Camperplaatsen Terneuzen
Bestemmingsplan - Gemeente Terneuzen
Vastgesteld op 01-10-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
Het bestemmingsplan 'Camperplaatsen Terneuzen' met het identificatienummer NL.IMRO.0715.BPCPT01-VG01 van de gemeente Terneuzen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afwijking:
een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo, zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan;
1.6 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.7 archeologisch deskundige:
de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van archeologie;
1.8 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door een gecertificeerde dienst, bedrijf of instelling zoals bedoeld in de Erfgoedwet 2016 en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA) dan wel, na vaststelling ervan door de Minister van OCW, de normen zoals opgesteld door het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD);
1.9 archeologisch rapport:
een rapport van een archeologisch onderzoeksbureau of een goed onderbouwd advies van een deskundige op het gebied van archeologie;
1.10 archeologische waarde:
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context. Zowel grote complexen / structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.12 bebouwingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven lijn, die niet door gebouwen mag worden overschreden, tenzij in deze regels anders is bepaald;
1.13 bestaand:
ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bevoegd gezag:
het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning, zoals bedoeld in de Wabo;
1.17 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 camper:
een motorvoertuig dat is uitgerust om in te overnachten en recreëren;
1.25 camperlocatie:
een aangewezen terrein met camperplaatsen met eventueel daarbij behorende faciliteiten zoals oplaadpunten voor stroom, watertappunten en vuilwaterstortstations;
1.26 camperplaats:
een speciaal voor campers ingerichte en met officiële borden aangeduide plaats voor het parkeren van een camper om ter plaatse te overnachten en te recreëren;
1.27 cultureel erfgoed:
uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;
1.28 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid;
1.29 dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;
1.30 dagrecreatieve voorziening
speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie;
1.31 extensieve dagrecreatie:
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, roeien, zwemmen en natuurobservatie;
1.32 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 geluidsgevoelige objecten:
woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en de artikelen 1.1 en 1.2 van het Besluit geluidhinder;
1.34 horeca:
een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
- a. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken;
- b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
- c. het verstrekken van nachtverblijf;
1.35 KNA:
Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (zie www.skib.nl);
1.36 maaiveld:
de bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het "aangrenzende maaiveld" wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw;
1.37 monumentencommissie:
een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake monumenten en cultuurhistorische panden;
1.38 nutsvoorziening
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, abri's, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.39 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.40 opgraven/opgraving:
de ontsluiting van een vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen;
1.41 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en voorzien van maximaal twee wanden;
1.42 verstoring:
aantasting van een gebied met archeologische waarden. Dit verschijnsel kan zich voordoen: door erosie, afgraving of egalisatie, door (diepe) bewerking van de bovengrond, door zetting als gevolg van ophoging, door verdroging en verzuring;
1.43 vrijstellingsdiepte:
De in de bijlage op de voorschriftenkaart, de voor dat gebied, aangegeven vrijstellingsdiepte;
1.44 vrijstellingsoppervlakte:
de in de bijlage op de voorschriftenkaart, de voor dat gebied, aangegeven vrijstellingsoppervlakte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstanden:
van gebouwen onderling alsmede afstanden van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de bouwperceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de breedte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;
2.8 de diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel;
2.9 het bebouwde oppervlak:
optellen van de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar, tenzij in deze regels anders is bepaald.
2.10 ondergeschikte bouwdelen
Bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overtekende daken buiten worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen': tevens voor een camperlocatie;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': tevens een voorziening voor watergerelateerd verenigingsleven;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifiek gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal camperplaatsen' zijn maximaal het aangeduide aantal camperplaatsen toegestaan;
- b. ten behoeve van de leden van de verenigingen is bijbehorende horeca toegestaan voor zover dit ondergeschikt is aan en in relatie is met de ter plaatse toegestane recreatieve activiteiten;
- c. het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen is niet toegestaan'
- d. Buiten-opslag is alleen toegestaan tussen de verenigingsgebouwen.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en parkeervoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen': tevens voor camperplaatsen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal camperplaatsen' zijn maximaal het aangeduide aantal camperplaatsen toegestaan.
Artikel 5 Water - Waterstaat
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Waterstaat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de waterkering en de waterbeheersing door dijken, kaden en waterlopen;
- b. andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de waterbeheersing;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen', tevens voor camperplaatsen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen en straten;
- e. verblijfsgebieden (pleinen, voetgangersgebieden);
- f. parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal camperplaatsen' zijn maximaal het aangeduide aantal camperplaatsen toegestaan.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde Archeologie - 2', als bedoeld in artikel 6.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 Geluidzone - industrie
Binnen de met de aanduiding ‘geluidzone - industrie’ aangewezen gronden is het oprichten van nieuwe geluidsgevoelige objecten, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 in dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein ter plaatse van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of vastgestelde hogere grenswaarde.
8.2 Geluidzone - industrie 1
- a. de met de aanduiding 'geluidzone - industrie 1' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein ‘Terneuzen-West / Logistiek Park’ op geluidsgevoelige objecten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 1' is het, met uitzondering van herbouw van een bestaande geluidsgevoelige functie, verboden om gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidsgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Gebruik van gronden
Het is verboden gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, verleende ontheffingen, verleende omgevingsvergunning of vastgestelde wijzigingen en de overige regels.
10.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
- a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- b. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen.
- c. als opslagplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen.
- d. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen' tevens:
- e. het gebruik van kampeermiddelen, met uitzondering van campers;
- f. het gebruik van campers anders dan voor recreatief verblijf;
- g. het gebruik van campers voor permanente bewoning;
- h. het gebruik van campers voor de huisvesting van seizoenarbeiders dan wel elders werkzaam zijnde arbeiders.
10.3 Verder strijdig gebruik
Voorts wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan:
- a. gronden of gebouwen te (laten) gebruiken als seksinrichting of daarmee vergelijkbare gebruiksvormen;
- b. gronden of gebouwen te (laten) gebruiken ten behoeve van de opslag van consumentenvuurwerk (voor zover dit de vergunningplichtige hoeveelheid tussen de 1.000 kg en de 10.000 kg betreft).
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Parkeerregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- b. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- c. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- d. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- e. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan 'Camperplaatsen Terneuzen'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel Van Het Bestemmingsplan
De gemeenteraad heeft op 28 maart 2019 de 'Beleidsnotitie camperplaatsen in de gemeente Terneuzen' vastgesteld. De laatste jaren is er namelijk sprake van een toenemend aantal camperaars en is een groeiende behoefte ontstaan om met de camper te kamperen buiten de aangewezen kampeerterreinen. In deze beleidsnotitie zijn 5 locaties voor campers (parkeren en overnachten met een maximale verblijfsduur van 72 uur) aangewezen in het openbaar gebied.
Voor de 5 locaties gelden verschillende bestemmingsplannen. Op basis van deze bestemmingsplannen zijn de beoogde camperplaatsen niet zonder meer toegestaan. Ten behoeve van het mogelijk maken van de camperplaatsen en ten behoeve van één consistente regeling wordt één bestemmingsplan opgesteld voor alle camperplaatsen in Terneuzen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt verspreid in de gemeente Terneuzen en betreft 5 losse locaties, namelijk:
- 1. Axel, Kinderdijk;
- 2. Sas van Gent, Oostkade;
- 3. Terneuzen, Otheense Kreek;
- 4. Terneuzen, Scheldeboulevard;
- 5. Westdorpe, Bernhardstraat.
Deze locaties zijn aangegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Basisviewer.Rho)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
De geldende bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied betreffen:
- 1. Axel, Kinderdijk: beheersverordening 'Axel – Zuid', vastgesteld 2013-05-30, bestemming 'Verkeer'.
- 2. Sas van Gent, Oostkade: bestemmingsplan 'Sas van Gent, vastgesteld 2012-05-24, bestemming 'Groen'. Tevens ligt hier de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie – camperplaatsen' met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal camperplaatsen, 2'.
- 3. Terneuzen, Otheense Kreek: bestemmingsplan 'Recreatiegebied Otheense Kreek West', vastgesteld 2012-04-12, bestemming 'Recreatie'.
- 4. Terneuzen, Scheldeboulevard: bestemmingsplan 'Terneuzen Centrum', vastgesteld 2013-06-25, bestemming 'Water - Waterstaat'.
- 5. Westdorpe, Bernhardstraat: bestemmingsplan 'Westdorpe', vastgesteld 2008-11-13, bestemming 'Verkeersdoeleinden'.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplannen (bron: ruimtelijkeplannen)
Het gebruik van de gronden als overnachtingsplaats met campers is, op de 2 plaatsen aan de Oostkade in Sas van Gent na, planologisch niet toegestaan. Daarnaast zijn op basis van de geldende bestemmingen eventuele voorzieningen ten behoeve van de camperplaatsen zoals een watertappunt niet toegestaan.
Naast de hiervoor benoemde bestemmingen gelden op de meeste locaties tevens dubbelbestemmingen ten behoeve van archeologie, gebiedsaanduidingen in verband met geluidszones etc. Om dit bestemmingsplan als doel heeft de camperplaatsen als aanvullende gebruiksmogelijkheid toe te staan, is de huidige planologische regelgeving per locatie het uitgangspunt geweest voor de nieuwe bestemmingslegging. Alleen voor de locatie aan de Oostkade in Sas van Gent is besloten de huidige bestemming 'Groen' om te zetten naar een bestemming 'Recreatie'.
1.4 Leeswijzer
De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt.
- In hoofdstuk 2 worden de huidige en beoogde situatie beschreven.
- Hoofdstuk 3 gaat in op het beleidskader en daarmee op de planologische inpasbaarheid van de ontwikkeling.
- Hoofdstuk 4 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de ruimtelijke en milieuaspecten.
- In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingsregeling (verbeelding en regels).
- In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het project.
Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie
2.1 Beschrijving Huidige Situatie
Figuur 2.1 Luchtfoto's plangebied
In de gemeente Terneuzen zijn momenteel 4 camperlocaties in 4 verschillende kernen aanwezig: in Axel, Sas van Gent, Terneuzen en Westdorpe. De locatie Scheldeboulevard in Terneuzen is momenteel niet in gebruik als camperlocatie.
Een camperlocatie kan verschillend zijn ingericht. Zo heeft de ene camperlocatie geen voorzieningen en zijn andere voorzien van een of meerdere faciliteiten, zoals oplaadpunten voor stroom, watertappunten, vuilwaterstortstations, etc. De camperlocaties en de camperplaatsen zelf zijn aangegeven met verkeersborden.
Locatie 1: Axel, Kinderdijk
De eerste locatie ligt aan de Kinderdijk ten zuiden van Axel. Hier ligt een kleine parkeerplaats (bekend als Parkeerplaats Watertoren) tussen de Kinderdijk en het water van de Kleine Kreek. De locatie is gelegen in een groene omgeving. Iets ten zuiden van de locatie staan nog enkele woningen en de Watertoren van Axel. Op de parkeerplaats zijn 2 camperplaatsen aanwezig. Meer voorzieningen dan een prullenbak zijn hier niet aanwezig.
Figuur 2.2 Streetview locatie 1, parkeerterrein Watertoren (bron: google.streetview.com)
Locatie 2: Sas van Gent, Oostkade
Locatie 2 is gelegen aan de rand van de bebouwde kom van Sas van Gent. Dit terrein is gelegen aan de Oostkade. De locatie ligt ingeklemd tussen de plezierhavens en het kanaal van Terneuzen naar Gent. Het perceel is op dit moment al ingericht als groenvoorziening en camperplek voor maximaal 2 campers. Aan de rand van dit terrein staat een sanitairvoorziening van de watersportvereniging. Voorzieningen als winkels, restaurants en een zwembad zijn in de nabijheid.
Figuur 2.3 Streetview locatie 2 (bron: google.streetview.com)
Locatie 3: Terneuzen, Otheense Kreek
De bestaande camperlocatie in Terneuzen ligt ten oosten van de bebouwde kom aan de Roosenveltlaan. De locatie ligt direct aan de Otheense Kreek en wordt omgeven door natuur, groen en water. Op deze camperlocatie zijn momenteel 4 camperplaatsen aanwezig. Daarnaast is hier ruimte voor personenauto's. Bij de parkeerplaats is een aanlegkade, staan prullenbakken en liggen wandelroutes langs de kreek.
Figuur 2.4 Streetview locatie 3, parkeerplaats Otheense Kreek (bron: google.streetview.com)
Locatie 4: Terneuzen, Scheldeboulevard
De vierde locatie is gelegen aan Scheldeboulevard nabij de Oude Haven in Terneuzen. Deze locatie wordt voornamelijk gebruikt voor het parkeren van personenauto's. Hier zijn geen camperplaatsen aanwezig en deze ruimte wordt ook niet als zodanig gebruikt. Het is een ruime locatie gelegen aan de dijk op loopafstand van het centrum van Terneuzen.
Figuur 2.5 Streetview locatie 4, Scheldeboulevard (bron: google.streetview.com)
Locatie 5: Westdorpe, Bernhardstraat
Locatie 5 is gelegen aan de zuidzijde van Westdorpe tegen de bebouwde kom aan. De parkeerplaats ligt op de hoek van de Bernhardstraat en Singel, nabij de splitsing met de Eteringen. Op deze locatie zijn 2 camperplaatsen aanwezig. De locatie wordt omgeven met groen en aan de zuidzijde ligt het water Molenkreek.
Figuur 2.6 Streetview locatie 5, parkeerplaats Bernhardstraat (bron: google.streetview.com)
2.2 Toekomstige Situatie
De afgelopen jaren is gebleken dat de camperlocaties in de gemeente Terneuzen erg populair zijn. Op de verschillende locaties is gekeken of het mogelijk is om het aantal camperplaatsen te verruimen. De nieuwe aantallen zijn als volgt:
- 1. Axel, parkeerterrein de Watertoren, 2 camperplaatsen, (aantal blijft gelijk);
- 2. Sas van Gent, Kanaaleiland, Oostkade, 25 camperplaatsen (+23 plaatsen);
- 3. Terneuzen, Noordelijke jachthaven Otheense Kreek, Rooseveltlaan: 6 camperplaatsen (+2 plaatsen);
- 4. Terneuzen, Oude Veerhaven, Scheldeboulevard, 5 camperplaatsen (nieuwe camperlocatie);
- 5. Westdorpe, Bernhardsstraat, 4 camperplaatsen (+2 plaatsen).
In totaal worden met dit bestemmingsplan 42 camperplaatsen verdeeld over 5 locaties mogelijk gemaakt. Naast de 10 bestaande camperplaatsen worden 32 nieuwe camperplaatsen gerealiseerd.
Locatie 2: Sas van Gent
Op de bestaande camperlocatie in Sas van Gent staan vaak meer dan, op basis van het bestemmingsplan toegestane aantal van, 2 campers. Gezien de situering en de ligging is deze locatie erg in trek bij camperaars. De locatie wordt uitgebreid naar 25 plaatsen met enkele voorzieningen zoals elektriciteitspunten, afvalvoorzieningen en een vuilwaterloospunt.
Figuur 2.7 Globale inrichting locatie Sas van Gent
Locatie 4: Terneuzen
In Terneuzen ligt de wens voor een 2e camperlocatie. De Scheldeboulevard is een geschikte locatie voor deze functie. Omdat de locatie nabij de Oude Veerhaven de komende jaren nog volop in ontwikkeling is, wordt onderzocht waar op de naastgelegen parkeerplaats de vijf camperplaatsen het beste gerealiseerd kunnen worden.
De gemeente is beheerder van de camperlocaties in Axel, Terneuzen en Westdorpe. Zo zal er zorg worden gedragen voor bijvoorbeeld het maaien van het gras en het legen van de afvalvoorzieningen. Voor de camperlocatie Sas van Gent is een beheerder verantwoordelijk voor het zorg dragen voor bijvoorbeeld het maaien van het gras en het legen van de afvalvoorzieningen. Ook zal de beheerder zorg dragen voor het vuilwaterloospunt.
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De drie rijksdoelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
Toetsing
Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van de voorgenomen camperplaatsen geen nationale belangen uit de SVIR in het geding zijn. Voor de sectorale afwegingen waarvoor aandacht wordt gevraagd, wordt verwezen naar hoofdstuk 4.
Conclusie
De SVIR staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk heeft met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vastgelegd. Het gaat om regels voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de kust, grote rivieren en militaire terreinen.
Toetsing
Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen camperplaatsen geen nationale belangen uit het Barro in het geding zijn.
Conclusie
Het Barro staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De ladder is per 1 juli 2017 aangepast waarmee de ladderbenadering is losgelaten. Wel dient nog te worden aangetoond dat er behoefte is aan de betreffende ontwikkeling en, indien de ontwikkeling plaatsvindt buiten bestaande stedelijke gebied, waarom de betreffende locatie het meest geschikt is.
Toetsing
Deze ontwikkeling maakt de realisatie van camperplaatsen voor tijdelijk verblijf mogelijk. Uit jurisprudentie blijkt dat tenten en stacaravans (en daarmee verplaatsbare recreatieobjecten) niet gezien worden als gebouwde voorziening en nieuwe stedelijke ontwikkeling. De voorziene camperplaatsen worden (mede gezien het tijdelijk gebruik) om deze reden ook niet gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder is niet noodzakelijk. De ontwikkeling voldoet echter wel aan de uitgangspunten van de ladder.
Dit bestemmingsplan is een direct gevolg van nieuw beleid, zie paragraaf 3.3.2, dat is opgesteld na marktonderzoek naar de behoefte aan camperplaatsen, zie bijlage 1. Om in de behoefte te voorzien is er in de gemeente Terneuzen ruimte om camperplaatsen toe te voegen. De ontwikkeling van 42 camperplaatsen op 5 locaties sluit dan ook aan bij de gemeentelijke en regionale behoefte. De locaties zijn allen reeds in gebruik als camper-/ dan wel parkeerplaats en bovendien passend ontsloten.
Conclusie
De ladder voor duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018
In het Omgevingsplan geeft de provincie de ruimtelijke visie op Zeeland weer en geeft aan waar de komende jaren door de provincie op wordt ingezet: ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap.
Toetsing
Het plangebied ligt voor het grootste deel binnen bestaand bebouwd gebied waar de gemeente grote beleidsvrijheid heeft bij de regie van ruimtelijke ontwikkelingen. In het Omgevingsplan zijn geen specifieke voorwaarden opgenomen voor kleinschalige ontwikkelingen zoals standplaatsen voor campers. De camperplaatsen worden met name gerealiseerd voor recreanten van buiten de gemeente. Deze recreanten dragen bij aan het behoud van het voorzieningenniveau. De behoefte aan de ontwikkeling is nader beschreven in paragraaf 3.1.3.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met het Omgevingsplan 2018.
3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening 2018
Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening 2018 (en wijzigingen). Voor woningbouw zijn in de omgevingsverordening alleen regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied. Een beperkt aantal regels heeft vooral betrekking op stedelijke functies. De regels zijn van belang voor het opstellen van een bestemmingsplan en voor een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan.
Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.
Toetsing
Een deel van de locaties zijn gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied. De locaties die op de rand van het stedelijk gebied en het buitengebied zijn gelegen, zijn reeds in gebruik als camperlocatie dan wel parkeerplaats. De ontwikkeling kan gezien worden als een beperkte wijziging van een bestaande situatie. Daarnaast geldt dat de behoefte is aangetoond in paragraaf 3.1.3. Vanuit de Omgevingsverordening gelden dan ook geen beperkingen ten aanzien van nieuwe camperplaatsen in de gemeente Terneuzen.
Conclusie
De Provinciale Omgevingsverordening 2018 staat de ontwikkeling niet in de weg.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Terneuzen 2025
Op 16 december 2010 is de Structuurvisie gemeente Terneuzen 2025 vastgesteld. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van een gebied waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. Voor het gemeentebestuur is de structuurvisie een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet daartoe van uitvoeringsinstrumenten, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, het beschikbaar stellen van financiële middelen en het sluiten van (bestuurs)overeenkomsten. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop het gemeentebestuur zich voorstelt de voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. De visiekaart kan gezien worden als een doorvertaling vanuit het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld naar een te verwachten toekomstbeeld anno 2025, rekening houdend met de ontwikkelingen in de economie en in de leefomgevingskwaliteit (wonen, maatschappelijke voorzieningen, recreatie, natuur en water). Deze visiekaart is geënt op het gehele grondgebied van Terneuzen en doet derhalve geen concrete uitspraken over kleinschalige ontwikkelingen in kernen en in het buitengebied. Structuren, routes en zoneringen vormen de ingrediënten waarmee de visiekaart is opgebouwd.
Figuur 3.1 Structuurvisie Terneuzen
Toetsing
De locaties in Axel en Sas van Gent liggen bij een te versterken pleisterplaats. De nieuwe locatie in Terneuzen ligt nabij het regionale centrum. Daarnaast bevinden alle locaties zich op de rand van bestaand bebouwd gebied en is het recreatief hoofdroutenetwerk nabij. Kleinschalige ontwikkelingen zijn binnen de grenzen van bestaande bebouwd gebied en in het buitengebied toegestaan. De realisatie van camperplaatsen op of nabij bestaande parkeervoorzieningen betreft een kleinschalige ontwikkeling. De camperlocaties dragen daarnaast bij aan het versterken van de functies aan het recreatief hoofdroutenetwerk.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de structuurvisie.
3.3.2 Beleidsnotitie Camperplaatsen
Op 28 maart 2019 is de 'Beleidsnotitie camperplaatsen in de gemeente Terneuzen' door de gemeenteraad vastgesteld. Deze notitie is opgesteld omdat het aantal camperaars de laatste jaren fors is toegenomen. Hierdoor is er een groeiende behoefte om met de camper te kamperen, ook buiten reguliere kampeerterreinen. De zich ontwikkelende campermarkt vraagt om actualisering van het camperbeleid in de gemeente Terneuzen.
Uit deze beleidsnotitie, zie bijlage 2, blijkt dat binnen de gemeente Terneuzen een grotere behoefte aan tijdelijke camperplaatsen bestaat dan dat er camperplaatsen aanwezig zijn. In de notitie worden dan ook nieuwe camperplaatsen bij de bestaande camperlocaties voorgesteld en wordt gezocht naar de haalbaarheid van een tweede camperlocatie aan de boulevard in Terneuzen.
Toetsing
Dit bestemmingsplan is een direct gevolg van de Beleidsnotitie Camperplaatsen. De camperlocaties en aantallen camperplaatsen dit met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn dan ook in overeenstemming met de locaties en plaatsen uit deze beleidsnotitie. Deze camperplaatsen zijn bovendien uitsluitend bedoeld voor tijdelijk verblijf met een maximum duur van 72 uur.
Conclusie
Dit bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van de Beleidsnotitie Camperplaatsen.
3.3.3 Omgevingsvisie 'In je sas in Sas'
Op 13 december 2018 is de Omgevingsvisie voor Sas van Gent vastgesteld. De visie biedt houvast voor en geeft richting aan nieuwe initiatieven en lokaal maatwerk in voorbereiding op de komst van de Omgevingswet.
Toetsing
In de visie is benoemd dat het Kanaaleiland voor Sas van Gent de belangrijkste plek voor recreatie vormt. Naast allerlei andere voorzieningen bevindt zich aan de zuidkant de huidige camperlocatie. In de visie is benoemd dat de camperplaatsen aan de tijd aangepast worden om ervoor te zorgen dat Sas van Gent ook in de toekomst voldoende voorzieningen heeft die bijdragen aan de beleving van de kern. Ook wordt de camperlocatie voorzien van de benodigde voorzieningen.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling in Sas van Gent past binnen de uitgangspunten van de Omgevingsvisie.
Hoofdstuk 4 Sectorale Toetsen
4.1 M.e.r.-beoordeling
Toetsingskader
Per 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Deze wijziging geldt voor alle aanvragen na 16 mei 2017, omdat er een directe werking van het Europese recht geldt. Een milieueffectrapportage (MER), en de bijbehorende procedure (m.e.r.), is een hulpmiddel om de belangen van het milieu volwaardig te betrekken bij de besluitvormíng omtrent en projecten. Het gaat hierbij wel enkel om plannen en projecten die kunnen leiden tot initiatieven waarmee het milieu mogelijk nadelig kan worden beïnvloed. Als uitgangspunt geldt voor plannen, waaronder partiële herzieningen, onderstaande criteria om te beoordelen of een MER noodzakelijk is:
- Plannen die kaderstellend zijn voor toekomstige m.e.r.- (beoordelings)plichtige besluiten;
- Plannen waarvoor een passende beoordeling nodig is in verband met een mogelijk significant negatief effect op Natura 2000-gebieden.
Een plan is kaderstellend voor een toekomstig m.e.r.- (beoordelings)plichtig besluit indien er sprake is van een overschrijding van de grenswaarden uit de C- of D-lijst van het Besluit m.e.r. Onder de grenzen uit de C- en D-lijst van het Besluit m.e.r. geldt nog wel de plicht om een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' uitvoeren. Dit houdt in dat er bekeken moet worden of bij het initiatief sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden of milieueffecten er toch een MER moet worden opgesteld. In artikel 7.16, tweede tot en met vierde lid van de Wet milieubeheer, staat welke informatie over de voorgenomen activiteit in de mededeling van de initiatiefnemer moet zijn opgenomen. Bij het opstellen van deze informatie moet ook rekening worden gehouden met de relevante criteria van bijlage III bij de Europese mer-richtlijn.
Onderzoek en conclusie
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van de camperlocaties en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Er hoeft geen m.e.r.-beoordeling plaats te vinden.
4.2 Verkeersaspecten
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
4.2.1 Verkeersontsluiting
- 1. Axel: het parkeerterrein de Watertoren wordt ontsloten op de Kinderdijk, een gebiedsontsluitingsweg wat behoort tot de bebouwde kom. Hier geldt een maximum snelheid van 50 km/u. In noordelijke richting wordt de kern Axel bereikt, in zuidelijke richting wordt ontsloten op de N258.
- 2. Sas van Gent: de camperplaatsen aan het Kanaaleiland zijn bereikbaar via de Oostkade en Prinsenkade. Beide zijn relatief smalle erftoegangswegen die doodlopen op het terrein van de camperplaatsen. In noordelijke richting worden beide wegen via de Oostdam ontsloten op de N252 (Westkade), wat een gebiedsontsluitende functie heeft met een maximum snelheid van 50 km/u.
- 3. Terneuzen: de Otheense Kreek wordt ontsloten op de Rooseveltlaan, een gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 50 km/u. Van hieruit wordt ontsloten naar de overige delen van Terneuzen en kan worden ontsloten op het hoger gelegen wegennet.
- 4. Terneuzen: de nieuwe locatie Oude Veerhaven wordt ontsloten op de Scheldeboulevard, een gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 50 km/u. In westelijke richting kan via de N252 de N62 worden bereikt. In oostelijke richting worden de overige delen van Terneuzen bereikt.
- 5. Westdorpe: de camperplaatsen worden ontsloten op de Bernhardstraat, een erftoegangsweg met een maximum snelheid van 30 km/u. De Bernhardstraat heeft voor de kern een belangrijke ontsluitende functie, het ontsluit namelijk het verkeer in westelijke richting met de N683. Ter hoogte van de camperplaatsen gaat het traditionele straatbeeld met klinkers in de richting van de N683 ook over in een geasfalteerde rijbaan met aan weerszijden fietssuggestiestroken.
De ontsluiting is voor alle locaties goed. Locatie 2 in Sas van Gent is daarbij bereikbaar vanaf twee smalle erftoegangswegen. Doordat er verder weinig verkeer gebruik van maakt en de locatie vanuit meer dan één weg te bereiken is, zal dit niet tot verkeersonveilige situaties leiden.
4.2.2 Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De ontwikkeling van nieuwe / extra camperplaatsen leidt naar verwachting tot extra verkeersbewegingen. Bij de locaties waar het gaat om het toevoegen van niet meer dan enkele camperplaatsen, zal dit ongemerkt opgaan in het heersende verkeersbeeld. Met name omdat anders op die locaties personenauto's parkeren. De locatie in Sas van Gent (2. Kanaaleiland) maakt daarentegen 23 nieuwe standplaatsen mogelijk en de locatie aan de Scheldeboulevard in Terneuzen (4. Oude Veerhaven) is nieuw, met een ruimte voor 5 standplaatsen. Voor deze 2 locaties is de verkeersgeneratie en -afwikkeling nader onderbouwd.
Met kencijfers van het CROW is doorgaans een inschatting te maken van de verkeersgeneratie van nieuwe functies. Een camperplaats maakt geen onderdeel uit van de opgenomen functies in het CROW. Wel is een camping (kampeerterrein) en een bungalowpark (huisjescomplex) opgenomen. Voor een camping gaat het om 0,4 motorvoertuigbewegingen per etmaal (mvt/etmaal) en voor een bungalowpark 2,7 mvt/etmaal. Verwacht wordt dat een camperplaats tussen deze kencijfers in zit, omdat het jaarrond meer zal worden gebruikt dan een camping, maar minder dan een bungalowpark. Worst-case is uitgegaan van het kencijfer van een bungalowpark. Dit betekent voor locatie 2 in Sas van Gent een extra verkeersgeneratie van 62 mvt/etmaal en voor locatie 4 in Terneuzen een verkeersgeneratie van 14 mvt/etmaal.
Een toename van 62 mvt/etmaal leidt verdeeld over de dag niet direct tot problemen. Zoals beschreven zijn de Oostkade en de Prinsenkade smalle erftoegangswegen. Met name de Oostkade is aan het zuiden van de bestaande bebouwing, waar het terrein op aansluit, erg smal. Dit leidt echter alleen naar enkele woningen, een 12-tal parkeerplaatsen en het terrein voor de campers. De aanwezigheid van deze functies leiden daarom tot een dusdanig beperkt aantal verkeersbewegingen, wat niet zal leiden tot een onevenredig aantal conflictpunten wat de verkeersveiligheid in gedrang kan brengen. Bij kruisend verkeer zal dit elkaar de ruimte moeten geven, bovendien is er met de Prinsenkade aan de oostzijde van de camperplaatsen een tweede mogelijkheid om het terrein te bereiken en te verlaten.
In Terneuzen is aan de Scheldeboulevard een nieuwe locatie aangewezen voor camperplaatsen. De Scheldeboulevard heeft als gebiedsontsluitingsweg een relatief grote capaciteit. Net als de overige bestemmingen bij de jachthaven zullen de campers hier goed op worden ontsloten. De verkeersgeneratie van 14 mvt/etmaal zal hier snel opgaan in het heersende verkeersbeeld.
4.2.3 Parkeerbehoefte
De camperplaatsen bieden extra capaciteit voor het opvangen van recreanten met campers in de gemeente Terneuzen. Als onderdeel van het aspect parkeren verbetert de parkeersituatie daarmee voor camperaars.
4.2.4 Conclusie
De 5 locaties voor extra camperplaatsen worden goed ontsloten op de openbare wegen. De extra verkeersgeneratie is beperkt en zal niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling of leiden tot onveilige verkeerssituaties. Het aspect parkeren maakt met de realisatie van de extra camperplaatsen onderdeel uit van de ontwikkeling en leidt daarmee tot een verbetering. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkelingen niet in de weg.
4.3 Water
Toetsingskader
Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen en het beheergebied van Rijkswaterstaat.
Onderzoek
Bij het Waterschap Scheldestromen wordt gebruik gemaakt van een aanmeldformulier watertoets. Het ingevulde formulier is opgenomen in bijlage 3. Uit de watertoets komt naar voren dat de ontwikkeling geen negatieve effecten heeft op de waterhuishouding ter plaatse. Extra verharding wordt planologisch niet mogelijk gemaakt, parkeren vindt plaats op de huidige parkeerterreinen. Compensatie is daarmee niet aan de orde. Op en rond de locaties is bovendien voldoende ruimte voor de opvang en infiltratie van hemelwater.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.
4.4 Bodem
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe functies dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
Een camperplaats kan gezien worden als milieugevoelige functie, gezien het feit dat camperaars ook grotendeels buiten leven. Daarmee is sprake van een zekere recreatieve aard. Echter, gronden bestemd ten behoeve van recreatieve camper(parkeer)plaatsen worden redelijkerwijs primair niet gezien als milieugevoelig als deze zijn/worden voorzien van verharding. Alle locaties zijn reeds (deels) in gebruik als verhard parkeerterrein, met uitzondering van de locatie in Sas van Gent. Bodemingrepen en werkzaamheden in de grond zijn dan ook beperkt. Daarnaast is geen sprake van het oprichten of anderszins realiseren van gebouwen of bouwwerken. Een verkennend bodemonderzoek is niet noodzakelijk, mits een historische toets leidt tot een onverdachte locatie. Daaruit volgt alleen m.b.t. de camperlocatie in Sas van Gent enig voorbehoud, omdat deze locatie ook in het verleden is gebruikt en bestaande bodemonderzoeken gedateerd zijn; deze locatie is (vooralsnog) onverhard en uit milieu-hygiënisch bodemonderzoek moet eerst blijken dat de kwaliteit voldoet voor de beoogde (recreatieve) functie.
Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing.
Conclusie
Het aspect bodem staat dit plan voor de locaties in Terneuzen (2x), Axel en Westdorpe niet in de weg. Voor de locatie in Sas van Gent is eerst bodemonderzoek nodig.
4.5 Cultuurhistorie En Archeologie
4.5.1 Cultuurhistorie
Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met cultuurhistorie. Hierin is opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Voor de beoordeling van het aspect cultuurhistorie is de cultuurhistorische waardenkaart, als onderdeel van de Structuurvisie 2025 van de gemeente Terneuzen beschikbaar.
Onderzoek
De cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Terneuzen bestaat uit drie kaartbladen: 'behoud', 'behoud door ontwikkeling' en 'vernieuwing mogelijk'. Hierna wordt per kaartblad uitgelegd welke strategie voor de locatie geldt.
- Behoud: De locatie in Sas van Gent (2.) en de nieuwe locatie in Terneuzen (4.) liggen net buiten het stedelijk vestingwerk. De locaties 1 en 2 liggen buiten de zone van een monument of historische locatie. De strategie voor het plangebied is niet gericht op beschermen of behouden.
- Behoud door ontwikkeling: Het plangebied zelf is geen onderdeel van een cultuurhistorische structuur.
- Vernieuwing mogelijk: De locaties 1, 3 en 5 zijn niet gelegen binnen een strategie waar verniewing mogelijk is. De locatie in Sas van Gent (2.) is gelegen aan de rand van de strategie transformatie. De locatie aan de Scheldeboulevrard (4.) ligt binnen de strategie gericht op ontwikkelen.
Op grond van de Cultuurhistorische waardenkaart zijn in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Met het planvoornemen wordt geen bebouwing mogelijk gemaakt. Op grond van dezelfde waardenkaart valt de locatie niet binnen één van de strategieën van de structuurvisie om cultuurhistorische waarden te behouden of te versterken. Wel ligt een deel van het plangebied aan de rand van een gebied waar transformatie en ontwikkeling mogelijk zijn. De beoogde ontwikkeling sluit daar nadrukkelijk op aan.
Uit de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zeeland blijkt dat de locatie in Sas van Gent is gelegen in een gebied dat is aangemerkt als MIP-bijzonder. Dit gebied wordt gekenmerkt door bedrijfsbebouwing aan het kanaal, zoals glasfabriek, suikerfabriek, inclusief kades. Het beeld van kanaal-kadengebied wordt hier nog geheel beheerst door grote industrie complexen. Op de locatie zelf is echter geen bebouwing meer aanwezig. Met het planvoornemen wordt geen bebouwing gerealiseerd die het zicht op de kade belemmert. Op de overige locaties zijn op de cultuurhistorische waardenkaart geen structuren of objecten aanwezig in de omgeving van het plangebied.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.5.2 Archeologie
Toetsingskader
Het cultureel erfgoed van Nederland wordt beschermt met de Erfgoedwet. Om te voorkomen dat de archeologische informatie ongezien verloren gaat, is het noodzakelijk dat gemeenten in het ruimtelijk beleid waarborgen voor de omgang met dit bodemarchief. Dit is een uitvloeisel van het Verdrag van Malta dan in 1992 door Nederland werd ondertekend.
Toetsingskaders voor het aspect archeologie zijn de geldende bestemmingsplannen, de gemeentelijke Erfgoedverordening Terneuzen, de Beleidsnota De onderste steen boven (2011) en de Vrijstellingenkaart gemeente Terneuzen.
Gemeentelijk archeologiebeleid
Op 27 januari 2011 is door de gemeenteraad van Terneuzen het interimbeleid archeologie vastgesteld. De insteek van dit beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke plannen. In een cyclus van 10 jaar zullen alle ruimtelijke plannen aangepast worden, waarbij archeologie in de plannen zal worden ingebracht of geactualiseerd aan de hand van het dan geldende beleid. Zolang de bescherming van archeologische waarde niet is geregeld in een ruimtelijk plan (bestemmingsplan of beheersverordening) fungeert als vangnet de Erfgoedverordening Terneuzen 2011. Deze verordening is geactualiseerd en is in samenhang met het archeologiebeleid opnieuw vastgesteld.
In lijn met de intentie van de wetgever wordt een algemene vrijstelling van archeologisch onderzoek verleend tot 100 m2 en een reeds verstoorde diepte van 0,5 m voor de zogenaamde kruimelgevallen. Naast de hiervoor vermelde algemene vrijstelling kan vrijstelling van archeologisch onderzoek worden verleend indien reeds eerder aantoonbaar verstoring heeft plaatsgevonden. Hierbij kan gedacht worden aan ophogingen, ontgrondingen, wegcunetten, rioleringsleuven, bodemsanering en dergelijke. Een en ander dient ter beoordeling aan het bevoegd gezag (in de meeste situaties de gemeente) te worden voorgelegd.
Tot slot kan vrijstelling van archeologisch onderzoek eveneens worden verleend als:
- het gebied niet wordt vermeld op de Archeologische Monumentenkaart (AMK),
- volgens de Indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW) een zeer lage of lage trefkans heeft (op eventuele waarden tot 1,2 meter beneden het maaiveld),
- in de nationale digitale database ARCHIS en het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) geen gegevens zijn geregistreerd, danwel alleen gegevens die duiden op een lage waarde
- er volgens de Geologische kaart Van Rummelen sprake is van de geologische formatie Duinkerke III.
Een en ander is uitgewerkt in een stroomschema dat is opgenomen in bijlage 1 van 'De onderste steen boven? Interim-beleid archeologie gemeente Terneuzen'. Voor de duidelijkheid is dit schema ook opgenomen in de bijlage 4 bij deze toelichting. Ook als er wel archeologische waarden aanwezig kunnen zijn, is niet altijd archeologisch onderzoek nodig. Aan de hand van de archeologische verwachtingswaarde wordt per deelgebied een grens gesteld waarboven archeologisch onderzoek verplicht is en waaronder vrijstelling wordt verleend. Voor een aantal gebieden is de huidige kennis ontoereikend. Deze leemten worden in de toekomst ingevuld.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen en vergunningverlening in het kader van de Erfgoedverordening zal de toets aan het stroomschema het uitgangspunt zijn voor de beoordeling. Vergunningverlening in het kader van de Erfgoedverordening is alleen aan de orde voor een gemeentelijk monument en een rijksmonument, niet voor archeologisch verwachtingsgebieden. Daarvoor geldt een verbodsregeling zonder de mogelijkheid van ontheffing.
Het toepassen van een grotere 'vrijstellingsdiepte' is in sommige gebieden denkbaar. Voor een weloverwogen afweging hierover beschikt de gemeente over een 'Vrijstellingenkaart Archeologie'. Hierop is aangegeven of en tot op welke diepte werkzaamheden op of in een terrein kunnen worden vrijgesteld van het opstellen van een archeologisch onderzoek(srapport). De vrijstellingenkaart wordt in bestemmingsplannen gekoppeld aan archeologische dubbelbestemmingen. De 'Vrijstellingenkaart Archeologie' is geen statisch document, maar wordt op basis van nieuwe informatie om de paar jaar geactualiseerd. Op 14 november 2017 is de 'Vrijstellingenkaart Archeologie 2017' gepresenteerd.
Onderzoek
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit 5 plandelen. De camperplaatsen zijn voor een groot deel bestaand. De nieuwe plaatsen worden gerealiseerd op bestaande (parkeer)terreinen. Op de locatie in Sas van Gent wordt, vanwege de uitbreiding, de bestemming gewijzigd.
De uitkomsten van de archeologische toets volgens het interim-beleid archeologie van de gemeente Terneuzen:
- De 5 plandelen maken geen deel uit van een terrein met een vastgestelde archeologische waarde op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) Zeeland.
- Op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) kan worden gemeld dat de locaties 2 en 3 zijn gelegen in een gebied dat wordt gekenmerkt door een lage archeologische verwachting. De overige locaties zijn gelegen in een gebied met een zeer lage archeologische verwachting. De trefkans is dan ook (zeer) laag.
- Gezien geen bodemingrepen plaatsvinden wordt een nadere beschouwing van eerdere opgravingen in, of in de omgeving van de plandelen, niet noodzakelijk geacht.
- Op basis van een uitsnede van de Geologische kaart van Nederland (Van Rummelen 1977) komen in het deelgebied Sas van Gent (locatie 2) alleen afzettingen van Duinkerke IIIb op zwak geërodeerd Pleistoceen voor (zie tevens figuur 4.1).
Figuur 4.1 Locatie Sas van Gent, Kaart van Rummelingen
Vrijstellingskaart
In 2017 heeft de gemeente Terneuzen de geactualiseerde vrijstellingenkaart Archeologie vastgesteld met daarop aangegeven in welke zones binnen de gemeente Terneuzen een vrijstelling geldt van 0,50 meter (conform gemeentelijk archeologiebeleid) en in welke zones een ruimere vrijstelling in de diepte geldt. Voor de locaties 2, 3 en 5 geldt de standaard 0,50 m onder maaiveld (rode zone). Voor locatie 1 en 4 geldt een vrijstellingsdiepte van meer dan 4 m.
Figuur 4.1 Uitsneden 'Vrijstellingenkaart Archeologie 2017', locaties globaal met blauw aangegeven
De camperplaatsen zijn voor een grotendeels bestaand en worden gerealiseerd op bestaande terreinen. Met de realisatie van camperplaatsen vinden geen bodemingrepen plaats dieper dan 0,50 m.
Ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarden wordt voor de locaties 2 en 3 in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen.
Conclusie
Op basis van het archeologiebeleid van de gemeente Terneuzen is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Overigens geldt een wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet) voor het onverwijld melden van eventuele vondsten bij graafwerkzaamheden.
4.6 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (NIBM)
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
Onderzoek
De verkeersgeneratie van de 5 locaties bedraagt 114 mvt/etmaal op een middelde weekdag (42 plaatsen maal de gestelde norm van 2,7, zie paragraaf 4.2). De daadwerkelijke toename valt lager uit, omdat reeds enkele parkeerplaatsen in gebruik zijn. Desalniettemin wordt hier uitgegaan van de volledige verkeersgeneratie. Uit de NIBM-tool blijkt dat deze ontwikkeling 'niet in betekende mate' bijdraagt, zie tabel 4.2.
Tabel 4.2 NIBM-tool op basis van de verkeersgeneratie beoogde ontwikkeling
Op basis van de NIBM-tool (tabel 4.3) is de maximale bijdrage van het verkeer op de luchtkwaliteit 0,09 µg/m³ NO2 en 0,02 µg/m³ PM10. Op basis van de maximale bijdrage van het verkeer en de huidige concentraties luchtverontreinigende stoffen kan een overschrijding van de grenswaarden luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer (tabel 4.1) uitgesloten worden. Voldaan wordt aan de luchtkwaliteitswetgeving.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Guido Gazellestraat, deze weg is voor beide locaties (locatie 3 en 4) in Terneuzen maatgevend. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2017; 21,1 µg/m³ voor NO2, 17,2 µg/m³ voor PM10 en 9,9 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,1 dagen. De andere locaties (1, 2, en 5) zijn allen op minimaal 6 km gelegen van een in de NSL-monitoringstool opgenomen maatgevende weg, namelijk de Hoofdweg (N61) ten zuiden van Terneuzen. De concentraties zijn hier ongeveer gelijk aan de concentraties van de Guido Gazellestraat. Hierdoor is ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Figuur 4.2 NSL-monitoring 2018 (bron: www.nsl-monitoring.nl)
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
4.7 Milieuhinder
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'.
Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek
De ontwikkeling bestaat (gezien de tijdelijkheid van het verblijf) niet uit milieugevoelige functies. Ondanks het tijdelijke verblijf op een locatie dient getoetst te worden of:
- de realisatie van de camperplaatsen niet leidt tot beperkingen bij omliggende functies;
- ter plaatse van de camperlocaties sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat.
Bestaande omliggende functies
De locaties in Axel, Westdorpe en de bestaande locatie in Terneuzen zijn gelegen op ruime afstand van gevoelige functies zoals woningen. In Westdorpe is de afstand tot woningen circa 25 m, maar hier is een brede afschermende groenstrook tussen gelegen. Deze locaties worden niet vergroot ten opzichte van de huidige omvang van het parkeerterrein waarop de camperplaatsen zijn gelegen. Ter plaatse van de omliggende woningen en andere gevoelige functies is sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarnaast zijn er geen bedrijven die in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
De locatie in Sas van Gent is gezien de ligging nabij het centrum en de vele functies in het gebied, aan te merken als 'gemengd gebied'. De richtafstand voor een parkeerterrein in 'gemengd gebied' bedraagt 10 m. De richtafstand voor een kampeerterrein/vakantiecentrum in 'gemengd gebied' bedraagt 30 m. De uit te breiden locatie komt op circa 40 m van de gevel van de meest nabij gelegen woning aan de Oostkade te liggen. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden.
De nieuwe locatie in Terneuzen wordt gerealiseerd op een bestaand parkeerterrein op ruim 75 m van gevoelige functies. De wijziging van gebruik op dit parkeerterrein aan de Scheldeboulevard voldoet zodoende aan de richtafstanden.
Camperlocaties
De camperlocaties zijn allen reeds (deels) in gebruik al parkeerterrein dan wel als camperplaats. Gezien rond de locaties in Axel, Westdorpe en de bestaande locatie in Terneuzen geen bedrijven aanwezig zijn die een beperking opleveren voor de tijdelijke aanwezigheid van kampeerders kan gesteld worden dat sprake is van een goed verblijf- en leefklimaat ter plaatse van deze camperlocaties.
De locatie in Sas van Gent is gelegen tussen diverse recreatieve functies en binnen de geluidzone van de bedrijven aan de Westkade. Gezien de tijdelijkheid van het verblijf (maximaal 72 uur) vormt de bedrijvigheid geen belemmering voor het leefklimaat ter plaatse van de camperlocatie.
De nieuwe locatie in Terneuzen is gelegen tussen diverse recreatieve functies zoals de Oude Veerhaven. Gezien de tijdelijkheid van het verblijf (maximaal 72 uur) vormt de bedrijvigheid geen belemmering voor het leefklimaat ter plaatse van de camperlocatie.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.8 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden (PAG) benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Onderzoek
Het planvoornemen betreft de realisatie van 5 camperlocaties. De effecten van de ontwikkeling op het PR en het GR worden hieronder beschouwd.
In artikel 1 van het Bevi is een definitie opgenomen van een (beperkt) kwetsbaar object. Hieronder vallen sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen. Indien uitgegaan wordt van gemiddeld 2 personen per camper is alleen op de locatie Sas van Gent op momenten sprake van een verblijf van meer dan 50 personen. Omdat het verblijf gedurende 72 uur toegestaan is, is tevens sprake van een verblijf gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
Voor de overige locaties geldt dat het aantal personen dat daar verblijft dusdanig laag is dat op basis van het Bevi geen sprake is van een (beperkt) kwetsbaar object. Een nadere verantwoording van het PR en GR is voor deze locaties dan ook niet noodzakelijk.
De gevolgen voor het PR en het GR zijn voor de locatie in Sas van Gent nader onderzocht, zie bijlage 5. Op basis van dit onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de locatie in Sas van Gent. Uit het onderzoek blijkt tevens dat de vrijwaringszone van de insteek van het Kanaal Gent-Terneuzen de locatie deels overlapt. De aanwezigheid van tankers in het insteek-deel van de vaarweg is gering. De vrijwaringszone van de vaarweg zelf rijkt niet tot over het plangebied. De realisatie van camperplaatsen binnen deze zone is mogelijk omdat de campers mobiel zijn, maximaal enkele dagen aanwezig zijn en slechts gedurende een deel van jaar de locatie bezet is.
De veiligheidsregio heeft bovendien advies uitgebracht over de mogelijkheden van bedstrijdbaarheid en de zelfredzaamheid, zie bijlage 6. In samenspraak met de brandweer wordt een vluchtroute gerealiseerd (door middel van borden). De gemeente draagt op deze wijze dus zorg aan het veiligheidsaspect. Voor alle locaties is het verder van belang dat de aanwezige toegangswegen en bluswatervoorzieningen behouden en onderhouden worden.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat, na een nadere verantwoording van het groepsrisico, het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
4.9 Ecologie
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden:
- Natuurnetwerk Nederland (NNN) en,
- Natura 2000-gebieden.
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in provincie Zeeland uitgewerkt in het Natuurnetwerk Zeeland. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten ofwel soorten van de lijst Nationaal beschermde soorten behorende bij artikel 3.10 van de Wnb.
In de provincie Zeeland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de "overig" beschermde soorten. Het betreft de soorten aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van Natuurnetwerk Zeeland (NNZ), zie figuur 4.3. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe, ligt op een afstand van circa 200 m van locatie 4 (Terneuzen, Scheldeboulevard). Tussen de locaties in Sas van Gent en Westdorpe ligt op respectievelijk 330 m en 375 m Natura 2000-gebied Canisvliet. Dit betreffen geen natuurgebieden met stikstofgevoelige habitattypen. De locaties in Axel, Ortheense Kreek in Terneuzen en Westdorpe zijn direct gelegen nabij NNZ-gebied. Het plangebied ligt niet in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen daarom worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen ook effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten.
De beoogde ontwikkeling heeft extra verkeer tot gevolg ten opzichte van de huidige situatie, zie paragraaf 4.2. De locaties zijn gelegen op goed bereikbare plaatsen en het verkeer gaat dan ook snel op in het bestaande verkeersbeeld. Om de mogelijke gevolgen van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden in beeld te krijgen is voor de gebruiksfase een AERIUS berekening uitgevoerd, zie bijlage 7. De mogelijke werkzaamheden tijdens aanlegfase zijn dusdanig gering van omvang (o.a. plaatsen verkeersborden, wijzigen verharding) dat een AERIUS berekening niet noodzakelijk is.
Er zijn voor de gebruiksfase geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. De ontwikkeling leidt dan ook niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Figuur 4.3 Planlocaties in blauw t.o.v. Natuurnetwerk Zeeland (bron: provincie Zeeland)
Soortenbescherming
Ten behoeve van de ontwikkeling wordt geen bebouwing gesloopt en worden geen bomen gerooid. De gronden waarop de camperplaatsen mogelijk worden gemaakt zijn onbebouwd en ongeschikt als verblijfsplaats voor beschermde soorten. De ontwikkeling heeft dan ook geen nadelige gevolgen voor beschermde soorten.
Uiteraard geldt de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Bij aanvang en tijdens werkzaamheden dient er rekening te worden gehouden met broedende vogels. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of wanneer er geen broedgeval aanwezig is. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.10 Wegverkeerslawaai
Toetsingskader
Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) dient voor nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, aannemelijk gemaakt te worden dat voldaan wordt aan de wettelijke geluidnormen indien deze zijn gelegen binnen de wettelijke geluidzone van gezoneerde wegen. Wegen zijn gezoneerd indien hier een maximum snelheid geldt van 50 km/uur of hoger. De breedte van de geluidzone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging.
Onderzoek
Een camperplaats is, gezien het tijdelijke gebruik ervan door campers, geen geluidgevoelig object of geluidsgevoelig terrein, als bedoeld in de Wet geluidhinder. Akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
4.11 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving van de 5 camperlocaties zijn geen planologisch relevante buisleidingen of hoogspanningsverbindingen aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Juridische Regeling
5.1 Wettelijk Kader
In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
5.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (verbeelding en planregels) is het volgende van
belang.
5.2.1 Verbeelding
Uitgangspunt is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en bouwregels. De verbeelding is gekoppeld aan de regels van het bestemmingsplan, waarin regels worden gesteld ten aanzien van de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Bestemmingsvlak
Een bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan.
5.2.2 Regels
De regels zijn opgedeeld in hoofdstukken, volgens de bepalingen uit SBVP2012:
- hoofdstuk 1 (inleidende regels): hierin worden de in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
- hoofdstuk 2 (bestemmingsregels): hierin worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
- hoofdstuk 3 (algemene regels): dit hoofdstuk bevat regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals algemene afwijkingsregels of wijzigingsbevoegdheden, de anti-dubbeltelbepaling etcetera;
- hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregel): dit hoofdstuk geeft het overgangsrecht weer voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing. Tevens is de titel van het plan opgenomen.
De artikelen in hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn als volgt opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving: hier wordt aangegeven welk gebruik binnen de bestemming is toegestaan;
- bouwregels: deze zijn onderverdeeld in de toelaatbaarheid van bouwwerken, bouwhoogte, oppervlakte en inhoud;
- afwijken van de gebruiksregels: onder voorwaarden is ander gebruik, dan in de bestemmingsomschrijving is bedoeld, toegestaan;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden: beschreven wordt of voor het uitvoeren van specifieke werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd is. Het gaat dan bijvoorbeeld om het afgraven of ophogen van grond, werkzaamheden aan beschermde stoepen.
Niet ieder bestemmingsartikel hoeft al deze elementen te bevatten. Dat is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingsartikelen bevatten in ieder geval een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
5.3 Gehanteerde Bestemmingen
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde bestemmingen en wat binnen deze bestemmingen is toegestaan met betrekking tot bouwen en gebruik.
Recreatie
De gronden met de bestemming 'Recreatie' zijn bestemd voor recreatieve functies. Ter plaatse van de camperlocatie is de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen' opgenomen. Het maximum aantal camperplaatsen wordt met de aanduiding 'maximum aantal camperplaatsen' aangeduid.
Verkeer
De gronden die reeds in gebruik zijn als parkeerterrein zijn bestemd als 'Verkeer'. Bij de functie ‘Verkeer’ behorende functies en bouwwerken (geen gebouwen zijnde) worden toegestaan. Het maximum aantal camperplaatsen wordt met de aanduiding 'maximum aantal camperplaatsen' aangeduid.
Water - Waterstaat
De waterkering en pieren langs de Westerschelde en de jachthaven zijn bestemd als 'Water - Waterstaat'. Het maximum aantal camperplaatsen wordt met de aanduiding 'maximum aantal camperplaatsen' aangeduid.
Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie B
Voor de delen die zijn aangewezen als archeologisch waardevol gebied-2 en B, gelden deze regels in aanvulling op de perceelsbestemmingen (dubbelbestemming). Dit artikel heeft tot doel de hier aanwezige of verwachte archeologische waarden te beschermen, waartoe een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel worden gehanteerd.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
In het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is bepaald dat in de toelichting op het bestemmingsplan in ieder geval 'de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan' moeten zijn opgenomen. Dit volgt uit artikel 3.1.6 Bro. Het gaat daarbij over de financiële uitvoerbaarheid, waaronder de vraag of voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om het plan te realiseren.
De gemeenteraad heeft bij besluit van 28 maart 2019 tevens budget beschikbaar gesteld voor het aanpassen van de camperplaatsen in Axel, Westdorpe en Terneuzen. Tevens is een los budget beschikbaar gesteld voor de aanleg van de camperlocatie in Sas van Gent.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening worden ingezetenen van de gemeente en in de gemeente belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan betrokken.
Overleg ex artikel 3.1.1. Bro
Tijdens de termijn van ter inzagelegging wordt het ontwerpbestemmingsplan verstuurd voor het overleg ex artikel 3.1.1. Bro. Het bestemmingsplan wordt verstuurd naar:
- provincie Zeeland;
- Waterschap Scheldestromen;
- Veiligheidsregio Zeeland.
Voorafgaand aan de terinzagelegging is de ontwikkeling reeds met de provincie Zeeland besproken.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 'Camperplaatsen Terneuzen' heeft voor iedereen 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend op het ontwerpbestemmingsplan.
Bijlage 1 Marktconsultatiedocument Camperplaatsen
Bijlage 1 Marktconsultatiedocument Camperplaatsen
Bijlage 2 Beleid Camperplaatsen
Bijlage 2 Beleid Camperplaatsen
Bijlage 3 Aanmeldformulier Watertoets
Bijlage 3 Aanmeldformulier Watertoets
Bijlage 4 Stroomschema Archeologie
Bijlage 4 Stroomschema Archeologie
Bijlage 5 Externe Veiligheid
Bijlage 6 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 6 Advies Veiligheidsregio