Hogeweg 1, Yerseke
Bestemmingsplan - Gemeente Reimerswaal
Vastgesteld op 26-03-2024 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan 'Hogeweg 1, Yerseke' als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0703.YeBPHogeweg1-va01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
1.3 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw (aanbouw) of een functioneel deel van een hoofdgebouw (uitbouw), dat daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een afzonderlijke uiterlijk ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw.
1.4 aan-huis-gebonden beroep
een aan-huis-gebonden beroep is een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch gebied, dat in een woning, aan- of uitbouw, maar geen bijgebouw, door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.
1.5 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.8 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.9 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 arbeidsmigrant
economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis.
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een certificaat archeologie beschikt.
1.13 archeologisch vooronderzoek
archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden verleend.
1.14 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.
1.15 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.
1.16 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.17 bestaande afstands-,hoogte-,inhouds-, en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
1.18 bestaande bebouwing
bebouwing zoals die bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald.
1.19 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.22 bewoonbaar vloeroppervlak
de gebruiksoppervlakte van de leefruimten in een gebouw volgens NEN 2580. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
1.23 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.24 bijzondere woonvormen
een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige permanente begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving.
1.25 bodemingrepen
werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.
1.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.
1.27 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.28 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 dakkapel
en constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.33 dakopbouw
en constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok kan uitkomen en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlakken zijn geplaatst.
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.35 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. Hiertoe worden in ieder geval gerekend de activiteiten, zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.
1.36 erkende partij
een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over het voor het archeologisch onderzoek noodzakelijke certificaat conform de BRL 4000.
1.37 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.39 huisdierenverblijf
een bijgebouw bedoeld voor het niet beroeps- of bedrijfsmatig huisvesten van door de mens ter wille van nut en gezelligheid gehouden tamme dieren, niet zijnde paarden, pony's, en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen ander vee.
1.40 huishouden
Eén persoon, twee personen, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen die een economisch-consumptieve eenheid vormen en dezelfde woning delen waarbij de onderlinge verbondenheid tussen de personen een primaire reden tot een gezamenlijke huisvesting is. Kamerverhuur wordt hier niet onder verstaan.
1.41 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid of daarmee vergelijkbare activiteiten, geheel of overwegend door handwerk, die door de beperkte omvang en de aan het wonen ondergeschikte ruimtelijke uitstraling in een woning en de aan- of uitbouwen kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft. Hiertoe worden in ieder geval gerekend activiteiten zoals genoemd in de Staat van Activiteiten.
1.42 levensloopbestendig
de elementaire ruimten (woonkamer, keuken, slaapkamer, badkamer en toilet) zijn op dezelfde bouwlaag aanwezig en zijn rolstoeltoegankelijk en drempelvrij.
1.43 logies met ontbijt
Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in een woning gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het eventueel serveren van ontbijt, ondergeschikt aan de woonfunctie.
1.44 logies voor arbeidsmigranten
het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.
1.45 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.46 milieudeskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu.
1.47 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.48 nota parkeernormen gemeente Reimerswaal
de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Reimerswaal op 25 juli 2016 vastgestelde 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016' danwel de opvolger van deze nota.
1.49 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.50 ondergeschikt
in aard en omvang of functioneel, ruimtelijke en/of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie/gebouw. In geval er onduidelijkheid is over ondergeschikt zijn van een activiteit kan een externe deskundige hierover advies geven.
1.51 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.52 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. wanneer onduidelijkheid bestaat over het peil kunnen burgemeester en wethouders een peil aanwijzen.
1.53 Staat van Activiteiten
de Staat van Activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.54 standplaats voor een woonwagen
Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.55 tijdelijke wooneenheid
een tijdelijk bouwwerk in één bouwlaag, bedoeld voor de tijdelijke huisvesting van een huishouden.
1.56 tiny house
Een kleine volwaardige woning met een maximaal bewoonbaar vloeroppervlak van 50 m² voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.57 Verkeersruimte
Ruimte tussen de eigen toegangen van meerdere woningen en een toegang van het gebouw waarin die woningen zijn gelegen, bijvoorbeeld een portiek bij portiekwoningen of een galerij bij galerijwoningen.
1.58 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of 'uitstraling' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.59 voorgevelrooilijn
de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.60 wonen/bewoning
Het gebruik van een woning voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden
1.61 woning
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat voorzien is van alle elementaire ruimten (woonkamer, keuken, slaapkamer, badkamer en toilet) en bedoeld is voor bewoning.
1.62 woonwagen
Een gebouw bedoeld voor bewoning dat is geplaatst op een hiervoor aangewezen standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 dakkapellen
indien zich aan de voorzijde of zijkant van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte en op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%, wordt de goot of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580, gelegen binnen de buitenste/scheidende muren inclusief dragende en niet-dragende binnenmuren.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (voor)tuinen, al dan niet verhard, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
b. “Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.”
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. toegestaan zijn:
- 1. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde;
- b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan:
- 1. erf- en terreinafscheidingen: 1 m;
- 2. vrijstaande antennes: 5 m;
- 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning, al dan niet met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. bijbehorende voorzieningen zoals:
- 1. erven;
- 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
- 3. toegangs- en achterpaden;
- 4. tuinen.
4.2 bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied, voor zover deze betrekking heeft op de beleidscategorie 4, hoge verwachting.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm onder het maaiveld wordt geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Overschrijding voorgevelrooilijn
De voorgevelrooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, luifels, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
- c. terreinafscheidingen.
7.2 Percentages
Een in deze regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van de desbetreffende gronden ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mogen de betreffende gronden volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
7.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- b. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- d. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- e. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Er dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, waarbij voldaan moet worden aan het bepaalde in de Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan voor overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en/of bouwwerken, of wanneer dit uit esthetisch en/of stedenbouwkundig oogpunt gezien wenselijk is, danwel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer dan 3 meter bedragen en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag per bouwperceel met niet meer dan 10% worden overschreden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Bouwen in strijd met het plan
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking lid 10.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 onder a met maximaal 10%;
- c. het in lid 10.1 onder a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Gebruik in strijd met het plan
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het in lid 10.2 onder a bepaalde is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Hogeweg 1, Yerseke'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op de hoek van de Breeweg-Hogeweg te Yerseke is een perceel gelegen met daarop een garagebox. De initiatiefnemers zijn voornemens hier een vrijstaande woning op te realiseren. Het realiseren van een vrijstaande woning is niet mogelijk op basis van het huidige bestemmingsplan 'Yerseke', vastgesteld op 27 januari 2015. De gemeente Reimerswaal heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan het wijzigen van het bestemmingsplan. Hiervoor is dit bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen op de hoek van de Breeweg-Hogeweg te Yerseke en heeft een oppervlakte van 1.716m2 . Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Reimerswaal, Sectie V, nummer 738. Het plangebied ligt aan de westelijke rand van de kern Yerseke. Het plangebied wordt begrensd door woningen aan de noord-, oost- en zuidzijde. In het westen grenst het plangebied aan een tuin en aan de overzijde van de Breeweg bevinden zich agrarische gronden met enkele agrarische bedrijfsgebouwen. In figuur 1.1 is de situering van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 - Ligging plangebied (luchtfoto, 2021)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding te zien behorend bij het huidige bestemmingsplan 'Yerseke', vastgesteld op 27 januari 2015. Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan 'Yerseke' de enkelbestemmingen:
- Tuin
- Wonen
De dubbelbestemming:
- Waarde - Archeologie - 2
En de aanduidingen:
- Bouwvlak met maatvoeringsaanduidingen
- 1. Maximum bouwhoogte: 5m
- 2. Maximum goothoogte: 3m
- Functieaanduiding: Garage
Binnen de aanduiding garage is het bouwen van een vrijstaande woning niet mogelijk. Daarnaast is het bouwvlak en zijn de maatvoeringsaanduidingen te klein voor het realiseren van een vrijstaande woning.
Figuur 1.2 - Uitsnede bestemmingsplan 'Yerseke' (www.ruimtelijkeplannen.nl)
Op het perceel gelden ook de bestemmingsplannen Parapluherziening Wonen Kernen Reimerswaal (2023) en de Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen (2017). Deze parapluherzieningen bevatten regels over voldoende parkeergelegenheid en geven een actualisatie van de regels voor de dubbelbestemming Waarde Archeologie 2 en diverse wijzigingsbevoegdheden. Ook zijn aangescherpte definities gegeven van het begrip wonen. Deze regels zijn toegepast in het bestemmingsplan voor Hogeweg 1.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit de volgende hoofdstukken, waarin de achtergronden van het plan zijn beschreven:
- Hoofdstuk 2 Beschrijving van de situatie;
- Hoofdstuk 3 Beleidskader;
- Hoofdstuk 4 Toetsing aan omgevingsaspecten;
- Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving;
- Hoofdstuk 6; Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid;
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van De Situatie
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied ligt op de hoek van de Breeweg-Hogeweg te Yerseke en heeft een oppervlakte van 1.716m2. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Reimerswaal, Sectie V, nummer 738.
Het plangebied wordt begrensd door woningen aan de noord-, oost- en zuidzijde. In het westen grenst het plangebied aan een tuin en aan de overzijde van de Breeweg bevinden zich (in het noordwesten) enkele agrarische gronden.
Het plangebied bestaat uit een grasveld met daarop een houten schuurtje met een garagedeur. Het plangebied is omheind met een hekwerk en het grasveld wordt regelmatig gemaaid. In figuur 2.1 t/m 2.4 zijn enkele aanzichten van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.1 - Bovenaanzicht plangebied (Rho Adviseurs, 2023)
Figuur 2.2 - Aanzicht vanaf de Hogeweg (Rho Adviseurs, 2023)
Figuur 2.3 - Aanzicht vanaf de rotonde (Rho Adviseurs, 2023)
Figuur 2.4 - Aanzicht vanaf de Breeweg (Rho Adviseurs, 2023)
2.2 Toekomstige Situatie
Initiatiefnemer is voornemens een vrijstaande woning te realiseren op het perceel op de hoek van de Hogeweg - Breeweg. Bij de situering van de woning is rekening gehouden met de voorgevelrooilijnen van zowel de Hogeweg als de Breeweg. De vrijstaande woning is georiënteerd op de Hogeweg, via deze weg heeft men ook toegang tot het woonperceel. De woning is, in overleg met de gemeente, enigszins gedraaid ten opzichte van de voorgevelrooilijn van de Hogeweg, zodat tevens de rooilijn van de Breeweg gevolgd kan worden. Dit geeft een indeling van het perceel die goed aansluit op de perceelsindeling en het straatbeeld in de directe omgeving. In figuur 2.5 en figuur 2.6 zijn de inrichtingstekeningen weergegeven.
Figuur 2.5 - Inrichtingstekening (Sjaak Goud Architect B.V., 2023)
Figuur 2.6 - Inrichtingstekening (Sjaak Goud Architect B.V., 2023)
De vrijstaande woning wordt gerealiseerd in twee bouwlagen. De nieuwe woning heeft een oppervlakte van circa 290 m2 en wordt levensloopbestendig gebouwd. Het bouwvlak wordt hierbij circa 500 m2. Er is ruimte voor een eventueel bijgebouw in de toekomst met in achtneming het maximum bebouwd oppervlak in de bouwregels van 325m2.
Figuur 2.7 - Inrichtingstekening (Sjaak Goud Architect B.V., 2023)
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Gemeenten, provincies en het Rijk worden verplicht om een omgevingsvisie op te stellen vanuit de nieuwe Omgevingswet. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
- 3. Afwentelen wordt voorkomen
Toetsing
Het beleid uit de NOVI bevat geen specifieke zaken die betrekking hebben op de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Sindsdien zijn vele wijzigingen in werking getreden. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in bestemmingsplannen. De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Ruimtereservering parallelle Kaagbaan, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Nationaal Natuurnetwerk, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.
Toetsing
Het Barro heeft voor wat betreft de genoemde onderwerpen en gezien de aard en kleinschaligheid van het planvoornemen, geen gevolgen voor de realisatie van het planvoornemen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is de Ladder voor duurzame verstedelijking in artikel 3.1.6 Bro opgenomen. De toepassing van de Ladder heeft tot veel onduidelijkheid geleid bij overheden, juristen en planologen. Derhalve is de wet gewijzigd, deze wijziging is van kracht sinds 1 juli 2017. De Ladder is een instrument waarmee tot een gebalanceerde regionale ontwikkeling kan worden gekomen. De kernbepaling van de nieuwe Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt als volgt: ‘De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.’
Sinds de nieuwe Ladder-systematiek moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken hieraan worden getoetst. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro wordt een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling gegeven. Een stedelijke ontwikkeling is een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. De Laddertoets geldt alleen voor de toevoeging van nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Bij ontwikkelingen moet worden beoordeeld of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in het beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan kon worden gerealiseerd. Uit jurisprudentie volgt dat wanneer het om een functiewijziging gaat, moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging, dat desalniettemin gesproken kan worden van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Ook in het geval er geen sprake is van een formele ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’, moet er toch het nut en de noodzaak aan die ontwikkeling worden aangetoond.
Toetsing
Het juridisch-planologisch mogelijk maken van 1 extra woning binnen bestaand stedelijk gebied is geen stedelijke ontwikkeling. Bij het ontwikkelen van 12 woningen is immers pas sprake van een stedelijke ontwikkeling (uitspraak Raad van State van 16 september 2015, zaaknummer 201501297). Derhalve is toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Zeeland
De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. De Omgevingsvisie geeft aan de hand van 27 bouwstenen de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Per bouwsteen worden de beleidsdoelstellingen voor 2030 beschreven, de acties die daaraan bijdragen en welke partijen daar een rol bij spelen.
In de Omgevingsvisie zijn de volgende vier Zeeuwse ambities omschreven voor de provincie in 2050.
• Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland;
• Balans in de grote wateren en het landelijk gebied;
• Een duurzame en innovatieve economie;
• Klimaatbestendig en CO2 neutraal Zeeland.
Het benoemen en beschrijven van uitdagingen en ambities is geen garantie voor het maken van de beste keuzes voor Zeeland. Bij het kiezen en prioriteren wil de provincie zowel de Zeeuwse kernkwaliteiten behouden als kansen en mogelijkheden benutten.
Hiervoor dienen de volgende afwegingsfactoren:
• Doe meer met minder grond;
• Werk samen en deel kosten en baten;
• Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten;
• Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.
Nieuwe ontwikkelingen moeten passen binnen de kernkwaliteiten van Zeeland.
• Genieten en opladen;
• Waarderen en beschermen van het mooie Zeeuwse landschap;
• We voelen ons verbonden met de historie;
• Kernkwaliteitswens: passende werkgelegenheid en ontwikkelmogelijkheden voor iedereen in Zeeland.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied, en komt op de plaats van een huidige garagebox. Omdat er sprake is van stedelijke herstructurering, is er geen sprake van extra ruimtebeslag. Daarnaast wordt de toekomstige woning levensloopbestendig, duurzaam en gasloos uitgevoerd. De Zeeuwse Omgevingsvisie staat de ontwikkeling niet in de weg.
Omgevingsverordening Zeeland 2018
Een aantal onderwerpen van het provinciale ruimtelijke beleid zijn uitgewerkt en vastgelegd in de Provinciale Omgevingsverordening 2018. Voor de planlocatie geldt dat er sprake is van bestaand stedelijk gebied. De provincie Zeeland heeft in de Omgevingsverordening geen voorschriften voor het toevoegen van woningen in bestaand stedelijk gebied. Verder zijn er op de kaarten en in de regels van de Omgevingsverordening geen bijzonderheden te zien die van toepassing zijn voor het plangebied.
Het planvoornemen is in overeenstemming met het provinciale beleid.
3.3 Regionaal Beleid
Regionale Woningmarktafspraken
De regio De Bevelanden heeft regionale woningmarktafspraken opgesteld en opgenomen in de 'Woningmarktafspraken De Bevelanden 2020 - 2030' (mei 2020). In dit document zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
Algemeen
• Niet méér bouwen dan de behoefte;
• Uitsluitend producten die echt iets toevoegen; goede producten op goede plekken;
• Lokaal maatwerk, aansluiten bij DNA van de plek;
• Flexibiliteit in de plannen;
• Onderling bespreken en afstemmen aan de voorkant.
Ruimtelijk
• Hoge dichtheid in de kernen, lage in het landschap;
• In principe binnen de kernen, bij voorzieningen;
• Inbreiden voor uitbreiden;
• Vooral focus op kleine huishoudens in stad en dragende kernen;
• Inzetten op “mooie woondorpen”.
Programmatisch
• Duurzaam, extra energiebesparende maatregelen;
• Levensloop- en toekomstbestendig;
• Aandacht voor groen en water;
• Omvang voorraad sociale huurwoningen gelijk;
• Extra middenhuurwoningen;
• Meer hoogwaardige grondgebonden nultreden en semipermanente woningen.
Vanuit het afsprakenkader wordt ingezet op:
1. Realistische woningbouwproductie met ambitie.
2. De juiste kwaliteit, Product/Markt/Combinaties en woonmilieus.
3. Er wordt gestreefd naar een optimale match tussen vraag en aanbod.
Toetsing
Met de bouw van één extra levensloopbestendige woning, die binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd, wordt aangesloten op de uitgangspunten van de regionale woningmarktafspraken.
Regionale woonvisie
Met de Regionale Woonvisie De Bevelanden 2019 - 2023 beogen de vijf Bevelandse gemeenten inzicht te geven in de gezamenlijke missie en ambities van de regiogemeenten op het gebied van het wonen (oktober 2019). De visie is een parapluvisie voor verdere uitwerking in lokaal beleid. De Regionale Woonvisie bevat de volgende missie: 'Wij willen een aantrekkelijke regio zijn waar men graag woont, met een regionaal passend, duurzaam en toekomstbestendig woningaanbod'. Vanuit deze missie zijn de volgende vijf ambities geformuleerd:
1. De Bevelanden zet in op een duurzame en toekomstbestendige woningvoorraad: De Bevelanden heeft forse ambities op het gebied van duurzaamheid. In de woningvoorraad kan nog veel energie bespaard worden.
2. De Bevelanden voor iedereen: De regio De Bevelanden wil een complete regio zijn, met een passend woningaanbod voor jong en oud, rijk en arm, kleine en grote huishoudens, met en zonder ondersteuning, permanent en tijdelijk.
3. De Bevelanden zet alleen in op nieuwbouw die echt iets toevoegt: De Bevelanden streeft naar evenwicht in vraag en aanbod op de woningmarkt. De verwachte huishoudensgroei is de belangrijkste onderlegger voor het regionale woningbouwprogramma.
4. De Bevelanden benut het bestaande: De Bevelanden streeft naar een toekomstbestendige woningvoorraad. Dit betekent continu investeren in onderhoud, aanpasbaarheid en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. Naast de focus op vastgoed zal er ook aandacht moeten zijn voor de aanpak van sociale problematiek en de kwaliteit van de openbare ruimte.
5. De Bevelanden zorgt: Regio De Bevelanden wil een zorgzame regio zijn, waar vraag en aanbod naar wonen met zorg in balans zijn, ook voor de meest kwetsbare groepen. Hierbij ziet de regio kansen voor innovatieve vormen van wonen met zorg die de diversiteit aan woonmilieus voor regionale woningmarkt als geheel zullen vergroten.
Toetsing
De ontwikkeling van een levensloopbestendige woning is een particulier initiatief. Een levensloopbestendige woning draagt een bijdrage aan een duurzame en toekomstbestendige woningvoorraad. Daarnaast is in Yerseke vraag naar vrijstaande woningen, hiervoor levert de bouw van een vrijstaande woning ook een bijdrage aan het woningaanbod. De ontwikkeling geeft daarmee invulling aan het beleid uit de Regionale Woonvisie.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Kernen en Bedrijventerreinen
In deze structuurvisie is het gemeentelijke wensbeeld van de kernen en bedrijventerreinen van Reimerswaal vastgelegd. De volgende daarin opgenomen beleidsitems zijn voor de voorliggende ontwikkeling van belang.
Beleidsvisie wonen algemeen
Ten aanzien van wonen is het beleid gericht op ’lokaal wonen en leven’: met woningbouw inspelen op lokale behoeften en gericht op het versterken van de kwaliteiten van de kern. De gemeente wil de leefbaarheid en kwaliteit van de woonkernen (aantrekkelijke woon- en leefomgeving) verder versterken door:
• het versterken van de diversiteit aan (woon-)culturen en woonmilieus tussen de dorpskernen, versterken van de kernkwaliteiten;
• het afstemmen van de woningvoorraad en de woningbouw op de lokale behoefte (per kern): zowel kwantitatief = het juiste aantal, als kwalitatief = het juiste type voor de doelgroep;
• het inzetten van woningbouw om ruimtelijke aandachtslocaties en herstructureringsgebieden aan te pakken;
• het realiseren van bijzondere woonprojecten voor specifieke doelgroepen.
Ten aanzien van woningbouwprojecten gelden hierbij de volgende aandachtspunten
• Behoud dorpskarakter van de kernen, door behoud en ontwikkeling van kwalitatief groen in en aan de randen van de kernen.
• Zorgen voor kwalitatief goede huisvesting voor eenpersoonshuishoudens, starters, ouderen, ‘nieuwe Zeeuwen’ en permanente arbeidsmigranten.
• Dit kan zowel binnen de bestaande voorraad als in nieuwbouwwoningen, afhankelijk van de bestaande voorraad en de behoefte per kern.
Beleidsvisie kern Yerseke
Voor Yerseke, evenals voor alle andere kernen van de gemeente Reimerswaal, zijn de ruimtelijke projecten, ontwikkelingen en hoofdstructuren weergegeven op een kaartbeeld. In figuur 3.1 is een uitsnede van de beleidskaart voor Yerseke opgenomen
Figuur 3.1 - Uitsnede beleidskaart Yerseke Structuurvisie Kernen en Bedrijventerreinen
Ten behoeve van woningbouwontwikkeling zijn in Yerseke meer plannen dan dat er behoefte is. Zowel ten opzichte van de vraag aan woningen tot 2020 als ten opzichte van de vraag tot 2030 is een structureel overaanbod zichtbaar. Het is belangrijk om keuzes te maken om ook op ruimtelijke aandachtslocaties met woningbouw ruimtelijke verbetering te realiseren.
Gestreefd wordt naar het optimaliseren van het woon- en leefklimaat en naar het versterken van de kwaliteit van het wonen in Yerseke door het beter afstemmen van de woningbouw op de behoeften en het verbeteren van de zwakke delen van de woningvoorraad door herstructurering. Hierbij wordt prioriteit gegeven aan inbreiding en aan herstructurering van bestaande woongebieden boven nieuwe uitleglocaties, zodat ook gewerkt kan worden aan de ruimtelijke kwaliteit in de bestaande woningvoorraad. Er wordt primair ingezet op de herstructurering van de ruimtelijke aandachtsgebieden.
Toetsing
Het plangebied betreft een leegstaand perceel in bestaand stedelijk gebied met een woonbestemming met daarop een vervallen garagebox. Er is sprake van een binnenstedelijke herstructureringslocatie, die geen extra ruimtebeslag met zich mee brengt. De ontwikkeling van één levensloopbestendige woning is in lijn met het beleid van de structuurvisie ten aanzien van deze locatie.
Woonvisie gemeente Reimerswaal
De woonvisie vormt een uitnodiging voor inwoners en woonpartners om concrete projecten te realiseren. Daarnaast vormt de woonvisie een afwegingskader voor nieuwe woningbouwplannen. De gemeente Reimerswaal geeft in de woonvisie de doelstellingen weer die ingaan op de ontwikkeling van alle kernen en de functie van wonen daarin. Concreet is per kern aangegeven welke woningvraagstukken van belang zijn.
In Yerseke ontstaat een tekort aan levensloopbestendige, twee-onder-een-kap- en vrijstaande woningen. De gemeente wil hier snel actie ondernemen, omdat ook na 2025 de vraag zal blijven groeien. Er is en blijft tegelijkertijd een fors overschot in het aantal rijwoningen. Omdat de vraag naar middeldure woningen toeneemt en er een overschot is in goedkope woningen ligt transformatie van deze woningen voor de hand. De woningbouwplanning voor de kern Yerseke biedt ruimte voor het bouwen van één vrijstaande levensloopbestendige woning op de locatie aan de Hogeweg. Dit past binnen de woonvisie van de gemeente Reimerswaal en zal tevens een bijdrage leveren aan de doorstroming van de lokale woningmarkt. De woonvisie staat de ontwikkeling niet in de weg.
Hoofdstuk 4 Toetsing Aan Omgevingsaspecten
In dit hoofdstuk zullen de relevante uitvoeringsaspecten bij het plan worden besproken. Hierin is aandacht voor de verschillende milieuaspecten zoals flora en fauna en luchtkwaliteit, en is er aandacht voor milieuzonering, verkeer en parkeren en externe veiligheid.
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
4.1.1 Wettelijk kader
Vanaf 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met het erfgoed van nationaal belang wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarin heeft en hoe het toezicht wordt geregeld.
Als gevolg van deze wet wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het erfgoed meegewogen zoals alle andere aspecten die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
4.1.2 Archeologie
Beleid
Sinds 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet zal straks samen met de Omgevingswet een integrale bescherming van het cultureel erfgoed mogelijk maken. Om hierin als gemeente eigen afwegingen te kunnen maken is het noodzakelijk te beschikken over een eigen archeologisch beleid. In 2011 is hiertoe het archeologiebeleid van de gemeente Reimerswaal vastgesteld. Bij het opstellen van het archeologiebeleid is gebruik gemaakt van alle archeologische gegevens tot 2009.
Evaluatie Archeologiebeleid 2016
Tot en met 2015 is naar aanleiding van onder andere het gemeentelijk archeologiebeleid een aanzienlijke hoeveelheid onderzoek uitgevoerd. Dit heeft er toe geleid dat veel gebieden met een verwachting zijn onderzocht waardoor hier:
- 1. de archeologische verwachtingswaarde (naar beneden) kon worden bijgesteld;
- 2. door het uitvoeren van onderzoek geen archeologische resten meer aanwezig zijn;
- 3. de aanwezige archeologische resten door planaanpassing in situ zijn behouden.
Uit de evaluatie blijkt dat het beleid in zijn huidige vorm goed functioneert en dat inhoudelijke aanpassingen niet direct noodzakelijk zijn.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan door het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Op basis hiervan zijn vier verschillende archeologische verwachtingszones onderscheiden. De archeologische verwachtingszones zijn in het bestemmingsplan 'Yerseke' vertaald naar drie archeologische dubbelbestemmingen. In de bouwregels van deze bestemmingen is bepaald dat er ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd mits de betrokken archeologische waarden door de voorgenomen bouwactiviteiten niet worden geschaad. Hiervoor zal de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch onderzoeksrapport moeten overleggen en is instemming van de archeologische deskundige vereist. Ook voor het uitvoeren van werkzaamheden die het bodemprofiel kunnen aantasten, is een vergunning met onderzoek en advies nodig. De dubbelbestemmingen verschillen van elkaar op het punt van de oppervlakte die is vrijgesteld van onderzoek.
In het bestemmingsplan 'Yerseke' is voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie - 2 ' opgenomen. In deze bestemming is bepaald dat archeologisch onderzoek en advies niet nodig zijn indien de oppervlakte van de bodemverstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt of als het gaat om een bodemverstoring die niet dieper reikt dan 40 cm. Gezien de grootte van de vrijstaande woning en grootte van het bouwvlak gaan we er vanuit dat de verstoring van de bodem niet groter is dan 250m2 en dieper dan 40cm, waardoor geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Voor het voorkomen van zoveel mogelijk bodemverstoring worden de gronden in het plangebied opgehoogd, zodat er voor de bouw van de woning niet dieper dan 40 centimeter gegraven hoeft te worden. Het ophogen van de gronden is een goede maatregel om verstoring van de archeologische resten te voorkomen. Door het overnemen van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' is geborgd dat zonder ophogen van de gronden, archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Mocht tijdens de vergunningverlening blijken dat het ophogen van het terrein niet mogelijk is, dan kan alsnog in het kader van de vergunningverlening een archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.
Kortom, de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie - 2 ' uit het bestemmingsplan Yerseke (inclusief de geactualiseerde regels uit de Parapluherziening Kernen en Bedrijventerreinen) wordt overgenomen in het bestemmingsplan om eventuele verstoring te voorkomen.
4.1.3 Cultuurhistorie
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.1 is te zien dat nabij het plangebied (rood omcirkeld) geen cultuurhistorische objecten zijn gelegen. De blauwe stippen zijn rijksmonumenten en de paarse stippen zijn MIP objecten. Deze zijn allebei op ruime afstand van het projectgebied gelegen.
Figuur 4.1 - Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart Provincie Zeeland
Het planvoornemen heeft zodoende geen effect op cultuurhistorisch waardevolle elementen.
4.1.4 Conclusie
Met de gewenste ontwikkeling worden cultuurhistorische panden of structuren niet aangetast. Voorts vindt de ontwikkeling plaats in beschermd archeologisch gebied. Indien er in de toekomst ontwikkeling plaatsvinden op het perceel zal archeologisch onderzoek uitgevoerd moeten worden wanneer er meer dan 250 m2 gebouwd wordt en dieper dan 40 cm gegraven wordt. Er zijn geen belemmeringen vanuit cultuurhistorie en archeologie voor de beoogde ontwikkeling.
4.2 Bedrijven En Milieuhinder
4.2.1 Wettelijk kader
Voor de toetsing aan het aspect milieuhinder dient rekening te worden gehouden met de bepalingen uit de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25). Daarnaast geldt op basis van jurisprudentie dat te allen tijde sprake moet zijn van een 'goede ruimtelijke ordening'. Voldaan moet worden aan wettelijke milieueisen indien sprake is van een milieuhinderlijk en/of milieugevoelige functie. Daarbij moet ter plaatse van de woning een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd en rekening gehouden worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de omliggende bedrijven.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden.
De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een rustige woonwijk.
4.2.2 Toetsing
Met het planvoornemen worden bedrijfshindergevoelige functies gerealiseerd. In figuur 4.2 zijn omliggende bedrijfshinderveroorzakende functies weergegeven. De maatschappelijke bestemming ten zuidoosten betreffen zorgwoningen, deze zullen geen hinder opleveren. Echter kunnen volgens het vigerend bestemmingsplan ook culturele activiteiten worden gehouden, hiervoor geld een richtafstand van 30 meter. De afstand tot het nieuwe bouwvlak bedraagt 40 meter, hier wordt aan voldaan. Het meest nabijgelegen bedrijf is het agrarisch bedrijf ten westen, de richtafstand hiervoor bedraagt 30 meter. De afstand tot het bestemmingsvlak bedraagt 112 meter, de afstand tot het nieuwe bouwvlak bedraagt circa 140 meter. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan.
Figuur 4.2 - Bedrijfshinderveroorzakende functies ten opzichte van het plangebied (blauw omkaderd)
4.2.3 Conclusie
Gelet op het voorgaande vormen de milieubelastende functies vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering voor de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is te achten met een goede ruimtelijke ordening.
4.3 Geluidhinder
4.3.1 Wettelijk kader
Wegverkeer en railverkeer
Langs alle (spoor)wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de (spoor)weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken/spoorstaven en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
Industrielawaai
Gezoneerde industrieterreinen hebben een vaste geluidzone die wordt vastgelegd door middel van een bestemmingsplan. Buiten de geluidszone wordt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde binnen de geluidszone bedraagt 55 dB(A) etmaalwaarde voor nieuwe situaties. In tegenstelling tot weg- en railverkeer wordt voor industrielawaai niet getoetst aan de Lden waarde maar aan de etmaalwaarde. De dosismaat Lden is voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai met ingang van 1 januari 2007 in de gewijzigde Wgh vastgelegd. Voor industrielawaai wordt Lden in het kader van de Wgh voorlopig niet ingevoerd.
4.3.2 Wegverkeerlawaai
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau.
Met de ontwikkeling van de woning wordt een geluidgevoelige functie gerealiseerd. De Hogeweg is geen gezoneerde weg. De Breeweg is gedeeltelijk een gezoneerde weg. De Breeweg gaat na circa 60 meter vanaf de rotonde, van een 30km/h weg over in een 60km/h weg. Hierdoor is het plangebied gelegen in de zone van de Breeweg. Het gezoneerde deel is echter op 60 meter afstand gelegen en de intensiteit van deze weg is onder de 1000mvt/etmaal. De intensiteit bedraagt namelijk circa 700 mvt/etmaal, bron: Verkeersmetingen gemeente Reimerswaal 2023). Een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder mag derhalve zeker niet worden verwacht.
De Hogeweg betreft een 30 km/h weg en wordt dus niet getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB zoals opgenomen in de Wet geluidhinder. De Hogeweg is verder van de geprojecteerde woning gelegen dan de Breeweg. Hierdoor mag ook vanwege de verkeersintensiteit (1.400 mvt/etmaal, Verkeersmetingen gemeente Reimerswaal 2022) op de Hogeweg niet worden verwacht dat dit dusdanig van invloed is op het woon- en leefklimaat dat dit een belemmering zou kunnen vormen voor de realisatie van de woning.
4.3.3 Inrichtingslawaai
Op basis van paragraaf 4.2 kan geconcludeerd worden dat omliggende bedrijven geen effect hebben op het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.
4.3.4 Railverkeerslawaai
Er zijn geen spoorwegen gelegen binnen een straal van 2km van het plangebied. Het aspect railverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.3.5 Industrielawaai
Er zijn geen geluidgezoneerde industrieterreinen gelegen rondom het plangebied. Dit aspect vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.3.6 Conclusie
Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor beoogde ontwikkeling.
4.4 Bodem
4.4.1 Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Beleid gemeente Reimerswaal
De bodemfunctieklasse van het plangebied is op basis van de bodemfunctiekaart van gemeente Reimerswaal bodemfunctieklasse 'Wonen'.
Op basis van de Nota bodembeheer gemeente Reimerswaal valt het plangebied in de bodemkwaliteitszone Buitengebied en naoorlogse bebouwing. Dit houdt in dat verwacht wordt dat de bodem gemiddeld genomen niet verontreinigd is en geclassificeerd wordt als kwaliteitsklasse Achtergrondwaarde.
4.4.2 Toetsing
De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de woonbestemming en mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Hiervoor is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Econsultancy, d.d. 18 april 2023). Het volledig bodemonderzoek is bijgevoegd in bijlage 2.
In het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltige klei, matig fijn tot matig grof zand. De bovengrond is bovendien zwak humeus.
De ondergrond bestaat plaatselijk uit veen (1,9 m -mv en dieper). De bovengrond is plaatselijk zwak tot sterk baksteenhoudend. Verder is de ondergrond sporadisch sterk baksteenhoudend.
Bijmengingen met baksteen zijn niet asbestverdacht. Verder zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie, alsmede in de bodem, geen puin(resten) of andere asbestverdachte materialen aangetroffen. De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met cadmium, kobalt, kwik, lood, zink, PCB en PAK. In de ondergrond is geen verontreiniging aangetoond. In het grondwater is geen verontreiniging aangetoond.
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht, niet lijnvormig" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging van de onderzoekslocatie.
4.4.3 Conclusie
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect 'bodem' geen belemmering vormt voor het planologisch mogelijk maken van de vrijstaande woning.
4.5 Verkeer En Parkeren
4.5.1 Wettelijk kader
Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er in de gebruiksfase de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. Voor nieuwe ruimtelijke-functionele ontwikkelingen kan de verkeersgeneratie worden berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen). Hiervan kan worden afgeweken mits dit goed kan worden gemotiveerd.
De gemeente Reimerswaal heeft op 3 augustus 2016 de ‘Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016’ vastgesteld. Het gemeentelijk parkeerbeleid is gebaseerd op de meest recente parkeerkengetallen uitgegeven door het CROW. Ontwikkelingen waarbij de parkeerbehoefte toeneemt, dienen minimaal deze toename op te vangen.
4.5.2 Verkeer
Verkeersontsluiting
Het perceel aan de Hogeweg wordt ontsloten via de Hogeweg. De Hogeweg sluit aan op de Zweedijkseweg. Vanaf de Zweedijkseweg is via de Grintweg en de Welleweg de Molendijk (N673) bereikbaar. De Molendijk(N673) gaat over in de Zandddijk(N673) en sluit aan op de A58, vanaf hier is de rest van Zeeland en Nederland bereikbaar.
Verkeersgeneratie
CROW-publicatie 381 (2018) geeft kencijfers voor het berekenen van de verkeersgeneratie van een ontwikkeling. Het plangebied is gelegen in Yerseke in een gebied dat getypeerd kan worden als 'rest bebouwde kom'. De gemeente Reimerswaal is een 'weinig stedelijke gemeente'. Volgens de CROW-publicatie 381 (2018) neemt de verkeersgeneratie maximaal toe met 8,6 mvt/etmaal. Hiervoor is voldoende capaciteit op de huidige wegen. De minimale toename van de hoeveelheid verkeer leidt dan ook niet tot verkeerskundige problemen.
4.5.3 Parkeren
Het benodigd aantal parkeerplaatsen kan berekend worden aan de hand van de kencijfers van de publicatie 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal' uit 2016. Het plangebied is gelegen in Yerseke in een gebied dat getypeerd kan worden als 'rest bebouwde kom'. De gemeente Reimerswaal is een 'weinig stedelijke gemeente'. Volgens de 'Nota parkeernormen gemeente Reimerswaal 2016’ geldt voor een vrijstaande koopwoning een maximaal parkeerkencijfer van 2,7. Dit betekent dat 3 parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Hiervoor is voldoende ruimte op eigen terrein.
4.5.4 Conclusie
De verkeersgeneratie en parkeerbehoefte nemen minimaal toe. De beoogde ontwikkeling zal niet leiden tot verkeerskundige en/of parkeertechnische problemen.
4.6 Luchtkwaliteit
4.6.1 Wettelijk kader
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2ìg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
4.6.2 Toetsing
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het aspect luchtkwaliteit te worden onderzocht. De verkeersgeneratie neemt toe met 9 mvt per etmaal. Hiervoor is de NIBM-tool ingevuld. In figuur 4.3 is weergegeven dat de ontwikkeling Niet In Betekende Mate bijdraagt aan luchtverontreiniging.
Figuur 4.3 - NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan hoe het met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gesteld. Dit is gedaan aan de hand van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit . De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante weg is de A58 (zie figuur 4.4). Hieruit blijkt dat de achtergrondconcentratie voor NO2 en PM10 respectievelijk 16,94 ug/m3 en 15,46 ug/m3 bedragen. Dit betekent dat voldaan wordt aan de geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.2.
Figuur 4.4 - Rekenpunt (blauwe cirkel) ten opzichte van plangebied (rode cirkel) (bron: Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit)
4.6.3 Conclusie
Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
4.7 Ecologie
4.7.1 Wettelijk kader
Ter voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Bij de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantsoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Natura-2000
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen van leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Zeeland
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.
In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in paragraaf 2.10.2 van de Omgevingsverordening. Dit betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.
4.7.2 Toetsing
Gebiedsbescherming
Natura-2000
Het perceel aan de Hogeweg is geen Beschermd Natuurmonument of Natura 2000-gebied. De meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden zijn 'Yerseke en Kapelse Moer' en 'Oosterschelde', gelegen op respectievelijk 490 meter en 1000 meter afstand. In figuur 4.5 is de ligging tussen beide natuurgebieden weergegeven. Er is ten aanzien van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden onderzoek gedaan door middel van een AERIUS-berekening voor de aanleg- en gebruiksfase (bijlage 1). Hieruit blijkt voor beide fasen dat er geen resultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/jr.
Figuur 4.5 - Ligging Hogeweg 1 (rood gearceerd) ten opzichte van omliggende Natura 2000-gebieden (bron: www.natura2000.nl)
Natuurnetwerk Zeeland
Het perceel aan de Hogeweg 1 ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het dichtstbijzijnde gebied is gelegen op ongeveer 250 meter, dit is aangeduid als 'bestaande natuur' (zie figuur 4.6). De geplande activiteit ligt op voldoende afstand van het gebied. Het planvoornemen heeft geen effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.
Figuur 4.6 - Ligging Hogeweg 1 (blauwe omkaderd) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland
Soortenbescherming
Quickscan Wet Natuurbescherming
Bij de realisatie van de boogde ontwikkeling kunnen eventueel aanwezige beschermde soorten worden verstoord. Hiervoor is een ecologische quickscan uitgevoerd, deze is bijgevoegd in bijlage 4. Uit de quickscan is gebleken dat het niet noodzakelijk is om nader onderzoek te verrichten naar vaste stand- of verblijfplaatsen van vogels, vleermuizen, amfibieën, bijzondere beschermde planten en reptielen, vissen en overige soorten. Ook is gebleken dat het wel noodzakelijk is om nader onderzoek te doen naar kleine marterachtigen. Onderzoek naar deze dieren kan het gehele jaar gebeuren, maar met voorkeur in de voortplantingsperiode van 1 maart t/m 31 september.
Ecologisch vervolgonderzoek
Het ecologisch vervolgonderzoek naar kleine marterachtigen is uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat verblijfplaatsen van deze dieren op het perceel kunnen worden uitgesloten. Een ontheffing of mitigerende maatregelen zijn niet nodig. de rapportage van het vervolgonderzoek is opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting.
4.7.3 Conclusie
De beoogde ontwikkeling ondervindt voor wat betreft ecologie geen belemmeringen.
Het plan leidt niet tot een overtreding van de Wet Natuurbescherming.
4.8 Externe Veiligheid
4.8.1 Wettelijk kader
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:
- risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt niet in contouren vertaald, maar wordt weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Structuurvisie buisleidingen van belang. Deze structuurvisie bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
Als onderdeel van het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico's voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot nu toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
4.8.2 Toetsing
De beoogde ontwikkeling betreft slechts het toevoegen van een vrijstaande woning in de dorpskern van Yerseke. Er worden geen risicovolle bronnen mogelijk gemaakt met de ontwikkeling.
Risicovolle inrichtingen
Er bevinden zich geen relevante risicovolle inrichtingen in de omgeving van het plangebied.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Het beoogde woonhuis ligt op grote afstand van verschillende transportroutes van gevaarlijke stoffen (spoor, weg en water). Daarnaast worden op grote afstand van het plangebied gevaarlijke stoffen vervoerd door buisleidingen.
Rijksweg 58
De ontwikkeling bevindt zich op ongeveer 3.100 meter van de A58, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor het betreffende tracé geldt een plasbrandaandachtsgebied (PAG) dat tot maximaal 30 meter reikt vanaf de buitenste rijlijn. Het plangebied is daarmee niet gelegen binnen het PAG. Het plangebied ligt verder buiten de PR 10-6 contour (0 meter) en buiten het invloedsgebied (1500 meter, Advieskader Omgevingsveiligheid van de Veiligheidsregio Zeeland). Een beperkte verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.
Spoortraject Roosendaal - Sloehaven
Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor gebeurt op circa 2.600 meter. Voor het tracé geldt geen PAG. Het plangebied ligt verder buiten de PR 10-6 contour (0 meter) en het invloedsgebied (1500 meter, Advieskader Omgevingsveiligheid van de Veiligheidsregio Zeeland). Een beperkte verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.
Westerschelde en het kanaal door Zuid-Beveland
Het plangebied ligt op voldoende afstand en buiten de invloedsgebieden van de Westerschelde en het kanaal door Zuid-Beveland. Een beperkte verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.
Buisleidingen
Ten zuiden van het plangebied liggen een aantal buisleidingen met gevaarlijke stoffen in een buisleidingenstrook. De afstand tot deze buisleidingen is voldoende groot waardoor het plangebied ruim buiten de invloedsgebieden en PR 10-6 contouren ligt.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Hogeweg. Vanuit deze weg kan in verschillende richtingen van een bron worden weggevlucht. Ook is de locatie bereikbaar voor hulpdiensten.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie zal het plangebied bestaan uit een vrijstaande woning. De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.
4.8.3 Conclusie
Het plangebied ligt niet binnen een invloedsgebied van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Vanwege de geringe omvang van de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico niet aanzienlijk toenemen. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Op 30 november is de veiligheidsregio akkoord gegaan met het ontwerpbestemmingsplan. Het aspect externe veiligheid vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.9 Water
4.9.1 Wettelijk kader
In het plangebied behartigt Waterschap Scheldestromen de belangen voor een goede waterstaatkundige verzorging van het beheergebied en de daaraan toegevoegde taken van wegbeheer en rioolwaterzuivering. Het beleid van het Waterschap Scheldestromen is vastgelegd in de Keur watersysteem waterschap Scheldestromen (2011).
Het watertoetsproces is voor het waterschap een belangrijk instrument in de planfase van een ruimtelijk plan. In dit proces kan in een vroeg stadium worden gezocht naar een optimale situatie voor de waterhuishouding. Het Waterschap Scheldestromen kent een brede watertoets. Dit houdt in dat in het watertoetsproces alle voor het waterschap relevante elementen worden onderzocht. Deze elementen zijn gebundeld in een aanmeldformulier voor het watertoetsproces.
4.9.2 Toetsing
Ten behoeve van het bestemmingsplan is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld (zie Bijlage 3). Dit aanmeldformulier wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg ter beoordeling voorgelegd aan het waterschap. Op 5 december 2023 is het waterschap akkoord gegaan met het ontwerpbestemmingsplan.
4.9.3 Conclusie
Uit het aanmeldformulier blijkt dat er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding zijn.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een vrijstaande woning mogelijk. Het bestemmingsplan bestaat uit de enkelbestemming 'Wonen' en 'Tuin'. Verder wordt een dubbelbestemming 'Waarde Archeologie - 2' toegevoegd. Binnen de bestemming wonen wordt een bouwvlak toegevoegd. Ter plaatse van dit bouwvlak gelden de maatvoeringsaanduidingen: 'maximum goothoogte 4m', 'maximum bouwhoogte 8m' en 'maximum aantal wooneenheden - 1'. Ter plaatse van het bouwvlak geldt de bouwaanduiding 'vrijstaand'. Ter plaatse van de woonbestemming geldt de functieaanduiding ''specifieke vorm van wonen - levensloopbestendig' en binnen de bestemming 'Tuin' bevindt zich een gedeelte met de functieaanduiding 'parkeerterrein'. De bestemming 'Tuin' dient niet beschouwd te worden als erf. Vergunningvrij bouwen is zodoende uitgesloten voor de toekomst.
5.2 Regels
Bij het opstellen van de regels is in beginsel het basisplan, het bestemmingsplan 'Yerseke', aangehouden. Daarbij zijn enkele wijzigingen aangebracht zoals het enkel toestaan van aan-uit en bijgebouwen binnen het bouwvlak.
5.3 Anti-dubbeltelregeling En Overgangsrecht
Verder dienen volgens paragraaf 3.2 van het Besluit ruimtelijke ordening standaardregels in bestemmingsplannen te worden opgenomen. Om deze reden zijn ook een anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht opgenomen.
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De planontwikkeling komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De ontwikkeling zal geschieden conform hetgeen bepaald is in de Wet Ruimtelijke ordening. De verwezenlijking van het plan is dan ook niet afhankelijk van gemeentelijke investeringen. De kosten voor de ambtelijke afhandeling van de procedure worden verrekend op basis van de daarvoor geldende leges. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. Hiermee zijn de kosten anderszins verzekerd, zoals bedoeld in artikel 6.12 lid 2a van de Wet ruimtelijke ordening.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Inspraakprocedure
Op grond van de Inspraakverordening van de gemeente Reimerswaal heeft het voorontwerpbestemmingsplan van 31 augustus 2023 tot en met 27 september 2023 voor iedereen ter inzage gelegen. In deze periode hebben ingezetenen van Reimerwaal en belanghebbenden de gelegenheid gehad om een inspraakreactie in te dienen. Er zijn 7 inspraakreacties kenbaar gemaakt en deze zijn samengevat en beantwoord in de 'Nota inspraak en overleg" (bijlage 5). Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening voor vooroverleg toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio. De ingekomen overlegreacties zijn samengevat en beantwoord inde "Nota inspraak en overleg" (bijlage 5).
6.2.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 30 november 2023 zes weken ter inzage gelegen op het stadskantoor en was digitaal beschikbaar via de landelijke database www.ruimtelijkeplannen.nl. De bekendmaking vond plaats door publicatie in het Gemeenteblad en het lokale huis aan huisblad. Een ieder is in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan 'Hogeweg 1, Yerseke'. In totaal zijn er 4 zienswijzen ingekomen. De ingediende zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in de 'Nota van Zienswijzen', die als bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan is gevoegd. In deze Nota staan ook de doorgevoerde ambtelijke wijzigingen benoemd.
6.2.3 Beroep
Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad een besluit nemen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. De vaststelling van het bestemmingsplan moet vervolgens op de in artikel 3.8, derde lid van de Wro voorgeschreven wijze bekend worden gemaakt. Belanghebbenden kunnen binnen de wettelijke beroepstermijn tegen het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage 1 Stikstofonderzoek
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Watertoets Hogeweg 1, Yerseke
Bijlage 3 Watertoets Hogeweg 1, Yerseke
Bijlage 4 Verkennend Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Verkennend ecologisch onderzoek
Bijlage 5 Nota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 5 Nota inspraak en vooroverleg