in het vigerende bestemmingsplan. Om de aanleg en toekomstige bescherming van de nieuwe ondergrondse verbinding alsmede het amoveren van de bestaande bovengrondse verbinding mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld. Het aanleggen van de ondergrondse verbinding is een aanpassing van de bestaande verbinding en geen uitbreiding van het landelijk hoogspanningsnet. De Rijkscoördinatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is dan ook niet van toepassing. De gemeente is daarom bevoegd hiervoor een bestemmingsplan op te stellen.
1.2 Ligging En Begrenzing Van Het Gebied
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het bestemmen van de toekomstige beschermingszone van de ondergrondse verbinding en het amoveren van de bestaande bovengrondse verbinding. Het plangebied is gelegen ten noorden van de kern Krabbendijke. De verkabeling heeft betrekking op de hoogspanningsverbinding tussen de masten 318 en 328. In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied aangegeven. De rode lijn betreft de bestaande te verwijderen bovengrondse hoogspanningsverbinding. De paarse lijn betreft de nieuwe ondergrondse verbinding, inclusief globale ligging van de opstijgpunten (cirkels) en de verbindingen van de opstijgpunten naar de bovengrondse verbinding (stippellijnen).
Figuur 1.1. Ligging plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen En Planvorm
Ter plaatse geldt momenteel het bestemmingsplan Buitengebied 2019 van de gemeente Reimerswaal. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 17 december 2019 (zie figuur 1.2).
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 2019
Ter plaatse van het gekozen tracé gelden volgende de bestemmingen:
- Agrarisch met waarden - Beschermde dijk
- Agrarisch
- Verkeer
- Water
- Leiding - Hoogspanningsverbinding
- Leiding - Leidingstrook 1
- Waarde - Archeologie 2
- Waterstaat - Waterkering
Deze bestemmingen laten de aanleg van een ondergrondse verbinding niet toe. De dubbelbestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding laat de bestaande bovengrondse verbinding toe. Wanneer de bestaande bovengrondse verbinding is verwijderd, moet deze mogelijkheid komen te vervallen.
Planvorm
Het plangebied bestaat uit de nieuwe ondergrondse verbinding en de te verwijderen bovengrondse verbinding. In het nieuwe bestemmingsplan worden niet alleen de hoogspanningsverbindingen opgenomen, maar ook de onderliggende bestemmingen uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2019.
De aanleg van de ondergrondse verbinding wordt mogelijk gemaakt door middel van een dubbelbestemming waarin een ondergrondse hoogspanningsverbinding toegestaan is. Daarnaast is op een aantal locaties met een enkelbestemming een nieuwe functie mogelijk gemaakt. Deze enkelbestemming is opgenomen ter plaatse van de nieuwe 380kV-opstijgpunten. Ook voorziet het bestemmingsplan in een aanduiding voor het verwijderen van de bestaande dubbelbestemmingen voor de te verwijderen bovengrondse verbinding.
Voor de overige plandelen zijn de vigerende bestemmingen, aanduidingen en dubbelbestemmingen overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgedeeld in verschillende hoofdstukken. Na de inleiding in Hoofdstuk 1, wordt in Hoofdstuk 2 een beschrijving van het project, inclusief beschrijving van de totstandkoming van het tracé beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op de ruimtelijke beleidskaders. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 4 het project getoetst aan de relevante sectorale aspecten. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving waarin de juridische regeling van het bestemmingsplan wordt beschreven. Ten slotte gaat Hoofdstuk 6 in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarin onder meer participatie wordt beschreven.
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving
2.1 Scope Van Het Project
De scope van het project betreft het verkabelen van een deel van de bestaande bovengrondse 380kV verbinding Borssele - Rilland tussen de masten 318 en 328.
Bestaande verbinding
Het te verwijderen gedeelte van de bestaande bovengrondse 380kV-verbinding betreft het gedeelte vanaf mast nummer 318 tot aan mast 328. Mast nummer 318 staat ten oosten van Krabbendijke, ter hoogte van de kruising Oude Rijksweg - Rillandseweg. Mast nummer 328 staat ten westen van Krabbendijke, ter hoogte van de aansluiting van de Karelpolderweg op de Platte Bank (zie figuur 2.1).
Na ingebruikname van de nieuwe ondergrondse verbinding worden de masten van de bestaande bovengrondse verbinding verwijderd.
Figuur 2.1. Ligging bestaande 380kV-verbinding, mast 318 en 328 zijn geel gemarkeerd (Bron: Hoogspannings.net)
Beschrijving huidige situatie nieuwe verbinding
De nieuwe ondergrondse verbinding zal door hetzelfde gebied gaan lopen als de bestaande bovengrondse verbinding. Dit gebied is gelegen ten noorden van de kern Krabbendijke, tussen de woonkern en de Oosterschelde. De kern van Krabbendijke wordt aan de noordzijde begrensd door de spoorlijn Vlissingen - Bergen op Zoom. Direct ten noorden van de spoorlijn is het buitengebied van Reimerswaal gelegen. Het gebruik in het gebied is met name agrarisch, daarnaast is er verspreid nog woningbouw aanwezig, zoals aan de Verlengde Noordweg en ter hoogte van Roelshoek. Het agrarisch gebruik bestaat voor een groot gedeelte uit fruitboomgaarden.
2.2 Totstandkoming Tracé
2.2.1 Opdracht van de minister van Economische Zaken en Klimaat
Naar aanleiding van de vaststelling op 17 oktober 2018 van het inpassingsplan voor de nieuwe 380kV-hoogspanningsverbinding tussen Borssele en Rilland (Zuid-West 380kV West) heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat de toezegging gedaan om te onderzoeken of er de mogelijkheid bestaat voor de verkabeling van de bestaande 380kV-verbinding bij Krabbendijke. Uit studie blijkt dat het mogelijk is om ook in Zeeland een deel van de bestaande bovengrondse verbinding te verkabelen. Deze verkabeling en ingebruikname kan daadwerkelijk plaatsvinden na de realisatie van het tracédeel Zuid-West 380kV Oost, de nieuwe verbinding tussen Rilland en Tilburg. Nettechnisch is het namelijk niet mogelijk de verbinding bij Krabbendijke te verkabelen wanneer de verbinding Rilland-Tilburg nog niet is gerealiseerd. Voor de verbinding Rilland-Tilburg wordt momenteel een procedure tot vaststelling van een inpassingsplan doorlopen. Op 16 mei 2017 is de toezegging van de minister geformaliseerd in een opdrachtbrief aan TenneT om de onderhavige ondergrondse verbinding te realiseren. Zowel het project Zuid-West 380kV West als het project Zuid-West 380kV Oost is opgenomen in het investeringsplan van TenneT voor de komende tien jaar.
2.2.2 Procesbeschrijving
Voorafgaand aan de totstandkoming van het tracé zijn de volgende stappen doorlopen.
- 1. Vaststellen van de zoekgebieden voor het tracé.
- 2. Het uitvoeren van een varianten studie naar mogelijke tracés.
- 3. Het opstellen van een Tracédocument en een afwegingsnotitie
- 4. Afweging van de voorgestelde tracévarianten.
- 5. Besluitvorming over de tracékeuze.
- 6. Optimalisatie van het gekozen tracé.
In deze paragraaf worden deze stappen beschreven en toegelicht.
2.2.3 Vaststellen en beoordelen zoekgebieden
De verkabeling van de verbinding loopt van mast 318 tot 328. Het zoekgebied is dan ook gelegen tussen deze masten. Voor het verkabelen van de bestaande bovengrondse verbinding zijn drie zoekgebieden gedefinieerd (Bijlage 1):
- I. Zoekgebied Noord, variant Oosterschelde;
- II. Zoekgebied Noord, variant Polder;
- III. Zoekgebied Zuid.
In figuur 2.2 zijn deze zoekgebieden weergegeven.
Figuur 2.2 Zoekgebieden Krabbendijke (Bron: TenneT)
Deze zoekgebieden zijn beoordeeld in de notitie Zoekgebieden Krabbendijke. Per zoekgebied is aangegeven met welke omgevingskenmerken rekening moet worden gehouden en met welke bewoners en gebruikers. De conclusie per zoekgebied is hierna samengevat. De volledige notitie Zoekgebieden Krabbendijke is opgenomen in Bijlage 2.
Noordelijk zoekgebied, variant Oosterschelde
Bij deze variant zijn de volgende aspecten aan de orde:
- Impact op Natura 2000-gebied.
- Tweemaal een onwenselijke kruising met kern- en beschermingszones primaire waterkeringen.
- Zout water, landkabels zijn hier niet voor geschikt. Zeekabels zijn voor 380kV wisselstroom nog geen bewezen technologie.
- Drie kabels per fase noodzakelijk, wat tegenstrijdig is met het programma van eisen.
- Kruising met de nieuwe 380kV-verbinding. Ondergrondse verbinding met bovengrondse kruising is technisch mogelijk, maar vanwege mogelijke beïnvloeding complex.
Vanwege deze zwaarwegende redenen is later in de variantenstudie (zie pararaaf 2.2.4) geconcludeerd dat de mogelijkheid van het verkabelen door de Oosterschelde niet opportuun is.
Noordelijk zoekgebied, variant midden
Op het moment dat de verkabeling aan de orde zal zijn, staat de nieuwe verbinding Zuid-West 380kV West ten noorden van de op dat moment te verwijderen verbinding. Kruising met de bovengrondse 380kV-verbindingen is dus niet aan de orde. Om kruising te voorkomen, zal de ondergrondse verbinding ten zuiden van de nieuwe 380kV-verbinding gerealiseerd moeten worden.
Aan de noordkant zijn de volgende belemmeringen aanwezig:
- Bovengrondse 380kV verbinding (ZWW).
- Buisleidingenstrook.
- Spoorlijn (Prorail).
- Waterkering.
- Voormalige vuilstortplaats.
- Bebouwing Noordweg, Noordschans, Roelshoekweg in Roelshoek.
- Groot aaneengesloten gebied met fruitteelt.
In de notitie is geconcludeerd dat bij de uitwerking van de tracévarianten rekening gehouden kan worden met deze aspecten.
Zuidelijk zoekgebied
Voor het onderzoek naar mogelijkheden in het zuidelijk zoekgebied zijn de volgende aandachtspunten van belang:
- Buisleidingenstrook.
- Spoorlijn (Prorail).
- Bebouwing aan de Zuidweg in Krabbendijke.
- Gebied met fruitteelt.
- Rijksweg A58.
In de notitie is geconcludeerd dat bij de uitwerking van de tracévarianten rekening gehouden kan worden met deze aspecten.
2.2.4 Tracévarianten
De volgende stap in het proces is het uitvoeren van een variantenstudie geweest. In de variantenstudie zijn per zoekgebied mogelijke varianten bekeken die voldoen aan de uitgangspunten. De notitie met de variantenstudie is opgenomen in Bijlage 3.
Uitgangspunten en randvoorwaarden
Bij het tracéren zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Tracéren zoveel mogelijk in openbare gronden.
- Particuliere eigenaren zoveel mogelijk vermijden.
- Zo kort mogelijke route tussen de opstijgpunten.
- Volg bestaande infrastructuur of kavelgrenzen.
- Voorkom conflicten met bestaande kabels en leidingen.
- Zo veel als mogelijk buiten de belemmerde strook van de nieuwe bovengrondse 380kV verbinding blijven.
- Afstand houden tot bestaande bebouwing.
- Houd rekening met waterkeringen en de daarbij behorende zoneringen.
- Houd rekening met de dimensies van de sleufconfiguratie.
- Aanleg in open ontgraving heeft de voorkeur boven horizontaal gestuurde boringen.
- Bij het toepassen van boringen moet met de volgende punten rekening gehouden worden:
- 1. Standaard is de maximale lengte 1200 meter;
- 2. Voorkom dat boringen onder huizen door geprojecteerd worden;
- 3. Houd rekening met bijzondere natuurgebieden zoals Natura 2000 en met waterwingebieden.
Daarnaast gelden als gevolg van de verschillende objecten in het gebied de volgende randvoorwaarden bij het traceren:
- De rand van het tracé dient op ten minste 13 meter uit de buitenste lijn van de A58 te liggen.
- Zettingen als gevolg van een open ontgraving zijn ter plaatse van de A58 niet groter dan 10 mm.
- Voorkeur voor het kruisen van waterkeringen door middel van een horizontaal gestuurde boring.
- Het in- en uittredepunt van een boring onder waterkering moet buiten de beschermingszone A liggen.
- Boringen moeten in een zettingsvrij gebied liggen onder de waterkering.
Op basis van bovenstaande uitgangspunten is een variant door de zoekgebied van de Oosterschelde uitgesloten. Een variant door dit zoekgebied is technisch zeer complex en heeft vanwege de ligging in Natura 2000-gebied een grote impact op de onderzoekslast en uitvoerbaarheid.
Onderzochte varianten
Op basis van de bovenstaande uitgangspunten zijn drie tracévarianten ontwikkeld. Deze zijn weergegeven in figuur 2.3.
- De groene lijn in het noordelijk zoekgebied is zoveel als mogelijk parallel gelegen aan de buisleidingenstrook ten noorden van Krabbendijk (tracé Noord lengte 4,1 km)
- De bordeaux rode lijn in het zuidelijk zoekgebied is ontwikkeld om de tijdelijke belemmering op de fruitpercelen te ontlasten, maar wel met een zo kort mogelijke kabelverbinding onder de Zuidweg van west naar oost (tracé Midden lengte 5,1 km)
- De blauwe lijn in het zuidelijk zoekgebied is ontwikkeld om de tijdelijke belemmeringen op de fruitpercelen zoveel mogelijk te ontlasten door grotendeels om de fruitpercelen heen te gaan waardoor een lange kabelverbinding ontstaat waarbij de A58 twee maal gekruist wordt (tracé Zuid 6,2 km)
Figuur 2.3 Onderzochte tracés (Bron: TenneT)
2.2.5 Tracédocument en afwegingsnotitie
Na de variantenstudie zijn gesprekken met belanghebbenden in de omgeving gevoerd in de periode maart 2018 tot en met medio oktober 2018. Verder is er op 12 november 2018 een informatieavond voor de omgeving georganiseerd. Met de uitkomsten daarvan is het Tracédocument opgesteld. In het Tracédocument zijn alle resultaten van het proces tot dan toe gebundeld. Daarnaast is het afwegingskader geïntroduceerd. In de afwegingsnotitie is vervolgens een afweging gemaakt tussen de verschillende tracévarianten. Het Tracédocument is opgenomen in Bijlage 3, de afwegingsnotitie in Bijlage 4.
In de afwegingsnotitie is een integrale effectanalyse uitgevoerd, op basis van het afwegingskader. Hierin zijn de verschillende alternatieven getoetst op diverse aspecten, zoals leefomgevingskwaliteit, landschap en cultuurhistorie, natuur en ecologie, bodem en water, niet-gesprongen explosieven (NGE), archeologie, ruimtegebruik, nettechniek en kosten. In tabel 2.1 zijn de verschillende aspecten en de effecten weergegeven.
Tabel 2.1 Integrale effectanalyse
Uit de integrale effectanalyse blijkt dat er op een groot aantal aspecten geen wezenlijk verschil is tussen de verschillende tracévarianten. Op de aspecten maatschappelijk draagvlak en kosten is er echter een substantieel positievere beoordeling voor tracévariant Noord. Aan de hand van het tracédocument en de afwegingsnotitie heeft het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) op 28 mei 2019 gekozen voor de tracévariant Noord. De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 11 juni 2019 de keuze voor het voorkeurstracé onderschreven. Deze variant Noord is vervolgens verder uitgewerkt.
2.2.6 Uitwerking tracévariant Noord
Een belangrijke eigenschap voor tracévariant Noord is dat het tracé grotendeels door fruitpercelen loopt. Op basis van de ervaringen die TenneT heeft opgedaan in het project Zuid-West 380kv west blijkt dat de schadevergoedingen voor de fruitpercelen een aanzienlijk deel van de realisatiekosten betreffen. Een ander kenmerk van dit tracé is de aanwezigheid van de buisleidingenstrook. Gasunie heeft aangegeven dat er in deze buisleidingenstrook een nieuwe leiding gelegd gaat worden. Deze leiding is over een groot deel op dezelfde positie geprojecteerd als het tracé van de verkabeling. Deze informatie heeft er toe geleid dat er vier verschillende alternatieven ontwikkeld zijn, te weten:
- Alternatief A1; een tracé in open ontgraving parallel aan de buisleidingenstrook.
- Alternatief A2; een tracé in open ontgraving parallel aan de bestaande bovengrondse verbinding.
- Alternatief A3; een tracé dat uitgevoerd wordt met hoofdzakelijk horizontaal gestuurde boringen onder en parallel aan de bestaande bovengrondse verbinding. De gedachte hierachter is dat de werkterreinen voor de aanleg van de kabelverbinding en het amoveren van de bestaande bovengrondse verbinding gecombineerd kunnen worden wat een positief effect op de ZRO-kosten (zakelijk recht overeenkomst) zal hebben.
- Alternatief A4; een tracé parallel aan de buisleidingenstrook zoveel mogelijk uitgevoerd door middel van horizontaal gestuurde boringen.
Deze alternatieven zijn in Bijlage 5 nader beschreven en beoordeeld op de onderstaande toetsingscriteria:
- Maximale lengte van de gestuurde boringen(1.200 meter).
- Horizontaal gestuurde boringen niet geprojecteerd onder bestaande bebouwing.
- Breedte van de sleuf en de werkstrook (4,5 respectievelijk 40 meter).
- Tracé moet toegankelijk gemaakt worden d.m.v. toegangswegen.
Van de verschillende alternatieven is alternatief A2 niet nader beschouwd in verband met de te verwachten hoge fruitschadekosten. Uit de analyse blijkt dat de geboorde alternatieven goedkoper zijn dan het alternatief met open ontgraving. De keuze om de buisleidingenstrook of de bestaande bovengrondse verbinding te volgen is hierin niet onderscheidend. De keuze voor het definitieve voorkeurstracé is gemaakt in overleg met de gemeente en de verschillende grondeigenaren in het gebied.
2.2.7 Basisontwerp en optimalisaties
Aan de hand van de uitwerking van de alternatieven voor tracévariant Noord en de beoordeling daarvan is een alternatief gekozen dat is uitgewerkt in een basisontwerp: alternatief A3, het tracé parallel aan de bestaande bovengrondse verbinding, met hoofdzakelijk gestuurde boringen. De belangrijkste argumenten voor deze keuze zijn als volgt:
- De buisleidingenstrook wordt vrijgehouden voor eventuele toekomstige ondergrondse transportleidingen door Zeeland, waar deze strook ook juridisch-planologisch voor bedoeld is.
- Door het traject van de bestaande bovengrondse verbinding te volgen, kunnen de benodigde werkterreinen voor het amoveren van de bestaande hoogspanningsmasten en het aan te leggen kabelbed gecombineerd worden. Dit beperkt de impact op de omgeving en maakt de uitvoering efficiënter.
- De ondergrondseverbinding komt verder van de kern Krabbendijke af te liggen, daarmee wordt tegemoetgekomen aan reacties van bewoners op de tracévarianten eerder in het proces.
- Aanleg met hoofdzakelijk horizontaal gestuurde boringen betekent beduidend minder hinder voor omwonenden, grondeigenaren én grondgebruikers dan aanleg door middel van open ontgraving.
Voor het maken van het basisontwerp is in februari 2020 opnieuw gesproken met de betrokken grondeigenaren en pachters, die te maken krijgen met open ontgraving, moflocaties en/of het afbreken van de vakwerkmasten van de bestaande bovengrondse verbinding op hun perceel. Dat heeft geleid tot een viertal optimalisaties van het gekozen tracé, namelijk:
- a. Het opstijgpunt bij mast 328 (Blauwe Huisje) is verplaatst naar de oostzijde van de Karelpolderweg, zodat deze dijk niet meer ondergronds hoeft te worden gekruist met horizontaal gestuurde boringen;
- b. Het opstijgpunt bij mast 318 (Stroodorpe) is verplaatst naar de baan die door het betreffende perceel loopt;
- c. Er is een mof-locatie naar de rand van een perceel verplaatst;
- d. Op één perceel met open ontgraving zijn de kabels dichter naar de bestaande buisleidingenstrook gelegd om zodoende eerder opgelopen structuurschade en toekomstige structuurschade aan de grond binnen één strook te combineren.
Met toepassing van deze optimalisaties is vervolgens een basisontwerp gemaakt van het voorkeurstracé.
2.3 Definitief Voorkeurstracé
2.3.1 Tracébeschrijving
Het tracé loopt vanaf mast 328 naar het Opstijgpunt (OSP) aan de oostzijde van de Karelpolderweg. Hierbij wordt de Karelpolderweg bovengronds gekruist. Vanaf het OSP wordt de bestaande bovengrondse verbinding zoveel mogelijk gevolgd. Om de bestaande fruitpercelen te ontzien worden er zoveel mogelijk horizontaal gestuurde boringen gemaakt. Tot aan de Noorddijk / Noordschans worden er twee boringen van ca. 510 meter en 836 meter gemaakt. Tussen de boringen wordt de kabel in open ontgraving aangelegd.
De Noorddijk en Noordschans worden door middel van een lange horizontaal gestuurde boring (1.080 meter) gekruist. Hierbij zijn de in- en uittredepunten gekozen in de landbouwpercelen. Tot slot wordt de laatste boring gemaakt naar het OSP nabij mast 318.
De totale lengte van de nieuwe ondergrondse verbinding bedraagt ca. 3,8 kilometer
In figuur 2.4 is de ligging van het tracé weergegeven. Een pdf van deze figuur is tevens opgenomen in Bijlage 6
Figuur 2.4 Definitief tracé (Bron: TenneT)
2.3.2 Open ontgraving
De kabel wordt voor een deel in open ontgraving aangelegd. Dit is de aanlegmethode waarbij een sleuf wordt gegraven waarin de kabels worden gelegd. Deze methode is alleen toepasbaar als er voldoende ruimte is om een sleuf te graven. Het uitgangspunt is dat de kabels in een 'driehoek' worden aangelegd. Dit betekent dat de kabels in driehoek gebundeld worden. In figuur 2.5 is een doorsnede van een open ontgraving weergegeven.
Figuur 2.5 Doorsnede open ontgraving (bron: TenneT)
In agrarisch gebied mag het land boven de kabel bewerkt worden, de kabel wordt met een gronddekking van 1,80 meter aangelegd. De twee circuits van ieder zes kabels worden per drie gebundeld en naast elkaar aangelegd. In de afbeelding is naast de sleuf ook de werkweg van de uitkomende grond weergeven. Onderstaande figuur geeft een impressie van de werkstrook tijdens een open ontgraving.
Figuur 2.6 Impressie werkstrook open ontgraving (bron: TenneT)
Figuur 2.7 Werkstrook open ontgraving (bron: TenneT)
2.3.3 Boring
Bij een horizontaal gestuurde boring wordt elke hoogspanningskabel in een eigen mantelbuis aangelegd. Per boring (drie kabels) wordt er één extra mantelbuis aangelegd voor de aanleg van de secundaire verbindingen en als reserve voor beschadigingen van mantelbuizen tijdens de aanleg.
In tegenstelling tot een sleuf in open ontgraving zijn er bij deze aanlegmethode geen werkterreinen nodig over de gehele lijn van de boring. Alleen aan de in- en uittredepunten (daar waar de boring aan de oppervlakte komt) zijn werkterreinen nodig. Omdat de mantelbuizen als complete streng in de boring getrokken, wordt is de uitlegstrook voor deze bundel een aandachtspunt. Hier moet voldoende ruimte voor beschikbaar zijn.
Boringen worden uitgevoerd:
- ter plekke van kruisingen met (vaar)wegen;
- ter plekke van kruisingen met kabels en leidingen;
- daar waar onvoldoende ruimte beschikbaar is voor open ontgraving;
- om grote schade aan fruitpercelen te voorkomen;
- daar waar de schadecompensatie-kosten de meerkosten van horizontaal gestuurd boren ten opzichte van open ontgraving (significant) overtreffen.
Onderstaande afbeeldingen geven een doorsnede van een boring en de werkzaamheden tijdens een boring inclusief uitlegstrook. De exacte afmetingen verschillen weliswaar per locatie.
Figuur 2.7 doorsnede boring (bron: TenneT)
Figuur 2.8 Impressie werkterrein boring (bron: TenneT)
2.3.4 Opstijgpunten
Om de ondergrondse verbinding weer aan te sluiten op de bestaande bovengrondse verbinding, zijn opstijgpunten nabij mast 318 en 328 nodig. In dit geval worden de opstijgpunten gerealiseerd in de vorm van vakwerk-portalen. In de uiteindelijke situatie komt er rondom elk portaal een hekwerk te staan om de overgang tussen kabel en lijn af te schermen van de omgeving. Het opstijgpunt heeft een afmeting van 70x35 meter en een maximale bouwhoogte van 25 meter.
In figuur 2.9 is een foto opgenomen van een bestaand opstijgpunt. De opstijgpunten zullen vergelijkbaar zijn met dit opstijgpunt.
Figuur 2.9. Opstijgpunt (bron: TenneT)
2.3.5 Verwijderen bestaande masten
Op het moment dat de ondergrondse verbinding in gebruik is, kan worden gestart met het weghalen van de bestaande masten. Eerst worden de geleiders uit de masten getrokken. Dit zijn de draden die de elektrische energie transporteren. Vervolgens blijven de 'kale' masten over, die daarna gesloopt kunnen worden. De wijze waarop de masten worden gesloopt verschilt mogelijk per locatie. Dit komt doordat niet overal evenveel ruimte beschikbaar is. Ook worden de funderingen tot 2 meter onder maaiveld verwijderd, waarvoor werkterreinen met bouwputten worden gerealiseerd. Hierbij is tevens bemaling noodzakelijk. Op het moment dat de aannemer zijn plannen heeft, worden de werkzaamheden en impact met de omgeving besproken.
Figuur 2.10. Verwijderen bestaande masten (bron: TenneT)
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III) (2009)
De ruimtebehoefte voor de elektriciteitsvoorziening is op 22 juni 2009 vastgesteld en vastgelegd in een aparte nota: het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (hierna: SEV III). SEV III heeft de status van nationale structuurvisie. Een nationale structuurvisie is niet bindend voor lagere overheden, maar wel voor de rijksoverheid zelf. Voor lagere overheden is de structuurvisie richtinggevend. In het SEV III worden de locaties aangewezen voor elektriciteitsproductie vanaf 500 megawatt en hoger en voor nieuwe hoogspanningsvoorzieningen vanaf 220kV en hoger.
De verkabeling wordt in opdracht van de minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) uitgevoerd, en leidt niet tot een aantasting van de leveringszekerheid en de technische infrastructuur van het landelijke hoogspanningsnetwerk. De ontwikkeling kan pas plaatsvinden na het gereedkomen van de nieuwe hoogspanningsverbinding tussen Rilland en Tilburg. De ontwikkeling past daarmee in het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening.
3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is aangegeven dat voor een aantal onderwerpen algemene regels door het Rijk moeten worden gesteld. Deze regels zijn concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect (door tussenkomst van de provincie) door te werken in de ruimtelijke besluitvorming van provincies en gemeenten. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is een algemene maatregel van bestuur (AMvB) waarin de nationale belangen uit de SVIR juridisch zijn geborgd. De ministeriële regeling die bij het Barro hoort (Regeling algemene regels ruimtelijke ordening) is gelijk met het Barro in werking getreden. De onderwerpen, relevant voor het onderzoeksgebied, waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt is de bescherming van de waterveiligheid in en rond de grote rivieren en het netwerk van buisleidingen.
Met de verkabeling van de hoogspanningsverbinding wordt voorzien in een robuust hoogspanningsnet voor de regio, waarbij tevens een bestaande bovengrondse verbinding wordt gesaneerd. Bij de aanleg van de ondergrondse verbinding wordt rekening gehouden met de bestaande buisleidingenstrook ende primaire waterkeringen van de Oosterschelde. Daarmee past de ontwikkeling binnen de regels van het Barro en het beleid in de SVIR.
3.1.3 Structuurvisie Buisleidingen 2012 – 2035
Het nationaal ruimtelijk beleid is gericht op verbetering van de basiskwaliteit van de gehele hoofdinfrastructuur. Daarbij is het van belang, dat het bestaande buisleidingennet goed wordt onderhouden en dat voldoende ruimte open blijft voor uitbreiding van het buisleidingentransport in de toekomst. Met de visie wil het Rijk voor de komende 20 tot 30 jaar ruimte reserveren voor toekomstige ondergrondse buisleidingen voor provincie- en landsoverschrijdend transport van gevaarlijke stoffen. De Structuurvisie buisleidingen is het vervolg op het Structuurschema buisleidingen uit 1985.
Uitgaande van het hoofdprincipe voor nieuwe buisleidingen van 'bundeling' met bestaande leidingstroken en leidingen worden hoofdverbindingen (buisleidingstroken) aangewezen waar ruimte moet worden vrijgehouden voor de aanleg van toekomstige buisleidingen voor gevaarlijke stoffen. De ontwikkeling past binnen de regels van de Structuurvisie Buisleidingen.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018
Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu.
Met de verkabeling van de bestaande hoogspanningsverbinding wordt tegemoet gekomen aan de wens van de gemeente en provincie om een deel van de bestaande verbinding ondergronds te brengen, waarmee ook bestaande knelpunten ten aanzien van de bestaande verbinding worden weggenomen. Het project pas binnen het provinciaal beleid
3.2.2 Omgevingsverordening Zeeland 2018
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang.
Op basis van de verordening is een deel van het plangebied aangeduid als Natuurnetwerk Zeeland. Het gaat hierbij om de Noorddijk, de Noordschans en het verlengde van de Koedijk. De kabel wordt ter plaatse onder deze dijklichamen geboord. De aanleg heeft geen effect op de structuur van het Natuurnetwerk Zeeland. De Omgevingsverordening Zeeland staat de ontwikkeling niet in de weg.
Figuur 3.1 Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland)
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Buitengebied Reimerswaal
Op 25 september 2012 heeft de gemeenteraad de 'Structuurvisie buitengebied Reimerswaal' vastgesteld. Het beleid is in de structuurvisie primair gericht op de aan het landelijk gebied gebonden functies zoals water, landbouw, natuur en landschap, recreatief medegebruik en cultuurhistorie. Daarnaast is het beleid gericht op nieuwe economische dragers, bedrijven, wonen en recreatie in het buitengebied.
In de structuurvisie worden geen specifieke regels gesteld ten aanzien van de ontwikkeling, te weten het verkabelen van de bestaande 380kV-hoogspanningsverbinding ter hoogte van Krabbendijke. Met het verwijderen van de bestaande verbinding vindt een verbetering van het landschap plaats. Tevens worden de gebruiksmogelijkheden van de gronden onder de bestaande verbinding vergroot, wel zal de ondergrondse verbinding ter plaatse beperkingen opleveren, maar met de keuze voor HDD-boringen zijn de belemmeringen aan de fruitgronden zo minimaal mogelijk gemaakt. De ontwikkeling draagt daardoor bij aan de doelen van de Structuurvisie Buitengebied.
3.3.2 Bestemmingsplan Buitengebied 2019
Zoals beschreven in paragraaf 3.1 past de ontwikkeling niet in het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2019. Omdat de gemeente Reimerswaal mee wil werken aan het project is voorliggend bestemmingsplan opgesteld, dat voorziet in een passende regeling.
3.4 Conclusie
De beoogde ontwikkeling past zowel binnen het ruimtelijke beleid van zowel de Rijsoverheid, de provincie Zeeland, het Waterschap Scheldestromen alsook de Gemeente Reimerswaal. Bij de bepaling van het tracé en de uitvoering van het tracé is rekening gehouden met alle randvoorwaarden, die volgen uit het (ruimtelijke) beleid.
Het beleid maakt de verkabeling van de bestaande bovengrondse 380kV-verbinding niet onmogelijk en levert geen belemmeringen voor de ondergrondse 380kV-verbinding.
Hoofdstuk 4 Beoordeling Milieu- En Veiligheidsaspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van de effecten van het voorkeurstracé en worden deze effecten getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving. Per thema wordt een beschrijving gegeven van het toetsingskader, de referentiesituatie en de effecten van het nieuwe ondergrondse tracé.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.2.1 Toetsingskader
De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2022 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:
- Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet;
- De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komt in de Omgevingswet.
4.2.2 Onderzoek
In het kader van de verkabeling is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Uit het onderzoek blijkt dat binnen grote delen van het plangebied een middelhoge verwachting geldt voor resten uit het laat-paleolithicum tot meolithicum op het niveau van de Laagpakket van Wierden, een middelhoge verwachting voor resten uit het neolithicum op het niveau van het Laagpakket van Wormer, een lage verwachting voor resten uit de bronstijd tot midden ijzertijd in het opgaand pakket Hollandveen en een middelhoge verwachting voor resten uit de late ijzertijd en Romeinse tijd voor de bovenzijde van het Hollandveen (dat mogelijk gemoerd is). Verder geldt een lage verwachting voor de vroege middeleeuwen en een middelhoge verwachting voor de late middeleeuwen in en op de oude afzettingen van het Laagpakket van Walcheren en een lage verwachting voor resten uit de nieuwe tijd in en op de jongere afzettingen van het Laagpakket van Walcheren. Dit uitgezonderd de locatie van de historische dijken, wegen en de locatie van het voormalige Noordoost Fort, waar een hoge verwachting geldt voor resten van infrastructuur/vestingwerken uit de nieuwe tijd.
Voor wat betreft de realisatie van de ondergrondse verbinding zal grotendeels gewerkt worden met een gestuurde boring en in mindere mate met een open ontgraving. De kabels die door middel van een gestuurde boring aangelegd worden komen op een diepte tussen 10 en 35 m -mv te liggen. Dit is ruim beneden de potentieel archeologische niveaus, waarmee er geen verstoring van de betreffende niveaus plaatsvindt. Voor de realisatie van de kabels in de open ontgraving zal de bodem ontgraven worden tot een diepte van 2,15 m -mv. Hiermee worden de potentieel archeologische niveaus op het Hollandveen (late bronstijd-Romeinse tijd) en in het Laagpakket van Walcheren (middeleeuwen) verstoord - de zones met een hoge verwachting voor resten uit de nieuwe tijd (locaties van dijken, wegen en het voormalige Noordoost Fort) worden in de huidige planvorming alleen doorkruist door middel van een gestuurde boring.- Het niveau van het Laagpakket van Wormer en Laagpakket van Wierden wordt met de geplande ingrepen in een open ontgraving niet bedreigd.
Gelet op het gegeven dat de archeologische verwachting voor het plangebied op basis van het bureauonderzoek weliswaar is bijgesteld maar niet is komen te vervallen wordt geadviseerd om de dubbelbestemming uit het geldende bestemmingsplan over te nemen in het nieuwe bestemmingsplan. Omdat er geen toetsing (door middel van een verkennend veldonderzoek) van het verwachtingsmodel heeft plaatsgevonden is het daarenboven niet mogelijk de vrijstellingsdiepte bij te stellen.
4.2.3 Conclusie
Met betrekking tot de geplande ingrepen voor de realisatie van de ondergrondse verbinding kan op basis van de beschikbare resultaten en de geplande verstoringen het volgende advies geformuleerd worden:
- Waar de kabel in een open ontgraving gerealiseerd wordt worden de potentiele archeologische niveaus tot een diepte van 2,15 m -mv bedreigd. Hier wordt geadviseerd de archeologische verwachting te laten toetsen door middel van een verkennend veldonderzoek.
- Ter plaatse van de werkterreinen worden de geldende vrijstellingsdiepten niet overschreden de verstoring blijft hier beperkt tot 0,5 m -mv, deze werkzaamheden vinden daarenboven plaats in gebieden waar slechts een lage verwachting voor de nieuwe tijd geldt. Voor deze werkterreinen wordt geen verder onderzoek noodzakelijk geacht.
- Met de realisatie van de gestuurde boringen vindt geen verstoring van de potentieel archeologische niveaus plaats. Voor deze zones wordt dan ook geen verder onderzoek noodzakelijk geacht. Aanvullend wordt wel geadviseerd om omdat onbekend is tot welke diepte er zich vullingen van de buitengracht bevinden, daar waar de gestuurde boringen de locatie van het voormalige Noordoost Fort kruist zeker de minimale diepte van 10 m -mv aan te houden.
- Ter plaatse van de werkwegen en te amoveren masten vindt geen verstoring van de potentiele archeologische niveaus plaats, voor deze zones wordt geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht.
Omdat de archeologische verwachting voor het plangebied op basis van het bureauonderzoek weliswaar is bijgesteld maar niet is komen te vervallen, is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 uit het geldende bestemmingsplan overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
4.3 Bodem
4.3.1 Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
4.3.2 Onderzoek en conclusies
De ontwikkeling, het verkabelen van de bestaande 380kV-verbinding ter hoogte van Krabbendijke, is geen gevoelige ontwikkeling ten aanzien van het aspect bodem. Bij de ontwikkeling vinden wel grondroerende werkzaamheden plaats. De vrijgekomen grond zal hierbij worden gekwalificeerd en zo veel mogelijk binnen het werk worden hergebruikt. Hiervoor zal in de voorbereiding tot de uitvoering van het werk een bodemonderzoek worden uitgevoerd.
4.4 Ecologie
4.4.1 Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn.
Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
4.4.2 Onderzoek
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het plangebied is niet gelegen in Natura 2000 gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Oosterschelde. De Oosterschelde grenst aan de dijk ten noorden van het plangebied, zie figuur 4.2. In verband met de effecten van de nieuwe verbinding is gekeken naar de stikstofdepostie die vrijkomt bij de aanleg van de nieuwe ondergrondse verbinding en de verwijdering van de bestaande verbinding. Hiervoor is een stikstofonderzoek, inclusief AERIUS-berekening uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de aanlegfase leidt tot stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden van meer dan 0,10 mol/ha/jr. Het betreft een tijdelijke depositie.
Deze depositie vindt plaats op de hexagonen direct ten noorden van de dijk ter hoogte van de Pietermanskreek en de Tarweplaat. Zie ook figuur 3.1. In het kader van deze extra depositie is een voortoets uitgevoerd op de gevolgen van de depositie op Natura 2000-gebied. Hieruit blijkt dat er als gevolg van de tijdelijke depositie geen significante effecten zijn te verwachten op de aanwezige habitats. Deze voortoets is opgenomen in Bijlage 8.
Figuur 4.1 Hexagonen Natura 2000-gebied Oosterschelde
Natuurnetwerk Zeeland
De nieuwe ondergrondse verbinding kruist het Natuurnetwerk Zeeland ter plaatse van de Noorddijk, de Noordschans en het verlengde van de Koedijk. De kruising van deze locaties zal gebeuren door middel van een horizontaal gestuurde boringen. Daarmee vindt geen aantasting van het Natuurnetwerk plaats. Deze boringen zullen op een diepte van tenminste 10 meter plaatsvinden. De in- en uittredingslocatie van de boring zijn gelegen op ruime afstand van het Natuurnetwerk Zeeland. Daarmee vindt geen aantasting van het Natuurnetwerk plaats.
Figuur 4.2 Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland)
Soortenbescherming
In het kader van de soortenbescherming heeft ecologisch onderzoek plaatsgevonden voor de tracéalternatieven. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 9. Uit dit onderzoek blijkt dat het voorkomen van strikt beschermde soorten niet bekend is. In het plangebied is het voorkomen van algemene broedvogels van de vogelrichtlijn bekend. Ook zijn er waarnemingen van vogels met jaarrond beschermde nesten. Aangrenzend aan het plangebied ligt de Oosterschelde, die hier echter alleen als foerageer- of rustgebied (hoogwatervluchtplaats) fungeert. Het is ter hoogte van Krabbendijke geen geschikt broedgebied. Het voorkomen van enkele in Nederland algemeen voorkomende soorten amfibieën (gewone pad, bruine kikker) en grondgebonden zoogdieren (rosse woelmuis, bosmuis, haas) is niet onwaarschijnlijk.
4.4.3 Conclusie
Er is op basis van de resultaten van het tot nu toe uitgevoerde onderzoek geen sprake van strijdigheid met de Wet natuurbescherming. Er hoeft geen ontheffing soortenbescherming of vergunning gebiedsbescherming aangevraagd te worden.
Voorafgaand aan de werkzaamheden zal een ecologische quickscan worden uitgevoerd. Omdat de uitvoering van de werkzaamheden niet op korte termijn (binnen 2 jaar) plaatsvindt is het uitvoeren van een ecologisch onderzoek in deze fase niet opportuun omdat de conclusies uit dit onderzoek te oud zullen zijn om gebruikt te kunnen worden voor de uitvoering van de werkzaamheden.
4.5 Externe Veiligheid
4.5.1 Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
4.5.2 Onderzoek en conclusies
Op basis van de risicokaart is in beeld gebracht welke risicobronnen in de omgeving aanwezig zijn. Zie hiervoor figuur 4.2. Op basis van de risicokaart blijkt dat in de nabijheid van het beoogde tracé een beperkt aantal risicobronnen bevinden. De nieuwe hoogspanningsverbinding heeft geen invloed op deze risicobronnen, daarnaast hebben de risicobronnen ook geen effect op de ondergrondse hoogspanningsverbinding. Het aspect externe veiligheid levert dan ook geen belemmeringen op ten aanzien van de aanleg van de nieuwe hoogspanningsverbinding.
Figuur 4.3 Uitsnede risicokaart
4.6 Magneetveldzones
4.6.1 Toetsingskader
De Rijksoverheid, met name het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ( I&W), is verantwoordelijk voor beleid en regelgeving op het gebied van magneetvelden. Er zijn weliswaar geen wettelijke normen vastgesteld, maar het beleid van de Nederlandse overheid gaat uit van een referentieniveau voor blootstelling van burgers van maximaal 100 microTesla (µT). TenneT zal bij dit project voldoen aan dit referentieniveau.
Daarnaast heeft de Nederlandse overheid (het toenmalige ministerie van VROM) in 2005 een advies uitgebracht over magnetische velden nabij bovengrondse hoogspanningslijnen. Dit advies maakt voor magnetische velden onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties. Voor nieuwe situaties adviseert de overheid aan gemeenten, provincies en beheerders van hoogspanningsnetten om bij bovengrondse hoogspanningslijnen uit voorzorg zoveel mogelijk te voorkomen dat kinderen langdurig verblijven in magnetische veldsterkten hoger dan 0,4 µT. Dit betekent dat de overheid adviseert om geen woningen, scholen, crèches en kinderdagverblijven (de zogenoemde 'gevoelige bestemmingen') te bouwen in de nabijheid van een bestaande hoogspanningslijn en om bij het inpassen van een nieuwe bovengrondse hoogspanningslijn afstand te bewaren tot dergelijke gevoelige bestemmingen.
Het beleidsadvies van de rijksoverheid geldt niet voor ondergrondse hoogspanningskabels , -opstijgpunten en –stations. Niettemin heeft TenneT op verzoek van de gemeente de 0,4 microtesla contour (jaargemiddeld) in beeld gebracht van de nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbinding.
4.6.2 Onderzoek en conclusies
Het onderzoek naar de jaargemiddelde 0,4 microtesla contour is opgenomen in Bijlage 10. Uit het onderzoek blijkt dat er geen woningen zijn gelegen binnen de 0,4 microteslacontour (jaargemiddeld) van de nieuwe ondergrondse kabelverbinding. Het onderzoek is uitgevoerd voor het tracé dat parallel is gelegen langs de buisleidingenstrook. Het definitieve tracé dat in dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt volgt de bestaande bovengrondse verbinding. Hierdoor is het definitieve tracé verder gelegen van de bestaande woningen, aan met name de Noorddijk in Krabbendijke, daardoor zal de situatie beter zijn dan de resultaten uit het onderzoek.
4.7 Kabels En Leidingen
Het tracé van de nieuwe hoogspanningsverbinding loopt langs bestaande kabels en leidingen, daarnaast kruist de nieuwe hoogspanningsverbindingen deze kabels en leidingen ook op bepaalde punten. In het kader van mogelijke beïnvloeding van de nieuwe hoogspanningsverbinding op de bestaande kabels en leidingen is onderzoek uitgevoerd. In het onderzoek is gekeken naar de onderstaande mogelijke effecten van de nieuwe hoogspanningsverbinding:
- Capacitieve beïnvloeding (aanraakveiligheid);
- Weerstandsbeïnvloeding (aanraakveiligheid);
- Inductieve beïnvloeding (aanraakveiligheid en AC-corrosie);
- Thermische beïnvloeding.
Uit het onderzoek, dat is opgenomen in Bijlage 11, blijkt dat de nieuwe hoogspanningsverbinding niet leidt tot onaanvaardbare beïnvloeding van de bestaande verbindingen. Daarnaast treedt er met het amoveren van de bestaande bovengrondse verbinding een verbetering op ten opzichte van de onderzochte situatie.
4.8 Water
4.8.1 Toetsingskader
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water (hierna: KRW) is een Europese richtlijn die moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW moet in landelijke wet- en regelgeving worden omgezet. Met de komst van de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Europese Kaderrichtlijn heeft gevolgen voor de gemeente op het gebied van riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische en fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang.
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (hierna: NWP2) is opgesteld op basis van de Waterwet. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016- 2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het Rijk een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte, het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft het Rijk naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit NWP2 dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland. Op basis van de Waterwet is het NWP2 voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP2 is bindend voor het Rijk. Het Rijk is verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het NWP2 legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast.. Rijkswaterstaat neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.
Bestuursakkoord Water
Het bestuursakkoord Water volgt op het Nationaal Bestuursakkoord Water en bevat hernieuwde afspraken over bestuur, financiën en richtinggevende kaders voor onder andere water. De maatregelen uit het Bestuursakkoord Water zijn gericht op:
- heldere verantwoordelijkheden, minder bestuurlijke drukte;
- beheersbaar programma voor de waterkeringen;
- doelmatig beheer van de waterketen;
- werkzaamheden slim combineren;
- het waterschapsbestuur. De doelstellingen van het 'oude' Nationaal Bestuursakkoord blijven van kracht.
Waterschap Scheldestromen
Voor ruimtelijke plannen dient met een watertoets aangetoond te worden dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hieruit moet blijken of de beoogde ontwikkeling strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. De waterbeheerder is het Waterschap Scheldestromen. Deze instantie is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied en zijn omgeving.
4.8.2 Watertoets
Om na te gaan of het voorliggend plan niet in strijd is met duurzaam waterbeheer, voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, is gebruik gemaakt van het aanmeldformulier Watertoets van het waterschap. Dit formulier is opgenomen in Bijlage 12. De watertoets is voorgelegd aan het waterschap, het waterschap geeft aan dat ze geen opmerkingen hebben. Het wateradvies is opgenomen in Bijlage 13.
4.9 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.9.1 Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (m.e.r. = milieu effectrapportage) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- 1. de kenmerken van de projecten;
- 2. de plaats van de projecten;
- 3. de kenmerken van de potentiële effecten.
4.9.2 Onderzoek en conclusies
Het Besluit m.e.r. geeft aan of voor een project een m.e.r.-(beoordelings)plicht van toepassing is. De onderhavige ontwikkeling betreft de aanleg van een ondergrondse hoogspanningsverbinding. Deze ontwikkeling is als activiteit opgenomen in de D-lijst onder categorie D24.2 (De aanleg, wijziging of uitbreiding van een ondergrondse hoogspanningsleiding). Hierdoor is de activiteit m.e.r.-beoordelingsplichtig. In het kader van het bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld, deze is opgenomen in Bijlage 14. Op basis hiervan is het opstellen van een MER en het doorlopen van een m.e.r-procedure niet noodzakelijk is.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Planvorm
Het bestemmingsplan vervangt ter plaatse van het plangebied het geldende bestemmingsplan geheel Dit houdt in dat de enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen uit de onderliggende geldende bestemmingsplannen volledig overgenomen worden. Hieraan worden bestemmingen toegevoegd voor de nieuwe ondergrondse verbinding en het verwijderen van de betaande bovengrondse verbinding.
Standaarden
Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de RO Standaarden 2012 waarvan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) deel uitmaakt. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoebestemmingsplannen moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform deze standaarden
Bestemmingen voor de nieuwe verbinding
Aan de gronden die benodigd zijn voor de nieuwe ondergrondse verbinding wordt een zogeheten dubbelbestemming toegekend. Het tracé is zo gekozen dat door het leggen van de dubbelbestemmingen geen strijdigheid ontstaat met de onderliggende bestemmingen zoals die ook al in het geldende bestemmingsplan aanwezig zijn. Deze kunnen in stand blijven en worden uitgevoerd, zij het dat dan wel rekening moet worden gehouden met de eisen die voortvloeien uit de dubbelbestemmingen.
Ter plaatse van de opstijgpunten bij mast 318 en mast 328 wordt een enkelbestemming opgenomen. Deze enkelbestemming komt wel in de plaats van de geldende enkelbestemming ter plaatse.
Te verwijderen verbinding
Het plan regelt ook dat de dubbelbestemmingen van de bestaande bovengrondse verbinding komt te vervallen. Zolang de bestaande verbinding in gebruik blijft, blijft het bestemmingsplan de aanwezigheid en het gebruik van de verbinding toestaan. Wanneer de nieuwe verbinding in gebruik genomen is komt deze mogelijkheid te vervallen. De bestaande dubbelbestemming van deze verbinding is op de verbeelding weergegeven met een aanduiding.
5.2 Plangebied Van Het Inpassingsplan
Zakelijk rechtstrook
De gronden die gebruikt worden voor de nieuwe hoogspanningsverbinding en de strook grond aan weerszijden daarvan die nodig is voor beheer en onderhoud (zogeheten zakelijk rechtstrook) bepalen het plangebied en worden in het plan als zodanig voor de hoogspanningsverbinding bestemd.
Het plangebied omvat tevens het tracé van de bestaande bovengrondse verbinding die wordt verwijderd. Hier wordt de dubbelbestemming ten behoeve van deze bestaande verbindingen wegbestemd. Op de verbeelding is dit gedeelte voorzien van een dubbelbestemming, met daar op een aanduiding. Het feitelijk verwijderen vindt plaats nadat de nieuwe verbinding in gebruik is genomen.
Tijdelijke werkterreinen
Ten behoeve van de aanleg van de nieuwe verbinding en het verwijderen van de bestaande verbinding zijn tijdelijk werkterreinen en bouwwegen nodig. Deze terreinen zijn gedeeltelijk te combineren. Deze terreinen en bouwwegen zijn ruimtelijk relevant en bepalend voor de uitvoerbaarheid van het plan. Voor zover nodig worden voor tijdelijke wegen en werkterreinen buiten het plangebied vergunningen aangevraagd.
5.3 Toelichting Op De Bestemmingen
Leiding - Hoogspanning 380kV-ondergronds
Ten behoeve van de nieuwe ondergrondse hoogspanningskabels van 380kV is de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning 380kV-ondergronds' opgenomen. Binnen deze bestemming is de aanleg van een ondergrondse verbinding toegestaan. Daarnaast heeft de dubbelbestemming tevens een beschermende werking. Ter bescherming is opgenomen dat voor bepaalde grondroerende werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden noodzakelijk is. In de regels is opgenomen dat een dergelijke omgevingsvergunning pas noodzakelijk is na de aanleg van betreffende ondergrondse hoogspanningsverbinding. De zone die is opgenomen in het bestemmingsplan staat zowel de aanleg door middel van open ontgraving als door middel van boring toe.
Leiding - Hoogspanning
De bestaande bovengrondse hoogspanningsverbinding is bestemd door middel van een dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning. De bestaande verbinding blijft in werking tot de nieuwe verbinding is aangelegd. Het is daarom wenselijk om de bestaande beperkingen ter bescherming van deze verbinding in dit bestemmingsplan te handhaven. In de dubbelbestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maken om de dubbelbestemming voor de bestaande hoogspanningsverbinding te verwijderen nadat de bestaande verbinding uit gebruik is gehaald en is verwijderd.
Waarde - Archeologie
Ter bescherming van de bestaande archeologische waarden langs het tracé is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Binnen deze bestemming zijn bodemroerende werkzaamheden slechts toegestaan na uitvoering van archeologisch onderzoek.
Bedrijf - Opstijgpunt
Voor de opstijgpunten aan weerszijden van de ondergrondse verbinding is de bestemming Bedrijf - Opstijgpunt opgenomen. Binnen deze bestemming is een installatie toegestaan ten behoeve van de overgang tussen een ondergrondse en bovengrondse hoogspanningsverbinding van 380kV. Daarnaast zijn binnen deze bestemming bijbehorende voorzieningen toegestaan zoals parkeer-, groen en nutsvoorzieningen.
De bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan 3 m, en binnen het bestemmingsvlak mag niet meer dan 15 m² worden bebouwd. Erf- en terreinafscheidingen bedragen ten hoogste 3 m, de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 25 m.
Enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen BP Buitengebied 2019
In het bestemmingsplan zijn ook verschillende (dubbel)bestemmingen overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2019. Het gaat hierbij om de volgende bestemmingen:
- Agrarisch
- Agrarisch met waarden - Beschermde dijk
- Verkeer
- Water
- Leiding - Leidingstrook 1
- Waterstaat - Waterkering
Deze bestemmingen zijn onverkort overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan en het bestemmingsplan voorziet in deze bestemmingen geen wijzigingen. In het bestemmingsplan is hierbij het gehele bouwvlak van het agrarisch bedrijf aan de Noorddijk 31 meegenomen. Hiermee wordt voorkomen dat het bouwvlak onder twee aparte bestemmingsplannen komt te vallen
5.4 Toelichting Op Algemene Regels
Antidubbeltelregel
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels zijn regels gesteld aan het bouwen. Het gaat hierbij onder meer om bestaande bouwwerken die afwijken van de regels die zijn gesteld in hoofdstuk 2 van de regels, overschrijdingen van bouwgrenzen en voorgevelrooilijnen. Tenslotte zijn regels gesteld ten aanzien van bebouwingspercentages in relatie tot bouwvlakken.
Algemene gebruiksregels
Hierin zijn algemene regels gesteld aan het gebruik van de gronden van het bestemmingsplan. Hierin wordt expliciet aangegeven wat wordt verstaan onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Hieronder valt onder meer het niet in oorspronkelijke staat terugbrengen van de gronden waarover de hoogspanningsverbinding loopt en het niet amoveren van de met de aanduiding aangegeven te verwijderen bestaande hoogspanningsverbinding binnen 5 jaar na ingebruikname van de nieuwe verbinding.
Algemene aanduidingsregels
Vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen' komt de in de onderliggende bestemmingsplannen opgenomen dubbelbestemming ten behoeve van de bestaande 380kV-verbinding te vervallen. Na het verwijderen van de bestaande verbindingen ter plaatse is bescherming op basis van het bestemmingsplan niet langer noodzakelijk. De dubbelbestemming komt ter plaatse pas te vervallen, na de ingebruikname van de nieuwe verbinding.
Aanduidingen uit vigerend bestemmingsplan Buitengebied 2019
Daarnaast zijn in de regels verschillende aanduidingen opgenomen die volgen uit het vigerende bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de volgende aanduidingen:
- Afwegingszone natuurgebied;
- Kernrandzone
- Ruimte voor verdichting
- Vrijwaringszone - dijk
- Vrijwaringszone - rader
De regels uit het vigerende bestemmingsplan zijn overgenomen in dit bestemmingsplan.
Algemene afwijkingsregels
Voor bestaande gevoelige bestemmingen is het mogelijk om af te wijken van deze regeling en kan het bevoegd gezag voor ten hoogste 10% van de genoemde maten afwijken, mits geen andere gevoelige bestemmingen ontstaan dan zijn opgenomen in bijlage 1 bij de regels.
Algemene wijzigingsregels
Het is mogelijk om voor de bestaande bestemmingen af te wijken van de bestemmingsgrenzen en deze met maximaal 3 meter te overschrijden, mits het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot.
Overige regels
Werking wettelijke regels
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het bestemmingsplan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder f Bro dient de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen te worden aangetoond. TenneT is als opdrachtgever verantwoordelijk voor het aanleggen van de nieuwe verbinding en het verwijderen van de bestaande verbinding. Er is goedkeuring van de minister van Financiën en TenneT heeft het project opgenomen in het investeringsplan voor de komende tien jaar.
TenneT en gemeente Reimerswaal hebben afspraken gemaakt ten aanzien van kostenverhaal en planschade. Deze afspraken worden geformaliseerd
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Proces voorafgaand aan het bestemmingsplan
Om de verschillende mogelijkheden voor het ondergronds brengen van de bestaande verbinding mogelijk te maken is een projectgroep opgesteld. De gemeente Reimerswaal is voorzitter van de projectgroep, die bestaat uit vertegenwoordigers van Rijkswaterstaat, Waterschap Scheldestromen, Provincie Zeeland, TenneT en D-Cision.
In het kader van de ontwikkeling van de nieuwe ondergrondse verbinding hebben in de periode van maart 2018 tot en met november 2018 keukentafelgesprekken plaatsgevonden met grondeigenaren en pachters in de omgeving van Krabbendijke. Daarnaast heeft op 12 november 2018 een informatiebijeenkomst plaatsgevonden in "De Meiboom" in Krabbendijke. De uitkomsten van deze gesprekken en de reacties op de informatieavond zijn verwerkt in de keuze voor het zoekgebied.
In hoofdstuk 2 is een uitgebreide beschrijving opgenomen van de verschillende processtappen die zijn gezet bij de totstandkoming van het tracé, deze stappen zijn in samenspraak tussen TenneT, de gemeente Reimerswaal en de omgeving gezet.
6.2.2 Voorontwerpbestemmingsplan
Het voorontwerpbestemmingsplan zal worden toegezonden naar de verschillende overlegpartners in het kader van het 3.1.1.-Bro-overleg. Daarnaast wordt het bestemmingsplan voor iedereen ter inzage gelegd. Voorafgaand aan de terinzagelegging is (in aangepaste vorm) op 24 september een informatieavond georganiseerd.
Inspraak
Tijdens de termijn van terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan hebben ingezetenen van Reimerswaal en belanghebbenden de gelegenheid gehad schriftelijk of mondeling inspraakreacties naar voren te brengen. Er zijn 4 inspraakreacties ingediend binnen de gestelde termijn. De inspraakreacties zijn allemaal van kabel- en leidingbeheerders/eigenaren:
- DNWG Infra B.V. namens 3 partijen: Enduris B.V., Evides N.V. en ZEBRA Gasnetwerk B.V.
- Kaan Consultancy namens Zeeland Refinery N.V./Total Opslag en Pijpleiding Nederland N.V. (ZR)
Nadat de inspraakreacties binnen de gestelde termijn zijn ingediend hebben zich ontwikkelingen voorgedaan bij de leidingbeheerders/eigenaren. ZEBRA Gasnetwerk B.V is 'overgegaan' naar PZEM (leiding met kenmerk A-515) en Gasunie Transport Services B.V. (GTS) (leiding met kenmerk A-513 die is omgenummerd naar A-672). Kaan Consultancy zal in het vervolg ook namens PZEM de belangen behartigen. De belangen van Evides N.V. worden niet meer door DNWG behartigd, maar zelfstandig door Evides N.V.
Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het voorgeschreven overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan:
- Provincie Zeeland;
- Veiligheidsregio Zeeland;
- Waterschap Scheldestromen.
Van de Provincie Zeeland is een inhoudelijke reactie op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen op de vermelde datum. De Veiligheidsregio Zeeland heeft op 12 oktober 2020 gereageerd en aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft opmerkingen te maken. Van het Waterschap Scheldestromen is op 3 november 2020 een wateradvies ontvangen.
De binnengekomen reacties in het kader van de inspraak en het vooroverleg zijn samengevat en beantwoord in de Nota Inspraak en overleg welke is opgenomen in Bijlage 15.
Op basis van de binnengekomen reacties is de toelichting van het bestemmingsplan op de onderdelen kabels en leidingen, archeologie en ecologie aangevuld. De binnengekomen overlegreacties hebben niet geleid tot aanpassingen op de regels en de verbeelding.
6.2.3 Ontwerp-bestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met bijbehorende onderliggende stukken van 25 maart 2021 tot en met 5 mei 2021 ter visie gelegen.
Tijdens de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan heeft iedereen de gelegenheid gehad schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren te brengen. Er is 1 zienswijze ingediend. In Bijlage 16 is een puntsgewijze samenvatting van de zienswijze en de gemeentelijke reactie daarop. De binnengekomen zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is ongewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Notitie Zoekgebied Krabbendijke
Bijlage 1 Notitie Zoekgebied Krabbendijke
Bijlage 2 Notitie Verkabeling Krabbendijke
Bijlage 2 Notitie verkabeling Krabbendijke
Bijlage 3 Tracédocument
Bijlage 4 Afwegingsnotitie
Bijlage 5 Uitwerking Tracé-alternatieven Noord
Bijlage 5 Uitwerking tracé-alternatieven Noord
Bijlage 6 Inrichtingstekening
Bijlage 7 Bureauonderzoek Archeologie
Bijlage 7 Bureauonderzoek Archeologie
Bijlage 8 Voortoets Natura 2000-gebied
Bijlage 8 Voortoets Natura 2000-gebied
Bijlage 9 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 9 Ecologisch onderzoek
Bijlage 10 Magneetveldonderzoek
Bijlage 10 Magneetveldonderzoek
Bijlage 11 Beïnvloedingsonderzoek
Bijlage 11 Beïnvloedingsonderzoek
Bijlage 12 Watertoetsformulier
Bijlage 12 Watertoetsformulier
Bijlage 13 Wateradvies
Bijlage 14 Mer-beoordelingsnotitie
Bijlage 14 MER-beoordelingsnotitie
Bijlage 15 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 15 Nota Inspraak en Overleg