KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
Artikel 4 Verkeer - Railverkeer
Artikel 5 Leiding - Buisleidingenstraat
Artikel 6 Leiding - Gas
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding 150/380 Kv En 380 Kv
Artikel 9 Leiding - Leidingstrook 1
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
Artikel 11 Waarde - Archeologie 5
Artikel 12 Waarde - Beschermde Dijk
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Bouwregels
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Bestaande Situatie
2.2 Alternatievenstudie
2.3 Huidige Planologische Situatie
2.4 Beschrijving Nieuwe Situatie
2.5 Beschrijving Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Novi
3.2 Bro, Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
3.3 Omgevingsvisie Zeeland 2021
3.4 Provinciale Omgevingsverordening 2018
3.5 Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030
3.6 Mobiliteitsplan Zeeland
3.7 Kwaliteitsnetwerk Landbouwverkeer Zeeland 2022
3.8 Structuurvisie Buitengebied Reimerswaal (2012)
3.9 Structuurvisie Kernen En Bedrijventerreinen (Ontwerp)
3.10 Structuurvisie Aquacultuur
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Cultuurhistorie
4.2 Archeologie
4.3 Verkeer
4.4 Natuur
4.5 Water
4.6 Bodemkwaliteit
4.7 Munitie/niet-gesprongen Explosieven
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Geluid
4.11 Trillingen
4.12 Kabels En Leidingen
4.13 Zoetwaterlens
4.14 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Financiële Aspecten
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Grondexploitatie En Kostenverhaal
Hoofdstuk 6 Resultaten Overleg En Inspraak
6.1 Participatie
6.2 Wettelijk Vooroverleg En Inspraak
6.3 Zienswijzenprocedure
Bijlage 1 Landschappelijke Inrichting En Compensatie Nnz
Bijlage 1 Landschappelijke Inrichting En Compensatie Nnz
Bijlage 2 Vorvrije M.e.r.-beoordelingsnotitie
Bijlage 3 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 4 Archeologisch Advies
Bijlage 5 Quickscan Ecologie
Bijlage 6 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 7 Memo Uitvoerbaarheid
Bijlage 8 Historisch Bodemonderzoek En Boorplan
Bijlage 9 Historisch Vooronderzoek Oo
Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 11 Addendum Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 12 Cumulatief Akoestisch Onderzoek
Bijlage 13 Effectenstudie Zoetwaterlens
Bijlage 14 Nota Inspraak En Vooroverleg

Reconstructie N673 (Zanddijk/Molendijk), Yerseke

Bestemmingsplan - Gemeente Reimerswaal

Ontwerp op 05-12-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan ‘Reconstructie N673 (Zanddijk/Molendijk), Yerseke’, met identificatienummer NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01 van de gemeente Reimerswaal.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

Indien en voor zover twee aanduidingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één aanduidingsvlak.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een certificaat archeologie beschikt.

1.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bestaand

  1. a. bebouwing: bebouwing zoals die bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, danwel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald.
  2. b. gebruik: gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestond ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.15 buisleidingenstraat

een brede strook grond, die primair bestemd is voor het leggen van meerdere buisleidingen en zo nodig is uitgevoerd met collectieve voorzieningen, zoals kunstwerken. De buisleidingenstraat in Zuidwest Nederland (van Rotterdam naar Antwerpen en Zeeland) wordt beheerd door een daarvoor opgerichte stichting.

1.16 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.17 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.18 gebruiken

het gebruiken en / of doen gebruiken en / of laten gebruiken.

1.19 handreiking

de 'Handreiking voor het berekenen van de breedte van de specifieke magneetveldzone bij bovengrondse hoogspanningslijnen' versie 4.1 van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

1.20 hoogspanningskabel

ondergrondse deel van een hoogspanningsverbinding.

1.21 hoogspanningslijn

bovengrondse deel van een hoogspanningsverbinding.

1.22 hoogspanningsverbinding

een hoogspanningskabel en/of hoogspanningslijn met een nominale spanning groter dan 1 kV (1.000 Volt) wisselspanning of gelijkspanning.

1.23 kwetsbaar object

een kwetsbaar object zoals gedefinieerd in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.24 landschappelijke inrichting

Het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing (constructie) en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing (constructie) die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap. Landschappelijke inpassing bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van minimaal 10 meter. Indien sprake is van een landschapsplan -opgesteld door de landschaps- en natuurdeskundige- kan ook worden volstaan met een landschappelijke inpassing met een gemiddelde breedte van minimaal 5 meter. In specifieke gevallen kan maatwerk toegepast worden, mits deze ter goedkeuring aan de Gemeente Reimerswaal wordt voorgelegd.

1.25 leidingstrook

planologisch gereserveerde strook grond die door opname als zodanig in structuurvisie en bestemmingsplan planologisch mede is bestemd voor het leggen van (meerdere) ondergrondse buisleidingen.

1.26 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.27 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.28 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  3. c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  4. d. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouder een peil aanwijzen.

1.29 werken

werken, geen bouwwerken zijnde.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/ of het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen bestaande uit maximaal twee rijstroken;
  2. b. fietspaden;
  3. c. parkeerplaatsen;
  4. d. voetpaden;
  5. e. fietstunnels uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietstunnel'.
  6. f. Bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals: afvalverzamelplaatsen, beplantingen, bermen, geluidwerende voorzieningen, waterlopen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, kunstwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. voor bruggen en viaducten bedraagt de bouwhoogte niet meer dan: 10 meter;
  3. c. voor erf- en terreinafscheidingen bedraagt de bouwhoogte niet meer dan: 2 meter;
  4. d. voor geluidafschermende voorzieningen in de vorm van geluidschermen geldt:
    1. 1. ter hoogte van woning Kamperweg 2, lengte 84 meter, bouwhoogte 1,7 meter;
    2. 2. ter hoogte van woning Zanddijk 17, lengte 55 meter, bouwhoogte 1,5 meter;
    3. 3. ter hoogte van woning Zanddijk 13, lengte 31 meter, bouwhoogte 1,5 meter;
    4. 4. ter hoogte van woning Grintweg 86, lengte 15 meter, bouwhoogte 1,5 meter;
    5. 5. ter hoogte van woning Kaasgat 2, lengte 60 meter, hoogte 1,5 meter;
  5. e. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt de bouwhoogte niet meer dan: 3 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

3.4 Gebruiksregels

Artikel 4 Verkeer - Railverkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
  2. b. een viaduct ten behoeve van een tweebaans weg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-railverkeer - viaduct';
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals: geluidwerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. toegestaan zijn:
    1. 1. gebouwen, geen woningen zijnde;
    2. 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de goothoogte bedraagt niet meer dan:
    1. 1. gebouwen: 6 meter;
  3. c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
    1. 1. gebouwen: 10 meter;
    2. 2. erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
    3. 3. bruggen en viaducten: 10 meter;
    4. 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 meter.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de verkeersveiligheid.

Artikel 5 Leiding - Buisleidingenstraat

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Buisleidingenstraat' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor ondergrondse buisleidingen en kabels, conform de Structuurvisie Buisleidingen 2012-2035, met daaraan ondergeschikt bij deze bestemming behorende voorzieningen, andere (industriële) stoffen zijn toegestaan na afstemming met het bevoegd gezag.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels en toegestane afwijking hiervan - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 ten behoeve van het toestaan van een hogere bouwhoogte dan wel een grotere oppervlakte voor gebouwen en het toestaan van een hogere bouwhoogte voor bouwwerken, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. afwijking is uitsluitend toegestaan indien dit noodzakelijk is voor het beheer en / of onderhoud van de ondergrondse buisleidingen en kabels;
  2. b. de veiligheid van de betrokken leiding of kabel niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de buisleidingen en kabels;
  2. b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1 voor het toestaan van een ander gebruik mits het ander gebruik verenigbaar is met de bestemming alsmede de veiligheid van personen en goederen niet in gevaar worden gebracht.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding, met daaraan ondergeschikt bij deze bestemming behorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels en toegestane afwijking hiervan - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende (bouw)regels en toegestane afwijking hiervan, worden in acht genomen;
  2. b. de veiligheid van de gasleiding mag niet worden geschaad;
  3. c. vooraf wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  4. d. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de buisleidingen en kabels;
  2. b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor (een) ondergrondse:

  1. a. olieleiding met een diameter van 24 inch;
  2. b. aardgastransportleiding met een diameter van 48 inch;
  3. c. aardgastransportleiding met een diameter van 10 inch;
  4. d. aardgastransportleiding met een diameter van 6 inch;
  5. e. twee watertransportleidingen met een diameter van 28 inch;
  6. f. watertransportleiding met een diameter van 900 mm;
  7. g. andere (industriële) stoffen zijn toegestaan na afstemming met het bevoegd gezag;

met daarbij behorende belemmeringenstrook.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels en toegestane afwijking hiervan - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende (bouw)regels en toegestane afwijking hiervan, worden in acht genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  3. c. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de buisleidingen en kabels;
  2. b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding 150/380 Kv En 380 Kv

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150/380 kV en 380 kV' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een gecombineerde bovengrondse 150 kV/380 kV-hoogspanningsverbinding dan wel een bovengrondse 380/380 kV-hoogspanningsverbinding, met de daarbij behorende belemmeringenstrook;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. toegangswegen;
  5. f. waterlopen en waterpartijen;
  6. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. h. masten en (veiligheids)voorzieningen.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding die voldoen aan de volgende criteria:
    1. 1. de bouwhoogte van een hoogspanningsmast (waaronder mede begrepen jukken) mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte mast (m)' aangegeven hoogte bedragen;
    2. 2. hoogspanningsmasten worden uitgevoerd als het type Wintrack;
    3. 3. de veldlengte tussen twee mastlocaties bedraagt minimaal 210 m en maximaal 450 m;
    4. 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen;
    5. 5. uit een rapport met de weergave van de berekende specifieke magneetveldzone conform de dan vigerende handreiking blijkt dat na ingebruikname van de hoogspanningsverbinding er geen gevoelige bestemmingen zijn gelegen binnen de specifieke magneetveldzone;
    6. 6. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - technische specificaties' mogen hoogspanningsmasten waarvan de bouwhoogte groter is dan de valafstand tot enige buisleiding waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, alleen worden opgericht indien er zodanige bouwmaterialen worden gebruikt en/of zodanige andere maatregelen worden getroffen, dat wordt voldaan aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
  2. b. ten behoeve van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen mag – met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels en toegestane afwijking hiervan – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  3. c. de stalen buisleidingen van de hoogspanningsverbinding dienen te voldoen aan het gestelde in de NEN3654.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder b en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  1. a. de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  2. b. vooraf de leidingbeheerder van de desbetreffende hoogspanningsverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning wordt eerst overgegaan, indien uit het verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig worden geschaad.

Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning ter bescherming van bedoelde verbinding.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Leiding - Leidingstrook 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor (een) ondergrondse:

  1. a. olieleiding met een diameter van 24 inch;
  2. b. aardgastransportleiding met een diameter van 48 inch;
  3. c. aardgastransportleiding met een diameter van 10 inch;
  4. d. aardgastransportleiding met een diameter van 6 inch;
  5. e. twee watertransportleidingen met een diameter van 28 inch;
  6. f. watertransportleiding met een diameter van 900 mm;
  7. g. andere (industriële) stoffen zijn toegestaan na afstemming met het bevoegd gezag;

met daarbij behorende belemmeringenstrook.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels en toegestane afwijking hiervan - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende (bouw)regels en toegestane afwijking hiervan, worden in acht genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  3. c. alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de buisleidingen en kabels;
  2. b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 4, hoge verwachting.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels en toegestane afwijking hiervan - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  4. d. het bepaalde in dit lid 10.2 onder b is niet van toepassing, indien het betrokken gebied, inclusief het gebied voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zoals mede bedoeld in artikel 10.3:
    1. 1. een oppervlakte heeft van ten hoogste 250 m2;
    2. 2. de bodemingreep niet dieper is dan 40 cm onder het maaiveld.
  5. e. hetgeen onder sub d is vermeld, is niet van toepassing indien het aannemelijk is dat binnen de planperiode van het bestemmingsplan meerdere bodemingrepen gaan plaatsvinden waardoor in totaal een groter gebied dan 250 m2 verstoord gaat worden.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie 5

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 2,40 m - NAP wordt geplaatst.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waarde - Beschermde Dijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermde dijk' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor behoud en/ of herstel van de daaraan eigen landschappelijke, natuur en / of cultuurhistorische waarden.

12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;

met dien verstande dat:

  1. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met in achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels en toegestane afwijking hiervan - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende (bouw)regels en toegestane afwijking hiervan, in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  3. c. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Bouwregels

15.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de desbetreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

15.2 Afstand bouwwerken tot provinciale wegen

  1. a. De afstand van bouwwerken vanuit de as van de de dichtstbij gelegen hoofdverkeersbaan bedraagt minimaal 40 meter.
  2. b. Het is niet toegestaan om binnen deze afstand van 40 meter bestaande bouwwerken te vernieuwen, te wijzigen of uit te breiden, met dien verstande dat interne verbouwingen en vernieuwingen van ondergeschikte betekenis - waardoor de bebouwde oppervlakte niet wordt vergroot - wel zijn toegestaan.

Artikel 16 Algemene Gebruiksregels

16.1 Voorwaardelijke verplichting compensatie NNZ en landschappelijke inrichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend :

  1. a. indien binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan de de compensatie van NNZ overeenkomstig bijlage Bijlage 1, behorende bij deze regels niet is gerealiseerd en/of niet in stand is gehouden;
  2. b. indien binnen 3 jaar na ingebruikname van de nieuwe infrastructuur op het tracé de landschappelijke inrichting overeenkomstig bijlage Bijlage 1 behorende bij deze regels, niet is gerealiseerd en/of niet in stand is gehouden;

Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels

17.1 Vrijwaringszone - dijk

17.2 Vrijwaringszone - radar 6

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar 6' geldt teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan 55 meter boven NAP.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Bouwen in strijd met het plan

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het onder a bepaalde voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Gebruik in strijd met het plan

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: ‘regels van het bestemmingsplan Reconstructie N673 (Zanddijk/Molendijk), Yerseke’.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Provincie Zeeland werkt aan duurzaam veilige provinciale wegen, zodat de steden, dorpen en de kust optimaal bereikbaar blijven. Goede verbindingen over de weg zijn erg belangrijk voor de bereikbaarheid van Zeeland. Naast de hoofdroutes (denk aan de snelweg A58, de Oosterscheldekering en de N62) gaat het daarbij ook over wegen als de N673, die vanaf de A58 wordt gevormd door de Zanddijk en de Molendijk.

De N673 is één van de oudere wegen op Zuid-Beveland. De weg bestaat al in de huidige vorm sinds de jaren '40 van de vorige eeuw en is sindsdien niet significant gewijzigd. Het noordelijk deel loopt over de zeedijk van de Oosterschelde. De grootste aanpassing was de aansluiting Yerseke die in 1975 werd opengesteld, tegelijkertijd met de Vlaketunnel.

Tegenwoordig is de N673 de belangrijkste ontsluitingsroute van en naar de kern Yerseke en de bedrijventerreinen Nishoek, Olzendepolder, de mosselbedrijven op de Korringaweg en bedrijventerrein Burenpolder. In het kader van het programma 'duurzaam veilig' is de N673 ingericht als een gebiedsontsluitingsweg, zoals gecategoriseerd in het provinciale Mobiliteitsplan 2016.

De N673 is een gebiedsontsluitingswegen die niet hoort tot het hoofdwegennet. Deze wegen moeten – rekening houdend met budget en ruimte – in 2028 volledig zijn ingericht volgens de minimale variant van de Basiskenmerken Wegontwerp van CROW. Die minimale variant betekent onder meer 2x1 rijstroken met dubbele middenstreep, een vrijliggend fietspad voor (brom)fietsers en geen uitritten van percelen of woonerven langs de weg. Ook is landbouwverkeer onder voorwaarden toegestaan. Bushaltes beschikken over een aparte stook naast de rijbaan, zodat bussen niet op de weg hoeven te stoppen.

De laatste jaren neemt de verkeersdrukte toe en er zijn al meerdere ongelukken gebeurd. De N673 is niet ingericht op deze verkeersdrukte en kan ook al het zware vrachtverkeer niet goed verwerken. De weg is smal, heeft smalle bermen, krappe bochten en een steil talud. In verband met de verkeersveiligheid is de maximumsnelheid tijdelijk teruggebracht naar 60 kilometer per uur. Structurele maatregelen zijn nodig voor een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0001.png"

Figuur 1.1: Foto huidige situatie N673 (bron: www.zeeland.nl)

Voor de gemeente Reimerswaal heeft de reconstructie en de nieuwe zuidelijke ontsluiting tot doel om de bedrijven op het Bedrijventerrein Olzendepolder voor nu en in de toekomst te faciliteren middels een verkeersveilige en efficiënte verkeersverbinding tussen het bedrijventerrein en de A58. Daarmee wordt tevens een verkeersveilige ontsluiting van de kern Yerseke gerealiseerd en daarbij een geoptimaliseerde fietsveiligheid.

Met onderhavig planvoornemen willen de Provincie Zeeland, de gemeente Reimerswaal, Waterschap Scheldestromen en Rijkswaterstaat samen de verkeersveiligheid en doorstroming structureel verbeteren en oplossen.

Na jarenlang onderzoek, alternatieven uitwerken en overleg hebben Provinciale Staten in november 2020 een besluit genomen: er komt een nieuwe weg naar Yerseke en haar bedrijventerreinen via het bestaande tracé. De huidige Zanddijk en Molendijk worden aangepast en er wordt een nieuwe verbindingsweg aangelegd, zodat een totaaloplossing komt voor genoemde knelpunten.

Op 22 juli 2022 hebben Provinciale Staten vervolgens ingestemd met het Projectplan N673 (Zanddijk-Molendijk). Hierin stond een voorlopig wegontwerp, dat in de zomer van 2022 is besproken met bewoners, bedrijven en andere belanghebbenden. Er zijn suggesties gedaan om het ontwerp te verbeteren. Een aantal hiervan is verwerkt in het Definitief Ontwerp.

Op 23 november 2022 is tussen provincie Zeeland, Waterschap Scheldestromen en gemeente Reimerswaal een samenwerkingsovereenkomst (SOK) gesloten: hierin is opgenomen dat er een gezamenlijke ruimtelijke procedure wordt gevolgd.

Op 13 december 2022 heeft de gemeente Reimerswaal het benodigde krediet voor het voorbereiden en uitvoeren van het gemeentelijk deel ter beschikking gesteld. Provinciale Staten hebben het benodigd krediet voor het provinciale deel op 16 december 2022 ter beschikking gesteld.

Er is uiteindelijk gekozen voor een totaalaanpak met één bestemmingsplan voor het gehele werk. Alle onderdelen van het wegontwerp worden dan ongeveer gelijktijdig uitgevoerd.

De geldende bestemmingsplannen staan de reconstructie van de N673 en de aanleg van de nieuwe verbindingsweg niet één op één rechtstreeks toe, reden waarom een nieuw juridisch-planologisch kader nodig is. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging Plangebied

De N673 is een niet-autosnelweg en provinciale weg in Nederland, gelegen in de provincie Zeeland. De weg vormt een korte noord-zuidroute op Zuid-Beveland, van de A58 tot Yerseke en is circa 3 kilometer lang.

De weg begint op de aansluiting Yerseke van de A58, ook de N289 kruisend; voert vervolgens noordwaarts naar Yerseke en kruist het spoor. Daarna eindigt de weg op het gemeentelijk wegennet van de vissersplaats Yerseke.

Het plangebied volgt het bestaande wegtracé van de N673 die wordt verbreed en waar een aantal maatregelen is voorzien.

Daarnaast omvat het plangebied het tracé van de nieuw aan te leggen verbindingsweg tussen Yerseke en haar bedrijventerreinen (bedrijventerrein Olzendepolder, mosselbedrijven op de Korringaweg en bedrijventerrein Burenpolder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0002.png"

Figuur 1.2: Plangebied (rood omlijnd)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0003.png"

Figuur 1.3: Het tracé van de huidige N673 in vogelvlucht (bron: www.zeeland.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0004.png"

Figuur 1.4: Tracé nieuwe verbindingsweg Yerseke en haar bedrijventerreinen (bron: www.zeeland.nl)

1.3 Leeswijzer

De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:

  • In hoofdstuk 2 wordt het beoogde plan beschreven. Aansluitend wordt toegelicht op welke wijze het nieuwe ontwerp is vertaald op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan.
  • In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het provinciaal verkeers- en mobiliteitsbeleid. Dit beleid ligt aan de basis van het planvoornemen.
  • In hoofdstuk 4 is de beoogde ontwikkeling getoetst aan diverse omgevingsaspecten (ruimtelijk relevante en milieuaspecten). Deze toetsing heeft te maken met de uitvoerbaarheid van het plan en is verplicht op grond van het Besluit ruimtelijke ordening.
  • Hoofdstuk 5 gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en op de regels voor grondexploitatie en kostenverhaal.
  • Hoofdstuk 6 is gereserveerd voor de resultaten uit de overlegprocedure en de maatschappelijke toetsing.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving Bestaande Situatie

De Zanddijk en de Molendijk vormen samen de provinciale weg N673 vanaf de rijksweg A58. De N673 is de belangrijkste ontsluitingsroute van en naar de kern Yerseke en de bedrijventerreinen. Daarnaast heeft de Zanddijk een waterstaatkundige functie als regionale waterkering. Het betreft een gebiedsontsluitingsweg, conform de categorisering in het provinciale Mobiliteitsplan 2016.

De N673 is een gebiedsontsluitingsweg die niet behoort tot het hoofdwegennet. Deze wegen moeten – rekening houdend met budget en ruimte – in 2028 volledig zijn ingericht volgens de minimale variant van de Basiskenmerken Wegontwerp van CROW. Die minimale variant betekent onder meer 2x1 rijstroken met dubbele middenstreep, een vrijliggend fietspad voor (brom)fietsers en geen uitritten van percelen of woonerven langs de weg. Ook is landbouwverkeer onder voorwaarden toegestaan. Bushaltes beschikken over een aparte strook naast de rijbaan, zodat bussen niet op de weg hoeven te stoppen.

De N673 loopt vanaf de rotonde waar de afrit Yerseke vanaf de A58 op uitkomt, in noordoostelijke richting tussen het natuurgebied 'Yerseke Moer' en het bedrijventerrein 'Nishoek' door. De weg kruist vervolgens het spoor en loopt verder door gemengd agrarisch gebied, afbuigend richting het noorden naar bedrijventerrein Olzendepolder, lopend direct ten westen van dat bedrijventerrein door naar en tot aan de kern van Yerseke.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0005.png"

Figuur 2.1: Ligging van de Zanddijk/Molendijk (N673 Kruiningen-Yerseke)

De N673 is van groot belang voor de ontsluiting van Yerseke en de (groeiende) bedrijvigheid aldaar. Door de toegenomen bedrijvigheid in Yerseke wordt de weg de laatste jaren steeds intensiever gebruikt door vrachtverkeer van en naar de haven van Yerseke en het bedrijventerrein Olzendepolder. De N673 is op dit moment niet ingericht volgens de Basiskenmerken Wegontwerp van het CROW en de ontwerprichtlijnen behorend bij zijn functie.

Aangezien de rijbaan en de bermen smal zijn, de bochten krap zijn, en het talud steil is, is de N673 een relatief gevaarlijke weg. Regelmatig vinden er ongelukken plaats. Niet voor niets geldt al lange tijd op delen van het traject een adviessnelheid van 60 kilometer per uur en is bij besluit van 12 maart 2019 voor het hele traject een maximale snelheid van 60 kilometer per uur ingevoerd en zijn in het verlengde daarvan ook fysieke aanpassingen aan de weg gerealiseerd. De N673 is ook een drukke weg: per etmaal passeren er circa 8.000 motorvoertuigen, waaronder veel vrachtwagens (circa 15%). Volgens de verkeersprognose zal het verkeer tot 2040 groeien tot circa 12.000 motorvoertuigen per etmaal.

Verder is de N673 niet overal meer in beste doen: op meerdere plekken is sprake van scheuren in het wegdek en de fundering. Dit leidt tot hoge onderhoudskosten.

De genoemde knelpunten zijn van dien aard, dat de N673 door Gedeputeerde Staten in 2017 in de top 3 is geplaatst van Zeeuwse wegen die met voorrang moeten worden opgeknapt, om veiligheid, bereikbaarheid en onderhoudssituatie structureel te verbeteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0006.png"

Figuur 2.2: Huidige situatie Zanddijk N673 (bron: www.zeeland.nl).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0007.png"Figuur 2.3: Zanddijk met Kaasgat op de achtergrond (bron: www.zeeland.nl).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0008.png"

Figuur 2.4: Bedrijventerrein Olzendepolder in Yerseke (bron: www.zeeland.nl).

2.2 Alternatievenstudie

Hierna zijn de aanleiding en achtergronden van de alternatievenstudie, de vier onderzochte alternatieven en de punten waarop het onderzoek zich richtte, uiteengezet.

2.2.1 Aanleiding

In 2014 is een eerste vergelijkingsstudie uitgevoerd naar mogelijke nieuwe tracés voor de Zanddijk-Molendijk. In 2015 bleek dat realisatie van één van de onderzochte tracés op korte termijn niet mogelijk was binnen de (toen beperkt beschikbare) financiële ruimte van de provincie. Van 2015 tot 2017 is vervolgens onderzocht of een gefaseerde aanleg mogelijk is. In 2017 hebben Gedeputeerde Staten een voorkeurstracé voor de eerste fase vastgesteld. Daarover heeft vervolgens een publieksconsultatie plaats gevonden en zijn aanpassingen aan het voorkeurstracé voorgesteld.

De uiteindelijk geraamde kosten voor de eerste fase waren aanmerkelijk hoger dan aanvankelijk begroot. Na 2017 is de financiële ruimte bij de provincie weer toegenomen. Tijdens de najaarsconferentie in 2018 hebben Gedeputeerde Staten dan ook besloten om nog geen besluit over de eerste fase te nemen, maar eerst een visie te ontwikkelen op de totaaloplossing. Besloten werd een verdiepende studie uit te laten voeren naar de oplossing voor het totale tracé vanaf de A58 tot aan de kern Yerseke. Doel van de verdiepende studie is om de mogelijkheden te verkennen voor optimalisatie en kostenreductie, zowel bij de eerste fase als bij de tracéalternatieven, om inzicht te geven in de samenhang tussen een eventuele fasering en de tracéalternatieven, en om te verkennen in hoeverre belanghebbende partijen bij willen dragen aan een meer integrale oplossing.

2.2.2 Vier alternatieven

In totaal liet de Provincie vier mogelijke alternatieven onderzoeken, die elk hun eigen kleur meekregen.

  1. 1. Het eerste alternatief is Roze-Zwart. Dit tracé volgt de huidige Zanddijk vanaf de rotonde bij Nishoek, tot aan de Olzendedijk. Op die plek komt er een nieuwe verbinding tussen de Zanddijk en bedrijventerrein Olzendepolder.
  2. 2. In het tweede alternatief, Bruin, volgt het tracé de Zanddijk vanaf de rotonde bij Nishoek tot over de spoorkruising. Vanaf dat punt volgt het tracé een nieuwe weg, die afbuigt naar de Olzendepolder. Ter hoogte van de Olzendedijk komt een rotonde.
  3. 3. Bij tracé Groen komt er een nieuwe aansluiting op de A58, ter hoogte van het huidige viaduct (Goversweg). De bestaande aansluiting 33 (Zanddijk) komt daarmee te vervallen. Gevaarlijke stoffen worden in deze variant vervoerd via de N289 (de Oude Rijksweg) langs Kruiningen.
  4. 4. Ten slotte is er tracé Rood. Ook in dit alternatief komt er een nieuwe aansluiting op de A58, ter hoogte van de Sluisweg. De bestaande aansluiting 32 (Luchtenburg) komt te vervallen, evenals de Walcherse kant van aansluiting 33.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0009.png"

Figuur 2.5: Verbeelding vier alternatieven. (bron: www.zeeland.nl)

2.2.3 Verdiepingsstudie

De voor- en nadelen van de vier alternatieven zijn vervolgens uitgebreid in kaart gebracht. In hoeverre is het geschetste alternatief technisch haalbaar en uitvoerbaar? Zorgt de betreffende oplossing daadwerkelijk voor een betere bereikbaarheid en meer verkeersveiligheid? Hoe zit het met het maatschappelijk draagvlak? Deze en tal van andere vragen zijn in deze studie meegenomen.

Verkeersveiligheid

Alle onderzochte alternatieven zijn veilig, zo blijkt uit het onderzoek. Wel valt er een kanttekening te plaatsen bij het Roze-Zwarte alternatief. Bij dit alternatief blijft de Molendijk namelijk een relatief drukke weg.

Bereikbaarheid

Bij alle alternatieven wordt Yerseke beter bereikbaar. Verder is er bij alle vier de alternatieven nagedacht over een goede calamiteitenroute, voor het geval de hoofdroute niet gebruikt kan worden. Wel zijn hier enkele kanttekeningen te plaatsen. Daarnaast zal bij alle alternatieven verder onderzoek nodig zijn naar de vormgeving van de splitsing tussen woon- en werkverkeer. De bereikbaarheid van de kernen Waarde en Oostdijk gaat er bij alternatief Rood iets op achteruit. Verder neemt in de alternatieven Groen en Rood de bereikbaarheid van Nishoek-noord richting Walcheren iets af.

Aanvankelijk werd verwacht dat bij de alternatieven 'Roze-Zwart' en 'Bruin' op termijn (rond 2030) een probleem zou ontstaan met de afwikkeling van het verkeer op de rotonde Nishoek. Gelet hierop heeft in 2022 een capaciteitsonderzoek plaatsgevonden. Daaruit is gebleken dat de rotonde Nishoek wel voldoende capaciteit heeft en zal houden. In deze berekening is rekening gehouden met autonome groei tot 2040 en een uitbreiding van Bedrijventerrein Nikshoek met 30 ha.

Verkeersverschuivingen / alternatieve routes

Het opheffen van een bestaande aansluiting op de A58 bij de alternatieven Groen en Rood leidt tot verkeersverschuivingen, die niet altijd gewenst zijn. Bij alternatief Rood zijn die ongewenste verschuivingen het grootst. De hoeveelheid verkeer via de Vlakebrug en de Postbrug neemt toe. Ook de N289 langs Krabbendijke wordt drukker. Maar: er zijn ook plekken die door de nieuwe route mínder belast worden. Zo neemt in de alternatieven Rood en Groen het verkeer op de N289 langs Kruiningen af.

Leefomgeving / natuur / klimaat

Uit eerder onderzoek bleek al dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de plannen. Qua geluid blijken de wettelijke normen bij geen van de alternatieven te worden overschreden. Wel wordt plaatselijk de toegestane geluidsnormering overschreden. Dit kan worden verholpen door het nemen van geluidsreducerende maatregelen in de vorm van (een) geluidsscherm(en) en toepassing van geluidsarm asfalt.

Ook de effecten op de ‘ruimtelijke kwaliteit’ zijn onderzocht. Denk dan aan zaken als het landschap, cultuurhistorie, bodem- en waterkwaliteit en soortenbescherming. Op dit punt scoren alle vier de alternatieven neutraal, al scoort alternatief Roze-Zwart op enkele deelaspecten iets beter. Kijken we naar klimaatadaptatie en waterveiligheid, dan blijkt alternatief Roze-Zwart kansen te bieden voor een gecombineerde aanpak met dijkversterking en -verhoging. Qua CO2-uitstoot (ingeschat op basis van het aantal autokilometers) scoren de vier alternatieven nagenoeg hetzelfde.

2.2.4 Uitvoerbaarheid: doorlooptijd en fasering

Uit het onderzoek blijkt dat de alternatieven Roze-Zwart en Bruin in respectievelijk zo’n zes en vijf jaar gerealiseerd kunnen worden. De doorlooptijd voor de alternatieven Rood en Groen komt waarschijnlijk uit op zo’n acht jaar. Verder blijkt dat de alternatieven Roze-Zwart en Bruin technisch opgeknipt kunnen worden in meerdere fases; de varianten Groen en Rood lenen zich minder goed voor zo’n fasering.

2.2.5 Maatschappelijk draagvlak

Voor voornoemde verdiepingsstudie werd een klankbordgroep samengesteld. Daarin waren onder meer bewoners, het bedrijfsleven en partijen als dorpsraden, de Fietsersbond en de politie vertegenwoordigd. De klankbordgroep sprak een voorkeur uit voor alternatief Rood. Alternatief Groen kwam als tweede uit de bus, alternatief Bruin als derde.

2.2.6 Kosten

De verwachte totale aanlegkosten blijken het laagst bij alternatief Bruin: 40,5 miljoen euro. Het duurst is het rode alternatief: 73,7 miljoen euro. De alternatieven Roze-Zwart (48,5 miljoen) en Groen (67,5 miljoen) zitten daar tussenin. De jaarlijkse onderhoudskosten ontlopen elkaar naar verwachting niet veel voor de vier alternatieven.

Bij alle alternatieven bestaat de mogelijkheid van cofinanciering door externe partijen (ProRail, Rijkswaterstaat, de gemeente Reimerswaal en Waterschap Scheldestromen); onder meer voor de aanleg van een spoorviaduct, een nieuwe aansluiting op de A58, gemeentewegen en een fietspad. ProRail heeft tijdens de studie uitdrukkelijk aangegeven alleen voor de alternatieven 'Roze-Zwart' en 'Bruin' een mogelijkheid voor bijdrage te zien, omdat deze de mogelijkheid boden om de bestaande gelijkvloerse kruising te vervangen door een ongelijkvloerse kruising.

2.2.7 Conclusies en keuze

Hoewel aanvankelijk de variant Bruin door Gedeputeerde Staten als voorkeursalternatief werd beschouwd, heeft het college van Reimerswaal op 15 mei 2020 schriftelijk aan Gedeputeerde Staten laten weten dat de gemeenteraad zich niet kan vinden in het voorgenomen voorkeursalternatief tracé Bruin en de voorkeur heeft voor de variant Roze-Zwart. Dit tracé wordt gezien als een toekomstbestendige en duurzaam verkeersveilige oplossing voor de verkeersproblemen op het tracé Zanddijk-Molendijk. Deze keuze is bovendien ingegeven door het feit dat tracé Roze-Zwart de minste landschappelijke- en infrastructurele impact heeft en voorziet in een goede verkeersafwikkeling voor het bedrijventerrein Olzendepolder.

Op 9 juni 2020 hebben Gedeputeerde Staten, onder andere rekening houdend met de voorkeur van de gemeente Reimerswaal, besloten om tracé Roze-Zwart als voorkeur te beschouwen.

Uiteindelijk is er in 2022 definitief gekozen voor tracé Roze-Zwart. Dit tracé volgt de huidige Zanddijk vanaf de rotonde bij Nishoek, tot aan de Olzendedijk. Op die plek komt er een nieuwe verbinding tussen de Zanddijk en Bedrijventerrein Olzendepolder.

2.3 Huidige Planologische Situatie

Het plangebied voor het nieuwe bestemmingsplan betreffen alle onderdelen van het definitieve ontwerp die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan.

Ter plaatse van het definitief ontwerp gelden op dit moment de volgende bestemmingsplannen:

  • ‘Buitengebied 2022’, onherroepelijk per 16-03-2023;
  • ‘Grote bedrijventerreinen’, onherroepelijk per 25-06-2013;
  • ‘Bedrijventerrein Olzendepolder IV’, onherroepelijk per 22-03-2018;
  • ‘Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen’ (1e herziening), onherroepelijk per 27-06-2017;
  • ‘Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen 2019’ (2e herziening), onherroepelijk per 24-09-2019.

De bovengenoemde 2 parapluherzieningen Kernen en Bedrijventerreinen bevatten geen herziene planregels ten aanzien van de bestemming 'Verkeer' en worden daarom buiten beschouwing gelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0010.png"

Figuur 2.6: Het ontwerp van de reconstructie en aanleg van de nieuwe verbindingsweg naar bedrijventerrein Olzendepolder (rode stippellijn) gesprojecteerd over de vigerende bestemmingsplannen

Bestemmingsplan ‘Buitengebied 2022’

Ter plaatse van het definitieve wegontwerp binnen de plangrenzen van bestemmingsplan ‘Buitengebied 2022’ gelden overwegend de regels van enkelbestemming ‘Agrarisch’ en ‘Agrarisch met waarden – Beschermde dijk’. Ter plaatse van de enkelbestemming ‘Agrarisch’ zijn alleen ontsluitingswegen toegestaan. Binnen de enkelbestemming ‘Agrarisch met waarden – Beschermde dijk’ zijn alleen bestaande wegen toegestaan. Het wegtracé van de nieuwe hoofdontsluiting ligt niet exact op de bestaande tracé. Ook komen er parallelwegen, fietstunnels, rotonde, etc. waardoor vrijwel het volledige wegontwerp in strijd is met de regels uit bestemmingsplan ‘Buitengebied 2022’.

Het tracé ter plaatse van de Molendijk past wel binnen de regels van het geldende bestemmingsplan. Hier wordt de weg enkel opnieuw ingericht naar een 60 km/h-weg. Hiervoor is een aanpassing van het bestemmingsplan dan ook niet aan de orde.

Ter plaatse van de nieuw te realiseren rotonde Zanddijk/Molendijk/Olzendedijk

ligt nu nog een agrarisch bouwvlak. In de toekomstige situatie wordt de aanwezige bebouwing volledig gesloopt.

Bestemmingsplan ‘Grote bedrijventerreinen’

Ter plaatse van bedrijventerrein Nishoek wordt het wegtracé deels binnen de enkelbestemming ‘Groen’ gerealiseerd.

Ter plaatse van bedrijventerrein Olzendepolder ligt het wegtracé ook deels binnen de vigerende enkelbestemmingen ‘Groen’ en 'Bedrijf'.

Bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Olzendepolder IV’

De nieuwe verbindingsweg sluit aan op bedrijventerrein Olzendepolder. Hiertoe wordt op het bedrijventerrein een nieuwe weg aangelegd.

Ook hier valt het nieuwe wegtracé deels binnen de ter plaatse geprojecteerde vigerende bestemmingen 'Groen' en 'Bedrijf'.

Daar waar de ingevolge de in december 2022 aangenomen raadsmotie nieuw aan te leggen ontsluiting Sepia - rotonde Wulk binnen de bestemming 'Bedrijf' van het bestemmingsplan 'Olzendepolder IV' is geprojecteerd, is deze planologisch al rechtstreeks toegestaan. Het wegtracé van deze ontsluiting is dus toegevoegd aan het plangebied, voor zover deze samenvalt met de bestemming 'Groen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0011.png"

Figuur 2.7a: Wegtracé ten opzichte van vigerende bestemmingsplannen Olzendepolder IV en Grote Bedrijventerreinen (Olzendepolder Oost).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0012.png"

Figuur 2.7b: Wegtracé ontsluiting Sepia - rotonde Wulk ten opzichte van vigerend bestemmingsplan Olzendepolder IV.

2.4 Beschrijving Nieuwe Situatie

De herstructurering van de N673 (Zanddijk-Molendijk) als geheel heeft primair tot doel de weg verkeersveiliger te maken, waarmee ook de doorstroming wordt bevorderd. Het blijft een gebiedsontsluitingsweg ingevolge het provinciale Mobiliteitsplan 2016.

De gemeentelijke motieven voor de realisatie van de zuidelijke verbindingsweg (de zogenoemde zwarte tak) in Yerseke zijn grofweg te verdelen in drie verschillende onderdelen:

  1. 1. Zuidelijke ontsluiting bedrijventerrein Olzendepolder;
  2. 2. Verkeersveilige ontsluiting kern Yerseke;
  3. 3. Geoptimaliseerde fietsveiligheid.

In het onderstaande volgt per onderdeel een nadere toelichting.

Zuidelijk ontsluiting bedrijventerrein Olzendepolder

Vanaf 1990 is het ten zuiden van Yerseke gelegen bedrijventerrein Olzendepolder in ontwikkeling. Dit grootschalig gemengd bedrijventerrein is bedoeld voor bedrijven uit de aard en schaal passend bij het verzorgingsgebied van Yerseke en omgeving. Veelal zijn dat bedrijven gerelateerd aan de schaal- en schelpdierensector. De bedrijfsactiviteiten zijn veelal gericht op import en export van producten. Deze activiteiten brengen de nodige transportbewegingen met zich mee. Om de bedrijven voor nu en in de toekomst te faciliteren is een verkeersveilige en efficiënte verkeersverbinding nodig tussen het bedrijventerrein en de A58. Een dergelijke verkeersontsluiting wordt gevonden in het nieuwe vastgestelde wegtracé via de Olzendepolder (rotonde Wulk), Zanddijk (rotonde Zanddijk/Molendijk/Olzendedijk en het spoorviaduct) en Nishoek.

Verkeersveilige ontsluiting kern Yerseke

De kern Yerseke wordt via de noordzijde ontsloten via de Postweg (N670). Deze ontsluiting is gericht op de achterliggende dorpskernen Wemeldinge en Kapelle. Voor de ontsluiting richting A58 Bergen op Zoom of Vlissingen zijn de inwoners aangewezen op de ontsluiting via de Zanddijk-Molendijk (N673). Vanwege het toenemende aantal vrachtbewegingen van en naar het Bedrijventerrein Olzendepolder is de verkeersveiligheid in het geding. De nieuwe ontsluiting ziet op een verkeersveilige ontsluiting waarbij de primaire route via de Olzendepolder loopt. Tevens blijft het voor automobilisten mogelijk om Yerseke via het bestaande tracé over de Molendijk te verlaten.

Het bestaande tracé Molendijk wordt tussen de Olzendedijk en Molendijkseweg afgesloten voor vrachtverkeer en ingericht als erftoegangsweg. In de toekomst zal blijken of aanvullende verkeerskundige maatregelen nodig zijn om het secundaire karakter van de Molendijk te versterken.

Geoptimaliseerde fietsveiligheid

Naast het gemotoriseerde verkeer maken ook fietsers gebruik van de zuidelijke ontsluiting. In het tracé zijn verschillende optimalisaties doormiddel van ongelijkvloerse kruisingen opgenomen. Ter bevordering van de verkeersveiligheid wordt het fietsverkeer zoveel mogelijk gescheiden van het gemotoriseerde verkeer.

Maatregelen

Het definitief ontwerp bevat een aantal maatregelen. De bestaande Zanddijk wordt verbreed, de rotonde Nishoek wordt aangepast, de Molendijk wordt ingericht als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 60 km per uur en er wordt een nieuwe verbindingsweg van de Zanddijk naar bedrijventerrein Olzendepolder in Yerseke aangelegd. Ook wordt de huidige gelijkvloerse spoorwegovergang vervangen door een viaduct en worden in totaal vier fietstunnels aangelegd. Dit doet de provincie samen met de gemeente Reimerswaal, waterschap Scheldestromen, Prorail en het Rijk.

Voor fietsers blijven de bestaande fietsroutes zoveel mogelijk in stand. Wel is op een aantal punten een belangrijke verbetering voor de fietsveiligheid ingepast.

Zo zijn bij rotonde Nishoek fietstunnels in het ontwerp opgenomen. Fietsers vanuit onder andere Kruiningen en Hansweert naar het station hoeven dan niet meer de weg te kruisen.

Voor fietsers uit de kern Yerseke naar het station is de gevaarlijke kruising ter hoogte van de Grintweg met de Zanddijk vervangen door een fietstunnel. De fietsers volgen daarna de route via de Capelleweg die verkeersluw wordt gemaakt.

Daar waar fietsverbindingen gelijkvloers zijn met de (nieuwe) wegen worden vrijliggende oversteken bij de kruisingen gemaakt. Op deze locaties is de snelheid van verkeer laag en hebben weggebruikers goed zicht op elkaar, wat de veiligheid ten goede komt.

Voor (schoolgaande) fietsers tussen Yerseke en Krabbendijke wordt een nieuwe, veilige fietsverbinding aangelegd: via de Molendijk, een fietstunnel onderdoor de nieuwe ontsluitingsweg, richting Olzendepolder en het verderop gelegen fietspad langs de Olzendedijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0013.png"

Figuur 2.8: Rotonde Nishoek: de carpoolplaats blijft behouden en wordt uitgebreid. De nieuwe, noordelijke parallelweg sluit ook aan op de rotonde. (bron: www.zeeland.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0014.png"

Figuur 2.9: Fietstunnel Nishoek: er komen twee fietstunnels bij de rotonde Nishoek: onderdoor de Oude Rijksweg (N289) en ter hoogte van de Kamperweg. Hiermee komen de huidige, gelijkvloerse fietsoversteken te vervallen. (bron: www.zeeland.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0015.png"

Figuur 2.10: Fietstunnel Kamperweg: fietstunnel ter hoogte van de Kamperweg richting station Kruiningen-Yerseke en Nisseweg op bedrijventerrein Nishoek. De bestaande aansluiting van de Kamperweg op de Zanddijk wordt vervangen door een aansluiting op de aan te leggen parallelweg. (bron: www.zeeland.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0016.png"

Figuur 2.11: Nieuwe verbindingsweg Weihoek met Stationsweg: de Stationsweg wordt verbonden met de Weihoek en via de Weihoek met de rotonde Nishoek. De fietsroute Yerseke-Station gaat via de Capelleweg naar de Stationsweg. De Stationsweg-Weihoek krijgt een fietspad vanaf de rotonde Nishoek naar de Capelleweg. (bron: www.zeeland.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0017.png"

Figuur 2.12: Spoorwegviaduct: de gelijkvloerse spoorwegovergang wordt een viaduct over de spoorlijn. Dit betekent dat het verkeer op de Zanddijk en de nieuwe noordelijke parallelweg niet meer hoeft te wachten voor de spoorwegovergang. (bron: www.zeeland.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0018.png"

Figuur 2.13: Fietstunnel Grintweg: de oversteek voor fietsers ter hoogte van de Grintweg komt te vervallen en wordt vervangen door een fietstunnel. De aansluiting van de Grintweg op de Zanddijk wordt vervangen door een nieuwe aansluiting op de aan te leggen parallelweg langs de Zanddijk. (bron: www.zeeland.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0019.png"

Figuur 2.14: Rotonde Zanddijk/Molendijk/Olzendedijk: de rotonde bij de kruising van de Zanddijk met de Molendijk en de Olzendedijk. Het vrachtverkeer gaat rechtdoor door de Olzendepolder. Automobilisten kunnen ook linksaf slaan naar Yerseke of rechtsaf naar Oostdijk/Krabbendijke. (bron: www.zeeland.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0020.png"

Figuur 2.15: Fietstunnel rotonde Zanddijk/Molendijk/Olzendedijk: aan de oostzijde van deze rotonde komt een fietstunnel, die het fietspad Molendijk met Olzendepolder verbindt. Hierdoor kunnen (schoolgaande) fietsers nu nog veiliger fietsen vanuit Yerseke naar Oostdijk/Krabbendijke. (bron: www.zeeland.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0021.png"

Figuur 2.16: Nieuwe verbindingsweg Yerseke en haar bedrijventerreinen: door de verbindingsweg ontstaat een veiligere en snellere route naar bedrijventerrein Olzendepolder. Ook voor mosselbedrijven op de Korringaweg of bedrijventerrein Burenpolder is dit straks de meest logische route. (bron: www.zeeland.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0022.png"

Figuur 2.17a: Rotonde Wulk: op de rotonde worden Olzendepolder, Wulk / Kreeft, de nieuwe verbindingsweg naar Zanddijk en een bedrijfstoegang aangesloten. De fietsoversteek bij de rotonde Wulk kan gebruikt worden door mensen die op bedrijventerrein Olzendepolder moeten zijn. (bron: www.zeeland.nl)

In navolging van een in de gemeenteraadsvergadering van december 2022 aangenomen motie om een ontsluitingsmogelijkheid via rotonde Wulk – Sepia - Ostrea nader te onderzoeken, waarmee de volgende kruising met uitvoegstrook voor links afslaand verkeer kan worden teruggebracht naar een eenvoudige kruisingsoplossing, is onderstaand ontwerp tot stand gekomen.

Betreffende ontsluiting maakt onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0023.png"

Figuur 2.17b: Contour ontsluitingsweg via rotonde Wulk

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0024.png"

Figuur 2.18: Kruispunt Molendijkseweg - Olzendepolder: voorrangskruispunt binnen de bebouwde kom. De doorgaande rijrichting op het kruispunt wordt Olzendepolder – Molendijkseweg, richting Molendijk. Het verkeer in de richting Olzendepolder-Molendijkseweg krijgt voorrang op verkeer van en naar de Korringaweg. (bron: www.zeeland.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0025.png"

Figuur 2.19: Kruising Molendijkseweg/Molendijk: de vorm van het kruispunt wordt aangepast, zodat Molendijk richting Yerseke - Molendijkseweg de doorgaande rijrichting wordt. Vanuit de parallelweg wordt een verplichte rijrichting voor vrachtauto’s richting de Molendijkseweg ingesteld. (bron: www.zeeland.nl)

Ruimtebeslag Olzendepolder

Aan de rand van de verbindingsweg (zwarte tak) zijn enkele bedrijfswoningen aanwezig. Tijdens de uitgifte van deze percelen is reeds rekening gehouden met de realisatie van een ontsluitingsweg. Echter een deel van de gronden, benodigd voor de realisatie van de ontsluitingsweg, zijn in gebruik gegeven aan deze perceeleigenaren. In afstemming met de perceeleigenaren wordt er gezocht naar een oplossing waarbij voldoende ruimte beschikbaar is voor de rijbaan, bijbehorende bermen en oppervlakte watersysteem.

Ter plaatse van het tracé van de nieuwe verbindingsweg vanuit de N673 naar bedrijventerreinen Olzendepolder en Olzendepolder IV was voorheen sprake van landbouwgronden en een agrarisch bedrijf dat ten behoeve van de aanleg van de weg door de Provincie is aangekocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0026.png"

Figuur 2.20: Aangekochte agrarische bedrijfslocatie (Molendijk 56 Yerseke)

Voor de realisering van het gehele plan is het noodzakelijk om een aantal woonpercelen en een agrarisch bedrijf (geheel of gedeeltelijk) te verwerven. Tot slot zal er (weg begeleidende) beplanting moeten wijken.

2.5 Beschrijving Juridische Regeling

2.5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan "Reconstructie N673 (Zanddijk/Molendijk), Yerseke" bestaat uit een verbeelding met de daarbij behorende regels.

Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld en welke afwegingen hebben plaatsgevonden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

2.5.2 Toelichting op de planregeling

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Inleidende regels

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat regels waarin bepalingen zijn opgenomen betreffende de bestemmingen en de aanduidingen. Bij de opzet van deze regels is een alfabetische volgorde gehanteerd alsmede een standaardvolgorde zoals opgenomen in SVBP2012.

In de 'Bestemmingsomschrijving' wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven. Dit houdt in: de functies die binnen de bestemming ‘als recht’ zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste ‘toets-steen’ voor gebruiksvormen en ook voor bouwactiviteiten. Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving.

De aanwezige functies zijn rechtstreeks bestemd met een passende bestemming. Dit bestemmingsplan ziet op een ontwikkeling, zodat maatwerk is geleverd. Zo is de bestemming 'Agrarisch met waarden - Beschermde dijk' verlaten en is de bestemming 'Verkeer' hiervoor in de plaats gekozen. Gelet op de omvang van het project is die bestemming passender. Ter hoogte van het te realiseren viaduct over het spoor blijft de enkelbestemming 'Verkeer - Railverkeer' van toepassing.

Verder zijn specifieke aanduidingen aan de regels toegevoegd voor de fietstunnels en het viaduct over de spoorlijn.

Naast de hoofdbestemmingen komen in het plan ook een aantal dubbelbestemmingen voor. Deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen voor het behoud, bescherming en veiligstelling van bepaalde zaken. Het gaat hier bijvoorbeeld om dubbelbestemmingen voor de beschermde dijk, aanwezige waterkeringen, archeologische verwachtingswaarde en leidingen met bijbehorende beschermingszones (zowel ondergronds als bovengronds). Deze dubbelbestemmingen gelden naast de enkelbestemmingen. De bepalingen van de enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen zijn daarmee beide van toepassing.

Algemene regels

De Anti-dubbeltelregel is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in geval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

De Algemene bouwregels bevatten een bepaling betreffende toegelaten bouwwerken met afwijkende maten.

In de Algemene gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ter borging van de realisatie en duurzame instandhouding van de compensatie van Natuur Netwerk Zeeland en van de landschappelijke inrichting.

In de Algemene aanduidingsregels zijn gebiedsaanduidingen opgenomen.

Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. Binnen dit bestemmingsplan zijn gebiedsaanduidingen opgenomen met betrekking tot de volgende aspecten:

  • Vrijwaringszone - Radar 6, ingevolge waarvan een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan 55 m +NAP is opgenomen, teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen;
  • Vrijwaringszone - dijk, ter bescherming van de waterstaatkundige belangen.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Novi

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  • Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft daarom geen directe doorwerking voor deze ontwikkeling.

Onderhavig planvoornemen sluit wel aan bij de prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's.

3.2 Bro, Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro. Daarin staat: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Voorafgaand aan het doorlopen van de ladder voor duurzame verstedelijking is het belangrijk om te bepalen of met het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt en of daarom de ladder voor duurzame verstedelijking aan de orde is op de betreffende ontwikkeling. In artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro wordt stedelijke ontwikkeling als volgt omschreven: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Het begrip 'andere stedelijke voorzieningen' wordt niet nader omschreven in het Bro.

In dit bestemmingsplan gaat het om de reconstructie van een wegtracé en de aanleg van een nieuwe verbindingsweg.

Uit jurisprudentie (zie onder meer: ECLI:NL:RVS:2015:448 en ECLI:NL:RVS:2015:2929) is gebleken dat de aanleg van een weg of een busbaan niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.6.1, tweede lid van het Bro. Daarbij heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het volgende afgewogen: "Gelet op de nota van toelichting en de strekking van de regeling die mede gericht is op het tegengaan van leegstand, is de Afdeling van oordeel dat de busbaan, evenals een weg, niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, in samenhang met artikel 1.1.1, aanhef en eerste lid, onder i, van het Bro."

De reconstructie/aanleg van een weg wordt niet als stedelijke ontwikkeling aangemerkt (AbRvS 18 februari 2015, nr. 201400570/1/R6).

Gelet op het voorgaande vormt artikel 3.1.6 lid 2 Bro geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

3.3 Omgevingsvisie Zeeland 2021

De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemt de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan.

De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:

  • Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
  • Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
  • Een duurzame en innovatieve economie.
  • Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:

  1. 1. Doe meer met minder grond.
  2. 2. Werk samen en deel kosten en baten.
  3. 3. Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
  4. 4. Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.

De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven. Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering.

Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.

Onderhavig planvoornemen sluit aan op de ambities uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland. De Omgevingsvisie staat vaststelling van het plan niet in de weg.

3.4 Provinciale Omgevingsverordening 2018

De volgende onderwerpen uit de Provinciale omgevingsverordening 2018 zijn relevant voor het bestemmingsplan:

  • Regionale waterkeringen (artikel 2.22)
  • Bestaande natuur (artikel 2.23)
  • Landschap en erfgoed (artikel 2.28)

3.4.1 Regionale Waterkering (artikel 2.22)

Het behoud van een veilige waterkering wordt als provinciaal belang aangemerkt. Daarnaast worden de waterkeringen en daarbij behorende zones beschermd door middel van de Keur van het Waterschap. De functie 'waterkering' en 'beschermingszone' dient in het bestemmingsplan te worden veiliggesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0027.png"

Figuur 3.1: Uitsnede kaart 8 Provinciale Omgevingsverordening 2018

De Zanddijk en Molendijk zijn onderdeel van de regionale waterkering. Die functie moet worden beschermd. Daarnaast dient in het ontwerp van de nieuwe weg de functie van regionale waterkering behouden te worden.

In 2021 is de Normering Regionale Waterkeringen (NRW) vastgesteld.

In aanvulling op de gedeelde rapportages van het project Normering Regionale Waterkeringen wordt er meer gedetailleerde uitleg gegeven over de normering van regionale waterkering Zanddijk. Op basis van de landelijke normeringsmethodiek is er voor iedere regionale waterkering in Zeeland een veiligheidsnorm (in hoogte) bepaald. Een deel van de regionale waterkeringen voldoen niet aan deze veiligheidsnorm, waaronder traject Zanddijk. Dit worden ook wel de ondergedimensioneerde waterkeringen genoemd (kruinhoogte is lager dan veiligheidsnorm). Echter betekent dit niet automatisch dat een kering opgehoogd moet worden. De volgende afwegingen moeten ook worden meegenomen:

  • Kosteneffectiviteit. Ophogen van een regionale waterkering is zeer zelden kosteneffectief. Daarnaast wordt er vaak meer veiligheid gecreëerd door die zelfde euro in de primaire waterkering te steken. Om dit te onderbouwen hebben Waterschap, Deltares en HKV een kosten-baten analyse uitgevoerd.
  • Ophogen van de regionale waterkering kan een negatief effect hebben op de normering van de primaire waterkering. Doordat het achterland ‘veiliger’ wordt, kan in theorie de normering van de primaire kering omlaag gaan.
  • ‘badkuipeffect’, door ophogen van de kering creëer je een compartiment met hoge randen, waardoor er nog hogere waterstanden kunnen ontstaan. Dit kan meer dodelijke slachtoffers tot gevolg hebben. Soms is het beter om het water iets meer te verspreiden, zodat er minder hoge waterstanden ontstaan.

Specifiek voor het traject Zanddijk betekent dat het volgende:

  • De overstromingsberekeningen uit het onderzoek Normering Regionale Waterkeringen tonen aan dat de Zanddijk als regionale waterkering absoluut nut heeft wanneer een primaire waterkering doorbreekt. De Zanddijk in zijn huidige vorm keert het water (volledig of grotendeels) en zorgt ervoor dat er minder slachtoffers vallen en er minder schade is. Indien er een dijkdoorbraak in de primaire kering aan de Oosterschelde kant plaats vindt is de Zanddijk in zijn huidige hoogte hoog genoeg om het water te keren. Indien er een dijkdoorbraak in de primaire kering aan de Westerschelde kant plaats vindt is de Zanddijk in zijn huidige hoogte net niet hoog genoeg om het water te keren. Volgens de overstromingsberekeningen zal er gedurende een paar uur op een aantal plaatsen water over de kering heen stromen en zal er maximaal 20 cm op de kering komen te staan. Het gevolg is dat er een relatief kleine hoeveelheid water de Yerseke Moer instroomt. In de diepere delen van de Yerseke Moer komt gemiddeld zo’n 20 cm water te staan. Yerseke zelf blijft droog. Het ophogen van de Zanddijk zorgt niet voor meer waterveiligheid, doordat er achter de Zanddijk (noordwestzijde) geen slachtoffers vallen en de schade gering is. Dat betekent ook dat het ophogen van de Zanddijk niet kosteneffectief is. Dit is ook aangetoond in het KBA onderzoek door Deltares.
  • Uit overstromingsberekeningen met een opgehoogde Zanddijk blijkt ook dat er een ‘badkuipeffect’ optreedt in het compartiment aan de Zuidoostzijde van de Zanddijk. Het ophogen van de randen van het compartiment resulteert in een hogere waterstand en heeft meer slachtoffers tot gevolg. Het ophogen van de Zanddijk heeft dus een negatief effect op het aantal slachtoffers en is dus niet wenselijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0028.png"

Figuur 3.2: Overzichtskaart met primaire (blauw) en regionale (rood) waterkeringen

3.4.2 Bestaande natuur (artikel 2.23)

De Zanddijk en Molendijk zijn onderdeel van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ) en worden aangemerkt als ‘waardevolle dijk’.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0029.png"

Figuur 3.3: Uitsnede kaart 1:9 Provinciale Omgevingsverordening 2018

Het NNZ kent een planologisch beschermingsregime. Bestaand gebruik en bestaande bebouwing zijn toegestaan. Voorts zijn ontwikkelingen toegelaten indien deze de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang van een gebied per saldo niet significant aantasten. Verder geldt er een uitzondering voor ontwikkelingen waarbij sprake is van groot openbaar belang, er geen reële andere mogelijkheden zijn en per saldo niet tot significante aantasting leiden.

Wat het begrip “groot openbaar belang” betreft wordt opgemerkt dat het moet gaan om zwaarwegende belangen. Korte termijn belangen worden niet als zwaarwegend gekwalificeerd.

Aangetoond moet worden dat er geen significante aantasting van het NNZ plaatsvindt. Het ligt in de rede dat dit aangetoond kan worden. Blijkens het natuurbeheerplan gaat het vooral om de randen van dijklichamen waar kruidenrijke grassen aanwezig zijn. Die zijn terug te brengen in de nieuwe weg, en mogelijk zelfs qua omvang te vergroten.

In het bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden op welke wijze de natuurwaarden van de NNZ ter plaatse behouden, dan wel verbeterd wordt. Dit dient gedaan te worden middels een compensatieplan NNZ, dat in de landschappelijke inrichting is verwerkt en als Bijlage 1 aan deze toelichting is gehecht. De uitvoering en duurzame instandhouding van de betreffende compenserende maatregelen wordt in de planregels gewaarborgd (artikel 16.1).

De gehanteerde ontwerpuitgangspunten zijn:

Probeer bestaande natuur (NNZ) en beplantingen zoveel mogelijk te handhaven;

versterk de ecologische waarden door gerichte inrichtings- en beheermaatregelen (trekroute, faunadijk).

Concreet omvat de landschappelijke inrichting de volgende NNZ-compenserende elementen:

  • Onderdeel NNZ, aangemerkt als ‘bestaande natuur binnendijk’ met ‘kruiden- en faunarijk grasland’;
  • Trekroute vleermuizen -> opgaande beplanting (terugplanten grote bomen);
  • Vogels, kleine zoogdieren, insecten, etc.: landschapselementen met structuurvariatie begroeiing;
  • beplanting streekeigen, divers sortiment met ecologische meerwaarde;
  • marterachtigen: marterburcht;
  • faunahuisje/huismussentil;

De te treffen maatregelen worden in overleg met een ecoloog nader uitgewerkt.

Het landschapsplan wordt nader toegelicht in paragraaf 3.8 van deze toelichting.

3.4.3 Landschap en erfgoed (artikel 2.28)

In artikel 2.28 is bepaald dat nieuwe bebouwing of nieuwe vormen van grondgebruik niet mogen leiden tot een significante aantasting van de waardevolle landschappen en cultuurhistorische elementen. Ook mag dit niet leiden tot een significante vermindering van oppervlakte van de gronden of tot een significante aantasting van de samenhang tussen gebieden.

In overleg met gemeenten, Stichting Landschapsbeheer Zeeland en Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland zijn de kernkwaliteiten van het Zeeuwse landschap geïnventariseerd.

Onderstaand tabel geeft een vertaling weer van het rapport "Handreiking landschap" – het landschap van Zeeland, beschrijving van het landschaps-DNA en ontwikkelingsperspectief – Bosch Slabbers Landschapsarchitecten d.d. april 2012.

Vlakelementen Deltawateren, duin- en strandlandschappen, vroongronden, schorren en slikken, inlagen, karrevelden en open zilte weidegebieden, kreken en kreekrestanten, bossen en landgoederen, bijzondere open poelgebieden, gebieden behorende tot het Natuurnetwerk Zeeland en de open entree van Zeeland.
Lijnelementen Deltawerken en overige grote ingenieurswerken zoals de Zeelandbrug, deltadijken, binnendijken, muraltmuurtjes, Atlantikwall, Landfront Vlissingen, Staats Spaanse Linies, duinbeken, houtwallen en elzenmeten in de Kop van Schouwen en herkenbare overgangen naar kleinschalige dekzandlandschappen in Zeeuws-Vlaanderen.
Puntelementen Vliedbergen, welen, paalhoofden, molenbiotopen, forten, kastelen, cultuurhistorische waardevolle boerderijen, hollestelles, oesterputten en groeve Nieuw Namen.

Landschappen, landschapselementen en cultuurhistorische elementen van provinciaal belang ex artikel 2.28, eerste lid

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0030.png"

Figuur 3.4: Uitsnede kaart 12 Provinciale Omgevingsverordening 2018

In kwestie moet aangetoond worden dat de nieuwe weg niet leidt tot significante aantasting van waardevolle landschappen en cultuurhistorische elementen. De Zanddijk en de Molendijk zelf zijn op zichzelf aangeduid als 'landschappelijk waardevolle elementen' (lijnelement: binnendijken). In paragraaf 4.1 wordt in het kader van het aspect Cultuurhistorie nader gemotiveerd dat de reconstructie niet leidt tot significante aantasting.

Verder grenst het wegtracé direct aan een groot gebied dat is aangeduid als waardevol landschap (vlakelement: bijzondere open poelgebieden).

Poelgebieden waarvan op basis van topografie en luchtfoto's is bepaald dat hun ruimtelijk karakter zeer open is. De precieze grenzen zijn zo veel als mogelijk bepaald door een logische, ruimtelijke begrenzing in de vorm van wegen, beplanting, waterlopen en bebouwd gebied.

3.5 Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030

Werken aan verkeersveiligheid is veelomvattend. Verkeersveiligheid heeft te maken met diverse aspecten, van infrastructuur tot verschillende weggebruikers, diverse leeftijden en vervoersmiddelen. De oplossing vraagt om een complete aanpak van activiteiten op het gebied van verkeerseducatie, communicatie, gedragscampagnes, handhaving, werkgeversaanpak en aandacht voor bijvoorbeeld landbouwverkeer en infrastructuur.

Het ROVZ is een netwerk van overheidsinstellingen en maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de verkeersveiligheid in Zeeland. Denk hierbij aan waterschap Scheldestromen, de 13 Zeeuwse gemeenten, politie Zeeland-West/Oost-Brabant, Rijkswaterstaat, maatschappelijke partners zoals ANWB, VVN, de transportsector, ZLM en organisaties die zich bezig houden met landbouwverkeer zoals Cumela.

De oplossing vraagt om een goede afstemming over maatregelen, metingen van resultaten en actie op de uitkomsten. Het ROVZ kan dit niet alleen, en werkt daarom samen met haar partners.

De thema’s uit het Strategisch Plan Verkeersveiligheid (SPV) die belangrijk zijn voor Zeeland zijn leidend. Dit zijn onderwerpen die extra aandacht nodig hebben. In het landelijke SPV zijn negen thema’s benoemd.

Thema’s voor Zeeland zijn:

  • Infrastructuur;
  • heterogeniteit (vooral de vermenging van gewoon verkeer met landbouwverkeer en de drukte op fietspaden);
  • afleiding (MONO);
  • kwetsbare en onervaren weggebruikers;
  • verkeersovertreders.

In Zeeland is het landelijke SPV 2030 door alle partners samen vertaald naar de Zeeuwse Uitvoeringsagenda SPV 2030. Hierin staat hoe de thema’s in Zeeland uitgevoerd gaan worden. Ieder jaar maakt het team ROVZ een werkplan. De partners doen dit ook. Alle partners stemmen hun werkplannen zoveel mogelijk op elkaar af. Zo mogelijk is er ieder jaar een Brede Bestuurlijke Overlegtafel van het samenwerkingsverband ROVZ. Tijdens deze vergadering wordt besproken of de acties volgens planning lopen. Zo nodig stellen de partners de Zeeuwse Uitvoeringsagenda SPV bij. Met de uitkomst van die vergadering maken de partners hun werkplannen voor het jaar daarop.

Aangezien onderhavig planvoornemen leidt tot meer verkeersveiligheid en -doorstroming, is het in lijn met de Zeeuwse Uitvoeringsagenda. Middels structurele maatregelen zal worden voorzien in een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer. Verder wordt voorzien in een verkeersveilige en efficiënte verkeersverbinding tussen de bedrijventerreinen en de A58, een verkeersveilige ontsluiting van de kern Yerseke en tot slot een geoptimaliseerde fietsveiligheid.

3.6 Mobiliteitsplan Zeeland

Provinciale Staten van Zeeland hebben op 15 juli 2016 een Mobiliteitsplan voor de periode 2016-2028 vastgesteld, bestaande uit de Mobiliteitsvisie 2028, de programma-uitwerking verkeer en vervoer 2016 - 2019 alsmede een bijlagenboek. De programma-uitwerking verkeer en vervoer is nadien geactualiseerd voor de periode 2017-2019. In die programma-uitwerking is de ambitie uitgesproken dat de provincie Zeeland in 2028 beschikt over een betrouwbaar netwerk van hoofdwegen dat automobilisten, fietsers en ov-reizigers vlot van A naar B leidt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0031.png"

Figuur 3.5: Mobiliteitsplan 2016 - 2028

Om de ambities voor Sterke Netwerken te realiseren, heeft de provincie een aantal indicatoren opgesteld. Daarmee kan concreet worden gemeten in hoeverre de betreffende doelstellingen worden gehaald. De belangrijkste doelstellingen en indicatoren voor Sterke Netwerken zijn de volgende:

Doelstellingen en indicatoren Sterke Netwerken

Doel: Garanderen van een snel en betrouwbaar hoofdnetwerk over de weg en per openbaar vervoer.

  • Indicator: Percentage van het hoofdnetwerk dat is ingericht volgens de ideale variant van de Basiskenmerken Wegontwerp
  • Indicator: Nog te ontwikkelen bereikbaarheidsnorm voor het hoofdwegennet.
  • Indicator: Gemiddelde snelheid van het busvervoer over het kernnet.

Doel: Een veilige inrichting van de Zeeuwse wegen ('op weg naar nul vermijdbare ernstige verkeersslachtoffers').

  • Indicator: Percentage van de gebiedsontsluitingswegen die zijn ingericht volgens de minimale variant van de Basiskenmerken Wegontwerp.
  • Indicator: Aantal ernstige verkeersslachtoffers (doden en ziekenhuisgewonden).

Doel: Een kernnet OV waar de vraag de basis is voor het aanbod, met snelle, directe en relevante verbindingen die goed toegankelijk en bereikbaar zijn.

  • Indicator: Bezettingsgraad (aantal reizigers).

Wegencategoriseringsplan en kwaliteitsnetten per modaliteit

Voor een optimale bereikbaarheid van Zeeland is het van belang dat een goed hoofdwegennet wordt gedefinieerd en gerealiseerd. In evenwicht met een hoofdwegennet is een wegencategoriseringsplan voorgesteld. Dit is een plan waarbij alle wegen in het netwerk van wegen, in logische categorieën zijn ingedeeld op basis van drie verkeersfuncties:

  • stromen van locatie A naar locatie B (stroomwegen);
  • gebieden ontsluiten (gebiedsontsluitingswegen);
  • erven toegankelijk maken (erftoegangswegen).

Daarnaast zijn er in Zeeland per modaliteit ook kwaliteitsnetten met ieder hun eigen kwaliteitsnormen voor de wegen, die relevant zijn voor die specifieke modaliteit: Utilitair Fietsverkeer, Landbouwverkeer, Goederenvervoer en Openbaar vervoer.

De Mobiliteitsvisie Zeeland 2028 bevat de ambities van de Provincie Zeeland op het gebied van mobiliteit, verkeer en vervoer in de periode tot 2028.

In de Programma-uitwerking verkeer en vervoer 2017-2019 staan de programma's en activiteiten die de Provincie Zeeland op de korte- en middellange termijn gaat uitvoeren op het gebied van mobiliteit, verkeer en vervoer. Daarin is de voorgenomen reconstructie van de Zanddijk-Molendijk opgenomen als gepland groot project met prioriteit.

De N673 is de belangrijkste ontsluitingsroute van en naar de kern Yerseke en de bedrijventerreinen Nishoek, Olzendepolder, de mosselbedrijven op de Korringaweg en bedrijventerrein Burenpolder. In het kader van het programma 'duurzaam veilig' is de N673 ingericht als een gebiedsontsluitingsweg, zoals gecategoriseerd in het provinciale Mobiliteitsplan 2016.

3.7 Kwaliteitsnetwerk Landbouwverkeer Zeeland 2022

In 2011 is het Kwaliteitsnetwerk Landbouwverkeer Zeeland (KLZ) vastgesteld. De huidige versie betreft de tweede actualisatie van het KLZ, uitgevoerd in 2022.

Het doel van het KLZ is dat het landbouwverkeer zich over grotere afstanden vlot en veilig kan verplaatsen. Dat is niet altijd makkelijk: landbouwvoertuigen zijn vaak groot, zwaar en breed en dat verhoudt zich niet altijd goed tot de beschikbare ruimte en de andere verkeersdeelnemers op die weg. Daarmee is het doel: gezien het belang van het landbouwverkeer aangeven waar we dat op een vlotte en veilige manier willen afwikkelen.

Deze Zeeuwse aanpak, met inbreng van en onderschreven door alle Zeeuwse wegbeheerders en belangenorganisaties Cumela en ZLTO is uniek in Nederland.

Met het KLZ ontstaat inzicht in het netwerk voor het doorgaande landbouwverkeer en daarmee ook waar knelpunten in dat netwerk zitten. Niet alle wegen voldoen immers aan de eisen die aan het kwaliteitsnetwerk worden gesteld. Denk aan drukke 80 km/u-wegen waar landbouwverkeer gebruik maakt van de hoofdrijbaan, smalle plattelandswegen (60 km/u) waar landbouwverkeer en fietsers niet gescheiden zijn en routes door de bebouwde kom, waar het landbouwverkeer niet altijd genoeg ruimte heeft en niet altijd gescheiden is van het fietsverkeer en voetgangers.

De Zanddijk maakt als zodanig geen onderdeel uit van het KLZ. De KLZ loopt vanaf de rotonde Nishoek over de hoofdrijbaan tot aan de Stationsweg. Tussen het spoor en de kern Yerseke is er geen KLZ. In de toekomst wijzigt deze route, omdat het verkeer dan vanaf de rotonde direct over de nieuwe weg Weihoek/Stationsweg zal lopen, niet meer over de hoofdrijbaan.

De reconstructie van de Zanddijk wordt daarom genoemd als relevante ontwikkeling. Het kwaliteitsnetwerk gaat ervanuit dat de reconstructie gevolgen zal hebben voor het netwerk voor landbouwverkeer. Het gebruik en de functie voor landbouwverkeer behoeven nader onderzoek; reden waarom de N673 gestippeld is opgenomen op de kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0032.png"

Figuur 3.6: Kaartbeeld KLZ 2022 (N673 gestippeld opgenomen)

3.8 Structuurvisie Buitengebied Reimerswaal (2012)

De op 25 september 2012 vastgestelde Structuurvisie Buitengebied Reimerswaal geeft een beleids- en toetsingskader voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied.

Het biedt een beleids- en toetsingskader voor opgaven zoals huisvesting

van arbeidsmigranten, bijzondere woonvormen, mestsilo’s, buitendijkse fietspaden, verkoop groente en fruit langs de weg, maar ook hobbyboeren, verburgering van het buitengebied, paarden, landschappelijke inpassing en kleinschalige landschappelijke elementen, recreatie en vrijetijdsbesteding.

Tot slot zal het beleids- en toetsingskader een antwoord moeten geven op ruimtelijke ontwikkelingen die naar verwachting in de komende jaren in het buitengebied van Reimerswaal gaan optreden en nog niet verwoord zijn in het actuele beleid. Deze actuele opgaven die een vertaling dienen te krijgen in het beleids- en toetsingskader zijn het gevolg van de transitie van het landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0033.png"

Figuur 3.7: Kaart ontwikkelingen uit Structuurvisie Buitengebied Reimerswaal

In de structuurvisie is het volgende opgenomen over de reconstructie van de Zanddijk/Molendijk:

“De Zanddijk (N673) is de zuidelijke gebiedsontsluitingsweg voor Yerseke. De Zanddijk sluit aan op de A58 en het station Kruiningen-Yerseke. De weg wordt te zwaar belast en verzakt bovendien. Daarnaast is het wegprofiel te smal voor het verkeer dat er overheen rijdt. Met name de zware vrachtwagens van de mosselverwerkingsbedrijven zijn een zware belasting voor de weg. Trillingen veroorzaakt door het zwaar verkeer brengen schade toe aan de dijk. De vernieuwing van de ontsluitingsweg is dan ook noodzakelijk voor een goede verbinding tussen Yerseke, Nishoek, de A58 en Kruiningen. Een goede bereikbaarheid van Yerseke is een voorwaarde om een impuls te geven aan bedrijfsleven en toerisme in Yerseke. Bij de aanpak van de Zanddijk en de uiteindelijke tracékeuze voor de N673 is een zorgvuldige landschappelijke inrichting vereist; afgestemd op het behoud van het waardevolle patroon van de polderdijken.”

Gelet op het voorgaande past onderhavig planvoornemen binnen de kaders van de structuurvisie. Wel is een zorgvuldige landschappelijke inrichting vereist, afgestemd op het behoud van het waardevolle patroon van de polderdijken.

Het Landschappelijk inrichtingsplan is als Bijlage 1 aan deze toelichting gehecht. Hierna volgt een ontwerptoelichting.

De Zanddijk/Molendijk is een landschappelijk, cultuurhistorisch en ecologisch waardevolle dijk gelegen op de brede kreekrug tussen Yerseke en Kruiningen. Kenmerkend voor dit landschap is het besloten en kleinschalige karakter met een divers landschapsbeeld. De (oude) Zanddijk volgt de ligging van de kreekrug. In de huidige dijkbeplanting is de diversiteit en beslotenheid terug te zien in de beplanting.

Met de verbreding en reconstructie dreigt het nieuwe deel van de Zanddijk dit karakter te verliezen. Het landschapsplan zet daarom in op herstel van het besloten landschapsbeeld door het toevoegen van een gevarieerde dijkbeplanting die zoveel mogelijk aaneengesloten is maar op bepaalde punten wel doorzicht biedt naar het landschap. Deze doorzichten zijn deels bepaald door ligging van ondergrondse infrastructuur en hoogspanningsverbindingen, deels ook bewust gecreëerd. De landschappelijke onderlegger vormt dus de basis voor de inpassing van de nieuwe weg. Naast struweelbeplanting worden waar mogelijk bomen toegevoegd vanuit landschappelijk en ecologisch (vleermuizen) oogpunt. Daar waar meer openheid gewenst is i.v.m. zicht wordt de onderbeplanting weggelaten en worden alleen bomen aangebracht.

De Olzendepolder heeft (i.t.t. de Zanddijk/Molendijk-kreekrug) een relatief open karakter met een rationele verkaveling. Deze karakteristieken komen terug in de inrichting van dit wegdeel. Bermen zijn open met een enkele bomenrij in een strakke lijn die de verkavelingsrichting markeert. In de ontstane overhoeken is ruimte voor waterberging en/of een (open) natuurinrichting. Deze groen/bomenstructuur kan wellicht doorgezet worden langs de polderlijnen (weg Olzendepolder) in het gemeentelijk deel en de

hoofdstructuur van de polder markeren.

Inrichtingselementen die bij de weg horen vormen langs het tracé een eenheid (o.a. geluidsschermen) waardoor een samenhangend wegbeeld ontstaat. Op de route liggen enkele rotondes. Hier ligt een kans voor een betere herkenbaarheid van de route en meer samenhang. Hier kan één verhaallijn worden ontwikkeld waarmee de bijzondere route naar mosseldorp Yerseke gemarkeerd wordt. Een aanzet is reeds aanwezig in de vorm van de meerpalen bij de aansluiting A58/Nishoek. Wellicht kan hierop aangesloten worden. Dit

vraagt een nadere doordenking en uitwerking.

Ook de carpoolplaats, nu een wat unheimische plek, kan door een betere inpassing en inrichting wat aangenamer worden met een betere uitstraling door bijvoorbeeld het aanplanten van een omringende haag of schanskorf en enkele bomen.

Er wordt beplanting weggehaald op en langs het tracé. Totaal gaat het om ruim 2 ha bomen en struiken. Het voorliggende plan voor de landschappelijke inrichting en compensatie van de NNZ voorziet in de aanplant langs het tracé (vooral in de dijktaluds) van ca 1,3 ha. Dit is niet voldoende om aan de herplantplicht te voldoen. Daarom wordt voorgesteld om te bezien of aanplant langs het oude deel van de Zanddijk (wat naar de gemeente gaat) mogelijk is. Dit versterkt ook het besloten karakter van de Molendijk. Er is een aantal open delen waar niet of nauwelijks kabels en leidingen liggen waar dit goed mogelijk lijkt te zijn. Dit kan in overleg met de gemeente nader worden afgestemd.

Er is verder aandacht besteed aan de inpassing van het plan in het bestaande weg- en watersysteem. En binnen het Wet beheer rijkswaterstaatswerken-beheergebied dient rekening gehouden te worden met sloten, kabels en leidingen en de schouwstrook van RWS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0034.png"

Figuur 3.8: Verbeelding landschappelijke inrichting en compensatie NNZ

3.9 Structuurvisie Kernen En Bedrijventerreinen (Ontwerp)

De huidige structuurvisie ‘Kernen en Bedrijventerreinen’ geeft al 10 jaar richting aan de ontwikkeling van de kernen en bedrijventerreinen in de gemeente Reimerswaal en is een afwegingskader voor nieuwe initiatieven. Na de vaststelling van de visie in mei 2012 heeft de tijd uiteraard niet stil gestaan. Een aantal ontwikkelingen is inmiddels gerealiseerd en er zijn nieuwe inzichten en ontwikkelingen in beeld, waarin de structuurvisie niet voorziet.

Om de structuurvisie te kunnen blijven gebruiken als afwegingskader voor nieuwe initiatieven, is actualisering van de visie noodzakelijk. Momenteel is een actualisatie van de Structuurvisie in voorbereiding. De geactualiseerde structuurvisie bevat de doelen en ambities gericht op de realisatie van nieuwe woningen en bedrijfsgronden en benoemt concrete projecten die de gemeente in de komende jaren wil bereiken en verwezenlijken.

Hen ontwerp van de actualisatie van de ‘Structuurvisie kernen en bedrijventerreinen Reimerswaal' heeft van 29 juni 2023 tot en met 9 augustus 2023 voor iedereen ter inzage gelegen.

In deze Structuurvisie wordt het belang van het project waar onderhavig planvoornemen op ziet onderstreept.

Benoemd wordt dat Yerseke aan het water ligt en bereikbaar is via twee provinciale wegen. Met name de Zanddijk die het dorp aan de zuidkant met de A58 verbindt heeft beperkingen. De veiligheid van weggebruikers is hierdoor in gevaar. Dit maakt de bereikbaarheid van Yerseke kwetsbaar.

Ter verbetering van de bereikbaarheid en verkeersveiligheid wordt de Zanddijk (en gedeelte Molendijk), de belangrijkste toegangsweg van Yerseke, gereconstrueerd. Hierbij is ook een verbetering van de ontsluiting van het bedrijventerrein Olzendepolder voorzien.

3.10 Structuurvisie Aquacultuur

Yerseke heeft een naam op te houden als schelpdiercentrum. De concentratie van schelpdierbedrijven aan de Korringaweg, de Oesterputten en de onderzoeksinstituten geven Yerseke een internationale reputatie.

Voor de gemeente Reimerswaal en Yerseke in het bijzonder is het van het grootste belang deze huidige prominente positie op schaal- en schelpdiergebied verder uit te bouwen en Reimerswaal als dé aquacultuurgemeente op de kaart te zetten.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een betere en veiligere ontsluiting van de bedrijventerreinen van Yerseke en draagt op deze manier bij aan voornoemde doelstelling.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in de toelichting van het bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan de uitvoerbaarheid van het plan. Dat betekent doorgaans dat onderzoek moet worden gedaan naar diverse sectorale aspecten zoals landschap, bodem, waterhuishouding, luchtkwaliteit, enz. In dit hoofdstuk wordt op deze aspecten ingegaan.

4.1 Cultuurhistorie

4.1.1 Beleids-/toetsingskader

Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging.

4.1.2 Toetsing

De gemeente Reimerswaal kent geen eigen cultuurhistorisch beleid/-toetsingskader, zodat getoetst moet worden aan de provinciale Kaart Cultuurhistorie Zeeland (in het Geoloket).

Historisch landschap

Zeeland bestaat voor een belangrijk deel uit polders. Het grootste deel van Zeeland heeft, kortom, een door mensenhanden gemaakt landschap. Zelfs de eerste bewoners van Zeeland groeven al greppels in het veen om voor een beetje afwatering te zorgen. Later nam de inrichting van het landschap serieuzere vormen aan en werden complete stukken land gecreëerd.

In Zeeland vind je op heel wat plaatsen binnendijken. Dat zijn soms inlaagdijken, maar het kunnen ook oude zeedijken zijn die na uitbreiding van de polders meer landinwaarts kwamen te liggen. Aan de ligging van die oude zeedijken kun je zien hoe Zeeland polder voor polder is opgebouwd. Een deel van deze dijken is in de twintigste eeuw tijdens ruilverkavelingen of uitbreiding van landbouwgrond verdwenen.

Historische polders

De N673 vormt de grens tussen de in de Middeleeuwen gerealiseerde 'Polder De Breede Watering Bewesten Yerseke' en de in 1531 gerealiseerde 'Kruiningenpolder', respectievelijk de in 1672 gerealiseerde polder 'Tolseinde/Olzendepolder' en de direct ten noorden daarvan gelegen, ná 1530/32 gerealiseerde 'Molenpolder'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0035.png"

Figuur 4.1: Uitsnede Kaart Cultuurhistorie Zeeland, Historische Polders

De Polder De Breede Watering Bewesten Yerseke is ca. 9275 ha groot, en beslaat een groot deel van Zuid-Beveland. De hoogte is van 1,8 m - NAP tot 1,7 m + NAP. De polder is geografisch in vieren gedeeld door de spoorlijn/snelweg (A58) in oost-west richting en het Kanaal door ZuidBeveland in noord-zuid richting. Het is een voornamelijk agrarische polder met veel boomgaarden. In de polder ligt een aantal gemalen en een aantal kernen, waaronder Goes, ’s-Heer Arendskerke, Nisse, Kattendijke, Kloetinge, Kapelle, Hansweert, Wemeldinge en Yerseke. De Poel bij Sinoutskerke, Yerseke Moer en Sluishoek bij Nisse zijn restanten van oudlandgronden met historische verkavelingsstructuren. De polder is de oudste en grootste polder van Zeeland en vormt het grootste oudlandgebied met de belangrijkste waterkeringen van Zuid-Beveland (KZGdW I, p.224).

Het voormalige waterschap De Breede Watering Bewesten Yerseke (Burenpolder, Molenpolder, Polder De Breede Watering Bewesten Yerseke, Kaarspolder, Koudepolder, Snoodijkpolder en Stormezandepolder) is het grootste oudlandgebied van Zuid-Beveland. De Polder De Breede Watering Bewesten Yerseke, ook wel Westwatering genoemd, is één van de oudste en grootste polders Zeeland. Van de oorspronkelijke 50 km ringdijk doet momenteel nog ruim 10 km dienst als eerste waterkering, het grootste deel gelegen tussen Wemeldinge en Kattendijke en een deel bij Hansweert. Deze waterkeringen behoren tot de belangrijkste waterkeringen van ZuidBeveland. De zuidwest hoek van de polder was vroeger de Oud-Nissepolder. In 1852 kwam de zelfstandigheid van Oud-Nisse te vervallen en werd de polder een onderdeel van de Polder De Breede Watering Bewesten Yerseke (Wilderom III, p. 114-118).

De Kruiningenpolder is ca. 1292 ha groot met een hoogteligging van ca. 1,3 m + NAP (KZGdW II, p. 212). De polder bestaat uit oudlandgronden, de noordoosthoek is voornamelijk agrarisch met enkele boomgaarden, verder liggen in de polder de kernen Kruiningen, Oostdijk en een deel van Hansweert, de kanaaluitmonding, het oude sluizencomplex van Hansweert, de voormalige veerhaven van Kruiningen en bedrijventerrein Nishoek. De scheidingsdijk met de Oost Inkelenpolder is verdwenen.

De polders ten oosten van de Zanddijk/Molendijk bestaan voornamelijk uit herdijkte polders van De Breede Watering Beoosten Yerseke of Oostwatering. De Oostwatering is met de stormvloed van 1530 grotendeels verloren gegaan. Een deel is herwonnen, de rest is het Verdronken land van Zuid-Beveland. Men begon met het herdijken van de oudlandgronden in de OudKrabbendijkepolder, Waardepolder en Kruiningenpolder. Vervolgens werd in oostelijke richting uitgebreid, totdat uiteindelijk in 1867 het Kreekrak tussen Zuid-Beveland en Brabant werd afgedamd en daarna ingepolderd. De Kruiningenpolder, herdijkt na de overstroming in 1530, is een aantal keren geïnundeerd geweest. Eén keer, in 1940, is een militaire inundatie uitgevoerd om een waterlinie tegen de Duitsers te vormen. Na de laatste overstroming in 1953 werd de polder herverkaveld. De Kruiningenpolder ligt al lang met de Oost Inkelenpolder onder één dijkage. De Noordhoek van de Kruiningenpolder heet Kind van Trente, naar een kasteel dat daar zou hebben gestaan (Wilderom III, p. 157-158, 165, KZGdW II, p. 212).

De Nieuw-Olzendepolder is ca. 176 ha groot met een hoogteligging van ca. 0,1 tot 0,8 m + NAP en gelegen aan de Oosterschelde (KZGdW II, p. 394). Het landschap is open en agrarisch, met in de noordhoek het bedrijventerrein.

De Molenpolder maakt tot slot deel uit van het voormalige waterschap De Breede Watering Bewesten Yerseke (Burenpolder, Molenpolder, Polder De Breede Watering Bewesten Yerseke, Kaarspolder, Koudepolder, Snoodijkpolder en Stormezandepolder), dat het grootste oudlandgebeid van Zuid-Beveland is.

De Molenpolder werd ook wel Poppendijkschepolder genoemd, naar het voormalige gehucht Poppendijk. De naam Molenpolder komt van de vroegere molen van Yerseke aan de Molendijk. De polder is een aantal keren geïnundeerd geweest. Aan de buitenkant van de polder lagen oesterputten, deze zijn inmiddels gedempt; er bevindt zich hier nu een bedrijventerrein. De Molenpolder betreft een 16e eeuwse polder. Door herinrichting is de historisch-ruimtelijke structuur grotendeels verdwenen.

De polders ten oosten van de Zanddijk/Molendijk bestaan voornamelijk uit herdijkte polders van De Breede Watering Beoosten Yerseke of Oostwatering. De Oostwatering is met de stormvloed van 1530 grotendeels verloren gegaan. Een deel is herwonnen, de rest is het Verdronken land van Zuid-Beveland. Men begon met het herdijken van de oude kerngronden in de OudKrabbendijkepolder, Waardepolder en Kruiningenpolder.

Vervolgens werd in oostelijke richting uitgebreid, totdat uiteindelijk in 1867 het Kreekrak tussen Zuid-Beveland en Brabant werd afgedamd en daarna ingepolderd. Het oude Tholseinde, een deel van het in 1530 geïnundeerde gebied, werd in 1616 gedeeltelijk herdijkt. Deze herdijking inundeerde verschillende keren tot in 1672 de Nieuw-Olzendepolder in zijn huidige vorm voor de tweede maal werd herdijkt. Het in

1530/32 verdronken dorp Tolsende lag ten oosten van de huidige polder. De NieuwOlzendepolder is een aantal keren overstroomd geweest, en in 1939 voerde het Nederlandse leger een inundatie uit (Wilderom III, p. 165, KZGdW II, p. 394).

Defensie

In Zeeland zijn nog veel verdedigingswerken uit WOII aanwezig. Zo zijn aan weerszijden van de spoorlijn twee kazematten aanwezig.

Een kazemat is een op zichzelf staand betonnen (´bomvrij´) onderkomen voor de huisvesting van geschut, manschappen of voorraden. De Duitse benaming voor kazemat is bunker. De kazematten in kwestie zijn gelegen half in de dijk met enkele schietgaten richting het oosten. Het zijn twee van de weinige bunkers van Zuid-Beveland en worden daarom hoog gewaardeerd. Het betreffen tevens bouwwerken die in het kader van het monumenten inventarisatie project (MIP) door de provincie zijn aangewezen als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing waar nog geen monumentenstatus aan is toegekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0036.png"

Figuur 4.2: Uitsnede Kaart Cultuurhistorie Zeeland, Defensie

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0037.png"

Deze twee kazematten maakten onderdeel uit van de Zanddijkstelling, een beheersingsstelling bedoeld om Zuid-Beveland en Walcheren af te sluiten bij een vijandelijke aanval vanuit het oosten. De Zanddijkstelling bestond uit twee kazematten, loopgraven en mortieropstellingen.

Alleen de twee kazematten zijn nog aanwezig. De stelling ligt 15 km achter de Bathstelling en werd tijdens de mobilisatie in 1939 aangelegd. In mei 1940 werd de stelling na enkele Duitse luchtaanvallen verlaten, en werd ná 1945 niet meer gebruikt. In verband met verbreding van de spoorlijn in de jaren tachtig van de 20e eeuw zijn de kazematten verplaatst, wel staan ze nog aan weerszijden van het spoor bij de coupure in de dijk.

Dijken

Dijken horen bij Zeeland. Ze beschermen het land, maar de dijkenstructuur vertelt ook veel over de ontstaansgeschiedenis van onze provincie. Aan het patroon van slingerende dijken kun je aflezen hoe de zeearmen en kreken vroeger gelopen hebben - en hoe de vele inpolderingen plaatsvonden. Sommige binnendijken gaan zelfs terug tot de Romeinse tijd en zijn al meer dan 2.000 jaar oud. De dijken zijn daarmee van grote cultuurhistorische waarde.

De Zanddijk, de Olzendedijk en de Molendijk zijn op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart aangeduid als cultuurhistorisch waardevol en hebben de status 'relict' (groen). De Molendijkseweg betreft een dijk met de status 'waterkerend' (paars).

De Zanddijk is aangelegd in de periode 1300-1324 als compartimenteringsdijk. Droge regionale keringen – ook wel binnendijken of compartimenteringskeringen genoemd - kunnen schade en slachtoffers bij doorbraak van primaire waterkeringen aanzienlijk reduceren.

Tijdens de stormvloed van 1530 werd de Zanddijk nog Vijfzodendijk genoemd. De dijk werd na de stormvloed versterkt om bestand te zijn tegen het buitenwater.

De Olzendedijk, aangelegd in de periode 1531-1552, is onderdeel van de herdijking van de in 1530 verdronken Kruiningenpolder (de 12e eeuw). Zowel in 1531, als in 1532 werd de dijk hersteld, maar brak vervolgens weer door. In 1535 lukt de herdijking. Het Kaasgat is mogelijk ontstaan bij de Pontiaansvloed in 1552.

De Molendijk is aangelegd tussen 1175 en 1225 en had een oorspronkelijke functie als polderdijk. Deze dijk was belangrijk om overstroming vanuit het oosten van Zuid-Beveland, aan de oostelijke zijde van Yerseke, tegen te houden en is gelegen op een kreekrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0038.png"

Figuur 4.3: Uitsnede Kaart Cultuurhistorie Zeeland, Waterstaat

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0039.png"

Als gevolg van de stormvloed van 1134 heeft men op grootschalige manier het kernland van Zuid-Beveland ontsloten met een zeedijk. Een belangrijk dergelijk dijkwerk uit de 12e eeuw in het noorden van Zuid-Beveland was de dijk tussen Yersekedam en Hansweert. Het gaat in feite om twee dijken waarvan één ten oosten van Yerseke tot aan de Kruiningse Vliet ten oosten van Kruiningen loopt: de Yerseker dijk (later gedeeltelijk opgenomen in de Molendijk). Deze wordt in 1269 al als belangrijke dijk genoemd. De andere, de Zanddijk, ligt tussen de zeedijk bij Hansweert en de eerder genoemde Yersekerdijk en is de jongste van de twee. De Zanddijk is volgens Dekker vóór 1324 aangelegd en vormt de begrenzing van de Brede Watering Bewesten Yerseke (ten westen van de dijk, ook Westwatering). Yerseke zelf maakte op dat ogenblik geen deel uit van deze Westwatering, zij stonden tot minstens in de 16e eeuw zelf in voor het lozen van het water. Het huidig onderzoeksgebied is gelegen ten oosten van deze ringdijk.

Ook ten oosten van Yerseke werd een watering aangelegd, de Brede Watering Beoosten Yerseke (de Oostwatering). Volgens de studie door Dekker waren beide wateringen aanvankelijk van elkaar gescheiden door een onbedijkt gebeid waar naderhand in het derde kwart van de 12de eeuw bedijkingswerkzaamheden zouden zijn uitgevoerd. Hierbij ontstonden verschillende nieuwe polders rond de dorpen Tolsende, Kouwerve en Duvenee. Terzelfder tijd ontstonden onmiddellijk ten noorden en ten oosten van Yerseke, op de opwassen langs de oostelijke zijde van de ringdijk, de Buren- (of Yersekepolder) en de Molenpolder. Het grootste deel van het huidig onderzoeksgebied is vanaf dan in de polder rond Tolsende(-binnen) gelegen. Het uiterste zuidwesten is gelegen in de

polder van Kruiningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0040.png"

Figuur 4.4: Vermoedelijke situatie dijkaanleg ten oosten van Kruiningen en Yerseke in de 12e eeuw. Centraal links op de kaart staat de Zanddijk aangegeven (bron: Dekker 1971)

Naar aanleiding van overstromingen als gevolg van de zware stormen van 1530 en 1532 werden de Zanddijk en Molendijk tussen Hansweert en Yerseke versterkt tot zeewering. In die tijd werd de omgeving van het onderzoeksgebied ten oosten van de Zanddijk en de Molendijk als onder water staand afgebeeld. De inpoldering van de zone ten zuidoosten van Yerseke (en ten zuiden van de Molenpolder) vond plaats gedurende de 17e eeuw. Zo werd het westelijke deel van de verdronken eind 12e-eeuwse polder van Tolsende in 1616 bedijkt als de Nieuw-Olzendepolder.

Historische stedenbouw

In de directe nabijheid van het plangebied ligt een aantal historische boerderijen. Meer concreet gaat het om de volgende adressen:

- Zanddijk 17 (Rijksmonument, Hof Seemaerte);

- Zanddijk 13 (kwalificatie X);

- Grintweg 86 (kwalificatie C);

- Molendijk 56 (kwalificatie B).

De kwalificatie van de cultuurhistorische informatiewaarde van de laatste drie genoemde boerderijen varieert van 'minder groot' (B) tot 'laag' (C), tot 'niet zichtbaar' (X).

De boerderij met adres Molendijk 56 zal moeten wijken voor onderhavige reconstructie. Gelet op de kwalificatie B wordt het object/complex niet voor nader onderzoek op cultuurhistorische kwaliteiten aanbevolen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0041.png"

Figuur 4.5: Uitsnede Kaart Cultuurhistorie Zeeland, Historische stedenbouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0042.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0043.png"

Toetsing

De reconstructie volgt grotendeels het bestaande wegtracé. Door de huidige tracé keuze blijft de dijk zoals hij is intact. De Zanddijk wordt plaatselijk verbreed en in profiel niet of nauwelijks verschoven. Hierdoor zullen geen grote ontgravingen in het dijklichaam plaatsvinden.

Er wordt een viertal fietstunnels gerealiseerd. De aanleg van deze fietstunnels is nodig in het kader van de fietsverkeersveiligheid. Het profiel van de dijk blijft hetzelfde. En er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de relictstatus van de dijk.

Verder wordt een viaduct aangelegd ter plaatse van de huidige gelijkvloerse spoorwegovergang. De dijk is destijds afgegraven ten behoeve van de aanleg van het spoor. Met de aanleg van het viaduct wordt het profiel van de dijk ter plaatse als het ware 'hersteld'.

Er zullen geen zodanig cultuurhistorisch waardevolle objecten/complexen moeten wijken voor de reconstructie dat een nader onderzoek nodig zal zijn.

De kazematten blijven tot slot ongemoeid.

In het landschappelijk inrichtingsplan zijn de volgende ontwerpuitgangspunten gehanteerd om de cultuurhistorische waarden te versterken:

- maak cultuurhistorische waarden zicht- en beleefbaar:

- accentueer bijzondere elementen langs de route;

- vertel het verhaal middels infovoorzieningen, etc.

4.1.3 Conclusie

Gelet op het voorgaande wordt de cultuurhistorische waarde van beide dijken niet signicificant aangetast.

4.2 Archeologie

4.2.1 Beleids- en toetsingskader

Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden.

In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

De gemeente Reimerswaal heeft archeologiebeleid ontwikkeld, dat op 22 november 2011 is vastgesteld. Hiermee voldoet de gemeente aan zijn wettelijke plicht omtrent archeologie en biedt zij bovendien een formeel afwegingskader dat gebruikt kan worden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Het beleid is gebaseerd op een analyse van de plaatselijke situatie en geeft aan wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het rapport 'Archeologiebeleid gemeente Reimerswaal' (d.d. 30 juni 2011) bestaat uit een 'Deel A: Beleidsnota archeologie' en een 'Deel B: Toelichting beleidskaart'. Deel B is een (ruimtelijke) uitwerking van het archeologiebeleid (deel A).

De gemeentelijke archeologische maatregelenkaart-in-lagen bestaat uit vier laagniveaus. Deze niveaus zijn gebaseerd op de geologische lagen die in Zeeland voorkomen:

  1. 1. Laagpakket van Walcheren (Formatie van Naaldwijk);
  2. 2. Hollandveen Laagpakket (Formatie van Nieuwkoop);
  3. 3. Laagpakket van Wormer (Formatie van Naaldwijk);
  4. 4. Laagpakket van Wierden (Formatie van Boxtel).

Op basis van deze beleidskaarten wordt bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie en diepte al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in 8 categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologisch waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven. Aan elke categorie, uitgezonderd categorie 1, is een aan oppervlakte van grondverstoring gebonden vrijstelling voor archeologisch onderzoek gekoppeld. Bij alle categorieën, wederom uitgezonderd categorie 1, geldt in ieder geval dat geen onderzoek hoeft plaats te vinden indien de bodem niet dieper dan 40 cm wordt verstoord. De gehanteerde categorieën zijn:

  • Categorie 1: archeologisch rijksmonument; hiervoor is altijd een monumentenvergunning nodig;
  • Categorie 2: terrein van archeologische waarde; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m² wordt verstoord;
  • Categorie 3: stads- en dorpskernen van een specifieke archeologische verwachting; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m² wordt verstoord;
  • Categorie 4: hoge verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 250 m² wordt verstoord;
  • Categorie 5: matige verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 500 m² wordt verstoord;
  • Categorie 6: lage verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht;
  • Categorie 7: verwachting van maritieme vondsten; hiervoor is altijd overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig;
  • Categorie 8: archeologische vondsten worden niet verwacht; geen onderzoeksplicht.

4.2.2 Onderzoek

Initiatiefnemer heeft een archeologisch bureauonderzoek laten uitvoeren. De rapportage van dit onderzoek is als Bijlage 3 aan deze toelichting gehecht. Hierna volgt een uiteenzetting van de conclusie en het advies.

Conclusie

Op basis van de beschikbare aardwetenschappelijke, archeologische en historische gegevens uit het bureauonderzoek is een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Op basis hiervan kunnen de onderstaande onderzoeksvragen beantwoord worden.

Binnen welke delen van het plangebied, en op welke diepte, kunnen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn?

In delen van het plangebied (oranje aangegeven in figuur 4.6) kunnen archeologische resten uit het laat-paleolithicum aanwezig zijn in eventueel aanwezige paleosols in het opgaand pakket dekzand behorende tot het Laagpakket van Wierden en vindplaatsen uit het finaal-paleolithicum en mesolithicum in de top van dit dekzand. Indien aanwezig, zijn deze op grote diepte te verwachte, tussen 7 tot 9 m -NAP (minimaal 7,8 tot 9,8 m -mv). Hiervoor geldt een gematigde verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0044.png"

Figuur 4.6: Formatie van Boxtel

Verder kunnen in delen van het plangebied (geel in figuur 4.7) vanaf 7,5 tot 7,9 m -NAP (8,3 tot 8,7 m -mv) vindplaatsen aanwezig zijn uit het laat-mesolithicum en midden-neolithicum op en in het Basisveen. Voor dit niveau geldt een lage verwachting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0045.png"

Figuur 4.7: Basisveen Laagpakket

Resten uit het neolithicum zijn ook te verwachten op het niveau van het Laagpakket van Wormer, vanaf een diepte van 2,5 tot 4 m -NAP (circa 3,3 tot 4,8 m -mv). Hiervoor geldt een middelhoge verwachting voor delen van het plangebied (oranje in figuur 4.8).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0046.png"

Figuur 4.8: Laagpakket van Wormer

In het afdekkende Hollandveen Laagpakket, dat aangetroffen kan worden op een diepte tussen circa 2,4 tot 3,4 m -NAP (3,2 tot 4,2 m -mv), geldt deels een middelhoge verwachting voor resten uit de late ijzertijd en Romeinse tijd en een lage verwachting voor resten uit de bronstijd tot midden-ijzertijd (oranje in figuur 4.9).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0047.png"

Figuur 4.9: Hollandveen Laagpakket

Verder geldt binnen het gebied deels een middelhoge verwachting voor resten uit de middeleeuwen en late middeleeuwen tot de 16e eeuw (licht oranje in figuur 4.10) en een middelhoge verwachting voor resten uit de middeleeuwen en nieuwe tijd tot 17e eeuw (oranje in figuur 4.10).

Daarnaast geldt in delen van het plangebied een hoge verwachting voor dijklichamen (grijs in figuur 4.10) welke reeds vanaf de 12e eeuw dateren, wegen (bruin), erven (lichtblauw) en gebouwen (roze) uit de nieuwe tijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0048.png"

Figuur 4.10: Laagpakket van Walcheren

Wat is het verwachte effect van de geplande ingrepen op de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied?

De geplande ingrepen omvatten het verbreden van het bestaande dijklichaam van de Zanddijk, het realiseren van enkele nieuwe wegdelen, rotondes, fietswegen, bermsloten en fietstunnels. Ook wordt de bestaande spoorwegovergang vervangen door een spoorwegviaduct. Ter plaatse van de Molendijk wordt de bestaande wegverharding aangepast en vernieuwd.

Niet alle geplande ingrepen zullen nieuwe verstoringen met zich meebrengen. Dit zal in ieder geval wel het geval zijn waar nieuwe sloten worden gegraven en dijkdoorsneden worden gemaakt om de fietstunnels te kunnen realiseren. Of dit ook het geval is waar nieuwe rotondes en wegen worden aangelegd is afhankelijk van de omvang en diepteligging van de eventueel aanwezige archeologische resten en de mate waarin hiervoor verstoring van de bodem dient plaats te vinden.

Gebleken is dat binnen het volledige plangebied op één of meerdere niveaus een (middel-)hoge archeologische verwachting geldt. Gelet op het gegeven dat de archeologische verwachting voor het plangebied op basis van het bureauonderzoek weliswaar is bijgesteld maar niet is komen te vervallen wordt geadviseerd om de dubbelbestemming uit het geldende bestemmingsplan over te nemen in het nieuwe bestemmingsplan.

Advies

Omdat er geen toetsing (door middel van een verkennend veldonderzoek) van het verwachtingsmodel heeft plaatsgevonden is het daarenboven niet mogelijk de vrijstellingsdiepte bij te stellen. Uit het onderzoek is tevens gebleken dat de voorgenomen werkzaamheden kunnen leiden tot een aantasting van het archeologisch archief dat zich mogelijk in de ondergrond bevindt. Dit met name in die zones waar nieuwe verstoringen van de bodem dienen plaats te vinden. Er wordt dan ook geadviseerd de archeologische verwachting te laten toetsen door middel van een verkennend veldonderzoek in die zones waar daadwerkelijk nieuwe graafwerkzaamheden zullen plaats vinden.

Waar de Zanddijk doorsneden wordt (ter plaatse van de kruising met de Kamperweg en de Grintweg) staat de archeologische verwachting en waarde van deze dijk reeds vast. Het betreft hier het dijklichaam dat teruggaat tot de 12e eeuw en die onlosmakelijk deel uitmaakt van het laatmiddeleeuwse cultuurlandschap rondom Yerseke en als oostelijk dijk van het de Breede Watering Bewesten Yerseke. De dijk is nog in het landschap aanwezig en de waarde staat vast, het uitvoeren van een toetsend verkennend booronderzoek is hier dan ook weinig zinvol. Dit betekent niet dat deze gebieden niet in aanmerking komen voor vervolgonderzoek. Onderzoek naar dergelijke infrastructuren vormen namelijk kernthema 5 van de POAZ 2017-2020.

Er wordt dan ook een archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen ter plaatse van de te realiseren dijkdoorsneden. Het uitvoeren van een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven wordt in dit kader weinig zinvol geacht. De aanwezigheid, begrenzing en waardering van de dijk wordt voldoende duidelijk geacht. Het archeologisch vervolgonderzoek dient te bestaan uit een Opgraving ter plaatse van de twee te realiseren dijkdoorsneden.

De dijkdoorsneden moeten over de volledige breedte van de oorspronkelijke dijk worden geplaatst. Dit betekent dus inclusief eventuele sloten aan de hiel van de dijk. Bovendien moeten de doorsneden tot minimaal 0,50 meter onder de zool van de dijk worden aangelegd. Tijdens de Opgraving wordt zowel aan het verticale als het horizontale vlak aandacht geschonken en wordt een bemonsteringsprogramma uitgevoerd.

De uitvoeringseisen voor de Opgraving dienen te worden vastgelegd in een Programma van Eisen (PVE). Dit PVE dient ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de bevoegde overheid.

4.2.3 Advies Oosterschelderegio Archeologisch Samenwerkingsverband

Voornoemde conclusie van het onderzoek is bij advies van 9 november 2023 overgenomen. Betreffend advies is als Bijlage 4 aan deze toelichting gehecht.

4.2.4 Borging

Op de Maatregelenkaarten 1 tot en met 3 is het onderzoeksgebied geheel gelegen binnen een zone met een hoge verwachting (categorie 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0049.png"

Figuur 4.11: Uitsnede Maatregelenkaart 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0050.png"

Figuur 4.12: Uitsnede Maatregelenkaart 2

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0051.png"

Figuur 4.13: Uitsnede Maatregelenkaart 3

Op de Maatregelenkaart Laag 4 - Laagpakket van Wierden (pleistoceen dekzand) valt het deelplangebied 'zwarte tak' grotendeels binnen zones waar een gematigde verwachting geldt (categorie 5). Voor het uiterste zuidwesten, ter hoogte van Zanddijk 86, is geen archeologische verwachting weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0052.png"

Figuur 4.14: Uitsnede Maatregelenkaart 4

Ingevolge de vigerende bestemmingsplannen 'Buitengebied 2022' en 'Grote bedrijventerreinen' is binnen het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' geprojecteerd. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' is geprojecteerd binnen het deel van het plangebied dat het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Olzendepolder IV' deels vervangt.

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 4, hoge verwachting.

Aan betreffende dubbelbestemming zijn de volgende bijbehorende vrijstellingsoppervlakte en -diepte verbonden: tot 250 m2 en 0,40 m - NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0053.png"

Figuur 4.15: opgelichte dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied.

Aan betreffende dubbelbestemming zijn de volgende bijbehorende vrijstellingsoppervlakte en -diepte verbonden: tot 250 m2 en 2,40 m - NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0054.png"

Figuur 4.16: opgelichte dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5

4.2.5 Conclusie

Met de opname van voornoemde dubbelbestemmingen met bijbehorende regels, is de bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden geborgd. Daarnaast is concreet vervolgonderzoek voorgeschreven, bestaande uit een verkennend veldonderzoek in die zones waar daadwerkelijk nieuwe graafwerkzaamheden zullen plaats vinden en een archeologisch vervolgonderzoek ter plaatse van de te realiseren dijkdoorsneden, bestaande uit een opgraving ter plaatse van de twee te realiseren dijkdoorsneden in welk kader de dijkdoorsneden over de volledige breedte van de oorspronkelijke dijk moeten worden geplaatst. Dit betekent dus inclusief eventuele sloten aan de hiel van de dijk. Bovendien moeten de doorsneden tot minimaal 0,50 meter onder de zool van de dijk worden aangelegd. Tijdens de opgraving wordt zowel aan het verticale als het horizontale vlak aandacht geschonken en wordt een bemonsteringsprogramma uitgevoerd.

De uitvoeringseisen voor de Opgraving dienen te worden vastgelegd in een Programma van Eisen (PVE). Dit PVE dient ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de bevoegde overheid.

Gelet op het voorgaande vormt het aspect archeologie geen belemmering voor dit planvoornemen.

4.3 Verkeer

4.3.1 Beleids- en toetsingskader

Ingevolge de 'Mobiliteitsvisie Zeeland 2028' streeft Provincie Zeeland naar sterke netwerken, gevormd door het hoofdwegennet en de overige wegen.

Basis voor het aspect verkeer vormt de Mobiliteitstoets. Uit deze toets blijken het nut en de noodzaak voor de realisatie van de weg en de gevolgen hiervan. Daarnaast wordt onderbouwd middels welke kruispuntvormen de weg het best op de bestaande wegstructuur kan aansluiten. De mobiliteitstoets gaat daarbij in op de aspecten verkeersafwikkeling, bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

4.3.2 Toetsing/onderzoek

De provinciale weg op de Zanddijk en Molendijk (N673) naar Yerseke betreft een zogenoemde 'overige weg'. Deze weg kent in de huidige vorm ernstige knelpunten op het gebied van verkeersveiligheid, bereikbaarheid en onderhoud. De knelpunten zijn van dien aard, dat de Zanddijk/Molendijk door Gedeputeerde Staten in 2017 in de top 3 is geplaatst van Zeeuwse wegen die met voorrang moeten worden opgeknapt, om veiligheid, bereikbaarheid en onderhoudssituatie structureel te verbeteren.

In 2019 is door de provincie Zeeland een onderzoek naar de voorgaande aspecten uitgevoerd ('Eindrapportage verdiepende studie Zanddijk-Molendijk' d.d. 14 mei 2019).

In deze rapportage zijn verschillende varianten onderzocht en is de voorkeursvariant bepaald. Dit is onder andere gedaan op basis van verschillende verkeerstudies uitgevoerd door ter zake deskundige bureaus.

Zoals in paragraaf 2.2. is beschreven, is uiteindelijk gekozen voor tracé variant Roze-Zwart.

Deze variant gaat uit van de situatie waarbij de huidige weg op de Zanddijk en de Molendijk wordt aangepast naar een duurzamer en veiliger profiel. De bestaande Zanddijk wordt gereconstrueerd naar 2x1 rijstroken met een 80 km/uur regime. De nieuwe parallelweg aan de aansluitende Molendijk bij rotonde Zanddijk/Molendijk/Olzendedijk

krijgt een 60 km/uur regime. Daarnaast bevat deze variant een zogenoemde 'zwarte tak' richting het bedrijventerrein die is aangesloten met een rotonde op de Molendijk/Zanddijk. Het tracé van de Zanddijk ter plaatse van de spoorwegovergang is noordwaarts opgeschoven. In het ontwerp komt de bestaande gelijkvloerse spoorwegovergang te vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0055.png"

Figuur 4.17: Belangrijkste elementen uit het ontwerp van variant Roze-Zwart (bron: Tracéstudie N673 Zeeland)

De huidige Zanddijk heeft een intensiteit van ruim 8.000 mvt/etmaal op het drukste deel van dit wegvak. Als gevolg van de voorgenomen ruimtelijke en autonome ontwikkelingen zal dit aantal tot 2030 stijgen tot circa 11.100 mvt/etmaal.

In variant Roze-zwart wordt een parallelstructuur aangelegd via het bedrijventerrein Olzendepolder.

Variant Roze-zwart leidt tot een afname van het aantal motorvoertuigen per etmaal op het zuidelijke gedeelte van de Molendijk. Dit is te verklaren doordat een deel van het verkeer van en naar de oostkant van Yerseke gebruik maakt van de parallelstructuur via het bedrijventerrein in plaats van de Molendijk. De toename van het aantal motorvoertuigen op de Zanddijk is het gevolg van de herinrichting van de Zanddijk en de ongelijkvloerse kruising van de Zanddijk met de spoorweg door middel van een viaduct.

De intensiteiten op de (Oude) Rijksweg N289 blijven nagenoeg gelijk. Het verkeer op de Postweg en Vlakeweg neemt af. Het verkeer op deze wegen verschuift naar de A58 en Zanddijk/Molendijk. De intensiteiten op aansluitingen in Kruiningen blijven ook nagenoeg gelijk.

Verkeersverschuivingen

Door de wijzigingen in variant Roze-zwart ontstaan de volgende verkeersverschuivingen:

  1. 1. Het bedrijventerrein Olzendepolder wordt via de rotonde Wulk aangesloten via de zwarte tak op de Molendijk/Zanddijk. De aanleg van deze tak veroorzaakt een omslag van het verkeer dat eerst via het noorden over de Olzendepolder reed en in de toekomstige situatie via de nieuwe tak richting de Molendijk/Zanddijk rijdt.
  2. 2. De ongelijkvloerse kruising van de Zanddijk met de spoorweg en de aanleg van de nieuwe parallelweg naast de Zanddijk veroorzaken verschillende verkeersverschuivingen:
    1. a. Een deel van het huidige verkeer op de Postweg (6) ten westen van Yerseke verschuift naar de A58 en Zanddijk/Molendijk (2).
    2. b. Een deel van het huidige verkeer op de Vlakeweg (33) ten westen van Yerseke verschuift naar de Zanddijk/Molendijk (2).
    3. c. Een deel van het huidige verkeer op de Goversweg / Oude Dijk (13 en 30) verschuift naar de Hoofdstraat, Stationsweg (Kruiningen), N289 en Zanddijk/Molendijk (2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0056.png"

Figuur 4.18: Verkeersverschuivingen als gevolg van variant Roze-zwart (verschuiving in intensiteiten bedrijventerrein afgerond op 100-tallen).

De verkeersafwikkeling is voorts op kruispuntniveau onderzocht. Voor variant Roze-zwart geldt dit voor de kruispunten: N289 - Zanddijk, Zanddijk - Olzendedijk, Molendijk - Molendijkseweg en Olzendepolder - Molendijkseweg.

Uit een in 2022 uitgevoerd aanvullend onderzoek blijkt dat de huidige vormgeving van rotonde N289 - Zanddijk (Nishoek) het verkeer in het referentiejaar 2030 goed kan blijven verwerken.

Ook voor de andere kruispunten geldt dat de verwerkingssnelheid van het verkeer goed blijft.

Verkeersveiligheid

De reconstructie zorgt voor een verschuiving van verkeer. Voor het aspect

verkeersveiligheid is het van belang dat ondanks deze verschuivingen de functie en

vormgeving van wegen is afgestemd op het (nieuwe) gebruik.

Het richtinggevende aantal verkeersbewegingen dat gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom (80 km/u) kunnen verwerken, mits deze passend zijn ingericht, is maximaal 20.000 mvt/etm. Voor erftoegangswegen (60 km/u) is dit aantal 6.000 mvt/etm. En binnen de bebouwde kom geldt voor erftoegangswegen (30 km/u) een grenswaarde van 4.000 mvt/etm.

In de huidige situatie is de Zanddijk/Molendijk gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 80 km/u. De Zanddijk is qua inrichting in de huidige situatie echter niet afgestemd op de functie en het gebruik en daarmee een knelpunt. Daarnaast kenmerkt de Olzendedijk zich door relatief veel sluipverkeer, ondanks dat de intensiteiten passen bij de huidige functie en vormgeving.

In variant Roze-zwart wordt het wegprofiel op de huidige Zanddijk uitgevoerd volgens de CROW-richtlijnen. Daarmee is het knelpunt Zanddijk opgelost omdat de vormgeving wordt afgestemd op een gebiedsontsluitingsweg van 80 km/u met ook de bijbehorende intensiteiten.

Verder is op een aantal punten een belangrijke verbetering voor de fietsveiligheid ingepast.

Zo zijn bij rotonde Nishoek fietstunnels in het ontwerp opgenomen. Fietsers vanuit onder andere Kruiningen en Hansweert naar het station hoeven dan niet meer de weg te kruisen.

Voor fietsers uit de kern Yerseke naar het station is de gevaarlijke kruising ter hoogte van de Grintweg met de Zanddijk vervangen door een fietstunnel. De fietsers volgen daarna de route via de Capelleweg die verkeersluw wordt gemaakt.

Daar waar fietsverbindingen gelijkvloers zijn met de (nieuwe) wegen worden vrijliggende oversteken bij de kruisingen gemaakt. Op deze locaties is de snelheid van verkeer laag en hebben weggebruikers goed zicht op elkaar, wat de veiligheid ten goede komt.

Voor (schoolgaande) fietsers tussen Yerseke en Krabbendijke wordt een nieuwe, veilige fietsverbinding aangelegd: via de Molendijk, een fietstunnel onderdoor de nieuwe ontsluitingsweg, richting Olzendepolder en het verderop gelegen fietspad langs de Olzendedijk.

4.3.3 Verkeersmodel 2022

Voorgaande conclusies zijn gebaseerd op een modelvalidatie uit 2019. Inmiddels is dat model vervangen door het verkeersmodel Zuid Beveland (2022). Dit model leidt evenwel niet tot wezenlijk andere conclusies, zodat aan voornoemde uitgangspunten gestand kan worden gedaan.

4.3.4 Conclusie

Gelet op het voorgaande, in samenhang met de conclusies van de toetsing aan de aspecten wegverkeerslawaai (paragraaf 4.10) en luchtkwaliteit (paragraaf 4.9), is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

4.4 Natuur

4.4.1 Wettelijk kader

De Nederlandse natuurwetgeving valt uiteen in gebiedsbescherming en soortbescherming. De gebiedsbescherming is geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 en omvat de Natura 2000-gebieden. Per 1 januari 2017 zijn beide onderdelen (en de Boswet) geïntegreerd in de Wet natuurbescherming (Wnb).

Gebiedsbescherming

In de Natura 2000 gebieden zijn de beschermde Staatsbosbeheergebieden, alsmede de gebieden met de status Vogel- en/of de Habitatrichtlijngebied (Voorheen Speciale beschermingen Zones, Sbz’s) opgenomen.

Globaal kan worden gesteld dat de gebiedsbescherming gericht is op de bescherming van de waarden waarvoor een gebied is aangewezen. Deze bescherming is gebiedsspecifiek, maar kent wel de zogenaamde externe werking. Dat wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermde gebied.

Soortbescherming

De soortbescherming is per 1 januari 2017 ook opgenomen in de Wet natuurbescherming. Deze wet omvat ook de bescherming van Habitatrichtlijnsoorten buiten de aangewezen Natura 2000-gebieden. Deze bescherming geldt overal in Nederland, ook in de beschermde gebieden. De soortbescherming kent geen externe werking. Projecten worden getoetst aan de directe invloed op beschermde waarden binnen de grenzen van het projectgebied. Conform deze wet is de initiatiefnemer bij ruimtelijke ingrepen verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. Vanuit deze kennis dienen plannen en projecten getoetst te worden aan eventuele strijdigheid met de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming.

Onder de werking van de soortbescherming vallen circa 930 dier- en plantensoorten. Alle inheemse zoogdieren, vogels, amfibieën, en reptielen zijn beschermd. Ook een aantal planten, vissen, insecten en ongewervelden heeft een beschermde status. Voor de in het wild voorkomende planten en dieren geldt bovendien de algemene zorgplicht (art. 1.11).

Volgens de Wet natuurbescherming mogen beschermde dier- en plantensoorten niet worden gedood, gevangen, opzettelijk worden verontrust of gedood. Voortplanting- of vaste rust of verblijfplaatsen mogen niet opzettelijk worden beschadigd of vernield. Habitatrichtlijnsoorten mogen ook niet opzettelijk worden verstoord. Beschermde planten mogen niet opzettelijk van hun groeiplaats worden verwijderd of vernield.

4.4.2 Toetsing

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is in 2022 een Quickscan Flora en fauna uitgevoerd die is opgenomen in Bijlage 5. Daarin is het volgende geconcludeerd:

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied is de Oosterschelde op minder dan 260 meter van het plangebied. Andere dichtbij gelegen Natura 2000 gebieden zijn Yerseke en Kapelse Moer (circa 1,2 km) en Westerschelde en Saeftinghe (circa 2,5 km).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0057.png"

Figuur 4.19: uitsnede kaart Natura 2000-gebieden, lichtgroen (Bron: Atlas Leefomgeving)

Omdat het plangebied ruimtelijk gescheiden is door agrarische percelen en dijken van de Natura 2000 gebieden Oosterschelde, Yerseke en Kapelse Moer en Westerschelde en Saeftinghe is er geen sprake van oppervlakteverlies of versnippering van deze gebieden. Er komen voorts geen aangewezen habitatrichtlijnsoorten of habitatrichtlijnsoorten van de aangewezen Natura 2000-gebieden voor binnen de invloedsfeer van de voorgenomen ingreep. Geschikt habitat ontbreekt. De ingreep bestaat uit de reconstructie van een bestaande, intensief gebruikte provinciale weg en de aanleg van nieuwe aansluitingen in nu nog intensief gebruikte agrarische percelen (akkerbouw).

Stikstofdepositie

Er zijn meerdere malen stikstofdepositieberekeningen uitgevoerd op de omliggende Natura 2000-gebieden. Gelet op de update van het rekenprogramma AERIUS d.d. 5 oktober 2023 zijn de eerder opgestelde berekeningen opnieuw uitgevoerd.

Het meest actuele stikstofdepositieonderzoek is als Bijlage 6 aan deze toelichting gehecht.

Op basis van de AERIUS-berekening voor de aanlegfase kan worden geconcludeerd dat als gevolg van het planvoornemen in geen enkel Natura 2000-gebieden sprake zal zijn van een toename van meer dan 0,00 mol N/ha/jr stikstofdepositie .

Zonder gebruikmaking van interne saldering heeft voor de gebruiksfase te gelden dat als gevolg van het planvoornemen in de Nederlandse Natura 2000-gebieden Yerseke en Kapelse Moer, Oosterschelde, Westerschelde & Saeftinghe, Brabantse Wal, KrammerVolkerak, Grevelingen, Vogelkreek, alsmede in vijf Belgische Natura 2000-gebieden sprake zal zijn van meer dan 0,00 mol N/ha/jr stikstofdepositie .

Met gebruikmaking van interne saldering heeft het planvoornemen ten opzichte van de referentiesituatie, een toename van maximaal 0,03 mol N/ha/jr stikstofdepositie op twee habitattypen in Natura 2000-gebied Yerseke en Kapelse Moer in de gebruiksfase tot gevolg.

Aangezien in de gebruiksfase (na interne saldering) sprake is van meer dan 0,00 mol N/ha/jr stikstofdepositie (resteffect), is mogelijk sprake van significantnegatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.

Een nadere ecologische analyse (voortoets) zal dan moeten uitwijzen of significant negatieve effecten op voorhand kunnen worden uitgesloten. Indien significant negatieve effecten in de voortoets niet kunnen worden uitgesloten, dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een vergunning ingevolge de Wnb worden aangevraagd.

Provincie Zeeland heeft desgevraagd op voorhand aangegeven dat, gelet op de beperkte berekende stikstofdepositie van 0,03 mol/ha/jr op Natura2000-gebied de Yerseke & Kapelse Moer, het soort habitat en de totale oppervlakte van het betreffende habitattype, een nadere onderbouwing met een ecologische voortoets mogelijk is, zodat een passende beoordeling en een vergunningplicht ingevolge de Wet natuurbescherming niet aan de orde zijn.

Natuur Netwerk Nederland (NNN)

Zoals onder 3.4.2 al uiteen is gezet zijn de Zanddijk en Molendijk zelf onderdeel van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ) en aangemerkt als ‘waardevolle dijk’.

Bij de herinrichting wordt de ligging van het NNN verlegd. Per saldo gaat er geen oppervlak NNN verloren. Als er door de ingreep oppervlakteverlies aan NNN is in de nieuwe situatie dient deze elders (bij voorkeur in de directe omgeving) te worden gecompenseerd volgens de vigerende regels van de Provincie Zeeland. Omdat er enkel sprake is van verbreding van een bestaande dijk, bestemd als NNN zal de berm worden verlegd en verbreed en dus per saldo niet afnemen in oppervlakte. Van kwaliteitsverlies is slechts tijdelijk sprake (tijdens de aanleg).

Door een natuurinclusief ontwerp te maken van de reconstructie is er behoud van botanische waarden, alsmede fauna- en kruidenrijk grasland. Er gaat per saldo geen NNN verloren, de dijk blijft bestaan en wordt verbreed. Daarnaast worden de bredere taluds groen ingericht. Het landschappelijk inrichtings- en compensatieplan NNZ is als Bijlage 1 aan deze toelichting gehecht.

Soortenbescherming

  • Aanvullend onderzoek is nodig naar functies en gebiedsgebruik door vleermuizen. Gebouwen en bomen zijn in potentie zeer geschikt voor vleermuizen. Hiervoor moeten (per deelgebied)in het voorjaar 3 bezoeken worden gebracht om zomerverblijf en/of kraamverblijffuncties vast te stellen of juist uit te sluiten bij de verschillende geschikte gebouwen en bomen. En in het najaar twee bezoeken om paarverblijven vast te stellen of juist uit te sluiten. Bij de najaarsbezoeken wordt eveneens gelet op middernacht zwermen om winterverblijf vast te stellen of uit te sluiten. Bij dit onderzoek wordt aangesloten bij het vleermuisprotocol 2021.
  • Om vast te stellen of er sprake is van bewoning door jaarrond beschermde vogels is nader onderzoek nodig naar functies voor huismus, gierzwaluw en jaarrond beschermde roofvogels. Hierbij moet worden aangesloten bij de vigerende kennisdocumenten van de verschillende soorten (huismus, gierzwaluw, kerkuil, steenuil , ransuil, buizerd en sperwer). Van deze laatst genoemde soorten is huismus in ieder geval aanwezig binnen de invloedsfeer van de werkzaamheden.
  • Voor kleine marterachtigen (alsmede haas en konijn) wordt uitgegaan dat ze in het plangebied voorkomen en zal er op voorhand een ontheffing worden aangevraagd in kader van de Wet natuurbescherming.

Indien uit het jaarrond onderzoek blijkt dat of er rust- en verblijfplaatsen zijn van beschermde soorten zal voor deze soorten een ontheffing in kader van de Wet natuurbescherming aangevraagd moeten worden bij de Provincie Zeeland.

Het nader ecologisch onderzoek is opgestart in augustus 2023. In de memo die als Bijlage 7 aan deze toelichting is gehecht zijn de voorgenomen onderzoeksinspanning, de eerste bevindingen (najaar 2023), inclusief een doorkijk naar mogelijkheden voor de (mogelijk) benodigde mitigerende en compenserende maatregelen en de wettelijke basis voor een ontheffing uiteengezet.

Op voorhand kan geconcludeerd worden dat op basis van de vastgestelde soorten en mogelijk aanwezige soorten een ontheffing in kader van de Wet natuurbescherming kan worden afgegeven. Door het nemen van mitigerende maatregelen tijdens uitvoering en door het nemen van compenserende maatregelen blijven soorten behouden binnen het plangebied en is er geen sprake van negatieve effecten op de gunstige staat van instandhouding.

De reconstructie van de bestaande toegangsweg (Zanddijk) is het best beschikbare alternatief om een veilige doorstroming van en naar Yerseke te realiseren vanaf de A58. Daarnaast voorziet de reconstructie van veilige toegangsweg ook in het wettelijk belang (openbare veiligheid en volksgezondheid) dat ten grondslag moet liggen aan een ontheffing in kader van de Wet natuurbescherming.

4.4.3 Conclusie

Soortenbescherming

Het benodigde nader ecologisch onderzoek wordt uitgevoerd en de resultaten daarvan zullen ruim voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan aan de provincie Zeeland ter beoordeling en goedkeuring worden voorgelegd.

Een eventuele daaruit volgende benodigde ontheffing zal worden aangevraagd en eventuele mitigerende maatregelen zullen worden uitgevoerd.

Stikstofdepositie

De ecologische voortoets wordt zo snel mogelijk worden opgesteld en zal onderdeel uitmaken van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.

Gelet op al het voorgaande vormt het aspect natuur geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.5 Water

4.5.1 Wettelijk en beleidskader

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening stelt dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater.

Waterschap Scheldestromen

De strategienota ‘Klaar voor de toekomst’ (2019-2023) geeft de strategische richting en kaders van het waterschap aan. Samen met partners heeft het waterschap ook langetermijnvisies opgesteld, zoals de Visie Waterbeheer 2050.

In het Waterschapsbeheerprogramma komen de eigen strategie en de externe visies en plannen samen. Hiermee geeft het waterschap inzicht in het totaal van doelen voor de komende zes jaar en hoe het die doelen wil realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0058.png"

Figuur 4.20: Waterschapsbeheerprogramma 2022-2027

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0059.png"

Figuur 4.21: Uitsnede legger waterkeringen (Bron: kaarten Legger Waterschap Scheldestromen)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0060.png"

Figuur 4.22: Uitsnede legger oppervlaktewater (Bron: kaarten Legger Waterschap Scheldestromen)

Verbreed GRP Reimerswaal 2022-2026

Op 22 februari 2022 heeft de gemeenteraad het nieuwe verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) 2022-2026 vastgesteld. Uit de visie van dit verbreed GRP blijkt dat de gemeente Reimerswaal streeft naar een duurzaam en toekomstbestendig water- en rioleringssysteem.

4.5.2 Watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Scheldestromen, dat verantwoordelijk is voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. Het waterschap is nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van het Definitief Ontwerp van de reconstructie. Zo zijn er onder meer afspraken gemaakt over het behoud van de waterkerende functie van de Zanddijk.

Aanmeldformulier watertoets waterschap Scheldestromen

De watertoets of waterschapstoets geeft inzicht in de consequenties van het plan voor de taken van het waterschap. Voorafgaand aan het vooroverleg is onderstaand zo volledig mogelijk ingevuld aanmeldformulier naar het waterschap verzonden.

De watertoetstabel met definitieve invullingen en eventueel aanvullende documenten is inhoudelijk gelijk aan de, wettelijk verplichte, waterparagraaf van het ruimtelijk plan. Het ruimtelijk plan vormt de basis voor ruimtelijke besluitvorming en vergunningverlening.

Watertoetstabel

De watertoetstabel ondersteunt de onderbouwing van de wateraspecten in het ruimtelijk plan.

Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Veiligheid waterkeringen

Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.
Het werk bestaat uit een 2e waterkering
De kering wordt sterker door de wijzigingen
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.
De bestaande afwatering functioneert goed. We gaan er van uit dat de nieuwe situatie met bredere sloten en meer oppervlakte aan bermen een verbetering zal zijn. Hierover zal overleg plaatsvinden met het Waterschap Scheldestromen. In dit overleg zal als onderdeel van de nadere uitwerking van de plannen ook rekening worden gehouden met de verhardings- of waterbalans.
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
Het bestaande waterafvoersysteem werkt goed en daar worden alleen verbeteringen aan toegevoegd zoals bredere sloten.
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.
Tic subsidie aangevraagd en gekregen om de sloten aan te passen en stuwen te plaatsen.
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.
Situatie zal verbeteren door maatregelen zoals stuwen om het zoete water afstromend vanaf de verhardingen vast te houden.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Het oppervlakte water is nu overwegend brak en zal verbeteren door het zoete afstromende water beter vast te houden.
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
Waar mogelijk worden de taluds flauw aangelegd om het risico van verdrinkingsgevaar te verkleinen.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
Bodemdaling is niet aan de orde.
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
Niet van toepassing.
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.
Er zijn geen afwijkende maatregen voorzien.

Andere belangen waterbeheer
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.
Waterschap is stakeholder.
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?
* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?

* na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).


Ja/


nee


Zie tekening.





Ja/


Ja/

Ter bescherming en borging van de waterstaatkundige voorzieningen en de waterhuishoudkundige voorzieningen zijn de dubbelbestemming 'Waterstaat -Waterkering' en de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk' overgenomen uit bestemmingsplan 'Buitengebied 2022'.

4.5.3 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor dit planvoornemen.

4.6 Bodemkwaliteit

4.6.1 Wettelijk kader en beleidskader

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.

Het beleid van de Provincie Zeeland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

4.6.2 Onderzoek

Ter plaatse van het tracé is een historisch vooronderzoek uitgevoerd met als doelstelling inzicht te verkrijgen in de verwachte kwaliteit van de bodem. Hiermee is een inschatting gemaakt van de aard, oorzaak en ligging van mogelijke verontreinigingen. Om dit te bereiken is relevante informatie over de onderzoekslocatie en eventueel de beïnvloeding vanuit de directe omgeving verzameld, geanalyseerd en geïnterpreteerd.

De te verzamelen informatie is afhankelijk van de aanleiding en het doel van het vooronderzoek en heeft betrekking op locatiegegevens, bodemopbouw, geohydrologie, te verwachten bodemkwaliteit en potentieel bodembedreigende activiteiten op de onderzoekslocatie. In de NEN 5725 zijn zeven aanleidingen (A t/m G) tot vooronderzoek naar landbodems geformuleerd. Voor onderliggend onderzoek is de volgende aanleiding van toepassing:

A) Opstellen hypothese over de milieuhygiënische bodemkwaliteit ten behoeve van uit te voeren bodemonderzoek.

De rapportage van voornoemd onderzoek is als Bijlage 8 aan deze toelichting gehecht. Hierna volgt een uiteenzetting van de conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek.

  1. 1. De dimensionering van de onderzoekslocatie is voldoende in beeld;
  2. 2. Op de locatie is geen sprake van een bekend geval van ernstige bodemverontreiniging;
  3. 3. Er is (plaatselijk) sprake een verwachting op bodemverontreiniging op basis van voorgaand onderzoek en verdachte bedrijfsactiviteiten;
  4. 4. Op basis van de bodemkwaliteitskaart is de verwachte kwaliteit grotendeels achtergrondwaarden en worden ten hoogste lichte verontreiniging in de grond verwacht;
  5. 5. De bodem op de locatie is gedeeltelijk verdacht voor aanwezigheid van asbest.
  6. 6. Voor het onderzoek is geen sprake van een bodemopbouw die naar verwachting van invloed kan zijn op het onderzoek.

Aanbevolen wordt om bij aankoop van percelen onderzoek uit te voeren. Daarnaast zijn diverse aandachtspunten om onderzoek binnen het projectgebied uit te voeren te weten: ter plaatse van de gedempte sloten (circa 14 stuks), (voormalige) boomgaarden (circa 14 stuks), asbestverdachte percelen (circa 13 stuks) en verdachte bedrijfsactiviteiten (circa 10 stuks). Tenslotte dienen sloten gedempt te worden (circa 3 stuks). Ook hier is (waarschijnlijk) onderzoek nodig.

Vóór de uitvoering van de werkzaamheden moet er ter plaatse een bodemonderzoek zijn uitgevoerd op de werklocatie. Mocht er tijdens een verkennend bodemonderzoek blijken dat op basis van een bodemverontreiniging aanvullende werkzaamheden benodigd zijn (evt. saneren) dan dienen deze voor de aanleg van de weg te worden uitgevoerd.

4.6.3 Conclusie

Gelet op de omstandigheid dat verschillende percelen nog aangekocht moeten worden, is een nader booronderzoek nog niet aan de orde.

4.7 Munitie/niet-gesprongen Explosieven

4.7.1 Inleiding

De Nederlandse bodem herbergt nog een grote hoeveelheid aan explosieven. Dit zijn veelal overblijfselen uit de Tweede Wereldoorlog. Een niet-gesprongen explosief in de grond kan bij de aanleg van de weg de nodige gevaren met zich meebrengen.

In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden. De Provincie Zeeland heeft een kaart ontwikkeld waar op te zien is waar gevochten is en waar een grote kans is om blindgangers in de bodem aan te treffen.

4.7.2 Onderzoek

Er is een Historisch vooronderzoek uitgevoerd om te bepalen of het plangebied verdacht is op de aanwezigheid van oorlogstuig en zo ja, welke Ontplofbare Oorlogsresten (OO) nog in de bodem aanwezig kunnen zijn. De rapportage van dit onderzoek is als Bijlage 9 aan deze toelichting gehecht. Hierna volgt de uiteenzetting van het advies.

Het onderzoeksgebied wordt op basis van het geanalyseerde feitenmateriaal gekwalificeerd als gedeeltelijk ‘verdacht’ op de (mogelijke) aanwezigheid van OO. Daar waar het verdachte gebied en het onderzoeksgebied elkaar overlappen (het opsporingsgebied) wordt geadviseerd het opsporingsproces voort te zetten. Indien alleen grond wordt aangebracht, waarbij geen beroering of afgraving van de bodem plaatsvindt, kan worden overwogen om de bodem voorafgaand aan de (grond)werkzaamheden niet nader te onderzoeken op de aanwezigheid van OO. Bij aan- en afvoer van grond zal echter vaak gebruik worden gemaakt van zware machines. De druk en trilling die door deze machines op de bovengrond wordt uitgeoefend kan mogelijk leiden tot het in werking treden van OO die (net) onder het maaiveld liggen. Het is derhalve aan te bevelen de bodem voorafgaand aan deze werkzaamheden toch te laten onderzoeken op de aanwezigheid van munitieartikelen.

Daar waar enkel graafwerkzaamheden plaatsvinden binnen de contouren van reeds naoorlogs vergraven tracés van bijvoorbeeld rioleringssleuven kan redelijkerwijs worden aangenomen dat OO destijds zijn opgemerkt en weggenomen. Deze aanname is echter geen wetmatigheid. Het is derhalve raadzaam voor aanvang van de voorgenomen werkzaamheden een protocol op te stellen met betrekking tot de handelswijze bij het incidenteel aantreffen van OO uit de Tweede Wereldoorlog. Ook voor gebieden welke als ‘onverdacht’ verklaard zijn kan gebruik worden gemaakt van dit protocol.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0061.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0062.png"

Figuur 4.23: onderzoeksgebied met waardering verdenking aanwezigheid Achtergebleven Ontplofbare Oorlogsresten

4.7.3 Conclusie

Voornoemd advies zal worden opgevolgd.

Gelet op het voorgaande vormt het aspect munitie/niet-gesprongen explosieven geen belemmering voor dit planvoornemen.

4.8 Externe Veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Een weg wordt conform het Bevi niet gezien als een (beperkt) kwetsbaar object waardoor een toetsing aan risicovolle bronnen in de omgeving achterwege kan blijven.

Over de Zanddijk en de Molendijk is geen sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen. Wanneer er over de weg geen vervoer van gevaarlijke transporten plaatsvindt is ook geen onderzoek naar externe veiligheid nodig.

De omleidingsroute Vlaketunnel (Ze43) is wel onderdeel van het Basisnet maar er is slechts sprake van een kleine overlap met het definitief ontwerp (ter plaatse van de rotonde Oude Rijksweg). Met de beoogde ontwikkeling zal het aantal transporten van gevaarlijke stoffen niet toenemen en zullen de transporten niet dichterbij (beperkt) kwetsbare objecten komen te liggen. Een onderzoek externe veiligheid kan dan ook achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0063.png"

Figuur 4.24: uitsnede kaart Basisnet (Bron: Atlas Leefomgeving)

Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van onderhavig planvoornemen.

4.9 Luchtkwaliteit

4.9.1 Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij een ruimtelijke ontwikkeling uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Tabel Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (NIBM)

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Besluit gevoelige bestemmingen

In 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met dit besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen beperkt. Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken. Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg) mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 dreigt of al plaatsvindt.

4.9.2 Onderzoek

De aanpassing van de bestaande weg en aanleg van een nieuwe verbindingsweg leiden niet tot een toename in verkeer, maar tot een omleiding van het verkeer. Er is een verkeersanalyse uitgevoerd voor de beoogde ontwikkeling. In dit onderzoek is onderzocht wat de verschuivingen van het verkeer zijn. Op de huidige Molendijk zal sprake zijn van een grote afname. Deze bedragen tussen de 300 en 10.000 mvt/etmaal. Voor de woningen aan deze weg geldt dat de luchtkwaliteit zal verbeteren door de afname. De nieuwe zuidelijke ontsluiting heeft tot doel om het bedrijventerrein Olzendepolder te faciliteren. Langs deze nieuwe ontsluitingsweg zijn er voornamelijk agrarische gronden gelegen. Er liggen geen woningen of gevoelige bestemmingen aan de nieuwe weg.

Besluit gevoelige bestemmingen

Met de ontwikkeling vindt er een reconstructie plaats van de N673 en wordt er nieuwe zuidelijke ontsluiting mogelijk gemaakt. Dit betreft een provinciale weg. Gevoelige bestemmingen dienen op minimaal 50 meter van de weg te liggen. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn een gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Binnen 50 meter van de nieuwe ontsluiting zijn geen gevoelige bestemmingen gelegen. Er wordt voldaan aan het besluit gevoelige bestemmingen.

Huidige concentraties

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is de luchtkwaliteit in de directe omgeving van het plangebied goed.

De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2022; 14 µg/m³ voor NO2, 15,8 µg/m³ voor PM10 en 7,6 µg/m³ voor PM2,5. Zie ook onderstaande figuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0064.png"

Figuur 4.25: Concentraties Stikstofdioxide (NO2)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0065.png"

Figuur 4.26: Concentraties Fijn stof (PM10)

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0066.png"

Figuur 4.27: Concentraties Fijn stof (PM2,5)

4.9.3 Conclusie

Gelet op voorgaande kwalitatieve onderbouwing zal het aspect luchtkwaliteit niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staan.

4.10 Geluid

4.10.1 Beleidskader

Voor wat betreft het aspect geluid dient het wegontwerp in eerste instantie te worden getoetst aan de Wet geluidhinder, vanwege de fysieke wijziging van bestaande wegen, de fysieke wijziging van bestaande kruispunten en de aanleg van een nieuwe weg. Bestaande geluidgevoelige bestemmingen (o.a. woningen) binnen de zone van deze akoestische situaties dienen getoetst te worden aan de normen uit de Wet geluidhinder.

Bij de aanleg van de nieuwe weg is er sprake van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. Bestaande geluidgevoelige bestemmingen (o.a. woningen) dienen getoetst te worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden is het doen van onderzoek om de geluidbelasting te reduceren nodig. Indien deze onvoldoende doeltreffend zijn dan is het aanvragen van hogere waarden nodig.

Bij de aansluitingen van de nieuwe weg op de bestaande wegenstructuur, bij het aanpassen van de bestaande weg en bij de aanpassingen aan de bestaande kruispunten is er sprake van een fysieke wijziging van de weg. De bestaande geluidgevoelige bestemmingen in de onderzoekszone dienen getoetst te worden aan het reconstructiecriterium uit de Wet geluidhinder.

Er is sprake van een reconstructie als er sprake is van een fysieke wijziging aan de weg (hier van toepassing) en er door de wijziging in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen een significante toename van de geluidbelasting (2 dB) is, getoetst per geluidgevoelige bestemming/object.

Indien er sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder dient er te worden getoetst aan de van toepassing zijnde grenswaarden, waarbij ook een afweging van geluidreducerende maatregelen dient plaats te vinden. Van belang is dan ook of er sprake is van eerder vastgestelde hogere waarden en/of saneringssituaties.

Op basis van artikel 99, lid 2 van de Wgh geldt dat indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de reconstructie van een weg zal leiden tot een toename van de geluidbelasting van 2 dB of meer vanwege andere wegen dan de te reconstrueren weg of - als een weg gedeeltelijk wordt gereconstrueerd - vanwege de niet te reconstrueren gedeelten daarvan, het hierboven bedoelde onderzoek ook betrekking heeft op die andere wegen of de niet te reconstrueren gedeelten van de betrokken weg (uitstralingseffect).

Gelet op het voorgaande is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai in kwestie noodzakelijk.

4.10.2 Onderzoek en toetsing

Ten behoeve van de door te voeren wijzigingen (aanleg nieuwe rotondes, verbreden Zanddijk, aanleg parallelwegen, aanleg nieuwe wegen, etc.) aan de N673 te Yerseke is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is als Bijlage 10 aan deze toelichting gehecht.

Reconstructie

Uit het onderzoek blijkt dat er, behoudens voor de N673-Zanddijk, voor geen van de betrokken wegen sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet Geluidhinder. In een addendum dat als Bijlage 11 aan deze toelichting is gehecht zijn tevens twee geprojecteerde bedrijfswoningen beschouwd. Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat in de toekomstige situatie de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden; er wordt ten hoogste 47 dB berekend. Geluidsreducerende maatregelen zijn hier dus niet nodig en er is ter plaatse van deze woningen geen sprake van reconstructie in de zin van de Wet Geluidhinder.

In dit bestemmingsplan worden de akoestische gevolgen voor bestaande woningen aan de te reconstrueren weg beschouwd.

Resultaten

Als gevolg van de veranderingen ter plaatse van de N673 Zanddijk wordt in de toekomstige situatie (2037) ter plaatse van een twaalftal woningen een toename in de geluidbelasting van 2 dB of meer berekend ten opzichte van de referentiesituatie (2025). Hierdoor is voor deze woningen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Voor de overige woningen bedraagt de toename <2 dB, dan wel wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden.

Ook worden er binnen het plangebied drie nieuwe wegen gerealiseerd. Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van de drie nieuw aan te leggen wegen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden wordt. Het onderzoeken van maatregelen en het aanvragen van hogere grenswaarden is derhalve niet aan de orde voor realisatie van deze wegen.

Maatregelenonderzoek

Als maatregel is onderzocht om het asfalttype SMA NL8G+ op de N673-Zanddijk tussen de rotonde bij de Rijksweg A58 en de rotonde Zanddijk/Molendijk/Olzendedijk

toe te passen. Uit het onderzoek blijkt dat na het treffen van deze maatregel de geluidbelasting bij zeven van de twaalf woningen minimaal gereduceerd is tot het niveau van de uitgangssituatie dan wel tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Aanvullend hierop is onderzocht welke overdrachtsmaatregelen in de vorm van het plaatsen van geluidschermen minimaal benodigd zijn om de geluidbelasting ook bij deze woningen te reduceren tot het niveau van de uitgangssituatie dan wel tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

In beginsel volgt hieruit dat de navolgende geluidschermen benodigd zijn:

  1. 1. geluidscherm ter hoogte van woning Kamperweg 2, lengte 84 meter, hoogte 1,7 meter;
  2. 2. geluidscherm ter hoogte van woning Zanddijk 17, lengte 55 meter, hoogte 1,5 meter;
  3. 3. geluidscherm ter hoogte van woning Zanddijk 13, lengte 31 meter, hoogte 1,5 meter;
  4. 4. geluidscherm ter hoogte van woning Grintweg 86, lengte 15 meter, hoogte 1,5 meter;
  5. 5. geluidscherm ter hoogte van woning Kaasgat 2, lengte 60 meter, hoogte 1,5 meter.

Geen hogere waarden

Aangezien ter plaatse van de N673-Zanddijk (tussen de rotonde bij Rijksweg A58 en de rotonde Zanddijk/Molendijk/Olzendedijk) als geluidreducerende maatregel SMA NL8G+ in combinatie met diverse geluidschermen wordt toegepast, is de geluidbelasting in de toekomstige situatie bij geen van de woningen, waar sprake is van reconstructie, hoger dan de referentiesituatie dan wel de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In dit geval is het aanvragen van hogere grenswaarden in onderhavige situatie dus niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0067.png"

Figuur 4.28: Locaties geluidschermen

Borging

Het daadwerkelijk toepassen van voornoemde geluidreducerende voorzieningen is nader geborgd in de vorm van een voorwaardelijke verplichting in de planregels (3.4.1).

4.10.3 Cumulatie

Voor deze procedure is een akoestisch onderzoek uitgevoerd dat laat zien of voor het aspect geluid sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierbij zijn de cumulatieve geluidsbelasting van de aanwezige geluidsbronnen vastgesteld en beoordeeld. De rapportage van dit cumulatieonderzoek is als Bijlage 12 aan deze toelichting gehecht.

Het gaat om geluid van wegverkeer (rood), spoor (blauw) en industrielawaai (paars). De locaties waar dit geluid optreedt zijn weergegeven in het onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0068.png"

Figuur 4.29: Ligging cumulatieve geluidsbronnen

De wijziging van de N673 Zanddijk Molendijk tussen de A58 en Yerseke omvat extra ruimtebeslag buiten de grenzen van de vigerende bestemmingsplannen. Daarom wordt een ruimtelijke procedure doorlopen. Onderdeel van deze ruimtelijke procedure is een akoestisch onderzoek, waaruit blijkt dat met de ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening ten aanzien van geluid.

Na de wijziging blijkt dat de cumulatieve geluidsbelasting met ten hoogste 1 dB toeneemt. Dit betreft een voor het menselijk oor niet waarneembare wijziging. Hierdoor kunnen we concluderen dat met de wijziging sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor het aspect geluid.

4.10.4 Conclusie

Gelet op het voorgaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor dit planvoornemen.

4.11 Trillingen

4.11.1 Toetsingskader

In Nederland bestaat geen wetgeving voor het voorkomen van hinder of schade door trillingen. Dit betekent niet dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen het aspect trillingen geen aandachtspunt is.

De beoordeling van het aspect trillingen vindt zijn grondslag in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. Hierin is de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voorgeschreven. Daarvoor is het nodig om mogelijke trillingshinder in kaart te brengen en deze te betrekken in de beoordeling.

Trillingen ontstaan doordat een bron trillingen genereert en deze trillingen worden overgedragen naar de ondergrond.

De trillingen verspreiden zich via de ondergrond, en worden daarbij gedempt, om vervolgens via de fundering te worden overgedragen op een bouwwerk. Net als bij geluid kunnen trillingen in relatie met trillingshinder beschreven worden in het volgende model:

Bron -----> Overdracht -----> Ontvanger

Bij wegverkeer worden trillingen die zich verspreiden bepaald door de dynamische karakteristieken van het verkeer en de eigenschappen van de wegverharding.

Hierbij zijn vooral de volgende aspecten van belang:

  • het type voertuig en de asbelading;
  • de rijsnelheid;
  • het type en aard van de wegconstructie.

De voelbaarheid van trillingen wordt niet bepaald door de verkeersintensiteit.

4.11.2 Toetsing en conclusie

Van belang is dat de aan te leggen wegdekverharding glad en ononderbroken zal zijn en dat daar waar sprake zal zijn van een maximum rijsnelheid van 60-80 km/uur zogenoemd stil asfalt zal worden toegepast, terwijl de woningen daar op voldoende afstand van de weg zullen liggen. Er zal verder geen sprake zijn van dilatatievoegen (zoals bijvoorbeeld bij een viaduct of een brug) die bij het aanstoten daarvan voor een trillingsaanleiding zorgen. Tot slot is sprake van een stijve ondergrond (zand of klei).

Op dat deel van het tracé waar geen stil asfalt wordt toegepast (onder meer door het bedrijventerrein Olzendepolder), zal sprake zijn van een lage rijsnelheid van maximaal 50 km/uur. Verder zal daar eveneens geen sprake van dilatatievoegen (zoals bijvoorbeeld bij een viaduct of een brug) die bij het aanstoten daarvan voor een trillingsaanleiding zorgen. Tot slot is ook daar sprake van een stijve ondergrond (zand of klei).

De combinatie van voornoemde factoren maken dat er vanuit kan worden gegaan dat er geen sprake zal zijn van waarneembare trillingen ter hoogte van de omliggende (woon)bebouwing door het passerende verkeer.

Daarnaast is van belang dat schade aan gebouwen optreedt bij veel hogere trillingsniveaus dan de niveaus die in de gebouwen kunnen worden waargenomen en aanleiding kunnen geven tot trillingshinder.

Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk dat ten opzichte van de huidige situatie - ondanks de omstandigheid dat na de wegaanpassing afstand van de weg tot de woningen kleiner is dan 50 meter - trillingen de fysische leefomgeving zullen beïnvloeden.

4.12 Kabels En Leidingen

4.12.1 Toetsingskader

Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in een (bestemmings)plan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant.

Overige leidingen kunnen planologisch relevant zijn als deze een onmisbare functie vervullen voor een groot gebied of voor kwetsbare functies of bedrijfsprocessen of als deze een veiligheidscontour hebben. Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.

De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke 'mechanische grondroering' bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.

4.12.2 Toetsing

Uit informatie van de provincie, de geldende bestemmingsplannen en de hoogspanningsnetkaart voor Nederland blijkt dat ongeveer 250 meter ten noorden van de kruising van de N673 met de spoorlijn een gasleiding en een hoogspanningsverbinding de N673 kruisen. En verder dat net ten zuiden van bedrijventerrein Olzendepolder de N673 wordt gekruist door verschillende buisleidingen, meer specifiek een olieleiding met een diameter van 24 inch, een aardgastransportleiding met een diameter van 48 inch, een aardgastransportleiding met een diameter van 10 inch, twee watertransportleidingen met een diameter van 28 inch en een watertransportleiding met een diameter van 900 mm.

Ten behoeve van voornoemde planlogisch relevante kabels en leidingen en de bijbehorende belemmeringenstroken zijn gelijknamige dubbelbestemmingen geprojecteerd waarmee de aanwezige kabels en leidingen en de daar vanuitgaande zones worden gevrijwaard van belemmeringen.

Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Indien aan de orde, zal voor deze leidingen nog wel een melding bij het Kadaster worden gedaan.

4.12.3 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van onderhavig planvoornemen.

4.13 Zoetwaterlens

De Zanddijk loopt over een hoger gelegen kreekrug waarin zich een zoetwaterlens heeft gevormd.

De zoetwaterlens onder de Zanddijk is circa 10 meter diep en ligt ingesloten in een gebied waar de zoetwaterlenzen overwegend dunner tot afwezig zijn. Deze zoetwaterlens is van belang voor ondernemers in de omgeving van het gebied. Er zijn zorgen geuit over een mogelijk negatief effect op de zoetwaterlens door de verbreding van de Zanddijk.

Uit de effectenstudie die als Bijlage 13 aan deze toelichting is gehecht, volgt dat het planvoornemen niet leidt tot een zichtbare verandering van de dikte van de zoetwaterlens.

Het effect van de landbouwonttrekking is vergelijkbaar met het effect van de verbreding van de Zanddijk. De onttrekking zorgt niet voor een zichtbare verslechtering van de zoetwaterlens.

Het effect van zowel de verbreding van de Zanddijk als van de landbouwonttrekking op de zoetwaterlens is zeer gering (ordegrootte 1 - 2 %).

Wanneer het effect van de verbreding zou moeten worden gemitigeerd kan men de volgende technische oplossingen overwegen:

  • Infiltreren van zoet water ter hoogte van de kreekrug ter compensatie van de verbreding
  • Verhogen van het winterpeil in sloten. Op die manier kan de grondwaterstand iets stijgen. Dit verstoort positief het evenwicht van het zoet-zout grensvlak en duwt het grensvlak naar beneden.

4.14 Milieueffectrapportage

4.14.1 Wettelijk kader

Met een milieueffectrapportage (m.e.r.) worden de milieugevolgen van een plan in beeld gebracht. De m.e.r. is gebaseerd op Europese regelgeving. In Nederland is de m.e.r. geregeld in de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r.. De Wm gaat vooral in op de procedure en de inhoudsvereisten. In het Besluit m.e.r. is geregeld in welke gevallen een m.e.r. moet worden opgesteld.

Bij het Besluit m.e.r. is een bijlage opgenomen waarin de criteria voor een m.e.r.-plicht (onderdeel C) en een m.e.r.-beoordelingsplicht (onderdeel D) staan. Een beoordelingsplicht houdt in dat moet worden nagegaan of er sprake is van (mogelijke) belangrijke milieugevolgen. Als deze niet kunnen worden uitgesloten, dan geldt een m.e.r.-plicht.

De onderdelen C en D zijn onderverdeeld in 4 kolommen:

  • Kolom 1: de activiteit zelf
  • Kolom 2: drempelwaarden activiteit
  • Kolom 3: de kaderstellende plannen (zoals een bestemmingsplan)
  • Kolom 4: de besluiten

De drempelwaarden van activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D zijn indicatief. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D, maar beneden de drempelwaarde van kolom 2 valt, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaatsvinden. Dit geldt zowel voor kaderstellende plannen, zoals een bestemmingsplan, als voor besluiten.

4.14.2 Toetsing

In kwestie is sprake van de reconstructie van een 2-baans provinciale weg, niet zijnde een autoweg, en de aanleg van een nieuwe gemeentelijke verbindingsweg.

Categorie C1.3 en D1.2 van het Besluit milieueffectrapportage betreft de wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een, autosnelweg of autoweg en in gevallen waarin de weg een lengte heeft van 10 (categorie C1.3) of 5 (categorie D1.2) kilometer of meer.

Hoewel onderhavige reconstructie, waarbij het aantal rijbanen niet zal toenemen, striktgenomen niet binnen voornoemde categorieën valt, is dit in de Europese wetgeving hieromtrent veel breder omschreven dan in het Nederlandse Besluit mer, zodat meestal toch een vormvrije merbeoordeling wordt geadviseerd.

Gezien het wegprofiel wordt voornoemde drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. niet overschreden. Het wegtracé heeft een lengte van circa 2,5 tot 3 kilometer.

In het Besluit m.e.r. is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft, mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een “vormvrije” m.e.r.-beoordeling.

Bij een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling dient het bevoegd gezag te beslissen of het doorlopen van een volledige procedure voor een milieueffectrapportage (planMER) noodzakelijk is, vóórdat een ontwerpbestemmingsplan in procedure wordt gebracht. De wettelijke regeling gaat daarbij uit van het principe 'nee, tenzij'. Dit betekent dat een volledige planm.e.r.-procedure alleen noodzakelijk is indien de activiteit 'belangrijke nadelige gevolgen' voor het milieu kan hebben. In een beoordelingsnotitie worden op basis van resultaten en conclusies uit de verschillende deelonderzoeken ingegaan op de effecten van de beoogde ontwikkeling. Per milieuthema dient bekeken te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden.

Er is een vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld. De conclusie van deze notitie luidt dat activiteiten die mogelijk worden gemaakt met de voorliggende ontwikkeling, gelet op de kenmerken en de plaats van de activiteiten en de kenmerken van de potentiële effecten, niet zodanig van invloed op het milieu zijn dat er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Op basis van deze beoordelingsnotitie hebben het college van burgemeesters en wethouders van Reimerswaal besloten dat geen milieueffectrapportage nodig is.

Na dit besluit zijn door provincie opmerkingen gemaakt op het stikstofonderzoek dat mede ten grondslag ligt aan het besluit op de vormvrije m.e.r.-beoordingsnotitie (lees paragraaf 4.4 Natuur). Het stikstofonderzoek is hier vervolgens op aangepast, hetgeen heeft geleid tot de conclusie dat weliswaar sprake is van een stikstofdepositie van 0,03 mol/ha/jr in de gebruiksfase, maar dat met een ecologische voortoets kan worden gemotiveerd dat geen significante gevolgen zullen optreden, zodat geen Wnb-vergunning benodigd zal zijn.

De vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie is als Bijlage 2 aan deze toelichting gehecht.

4.14.3 Conclusie

Het college van burgemeester en wethouders hebben op basis van de vormvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie besloten dat geen milieueffectrapportage nodig is.

Hoofdstuk 5 Financiële Aspecten

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het totale project kost bijna 68 miljoen euro. Provincie Zeeland betaalt het grootste deel hiervan. Daarnaast dragen gemeente Reimerswaal, waterschap Scheldestromen en het Rijk bij, in het bijzonder voor maatregelen op het gebied van fietsveiligheid.

De partners hebben afspraken gemaakt over wie wat doet en welk deel voor zijn rekening neemt qua uitvoering en toekomstig beheer.

Uitvoering door Provincie Zeeland:

  1. 1. Realisatie van het traject Zanddijk tussen de rotonde Nishoek en de te maken rotonde Zanddijk/Molendijk/Olzendedijk, inclusief de aansluiting van de Grintweg met een fietstunnel onder door de Zanddijk.
  2. 2. Realisatie van de ontsluitingsweg tussen de rotonde Zanddijk/Molendijk/Olzendedijk en de rotonde Wulk.
  3. 3. Inrichten van de Molendijk tussen de Molendijkseweg en de Zanddijk als een 60km/u zone. Het gedeelte van de Molendijk tussen de Zanddijk en Molendijkseweg, de nieuw aan te leggen Parallelweg aan de noordzijde van de Zanddijk, de te verleggen Grintweg, de aangepaste Kamperweg, de bestaande Parallelweg aan de zuidkant Zanddijk tussen de Olzendedijk en de Kapelleweg en het bestaande fietspad langs de Molendijk tussen de Olzendedijk en de Molendijkseweg te realiseren.
  4. 4. Het gedeelte van het gedeelte van de Molendijk tussen de Molendijkseweg en de Welleweg, inclusief de bestaande Parallelweg aan de Zuidzijde te realiseren.
  5. 5. Realisatie van de benodigde aanpassingen ter hoogte van de rotonde Nishoek, waarbij de fietsverbindingen ongelijkvloers worden gemaakt.
  6. 6. Realisatie van de kruising van het spoor door middel van een spoorviaduct.
  7. 7. Realisatie van de benodigde aanpassingen van de Weihoek inclusief de nieuwe aansluiting van de Weihoek op de Stationsweg.

Uitvoering door Gemeente Reimerswaal:

  1. 1. Realisatie van de rotonde Wulk, en de aansluiting van de Krab op de Wulk, inclusief aansluitingen en de noordelijk daarvan gelegen wegen binnen de bebouwde kom (de Olzendepolderweg en de Molendijkseweg).
  2. 2. Realisatie van een veilige fietsstructuur langs de Stationsweg Zuid (deel Capelleweg-Station).

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0069.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0703.BGBPRecons673-on01_0070.png"

Figuur 5.1 Toekomstig beheer (Bron: Provincie Zeeland)

Voor de realisering van het plan is het noodzakelijk om een aantal percelen (geheel of gedeeltelijk) te verwerven. Indien verwerving op minnelijke wijze niet mogelijk blijkt, zal zo nodig tot onteigening worden overgegaan.

5.2 Grondexploitatie En Kostenverhaal

In afdeling 6.4 van de Wro is de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Deze AMvB is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De aanleg van de infrastructuur is geen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro. Dat betekent dat geen exploitatieplan nodig is.

Hoofdstuk 6 Resultaten Overleg En Inspraak

6.1 Participatie

In artikel 3.1.6. van het Bro is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Bij de totstandkoming van een bestemmingsplan dienen burgers en belanghebbenden te worden geïnformeerd over het planvoornemen. De provincie en de gemeente Reimerswaal beseffen dat het een groot project is met impact in het gebied, met name voor omwonenden langs het tracé. Daarom zijn zij én andere belanghebbenden bij de verdere uitwerking van het plan betrokken.

In de periode van 28 juli tot en met 12 oktober 2022 heeft de omgeving meegedacht met de plannen voor de Zanddijk-Molendijk. Dit kon op verschillende manieren: door het bezoeken van een informatieavond of een van de werksessies, door een e-mail te sturen, te bellen, een 1-op-1 gesprek of door het reactieformulier in te vullen. De informatieavond en de werksessies zijn bezocht door bewoners en bedrijven uit Yerseke en Kruiningen, overheden en maatschappelijke organisaties.

In totaal zijn er 117 reacties binnengekomen op het ontwerp. De reacties uit de omgevingsdialoog zijn opgenomen in een nota van antwoord en allemaal voorzien van een antwoord. Op basis van de reacties is een aantal wijzigingen in het ontwerp doorgevoerd, zoals:

  • Het verplaatsen van de fietstunnel onder de Zanddijk bij rotonde Nishoek naar Kamperweg-Nisseweg waardoor de huidige carpoolplaats bij de rotonde Nishoek behouden en uitgebreid wordt.
  • Het eerder aanleggen van de landbouwsluis Capelleweg om sluipverkeer te voorkomen.
  • Aanbrengen van extra bermverharding op diverse locaties (bijvoorbeeld aansluiting Grintweg met noordelijke parallelweg Zanddijk). Zo hebben vrachtwagens iets meer ruimte en dit voorkomt bermschade.
  • Het bouwen van een fietstunnel aan de noordzijde van de rotonde Zanddijk/Molendijk/Olzendedijk. Deze fietstunnel verbindt het fietspad Molendijk met Olzendepolder.

Voor de bewoners aan Olzendepolder vindt separaat een omgevingsdialoog plaats, die gestart is op 16 oktober 2023.

6.2 Wettelijk Vooroverleg En Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening voor vooroverleg toegezonden aan Rijkswaterstaat, de provincie, het waterschap, Prorail en de veiligheidsregio. De ingekomen overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in de 'Nota inspraak en overleg' die als Bijlage 14 aan deze toelichting is gehecht.

Op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Reimerswaal heeft het voorontwerpbestemmingsplan van donderdag 12 oktober 2023 tot en met woensdag 8 november 2023 voor iedereen ter inzage gelegen. In deze periode hebben ingezeten van Reimerswaal en belanghebbenden de gelegenheid gehad om een inspraakreactie in te dienen. Er zijn 17 inspraakreacties kenbaar gemaakt en deze zijn samengevat en beantwoord in de 'Nota inspraak en overleg' die als Bijlage 14 aan deze toelichting is gehecht.

6.3 Zienswijzenprocedure

Na afronding van de inspraak zal het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken op de gebruikelijke wijze ter inzage worden gelegd, gedurende welke termijn een ieder in de gelegenheid zal worden gesteld om schriftelijk of mondeling een zienswijze ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken.

De eventueel ingediende zienswijzen worden in een separate nota zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Als daartoe aanleiding is, kan het bestemmingsplan gewijzigd worden vastgesteld.

Bijlage 1 Landschappelijke Inrichting En Compensatie Nnz

Bijlage 1 Landschappelijke inrichting en compensatie NNZ

Bijlage 1 Landschappelijke Inrichting En Compensatie Nnz

Bijlage 1 Landschappelijke inrichting en compensatie NNZ

Bijlage 2 Vorvrije M.e.r.-beoordelingsnotitie

Bijlage 2 Vorvrije m.e.r.-beoordelingsnotitie

Bijlage 3 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 3 Archeologisch bureauonderzoek

Bijlage 4 Archeologisch Advies

Bijlage 4 Archeologisch advies

Bijlage 5 Quickscan Ecologie

Bijlage 5 Quickscan ecologie

Bijlage 6 Stikstofdepositie-onderzoek

Bijlage 6 Stikstofdepositie-onderzoek

Bijlage 7 Memo Uitvoerbaarheid

Bijlage 7 Memo uitvoerbaarheid

Bijlage 8 Historisch Bodemonderzoek En Boorplan

Bijlage 8 Historisch bodemonderzoek en boorplan

Bijlage 9 Historisch Vooronderzoek Oo

Bijlage 9 Historisch vooronderzoek OO

Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 10 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 11 Addendum Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 11 Addendum akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 12 Cumulatief Akoestisch Onderzoek

Bijlage 12 Cumulatief akoestisch onderzoek

Bijlage 13 Effectenstudie Zoetwaterlens

Bijlage 13 Effectenstudie zoetwaterlens

Bijlage 14 Nota Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 14 Nota inspraak en vooroverleg