Buitenweg fase 2 Axel
Bestemmingsplan - Gemeente Terneuzen
Vastgesteld op 07-10-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Axel, Buitenweg 2de fase met identificatienummer NL.IMRO.0715.BPAXL14-VG01 van de gemeente Terneuzen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.8 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.9 bevoegd gezag
het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.10 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.11 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.12 bouwgrens
De grens van een bouwvlak
1.13 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.14 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.15 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.17 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.18 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse.
1.19 hoofdverblijf
blijkend uit inschrijving in de gemeentelijke Basisadministratie Personen (BRP).
1.20 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.21 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.22 hoofdverblijf
de verblijfplaats die het centrum is van het sociale en maatschappelijke leven van één persoon of een huishouden. Hiervan is in ieder geval sprake als op grond van de Wet basisregistratie personen er een verplichting is tot inschrijving op de verblijfplaats.
1.23 huishouden
de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning. Dit samenlevingsverband dient in continuïteit en onderlinge verbondenheid te zijn.
1.24 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op geldt en die door de beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend
1.25 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.26 nutsvoorzieningen
de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.27 opgraving
de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een geldig certificaat voor de gevraagde KNA-protocollen.
1.28 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.30 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.31 wonen
het gebruik van een woning conform de begripsomschrijving van 'woning'.
1.32 woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden als hoofdverblijf.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. bermen en beplanting;
- d. paden;
alsmede
- e. speelvoorzieningen;
- f. hondenuitlaatterreinen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. voorzieningen van openbaar nut, waaronder ondergrondse bergbezinkbassins en afvalophaalvoorzieningen;
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- 2. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
- b. de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m en het oppervlak bedraagt ten hoogste 15 m2;
- c. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 4 m;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Verkeer (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen; straten en parkeervoorzieningen;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. bijbehorende voorzieningen zoals voorzieningen van openbaar nut, waaronder ondergrondse bergbezinkbassins en afvalophaalvoorzieningen
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en afmetingen van de in 4.2 bedoelde gebouwen teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodige beperkingen of belemmeringen teweegbrengt in de verkeerssituatie danwel ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijk-functionele situatie ter plaatse.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebondenberoepen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
- a. hoofdgebouwen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.1 voor de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in de woning, met in achtneming van de volgende regels:
- a. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden en herkenbaar te blijven, waarbij het vloeroppervlak in gebruik voor de beroepsmatige activiteiten ten hoogste 25% van het binnenwerks vloeroppervlak van de woning mag bedragen, met een maximum van 50 m2 en voor bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 20% respectievelijk 20 m2;
- b. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend; ten behoeve van een bedrijfsmatige activiteit mogen ten hoogste twee personeelsleden, waaronder de bewoner van het pand, werkzaam zijn;
- c. voor bedrijfsmatige activiteiten mag uitsluitend op afspraak worden gewerkt;
- d. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
- e. er mag detailhandel plaatsvinden, als het een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten betreft;
- f. geen afwijking kan worden verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
- g. geen afwijking kan worden verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
- a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- b. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
- c. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
- d. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
- e. voor de volgende leidingen:
- 1. hoogspanningsleidingen en-verbindingen van 50 kV en hoger die geen deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in artikel 1 van de Wet milieubeheer;
- 2. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is.
- f. gronden of gebouwen te (laten) gebruiken als seksinrichting of daarmee vergelijkbare gebruiksvormen;
- g. het gebruik van woningen als recreatiewoningen, tenzij op de verbeelding of in de bestemmingsomschrijving anders is aangegeven;
- h. gronden of gebouwen te (laten) gebruiken ten behoeve van de opslag van consumentenvuurwerk (voor zover dit de vergunningplichtige hoeveelheid tussen de 1.000 kg en de 10.000 kg betreft).
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Molenbiotoop
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Maten en bouwgrenzen
Tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
12.2 Parkeerregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerk luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Axel, Buitenweg 2de fase'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Woongoed Zeeuws Vlaanderen realiseert woningen in de uitbreidingswijk Buitenweg te Axel, gemeente Terneuzen. Op 6 juli 2010 heeft de raad van Terneuzen het bestemmingsplan 'Buitenweg' vastgesteld. In het bestemmingsplan wordt de bouw van ongeveer 100 nieuwbouwwoningen mogelijk gemaakt. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 14 januari 2011 is de bestemming Woondoeleinden vernietigd, voor zover gelegen binnen de geluidscontour van het scheepsreparatiebedrijf aan de Crijnssenstraat 1 (Luteijn Marine Engines & Equipment).
Voor zover gelegen buiten deze geluidscontour is woningbouw mogelijk. De eerste fase van de wijk is gerealiseerd. De woningen in het eerste deel van de 2de fase zijn inmiddels uitgegeven. De verdere ruimtelijke structuur van de 2de fase is gewijzigd ten opzichte van de in structuur uit 2010. De beoogde woningen passen niet in de eerdere kaders van de bouwgrenzen. Het bestemmingsplan dient daarom aangepast te worden. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt ten noorden van de Buitenweg en ten zuiden van de Oude Spoorbaan te Axel.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (rood) (bron: luchtfoto 2019 Kadaster Nederland)
1.3 Doel
Het doel van dit bestemmingsplan is de beoogde woningen planologisch mogelijk te maken binnen de gewijzigde structuur van de 2de fase. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen het plan te realiseren.
1.4 Geldend Bestemmingsplan
Op 6 juli 2010 heeft de raad van Terneuzen het bestemmingsplan 'Buitenweg' vastgesteld. In de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van 14 januari 2011 is de bestemming Woondoeleinden vernietigd, voor zover gelegen binnen de geluidscontour van het scheepsreparatiebedrijf aan de Crijnssenstraat 1 (Luteijn Marine Engines & Equipment). Dit zijn de meest zuidwestelijk gelegen bouwblokken (figuur 1.3).
Figuur 1.2 Bestemmingsplan Buitenweg met in rood het plangebied van onderliggend bestemmingsplan.
Figuur 1.2 Vernietigde delen bestemmingsplan Buitenweg.
Binnen een groot deel van het plangebied geldt de bestemming Woondoeleinden. Hier is wonen toegestaan en mogen woningen binnen de bouwvlakken worden gebouwd. De beoogde stedenbouwkundige figuratie past niet binnen de bestaande bouwvlakken. Daarnaast zijn woningen voorzien binnen de vernietigde delen van de bestemming Woondoeleinden.
De beoogde water- en groenstrook is in het geldende bestemmingsplan mogelijk binnen de bestemmingen Groenvoorzieningen en Water. Ook de verkeersstructuur van de beoogde ontwikkeling past binnen de geldende bestemming Verkeer.
Door middel van dit onderliggende bestemmingsplan Axel, Buitenweg 2de fase wordt de beoogde ontwikkeling mogelijk gemaakt.
1.5 Leeswijzer
De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt.
- In hoofdstuk 2 wordt het plangebied, de directe omgeving en de beoogde planontwikkeling beschreven.
- Hoofdstuk 3 gaat in op het beleidskader en daarmee op de planologische inpasbaarheid van de ontwikkeling.
- Hoofdstuk 4 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de ruimtelijke- en milieuaspecten.
- In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingsregeling.
- In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Kenschets Omgeving Plangebied
De wijk Buitenweg is gelegen op een voormalig bedrijventerrein. Een deel van de wijk is inmiddels ontwikkeld, hier zijn verschillende typen woningen gerealiseerd. Op dit moment bestaat het plangebied uit een braakliggend terrein.
Het plangebied van onderliggend bestemmingsplan grenst aan de zuidrand aan de Buitenweg en aan de noordzijde aan de Oude Spoorbaan. Aan de oostzijde begrenst het Pitplein en aanliggende bebouwing het plangebied en aan de westzijde wordt deze gevormd door de Ingelandenlaan.
Het gebied rondom het plangebied is gemengd. Rondom het plangebied zijn veel woningen aanwezig, maar daarnaast zijn er ook andere functies te vinden. Aan de zuidkant ligt een scheepsreparatiebedrijf en een sporthal. Ten westen liggen een aantal bedrijfsloodsen en is detailhandel aanwezig. En ten noorden van het plangebied ligt een akker.
Figuur 2.1 Huidige situatie, plangebied rood omrand (Luchtfoto kadaster Nederland 2019)
2.2 Planbeschrijving
Binnen het plangebied worden in totaal 42 woningen gerealiseerd. Er zijn 4 verschillende typen woningen voorzien (zie figuur 2.2):
- 6 bungalows (paars)
- 2 twee-onder-één-kap woningen (rood)
- 15 rijwoningen één bouwlaag + kap (blauw)
- 19 rijwoningen twee bouwlagen + kap (oranje)
De woningen worden in 3 velden gerealiseerd, van elkaar gescheiden door nieuwe ontsluitingswegen en een waterlichaam geflankeerd door groen. Een aantal woningen heeft een garage en parkeerplaatsen op eigen terrein. Daarnaast worden in de openbare ruimte voldoende parkeerplaatsen voorzien om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien.
Figuur 2.2 Stedenbouwkundige inrichtingstekeningen, plangebied rood omrand (bron: Archikon Architecten 22-08-2017)
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (hierna: SVIR) bevat het ruimtelijk beleid van het Rijk. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld.
Hoofddoelen van beleid voor de periode 2020/2028
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn:
- 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
- 2. Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
- 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet aandacht zijn voor de gevolgen op de waterhuishouding, het milieu en cultureel erfgoed.
Toetsing
Noch voor het plangebied, noch voor een kleinschalige inbreiding/herstructurering geeft het rijksbeleid specifieke regels. Voor de sectorale afwegingen waarvoor aandacht wordt gevraagd, wordt verwezen naar hoofdstuk 4.
Conclusie
De SVIR staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.
3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening
In het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen en beheersverordeningen, onder andere ten aanzien van de toelichting bij een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.
In de Bro is onder andere opgenomen dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering moet bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing
Op 6 juli 2010 stelde de raad het bestemmingsplan Buitenweg vast. Dit plan werd met de uitspraak van de Raad van State op 15 januari 2011 onherroepelijk. Binnen dit plan wordt invulling gegeven aan een herstructureringsopgave van een verouderd bedrijventerrein binnen bestaand stedelijk gebied. Met het plan werden ongeveer 100 woningen aan de harde plancapaciteit toegevoegd en in de regionale woningmarktafspraken opgenomen. Omdat het gaat om harde plancapaciteit is afstemming op de regionale behoefte in dit kader al gebeurt en volstaat dit voor de onderbouwing aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Hoewel niet noodzakelijk is bij de wijziging van de ruimtelijke structuur voor de 2de fase voor wat betreft de te realiseren woningtypen rekening gehouden met de uitkomsten van veel recentere onderzoeken zoals het Kwalitatief woononderzoek Zeeland (KWOZ), de provinciale beleidsnotitie 'Ruimte voor woonkwaliteit' en het 'Plan van Aanpak plancapaciteit Terneuzen'.
In december 2015 is de Provinciale bevolkings- en huishoudenprognose Zeeland 2015 verschenen. De prognose is gemaakt met het Primos-IPB model. Deze prognose is uitgegroeid tot dé standaardprognose voor Nederland. Enkele prognoses voor de regio Zeeuws-Vlaanderen zijn dat de bevolkingsomvang krimpt maar het aantal huishoudens nog stijgt. De Provinciale bevolkings- en huishoudenprognose Zeeland 2015 is de onderlegger voor de sindsdien gemaakte regionale woningmarktafspraken binnen Zeeland. Voor de regio Zeeuws-Vlaanderen wordt bij de bevolkingsprognose rekening gehouden met de inhaalvraag vanwege de ‘crisisjaren’ en het aantal woningonttrekkingen (sloop), hetgeen een woningbehoefte van 2.191 woningen oplevert. Een deel van deze behoefte ligt al vast in bestemmingsplannen (zogenoemde harde plancapaciteit). Hierdoor resteert een woningbouwopgave voor 461 woningen, waarvan 231 binnen Terneuzen.
De bevolkingscijfers van de afgelopen jaren laten zien dat de prognose voor wat betreft de bevolkingskrimp uit 2015 niet zijn uitgekomen. Er is sprake van een ongeveer gelijkblijvend inwoneraantal. Gelijktijdig is er nog steeds sprake van een afname van het aantal personen per huishouden, ofwel bij gelijkblijvend inwoneraantal, een toename van het aantal huishoudens.
De provincie Zeeland stelt ongeveer elke drie jaar een nieuwe prognose voor bevolking en huishoudens op. Gelet op bovenstaande is een herijking ook nodig. Daarnaast spelen de nieuwste maatschappelijke ontwikkelingen en trends een rol bij de prognose. De nieuwste ontwikkelingen en trends vormen de groeiende stroom immigranten uit het buitenland door arbeidsmigratie en de opleving van binnenlandse immigratie. Recent is daarom het rapport Provinciale bevolkings- en huishoudenprognose Zeeland 2019 verschenen.
Voor de gemeente Terneuzen wordt in de nieuwste prognose uitgegaan van een licht stijgend inwoneraantal en een verdere toename van de woningbehoefte. Beide worden veroorzaakt door een toegenomen instroom van buitenlandse werknemers en de vestiging van Belgen in met name de grensstreek. Op basis van de jongste cijfers bedraagt de geprognotiseerde woningbehoefte voor Zeeuws-Vlaanderen 876 woningen. Dit betekent zowat een verdubbeling ten opzichte van de eerder gemaakte woningmarktafspraken (461).
Woningmarktafspraken
In de regionale woningmarktafspraken 2017-2026 zijn 54 woningen opgenomen voor de ontwikkeling van Buitenweg 2e fase, dit plan is dan ook een uitvoering van harde plancapaciteit. Bij de vaststelling van de nieuwe regionale woningmarktafspraken Zeeuws Vlaanderen is echter geconstateerd dat er sprake is van een overcapaciteit aan woningbouwplannen in Terneuzen. Het is daarom momenteel niet meer mogelijk nieuwe woningbouwplannen te ontwikkelen door een overschot aan bestaande, meest verouderde woningbouwplannen. Tegelijkertijd zijn er wel woningbouwplannen die in kwalitatief opzicht voorzien in een behoefte en die een waardevolle aanvulling op de bestaande woningvoorraad zouden betekenen. Daarom heeft de Provincie een beleidsnotitie opgesteld om op korte termijn te zorgen voor een oplossing voor dit urgente dilemma in de gemeente Terneuzen.
De beleidsnotitie Ruimte voor woonkwaliteit (provincie Zeeland, augustus 2020) zorgt ervoor dat er een grondslag wordt gecreëerd waardoor nieuwe woningbouwplannen, die een goede toevoeging zijn aan de bestaande woningvoorraad, toch door kunnen gaan dankzij een goede 'ladderonderbouwing'.
De Provincie Zeeland heeft te maken met een demografische transitie, waarbij de omslag van huishoudengroei naar huishoudendaling in steeds meer gebieden zal plaatsvinden. Door vergrijzing en ontgroening verandert de huishoudenssamenstelling in Zeeland ingrijpend. Er vindt een sterke toename plaats van oudere één- en tweepersoonshuishoudens. Daarnaast is een groot deel van de Zeeuwse woningvoorraad niet energiezuinig. Hierdoor sluit de woningvoorraad onvoldoende aan op de vraag, zowel nu als in de toekomst.
Deze ontwikkeling doet zich voor in heel Zeeland, maar verschilt van gemeente tot gemeente. In Zeeuws Vlaanderen speelt dit sterk, waarbij dit in de gemeenten Terneuzen verder bemoeilijkt wordt doordat er een overschot aan harde woningbouwplannen is ontstaan.
Om meerdere redenen is het terugdringen van overschotten aan harde plancapaciteit gewenst. Het terugdringen kan echter veel tijd kosten. Om in deze tussenperiode kwalitatief gewenste plannen toch te kunnen ontwikkelen, is het noodzakelijk om per gemeente specifieke maatwerk afspraken te maken. De afspraken zijn gericht op het creëren van een beleidsgrondslag waarmee in kwalitatief opzicht gewenste woningbouwplannen onderbouwd kunnen worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening en de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voorwaarde hierbij is dat in de tussentijd voortvarend wordt gewerkt aan het planologisch en privaatrechtelijk terugdringen van overtollige harde plancapaciteit, resulterend in een programmering van maximaal 100% van de behoefte in harde plannen.
Als in een gemeente een plan van aanpak voor terugdringing van de overtollige plancapaciteit is vastgesteld kunnen in kwalitatief opzicht gewenst woningbouwplannen in procedure gebracht worden. Gedeputeerde Staten reageren, verwijzend naar het plan van aanpak, met instemming op dergelijke plannen die in de voorontwerp- en ontwerpfase worden aangeboden, omdat hiermee wat de Provincie Zeeland betreft bij wordt gedragen aan de gezamenlijk doelstelling op het gebied van wonen en er sprake is van een goede onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking. De deprogrammeeropgave wordt hierdoor wel verhoogd met het aantal woningen dat door het in kwalitatief opzicht gewenste plan wordt mogelijk gemaakt.
De vraag is wanneer woningbouwplannen in kwalitatief opzicht 'gewenst' zijn. Dit hangt namelijk samen met woningtype, woonmilieu en locatie. Dit is in het Kwalitatief Woononderzoek Zeeland verder uitgewerkt. Ruimtelijke doelen als bundeling en zuinig ruimtegebruik dragen ook bij aan dit begrip. De volgende soorten woningbouwplannen kunnen over het algemeen gezien worden als kwalitatief wenselijk als er sprake is van:
- Woningen in het middenhuursegment binnen de grens bestaand stedelijk gebied of centrumdorps woonmilieu.
- Appartementen of nultredenwoningen binnen de grens bestaand stedelijk gebied of centrumdorps woonmilieu.
- Woningen in een centrum stedelijk woonmilieu, in dit geval de binnenstad van de kern Terneuzen.
- Invulling van leegstaand vastgoed binnen de grens bestaand stedelijk gebied of centrumdorps woonmilieu.
- Herstructurering door sloop en nieuwbouw.
- Woningbouwinitiatieven bedoeld voor de instandhouding van Rijksmonumenten of beeldbepalende gebouwen.
De woningmarkt, en daarmee ook de kwalitatief wenselijke woningbouwplannen, verschilt echter per woningmarktregio of gemeente. In het Plan van aanpak per gemeente kunnen hier aanvullende typeringen aan worden toegevoegd.
Conclusie
Binnen dit plan wordt invulling gegeven aan een herstructureringsopgave van een verouderd bedrijventerrein binnen bestaand stedelijk gebied en uitvoering gegeven aan plannen die reeds als harde plancapaciteit zijn opgenomen in de woningmarktafspraken. Daarmee wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Daarnaast bestaat de ontwikkeling voor een deel (6 bungalows) uit nultredenwoningen en woningen met een slaapkamer op de begane grond (15 woningen met een kap). De ontwikkeling sluit op een aantal punten dan ook goed aan bij de plannen die als kwalitatief wenselijk zijn benoemd in het Plan van aanpak.
De ladder voor duurzame verstedelijking staat de ontwikkeling niet in de weg.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018
Inzet van beleid
Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan heeft betrekking op de onderwerpen economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het Omgevingsplan 2018 bevat slechts beperkt nieuw beleid ten opzichte van het Omgevingsplan 2012-2018. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 beoogd naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven (duurzame en concurrerende economie, klimaatbestendige en --neutrale samenleving, waardevolle leefomgeving en toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving) ook een eerste aanzet voor te geven voor de lange termijn strategische doelen. De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid wordt primair bij de samenwerkende gemeenten gelegd. De provincie beperkt zich tot het bevorderen van de regionale samenwerking en het bewaken van een aantal eigen belangen.
Toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving
Stedenbeleid
In Zeeland is er sprake van een trek naar de steden en neemt de totale behoefte aan extra woningen in Zeeland de komende tien jaar geleidelijk af naar nul. Door de aanvullende woningbouw te concentreren in stedelijk gebied wordt niet alleen gebouwd waar de markt om vraagt, maar wordt ook het draagvlak voor voorzieningen in de directe omgeving behouden. Daarnaast zal het nodig blijven om de woningbouw in dorpen te faciliteren, dit zal dan primair via herstructurering, inbreiding binnen de bestaande kern, vervangende nieuwbouw en het verleggen van bestaande plannen naar nieuwe kansrijke locaties moeten gebeuren.
Bij woningbouw staan de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik hoog op de agenda. Het is van provinciaal belang dat Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de provincie.
Wonen
Door vergrijzing en ontgroening neemt het aantal gezinnen af en (oudere) alleenstaande huishoudens juist toe. Hierdoor neemt de behoefte aan woningen nabij voorzieningen in steden en centrumkernen toe. Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrensoverschrijdende impact. Het omgevingsplan benadrukt dan ook het belang van regionale woningmarktafspraken. De regionale woningmarktafspraken zijn bedoeld om regionaal woningbouwbeleid vast te stellen en dienen als onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking
Toetsing
Het project Buitenweg is een herstructureringsproject binnen de kern Axel, waarbij voormalig bedrijventerrein wordt herontwikkeld. De woningen die gerealiseerd worden zijn onderdeel van de Zeeuws-Vlaamse woningmarktafspraken en voorzien hiermee in een regionale behoefte. De woningen worden daarnaast gerealiseerd aan de rand van het centrum van Axel nabij de verschillende voorzieningen die Axel biedt.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met het Omgevingsplan 2018
3.2.2 Provinciale Omgevings verordening 2018
Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevings verordening 2018. Voor woningbouw zijn in de omgevingsverordening alleen regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied. Een beperkt aantal regels heeft vooral betrekking op stedelijke functies.
Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.
Conclusie
Voor wat betreft de voorgenomen ontwikkelingen zijn geen specifieke regels uit de Provinciale Omgevings verordening 2018 van belang.
3.3 Regionaal En Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Woonvisie regio Zeeuws-Vlaanderen 2020 (regionale woningmarktafspraken 2017-2026)
In de regionale woonvisie wordt een visie, ambitie en missie gepresenteerd voor de woningbouw in de regio. Voor wat betreft de visie gaat het om een gezonde balans tussen de veranderende woningvraag en aanbod waarbij alle partijen vanuit hun kernopgave en rol denken en handelen.
De ambitie betreft onder andere:
- behoud aantrekkelijk woon- en leefklimaat in de regio Zeeuws-Vlaanderen;
- voldoende, passend woningaanbod met toekomstwaarde, voor eigen bewoners en vestigers van buiten (in het bijzonder: vanuit België);
- anticiperen op de gevolgen van de demografische ontwikkelingen.
Hiervoor zijn vijf kernthema's geformuleerd:
- 1. herstructurering van woning en woonomgeving;
- 2. aanpak bestaande particuliere woningvoorraad;
- 3. kwaliteit staat voorop;
- 4. kansen grijpen;
- 5. naar een realistische woningbouwproductie.
Van deze kernthema's zijn "herstructurering van woning en woonomgeving" en "kwaliteit staat voorop" van toepassing op het voorliggende bestemmingsplan.
Regionale woningmarktafspraken
In navolging op de in het verleden gehanteerde planningslijsten voor woningbouw, heeft de Provincie in 2014 het instrument woningmarktafspraken in het leven geroepen. Via een jaarlijkse herijking worden deze afspraken actueel gehouden. Binnen deze afspraken worden zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve aspecten van de woningmarkt, als uitwerking van de kernopgave uit de regionale woonvisie 2020, nader vastgelegd.
Toetsing
De ontwikkeling betreft een uitbreiding van een al gestart herstructuringsproject, waarbij voormalig bedrijventerrein wordt ontwikkeld als woningbouwlocatie. Het totaal aantal woningen dat met deze ontwikkeling kan worden gerealiseerd is 42. In paragraaf 3.1.2 is beschreven hoe de ontwikkeling aansluit bij de woningbouw afspraken.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met de Woonvisie regio Zeeuws-Vlaanderen 2020.
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Besluit M.e.r
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer betreft. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de toevoeging van maximaal 42 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een m.e.r-beoordelingsnotitie opgesteld op basis waarvan het bevoegd gezag kan besluiten of een milieueffectrapportage voor de voorgenomen planontwikkeling noodzakelijk is (bijlage .1)
4.2 Verkeer En Parkeren
Verkeersstructuur
Het plangebied wordt ontsloten via de Buitenweg aan de zuidkant en de Oude Spoorbaan aan de noordkant. Vanaf deze wegen is de Stationsstraat in het centrum van Axel te bereiken is. De Stationsstraat verandert in zuidelijke richting in de Kerkdreef en vervolgens in de Oranjestraat, dit zijn allen erftoegangswegen. Aan de zuidzijde van Axel ontsluit deze straat op de Zuidsingel (N686), dit is een gebiedsontsluitende weg die Axel verbindt met de N62 richting Terneuzen, en de Kinderdijk die Axel verbind met de N258 richting Hulst. Vanaf de Buitenweg is daarnaast in zuidelijke richting via de Crijnssenstraat en de Kanaalkade de Zuidsingel te bereiken.
De Buitenweg en Crijnssenstraat zijn 50 km/u wegen, voor de wegen aan de noordzijde van het plangebied geldt een snelheidsregime van 30 km/u. Op de nieuwe erftoegangswegen die in het plangebied worden gerealiseerd geldt ook een 30 km/u regime.
Aan de Stationsstraat ten westen van het plangebied is een bushlate aanwezig. Hier is op te stappen op bussen in de richting van Hulst en Goes.
Verkeersgeneratie
Binnen het plangebied worden 42 woningen van verschillende typen mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt in de gemeente Terneuzen, een weinig stedelijke gemeente, in de schil van het centrum (op zo'n 200 meter) van de kern Axel. Hiervoor worden de gemiddelde kencijfers gehanteerd uit publicatie 381 van het CROW ('Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, 2018', zie tabel 4.1). Voor de situatie met 2 twee-onder-een-kap en 40 rijwoningen betekent dit een verkeersgeneratie van 308 mvt/etmaal. Dit verkeer wordt via de Oude Spoorbaan, Buitenweg en Crijnssenstraat afgewikkeld. Deze wegen hebben voldoende capaciteit om dit verkeer af te wikkelen.
Tabel 4.1 Kencijfers verkeersgeneratie
Type woning | aantal | Verkeersgeneratie per woning | totaal |
woning, huis, twee-onder-een-kap | 2 | 7,7 mvt/etmaal | 15,4 mvt/etmaal |
woning, huis, tussen/hoek | 40 | 7,3 mvt/etmaal | 292 mvt/etmaal |
Totaal | 42 | 307,4 mvt/ etmaal |
Parkeernorm
De gemeente Terneuzen maakt in haar parkeerbeleid onderscheid in verschillende typen woningen. Voor onderliggend plan worden de woningen ingedeeld in de twee-onder-een-kap woningen en tussen/hoekhuizen.
Tabel 4.2 Kencijfers parkeerbehoefte
Type woning | aantal | parkeerbehoefte per woning | totaal parkeerbehoefte | waarvan voor bezoekers |
woning, huis, twee-onder-een-kap | 2 | 2,2 | 4,4 | 0,6 |
woning, huis, tussen/hoek | 40 | 2 | 80 | 12 |
Totaal | 42 | 84,4 | 12,6 |
Bezetting
Tabel 4.3 Bezettingsgraden parkeerplaatsen
werkdag | koopavond | zaterdag | zondag | |||||
ochtend | middag | avond | nacht | middag | avond | middag | ||
woningen bewoners | 50% | 50% | 90% | 100% | 80% | 60% | 80% | 70% |
woningen bezoekers | 10% | 20% | 80% | 0% | 70% | 60% | 80% | 70% |
Drukste periode is de avondperiode van de werkdag. Op dit moment is de parkeerdruk voor bewoners 90% (64,6 plaatsen) en voor bezoekers 80% (10,1 plaatsen). Op de drukste periode is de parkeerbehoefte 74,7 plaatsen.
In het ontwerp worden 5 woningen met een garage met lange oprit en 2 woningen een garage met korte oprit gerealiseerd. Op basis van gemeentelijk beleid tellen deze voor respectievelijk 1,3 en 0,4 parkeerplaats mee. Dit betekent dat er op privé terrein 7,3 parkeerplaatsen voorzien zijn. In openbaar gebied dienen 68 plaatsen te worden voorzien. Hiervoor is voldoende ruimte in en om het plangebied beschikbaar.
In regels van het bestemmingsplan is een parkeerregeling opgenomen, die het voorzien van voldoende parkeergelegenheid verplicht.
Conclusie
De bereikbaarheid van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkelingen hebben geen substantieel effect op de verkeersintensiteiten en de verkeersafwikkeling. Daarnaast kan worden voorzien in de parkeerbehoefte.
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3.1 Inleiding
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat de ruimtelijke ordening een samenhangende afweging van alle belangen bevat. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom de verplichting vastgelegd om in de ruimtelijke ordening “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten”.
Het cultureel erfgoed van Nederland wordt beschermd met de Erfgoedwet. In lijn met die wet neemt de gemeente Drimmelen in haar bestemmingsplannen een integrale paragraaf cultuurhistorie op. Hierin wordt voor het plangebied van het betreffende bestemmingsplan een inventarisatie en een analyse van de aanwezige cultuurhistorische waarden gepresenteerd. Aan deze inventarisatie zullen / kunnen consequenties ten opzichte van het vaststellen van een dubbelbestemming cultuurhistorie en / of archeologie verbonden worden.
4.3.2 Bovengrondse cultuurhistorie
Toetsingskader
In het Bro (artikel 3.1.6. lid 2) is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving wordt opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Voor de beoordeling van het aspect cultuurhistorie is de cultuurhistorische waardenkaart, als onderdeel van de Structuurvisie 2025 van de gemeente Terneuzen beschikbaar.
Onderzoek
De cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Terneuzen bestaat uit drie kaartbladen: 'behoud', 'behoud door ontwikkeling' en 'vernieuwing mogelijk'. In figuur 4.1 - 4.3 is een uitsnede van de drie kaartenbladen voor het beoogde projectgebied weergegeven inclusief legenda. Hierna wordt per kaartblad uitgelegd welke strategie voor de locatie geldt.
- Behoud: de locatie is niet als gebied met de strategie beschermen of behouden. Het ligt naast een onverharde weg (zie figuur 4.1).
Figuur 4.1 Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Terneuzen - kaartblad 'Behoud' met projectgebied in rood
- Behoud door ontwikkeling: Langs de noordzijde van het plangebied loopt een historische spoorlijn, daarnaast maakt het plangebied onderdeel uit van de zogenoemde Liniezone van de Staats-Spaanse Linies en is daarom aangewezen met de strategie Versterken. De Liniezone met de restanten van de Staats-Spaanse Linies zal worden opgewaardeerd op een zodanige manier dat de verschillende forten en verdedigingswerken in het landschap beter herkenbaar worden en een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de toeristisch-recreatieve infrastructuur van de gemeente.
Figuur 4.2 Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Terneuzen - kaartblad 'Behoud door ontwikkeling' met projectgebied in rood
- Vernieuwing mogelijk: Voor de gehele locatie is de strategie is gericht op ontwikkelen. Buitenweg is een van de locaties waar een woningbouwlocatie in de komende jaren zal worden benut. Voor deze gebieden zal worden gestreefd om te komen tot een aanvulling en/of verrijking van het bestaande woningbouwsegment binnen de gemeente.
Figuur 4.3 Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Terneuzen - kaartblad 'Vernieuwing mogelijk' met projectgebied in rood.
Op grond van de Cultuurhistorische waardenkaart maakt het gebied onderdeel uit van een gebied dat ontwikkeld kan worden, maar rekening gehouden dient te worden met de zichtbaarheid van de Staats-Spaanse Linies en de historische spoorlijn. De ontwikkeling bestaat uit het afronden van een kleinschalige woonbuurt binnen het bestaande stedelijk weefsel van Axel. Doordat de ontwikkeling binnen het bestaande stedelijk weefsel, op braakliggende grond gebeurd, vermindert dit de zichtbaarheid van deze cultuurhistorisch waardevolle elementen niet.
Monumenten
Binnen het plangebied zijn geen gebouwen aanwezig met een monumentale status. Ten westen van het plangebied aan de Buitenweg zijn een MIP object en een historische boerderij aanwezig. De ontwikkeling heeft geen invloed op deze objecten. Ten westen van de beoogde ontwikkeling ligt de Clinkemolen. De ontwikkeling bevindt zich binnen 400 meter van deze molen. Om de molen te beschermen is in het bestemmingsplan een gebiedsaanduiding molenbiotoop opgenomen, hieraan zijn regels verbonden voor de maximale bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken.
Figuur 4.4 Ligging Clinkemolen (bron: cultuurhistorische waardenkaart provincie Zeeland)
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.3.3 Archeologie
Beleidskader
In Europees verband is het zogenaamde ‘Verdrag van Malta’ tot stand gekomen. De uitgangspunten van dit verdrag dienen te worden vertaald in nationale wetgeving. In Nederland heeft deze vertaling plaatsgevonden in de Erfgoedwet, welke in werking is getreden op 1 juli 2016. De Erfgoedwet maakt een integrale bescherming van het cultureel erfgoed mogelijk. De Erfgoedwet heeft bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland gebundeld in één wet. Aan de Erfgoedwet zijn een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zal in de nieuwe Omgevingswet worden geregeld, die in 2022 in werking zal treden. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen golden blijven gehandhaafd.
Gemeentelijk archeologiebeleid
Op 27 januari 2011 is door de gemeenteraad van Terneuzen het interimbeleid archeologie vastgesteld. De insteek van dit beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke plannen. In een cyclus van 10 jaar zullen alle ruimtelijke plannen aangepast worden, waarbij archeologie in de plannen zal worden ingebracht of geactualiseerd aan de hand van het dan geldende beleid. Zolang de bescherming van archeologische waarde niet is geregeld in een ruimtelijk plan (bestemmingsplan of beheersverordening) fungeert als vangnet de Erfgoedverordening Terneuzen 2011. Deze verordening is geactualiseerd en is in samenhang met het archeologiebeleid opnieuw vastgesteld.
In lijn met de intentie van de wetgever wordt een algemene vrijstelling van archeologisch onderzoek verleend tot 100 m2 en een reeds verstoorde diepte van 0,5 meter voor de zogenaamde kruimelgevallen.
Naast de hiervoor vermelde algemene vrijstelling kan vrijstelling van archeologisch onderzoek worden verleend indien reeds eerder aantoonbaar verstoring heeft plaatsgevonden. Hierbij kan gedacht worden aan ophogingen, ontgrondingen, wegcunetten, rioleringsleuven, bodemsanering en dergelijke. Een en ander dient ter beoordeling aan het bevoegd gezag (in de meeste situaties de gemeente) te worden voorgelegd.
Tot slot kan vrijstelling van archeologisch onderzoek eveneens worden verleend als:
- het gebied niet wordt vermeld op de Archeologische Monumentenkaart (AMK),
- volgens de Indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW) een zeer lage of lage trefkans heeft (op eventuele waarden tot 1,2 meter beneden het maaiveld),
- in de nationale digitale database ARCHIS en het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) geen gegevens zijn geregistreerd, danwel alleen gegevens die duiden op een lage waarde
- er volgens de Geologische kaart Van Rummelen sprake is van de geologische formatie Duinkerke III.
Een en ander is uitgewerkt in een stroomschema dat is opgenomen in bijlage 1 van 'De onderste steen boven? Interim-beleid archeologie gemeente Terneuzen'.
Ook als er wel archeologische waarden aanwezig kunnen zijn, is niet altijd archeologisch onderzoek nodig. Aan de hand van de archeologische verwachtingswaarde wordt per deelgebied een grens gesteld waarboven archeologisch onderzoek verplicht is en waaronder vrijstelling wordt verleend.
Voor een aantal gebieden is de huidige kennis ontoereikend. Deze leemten worden in de toekomst ingevuld.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen en vergunningverlening in het kader van de Erfgoedverordening zal de toets aan het stroomschema het uitgangspunt zijn voor de beoordeling. Vergunningverlening in het kader van de Erfgoedverordening is alleen aan de orde voor een gemeentelijk monument en een rijksmonument, niet voor archeologisch verwachtingsgebieden. Daarvoor geldt een verbodsregeling zonder de mogelijkheid van ontheffing.
Het toepassen van een grotere 'vrijstellingsdiepte' is in sommige gebieden denkbaar. Voor een weloverwogen afweging hierover beschikt de gemeente over een 'Vrijstellingenkaart Archeologie'. Hierop is aangegeven of en tot op welke diepte werkzaamheden op of in een terrein kunnen worden vrijgesteld van het opstellen van een archeologisch onderzoek(srapport). De vrijstellingenkaart wordt in bestemmingsplannen gekoppeld aan archeologische dubbelbestemmingen. De 'Vrijstellingenkaart Archeologie' is geen statisch document, maar wordt op basis van nieuwe informatie om de paar jaar geactualiseerd. Op 14 november 2017 is de 'Vrijstellingenkaart Archeologie 2017' gepresenteerd.
Onderzoek
In de bestemmingsplannen wordt doorgaans een diepte van ten hoogste 0,5 meter beneden het maaiveld gehanteerd waarvoor het verlenen van een omgevingsvergunning (voor het bouwen en voor grond- en sloopwerkzaamheden) vrijgesteld is van het opstellen van een onderzoek(srapport).
Hierna wordt beoordeeld of in het bestemmingsplan een regeling (onderzoeksplicht en vergunningstelsel) moet worden opgenomen die eventuele archeologische waarden planologisch beschermt.
AMK en IKAW
Binnen de grenzen van het plangebied bevinden zich volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) geen terreinen met een vastgestelde archeologische waarde.
Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is het plangebied gelegen in een zone die wordt gekenmerkt door een lage archeologische trefkans op het aantreffen van archeologische waarden.
Figuur 4.5 Uitsnede AMK, plangebied rood omrand (bron: www.cultureelerfgoed.nl)
Figuur 4.6 Uitsnede IKAW, plangebied rood omrand (bron: www.cultureelerfgoed.nl)
In Archis 3.0, de nationale database voor vindplaatsen in Nederland. In de omgeving van het plangebied zijn volgens ARCHIS3 een aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd en zijn ook een aantal vondsten gedaan. Ook liggen er twee archeologische monumenten nabij het plangebied. Het eerste AMK-terrein betreft het historische centrum van Axel (AMK-nr. 13480). Hierbinnen ligt een tweede AMK-terrein, een wettelijk beschermd terrein van zeer hoge archeologische waarde (AMK-nr. 86). Dit terrein betreft de locatie van het kasteel van Axel, dat rond 1200 is opgericht. In de omgeving van het plangebied zijn een aantal archeologische onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn, op één na, allen uitgevoerd binnen de Middeleeuwse kern of de 17e eeuwse vesting. De onderzoeken geven over het algemeen inzicht in de historische ontwikkeling van Axel. Voor zover de pleistocene ondergrond is bereikt, is de top geërodeerd. Eén onderzoek is uitgevoerd buiten de historische kern. Dit betreft een onderzoek 300 m ten zuiden van het plangebied (zaakid. 2395043100). Ook hier werden bewoningssporen uit de Middeleeuwen verwacht, namelijk van het bebouwingslint langs de dijk op de kaart van Jakob van Deventer en verder heeft het onderzochte gebied ook een verwachting voor de prehistorie. Uit het veldonderzoek is gebleken dat de pleistocene ondergrond is geërodeerd door een getijdegeul, waardoor de verwachting voor resten uit de prehistorie nihil is. Aanwijzingen voor bewoningssporen uit de Middeleeuwen zijn ook niet aangetroffen. (bron: archeologisch onderzoek bijlage 2)
Binnen het plangebied heeft nog geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Dit zal in het kader van de omgevingsvergunning gebeuren.
Geologische kaart Van Rummelen
Aan de hand van de geologische kaart kan nagegaan worden welke geologische, voor de archeologie relevante, bodemlagen aanwezig zijn.
- Pleistoceen: vanaf de Steentijd;
- Hollandveen: vanaf de IJzertijd en Romeinse tijd;
- Duinkerke II, inclusief ‘oudere afzettingen van Duinkerke’: vanaf de Middeleeuwen;
- Duinkerke III; vanaf de Nieuwe Tijd.
In de gemeente Terneuzen kunnen archeologische resten in de bodem voorkomen tot in de Pleistocene afzettingen.
Op de geologische kaart (zie figuur 4.7) blijkt dat voor het landgedeelte in het plangebied rekening moet worden gehouden met de afzettingen DPo.3b 'Afzetting van Duinkerke IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke op zwak geërodeerd pleistoceen. Bovenste 0 tot 2 meter beneden het maaiveld (-mv) zou bestaan Duinkerke IIIb, vervolgens 2 meter Duinkerke IIIa of II. Daaronder bevindt zich het pleistocene dekzand.
Figuur 4.7 Geologische kaart Van Rummelen met plangebied in rood globaal aangeduid
Op basis van het eerdere vermelde stroomschema geldt voor de afzetting Duinkerke III geen onderzoeksplicht. Voor Duinkerke II wel, namelijk vanaf een te verstoren oppervlakte van 500 m2 of meer. Voor het pleistoceen zand dat dieper ligt dan 2 meter -mv geldt een onderzoeksverplichting pas vanaf een oppervlakte van 1.000 m2.
Vrijstellingenkaart
In 2017 heeft de gemeente Terneuzen de geactualiseerde vrijstellingenkaart Archeologie vastgesteld met daarop aangegeven in welke zones binnen de gemeente Terneuzen een vrijstelling geldt van 0,50 meter (conform gemeentelijk archeologiebeleid) en in welke zones een ruimere vrijstelling in de diepte geldt. In het projectgebied geldt de standaard 0,50 meter onder maaiveld (rode zone) en 1,00 meter onder het maaiveld (roze zone).
Figuur 4.8 Uitsnede vrijstellingenkaart Archeologie, plangebied blauw omrand.
Het noordwestelijk deel van het plangebied (roze) is vrijgesteld tot 1 meter onder het maaiveld. Voor de rest van het plangebied geldt een vrijstellingsdiepte van 0,5 meter onder het maaiveld.
Op basis van het 'stroomschema onderzoeksplicht archeologie' is onderzoek noodzakelijk bij een verstoring vanaf 500m² bij toepassing van de vrijstellingsdiepte. Omdat de bodemingrepen van dieper dan 50 centimeter in het plangebied meer dan 500 m2 bedragen is archeologisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 2). In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat er in het plangebied twee archeologische niveaus aanwezig zijn geweest, namelijk de top van het dekzand en de top van de getijdeafzettingen uit de Nieuwe tijd. Beide archeologische niveaus zijn echter grotendeels geërodeerd, afgegraven of vergraven. De archeologische verwachting voor het plangebied is dan ook laag. En wordt geadviseerd geen archeologisch dubbelbestemming op te nemen in het bestemmingsplan.
Conclusie
Omdat de archeologische verwachting in het plangebied laag is staat dit aspect de ontwikkeling niet in de weg.
4.4 Bodem
4.4.1 Toetsingskader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied.
In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat de bodemkwaliteit niet mag verslechteren. Verontreinigingen in stabiele eindsituaties worden niet vanzelfsprekend geaccepteerd. Voor mobiele verontreinigingen moeten maatregelen gericht zijn op verwijderen. Soms is het inpassen van immobiele verontreinigingen onder voorwaarden toelaatbaar.
In de Regeling bodemkwaliteit zijn de landelijke Achtergrondwaarden vastgelegd. Deze gelden als toetsingskader om te bepalen of grond “schoon” is.
4.4.2 Onderzoek
In het verleden zijn in het plangebied verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Naar aanleiding van de resultaten van deze onderzoeken heeft bodemsanering plaatsgevonden. Er is een actualiserend bodemonderzoek conform NEN5740 uitgevoerd binnen het plangebied (bijlage 3). Uit dit onderzoek blijkt dat de bovengrond plaatselijk licht verontreinigd is metmolybdeen en PAK, in de ondergrond geen verontreinigingen zijn geconstateerd en het grondwater licht verontreinigd is met molybdeen. Gelet op de aard en mate van verontreiniging is geen reden voor een nader onderzoek. Daarnaast is verspreid over de onderzoekslocatie de bovengrond zwak tot matig puinhoudend. Daarom is een verkennend onderzoek asbest uitgevoerd (bijlage 4). Hieruit blijkt dat er géén reden is voor een nader onderzoek asbest in bodem. Er bestaan ook géén milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie en de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.
4.4.3 Conclusie
Het apsect bodemkwaliteit staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.5 Geluid
Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal extreme gevallen wordt de gezondheid nadelig beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld. Om deze zaken te ondervangen zijn normen opgenomen in wetten. Met name de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn in dit kader van belang.
Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidsgevoelige bestemmingen of bestemmingen die gewijzigd kunnen worden in een geluidsgevoelige bestemming dient op grond van de Wet geluidhinder akoestisch onderzoek te worden verricht naar de geluidsbelasting, voor zover die ontwikkelingen binnen een geluidszone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.
4.5.1 Wegverkeerslawaai
Wettelijk kader
De in het plangebied geprojecteerde woningen zijn geluidsgevoelige bestemmingen. De woningen liggen binnen de zone van de Buitenweg, waarvan de breedte 200 meter aan weerszijden van de weg bedraagt. Voor de ontwikkeling van Buitenweg is in 2008 akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Omdat de locatie van verschillende woningen veranderd is ten opzichte van de situatie die destijds onderzocht is, wordt nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd. Daarnaast is, gelet op de jurisprudentie (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 3 september 2003, nummer: 200203751/1) ook de geluidsbelasting onderzocht vanwege enkele zogenoemde niet gezoneerde wegen waarlangs woningen zijn geprojecteerd.
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van de woningen binnen de wettelijke geluidszone van bestaande wegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Deze voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot een hogere grenswaarde worden ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Terneuzen. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor nieuwe binnenstedelijk gelegen woningen geldt een uiterste grenswaarde van 63 dB.
4.5.2 Toetsing
De ontwikkeling maakt geluidgevoelige functies mogelijk welke aan de normen van de Wet geluidhinder (Wgh) dienen te worden getoetst indien gelegen binnen de geluidzone van gezoneerde wegen. Het plangebied is gelegen in de geluidzone van de Buitenweg. Het plan is tevens gelegen in de nabijheid van de 30 km/uur wegen Oude Spoorbaan, Van Gistellelaan, Dijkgraafstraat en de binnenplanse wegen van onderhavig plan. Akoestisch onderzoek is daarom uitgevoerd. De resultaten zijn bijgevoegd in bijlage 5.
Uit het onderzoek blijkt dat voor de 30 km/uur wegen Dijkgraafstraat, Oude Spoorbaan, Van Gistellelaan en de binnenplanse wegen van onderhavig plan de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de richtwaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe woningen overschrijdt.
Voor de gezoneerde weg Buitenweg geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe woningen overschrijdt.
Een procedure hogere waarde is dan ook niet aan de orde.
Aangezien in onderhavige situatie geen sprake is van een procedure hogere waarde, wordt voor de woningen een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels niet noodzakelijk geacht. Bij toepassing van standaard geluidwerende materialen en maatregelen is een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd.
4.5.3 Conclusie
Ter plaatse van de nieuwe woningen is een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd, de bepalingen uit de Wet geluidhinder staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.6 Luchtkwaliteit
4.6.1 Beleids-/toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 4.4 Relevante luchtkwaliteitsnormen
stof | toetsing van | grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | maximaal 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2/µgm3);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.
4.6.2 Toetsing
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van maximaal 42 woningen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving, en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N61 bij Terneuzen. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2018 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt en gezien de ligging van het plangebied (in een dorp in Zeeland) is, ter plaatste van het plangebied, sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.6.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.7 Externe Veiligheid
4.7.1 Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
4.7.2 Toetsing
Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen worden getoond, is in de nabije omgeving van het plangebied één risicovolle inrichting gelegen. Er vindt in de omgeving geen voor het plangebied relevant vervoer van gevaarlijke stoffen plaats (figuur 4.9).
Figuur 4.9: Uitsnede professionele risicokaart met het plangebied rood omcirkelt.
Ten noorden van het plangebied is de risicovolle inrichting Lehnkering Chemical Transport BV gelegen. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 1.400 m. Het plangebied ligt op een afstand van ruim 500 m van het bedrijf. Het groepsrisico ligt onder de oriënterende waarde. De bijdrage van de ontwikkeling in het plangebied voor het groepsrisico wordt ten opzichte van de bijdrage van de kern Axel verwaarloosbaar klein geacht. De ontwikkeling zorgt in geen geval voor een toename van meer dan 10% van het groepsrisico; conform het beleid van de gemeente Terneuzen is daarom ook geen verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
4.7.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.8 Kabels En Leidingen
4.8.1 Beleid / toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones). Planologisch relevante leidingen zijn:
- hoogspanningsleidingen en -verbindingen van 50 kV en hoger die geen deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in artikel 1 van de Wet milieubeheer;
- buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
4.8.2 Toetsing en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.9 Ecologie
4.9.1 Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
- Natura-2000 gebieden;
- Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. In Zeeland heet dit het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zeeland
In de provincie Zeeland wordt in het kader van ruimtelijk inrichting of ontwikkeling vrijstelling verleend ten aanzien van soorten uit bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.
4.9.2 Toetsing
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op een afstand van circa 8,0 km en betreft het gebied 'Canisvliet'. Het dichtstbijzijnde gebied dat deel uitmaakt van het NatuurNetwerk Zeeland ligt op circa 350 m afstand. Zie figuur 4.10 en 4.11. Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten.
Figuur 4.10 Locatie beoogde ontwikkeling (rode stip) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (bron: https://calculator.aerius.nl/calculator)
Figuur 4.11 Ligging plangebied (rood omcirkeld) t.o.v. NNZ (bron: geo-loket provincie Zeeland)
Om te bepalen of er door de ontwikkeling van de 42 woningen sprake is van een toename aan stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats in Natura 2000-gebieden is in AERIUS Calculator een berekening gemaakt (bijlage 6). Uit berekeningen voor de aanleg- en gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied. Voor projecten die niet leiden tot een toename van depositie is geen vergunning conform de Wet natuurbescherming nodig. De uitkomsten van de berekening dienen 5 jaar te worden bewaard, zodat bij controle kan worden aangetoond dat dit aspect is onderzocht.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied en algemene ecologische kennis.
Het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein dat regelmatig gemaaid wordt. Dit gebied kan gebruikt worden als leefgebied door algemene soorten als veldmuis en egel. Er is geen ontheffing nodig voor deze algemeen voorkomende soorten omdat hiervoor in provincie Zeeland een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. In de regio zijn waarnemingen van de rugstreeppad bekend ten westen van de N62 en ten noorden bij Zaamslag op tenminste 3 kilometer afstand van het plangebied. Gezien plangebied niet bestaat uit zandgronden en de ligging in de bebouwde kom, worden deze hier niet verwacht.
Aangezien de ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten, is een ontheffing van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
Tijdens de werkzaamheden dient daarnaast rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
Gezien de bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van soortenbescherming, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.9.3 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. De ontwikkeling leidt evenmin tot negatieve effecten op beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.10 Bedrijven En Milieuhinder
4.10.1 Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden belemmerd
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
4.10.2 Toetsing
In de omgeving van het projectgebied Buitenweg zijn de volgende bedrijven gevestigd:
- Dierenkliniek Axel aan de Oude Spoorbaan 2;
- groothandelsbedrijf Jongeneel aan de Buitenweg 15;
- Haak Keukens aan de Buitenweg 25;
- garagebedrijf Roelse aan de Nieuwendijk 1;
- loonbedrijf Fa. Dieleman aan de Noordpolderstraat 7;
- garagebedrijf De Keizer aan de Noordpolderstraat 9;
- garagebedrijf Sanchez aan de Noordpolderstraat 9a;
- Koster B.V. aan de Buitenweg 22;
- Luteijn Machines & Marine Engine's aan de Van Halewijnstraat / Van Gistellelaan- Crijnssenstraat.
Voor de bedrijven aan de Nieuwendijk en Noordpolderstraat, het bedrijf Koster aan de Buitenweg en Dierenkliniek Axel zijn er, gelet op de afstand tot de locatie, geen knelpunten te verwachten. Gelet op de afstand tot het projectgebied, is het voor de bedrijven Jongeneel, Haak Keukens en Luteijn Machines & Marine Engine's noodzakelijk om de milieuconsequenties in relatie tot de voorgenomen woningbouwlocatie Buitenweg nader te onderzoeken.
Milieuzonering op grond van het vigerende bestemmingsplan Axel
Op het in figuur 4.12 opgenomen fragment van de geldende beheersverordening Axel (vastgesteld in 2016) zijn de bedrijven Jongeneel en Haak Keukens aangegeven. Het groothandelsbedrijf Jongeneel is gevestigd op perceel 1 en het keukenbedrijf op perceel 2. In het genoemde bestemmingsplan zijn de twee percelen bestemd tot Bedrijven uit milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten(SvB) met een subbestemming 'groothandel in hout'.
Het bedrijf Luteijn Machines & Marine Engine's (perceel 3) is bestemd tot Bedrijven uit milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten SvB) met een subbestemming 'machine- en scheepsreparatie'.
Voor bedrijven uit categorie 2 van de SvB geldt dat dit bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten zijn die gelet op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies.
Figuur 4.12 Uitsnedes beheersverordening Axel
Planregeling percelen 1 + 2 (Buitenweg 15 en 25)
Ingevolge de subbestemming 'groothandel in hout', is op deze locaties een groothandel in hout toegestaan, voor zover deze activiteit behoort tot categorie 3.1. van de in dat plan opgenomen SvB. Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan Axel zijn de bedrijfsactiviteiten voor wat betreft de groothandel in hout, gelet op de aard en de invloed ervan op de omgeving, voor wat betreft hun ruimtelijke uitstraling gelijkgesteld aan die van bedrijven uit milieucategorie 2.
Planregeling perceel 3 (Van Halewijnstraat / Van Gistellelaan-Crijnssenstraat)
Ingevolge de subbestemming ''machine- en scheepsreparatie' is op deze locatie een machine- en scheepsreparatiebedrijf toegestaan, voor zover deze activiteit behoort tot categorie 3.2. van de in dat plan opgenomen SvB.
De bedrijfslocatie ligt na sanering van alle bedrijven in de omgeving en woningbouw te midden van een rustige woonwijk. Omdat het hier gaat om een gegroeide situatie, die aan alle kanten reeds met woningen wordt omgeven, gelden er voor het bedrijf Luteijn Machines & Marine Engine's in de huidige situatie al aanzienlijke beperkingen op grond van de milieuwetgeving als het gaat om uitbreidingsmogelijkheden. De huidige bedrijfsactiviteiten zijn gelet op de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar met die van een bedrijf behorende tot milieucategorie 2.
Omgevingstype
Uit het voorgaande blijkt dat voor de beoordeling van woningbouw ten opzichte van bedrijven uit categorie 2 van de SvB het omgevingstype van belang is. Gelet op de ruimtelijke en functionele situatie kan het gebied waarin de bedrijfspercelen Buitenweg 15 en 25 liggen, worden aangemerkt als een gebied met gemengde functies. Van een omgevingstype "rustige woonwijk" is in ieder geval aan de zijde van de Buitenweg geen sprake. De Buitenweg maakt namelijk deel uit van de hoofdwegenstructuur in de kern. De verkeersintensiteit op deze weg is relatief hoog (circa 4.000 mtv/etmaal).
Milieubeoordeling Groothandelsbedrijf Jongeneel.
Eind 2007/begin 2008 heeft het bedrijf Jongeneel de bedrijfsactiviteiten overgenomen van het groothandelsbedrijf Haak B.V. Naar aanleiding hiervan is op 15 februari 2008 de melding in het kader van het Activiteitenbesluit van de groothandel Haak B.V. omgezet in een melding van groothandel Jongeneel. De op het perceel aanwezige loods wordt nog (af en toe) gebruikt voor opslag. Op het perceel vinden geen groothandelsactiviteiten in hout meer plaats. De huidige opslag kan worden aangemerkt als een bedrijfsactiviteit uit categorie 2 van de SvB. Op grond hiervan gelden er geen planologische belemmeringen voor de beoogde woningbouw in de omgeving van het bedrijf. Voor de toetsing aan dit aspect wordt echter uitgegaan van een situatie met de groothandel. Op basis van de staat van bedrijfsactiviteiten wordt voor een groothandel in hout en bouwmaterialen met een b.o. van meer dan 2.000 m² richtafstand van 10 meter voor stof en gevaar en 50 meter voor geluid gehanteerd. De dichtstbijzijnde woning van onderliggende ontwikkeling wordt geprojecteerd op ruim 55 meter van het bouwvlak van Groothandelsbedrijf Jongeneel en daarmee buiten de richtafstand van het bedrijf. Er gelden dan ook geen belemmeringen voor de beoogde woningbouw en het bedrijf wordt ook niet belemmerd door de nieuwe woningen. Zoals hiervoor benoemd zijn de huidige bedrijfsactiviteiten gelet op de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar met die van een bedrijf behorende tot milieucategorie 2.
Milieubeoordeling Haak Keukens B.V.
Dit bedrijf beschikt over een showroom in keukens. Verkoop van keukens aan particulieren is de belangrijkste activiteit. De detailhandelsactiviteiten hebben geen directe relatie (meer) met de groothandelsactiviteiten op het perceel Buitenweg 15 (perceel 1). De zelfstandige detailhandelsactiviteiten zijn planologisch niet geregeld in het bestemmingsplan Axel. Op grond van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' geldt voor nieuwe woningbouw naast detailhandel een aan te houden afstand van 10 meter. Aan deze afstand wordt voldaan.
Voor de uitoefening van de detailhandel geldt net als voor het hiervoor genoemd bedrijf Jongeneel een meldingsplicht op grond van het Activiteitenbesluit. Gezien de afstand van het bedrijf tot de bestaande en geprojecteerde woningen (65 meter) gelden er geen belemmeringen voor woningbouw. Het omgekeerde is evenmin het geval: het bedrijf wordt niet belemmerd door de nieuwe woningen.
Milieubeoordeling Luteijn Machines & Marine Engine's
Dit bedrijf ligt aan de overzijde van de Van Halewijnstraat / Van Gistellelaan. Tot 11 april 2008 rustten op de inrichting een revisievergunning van 25 mei 1996 en twee 8:19 Wm-meldingen. Met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit vallen de activiteiten van het bedrijf geheel onder dit besluit. De activiteiten van het bedrijf omvatten het plaatsen en repareren van scheepsmotoren, reparatie van scheepsbenodigdheden en reparatie aan pleziervaartuigen.
De nieuwe in het kader van het voorliggende bestemmingsplan Axel, Buitenweg 2de fase geprojecteerde geluidsgevoelige objecten (i.c. woningen) liggen niet op een kortere afstand dan de bestaande geluidsgevoelige objecten aan de Van Gistelleaan, waardoor het bedrijf al beperkt is in de bedrijfsvoering. De Raad van State heeft in 2011 echter geoordeeld dat niet op voorhand duidelijk is dat het bedrijf geen geluidoverlast zal veroorzaken voor de bewoners van de dichtst bij het bedrijf voorziene woningen. Daarom is destijds besloten om de bestemming 'Woondoeleinden' binnen de richtafstand van Luteijn Machines & Marine Engine's te vernietigen. De richtafstand van het bedrijf tot geluidsgevoelige objecten (i.c. woningen) is op basis van de staat van bedrijfsactiviteiten 100 meter. De nieuwe woningen in voorliggend bestemmingsplan worden buiten deze richtafstand geprojecteerd, op ruim 100 meter van het bouwvlak van het bedrijf. Hierdoor gelden er geen belemmeringen voor woningbouw. Het omgekeerde is ook het geval: het bedrijf wordt niet belemmerd door de nieuwe woningen.
4.10.3 Conclusie
Ter plaatse van de woningen is een goed woon- en leefklimaat, zorgt de ontwikkeling van de woningen ter plaatse niet voor belemmering van de ontwikkelmogelijkheden van omliggende bedrijven. Dit staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
4.11 Water
4.11.1 Beleidskader
Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. De waterparagraaf wordt voorgelegd aan het Waterschap Scheldestromen. De opmerkingen worden in deze paragraaf verwerkt.
Bij het Waterschap Scheldestromen wordt voor de watertoets een watertoetstabel gebruikt. In deze tabel (bijlage 7) zijn de hiervoor genoemde aspecten verwerkt. Deze tabel is ingevuld voor de beoogde ontwikkeling.
4.11.2 Toetsing
In het kader van het geldende bestemmingsplan Buitenweg is een watertoets uitgevoerd voor de ontwikkeling van de totale ontwikkeling van Buitenweg. De ontwikkeling van onderliggend plangebied is hier onderdeel van, hetzij met een iets andere stedenbouwkundige configuratie. Om de toename van het oppervlak verharding wordt een nieuwe singel gerealiseerd. Hemelwater wordt op deze singel afgevoerd. Hiervoor is 909 m² waterberging beschikbaar. Dit is ruim voldoende om aan de waterbergingsopgave van 191 m² te voldoen.
4.11.3 Conclusie
Het aspect water staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.12 Niet Gesprongen Explosieven
4.12.1 Toetsing
Gemeente Terneuzen hanteert voor de NGE-paragraaf het Historisch Vooronderzoek en NGE-Risicokaart van REASeuro, kenmerk RO180093 van 24 oktober 2018.
De locatie valt volgens deze kaart in een voor NGE aangemerkt risicogebied: tijdens de bevrijding hebben in september 1944 hevige grondgevechten en artilleriebeschietingen plaatsgevonden, namelijk bij het verdrijven van Duitse soldaten uit Axel in de opmars richting Terneuzen en Zaamslag door Poolse eenheden. Op basis daarvan is sprake van een NGE-risicolocatie door mogelijk achtergebleven klein kaliber munitie, hand- en geweergranaten, munitie voor granaatwerpers en geschutmunitie afkomstig van grondartillerie. Vooral in bebouwd gebied en in de omgeving van bebouwd gebied hebben door de Explosieven Opruimingsdienst (EOD) munitieruimingen plaatsgevonden. Voorts is door diverse grootse bodemsaneringswerkzaamheden ten behoeve van de realisatie van 'Plan Buitenweg' dusdanig grondverzet gepleegd, dat de trefkans van munitie klein(er) is geworden. Met betrekking tot het plangebied is niet langer sprake van een aanmerkelijk verhoogde kans op de aanwezigheid van NGE. Dit betekent dat niet langer sprake is van een risicolocatie voor NGE, waardoor een projectgeboden risicoanalyse redelijkerwijs niet (meer) wordt geëist.
4.12.2 Conclusie
Er is geen vervolgonderzoek naar niet-gesprongen explosieven noodzakelijk.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Wettelijk Kader
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de gemeentelijke standaardregels voor de bestemmingsplannen zijn van belang voor bestemmingsplannen.
5.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling
5.2.1 Verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Op de verbeelding wordt met bestemmingen en aanduidingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. Op de analoge verbeelding worden de bestemmingen door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'W' voor 'Wonen'. Met aanduidingen kan het gebruik nader worden gespecificeerd en het bouwen worden gereguleerd.
5.2.2 Regels
Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.
- In hoofdstuk 1 (Inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
- In hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3 (Algemene regels) bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing).
- Hoofdstuk 4 (Overgangs- en slotregels) ten slotte bevat het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Ook bij de opstelling van een bestemming (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Verder is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
Tot slot dienen de regels zoveel mogelijk aan te sluiten bij de regels van andere bestemmingsplannen binnen de gemeente Terneuzen.
5.2.3 Gehanteerde bestemmingen
Artikel 3 Groen
Binnen de bestemming groen kan de singel en omliggende groene inrichting worden gerealiseerd. Binnen deze bestemming zijn ook ondergeschikte voorzieningen als parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en voorzieningen van openbaar nut als afvalophaalvoorzieningen toegestaan.
Artikel 4 Verkeer
De wegen, straten, parkeervoorzieningen en fiets- en voetpaden in het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming is het mogelijk een gebouw voor nuts voorzieningen met een oppervlak van ten hoogste 15 m2 op te richten.
Artikel 5 Wonen
Op de voor Wonen aangewezen gronden mogen maximaal 42 grondgebonden woningen en bijbehorende voorzieningen worden gerealiseerd. Woningen mogen binnen de bouwvlakken gebouwd worden, de maximale goot- en bouwhoogte is door middel van een maatvoeringsaanduiding bepaald.
5.2.4 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Artikel 7 Algemene bouwregels
Dit artikel bevat één lid. Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is het strijdig gebruik vermeld.
Artikel 9Algemene aanduidingsregels
Doormiddel van de aan deze aanduiding gekoppelde bouwregels wordt de werking van de cultuurhistorische Clinkemolen beschermd.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 13. Vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.
Artikel 12 Overige regels
In dit artikel wordt verwezen naar de 'werking wettelijke regeling' waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het Staatsblad. Ook is in dit artikel een parkeerregeling opgenomen.
5.2.5 Overgangs- en slotregel
In artikel 13 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. Artikel 14 bevat de slotregel van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling daarvan is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.
In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of een omgevingsvergunning met afwijking. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:
- de bouw van één of meer woningen;
- de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² bvo of met één of meer woningen;
- de verbouwing van één of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bvo bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bvo.
Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.
Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is. Tussen de gemeente en initiatiefnemer is voor deze ontwikkeling een anterieure overeenkomst afgesloten waarin onder meer het kostenverhaal en eventuele planschade zijn geregeld. Een exploitatieplan is om deze reden niet noodzakelijk. Voor de aankoop, planontwikkeling en uitvoering zijn door de initiatiefnemer voldoende middelen gereserveerd.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Vooroverleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept-ontwerpbestemmingsplan op 21 oktober 2020 toegezonden aan de diverse overleginstanties.
Provincie Zeeland
In een brief d.d. 25 november 2020 heeft de provincie Zeeland meegedeeld dat in de toelichting van het bestemmingsplan niet is ingegaan op de huidige overcapaciteit van woningen in de gemeente Terneuzen en waarom dit plan aansluit bij de 'Kwalitatief gewenste woningbouwplannen' zoals deze zijn geformuleerd in hoofdstuk 5 van het Plan van aanpak zoals dat is vastgesteld. Naar aanleiding van deze reactie is paragraaf 3.1.2 van deze toelichting aangevuld.
6.2.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 18 februari 2021 tot en met 31 maart 2021 ter inzage gelegen voor de vaststellingsprocedure (terinzagelegging op grond van artikel 3.8, lid 1, Wet ruimtelijke ordening). Tijdens deze terinzagelegging zijn 2 schriftelijke zienswijzen kenbaar gemaakt. Een samenvatting en beantwoording van deze zienswijzen is ogpenomen in de Antwoordnota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen (bijlage 8). Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen zijn aanpassingen gedaan in :
- Paragraaf 3.1.2. Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
- Paragraaf 4.2 Verkeer en Parkeren
- Paragraaf 6.2.1 Vooroverleg
De zienswijzen leiden niet tot aanpassingen in het juridisch bindende deel (regels en plankaart) van het bestemmingsplan.
6.2.3 Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
Bijlage 1 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r-beoordeling
Bijlage 1 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r-beoordeling
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek
Bijlage 3 Actualiserend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Actualiserend bodemonderzoek
Bijlage 4 Bodemonderzoek Asbest
Bijlage 4 Bodemonderzoek asbest
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Memo Stikstofberekening
Bijlage 6 Memo stikstofberekening
Bijlage 7 Watertoets
Bijlage 8 Antwoordnota Zienswijzen En Ambtshalve Aanpassingen
Bijlage 8 Antwoordnota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen