Bedrijventerrein Drieschouwen, Vaartwijk en Stroodorpe - herziening Westkade 123 Sas van Gent
Bestemmingsplan - Gemeente Terneuzen
Vastgesteld op 07-11-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Toepassingsregels
- a. De regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Drieschouwen, Vaartwijk en Stroodorpe, zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.0715.BPDVS01.VG99 met bijbehorende regels en eventuele bijlagen zijn onverkort van toepassing, met inachtneming van de aanpassingen en aanvullingen die zijn aangegeven in Artikel 2 Aanvullingen Artikel 1 Begrippen, Hoofdstuk 2Bestemmingsregels, Hoofdstuk 3 Algemene regels en Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Artikel 2 Aanvullingen Artikel 1 Begrippen
2.1 plan
het bestemmingsplan Bedrijventerrein Drieschouwen, Vaartwijk en Stroodorpe - herziening Westkade 123 Sas van Gent met identificatienummer NL.IMRO.0715.BPDVS03-VG01 van de gemeente Terneuzen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Aanpassing Artikel 4 Bedrijf
3.1 Aanpassing lid 4.1 Bestemmingsomschrijving
Van lid 4.1. wordt de zinsnede 'en geluidproducerende inrichtingen' ingetrokken.
3.2 Aanpassing 4.2 Bouwregels
Aan in lid 4.2.3. Maximale hoogtematen wordt een bepaling toegevoegd, luidende als volgt:
6. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' bedraagt de bouwhoogte van:
- b. gebouwen - in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 - ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
- c. andere bouwwerken - in afwijking van het bepaalde onder 3 - ten hoogste:
- 1. 10 meter voor hoogspanningsinstallaties, exclusief bliksempieken;
- 2. 30 meter bliksempieken:
- 3. 8 meter voor transformatoropstellingen in de open lucht.
Artikel 4 Aanpassing Artikel 22 Algemene Aanduidingregels
4.1 Aanpassing lid 22.1.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
Van lid 22.1.1 wordt de zinsnede 'Sluiskil-Oost/Stroodorpe-Oost’ gewijzigd in 'Axelse Vlakte II'.
4.2 Aanpassing lid 22.2.1 Omschrijving gebiedsaanduiding
Van lid 22.2.1 wordt de zinsnede ‘Axelse Vlakte II’ gewijzigd in Sluiskil-Oost/Stroodorpe-Oost’.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
6.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a met maximaal 10%.
- c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
6.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Drieschouwen, Vaartwijk en Stroodorpe - herziening Westkade 123 Sas van Gentvan de gemeente Terneuzen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Herziening
Aan de Westkade 123 te Sas van Gent bevindt zich een hoogspanningsverdeelstation (hierna: HS-station) van Enduris B.V. (hierna Enduris). Deze onderneming is voornemens om op korte termijn en middellange termijn het transformatorvermogen op dit HS-station uit te breiden. DNWG Infra B.V. (hierna DNWG) is gevraagd om de uitbreiding te verzorgen.
Figuur 1.1. hoogspanningsverdeelstation Westdorpe gezien vanaf de Westkade (foto: google)
De voorgenomen uitbreiding van het transformatorvermogen op korte termijn betreft het in gebruik nemen van een transformator die vrijkomt van het HS-station aan de Weelhoekweg in de gemeente Borsele.
Voor de middellange termijn (ca. 5-7 jaar) geldt dat vooral vanwege verwachte toename van energieopwekking door zonneparken en mogelijk ook windparken extra transformatorvermogen nodig is. Dan zal ook de hiervoor genoemde transformator worden vervangen.
Behalve een uitbreiding van het transformatorvermogen is de wens om gronden in eigendom van Enduris bij het HS-station te betrekken. Op deze gronden zullen een nieuwe ontsluiting van het HS-station en een gebouw ten behoeve van een schakelinstallatie of een telecommunicatievoorziening worden gerealiseerd.
Door genoemde uitbreidingen van het transformatorvermogen en de uitbreiding van het HS-station zijn op grond van de geldende bestemmingsplannen niet mogelijk. Daarnaast zullen er gebouwen en overige bouwwerken worden gerealiseerd waarvan de bouwhoogtes de maximum hoogtematen in het bestemmingsplan overstijgen.
Om de beoogde transformatorstations, de overige bouwwerken en de uitbreiding mogelijk te maken, is een planologisch besluit nodig. Gekozen is voor een gedeeltelijke herziening van het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Drieschouwen, Vaartwijk en Stroodorpe' (vastgesteld op 25 juni 2013). Het gaat om een herziening voor het gebied van het HS-station en voor een onderdeel (facet) van de planologische regeling. Voor het overige blijft het eerder vastgestelde en onderliggende basisplan van kracht.
In figuur 1.1 is de begrenzing van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Drieschouwen, Vaartwijk en Stroodorpe' weergegeven en is met een inzet het gebied aangeduid waarop de herziening betrekking heeft.
Figuur 1.1 Weergave plangebied herziening bestemmingsplan (bron: ruimtelijke plannen.nl) en gebied herziening (zie inzet; bron: kadastralekaart.com)
1.2 Coördinatieregeling
Als een bestemmingsplanprocedure wordt doorlopen, bestaat de mogelijkheid om de procedures voor de omgevingsvergunning bouwen (en eventuele andere vergunningen) en de planologische procedure gecoördineerd te doorlopen. Dit is geregeld in artikel 3.30 lid 1 onder b Wet ruimtelijke ordening.
Het toepassen van de coördinatieregeling betekent dat het bestemmingsplan tegelijkertijd met de omgevingsvergunning bouwen (en eventueel andere vergunningen) één beroepsprocedure bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State doorloopt, voor zowel het ruimtelijk besluit als de gecoördineerde vergunningen. De beroepsprocedure is bij toepassing van de coördinatieprocedure ook korter dan zonder coördinatieprocedure (6 maanden in plaats van een jaar).
Voor DNWG en Enduris is het van groot belang om ook zo snel mogelijk te beschikken over de benodigde omgevingsvergunningen. In verband daarmee heeft DNWG verzocht om toepassing van de coördinatieprocedure voor het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voor het oprichten/in werking hebben van een inrichting die gelijktijdig verschillende transformatorvermogens in bedrijf heeft.
De gemeenteraad van Terneuzen heeft op 30 januari 2014 een algemeen delegatiebesluit genomen voor coördinatie van bestemmingsplannen met omgevingsvergunningen. Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is al verleend. De voorgenomen ontwikkeling valt binnen de toepasselijke randvoorwaarden van dit besluit. De voorbereiding en bekendmaking van de procedures en vergunningen voor bestemmingsplan en omgevingsvergunning voor de activiteit voeren van een inrichting worden dan ook gecombineerd. Voor de andere benodigde vergunningen worden afzonderlijke procedures gevolgd. Zo loopt er onder andere een aanvraag voor een watervergunning voor een lozing vanaf het station.
1.3 Leeswijzer
Achtereenvolgens worden de volgende hoofdstukken behandeld in het voorliggende plan:
- In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de planbeschrijving waarbij allereerst de ontwikkeling op het gebied van energie worden beschreven, gevolgd door een toelichting op het project en op de juridische regeling.
- In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven en wordt het plan getoetst aan de wettelijke beleidskaders en aan de eisen ten aanzien van een goede ruimtelijke ordening.
- In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het wettelijke verplichte vooroverleg met instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Waarom Is Aanpassing Van Het Hoogspanningsstation Nodig?
Het vervangen en uitbreiden van het transformatorvermogen vloeit enerzijds voort uit de taken die Enduris als regionaal netbeheerder voor elektriciteit in het kader de Elektriciteitswet zijn opgedragen en anderzijds uit ontwikkelingen die spelen op het gebied van energie.
Als netbeheerder is Enduris verantwoordelijk voor de aanleg, het onderhoud en het beheer van het energienetwerk. Daarbij zal voldoende (reserve)capaciteit moeten worden aangehouden. Zo nodig zal zullen netwerken moeten worden uitgebreid. Daarnaast heeft de onderneming een wettelijke verplichting om degenen die daarom verzoeken van een aansluiting op het elektriciteitsnet te voorzien en transport van elektriciteit uit te voeren.
De belangrijkste ontwikkeling die speelt op het gebied van energie is de transitie naar een duurzame energievoorziening. Klanten wekken steeds vaker zelf energie op, bedrijven experimenteren met nieuwe energietechnieken en er komen allerlei innovaties op de markt. Ook in Zeeuws-Vlaanderen wordt in toenemende mate energie opgewekt door de aanleg van lokale zonneparken en windturbines. Dit heeft grote gevolgen voor het elektriciteitsnet. Het transport- en distributienet dient immers geschikt te zijn (of te worden gemaakt) voor een situatie waarbij er geen sprake meer is van eenrichtingsverkeer naar eindgebruikers maar waarbij er in de omgeving energie wordt opgewekt (wind- en zonne-energie) en deze wordt ingevoerd op het elektriciteitsnet.
Daarbij komt nog dat de aansluitplicht van woningen op gas als gevolg van het Klimaatverdrag van Parijs en regeerakkoord van het Kabinet Rutte III (zie paragraaf 3.1.1) is komen te vervallen. Dat leidt ertoe dat eindgebruikers aanspraak maken op een aansluiting op een (verzwaard) elektriciteitsnet.
Voor Zeeuws-Vlaanderen is het hoogspanningsstation aan de Westkade een belangrijk elektrisch knooppunt. Uitbreiding van de elektrische infrastructuur is noodzakelijk om de ontwikkelingen in het kader van de energietransitie adequaat en tijdig te faciliteren.
2.2 Beschrijving Huidige Situatie
Voor Zeeuws-Vlaanderen is het HS-station aan de Westkade een belangrijk elektrisch knooppunt. Het perceel dat in gebruik is voor het HS-station van Enduris is in figuur 2.1. aangeduid met een gele kleur. Het blauwpaarse gedeelte is in gebruik door Tennet, de landelijke beheerder van het hoogspanningsnet in Nederland. TenneT transporteert elektriciteit op 110 kV en hoger.
Het gehele station heeft een totale oppervlakte van 2,44 hectare. Op het station komen uit verschillende richtingen hoogspanningsverbindingen samen, zowel ondergronds (gele lijnen: 50 kV; lichtblauwe lijnen 150 kV) als bovengronds (donkerblauw: 150 kV).
Figuur 2.1. Hoogspanningsstation Westdorpe met aansluitende hoogspanningsverbindingen (bron: hoogspanningsnet.com)
Figuur 2.2. Opstijgpunt 150 kV verbinding van TenneT op HS-station Westdorpe (bron: hoogspanningsnet.com, foto: Michiel van Giersbergen)
Het eigendom van Enduris is groter dan het HS-station, namelijk 3,28 ha (zie figuur 3.2). Aan de zuidzijde, buiten het hek dat het HS-station omringd, bevinden zich enkele gronden die op dit moment niet worden gebruikt. Langs de rand van het perceel en langs het fietspad parallel aan de Westkade (provinciale weg N252) ligt een waterloop die in beheer en onderhoud is van het waterschap. Aan de noordzijde bevindt zich een bedrijfsperceel waar jaren geleden bebouwing heeft gestaan, maar dat nu niet bedrijfsmatig wordt gebruikt. Het perceel is ernstig verontreinigd met asbest.
Figuur 2.3. Het kadastraal perceel SAS00 - L - 297 te Sas van Gent dat in eigendom is van Enduris (bron: kadastralekaart.com)
In de huidige situatie bestaat oostelijk gedeelte van het HS-station, dat door Enduris in gebruik is, uit drie vermogenstransformatoren (TR151, TR152 en TR153) in buitenopstelling en een transformator (TR51) die binnen staat opgesteld. Verder zijn aan de zijde van de Westkade nog vier bedrijfsgebouwen op het terrein aanwezig, namelijk 1 groot gebouw aan de noordoostzijde van het terrein (plaatselijk bekend als het 150kV/50 kV gebouw) met daarin 1 transformator en 3 kleinere gebouwen ten zuiden daarvan.
De buiten opgestelde transformatoren bezitten elk een elektrisch vermogen van 60 MVA (mega-volt-ampère). De binnen opgestelde transformator heeft een elektrisch vermogen van 28 MVA.
Van de drie buiten opgestelde transformatoren zijn er steeds twee gelijktijdig in bedrijf. De derde transformator (TR151, TR152 of TR153) staat reserve en is uitgeschakeld. De binnen opgestelde transformator TR151 is altijd in bedrijf. Het maximaal gelijktijdig in te schakelen (buiten opgestelde) elektrische vermogen bedraagt daarmee 120 MVA (60 + 60).
De transformatoren zijn voorzien van koelventilatoren die geluid produceren. Omdat het elektrische vermogen lager is dan 200 MVA, is het station in de huidige situatie niet vergunningplichtig voor het aspect milieu maar zijn de standaard voorschriften uit het Activiteitenbesluit van toepassing. Om dezelfde reden is het huidige station ook niet zoneringsplichtig in het kader van de Wet geluidhinder.
2.3 Toelichting Op Het Project
Uitbreiding van de elektrische infrastructuur is noodzakelijk om de ontwikkelingen in het kader van de energietransitie adequaat en tijdig te faciliteren. Zoals in paragraaf 1.1 als is vermeld, is Enduris voornemens het transformatorvermogen uit te breiden met het in gebruik nemen van de transformator die uit Borssele beschikbaar komt. Deze transformator is met nummer TR 154 aangeduid op figuur 2.4.. Het gezamenlijk vermogen van de in de buitenlucht opgestelde transformatoren komt daarmee totaal op 240 MVA. In de praktijk zal het maximaal gelijktijdig in bedrijf zijnde vermogen eveneens 240 MVA kunnen zijn. Hiermee wordt het HS-station in het kader van de Wet geluidhinder een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken en wordt het station zoneringsplichtig (zie ook paragraaf 4.5).
Behalve een uitbreiding van het transformatorvermogen is de wens om gronden in eigendom van Enduris met hekwerk bij het HS-station te betrekken. Deze gronden hebben in het geldende bestemmingsplan de bestemmingen 'Groen' en Agrarisch (zie paragraaf 2.4.3).
Op de korte termijn wordt op de grond met bestemming 'Groen' een nieuwe ontsluiting van het station gerealiseerd. Hiervoor wordt een dam met duiker over de waterloop langs het fietspad parallel aan de Westkade aangelegd. De benodigde vergunningen voor de ontsluiting en de dam met duiker zijn al verleend.
In de toekomst wordt mogelijk een gedeelte van deze gronden ook benut voor een gebouw voor een schakelinstallatie of gebouw voor een telecommunicatievoorziening.
Binnen de grenzen van het huidige station is nog ruimte voor twee 150 kV velden. De wens van Enduris is om deze in 2019 te realiseren; één veld voor het aansluiten van de extra vermogenstransformator van Enduris (TR154) en één veld voor het versterken van het 150 kV-net in Zeeuws-Vlaanderen. Mogelijk zal in de toekomst een deel van de grond ten zuiden van het huidige HS-station nodig zijn voor het realiseren van nog eens één of meerdere velden voor 150 kV installaties van TenneT die met een aansluiting op de vermogenstransformatoren van Enduris. En verder wordt sloop van het grote gebouw (het 150/50 kV-gebouw) aan de noordoostzijde niet uitgesloten. De in het gebouw aanwezige transformator TR51 zal daarmee ook verdwijnen.
Vooral door de toename van energieopwekking van zonneparken en windparken is de verwachting dat over 5-7 jaar extra transformatorvermogen nodig is. Hoe de configuratie van het transformatorvermogen zal worden gerealiseerd, is nog niet exact bekend. Op dit moment (situatie voorjaar 2019) wordt rekening gehouden met vervanging van de TR154 die nu wordt verplaatst en bijplaatsing van een nieuwe TR155. Op basis van de huidige inzichten zal op die termijn het gezamenlijk vermogen van de in de buitenlucht opgestelde transformatoren naar verwachting 460 MVA bedragen. Het alsdan gelijktijdig in bedrijf zijnde vermogen bedraagt eveneens 460 MVA.
Er is dus gekozen voor uitbreiding van het HS-station in zuidelijke richting. Het ten noorden van het huidige hoogspanningsstation gelegen bedrijfsperceel is om meerdere redenen niet geschikt voor de geschetste doeleinden. De belangrijkste daarvan zijn:
- De ligging van het perceel ten opzichte van het bestaande station, en in het bijzonder de positionering van de 150 kV velden en het daarvan noordelijk gelegen koppelveld, maakt dat het perceel technisch gezien niet geschikt is om te benutten voor uitbreiding van de 150kV velden.
- Het perceel dient te worden aangekocht terwijl de gronden waar de uitbreiding wel is voorzien al eigendom zijn van Enduris.
- de ernstige verontreiniging met asbest.
Figuur 2.4. Transformatoren TR 154 en 155 (bron: DNWG)
Daarnaast zullen er gebouwen en overige bouwwerken worden gerealiseerd waarvan de bouwhoogtes de maximum hoogtematen in het bestemmingsplan overstijgen. Vooralsnog zijn dit de volgende bouwwerken:
- 150 kV installatie: 10 meter (ex bliksempieken);
- Bliksempieken: 30 meter;
- Transformatoropstellingen: 8 meter.
- Schakelhal: 6 meter.
Uit het voorgaande blijkt dat het HS-station wordt gebruikt door Enduris (regionaal netbeheerder) en TenneT (landelijk netbeheerder). Beide netbeheerders zijn initiatiefnemers van de hiervoor beschreven plannen. Ten behoeve van de omgevingsvergunningen zal een splitsing worden gerealiseerd in een inrichting die door Enduris zal worden gedreven en een inrichting die door TenneT zal worden gedreven. In bijlage 1 is de toekomstige situatie van het gehele HS-station met de splitsing aangegeven.
2.4 Toelichting Op De Juridische Regelingen
2.4.1 Planvorm
Voor het planologisch-juridisch mogelijk maken van de uitbreiding van het transformatorvermogen, een nieuwe ontsluiting van het HS-station, een gebouw ten behoeve van een schakelinstallatie en overige gebouwen bestaan de volgende mogelijkheden:
- a. Een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan ex artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 Wabo;
- b. Een nieuw bestemmingsplan voor alleen de gronden ter plaatse van Westkade 123 te Sas van Gent (zogenoemd 'postzegelbestemmingsplan');
- c. een partiële herziening van de geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Drieschouwen, Vaartwijk en Stroodorpe'.
Omdat de het HS-station in de nieuwe situatie een inrichting wordt die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, is een regeling in een bestemmingsplan nodig. Rondom een bestemmingsplan waarin geluidhinderlijke inrichtingen mogelijk worden gemaakt, moet namelijk een geluidzone industrielawaai worden vastgesteld. Dat kan niet worden geregeld met omgevingsvergunningen. De optie onder a valt daarmee af.
De optie onder b brengt met zich mee dat alle onderliggende enkel- en dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen opnieuw moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan. Niet alleen is dat tijdrovend (kostbaar) en foutgevoelig, maar het heeft ook als belangrijke nadeel dat er geen relatie meer is met de onderliggende bestemmingsplannen. Het heeft ook niet de voorkeur van de gemeente om een zelfstandig bestemmingsplan op te stellen met een eigen geluidzone. In plaats daarvan is gekozen voor het opstellen van een partiële herziening van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Drieschouwen, Vaartwijk en Stroodorpe' (hierna basisplan), waarmee (alleen) het HS-station wordt toegevoegd aan het gezoneerde industrieterrein Sluiskil-Oost/Stroodorpe-Oost.
Gekozen is daarom voor de optie onder c. Het gaat om een herziening van het bestemmingsplan slechts voor het gebied of onderdeel (facet) van de planologische regeling worden aangepast. Voor het overige blijft het eerder vastgestelde en onderliggende basisplan van kracht.
Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat het toevoegen van het HS-station aan het gezoneerde industrieterrein niet noodzaakt tot aanpassing van de buitengrens van de geluidzone Sluiskil-Oost/Stroodorpe-Oost. Herziening van het bestemmingsplan Buitengebied waarin de buitengrens is geregeld, is dus niet nodig.
2.4.2 Wettelijke basis partiële herziening bestemmingsplan
De Wet ruimtelijke ordening (verder: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) kennen geen bijzondere regels ten aanzien van herzieningen. Het zijn daarmee plannen die moeten voldoen aan de eisen die ook aan (integrale) bestemmingsplannen worden gesteld. Dat betekent onder andere dat deze plannen moeten voldoen aan de eisen die de Wro stelt aan de digitale vervaardiging en raadpleging (toepassing ruimtelijke ordeningsstandaarden 2012).
2.4.3 De bestemmingsplannen: huidige regeling en nieuwe regeling
Huidige regelingen
Het plangebied van de herziening heeft betrekking op de volgende bestemmingsplannen:
- Bedrijventerrein Drieschouwen, Vaartwijk en Stroodorpe', identificatie NL.IMRO.0715.BPDVS01-VG99, vastgesteld op 25 juni 2013 (het 'basisplan').
- Buitengebied Terneuzen, 150 kV kabelverbinding Zeeuws Vlaanderen, identificatie NL.IMRO.0715.BPBG22-VG01, vastgesteld op 1 februari 2018.
Figuren 2.5 t/m 2.9 geven fragmenten weer uit het ter plaatse geldende bestemmingsplan waaruit blijkt welke bestemmingen, gebieds- en functieaanduidingen gelden ter plaatse van het projectgebied.
Figuur 2.5 Fragment 'basisplan': enkelbestemming bedrijf en functieaanduiding nutsvoorziening.
Figuur 2.6 Fragment 'basisplan': bouwvlak.
Figuur 2.7 Fragment 'basisplan': gebiedsaanduiding geluidzone - industrie 1
Figuur 2.8 Fragment 'basisplan' gebiedsaanduiding geluidzone - industrie 2 (Het gehele plangebied valt binnen deze geluidzone.)
De voor Bedrijf aangewezen gronden ter plaatse van de functieaanduiding nutsvoorziening zijn uitsluitend bestemd voor nutsvoorzieningen, niet zijnde Bevi-inrichtingen en geluidproducerende inrichtingen, waarbij bedrijfswoningen zijn uitgesloten. De beoogde ontwikkeling voorziet in de uitbreiding van het transformatorvermogen. Zoals eerder gemeld wordt het HS-station vanwege de opgestelde en in te zetten transformatorvermogen van meer dan 200 MVA. volgens de Wet geluidhinder een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken. Een dergelijke inrichting is dus op grond van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. Dat kan alleen op een bedrijventerrein dat volgens de Wet geluidhinder is gezoneerd.
Figuur 2.9 Fragment Buitengebied Terneuzen, 150 kV kabelverbinding Zeeuws Vlaanderen
Nieuwe regeling
In de herziening wordt het HS-station vergroot met circa 0,45 hectare ten zuiden van het perceel. De gronden krijgen net als het huidige HS-station de enkelbestemming Bedrijf met functieaanduiding: nutsvoorziening.
Figuur 2.10 Gewenste aanpassingen basisplan
Voor zover de 150 kV kabelverbinding Zeeuws-Vlaanderen ligt binnen het plangebied van het basisplan, is deze overgenomen in deze herziening. Als dat niet zou zijn gebeurd, zou de vraag kunnen worden gesteld of het bestemmingsplan voor de 150 kV kabelverbinding nog wel of niet geldt omdat de onderhavige herziening van latere datum is.
Hiervoor (paragraaf 2.3 en 2.4.1) is geschreven dat het HS-station moet worden toegevoegd aan het gezoneerde industrieterrein Sluiskil-Oost/Stroodorpe-Oost. Op de verbeelding is daarom de geluidzone industrielawaai vanwege dit industrieterrein voor zover deze samenvalt met de bestemming Bedrijf eraf gehaald en zijn met een aanpassing van artikel 4 Bedrijf uit het basisplan geluidproducerende inrichtingen niet langer uitgesloten.
Overigens is bij de voorbereiding van dit plan geconstateerd dat in lid 22.1.1 en 22.2.1 van de regels van het basisplan de geluidzones zijn verwisseld. Daar waar 'Sluiskil-Oost/Stroodorpe-Oost’ staat had 'Axelse Vlakte II' moeten staan en omgekeerd. In deze herziening is dit aangepast.
Voor het overige worden er geen bestemmingen uit het basisplan aangepast. Op de verbeelding hebben de gronden dan ook geen kleur gekregen. Om te kunnen raadplegen welke bestemmingen en regels binnen de niet gekleurde vlakken gelden zal het basisplan moeten worden geraadpleegd. Technisch is dit niet op een andere wijze te regelen. Het overnemen van alle onderliggende enkel- en dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen in de herziening is geen alternatief want dat houdt in dat alle bestemmingen en aanduidingen in het gehele plan opnieuw worden vastgesteld. Die staan echter niet ter discussie.
Het basisplan regelt drie uiteenliggende bedrijventerreinen, namelijk Drieschouwen, Vaartwijk en Stroodorpe. Omdat er ook regels van het basisplan worden aangepast, is het voor de (digitale) raadpleegbaarheid van de herziening in combinatie met het basisplan nodig om als plancontour alle drie de bedrijventerreinen aan te houden. Zo wordt ook voorkomen dat bij een eventuele latere herziening voor de andere terreinen of andere regels, de onderhavige herziening wordt gemist.
Vanuit de regels kan wel een koppeling gelegd met het basisplan. In Artikel 1 van de regels van deze herziening zijn alle regels uit dat basisplan van toepassing verklaard. Om de gewenste extra bouwhoogten op het HS-station mogelijk te maken is in deze herziening lid 4.2.3. Maximale hoogtematen uit het basisplan aangevuld.
Voorts is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om de anti-dubbeltelbepaling en regels ten aanzien van het overgangsrecht
Hoofdstuk 3 Toetsing Aan Ruimtelijk Beleid En Visies
3.1 Toetsing Aan Rijksbeleid En Wetgeving
3.1.1 Klimaatverdrag van Parijs en regeerakkoord van het Kabinet Rutte III
In het klimaatverdrag van Parijs (2015) hebben 195 landen ervoor getekend om de mondiale temperatuurstijging tot ruim onder 2 graden Celsius te beperken, en daarbij te streven naar een verdere beperking van de opwarming tot maximaal 1,5 graad Celsius. De Europese Unie heeft namens alle lidstaten harde toezeggingen gedaan om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met ten minste 40 procent te verminderen ten opzichte van 1990. De Nederlandse Rijksoverheid legt de lat echter hoger dan deze toezegging en acht maatregelen noodzakelijk die voorbereiden op een extra reductie van 9 procent. Voor het jaar 2050 wordt ingezet op een CO2 reductie van 95%.
In het verlengde hiervan is in het regeerakkoord van het Kabinet Rutte III vastgelegd dat er in nieuwbouwwijken niet meer standaard een gasnet wordt aangelegd. De aansluitplicht van woningen op gas wordt vervangen door een warmterecht, waarmee eindgebruikers aanspraak kunnen maken op een aansluiting op een (verzwaard) elektriciteitsnet of een warmtenet. Er wordt een steeds grotere rol verwacht voor groene energie in de vorm van elektriciteit die lokaal wordt opgewekt met windturbines en zonne-energie (zie ook paragraaf 3.1.2).
Het kabinet maakt ook afspraken met gemeenten, provincies, waterschappen en netbeheerders om de gebouwde omgeving te verduurzamen. De voorgenomen uitbreiding van het transformatorvermogen op het HS-station aan de Westkade 123 te Sas van Gent anticipeert op deze energietransitie.
3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Beleidskader
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: de SVIR) bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het rijk. Met de SVIR kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en de waterveiligheid. Voor deze belangen is het rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt plaats in wetgeving zoals de toekomstige Omgevingswet.
Toetsing
In de SVIR wordt gesteld dat energiezekerheid een belangrijk economisch goed is. De opwekking en distributie van elektriciteit via een hoofdnetwerk van centrales en hoogspanningsleidingen is van nationaal belang. Niet alleen vanwege het (inter)nationale en provinciegrensoverschrijdende karakter van het hoofdnetwerk, maar ook gelet op het effect voor de individuele burger.
De verdere integratie van de Europese energiemarkt maakt dat er een steeds groter beroep wordt gedaan op internationale verbindingen en dat hoogspanningsverbindingen mogelijk om uitbreiding vragen. Het Rijk wijst daarbij de tracés van hoogspanningsverbindingen (vanaf 220 kilovolt) aan en zorgt voor de inpassing.
Bovendien moet de elektriciteitsinfrastructuur geschikt worden gemaakt voor meer decentrale opwekking van elektriciteit. Het is primair de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorziening (zoals zonne-energie en biomassa).
Rijk en provincies zorgen voor het ruimtelijk mogelijk maken van de doorgroei van windenergie op land
In het kader van de rijksstructuurvisie Windenergie op land het Rijk een doelstelling geformuleerd om in 2020 6.000 MW aan opwekkingscapaciteit voor winderenergie op land te realiseren. Hiervoor hebben de gezamenlijke provincies in 2013 afspraken gemaakt over de verdeling daarvan per provincie. Voor de provincie Zeeland geldt een doelstelling van 570,5 MW opgesteld vermogen voor het opwekken van windenergie in 2020. Ter vergelijking: landelijk moet er in 2020 6.000 MW windenergie worden opgewekt.
Niet alle delen van Nederland zijn geschikt voor grootschalige winning van windenergie. Het Rijk heeft in de SVIR gebieden op land aangegeven die hiervoor kansrijk zijn. De Kanaalzone en oost Zeeuws Vlaanderen vallen daaronder.
3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening
In het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) is geregeld dat een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:
- een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
- een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
- de uitkomsten van het overleg met officiële instanties;
- de uitkomsten van het verrichte onderzoek;
- een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
- de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
Op al deze punten wordt in voorliggende toelichting ingegaan.
Verder is in het Bro vastgelegd dat voor stedelijke ontwikkelingen de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking moet worden gehanteerd (een nadere onderbouwing in het bestemmingsplan). Er wordt namelijk een nieuwe uitbreiding van de bedrijfslocatie in zuidelijke richting mogelijk gemaakt, terwijl er aan de noordzijde een braakliggend perceel met een bedrijfsbestemming ligt. Het toepassen van de ladder is verplicht als er sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, in samenhang met artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro. Door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is een transformatorstation echter niet als stedelijke ontwikkeling aangemerkt. (uitspraak van 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1123 (Hollands Kroon))
3.2 Toetsing Aan Provinciaal En Regionaal Beleid
3.2.1 Inleiding
Het Omgevingsplan Zeeland 2018 (hierna OP2018) bevat de hoofdlijnen uit alle provinciale beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving. Het gaat over economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het OP2018 is gebaseerd op de geldende wet- en regelgeving. Het is het wettelijke provinciale beleidsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening, Wet Milieubeheer, Waterwet en Planwet verkeer en vervoer. Daarnaast houdt het OP2018 rekening met de Omgevingswet die die in voorbereiding is.
Bij de vaststelling van het OP2018 is besloten een select aantal provinciale belangen (onderdelen uit het Omgevingsplan) te regelen in een verordening. Het betreft een aantal concreet geformuleerde provinciale beleidsdoelen waarvoor, met het oog op het gewicht dat vanuit het provinciaal belang daaraan wordt toegekend en met het oog op een goede ruimtelijke ordening, regeling bij verordening noodzakelijk wordt geacht Met het vaststellen van het OP2018 is daarom ook de provinciale omgevingsverordening geactualiseerd. In de Omgevingsverordening Zeeland 2018 (hierna: Omgevingsverordening) is waar mogelijk, rekening gehouden met de Omgevingswet. Gemeenten dienen bij het nemen van ruimtelijke besluiten (zoals een bestemmingsplan) de bepalingen uit de Omgevingsverordening in acht te nemen.
3.2.2 Omgevingsplan Zeeland 2018
Inzet van beleid
De kern van het OP2018 zijn 4 grote integrale strategische toekomstgerichte opgaven die nationaal en provinciaal centraal staan:
- Duurzame en concurrerende economie;
- klimaatbestendige en -neutrale samenleving;
- waardevolle leefomgeving;
- toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfomgeving.
Het OP2018 beoogt naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven ook een eerste aanzet voor te geven voor de lange termijn (2040) strategische doelen. Daarbij richt het zich op de volgende provinciale kerntaken:
- Duurzame ruimtelijke ontwikkeling & waterbeheer;
- milieu, energie & klimaat;
- vitaal platteland, natuurbeheer & ontwikkeling natuurgebieden;
- regionale bereikbaarheid & regionaal openbaar vervoer;
- regionale economie;
- culturele infrastructuur & monumentenzorg.
Toetsing
Het omgevingsplan heeft geen concreet beleid geformuleerd dat relevant is voor toetsing van de beoogde ontwikkeling. Wel sluit de aanpassing van het HS-station aan op de ambitie van de provincie voor het opwekken van duurzame energie met wind, zon, water en biomassa om daarmee in de eigen elektriciteitsbehoefte van Zeeland te kunnen voorzien (van 4 naar 10 PJ, dus 2,5x de huidige productie) en een evenredige bijdrage te leveren aan de landelijke doelstellingen. De provincie stelt daarvoor op hoofdlijnen kaderstellende beleidsruimte voor wind, zon en waterprojecten, maar laten maatwerk over aan de gemeenten.
3.2.3 Zeeuws Energieakkoord
Op dit moment produceren we in Zeeland al 50% van onze stroom met de wind en de zon. Zonne-energie heeft na wind het grootste potentieel qua duurzame energie op de lange termijn. De afgelopen jaren is het geïnstalleerde vermogen aan zonne-energie op daken flink toegenomen. Op land is het nog een relatief nieuw fenomeen.
Onder de naam Zeeuws Energieakkoord werken partijen samen aan een energieneutraal Zeeland. Zij benutten kansen voor Zeeland en voeren het landelijk Klimaatakkoord uit. De zogenoemde 'sectortafels' spelen een hoofdrol in de totstandkoming ervan. Zij werken de thema’s uit. Het plan, de Regionale Energiestrategie voor Zeeland, gaat in 2019 naar het ministerie en vormt het Zeeuwse hoofdstuk in het landelijk Klimaatakkoord. De tafel 'Elektriciteit' heeft als opgave om maximale ontwikkeling van duurzame energie in Zeeland te faciliteren, knelpunten en aanpassingen in het elektriciteitsnet in beeld te brengen en na te denken over de broodnodige flexibiliteit in het energiesysteem van de toekomst.
Zeeuwind heeft plannen voor de Kanaalzone en het Schelde-Rijnkanaal. Dat heeft praktische voordelen, bijvoorbeeld bij het transport van de elektriciteit. De stroomkabels liggen er al en kunnen gemakkelijker worden uitgebreid dan in een gebied waar nog niets is. Bovendien zijn deze gebieden al aangewezen voor de bouw van windturbines. Het HS-station ligt strategisch in de Kanaalzone. Hier komen al verschillende hoogspannings- en middenspanningsverbindingen samen. Om de ontwikkeling van duurzame energie in de Kanaalzone te faciliteren zijn aanpassingen in het elektriciteitsnet en in het transformatorvermogen nodig.
3.2.4 Omgevingsverordening Zeeland 2018
In de Omgevingsverordening worden regels gesteld met betrekking tot ruimte, milieu, water, wegen en vaarwegen, natuur, distelbeheer, landschapsbescherming en ontgrondingen.
De regels die betrekking hebben op het aspect ruimte, hebben voor een belangrijk deel betrekking op het buitengebied. Er zijn regels die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied, zoals molenbiotoop en erfgoed. Een beperkt aantal regels heeft vooral betrekking op stedelijke functies, namelijk bedrijven en detailhandelsvoorzieningen en wonen.
Voor wat betreft dit plan zijn maar weinig regels uit de Omgevingsverordening van belang en dan ook nog eens indirect. De verordening stelt regels met betrekking tot de ontwikkeling van wind- en zonne-energie. Daarvoor worden mogelijkheden geboden. Dat heeft direct gevolgen voor de transformatorvermogens die nodig zijn op de verschillende hoogspanningsstations.
3.3 Toetsing Aan Gemeentelijk Beleid
In het Activiteitenprogramma Klimaat en Duurzaamheid heeft de gemeente Terneuzen verschillende ambities voor klimaatverandering en energietransitie geformuleerd. Een daarvan is dat in 2045 alle bestaande particuliere woningen energieneutraal zijn. Daarin is een grote rol weggelegd voor de opwekking van duurzame energie op het eigen gemeentelijk grondgebied. De energie komt uit energiebronnen die niet opraken, zoals zon, wind, water, biomassa en aardwarmte. Om deze vormen van energie te kunnen benutten zal fors moeten worden geïnvesteerd in het elektriciteitsnetwerk, zoals de beoogde aanpassingen van het HS-station Westdorpe.
Hoofdstuk 4 Toetsing Aan Omgevingsaspecten
4.1 Bodemkwaliteit
4.1.1 Toetsingskader
In het kader van de voorgenomen herziening van het bestemmingsplan dient te worden onderbouwd of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem een belemmering kan vormen voor de realisatie van het voorgenomen plan. Daarvoor is de Bodemkwaliteitskaart Gemeente Terneuzen Actualisatie 2015 beschikbaar. Deze kaart is op basis van het zogenoemde generieke (= landelijke) beleid vastgesteld.
Het grondgebied van de gemeente Terneuzen is, op basis van statistische bewerkingen en interpretatie van het ruimtelijke patroon van waarnemingen, ingedeeld in de verschillende zones waarin onderscheid wordt gemaakt in Kwaliteitsklasse Bovengrond en Kwaliteitsklasse Ondergrond.
4.1.2 Toetsing en conclusie
Op de hiervoor genoemde bodemkwaliteitskaart valt het projectgebied in de zone 'Bedrijfsterrein' met een gemiddelde bodemkwaliteit die voldoet aan de 'Achtergrondwaarde' voor zowel de boven- als de ondergrond. De achtergrondwaarden zijn in de Nota van Toelichting van het Besluit bodemkwaliteit omschreven als: "landelijk geldende waarden voor een multifunctionele bodemkwaliteit die de grens vormen aan wat in het dagelijks gebruik schone grond en bagger wordt genoemd."
In opdracht van DNWG zijn in januari 2019 voor de twee percelen aan de zuidzijde van het huidige HS-station, waar de uitbreiding is voorzien (zie ook figuren 2.10 en 4.1) een vooronderzoek (NEN5725) en een verkennend bodemonderzoek (NEN5740) uitgevoerd. De volledige onderzoeken zijn opgenomen in bijlage 2. Voor beide percelen is de onderzoekshypothese onverdacht getoetst. Op basis van onderzoek is voor het westelijk perceel (perceel 1) de hypothese aangenomen. Voor het oostelijk perceel (perceel 2) is de hypothese verworpen omdat hier licht verhoogde gehalten PCB, minerale olie en zware metalen in de grond en de concentratie met barium en arseen in het grondwater zijn aangetroffen. Voor beide locaties geldt echter dat de resultaten geen aanleiding geven tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek. De vastgestelde bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de geplande bestemmingswijziging. Aanbevolen wordt om de bij graafwerkzaamheden vrijkomende grond zoveel mogelijk op locatie te verwerken.
Figuur 4.1 Percelen waarvoor ten behoeve van deze herziening bodemonderzoek is uitgevoerd (bron: ABO-Milieuconsult B.V.)
4.2 Watertoets
4.2.1 Toetsingskader
Voor ruimtelijke plannen dient met een watertoets aangetoond te worden dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. Dit is een procedure waarbij een initiatiefnemer van een ruimtelijke ontwikkeling in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen. Daarnaast ligt een gedeelte van het plangebied binnen de beschermingszone van de regionale waterkering dijk langs het Kanaal van Gent naar Terneuzen. Die kering is in beheer van Rijkswaterstaat.
Het waterschap is aanspreekpunt voor de watertoets en hanteert voor de beoordeling van en het overleg over nieuwe ruimtelijke plannen een watertoetstabel die door de initiatiefnemer , in dit geval DNWG, moet worden ingevuld.
4.2.2 Beoordeling
In bijlage 3 is de ingevulde watertoetstabel opgenomen. Uit de watertoetstabel blijkt dat het perceel nabij een regionale waterkering ligt die in beheer is bij het Rijk. Het ruimtelijk plan is echter niet van invloed op de waterkering en het veiligheidsniveau. De regeling aangaande de waterkering die is opgenomen in het geldende bestemmingsplan, wordt gehandhaafd.
Zoals aangegeven in bijlage 3 zal de oppervlakte verharding toenemen als gevolg van de beoogde ontwikkeling. Het gaat daarbij om 1.300 m2 dichte bodemverharding en bebouwing en 6.824 m2 doorlatende bodemverharding (grind). Voor het berekenen van de bergingsopgave hanteert het waterschap een maatgevende bui van 75 mm (0,075 m; een bui die zich gemiddeld eenmaal per 100 jaar voordoet). Voor het bepalen van de bergingsopgave hoeft de doorlatende bodemverharding niet als volledige verharding te worden meegeteld. In overleg met het waterschap zal de bergingsopgave worden bepaald.
Verder wordt een greppel die momenteel op het perceel van de beoogde uitbreiding ligt (langs de zuidrand van het bestaande hoogspanningsstation) te zijner tijd gedempt. Voor het dempen van deze greppel, een leggerwatergang, is een watervergunning nodig. Ook deze greppel zal worden gecompenseerd in het kader van de waterbergingsopgave. De omvang van de benodigde berging zal in overleg met het waterschap worden bepaald. Hemelwater afkomstig van daken en bodemverharding en huishoudelijk afvalwater wordt geloosd op de bestaande sloot langs het fietspad naast de Westkade/N252.
De afvalwaterstroom vanaf de transformatoren (via de olieafscheider) wordt geloosd op de hiervoor vermelde greppel. Omdat die op termijn wordt gedempt, zal dit lozingspunt moeten worden aangepast.
De activiteiten op het station hebben geen gevolgen voor de kwaliteit van het grondwater.
De benodigde werken ten behoeve van de uitweg op de N252 en passage van de watergang zijn reeds vergund (dam met duiker en inrit).
4.2.3 Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3.1 Archeologie
Op grond van de Wro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
In het basisplan is het aspect archeologie uitvoerig getoetst. Daaruit blijkt dat de Stroodorpepolder waarin het plangebied ligt, in 1825 opnieuw is ingedijkt. Er is geen archeologische verwachting voor dit gebied. Reden waarom er ook geen archeologische dubbelbestemming in het basisplan is opgenomen voor het HS-station en de beoogde uitbreidingen daarvan. Omdat er geen dubbelbestemming in het bestemmingsplan is opgenomen, is er ook geen koppeling met de gemeentelijke 'Vrijstellingenkaart Archeologie 2017'. Op die vrijstellingenkaart is aangegeven of en tot op welke diepte werkzaamheden op of in een terrein kunnen worden vrijgesteld van het opstellen van een archeologisch onderzoek(srapport). Op de vrijstellingenkaart heeft het plangebied - geheel in overeenstemming met de toets uit het basisplan - een 'witte' kleur. Dat betekent feitelijk een vrijstelling voor verder archeologisch onderzoek/inspanningen.
Figuur 4.2 Fragment Vrijstellingenkaart Archeologie 2017' met aanduiding HS-station
Archeologisch onderzoek is dan ook niet nodig. Het aspect archeologie staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.
4.3.2 Cultuurhistorie
Toetsingskader
Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging.
Voor de beoordeling van het aspect cultuurhistorie is de cultuurhistorische waardenkaart, als onderdeel van de structuurvisie 2025 van de gemeente Terneuzen beschikbaar.
Toetsing aan Cultuurhistorische waardenkaart
De cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Terneuzen bestaat uit drie kaartbladen: 'behoud', 'behoud door ontwikkeling' en 'vernieuwing mogelijk'. Voor het HS-station Westdorpe is het kaartblad 'behoud' van belang. De strategie van behoud is gekozen voor de delen van de gemeente waar op dit moment geen of zeer beperkte veranderingen zijn te verwachten. Het huidige ruimtelijke beeld en het functioneren van deze gebieden is goed. Daarom is er voor de gemeente geen aanleiding is om hier actief plannen of projecten te initiëren.
Kleinschalige aanpassingen aan de ruimtelijke structuur of ontwikkelingen die passen binnen de functionele omgeving zijn mogelijk, waarbij de nadruk ligt op de kwaliteit van het leefklimaat.
Binnen de te behouden gebieden is een aantal soorten gebieden te onderscheiden. De bestaande werkgebieden van Axel-Drieschouwen en Vaartwijk, Sas van Gent-Rosier, Sluiskil-Stroodorpe-West, Terneuzen-zuid en de oostelijke kanaaloever van Terneuzen maken eveneens onderdeel van de strategie van ‘behouden’. Grote uitbreidingen van deze gebieden worden niet voorgestaan. De functie en de kwaliteit van de gebieden is zodanig dat vanuit de gemeente geen actieve ontwikkelingshouding noodzakelijk is.
Figuur 4.3: Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Terneuzen - kaartblad 'Behoud'
Conclusie
Voor het HS-station Westdorpe geldt de strategie van behoud. Grote uitbreidingen van gebieden met deze strategie worden niet voorgestaan. Dat is in onderhavige herziening ook niet aan de orde. De voorgenomen ontwikkelingen zijn kleinschalig en daarmee dan ook niet in strijd met het gemeentelijk cultuurhistorische beleid.
4.4 Milieuhinder
4.4.1 Toetsingskader
Milieuzonering is in de ruimtelijke ordening het rekening houden met milieuhinder van bedrijven ten opzichte van milieugevoelige functies. Om de gemeenten een handreiking te bieden voor een verantwoord inpassen van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, is door de VNG de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (geheel herziene uitgave april 2009) opgesteld. In die publicatie is een richtafstandenlijst opgenomen. In deze lijst zijn bedrijven op grond van hun potentiële milieubelasting ingedeeld in zes categorieën. De categorie 1 staat voor de laagste potentiële milieubelastingen en de categorie 6 staat voor de hoogste potentiële milieubelasting. De richtafstandenlijst inclusief categorie-indeling is voor dit bestemmingsplan gehanteerd.
4.4.2 Toetsing en conclusie
Aan de Zandstraat staan enkele woningen die het dichtst bij de beoogde uitbreidingen liggen. De kortste afstand bedraagt circa 160 meter. Voor de milieuaspecten geur, stof, gevaar en verkeer gelden geen richtafstanden. Op basis van het gezamenlijk vermogen van de in de buitenlucht opgestelde transformatoren geldt voor het aspect geluid een richtafstand van 300 meter voor woningen. Dat betekent dat aan de genoemde richtafstand niet wordt voldaan. Dit betekent dat akoestisch onderzoek noodzakelijk is. In paragraaf 4.5 wordt dit onderzoek nader behandeld.
4.5 Industrielawaai
4.5.1 Toetsingskader
Het HS-station wordt zoneringsplichtig: geluidzone industrielawaai
Het HS-station zal na uitbreiding van het opgestelde transformatorvermogen als type C inrichting worden aangemerkt en is dan vergunningplichtig voor het aspect milieu. Omdat volgens de Wet geluidhinder (Wgh) alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, dient ook een geluidzone ex artikel 40 van de Wet geluidhinder te worden vastgesteld. Deze geluidzone dient vastgelegd in bestemmingsplannen. Ter plaatse van de zonegrens mag de geluidbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
Ter plaatse van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone mag de totale geluidbelasting (etmaalwaarde) vanwege het gehele gezoneerde industrieterrein niet hoger zijn dan de voor deze woningen vastgestelde Maximaal Toelaatbare Grenswaarde (MTG).
Grenswaarden voor nieuwe gevoelige functies
Binnen de geluidzone zijn woonbestemmingen en andere geluidgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidbelasting aan de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Voor nieuwe woningen die binnen de geluidzone liggen is in het algemeen de vaststelling van een hogere waarde tot 55 dB(A) mogelijk. Het bevoegd gezag kan hogere grenswaarden (tot 55 dB(A) vaststellen indien blijkt dat maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ondervinden van stedenbouwkundige, landschappelijke of financiële aard.
4.5.2 Toetsing
Met betrekking tot de vast te stellen geluidzone rondom het nieuwe gezoneerde bedrijfsperceel zijn twee opties denkbaar. Er kan een eigen geluidzone worden vastgesteld (met impact op meerdere bestemmingsplannen) of het HS-station kan worden opgenomen binnen de bestaande geluidzone van een van de nabij gelegen gezoneerde industrieterreinen 'Axelse Vlakte II' of van 'Sluiskil-Oost/Stroodorpe-Oost'. In die situatie moet akoestisch worden doorgerekend wat de bijdrage van de geluidemissie van het station is op de zonegrens. Gezien de ligging van de geluidzones is ervoor gekozen het hoogspanningsstation toe te voegen aan het gezoneerde industrieterrein Sluiskil-Oost/Stroodorpe.
Figuur 4.4 gezoneerde industrieterreinen 'Axelse Vlakte II' en 'Sluiskil-Oost/Stroodorpe-Oost' met bijbehorende geluidzones
Op verzoek van de gemeente Terneuzen heeft de RUD Zeeland in haar rol als zonebeheerder in het najaar van 2018 informeel en indicatief onderzocht of het mogelijk is om het 150 kV trafostation “Westdorpe”, gelegen aan de Westkade 123 te Sas van Gent, aan het gezoneerde industrieterrein Sluiskil-Oost/Stroodorpe-Oost toe te voegen binnen de bestaande afspraken vanuit de Wet geluidhinder (zonegrens, hogere grenswaarden c.q. MTG). Uit dit onderzoek bleek dat zowel de huidige als toekomstige uitbreiding passen binnen de nog beschikbare geluidruimte van het gezoneerde industrieterrein.
In vervolg daarop is in de periode februari - augustus 2019 in opdracht van DNWG Infra B.V. akoestisch onderzoek uitgevoerd in verband met de geplande bijplaatsing van de 60 MVA transformator TR154 die uit de gemeente Borsele komt en die in een latere fase wordt vervangen door een nieuwe 120/150 MVA transformator waarbij ook een extra 120/150 MVA transformator wordt bijgeplaatst (TR155). Voor beide fasen is tevens de situatie onderzocht waarbij het 150/50 kV gebouw aan de noordoostzijde van het terrein is gesloopt. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 4.
Met behulp van de rekenmodellen zijn de vanwege Enduris optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT berekend op de zonegrens en ter plaatse van geluidgevoelige gebouwen (woningen, bedrijfswoningen en andere gevoelige gebouwen) in de omgeving. Hierbij zijn de rekenpunten uit het zonebeheersmodel gebruikt, aangevuld met de woningen aan de Zandstraat 6, Zandstraat 8 en de bedrijfswoningen aan de Wervenweg 8 en de Wervenweg 13.
Uit het onderzoek volgt dat in alle scenario's ruimschoots wordt voldaan aan de standaard geluidvoorschriften in het Activiteitenbesluit, zelfs indien het geluid ter plaatse van de geluidgevoelige objecten (in dit geval woningen en bedrijfswoningen) als tonaal wordt beschouwd, en een toeslag van 5 dB in rekening wordt gebracht. Omdat er nog voldoende geluidruimte binnen de bestaande zone
beschikbaar is, zal de zone niet hoeven te worden verruimd.
Uit de berekeningen blijkt dat in de toekomstige situaties na realisatie van de geprojecteerde uitbreidingen, de geluidbelasting vanwege het hoogspanningsstation bij de (bedrijfs)woningen in de directe omgeving ten hoogste 41 dB(A) (etmaalwaarde) zal bedragen.
De geluidbijdrage van het hoogspanningsstation zal slechts marginaal toenemen als gevolg van de uitbreidingen (ordegrootte 1 a 2 dB).
De geluidbelasting vanwege het hoogspanningsstation bedraagt op de zonegrens maximaal 34 dB(A) etmaalwaarde (zonepunt 53). Deze waarde is 16 dB lager dan de totale, voor het gehele gezoneerde industrieterrein toegestane geluidbelasting. Vastgesteld kan worden dat de geluidbijdrage van het transformatorstation op de zonegrens als nagenoeg verwaarloosbaar kan worden aangemerkt.
Indien het geluid ter plaatse van de hoogst belaste (bedrijfs)woning aan de Zandstraat 6 als 'tonaal' wordt beschouwd, zal de etmaalwaarde maximaal 41+5=46 dB(A) bedragen. Ook deze waarde voldoet nog steeds (ruimschoots) aan de toetswaarde van 50 dB(A). Bij de overige woningen in de omgeving (niet zijnde bedrijfswoning) is de geluidbelasting minimaal 4 dB lager.
In het kader van de procedure om te komen tot het wijzigen van het bestemmingsplan zal de eigenlijke zonebeheerder (Provincie Zeeland) moeten instemmen met het uitbreiden van het bestaande gezoneerde industrieterrein met de gronden c.q. met de inrichting van het trafostation aan de Westkade 123. De instemmingsbrief is opgenomen in bijlage 5.
4.5.3 Conclusie
De berekende geluidniveaus kunnen als vergunbaar worden beschouwd. Omdat er nog voldoende geluidruimte binnen de bestaande zone beschikbaar is, zal de zone niet hoeven te worden verruimd.
Evenmin behoeven hogere MTG-en te worden vastgesteld.
4.6 Externe Veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Uit de professionele risicokaart Nederland (zie voor uitsnede figuur 4.5) blijkt dat er in de ruime omgeving van het plangebied verschillende risicovolle inrichtingen liggen. Aan de noordzijde, op het bedrijventerrein Stroodorpe, bevindt zich een bedrijf met opslag van LPG. Het plangebied ligt niet binnen de relevante 10-6 plaatsgebonden risicocontour en ook niet binnen het invloedsgebied daarvan. Ook vinden er transporten over weg of water plaats met gevaarlijke stoffen. De contouren daarvan reiken niet tot aan het plangebied. Het HS-station is volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen geen risicovolle inrichting en wordt het ook niet aangemerkt als een (beperkt) kwetsbaar object.
Figuur 4.5 Uitsnede risicokaart Nederland (rood: plangebied HS-station)
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.
4.7 Ecologie / Natuur
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of er op de gronden van de beoogde uitbreiding planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Wet natuurbescherming (Wnb) een beschermde status hebben en die mogelijk aantasting of verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Ook moet worden onderzocht of er voor soortgroepen overtredingen van verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming zijn te verwachten als gevolg van de voorgenomen ingreep en of aanvullend onderzoek dan wel maatregelen nodig zijn om eventuele negatieve effecten op te heffen.
Tot slot zal moeten worden onderzocht of de voorgenomen ingreep invloed kan hebben op gebieden die volgens overige natuurwetgeving zijn beschermd (Natura 2000-gebieden), of deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN-gebieden).
4.7.1 Beoordeling
In het kader van voorliggend planvoornemen om het HS-station uit te breiden zijn 2 ecologische verkenningen uitgevoerd. De bijbehorende rapportages zijn opgenomen in bijlage 6 van deze toelichting.
Voor de gehele uitbreiding (2 percelen) geldt dat deze geen onderdeel uitmaakt van een Natura 2000-gebied of een NNN-gebied die de voorgenomen bestemmingswijziging in de weg staat. Verder gelden de volgende aandachtspunten:
- Op de planlocatie zelf zijn op dit moment alleen algemeen voorkomende soorten te verwachten en in de directe omgeving komt de rugstreeppad voor. Bij dempen van sloten is nader onderzoek naar aanwezigheid van de rugstreeppad noodzakelijk. Voor de algemeen voorkomende soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een provinciale vrijstelling.
- Tijdelijk water (ondiepe plasjes) binnen het plangebied dient zoveel als mogelijk voorkomen te worden en langdurige zanddepots zijn niet aan te raden in verband met mogelijke aantrekking van de in de nabijheid aanwezige rugstreeppad. Aanbevolen wordt om maatregelen te treffen om bij de fysieke omvorming van het terrein de soort niet op het terrein te laten vestigen. Dit kan bijvoorbeeld door de aanleg van paddenschermen.
- Indien verlichting op het terrein wordt aangepast, dient te worden opgelet dat deze geen strooilicht naar de omringende groenstructuren, watergangen en/of tegen de aanwezige bebouwing uitstraalt. Dit is nodig om mogelijke functionaliteit van het omringende gebied voor mogelijk aanwezige vleermuizen en de aanwezige kerkuil niet aan te tasten. Tijdelijke bouwverlichting is om dezelfde reden niet toegestaan.
- In de directe omgeving van de uitbreiding zijn een rust/roestplaats van een uil (kerkuil) aanwezig en mogelijk ook een buizerdhorst. De verblijfplaats van deze diersoorten dient onverstoord en onaangetast te blijven. De werkzaamheden en routing (aan- en afvoer materiaal/materieel en personeel) dient dusdanig te worden ingericht dat de werkzaamheden op een afstand van 50 respectievelijk 75 meter van de vermoedelijke verblijfplaats worden uitgevoerd. Op deze wijze wordt zorgvuldig gewerkt en is geen sprake van impact/verstoring van deze verblijfplaats. De vermoedelijke verblijfplaats is aangegeven in de ecologische quickscan;
- Aanbevolen wordt om geen steilwanden bij een ontgraving of tijdelijk depot te laten aanbrengen, maar deze te allen tijde flauw (1:2 of flauwer) af te werken. Te steil afgegraven zandwanden kunnen tijdens het broedseizoen van maart tot september worden gekoloniseerd door oeverzwaluwen.
- Om negatieve effecten op beschermde soorten te voorkomen is het het meest veilig om de werkzaamheden buiten het broedseizoen te plannen. Indien dit niet mogelijk is, is het raadzaam om de voorbereidingswerkzaamheden onder ecologische begeleiding uit te voeren om overtredingen van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming te voorkomen.
- Voor verdere verspreiding van de plantensoort de Japanse duizendknoop op het terrein dan wel voor verspreiding van vrijkomende grond op een andere locatie wordt aanbevolen om hierover contact op nemen met het waterschap en met hoveniersbedrijf BTL . Dit bedrijf heeft voor het waterschap een inventarisatie gemaakt van de locaties met Japanse Duizendknoop voor heel Zeeland en kan deze verantwoord verwijderen. Deze invasieve exoot drukt namelijk asfalt en beton kapot en overwoekert in korte tijd inheemse planten. Aangezien dit geen gemeentelijke percelen of een locatie binnen de bebouwde kom betreft, ligt hier geen taak voor de gemeente.
Naar aanleiding van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 is extra stikstofdepositie op overbelaste Natura-2000 gebieden niet meer toegestaan. Die uitspraak heeft tot gevolg dat met een voortoets moet worden onderbouwd dat er geen relevante stikstofdeposities kunnen optreden ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in Natura-2000 gebieden als gevolg van de uitbreidingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Om dit te onderbouwen is hiervoor een memo opgesteld die is opgenomen in bijlage 7. Daaruit blijkt dat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie op overbelast Natura 2000 gebied.
4.7.2 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot:
- negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden;
- negatieve effecten op gebied van het Natuur Netwerk Nederland/Zeeland;
- negatieve gevolgen voor beschermde soorten en er is geen sprake van overtreding van de Wet natuurbescherming indien de werkzaamheden in de periode september tot maart worden uitgevoerd en bovengenoemde aanbevelingen worden opgevolgd.
Het aspect ecologie staat de voorgenomen uitbreiding van het HS-station niet in de weg.
4.8 Verkeersaspecten
Omdat het HS-station onbemand is, is er in de gebruiksfase geen verkeerstoename als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. Op het terrein is ruimte voldoende om in voorkomend geval onderhoudsvoertuigen te parkeren.
4.9 Luchtkwaliteit
4.9.1 Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de onderstaande tabel weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 4.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
4.9.2 Beoordeling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 (https://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N61 ten noorden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxiden en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Figuur 4.6 maatgevende wegen en enkele resultaten op de rekenpunten op deze wegen voor 2017 (bron: https://www.nsl-monitoring.nl/viewer/)
In dit specifieke geval behoeft in overeenstemming met het Besluit niet in betekenende mate niet aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit te worden getoetst. Omdat het HS-station onbemand is, is er in de gebruiksfase geen verkeerstoename als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.
Het hoogspanningsverdeelstation zorgt niet voor emissie van luchtverontreinigende stoffen of deeltjes.
4.9.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde uitbreiding van het hoogspanningsverdeelstation.
4.10 Toetsing Aan Wet- En Regelgeving Leidingen
4.10.1 Toetsingskader planologisch relevante leidingen
Het volgende toetsingskader ten aanzien van planologisch relevante leidingen is relevant:
- Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen;
- het provinciaal Omgevingsplan Zeeland
- gemeentelijk beleid ten aanzien hoogspanningsleidingen of -verbindingen.
Planologische relevantie
Planologisch relevante leidingen dienen in het bestemmingsplan te worden geregeld (lees: te worden beschermd). Deze zijn namelijk van groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang. Deze leidingen hebben een relatief grote invloed op het gebruik van gronden in de directe omgeving of dienen te worden beschermd tegen invloeden van buitenaf. In ieder geval zijn buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen die vallen onder het Besluit en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (BEVT/REVT ) planologisch relevant. Deze leidingen hebben externe veiligheidscontouren.
Behalve de leidingen die genoemd worden in het BEVT/REVT en het provinciaal Omgevingsplan merkt de gemeente Terneuzen ook ondergrondse en bovengrondse hoogspanningsleidingen of -verbindingen van 50 kV of hoger aan als planologisch relevant.
Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION)
In principe zijn leidingen ook beschermd tegen schade door graafwerkzaamheden vanwege de meldingsplicht op basis van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION). De WION verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke 'mechanische grondroering' bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.
4.10.2 Onderzoek en conclusie
Zoals te verwachten bij een HS-station en zoals ook blijkt uit de ter plaatse geldende bestemmingsplannen blijkt, zijn er verschillende ondergrondse en bovengrondse hoogspanningsverbindingen op en direct rondom het HS-station. In figuur 2.1. (zie paragraaf 2.2) zijn deze verbindingen duidelijk weergegeven. Deze verbindingen zijn in beheer en onderhoud van Tennet en Enduris en vormen vanzelfsprekend geen belemmering. Andere planologisch relevante leidingen zijn niet aanwezig.
4.11 Toetsing Aan Besluit Milieueffectrapportage
4.11.1 Toetsingskader
In het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, die aanleiding geven om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Daarbij moet worden gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Onder deze drempelwaarden is een ontwikkeling niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.
Concreet voor deze situatie heeft de ontwikkeling betrekking op een ontwikkeling zoals genoemd in de lijst D, categorie 11.3 aanleg/wijziging industrieterrein.
Sinds 7 juli jl. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan - ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een “vormvrije” mer-beoordeling.
4.11.2 Toetsing en conclusie
Kenmerken
In paragraaf 2.3 is het project toegelicht.
Locatie
De gronden van de uitbreiding van het HS-station liggen niet in gevoelig gebied zoals bedoeld in kolom 2 van lijst D, categorie 11.3 van bijlage bij het Besluit m.e.r.. Het plan rechtvaardigt dan ook geen MER.
Kenmerken potentiële effecten
Uit de hiervoor uitgevoerde toetsing van de omgevingsaspecten, waaronder milieuaspecten, blijkt dat er geen sprake is van negatieve milieueffecten naar de omgeving die een MER rechtvaardigen.
4.12 Financiële Aspecten
4.12.1 Economische uitvoerbaarheid
Enduris is zowel financieel als organisatorisch verantwoordelijk voor het project. Beide partijen staan ook financieel garant voor de uitvoering daarvan. De economische uitvoerbaarheid is daarmee afdoende gewaarborgd.
4.12.2 Grondexploitatie
In de Wro en het Bro zijn regels opgenomen over de grondexploitatie. Deze regels verplichten tot kostenverhaal door de gemeente als een bouwplan zoals aangegeven in artikel 6.2.1 Bro wordt mogelijk gemaakt. In deze herziening wordt de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen mogelijk gemaakt op de gronden van de uitbreiding. Deze gebouwen worden als een dergelijke bouwplan aangemerkt.
Op grond van artikel 6.12.2 sub a van de Wro hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. De standaard procedurekosten (dit exclusief de reguliere bouwleges) zijn, naast andere relevante zaken, op voorhand vastgelegd in een grondexploitatieovereenkomst tussen gemeente en Enduris. Omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd, hoeft er geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
Hoofdstuk 5 Resultaten Overleg En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.1 Resultaten Overleg
In het kader van het bestuurlijke vooroverleg wordt het bestemmingsplan Bedrijventerrein Drieschouwen, Vaartwijk en Stroodorpe - herziening Westkade 123 Sas van Gent in concept doorgestuurd naar de volgende instanties:
- Provincie Zeeland;
- Waterschap Scheldestromen;
- Veiligheidsregio Zeeland;
- Rijkswaterstaat.
De provincie is ambtelijk nauw betrokken bij de voorbereidingen van het onderhavige bestemmingsplan en heeft de gemeente op 7 mei 2019 laten weten dat zij instemmen met het initiatief.
Het waterschap heeft op 27 maart laten weten dat de watertoets afgerond te beschouwen en de nog resterende aspecten te regelen in de watervergunning.
Van de veiligheidsregio en Rijkswaterstaat zijn geen reacties ontvangen. Aangenomen wordt dat deze instanties geen opmerkingen hebben.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 4 juli tot en met 14 augustus 2019. Binnen deze termijn zijn er 4 zienswijzen ontvangen. Deze zijn samengevat en beoordeeld in de antwoordnota zienswijzen die als bijlage 8 van de toelichting van dit bestemmingsplan is opgenomen. Daaruit blijkt dat er geen aanleiding is om het bestemmingsplan (verbeelding en planregels) gewijzigd vast te stellen. Wel is het noodzakelijk gebleken de toelichting met een aantal daarbij behorende bijlagen aan te passen en aan te vullen. De aanpassingen hebben betrekking op:
- paragraaf 4.5 Industrielawaai (aanvullingen) en daarmee samenhangend bijlage 4 Akoestischonderzoek industrielawaai (geactualiseerd);
- paragraaf 4.7 Ecologie / Natuur (aangevuld met passage over stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden) en bijlage 7 Memo stikstof Westkade Sas Van Gent (nieuwe bijlage);
- bijlage 5 Brief GS Zeeland inzake geluidemissie Sluiskil-Oost-Stroodorpe-Oost (de brief was in het ontwerpbestemmingsplan nog een zogenaamde p.m. en is nu opgenomen.
De toelichting is geen onderdeel van het juridische plan en daarom is er geen sprake van een gewijzigde vaststelling.
Bijlage 1 Toekomstige Situatie Hoogspanningsstation Westdorpe
Bijlage 1 Toekomstige situatie hoogspanningsstation Westdorpe
Bijlage 2 Bodemonderzoeken Uitbreiding Hoogspanningsstation Westdorpe
Bijlage 2 Bodemonderzoeken uitbreiding hoogspanningsstation Westdorpe
Bijlage 3 Aanmeldformulier Watertoets
Bijlage 3 Aanmeldformulier watertoets
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek industrielawaai
Bijlage 5 Brief Gs Zeeland Inzake Geluidemissie Sluiskil-oost-stroodorpe-oost
Bijlage 5 Brief GS Zeeland inzake geluidemissie Sluiskil-Oost-Stroodorpe-Oost
Bijlage 6 Quickscans Ecologie
Bijlage 7 Memo Stikstof Westkade Sas Van Gent
Bijlage 7 Memo stikstof Westkade Sas Van Gent