Sas van Gent, Canadalaan 58
Bestemmingsplan - gemeente Terneuzen
Vastgesteld op 31-05-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Sas van Gent, Canadalaan 58 met identificatienummer NL.IMRO.0715.BPSVG06-VG01 van de gemeente Terneuzen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 afgewerkt bouwterrein
de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond.
1.7 andere geluidgevoelige gebouwen
een geluidgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 1,2 van het Besluit geluidhinder.
1.8 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 archeologisch deskundige
de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige op het gebied van archeologie.
1.11 archeologisch onderzoek
Onderzoek dat uitgevoerd wordt conform de BRL 4000 en dat verricht wordt door een onderzoeksbureau of instelling die beschikt over een geldig certificaat voor de gevraagde KNA-protocollen.
1.12 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.13 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
de afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bevoegd gezag
het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 bouwwerk, geen gebouw zijnde
een bouwwerk als bedoeld in lid 1.23, niet zijnde een gebouw.
1.25 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.26 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 geluidgevoelige objecten
woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.29 geluidzone - industrie
de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
1.30 hogere waarde
een hogere waarde als bedoeld in artikel 110a, derde lid van de Wet geluidhinder.
1.31 intramuraal wonen
wonen in een zorginstelling om daar begeleiding, verzorging of behandeling te krijgen die nodig is, zoals een ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingshuis of een instelling voor verstandelijk gehandicapten.
1.32 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.33 nutsvoorzieningen
de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.34 opgraving
De ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een geldig certificaat voor de gevraagde KNAprotocollen.
1.35 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.36 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.37 peil
- a. voor gebouwen waarvan de toegang op maximaal 5 meter van de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld van het bouwperceel;op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.38 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
1.39 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.40 voorkeurswaarde
de in artikel 2.1. van de Wet geluidhinder geregelde ten hoogste toelaatbare geluidbelasting op de gevel van andere geluidgevoelige gebouwen.
1.41 vrijstellingsdiepte
de in Bijlage 1 Vrijstellingenkaart Terneuzen 2017 aangegeven vrijstellingsdiepte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkt bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen,
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals water, waterberging, waterhuishoudkundige voorzieningen, verhardingen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 4 meter;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. intramuraal wonen, gezondheidszorg, sociale en welzijnsvoorzieningen, praktijkruimten,
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water.
4.2 Bouwregels
Er gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten, fiets- en voetpaden, verhardingen, parkeervoorzieningen
; - b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', als bedoeld in artikel 6.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende erkers, serres, veranda's en afdaken, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, stoepen, stoeptreden en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen , mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
- b. de onder a genoemde maximum overschrijding geldt niet ter plaatse van de aanduiding als bedoeld in artikel4 lid 4.2.2 onder b.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' is het oprichten van nieuwe geluidgevoeligeobjecten in overeenstemming met het bepaalde in Hoofdstuk 2, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidbelasting vanwege een industrieterrein niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of vastgestelde hogere waarde.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Maten en bouwgrenzen
Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Sas van Gent, Canadalaan 58'.
Bijlage Bij De Regels
Bijlage 1 Vrijstellingenkaart Terneuzen 2017
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel Bestemmingsplan
Stichting Voor Regionale Zorgverlening (verder: SVRZ) is voornemens om op de locatie aan de Canadalaan in Sas van Gent, in aansluiting op het naastgelegen appartementencomplex voor ouderen, een woonzorgvoorziening met intramurale zorg te bouwen. Dit gebouw dient ter vervanging van het bestaande gebouw aan de Rijsenburg-Vier Ambachtenstraat, dat door SVRZ bouw- en woontechnisch is afgekeurd en niet meer geschikt voor het huisvesten van de doelgroepen van SVRZ.
Uit onderzoek is gebleken dat een beperkte aanpassing van het huidige gebouw en sloop (al dan niet gedeeltelijk) van het gebouw en nieuwbouw op dezelfde locatie financieel, stedenbouwkundig en organisatorisch lastig, zo niet onmogelijk is.
Gekozen is voor de optie om elders in Sas van Gent een nieuwe locatie te zoeken waar een gebouw voor intramurale zorg kan worden gerealiseerd. Voor SVRZ is het van groot belang dat een nieuwe locatie voor haar cliënten ligt in haar 'zorggebied' en in de directe omgeving van de gemeenschapsvoorziening De Statie. In verband hiermee is gekozen voor de locatie aan de Canadalaan. In paragraaf 2.3 wordt verder ingegaan op de locatiekeuze voor de nieuwbouw.
Voor de huidige locatie die wordt verlaten, is nog geen nieuwe gebruiksfunctie gevonden. Het staat wel vast dat het gebouw niet opnieuw zal worden gebruikt als woonzorgvoorziening met intramurale zorg. Niet alleen de ongeschiktheid van het gebouw is daarvoor een argument, maar ook het 'uitputten' van het zorgbudget bij het zorgkantoor. Dat kantoor maakt afspraken met zorgverleners en zal na de afspraak met SVRZ voor de huidige ontwikkeling met andere zorgverleners voor die kern geen andere of nieuwe afspraken meer maken.
Voor het nieuwe gebouw heeft VG Architecten uit Sas van Gent een ontwerpstudie vervaardigd en een definitief ontwerp (DO) dat uitgaat van in totaal 35 wooneenheden. In paragraaf 1.3 is de globale ligging van de nieuwbouw en de nieuwe locatie van de speelvoorzieningen weergegeven. In hoofdstuk 2 wordt toekomstige situatie van de locaties beschreven en de reden van de bouw van het nieuwe gebouw. In het plangebied zijn de contouren en de structuur van de historische vestingstad Sas van Gent nog waarneembaar. In het ontwerp wordt de nieuwbouw zorgvuldig gesitueerd op die historische contouren.
De beoogde woonzorgvoorziening past niet in het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Sas van Gent' (vastgesteld 2012). Om het plan te kunnen realiseren, wordt het bestemmingsplan herzien. De gemeente Terneuzen heeft per brief d.d. 28 juni 2016 laten weten dat zij bereid is medewerking te verlenen. Daarbij heeft zij enkele randvoorwaarden c.q. uitgangspunten aangegeven.
De huidige speelvoorzieningen die momenteel in het plangebied aanwezig zijn, worden verplaatst naar het groen ten oosten van het garagebedrijf Bode aan de Paul Krugersdreef. Hierdoor blijft in de directe omgeving de mogelijkheid voor kinderen om buiten te spelen. De verplaatsing van de speeltoestellen naar de nieuwe locatie aan de Paul Krugersdreef past slechts gedeeltelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Om deze reden en vanwege de relatie met het initiatief van SVRZ is de gehele locatie eveneens in voorliggend bestemmingsplan meegenomen.
1.2 Coördinatieregeling
De planvoorbereiding van het bestemmingsplan heeft meer tijd gekost dan vooraf voorzien. De oorzaken hiervoor zijn onder andere de aanwezigheid van een pijpensysteem voor aardwarmte, de complexe situatie met betrekking tot externe veiligheid, voortschrijdende archeologische inzichten en de noodzakelijke verplaatsing van de speelvoorzieningen. Om de tijd die nodig is voor de planologische procedure en voor het verkrijgen van vergunningen in te korten en daarmee wellicht een belangrijk deel van de opgelopen vertraging te compenseren, heeft de gemeenteraad in januari 2014 een delegatiebesluit genomen voor het toepassen van de coördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.30 lid 1 onder b Wet ruimtelijke ordening. Hiermee worden de voorbereiding en bekendmaking van de procedures en vergunningen gecombineerd. De voorgenomen ontwikkeling valt binnen de toepasselijke randvoorwaarden van dit besluit.
1.3 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt ten oosten van de Canadalaan en ten zuiden van het Bolwerk in de kern Sas van Gent en bestaat uit twee locaties.
Figuur 1.1. Globale ligging plangebied
1.4 Leeswijzer
De toelichting op het bestemmingsplan heeft de volgende opzet.
- In hoofdstuk 2 Planbeschrijving worden de cultuurhistorische context van het gebied en de huidige situatie beschreven en wordt het nieuwe stedenbouwkundige ontwerp toegelicht. Direct daaropvolgend is aangegeven op welke wijze de nieuwe situatie planologisch-juridisch is geregeld in voorliggend bestemmingsplan.
- In hoofdstuk 3 Toetsing aan beleid is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan vastgesteld en voorgenomen beleid van verschillende overheden.
- In hoofdstuk 4 Toetsing aan omgevingsaspecten is het plan getoetst aan sectorale wetgeving en aspecten.
- In hoofdstuk 5 Financiële aspecten en 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid en overleg wordt ingegaan op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
In deze toelichting en in de regels van het bestemmingsplan zijn veelvuldig relatieve verwijzingen toegepast ('hyperlinks'). Hiermee is op een snelle en eenvoudige manier onderliggende informatie benaderbaar. Zo kunnen binnen de bestemmingsartikelen gehanteerde begrippen worden aangeklikt waarmee direct wordt gesprongen naar de betreffende begripsbepalingen. Ook kan vanuit de regels de toelichting worden geraadpleegd en kunnen omgekeerd vanuit de toelichting (vooral in paragraaf 2.6 met de juridische planbeschrijving) de regels direct worden benaderd.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Cultuurhistorische Context
Het plangebied is onderdeel van de oude vestingwerken van Sas van Gent. In figuur 2.1 is de ontwikkeling van de vestingwerken chronologisch weergegeven. Hierbij is te zien dat vanaf omstreeks 1950 de vestingwerken zijn veranderd. Het water is gedempt en de structuren zijn minder zichtbaar.
De locatie van het plangebied is onbebouwd gebleven en ingevuld met groen en heeft tot omstreeks 1950 aan de rand van de kern Sas van Gent gelegen. Na 1950 zijn er grootschalige (woningbouw) uitbreidingen gedaan, waardoor de structuur van de vestingwerken minder zichtbaar is geworden. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart uit het bestemmingsplan 'Sas van Gent' is de rand van de kern, waar het plangebied naast ligt, onderdeel van de Staats-Spaanse Linies. Dit vormt het restant van een vestingwerk volgens het Nieuw-Nederlands principe en is van belang voor de militaire geschiedenis van Zeeuws Vlaanderen. De herkenbaarheid van de vesting is echter gering.
Figuur 2.1. Chronologisch overzicht ontwikkeling (voormalige) westzijde Sas van Gent (bron: Topotijdreis.nl & Geoweb provincie Zeeland)
2.2 Huidige Situatie
Inleiding
SVRZ biedt zorg in Zeeland vanuit acht zorgcentra en vele kleinschalige woningen in de wijk of het dorp. Aan mensen met dementie of lichamelijke beperkingen.
Stichting Ouderenzorg Kanaalzone (verder: SOKA) exploiteerde in Zeeuws-Vlaanderen drie woonzorglocaties, waaronder ‘De Redoute’, centrum voor zorg en verpleging aan de Rijsenburg-Vier Ambachtenstraat in Sas van Gent. Het gebouw werd door SOKA gehuurd van Stichting Woonzorg Nederland (verder: WZN). Per 1 juli 2017 is Soka gefuseerd met SVRZ en samengegaan met onder de naam SVRZ. Sindsdien worden de woonzorglocaties geëxploiteerd door de nieuwe SVRZ.
Huidige locatie aan de Rijsenburg-Vier Ambachtenstraat voldoet niet meer
De Redoute heeft een belangrijke functie op het gebied van wonen en zorg voor ouderen in Sas van Gent en de omliggende dorpen. In tegenstelling tot de twee andere woonzorglocaties is het verzorgingshuis De Redoute nog niet gemoderniseerd. De laatste vernieuwing is uitgevoerd in 1990 terwijl het oorspronkelijke verzorgingshuis dateert uit 1965.
Het gebouw voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd en is bouwtechnisch afgekeurd. Het is niet geschikt voor de zware zorg van de huidige bewoners, de doelgroep van SVRZ. De voorzieningen, zoals badkamers, ventilatie en bouwkundige maatvoering voldoen niet meer aan de eisen die worden gesteld om kwalitatief goede intramurale zorg te kunnen leveren.
Verder is de technische kwaliteit van het gebouw matig, dat zich vooral uit in de installatietechniek (luchtbehandeling en drinkwaterinstallatie). Het risico is dat er in de nabije toekomst leegstand gaat ontstaan en het centrum haar functie als plaatselijke zorgaanbieder onvoldoende kan blijven waarmaken.
Daarbij komt dat er eind 2013 in de regio afspraken zijn gemaakt over de capaciteitsverdeling. De huidige intramurale capaciteit in 'De Redoute' bedraagt:
- 41 verzorgingshuisplaatsen;
- 9 verpleeghuisplaatsen psychogeriatrie;
- 9 verpleeghuisplaatsen somatiek (lichamelijke beperkingen).
Aan beide zijden van het verzorgingshuis is een appartementencomplex voor senioren gesitueerd (De Rijsenburg en Vierambachten) met in totaal 38 aanleunwoningen. In deze appartementen wordt door SRVZ zorg en diensten geleverd. Gezien het huidige overheidsbeleid zal de vraag naar zelfstandig wonen met zorg alleen maar toenemen. Het is van belang dat bij een herontwikkeling van de Redoute rekening wordt gehouden met deze doelgroep.
Voor het verzorgingshuis De Redoute is een geleidelijke afbouw van de intramurale verpleeghuiscapaciteit afgesproken. Tegelijkertijd is ook afgesproken om deze zorgcapaciteit uit te breiden met 12 plaatsen. Hierdoor ontstaat er een intramurale kern van 30 plaatsen zware zorg, die voldoende is om de toekomstige intramurale vraag in Sas van Gent en omgeving op te kunnen vangen. Voor deze zware zorgvraag wordt SVRZ ingeschakeld.
Er is onderzocht of het mogelijk is om het huidige gebouw aan te passen. Aangezien het gebouw en de installaties technisch zijn verouderd, heeft onderzoek uitgewezen dat renovatie niet mogelijk is. Daarom is het voor de huidige cliënten (psychogeriatrie en somatiek) noodzakelijk dat op korte termijn vervangende nieuwbouw wordt gerealiseerd. Door nieuwbouw te realiseren krijgen de huidige cliënten betere faciliteiten en kan er met intramurale zorg beter worden ingespeeld op hun behoeften.
2.3 Vervangende Nieuwbouw: Huidige Locatie Of Nieuwe Locatie?
Huidige locatie niet haalbaar
De gemeente heeft eerder de voorkeur uitgesproken voor ontwikkeling op de huidige locatie, omdat er dan geen locatie met leegstand ontstaat in Sas van Gent. Hierbij is echter geen rekening gehouden met het op termijn mogelijk afstoten van WZN van deze locatie. De nabijheid van de aanleunwoningen wordt als voordeel gezien.
Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de herontwikkelingsmogelijkheden van 'De Redoute' en er zijn scenario's verkend waarbij is uitgegaan van beperkte aanpassing van het huidige gebouw en van nieuwbouw op de huidige locatie en nieuwbouw elders in Sas van Gent. Daaruit is gebleken dat sloop (al dan niet gedeeltelijk) van het gebouw en nieuwbouw op dezelfde locatie financieel, stedenbouwkundig en organisatorisch echter lastig, zo niet onmogelijk is. Het zou onder andere betekenen dat voor een (relatief korte) periode de ouderen tijdelijk elders moeten ondergebracht. Dit is vanwege de specifieke zorgvraag van de huidige bewoners niet reëel.
Gekozen is voor de optie om een nieuwe locatie te zoeken waar een gebouw voor intramurale zorg kan worden gerealiseerd. Indien wordt gekozen voor een nieuwe locatie zijn geen (grootschalige) investeringen meer nodig voor de huidige locatie. Voor de ruimten op de huidige locatie die worden verlaten, is nog geen nieuwe gebruiksfunctie gevonden. Het staat wel vast dat het gebouw niet opnieuw zal worden gebruikt voor intramurale zorg. Niet alleen de ongeschiktheid van het gebouw is daarvoor een argument, maar ook het 'uitputten' van het zorgbudget bij het zorgkantoor. Dat kantoor maakt afspraken met zorgverleners en zal na de afspraak met SVRZ voor de huidige ontwikkeling met andere zorgverleners voor die kern geen andere of nieuwe afspraken meer maken. Door het ontbreken van financiering heeft het huidige gebruik voor intramurale zorg geen bestaansrecht meer. Er moet dan ook rekening worden gehouden dat WZN de locatie op termijn zal afstoten.
Voor de bewoners van de aanleunwoningen bij 'De Redoute' is het verdwijnen van de intramurale capaciteit nadelig (minder levendigheid). Ook zal een oplossing moet worden gevonden voor de zorg- en dienstverlening zoals deze nu aan de bewoners van de aanleunwoningen wordt geleverd. Het inrichten van een zorgsteunpunt op de huidige locatie behoort tot de mogelijkheden, zoals deze nu in De Statie aanwezig is.
Uitgangspunten voor (de locatie van een) nieuw gebouw
Ten behoeve van het scenario 'nieuwe locatie' zijn door SOKA (inmiddels dus SVRZ) de volgende uitgangspunten vastgesteld waaraan de locatie voor de nieuwbouw dient te voldoen:
- De locatie dient centraal te liggen;
- er is goed uitzicht op de omgeving;
- er is voldoende buitenruimte beschikbaar;
- er is voldoende parkeerruimte beschikbaar;
- de bushalte is op loopafstand.
Voor SVRZ is het van groot belang dat een nieuwe locatie voor haar cliënten ligt in haar 'zorggebied' en in de directe omgeving van de gemeenschapsvoorziening De Statie. Een goede optie voor nieuwbouw is dan ook de voorgenomen locatie aan de Canadalaan. Deze locatie is om verschillende redenen geschikt voor de realisatie van een woonzorgvoorziening. De nieuwe locatie ligt op korte afstand van de huidige locatie en redelijk centraal in Sas van Gent. In de directe omgeving van de beoogde locatie liggen al verschillende (woon)voorzieningen voor senioren (figuur 2.2). Ook heeft SVRZ een teampost in het bestaande seniorencomplex (van Woongoed Zeeuws-Vlaanderen) direct ten zuiden van de locatie. Daarnaast liggen ten westen de huidige aanleunwoningen en wordt ten noorden een nieuw seniorenhof gerealiseerd. Dit is gunstig voor de exploitatie van de kleinschalige voorziening.
Verder naar het zuiden ligt het multifunctionele centrum (MFC) De Statie. Met de toevoeging van het nieuwe gebouw met intramurale zorg aan de Canadalaan ontstaat er een woonzorgzone voor Sas van Gent.
Bovendien ligt de locatie op grotere afstand van de goederenspoorlijn, hetgeen uit oogpunt van externe veiligheid beter is.
figuur 2.2. Huidige voorzieningen voor senioren, met in rood de contouren voor de locatie van het nieuwe gebouw (eigen bewerking)
2.4 Beschrijving Nieuwe Locatie
De gekozen locatie ligt aan de oostzijde van de Canadalaan, aan de zuidzijde van de Paul Krugersdreef, aan de westzijde van het garagebedrijf Bode aan de Paul Krugersdreef en aan de noordzijde van de hiervoor genoemde zorgwoningen. De locatie is momenteel een groenvoorziening en een halfverhard terrein dat wordt gebruikt als overloopparkeerterrein voor gemeenschapsvoorziening De Statie, met een capaciteit van 30 parkeerplaatsen (zie ook paragraaf 4.1). Op de groenvoorziening zijn verschillende speeltoestellen aanwezig. Gezien de ligging, omvang, de diversiteit aan speeltoestellen en het gebruik is dit een belangrijke speelvoorziening voor dit deel van Sas van Gent.
Aan de zuidzijde grenst de nieuwbouwlocatie aan de oude begraafplaats van Sas van Gent. De capaciteit van deze begraafplaats is vrijwel geheel benut en er vinden nauwelijks nog nieuwe begravingen plaats. Een belangrijk deel van de westelijke locatie van het plangebied maakte deel uit van de begraafplaats. Dit gedeelte van de begraafplaats is in 2011 geheel geruimd en gesaneerd. Het authentieke lijkhuisje (zie fotoblad in figuur 2.3) dat voorheen centraal op de begraafplaats stond, staat nu aan de rand ervan, tegen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. De officiële toegang tot de begraafplaats vindt plaats vanaf de Paul Krugersdreef (zie eveneens figuur 2.2). Deze toegang is de grens van de westelijke locatie. Aan de westzijde van deze toegangsweg, tussen beide deellocaties is het garagebedrijf Bode gevestigd.
Figuur 2.3. Situatie plangebied - bouwlocatie - in 2016
Direct ten noorden van nieuwbouwlocatie ligt een vijver die in 2012 is aangelegd, na de sanering van het noordelijk deel van de begraafplaats. Deze vijver herinnert aan de oorspronkelijke veste of singelgracht; het water rond de historische vestingstad (zie paragraaf 2.1). De ruim 2 meter hoge haag in het plangebied refereert aan de voormalige wal van dit oude vestingwerk.
Het andere gedeelte van het plangebied ligt ten oosten van het garagebedrijf aan de Paul Krugersdreef. Deze locatie is gedeeltelijk in gebruik als grasveld en gedeeltelijk onderdeel van een volkstuincomplex. Er zijn binnen het plangebied echter geen volkstuinen meer in gebruik (wel direct ten zuiden daarvan). De oostelijke locatie is volledig onverhard.
Figuur 2.4. Situatie plangebied - speeltuinlocatie - in 2017
Ten noordwesten van het plangebied is een deel van de oude vestingwerk teruggebracht in de vorm van water en een haag met puntige vorm. De rest van de omgeving bestaat voornamelijk uit woningbouw.
Het plangebied is goed bereikbaar voor autoverkeer. Via het Bolwerk, die over gaat in de Oostpoortweg naar het oosten en N252/Westkade naar het noorden en zuiden, wordt Sas van Gent ontsloten. De provincialeweg N252 verbindt Sas van Gent met de kern Zelzate (België) en Sluiskil/Terneuzen-Stad.
De nieuwbouwlocatie wordt momenteel ontsloten vanaf de Canadalaan.
Onder een gedeelte van het plangebied (het halfverhard overloopterrein) ligt een pijpensysteem voor de opslag en terugwinning van warmte (zie figuur 2.5). Dit systeem is gekoppeld aan het naastgelegen appartementengebouw van Woongoed. Een deel van het systeem wordt in verband met de voorgenomen ontwikkeling verplaatst of verwijderd (zie ook paragraaf 4.10).
Figuur 2.5 Pijpensysteem voor de opslag en terugwinning van warmte
2.5 Toelichting Op Het Ontwerp
Het gebouw
Voor de locatie is een bouwkundig ontwerp gemaakt voor de huisvesting van ten hoogste 30 cliënten. De tekeningen die voor het bestemmingsplan het belangrijkste zijn, zijn opgenomen in bijlage 1. Bij de situering van het nieuwe gebouw is rekening gehouden met de historische context van de locatie. Figuur 2.6 toont dat het gebouw in de punt van de huidig zichtbare contouren van het vestigingswerk wordt geplaatst. Op deze manier wordt de historische context behouden en gewaarborgd. De aanwezige haag die de historische context ondersteunt, wordt behouden, maar aan de zijde van de vijver verlaagd.
Tegelijkertijd krijgt de locatie een meer open uitstraling doordat een verbinding wordt gemaakt tussen het nieuwe gebouw en het omliggend groen, zoals te zien is in figuur 2.7.
Figuur 2.6: Situering gebouw en ontwerp inrichting (VG architecten)
Het gebouw bestaat uit maximaal 3 lagen, waarbij de bovenste verdieping van de bebouwing kleiner is dan de begane grond en de eerste verdieping. In totaal worden 35 wooneenheden gerealiseerd, opgedeeld in 5 woonclusters van ieder 7 eenpersoonskamers. Dit zijn 5 wooneenheden meer dan de 30 waarin het zorgcontract zal voorzien. Dit extra aantal (1 wooneenheid per cluster) heeft te maken met de wens om intern te kunnen schuiven bij opnames en ook te kunnen voorzien in tijdelijke opnames ingeval calamiteiten.
Door de mogelijkheid om kleine woonclusters te realiseren krijgen de bewoners voldoende kwalitatieve zorg. Door de ontwikkeling wordt het mogelijk om intramurale zorg te bieden aan zowel geestelijk als lichamelijk hulpbehoevende senioren. Op basis van de huidige inzichten wordt uitgegaan 3 clusters voor somatiek en 2 clusters voor psychogeriatrie. Mocht in de toekomst meer behoefte te gaan bestaan aan ruimte voor psychogeriatrie dan somatiek dan kan deze doelgroep ook op de 1e verdieping worden gehuisvest.
De groepswoningen krijgen het comfort hebben van reguliere woningen. In dat opzicht zullen de groepswoningen voldoen aan de bouwbesluiteisen voor een woongebouw (wonen met 24 uurs zorg).
De tuin bij het gebouw
Aan de noordzijde van het gebouw wordt een groot terras voor buitenactiviteiten aangelegd. Met inrichtingselementen kunnen indien gewenst (verplaatsbare) scheidingen worden aangebracht tussen verschillende doelgroepen. Dat wordt in het tuinplan later uitgewerkt met input van medewerkers van SVRZ. In het verlengde van de zuidgevel van het gebouw, de tuin, langs de genoemde haag en langs de perceelsgrens met de officiële toegang tot de begraafplaats vanaf de Paul Krugersdreef wordt een hekwerk (circa 1,1 meter hoog) geplaatst met 3 toegangspoorten. Het hek en de hoogte daarvan zijn nodig om te voorkomen dat bewoners het terrein af kunnen dwalen. De tuin krijgt daardoor een besloten karakter. De toegangspoort aan de zijde van de Paul Krugersdreef is geschikt voor brandweervoertuigen.
De speelvoorzieningen
Omdat kinderen vanwege het hek niet meer in de tuin kunnen komen, kunnen de aanwezige speeltoestellen niet worden gehandhaafd. Behoud van een speelvoorziening met hetzelfde kwaliteitsniveau in dit deel van Sas van Gent wordt door zowel SVRZ als de gemeente belangrijk gevonden.
Besloten is dan ook om het speelterrein met een aantal van de daarin aanwezige speeltoestellen te verplaatsen. Daarbij hebben gemeente en SVRZ vastgesteld dat een nieuwe locatie dient te voldoen aan de volgende criteria:
- In de directe nabijheid van de scholen bij de Statie;
- op korte afstand van huidige locatie;
- in het woongebied ten oosten van de spoorlijn;
- verkeersveilig, sociaal veilig, waterveilig;
- voldoende groot voor het gewenste aantal speeltoestellen;
- snel te realiseren.
Verder gelden de richtlijnen voor speelruimtereservering en -inrichting uit de Beleidsnota speelruimte, “naar een bespeelbare woonruimte” van 30 juli 2010.
Op basis van de vermelde criteria is feitelijk slechts 1 locatie geschikt, namelijk het groen ten oosten van het garagebedrijf aan de Paul Krugersdreef. In samenspraak en goed overleg met de omgeving is een concept inrichtingsplan voor deze locatie opgesteld. Het verslag van de gehouden bewonersbijeenkomst is opgenomen in bijlage 2.
In dit plan worden de hogere toestellen aan het begin van de speelplaats geplaatst, gezien vanaf de Krugersdreef. De lagere toestellen komen meer naar achteren te staan. Verder wordt een groenstrookje aangebracht langs de schutting van de omwonenden, om te voorkomen dat spelende kinderen in de verleiding komen hiertegen te gaan voetballen.
Om dezelfde reden wordt tussen het toegangspad naar de volkstuintjes en de zijgevel van garagebedrijf Bode eveneens een lichte groenvoorziening gerealiseerd, wellicht in combinatie met bankjes.
Er wordt niet voorzien in verlichting.
Het plannetje voor de speelplaats wordt door de gemeente nog verder uitgewerkt. De werkzaamheden voor het inrichten van het speelterreintje moeten zijn afgerond vóór de start van de bouwwerkzaamheden. Dan ontstaat er voor de spelende kinderen geen “gat” in de beschikbaarheid van een speelplaats.
Figuur 2.7. Sfeerimpressie nieuw gebouw (VG Architecten)
Het parkeren
Door de nieuwbouw komt het overloopparkeerterrein voor de Statie te vervallen. SVRZ legt op haar terrein 21 parkeerplaatsen aan, die in de avonduren als openbare parkeervoorziening mogen worden gebruikt. Voor de capaciteitsberekening van de parkeerbehoefte en - oplossing wordt verwezen naar paragraaf 4.1.3. De parkeerplaatsen zijn zover mogelijk van het gebouw geprojecteerd zodat er vanuit de slaap- en verblijfsruimten op de begane grond geen direct zicht of hinder is te verwachten. Bovendien blijft er dan ruimte voor groen en is de tuin achter de poort bereikbaar. Er zijn 2 parkeerplaatsen gereserveerd voor SVRZ en artsen.
2.6 Toelichting Op De Juridische Regeling
2.6.1 Wettelijk kader
In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
2.6.2 Opzet van de bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (verbeelding en planregels) is het volgende van belang.
Verbeelding
Eisen aan de verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Op de verbeelding wordt met bestemmingen en aanduidingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. De bestemmingen worden door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'M' voor 'Maatschappelijk'. Met aanduidingen kan het gebruik nader worden gespecificeerd en het bouwen worden gereguleerd. Een veel voorkomende bouwaanduiding is die voor de maximum goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen; deze worden aangegeven door middel van een matrix.
Naast enkelbestemmingen die met een kleur worden aangeduid, zijn er dubbelbestemmingen die op de verbeelding herkenbaar zijn aan arceringen.
De gehanteerde bestemmingen
Voor het bouwplan inclusief de ruimte aan de zijde van het water waar afgeschermde terrassen zijn voorzien, is de bestemming Maatschappelijk opgenomen. Voor het overige zijn de (openbare) ruimten rondom het gebouw bestemd tot Groen en Verkeer. Groenvoorzieningen zijn binnen vrijwel alle bestemmingen mogelijk. Echter voor de aanwezige haag die het cultuurhistorische karakter benadrukt en de groene ruimten van de huidige en toekomstige speelvoorzieningen is het gewenst om deze ook als zodanig te bestemmen. Voor het gehele plangebied is een archeologische dubbelbestemming opgenomen.
Regels
Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.
- In hoofdstuk 1 (Inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
- In hoofdstuk 2 (Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3 (Algemene regels) bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing).
- Hoofdstuk 4 (Overgangs- en slotregels ten slotte bevat het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan. Ook al is in het plangebied nu geen bebouwing aanwezig, de regeling is wettelijk voorgeschreven.
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Voorts is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
Tot slot dienen de regels zoveel mogelijk aan te sluiten bij de regels van andere bestemmingsplan binnen de gemeente Terneuzen.
2.6.3 Toelichting op de gehanteerde bestemmingen
Status: alleen aan de regels zoals genoemd in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregelskunnen rechten worden ontleend. |
Groen (Artikel 3)
De bestemming Groen is een globale bestemming waarbinnen andere (lees: ondergeschikte) functies zijn toegestaan, zoals voet- en fietspaden, kleinschalige speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Op deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. zoals erfafscheidingen, speeltoestellen en straatmeubilair.
Maatschappelijk (Artikel 4
In de nieuwe 'De Redoute' wordt weliswaar gewoond, maar dit betreft intramurale verpleeghuiscapaciteit ofwel onzelfstandige bewoning met zware zorg. Hiervoor is een bestemming Maatschappelijk het meest passend. Deze bestemming is opgenomen voor het gebouw en een smalle strook tussen het gebouw en de haag die de historische structuur weergeeft.
Naast het onzelfstandig wonen is de bestemming bedoeld voor gezondheidszorg, sociale en welzijnsvoorzieningen en praktijkruimten. De omvang daarvan is niet gemaximeerd.
Verder zijn binnen de bestemming de gebruikelijke bijbehorende voorzieningen toegestaan. In de praktijk zullen dit alleen verhardingen en groenvoorzieningen zijn.
Het bouwvlak is afgestemd op het (hoofd)gebouw, exclusief de balkons aan de zijde van de Canadalaan. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De balkons zijn niet opgenomen in het bouwvlak, maar in een aanduidingsvlak 'bijgebouwen'. Dit is omdat hier geen geluidgevoelige ruimten gewenst zijn en er in het ontwerp op de begane grond alleen buitenberging is voorzien, die wordt geplaatst tegen het hoofdgebouw. Op de hiervoor genoemde smalle strook waar het buitenterras is geprojecteerd, mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd. Daarbij moet worden gedacht aan erfafscheidingen, terrasmuren.
Binnen het bouwvlak zijn met aanduidingen alleen de maximum bouwhoogten van het gebouw vastgelegd. Het gebouw wordt plat afgedekt dus de maximum goot- of boeibordhoogte (die ook vaak wordt geregeld) is gelijk aan de bouwhoogte.
Verkeer (Artikel 5)
Binnen deze bestemming zijn de gebruikelijke verkeersfuncties met daarnaast bijbehorende voorzieningen toegestaan. De inrichting is niet gedetailleerd vastgelegd. Hiermee is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat, onnodig, gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan.
De bouwregeling binnen de bestemming Verkeer is nagenoeg gelijk aan die binnen de bestemming Groen.
Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 (Artikel 6)
In het bestemmingsplan is 1 archeologische dubbelbestemming opgenomen (zie ook paragraaf 4.2.2): De bestemming valt samen met de alle andere bestemmingen en heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. De regeling is gebaseerd op de standaardregels die de gemeente voor bestemmingsplannen heeft opgesteld en wijkt daarmee af van de inmiddels verouderde regels in het bestemmingsplan Sas van Gent). In dat bestemmingsplan zijn namelijk 2 archeologische bestemmingen opgenomen, namelijk Waarde Archeologie - A en - B. In de standaardregels beschikt de gemeente over 3 archeologische bestemmingen, namelijk Waarde Archeologie - 1, - 2 en - 3. In Waarde - Archeologie - A geldt de verplichting van archeologisch onderzoek voor bodemverstoringen dieper dan 0,5 meter vanaf 100 m2 en voor Waarde - Archeologie - B is de oppervlaktemaat vanaf 500 m2. Voor het plangebied geldt Waarde - Archeologie - B. Volgens de hiervoor genoemde standaardregels zou dat betekenen een bestemming Waarde Archeologie - 2. Dit is dan ook de bestemming die in onderhavig bestemmingsplan is opgenomen. In de nieuwe regeling is een relatie gelegd met de Vrijstellingenkaart Terneuzen 2017.
Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Maatschappelijk) een activiteit mag worden uitgevoerd die de bodem roert, moet worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning en is voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) ook een omgevingsvergunning nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
2.6.4 Toelichting op de algemene regels
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelregel (Artikel 7)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Algemene bouwregels (Artikel 8)
Dit artikel bevat één lid, namelijk "Overschrijding bouwgrenzen" (lid 8.1): Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn. Deze bepaling is vooral van relevant voor de zuidelijke woonkavels.
Algemene aanduidingsregels
In het plan is één algemene aanduiding opgenomen, namelijk die voor de geluidzone industrielawaai. Met deze aanduiding wordt geregeld dat de geluidbelasting op de gevel van het bouwplan de waarde van 55 dB(A) vanwege industrielawaai afkomstig van de industrieterreinen Poelpolder en Ghellinckpolder niet te boven gaat. Voor deze waarde is namelijk een hogere waarde verleend.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 10)
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 11)
In dit artikel (lid 11.1) is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 8 lid 8.1. Vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.
Het criterium 'van belang voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken' kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als bij nader inzien:
- open water dat als zodanig is bestemd een andere vorm moet krijgen;
- een bruggetje dat anders moet worden geconstrueerd of een stukje moet opschuiven;
- een fietspad iets anders moet aansluiten op een kruising;
Het gaat in de meeste gevallen om de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad.
Het criterium 'in verband met de werkelijke toestand van het terrein' is vooral aan de orde in situaties waarbij een terrein of gebied een geheel nieuwe inrichting krijgt en waarbij in het veld maar weinig aanknopingspunten zijn. Bij het uitzetten van het gebied blijkt dat de afmetingen niet exact gelijk zijn aan de coördinaten op tekening/in het digitale bestand en dat de situering van de nieuwe openbare wegen en de uitgeefbare percelen iets moet worden aangepast. Gezien de nauwkeurigheid van tegenwoordig, gaat het daarbij om centimeters in plaats van meters.
Overige regels (Artikel 12)
Ook dit artikel bevat één bepaling, namelijk "Werking wettelijke regeling". In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard). Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.
2.6.5 Toelichting op de overgangs- en slotbepalingen
In artikel 13 Overgangsrecht is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 13.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 13.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.
Hoofdstuk 3 Toetsing Aan Beleid
3.1 Toetsing Aan Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De drie rijksdoelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen, waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
Toetsing
Voor het plangebied geldt dat bij de ontwikkeling van het voorgenomen plan geen nationale belangen uit de structuurvisie in het geding zijn. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het nationale belang van het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden worden behouden
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk heeft met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de nationale ruimtelijke belangen juridisch vastgelegd. Het gaat om regels voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren en militaire terreinen. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Het is niet rechtstreeks van belang voor voorliggend bestemmingsplan.
Besluit ruimtelijke ordening
In het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) is geregeld dat een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:
- een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
- een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
- de uitkomsten van het overleg met officiële instanties;
- de uitkomsten van het verrichte onderzoek;
- een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
- de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
Op al deze punten wordt in voorliggende toelichting ingegaan.
Verder is in het Bro vastgelegd dat voor stedelijke ontwikkelingen de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking moet worden gehanteerd (een nadere onderbouwing in het bestemmingsplan).
Via de duurzaamheidsladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.
Toetsing
De ontwikkeling maakt specifiek het wonen voor ouderen die afhankelijk zijn van intramurale zorg mogelijk in de kern Sas van Gent. De zorgsector ondergaat een transitie die in 2018 afgerond moet zijn. Er wordt een scheiding aangebracht tussen wonen en zorg waarbij de lichte intramurale zorg wordt afgebouwd en zware intramurale zorg wordt aangeboden c.q. uitgebreid. Dit kan door het ombouwen van bestaande verzorgingshuizen dan wel nieuwbouw.
De mogelijkheid van ombouw of sloop en nieuwbouw op de huidige locatie is onderzocht, omdat er dan geen leegstand ontstaat in Sas van Gent. Maar het bestaande pand 'De Redoute' is niet geschikt voor zware intramurale zorg. Het gebouw voldoet bouwtechnisch niet en renovatie is (financieel) niet haalbaar gebleken. De nieuwbouw voorziet in woningen voor de huidige bewoners voor psychogeriatrie, de zogenaamde PG-woningen, en zorgappartementen.
Door de nabijheid van seniorenwoningen waar thuiszorg geleverd kan worden, de aanwezigheid van een huisartsenpost, aanleunwoningen en multifunctioneel centrum De Statie ontstaat een woonzorgzone in Sas van Gent en wordt voorzien in een behoefte. Deze behoefte aan zware zorg blijkt uit de Capaciteitsraming Zeeuws-Vlaanderen. Met de nieuwbouw wordt voorkomen dat er in Sas van Gent geen zorgcentrum voor zware intramurale zorg kan worden aangeboden.
Door de ontwikkeling van een bijzonder woonmilieu, in combinatie met de bouw van een nieuw pand op een bijzondere binnenstedelijke locatie in Sas van Gent, is er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan het relevante rijksbeleid.
3.2 Toetsing Aan Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 (inclusief partiële herziening 2016)
Inzet van beleid
In het omgevingsplan Zeeland 2012-2018 geeft de provincie haar beleidsvisie op de toekomst van Zeeland. Een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied zijn sleutelbegrippen. De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid wordt primair bij de samenwerkende gemeenten gelegd. De provincie beperkt zich tot het bevorderen van de regionale samenwerking en het bewaken van een aantal eigen belangen.
Kort samengevat wordt ingezet op:
- bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik (inbreiding, herstructurering, hergebruik);
- stimuleren integrale woningkwaliteit / verbeteren woningvoorraad (kwaliteit en differentiatie);
- afstemmen woningvoorraad op woonwensen huidige en toekomstige inwoners en veranderende samenstelling en omvang bevolking;
- bescherming/waarborging en ontwikkeling van waardevolle landschappen, natuur, cultuurhistorisch erfgoed en van aardkundige en archeologisch waarden in Zeeland.
De voor de provincie relevante beleidskaders uit het Omgevingsplan zijn uitgewerkt in de Verordening Ruimte Provincie Zeeland (zie hierna).
Verordening Ruimte provincie Zeeland (inclusief eerste wijziging 2016)
Een aantal onderdelen uit het Omgevingsplan is uitgewerkt in de Verordening Ruimte Provincie Zeeland (hierna PRV). Voor een belangrijk deel gaat het om regels die betrekking hebben op het buitengebied, zoals:
- concentratie agrarische bebouwing;
- bufferzones;
- glastuinbouw;
- intensieve veehouderij;
- agrarische onderzoeksbedrijven;
- agrarisch gebied van ecologische betekenis;
- bestaande Natuur, Natuurontwikkelingsgebieden. afwegingszone natuurgebieden en wijziging begrenzing ecologische hoofdstructuur;
- landschap.
Verder zijn er algemene regels die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied, zoals:
- regionale waterkeringen;
- bebouwing in kustfundament;
- molenbiotoop;
- opstellingen voor wind- en zonne-energie;
- erfgoed.
Een beperkt aantal regels heeft vooral betrekking op stedelijke functies, namelijk:
- bedrijven en detailhandelsvoorzieningen;
- wonen.
Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.
Toetsing
De locatie ligt binnen het gebied dat is aangeduid als bestaand stedelijk gebied. Door transformatie wordt de locatie ingevuld en krijgt deze een kwaliteitsimpuls. Hierbij wordt rekening gehouden met de aanwezig cultuurhistorische structuur. Hierop wordt in paragraaf 4.2.1 ingegaan.
Op het voormalig bolwerk Generaliteit (Westdam 6) staat een hoog gelegen stenen achtkantige molenromp. Dit bolwerk is één van de zeven bolwerken die de vesting ooit telde. De molenromp bevindt zich binnen een afstand van circa 300 meter van het bouwplan. In artikel 2.18 lid 4 van de verordening is bepaald dat in een bestemmingsplan op zodanige wijze bestemmingen worden aangewezen dan wel regels gegeven dat binnen een straal van 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de traditionele
windmolen een zekere mate van vrije windvang is gewaarborgd. In deze specifieke situatie is geen sprake van een molen die nog kan functioneren. De molen is gedurende de laatste oorlog beschadigd en niet meer hersteld. Er zijn voor zover bekend ook geen plannen om de molen te restaureren. Het maken van een nadere planologische afweging is dan ook niet nodig. In het geldende bestemmingsplan is om deze reden geen molenbeschermingszone opgenomen. Hetzelfde geldt voor onderhavig bestemmingsplan
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan het provinciaal beleid.
3.3 Toetsing Aan Regionaal En Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Terneuzen 2025
In de Structuurvisie Terneuzen 2025 wordt op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente Terneuzen op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied zou moeten staan in 2025. De structuurvisie steunt op diverse beleidsdocumenten zoals de Gebiedsvisie Zeeuws-Vlaamse Kanaalzone en een aantal sectorale notities zoals de Structuurvisie Detailhandel, het wegencategoriseringsplan, het actieplan Economie en de notitie 'Op pad' van de provincie Zeeland, die als bouwstenen hebben gediend.
Bij het opstellen van de structuurvisie is gebruik gemaakt van de zogenaamde lagenbenadering die de kwaliteiten in een gebied met elkaar in verband brengt. De lagenbenadering wordt gezien als een zorgvuldige methode om ruimtelijke keuzes te onderbouwen.
Voor het bestemmingsplan zijn met name de thema's demografie, zorg en cultuurhistorie van belang.
Demografie
- Het inwonersaantal van de gemeente Terneuzen zal naar verwachting in de periode 2010-2030 dalen met circa zes procent.
- De samenstelling van de bevolking verandert: verwacht wordt een forse afname van het aantal 0-60 jarigen, daarnaast wordt een forse toename van het aantal 60-plussers verwacht.
- Veranderingen in de demografische samenstellingen hebben gevolgen voor de woningopgave en het ruimtegebruik.
- De leefomgevingskwaliteit wordt mede bepaald door de sociale en fysieke kenmerken van kernen en wijken die van invloed zijn op het welzijn van mensen.
Zorg
- De gemeente Terneuzen zet in op een samenleving waar plaats is voor iedereen, onafhankelijk van leeftijd, opleidingsniveau, afkomst, gezondheid of inkomenssituatie. Voor kwetsbare groepen, bijvoorbeeld mensen met lichamelijke of geestelijke beperking, zijn daarvoor soms extra inspanningen nodig.
- De komende decennia zal de combinatie wonen-zorg steeds belangrijker worden. Reden hiervoor is de toenemende vergrijzing in de samenleving van Terneuzen. Uitgangspunt is om mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen of, als zelfstandig wonen niet meer mogelijk is, in de eigen omgeving te laten wonen.
- Indien mensen veel zorg nodig hebben, wordt deze zorg bij voorkeur aan huis geleverd vanuit een woon-zorg zone in de directe omgeving van de woning. Op deze wijze kan de zorgbehoevende zelf bepalen welk deel van het zorgpakket ingekocht wordt. De keuzevrijheid voor zorgbehoevenden is hierbij van belang. Mantelzorgers kunnen eventueel aanvullende zorg of huishoudelijke ondersteuning bieden.
- In de kernen zijn woon-zorg zones al aanwezig: voor zover mensen niet meer zelfstandig in een reguliere woning kunnen wonen, wordt ernaar gestreefd inwoners in de directe woonomgeving op te vangen. De opvang in de directe woonomgeving heeft de voorkeur, omdat men zich hier thuis voelt. Bij voorkeur wordt ingezet op de realisatie van kleinschalige woon-zorg voorzieningen;
- Zodra de zorgvraag te intensief wordt, worden inwoners van de gemeente opgevangen in de grotere kernen. De locatie van deze voorzieningen ligt bij voorkeur in de directe omgeving van voorzieningen, zoals winkels, banken en kerken, zodat deze bereikbaar blijven. Op deze wijze wordt het risico dat mensen in een isolement raken, zoveel mogelijk beperkt.
Cultuurhistorie
De Structuurvisie 2025 van de gemeente Terneuzen besteedt ook aandacht aan de cultuurhistorische waarden in de gemeente. Hiervoor heeft de gemeente drie beleidskaarten opgesteld, gericht op behoud, behoud door ontwikkeling en vernieuwing om de cultuurhistorische elementen in de gemeente zo goed mogelijk te waarborgen. De cultuurhistorische relevante elementen worden getoetst in paragraaf 4.2.1.
Toetsing
De voorgenomen ontwikkeling speelt in op de veranderende demografie van de gemeente Terneuzen, alsook op de veranderende vraag van de bevolking. Door de ontwikkeling van het zorgcentrum kan worden voldaan aan het uitgangspunt van de structuurvisie om zorg op maat dicht bij huis te bieden. Daarnaast is de ontwikkeling gericht op een specifieke doelgroep, namelijk senioren die behoefte hebben aan intramurale zorg. Bewoners van het zorgcentrum krijgen door de ontwikkeling van het zorgcentrum de mogelijkheid om dicht bij hun eigen omgeving te blijven wonen. Ook is het zorgcentrum ingericht op vijf kleinschalige clusters. Zoals eerder besproken in paragraaf 2.5, draagt de ontwikkeling van het nieuwe zorgcentrum bij aan de ontwikkeling van de woon-zorg zone in Sas van Gent.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Toetsing Aan Omgevingsaspecten
4.1 Verkeersaspecten
4.1.1 Verkeersontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten op de Canadalaan. Binnen de verkeersstructuur van de kern Sas van Gent heeft deze weg een (beperkte) ontsluitende functie. De weg is ingericht met een enkele rijloper en kent een maximum snelheid van 50 km/uur. Parkeren langs de Canadalaan vindt, ter plaatse van het plangebied, plaats langs de rijbaan in langsparkeervakken. Er zijn geen voorzieningen aanwezig voor fietsers. Daarmee is de weg niet geheel ingericht conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig.
In noordelijke richting sluit de Canadalaan aan op eerst de Paul Krugersdreef en daarna de Bolwerk / Papegeulestraat. De Paul Krugersdreef is een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een maximum snelheid van 30 km/uur. De Bolwerk / Papegeulestraat is voor de kern Sas van Gent een belangrijke ontsluitingsweg. De weg verzorgt de verbinding tussen de westelijk gelegen woonwijken en de N252 en N683. Laatstgenoemde sluit aan op de N62 richting Terneuzen (in noordelijke richting) en België (zuidelijke richting). De Bolwerk / Papegeulestraat kent een maximum snelheid van 50 km/uur en is voorzien van fietsvoorzieningen. Deze fietsvoorzieningen liggen deels vrij van de rijbaan voor gemotoriseerd verkeer.
De ontsluiting van het plangebied is goed.
4.1.2 Verkeersgeneratie
De verkeersgeneratie kan normaliter worden berekend op basis van kencijfers van het CROW ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Voor een verpleeg-/verzorgingshuis zijn echter geen kencijfers voorhanden. Daarom wordt de berekende parkeerbehoefte als basis gebruikt voor een berekening van de verkeersgeneratie. Uitgangspunt is dat gedurende een dag elke parkeerplaats twee keer wordt gebruikt (turnover). Daarbij geldt verder dat elk voertuig twee verkeersbewegingen genereert (aankomst en vertrek). Dit leidt tot een totale verkeersgeneratie van circa 85 mvt/etmaal. Een dergelijke verkeersgeneratie is dermate beperkt dat deze geen invloed zal hebben op de verkeersafwikkeling op het omliggend wegennet.
4.1.3 Parkeren
De parkeerbehoefte dient opgevangen te worden binnen het plangebied. Deze behoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen van de gemeente Terneuzen zoals opgenomen in de 'Parkeernota 2012-2016'. Binnen deze nota is aangegeven dat het plangebied valt binnen het restgebied van de bebouwde kom. Voor een verpleeg-/verzorgingshuis geldt dan een parkeernorm van 0,6 parkeerplaatsen per wooneenheid. Het bestemmingsplan voorziet in 35 wooneenheden (waarvan er overigens structureel maximaal 30 permanent worden benut). Dit leidt tot een parkeerbehoefte van 21 parkeerplaatsen, waarvan 2 parkeerplaatsen worden gereserveerd voor SVRZ en artsen.
Op de beoogde nieuwbouwlocatie is in de huidige situatie een overloopparkeerterrein aanwezig waar 30 auto's kunnen parkeren. In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan dat De Statie mogelijk maakte (2011/2012), is dit parkeerterrein meegenomen in de capaciteitsberekening. Dit zou betekenen dat naast de hiervoor berekende 21 parkeerplaatsen, nog eens behoefte bestaat aan 30 parkeerplaatsen. De huidige parkeersituatie is daarom meerdere keren geschouwd, zowel 's avonds als overdag en geen enkele keer stond er een auto. Bovendien is het zo dat het parkeerterrein “groen” van onkruiden staat. Dit duidt op een extensief gebruikt van de parkeerplaatsen. Het parkeerterrein dat nieuw wordt aangelegd, wordt in de avonduren openbaar toegankelijk. Om dit te borgen zijn er in dit bestemmingsplan voorwaardelijke verplichtingen opgenomen om de aanleg en instandhouding van het parkeerterrein te waarborgen. Indien er overdag een tekort aan parkeerplaatsen is, kan hiervoor het Suikerplein worden gebruikt, dat ligt op circa 300 meter loopafstand ten noorden van de planlocatie en op circa 400 meter loopafstand van De Statie. Een loopafstand van 400 meter correspondeert met ongeveer 5 minuten lopen. Dit wordt aanvaardbaar geacht. Het Suikerplein is weliswaar ingericht voor het parkeren van vrachtwagens, maar er is doorgaans voldoende capaciteit over die kan worden ingezet om er personenauto's te parkeren. Bovendien zal dit gebruik een incidenteel karakter hebben.
4.1.4 Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is goed. De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling is dusdanig beperkt dat deze geen invloed zal hebben op de verkeersafwikkeling. Op basis van de 35 wooneenheden die in het plan zijn voorzien, bedraagt de parkeerbehoefte 21 parkeerplaatsen.
Door de nieuwbouw komt het overloopparkeerterrein voor De Statie te vervallen. Het gaat daarbij om een terrein met 30 parkeerplaatsen. SVRZ legt op haar terrein 21 parkeerplaatsen aan, die in de avonduren als openbare parkeervoorziening mogen worden gebruikt. Bij een eventueel tekort aan parkeerplaatsen overdag kan het Suikerplein ten noorden van het plangebied worden gebruikt. Hiermee is voldoende parkeergelegenheid in de omgeving. De beoogde ontwikkeling van het zorgcentrum zorgt niet voor onacceptabele parkeersituatie.
4.2 Cultuurhistorie En Archeologie
4.2.1 Cultuurhistorie
Toetsingskader
Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging.
Voor de beoordeling van het aspect cultuurhistorie is de cultuurhistorische waardenkaart, als onderdeel van de structuurvisie 2025 van de gemeente Terneuzen beschikbaar.
Cultuurhistorische waardenkaart
De cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Terneuzen bestaat uit drie kaartbladen: 'behoud', 'behoud door ontwikkeling' en 'vernieuwing mogelijk'. In figuur 4.1 tot en met 4.3 zijn de drie kaartenbladen voor de locatie weergegeven, inclusief legenda. Hierna wordt per kaartblad uitgelegd welke strategie voor de locatie geldt.
- Behoud: Het plangebied is onderdeel van het stedelijk vestingwerk. In de omgeving, aan de zuidkant van de kern Sas van Gent, zijn een aantal monumenten gelegen. Ten noorden van de locatie en van de kern Sas van Gent is de strategie van de structuurvisie 'beschermen';
- Behoud door ontwikkeling: Het plangebied zelf is onderdeel van de structuurvisie strategie 'versterken'. In het westen grenst het plangebied aan het cultuurhistorische element spoorlijn. Verder is aan de oostkant de dorpsvorm '(smal)stad' gelegen;
- Vernieuwing mogelijk: De locatie is onderdeel van de structuurvisie strategie 'Herstructureren'.
Figuur 4.1. Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Terneuzen - kaartblad 'Behoud'
Figuur 4.2. Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Terneuzen - kaartblad 'Behoud door ontwikkeling'
Figuur 4.3. Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Terneuzen - kaartblad 'Vernieuwing mogelijk'
Toetsing
Uit het cultuurhistorisch beleid van de gemeente blijkt dat het plangebied valt binnen het stedelijk vestingwerk. Hierbij is het mogelijk om door ontwikkeling de aanwezige cultuurhistorische waarde van het stedelijk vestingwerk te versterken. Tevens valt de locatie volgens structuurvisie onder de strategie van herstructureren. Doordat bij de situering van het nieuwe gebied rekening wordt gehouden met de nog aanwezige waarden van het vestingwerk blijven deze dus behouden. Ook is het vestingwerk reeds versterkt door de ontwikkeling van water, direct ten noordwesten van het plangebied. Dit water is door de gemeente aangelegd met het oog op de benodigde waterberging vanwege het complex De Statie en de ouderenappartementen aan de Canadalaan.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen het gemeentelijk cultuurhistorische beleid.
4.2.2 Archeologie
Inleiding
Op grond van de Wro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Gemeentelijk archeologiebeleid
Op 27 januari 2011 is door de gemeenteraad van Terneuzen het interimbeleid archeologie vastgesteld. De insteek van dit beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke plannen. In een cyclus van 10 jaar zullen alle ruimtelijke plannen aangepast worden, waarbij archeologie in de plannen zal worden ingebracht of geactualiseerd aan de hand van het dan geldende beleid.
In het bestemmingsplan Sas van Gent is voor het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - B opgenomen. Op grond van deze bestemming geldt de verplichting van archeologisch onderzoek voor bodemverstoringen dieper dan 0,5 meter vanaf 500 m2. Het bestemmingsplan is weliswaar het juridische toetsingskader, maar als toetsingskader voor archeologie is het niet meer geheel actueel.
In lijn met de intentie van de wetgever wordt een algemene vrijstelling van archeologisch onderzoek verleend tot 100 m² en een reeds verstoorde diepte van 0,5 meter voor de zogenaamde kruimelgevallen.
Naast de hiervoor vermelde algemene vrijstelling kan vrijstelling van archeologisch onderzoek worden verleend indien al eerder aantoonbaar verstoring heeft plaatsgevonden. Hierbij kan gedacht worden aan ophogingen, ontgrondingen, wegcunetten, rioleringsleuven, bodemsanering en dergelijke. Een en ander dient ter beoordeling aan het bevoegd gezag (in de meeste situaties de gemeente) te worden voorgelegd.
Tot slot kan vrijstelling van archeologisch onderzoek eveneens worden verleend als:
- het gebied niet wordt vermeld op de Archeologische Monumentenkaart (AMK);
- volgens de Indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW) een zeer lage of lage trefkans heeft (op eventuele waarden tot 1,2 meter beneden het maaiveld);
- in de nationale digitale database ARCHIS en het Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) geen gegevens zijn geregistreerd, danwel alleen gegevens die duiden op een lage waarde;
- er volgens de Geologische kaart Van Rummelen sprake is van de geologische formatie Duinkerke III.
Een en ander is uitgewerkt in een stroomschema dat is opgenomen in bijlage 1 van 'De onderste steen boven? Interim-beleid archeologie gemeente Terneuzen'. Voor de duidelijkheid is dit schema ook opgenomen in de bijlage 3 bij deze toelichting. Ook als er wel archeologische waarden aanwezig kunnen zijn, is niet altijd archeologisch onderzoek nodig. Aan de hand van de archeologische verwachtingswaarde wordt per deelgebied een grens gesteld waarboven archeologisch onderzoek verplicht is en waaronder vrijstelling wordt verleend.
Voor een aantal gebieden is de huidige kennis ontoereikend. Deze leemten worden in de toekomst ingevuld.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen en vergunningverlening zal de toets aan het stroomschema het uitgangspunt zijn voor de beoordeling. Vergunningverlening in het kader van de Erfgoedverordening is alleen aan de orde voor een gemeentelijk monument en een rijksmonument, niet voor archeologisch verwachtingsgebieden. Daarvoor geldt een verbodsregeling zonder de mogelijkheid van ontheffing.
Het toepassen van een grotere 'vrijstellingsdiepte' is in sommige gebieden denkbaar. Voor een weloverwogen afweging hierover beschikt de gemeente over een 'Vrijstellingenkaart Archeologie'. Hierop is aangegeven of en tot op welke diepte werkzaamheden op of in een terrein kunnen worden vrijgesteld van het opstellen van een archeologisch onderzoek(srapport). De vrijstellingenkaart wordt in bestemmingsplannen gekoppeld aan archeologische dubbelbestemmingen.
De 'Vrijstellingenkaart Archeologie' is geen statisch document, maar wordt op basis van nieuwe informatie om de paar jaar geactualiseerd. Op 14 november 2017 is de 'Vrijstellingenkaart Archeologie 2017' gepresenteerd.
Het archeologiebeleid is inmiddels in alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen verwerkt. In de plannen en verordeningen is, voor zover dat op grond van dat beleid nodig is, een regeling ter bescherming van mogelijk aanwezige verwachtingswaarden opgenomen waaraan een bouwactiviteit met bodemverstorende werkzaamheden moeten worden getoetst.
Toetsing
Hierna wordt beoordeeld of in het bestemmingsplan een regeling (onderzoeksplicht en vergunningstelsel) moet worden opgenomen die eventuele archeologische waarden planologisch beschermt.
Het plangebied maakt geen deel uit van een gemeentelijk of rijksmonument.
Figuur 4.4. AMK en IKAW (bron: https://archeologieinnederland.nl/bronnen-en-kaarten/amk-en-ikaw)
Aan de hand van de geologische kaart kan nagegaan worden welke geologische, voor de archeologie relevante, bodemlagen aanwezig zijn.
- Pleistoceen: vanaf de Steentijd;
- Hollandveen: vanaf de IJzertijd en Romeinse tijd;
- Duinkerke II, inclusief ‘oudere afzettingen van Duinkerke’: vanaf de Middeleeuwen;
- Duinkerke III; vanaf de Nieuwe Tijd.
In de gemeente Terneuzen kunnen archeologische resten in de bodem voorkomen tot in de Pleistocene afzettingen.
Op de geologische kaart (zie figuur 4.5) blijkt dat in het plangebied moet worden uitgegaan van de bodemlaag DP o.3b: Afzetting van Duinkerke IIIb op zwak geërodeerd dekzand van het laat-Pleistoceen (de Formatie van Twente). Binnen het archeologiebeleid van de gemeente Terneuzen nemen de afzettingen van Duinkerke III een uitzonderlijke positie in. Zij worden namelijk vrijgesteld van alle vormen van archeologisch vooronderzoek en kennen geen onderzoeksplicht indien er op de andere variabelen uit het beleid niet positief wordt gescoord.
Figuur 4.5. Geologische kaart Van Rummelen met aanduiding plangebied
Hoewel uit voorgaande informatiebronnen blijkt dat er geen archeologische waarden worden verwacht, kunnen deze niet worden uitgesloten. Daarbij komt dat het plangebied onderdeel uitmaakte van de oude vestingwerken van Sas van Gent. Verwezen wordt naar paragraaf 2.1. In dit verband is het nodig om voor het gehele plangebied een beschermende archeologische regeling in het bestemmingsplan op te nemen.
De noodzaak van archeologisch onderzoek in het geval dat archeologisch interessante grondlagen worden verstoord, blijkt ook uit het archeologisch onderzoek dat in 2011 ten behoeve van de aanleg van De Statie, brede school, het naastgelegen appartementencomplex van woongoed en de vijver ten noorden van het plangebied is uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4 en 5. In figuur 4.6 is met een rode lijn het onderzoeksgebied uit 2011 aangegeven en met een blauwe lijn het gedeelte van het plangebied waar het gebouw en de bijbehorende ruimten zijn gepland.
Figuur 4.6. Archeologisch onderzoeksgebied 2011 (rood) en bouwlocatie (blauw)
In het onderzoek uit 2011 wordt geconcludeerd dat de aangetroffen resten van de vestingwerken uit zowel de 16e, alsook de jongere fase uit de 17e eeuw, goed bewaard zijn gebleven. Alleen de voorheen hoger gelegen delen van de vestingwerken, zoals het glacis en de wallen, zijn in het verleden geëgaliseerd. De conserveringsomstandigheden voor organisch archeologische resten bleken uitstekend, zoals onder meer kon worden opgemaakt uit de conditie van de houten structuren die werden ontdekt in de grachtoevers uit de 17e eeuw.
De resten van de vestingwerken kunnen op basis van de fysieke en de inhoudelijke criteria als behoudenswaardig worden aangemerkt, zoals beschreven is in paragraaf 4.12 van het onderzoek (zie bijlage 4, paragraaf 4.12). Behoudenswaardige archeologische resten zijn pas vanaf een diepte van meer dan 1 meter beneden het maaiveld aangetroffen. Verwacht wordt dat dit ook geldt voor het plangebied van dit bestemmingsplan.
Op grond van de Vrijstellingenkaart Archeologie' (zie Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan is de verstoringsdiepte die is vrijgesteld van archeologisch onderzoek niet verruimd. Deze vrijstellingsdiepte is gehandhaafd op 0,5 meter beneden het maaiveld.
Een deel van het plangebied was tot voor kort in gebruik als begraafplaats. De graven zijn inmiddels geruimd en de graven zijn volgestort met grond van elders. Voor dit deel van het plangebied worden in de bovenste 2 meter dan ook geen archeologische artefacten meer verwacht. Tussen de graven, onder de paden en groenvoorzieningen e.d. kunnen nog archeologische waarden onverstoord aanwezig zijn.
De fundamenten van het bouwplan reiken ten hoogste 1 meter diep. Alleen ter plaatse van de liftkoker bedraagt de diepte circa 1,3 meter. De totale lengte van de funderingen waarop de gevels worden gebouwd bedraagt circa 250 meter. De sleuf wordt niet breder dan 1 meter. Er worden geen kruipruimten o.i.d onder het gebouw gerealiseerd. De ruimte tussen de funderingsbalken wordt dan ook niet uitgegraven. Er worden nog wel circa 80 palen geslagen. Deze hebben een doorsnede van circa 0,5 m2. De totale bodemverstoring vanwege het gebouw zelf komt daarmee op niet meer dan circa 300 m2. Om het gebouw mogelijk te maken, zullen ook grondwerkzaamheden plaatsvinden voor de aanleg van riolering en de aanpassing van het pijpensysteem voor aardwarmte. En in de tuin tenslotte zal beplanting worden gerooid. De totale oppervlakte die wordt verstoord vanwege de beoogde ontwikkeling komt echter niet boven de 500 m2 die in het bestemmingsplan als grens is aangemerkt waarboven archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.
Op basis van de verwachting dat de uitkomsten van het onderzoek uit 2011 ook geldig zijn voor het plangebied, worden er geen archeologische waarden verstoord. Er zal alleen sprake zijn van verstoring door een beperkt aantal heipalen. Gezien de grootschaligheid van de behoudenswaardige archeologische resten (de vestingwerken) kan dit worden beschouwd als een relatief beperkte en daarmee ook te tolereren verstoring.
Omdat er voor het plangebied geen archeologisch onderzoek is uitgevoerd en de VrijstellingenkaartTerneuzen 2017 voor het plangebied niet is aangepast (lees: verruimd naar 1 meter), moet in het bestemmingsplan een dubbelbestemming archeologie worden gehandhaafd. In lijn met het beleid en het bestemmingsplan Sas van Gent is dit de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2. Daarin wordt een koppeling gelegd met de Vrijstellingenkaart Terneuzen 2017. Een bouwplan zal aan de regels van deze dubbelbestemming moeten voldoen. Uit de hiervoor opgenomen berekening van de verstoring blijkt dat dat inderdaad het geval is.
Conclusie
In lijn met het beleid en het bestemmingsplan Sas van Gent is het nodig om voor het gehele plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 op te nemen. Daarin wordt een koppeling gelegd met de Vrijstellingenkaart Terneuzen 2017. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet daarmee aan het archeologisch gemeentelijk beleid.
De totale oppervlakte die wordt verstoord vanwege de beoogde ontwikkeling komt echter niet boven de 500 m2 die in het bestemmingsplan als grens is aangemerkt waarboven archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.
4.3 Bodemkwaliteit
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
De bodem ter plaatse is in het verleden ernstig verontreinigd met PAK's, olie en zware metalen. Daarom heeft er in de periode tussen 13 december 2010 en 8 maart 2011 een bodemsanering plaatsgevonden, die is uitgevoerd door Sagro Zeeuws Vlaanderen B.V. Het doel van de sanering was de verontreinigingen terug te saneren tot de maximale waarden voor de bodemfunctieklasse 'wonen' uit het Besluit bodemkwaliteit. Het saneringsverslag, opgesteld door Sagro Milieu Advies BV van 15 juni 2011, geeft aan dat deze waarden niet overal konden worden gehaald.
Na de sanering is een verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740 uitgevoerd (Rapport door ABO Milieuconsult BV van 25 juli 2011). Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de herinrichtingsplannen binnen plangebied 'De Statie'. De beoogde nieuwbouwlocatie valt daarbinnen. Het bodemonderzoek diende als verificatieonderzoek voor alle verrichte bodemsanerings-werkzaamheden en grondverzet. Het onderzoek concludeert dat de gehalten aan metalen, PAK en/of minerale olie in de grond en het grondwater dermate gering zijn dat deze geen aanleiding vormen voor verder bodemonderzoek. Incidenteel komen matig-sterk verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK voor. Aangenomen wordt dat met het onderzoek voldoende is aangetoond dat de bodem gemiddeld voldoet aan bodemkwaliteitsklasse 'wonen'. De conclusie van het onderzoek is dat geen belemmeringen zijn voor het voorgenomen gebruik wonen met tuin en/of openbaar gebied.
Voor afvoer van grond is/blijft een partijkeuring nodig, tenzij binnen het plangebied grond wordt herschikt.
Conclusie
De conclusie is dat het aspect bodem de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat.
4.4 Watertoets
Beleid en normstelling
Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in de watertoets.
Onderzoek en conclusie
Bij het Waterschap Scheldestromen wordt gebruik gemaakt van watertoetstabel. In deze tabel zijn de hierboven genoemde aspecten verwerkt. Uit de watertoets komt naar voren dat de ontwikkeling niet leidt tot nadelige gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De watertoetstabel is opgenomen als bijlage 6. De wateropgave wordt afgekocht via het waterbergingsfonds.
4.5 Geluid
Het aspect geluid kan betrekking hebben op:
- wegverkeerslawaai;
- spoorweglawaai;
- industrielawaai;
- inrichtingslawaai.
Op deze aspecten wordt hierna ingegaan.
4.5.1 Wegverkeerslawaai
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een nieuwe woonzorgvoorziening mogelijk. Deze zijn binnen de Wet geluidhinder aangemerkt als geluidgevoelig object. De ontwikkeling ligt binnen de wettelijke geluidzones van de doorgaande route Bolwerk / Papegeulestraat en Canadalaan. Daarom dient akoestisch onderzoek op grond van de Wgh uitgevoerd te worden. Dit onderzoek is vastgelegd in het akoestisch rapport 'Zorginstelling Canadalaan - Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai' (Rho adviseurs, 2017). Dit rapport is opgenomen in bijlage 7.
Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van het wegverkeer op de Canadalaan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale geluidbelasting bedraagt voor deze bron 52 dB (inclusief aftrek artikel 110g Wgh). De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden.
Omdat voor de Canadalaan de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden is onderzocht of maatregelen ter reductie van de geluidbelasting haalbaar en/of doelmatig zijn of dat er bezwaren zijn op basis van verkeerskundige, stedenbouwkundige of financiële inzichten. Hieruit blijkt dat maatregelen ter reductie van de geluidbelasting niet toegepast kunnen worden of niet doelmatig zijn.
Ten aanzien van de Canadalaan zal zodoende een hogere waarde van 52 dB moeten worden vastgesteld. In het kader van de te verlenen omgevingsvergunning voor het bouwen zal uiteindelijk moeten worden voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit ten aanzien van de daarin vastgelegde binnenwaarden. Daarmee is een acceptabel akoestisch klimaat gewaarborgd.
4.5.2 Spoorweglawaai
De planlocatie ligt in de nabijheid van een spoorweg. Ter hoogte van het plangebied is een geluidproductieplafond vastgesteld van 52 dB. Dit is lager dan de voorkeurswaarde van 55 dB. De planlocatie ligt op grotere afstand van het spoor dan het referentiepunt. Hieruit kan worden geconcludeerd dat ook bij de planlocatie de voorkeurswaarde niet wordt overschreden. Nader onderzoek naar railverkeerslawaai is daarom niet nodig.
4.5.3 Industrielawaai
De industrieterreinen Poel- en Ghellinckpolder ten noorden en ten zuiden van Sas van Gent zijn terreinen waar grote lawaaimakers volgens de Wet geluidhinder zijn toegestaan. Dit betekent dat deze terrein zijn voorzien van een geluidzone. De gemeenteraad van de voormalige gemeente Sas van Gent heeft op 28 augustus 1986 rondom beide terreinen één gezamenlijke geluidzone vastgesteld (zie figuur 4.7). Op de grens van de geluidzone mag de geluidbelasting vanwege de industrie niet meer bedragen dan 50 dB(A) en mag de geluidbelasting op de bestaande woningen of andere geluidgevoelige objecten binnen de zone niet meer bedragen dan 55 dB(A) of de vastgestelde maximaal toelaatbare geluidbelasting (MTG).
Figuur 4.7. Gezoneerde industrieterreinen, geluidzones industrielawaai en bouwlocatie (blauwe cirkel)
De gehele kern Sas van Gent, dus ook het nieuwe zorgcentrum is geprojecteerd binnen de geluidzone.
Uit akoestisch onderzoek industrielawaai dat in het kader van de voorbereidingen voor het geldende bestemmingsplan Sas van Gent is uitgevoerd, is gebleken dat de geluidbelasting ter plaatse van alle woningen binnen de zone hoger is dan de voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A).
Voor de nieuwe locatie van het zorgcentrum is niet gerekend, wel voor de nieuwe woonbestemming aan de Paul Krugersdreef, direct tegenover de nieuwe locatie van het zorgcentrum. Voor die locatie is een hogere waarde voor industrielawaai verleend 55dB(A), evenals overigens voor onder andere 50 nieuw te bouwen woningen in het centrumgebied waarvan de locatie nog nader dient te worden bepaald.
Voor het nieuwe zorgcentrum wordt uitgegaan van dezelfde waarde, al wordt – gezien de resultaten van het onderzoek – verwacht dat de geluidbelasting hier lager zal zijn. Een hogere waarde is noodzakelijk omdat verdere maatregelen om de overschrijding van de voorkeurgrenswaarde teniet te doen op stedenbouwkundige en financiële bezwaren stuiten.
Ook de gecumuleerde geluidbelasting aan de Paul Krugersdreef is aanvaardbaar geacht. Dat zal dan zeker ook het geval zijn voor het zorgcentrum omdat de nieuwe locatie daarvan verder van het dichtstbij gelegen industrieterrein (Ghellinckpolder) en van de Westdam af ligt. Er zal voor het zorgcentrum een hogere waarde moeten worden verleend. Het genoemde onderzoek vormt daarvoor de basis. De procedure hogere waarden zal parallel aan de bestemmingsplanprocedure lopen.
4.5.4 Inrichtingslawaai
Ten aanzien van dit aspect is slechts 1 bedrijf relevant, namelijk het garagebedrijf Bode. Van dit bedrijf valt geen geluidhinder te verwachten. De bedrijfsactiviteiten vinden vooral inpandig plaats. Op het
buitenterrein worden auto’s gestald, maar wordt er niet gesleuteld. Bovendien is het bedrijf georiënteerd op de Paul Krugersdreef en niet richting het nieuwe zorgcentrum. Om hinder voor de omgeving te voorkomen, zal het bedrijf onder andere moeten voldoen aan de geluideisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hiervoor is van belang dat het bedrijf nu al midden in een woonomgeving ligt. Verder wordt verwezen naar de toetsing in paragraaf 4.6.
4.6 Hinderaspecten
4.6.1 Milieuhinder en bedrijven
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In die publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is per milieuaspect de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
In Sas van Gent vraagt het aspect geurhinder bijzondere aandacht. Ten aanzien van dit milieuaspect is het provinciaal beleid van belang. Inzet voor bedrijven waarvoor de Provincie Zeeland bevoegd gezag is, is ten minste een situatie bereiken waarbij sprake is van een acceptabel hinderniveau. Nieuwe situaties van geuroverlast dienen voorkomen te worden door in de planvorming rekening te houden met geurhinder via het ruimtelijk spoor en/of via maatregelen bij de bron.
Voor de invulling van het acceptabel hinderniveau en voor een goede afstemming met het ruimtelijk beleid hanteert de Provincie een toetsingskader waarbij de hinderlijkheid, de tijd en aard van de bestemming worden meegewogen. Onder andere verzorgings- en verpleeghuizen zijn gevoelige bestemmingen.
Onderzoek en conclusie
Bedrijven en milieuzonering
De beoogde ontwikkeling betreft zowel een milieuhinderlijke als milieugevoelige functie. Gezien de korte afstand van het centrum en de aanwezigheid van diverse bedrijvigheid kan het gebied getypeerd worden als gemengd gebied.
Toetsing woonzorgcentrum
Een woonzorgcentrum kan worden vergeleken met een verpleegtehuis, conform de VNG-publicatie vallen de activiteiten van een verpleegtehuis onder milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 meter ten opzichte van woningen. In de nabije omgeving liggen seniorenwoningen. De dichtstbijzijnde seniorenwoningen liggen op een afstand van 20 meter. Aan de genoemde richtafstand wordt dan ook voldaan.
Toetsing aan bedrijvigheid in de omgeving
In de omgeving van het plangebied zijn twee basisscholen en het garagebedrijf Bode gesitueerd. De activiteiten van zowel de basisscholen en het garagebedrijf vallen onder milieucategorie 2 met een bijbehorende richtafstand van 10 meter. Het beoogde appartementencomplex ligt op meer dan 10 meter van zowel het bedrijf als de basisscholen. Aan de richtafstanden voor deze functies wordt daarom voldaan.
Toetsing speeltuin
Een speeltuin is niet in de VNG-publicatie opgenomen. Dat betekent dat gekeken moet worden naar vergelijkbare functies. Als de speeltuin zou worden gebruikt door de basisschool, dan zou voor deze functie een richtafstand van 10 meter gelden ten opzichte van de woningen.
De afstand tussen de nieuwe speeltuin en het bouwvlak waarbinnen de woningen mogen worden gebouwd, bedraagt circa 11 meter. Aan de richtafstand wordt aldus voldaan. Door bij de inrichting van het speelterrein rekening te houden met de aanwezige woningen, zal eventuele hinder beperkt zijn en kan een goed woon- en leefmilieu worden gegarandeerd. Dit kan door hoge speeltoestellen aan de westzijde te plaatsen op zo'n groot mogelijke afstand van de woningen,
Geur
Het woonzorgcomplex is een bestemming waar langdurig grote aantallen mensen aanwezig zijn. Dit object dient daarom te worden beschouwd als geurgevoelig. In Sas van Gent zijn twee geurveroorzakende bedrijven aanwezig die wat geur betreft invloed op deze ontwikkeling kunnen hebben:
- Door de productie van kunstmeststoffen bij het bedrijf Rosier kan geuroverlast optreden. Rosier heeft maatregelen getroffen om de geuroverlast te beperken. Uit het geurhinderonderzoek blijkt dat de geurnormen ofwel het hinderniveau H= -1(Hedonische waarde) nergens in de omgeving van Rosier wordt overschreden.
- Ook het bedrijf Cargill kan door de verwerking van maïs voor geuroverlast zorgen. Uit het geuronderzoek (2005 bij revisievergunning 2008) blijkt dat de geurcontour H=-1 over heel Sas van Gent ligt.
De maatregelen zijn gebaseerd op Best Beschikbare Technieken en voortdurende aandacht voor mogelijkheden voor geurbeperkende maatregelen.
De Provincie is als bevoegd gezag voor de vergunningverlening continue bezig met het terugdringen van de geurhinder van het bedrijf Cargill. Het bedrijf dient iedere 2 jaar onderzoek te doen naar mogelijkheden tot verdergaande geurreductie. In dit geuronderzoek dient de geuremissie per puntbron te worden bepaald en worden de H=-1 en H=-2 contouren bepaald en grafisch weergegeven. De geuronderzoeken en de geurcontour zijn digitaal niet beschikbaar.
Noch op de plankaart van Sas van Gent noch in het planmer (het milieueffectrapport dat als bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd) is een aandachtsgebied of een geurcontourkaart opgenomen. Hierdoor bestaat onduidelijkheid over de huidige geurcontour die wellicht kleiner is geworden door toepassen maatregelen ten behoeve van geurrreductie. In het provinciaal beleid wordt niet geconcludeerd dat ontwikkelingen binnen de H=-1 contour niet mogelijk zijn, dit zou namelijk betekenen dat er in heel Sas van Gent geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn ten gevolge van de aanwezigheid van één bedrijf. Daarnaast lijkt het er op dat het beleid vooral betrekking heeft op de geureisen aan bedrijven. Aangezien het voor voorliggend bestemmingsplan gaat om verplaatsing van het zorgcentrum en in de huidige situatie reeds sprake is van geurhinder, wordt het aanvaardbaar geacht om het gevoelige object binnen de geurcontour te realiseren waarbij een vergelijkbare geursituatie is te verwachten als op de huidige locatie: het woon- en leefklimaat blijft gelijk wat betreft geur en de bedrijven ondervinden geen extra beperkingen als gevolg van deze planontwikkeling.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van het beoogde appartementencomplex als wel ter plaatse van de omliggende woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
4.6.2 Trillinghinder goederenspoorlijn
Beleid, wet- en regelgeving
De eerder vermelde goederenspoorlijn ligt op een afstand van 49 tot 113 meter van het nieuwe gebouw. Spoorwegen kunnen trillinghinder veroorzaken. Er bestaan geen wettelijke normen voor het voorkomen van hinder of schade door trillingen. Dit betekent niet dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen het aspect trillingen geen aandachtspunt is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zal in voorkomend geval hieraan aandacht moeten worden besteed. Er zijn een aantal richtlijnen en beleidsregels die kunnen worden gebruikt:
- Het 'Besluit tot vaststelling van beleidsregels ten aanzien van trillinghinder ten behoeve van de vaststelling van tracébesluiten voor de aanleg, wijziging of het opnieuw in gebruik nemen van een landelijke spoorweg' beter bekend als de 'Beleidsregel trillinghinder spoor' (verder: BTS).
- De richtlijn "Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen" van de Stichting Bouwresearch (verder: SBR). Deze richtlijn bestaat uit drie delen:
- 1. Deel A, Schade aan gebouwen;
- 2. Deel B, Hinder voor personen in gebouwen;
- 3. Deel C, Storing aan apparatuur.
- Een uniform rekenmodel voor spoortrillingen 2016 van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (verder: RIVM).
In de BTS zijn voor trillingniveaus op vloeren in gebouwen streefwaarden voor de maximale trillingsterkte (Vmax) en grenswaarden voor de maximale trillingsterkte (Vtop) en de gemiddelde trillingsterkte (Vper) opgenomen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in de functie van het gebouw, de dag-, avond- en nachtperiode en of het gaat om een bestaande of nieuwe situatie.
In de SBR-meet- en beoordelingsrichtlijnen wordt trillinghinder beoordeeld aan de hand van het maximale trillingniveau (Vmax) en het gemiddeld trillingniveau (Vper). Dit is vergelijkbaar met het maximale geluidniveau en het langtijd gemiddeld geluidniveau bij de beoordeling van geluid. Voor een aantal typen trillingen en verschillende gebouwfuncties (wonen, onderwijs ed.) staan in de richtlijn grens- en streefwaarden. Met een onderscheid tussen maximaal optredende trillingniveaus en gemiddelde trillingniveaus. Overschrijding van de streefwaarden leidt tot een reële kans op hinder. Overigens zijn er ook mensen die trillingen onder de streefwaarden als hinderlijk kunnen ervaren.
De meet- en beoordelingsrichtlijn A, "Schade aan gebouwen" bevat richtlijnen voor het meten en beoordelen van schade aan gebouwen. De richtlijn maakt onderscheid in de constructiewijze en de staat van het bouwwerk. Voor schade aan gebouwen zijn grenswaarden opgenomen (zie onder andere Trillingsmetingen SBR Richtlijn A en grenswaarden). Overschrijding van deze waarden wordt beoordeeld als een onacceptabele kans op schade. Daarmee is niet gezegd dat er ook schade optreedt. Evenmin is gegarandeerd dat er geen schade op zal treden wanneer de metingen onder de grenswaarden blijven.
In de SBR - meet- en beoordelingsrichtlijnen zijn ook de hoogst gemeten snelheid (trillingsnelheid Vtop) en de dominante frequentie van belang.
In het uniforme rekenmodel van het ROVM is daarnaast een tussengrootheid (VRMS) geïntroduceerd dat zich richt op trillingwaarden op de fundering en niet op (verdiepings)vloeren in woningen. De Vrms-methode is ook ontwikkeld voor situaties met weinig spoorverkeer waarvan de uitkomsten van week tot week kunnen variëren.
Figuur 4.8. VRMS op de fundering en Vmax op de gebouwvloeren (bron: 'Een uniform rekenmodel voor spoortrillingen 2016')
De BTS en de SBR-meet- en beoordelingsrichtlijnen hanteren dezelfde waardes voor de criteria. Wel gaan ze anders om met de status van die criteria. Wat de BTS in feite doet is de status van "streefwaarde" verder invullen met een proces.
De SBR- richtlijn A geeft de volgende grenswaarden:
Tabel 4.2 Grenswaarden SBR- richtlijn A
storing apparatuur | 1 mm/s |
licht constructieve schade | 10 mm/s |
constructieve schade | 100 mm/s |
Tabel 2 in hoofdstuk 10, paragraaf 10.5.2.van de SBR- richtlijn B geeft de volgende streefwaarden voor een nieuwe situatie nu aan de orde is.
Tabel 4.3 Streefwaarden SBR- richtlijn B
gebouwfunctie | A1 (dag) | (A2) avond | (A3) nacht |
gezondheidszorg | 0,1 mm/s | 0,4 mm/s | 0,05 mm/s |
Omdat er tussen 23.00 uur en 07.00 uur geen goederentreinen rijden, is in deze situatie alleen A2 relevant. De bovenste streefwaarde voor Vmax op vloeren bedraagt aldus 0,4 mm/s.
Beoordeling
Naar aanleiding van een zienswijze van Prorail op het ontwerpbestemmingsplan is in opdracht van SVRZ een trillingonderzoek uitgevoerd aan de hand van SBR trillingrichtlijn B. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 8. Volgens deze richtlijn moet bij spoorverkeer als bron ten minste 1 week worden gemeten om een representatieve waarde voor de beoordelingsgrootheid Vmax te kunnen bepalen. Intussen is bekend uit de praktijk dat bij goederenverkeer meer weken nodig zijn voor een resultaat dat voldoende betrouwbaar is. Daarom is gedurende 14 dagen gemeten: van maandag 19 februari 2018 tot en met maandag 5 maart 2018.
Omdat de locatie van de nieuwbouw nu onbebouwd is en de status van de toplaag niet voldoende duidelijk, is ervoor gekozen te meten op een fundering van een vergelijkbaar pand: het huidige gebouw aan de Rijsenburg-Vier Ambachtenstraat. De afstand van het meetpunt tot het spoor bedroeg ongeveer 20 meter.
De hoogst gemeten waarde (Vtop) in dat gebouw is 0,5 mm/s, dat ruim ligt onder de grenswaarden van SBR trillingrichtlijn A die voor voor het nieuwe gebouw van toepassing zijn. De metingen zijn uitgewerkt volgens drie methoden:
- de BTS;
- SBR trillingrichtlijn B;
- de VRMS-methode volgens het uniform rekenmodel voor spoortrillingen 2016.
Alle drie leveren ze een waarde voor Vmax op, de hoogste waarde in een week, die kan worden getoetst aan de streefwaarden van SBR trillingrichtlijn B. Van deze drie naverwerkingsmethoden wijkt de BTS het meest af. Juist omdat de BTS in dit soort situaties (weinig spoorverkeer) uitkomsten geeft die van week tot week sterker kunnen variëren dan verwacht volgens een betrouwbaarheidsparameter ligt het in de rede de waarde volgens Vrms als uitgangspunt in dit onderzoek te hanteren. De hoogste waarde in een week ,Vmax is dus gelijk aan de Vrms en bedraagt 0,2111 mm/s. De werkelijk hoge niveaus liggen rond een frequentie van 9 Herz.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek is een prognose gemaakt voor de beoogde nieuwbouw aan de Canadalaan. Er is gerekend met een trillingsniveau (Vmax) op de fundering van de nieuwbouw op 40 meter van het spoor. Dat bedraagt, conservatief ingeschat, 0,13 mm/s. Op 60 meter afstand (dus verderop in het gebouw) is de waarde voor Vmax verder gezakt naar 0,08 mm/s. Een waarde van 0,13 mm/s aan de fundering betekent dat de locatie niet trillingvrij is en dat trillinghinder bij het ontwerp van het gebouw in ogenschouw moet worden genomen. Draagconstructie en vloeren dienen zo te worden ontworpen dat zij de trillingen niet te sterk doen opslingeren. Afgezet tegen de bovenste streefwaarde voor Vmax (0,4 mm/s) is een waarde van 0,13 wel dermate laag dat in principe geen bijzondere constructies nodig zijn, zoals het afveren van het gebouw, om te voldoen aan de SBR trillingrichtlijn B. Niettemin bekijkt SVRZ of met enkele constructieve maatregelen (kortere overspanningen) de effecten nog verder kunnen worden gereduceerd.
Overigens zijn er vanuit het bestaande bouw De Redoute aan de Rijsenburg-Vier Ambachtenstraat en de bestaande bebouwingen langs het spoor geen klachten over trillinghinder bij de gemeente bekend.
Conclusie
Op basis van een onderzoek in het bestaande gebouw De Redoute aan de Rijsenburg-Vier Ambachtenstraat naar trillingen afkomstig van de goederenspoorlijn is een prognose gemaakt voor de beoogde nieuwbouw aan de Canadalaan. De locatie is niet geheel trillingvrij. Het berekende trillingsniveau is dermate laag dat er geen streef- of grenswaarden worden overschreden. Het aspect trillinghinder vormt dus geen belemmering voor de beoogde nieuwbouw. Er zijn geen bijzondere constructies nodig. Niettemin bekijkt SVRZ of met enkele constructieve maatregelen de effecten nog verder kunnen worden gereduceerd.
4.7 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3 weergegeven.
Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van een woonzorgcomplex en leidt tot een toename van verkeer van 85 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 1%. Uit de nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,08 µg/m³ en van fijn stof van 0,01 µg/m³. Beide toenames blijven beneden de 1,2 µg/m³. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde weg die is opgenomen in de monitoringstool betreft de N61. Gelet op de belangrijke functie van de N61 voor de verkeersafwikkeling in de gemeente Terneuzen en Zeeuws-Vlaanderen en de daarmee gepaard gaande verkeersintensiteit kan de luchtkwaliteit ter plaatse als worst case situatie worden beschouwd voor het plangebied.
Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 19,6 µg/m³ voor NO2, 16,7 µg/m³ voor PM10 en 9,3 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.8 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
In de directe omgeving van het plangebied zijn drie risicovolle inrichtingen aanwezig: het spoorwegemplacement Sas van Gent, kunstmestproducent Rosier (Westkade 38a) en voedselproducent Cargill (Nijverheidsstraat 1). Verder zijn nabij het plangebied transportroutes met gevaarlijke stoffen aanwezig, waaronder de spoorlijn Gent – Terneuzen, de vaarroute kanaal Gent-Terneuzen en de gasleiding Z-553-01 van de Gasunie.
Voor een uitgebreide beschrijving van de risicobronnen en de verantwoording van het groepsrisico wordt verwezen naar het rapport Externe veiligheid die is opgenomen in bijlage 9.
Vanwege de korte afstand tot het spoor en het spoorwegemplacement zijn kwantitatieve risicoanalyses (QRA's) uitgevoerd. De berekening voor het spoortraject is opgenomen in bijlage 10, de berekening voor het spoorwegemplacement is opgenomen in bijlage 11. De uitkomsten van de berekeningen zijn verwerkt in het rapport Externe veiligheid. Met de berekeningen is het effect van de ontwikkeling op het groepsrisico inzichtelijk gemaakt. Door het nemen van (bouwkundige) maatregelen wordt de bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid voldoende geborgd en is de toename van het groepsrisico voldoende verantwoord (zie bijlage 9).
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Het advies van de Veiligheidsregio is verwerkt in de verantwoording voor het groepsrisico (zie bijlage 9).
4.9 Ecologie
Beleid en normstelling
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Onderzoek en conclusie
Er is onderzocht of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie de uitvoering van het plan in de weg staan. Het ecologie onderzoek is opgenomen in Bijlage 12. Uit het onderzoek blijkt dat de ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten en natuurgebieden. In verband met mogelijke aanwezigheid van vleermuizen die gevoelig zijn voor licht is het van belang dat lichtuitstraling op omliggende woningen en opgaand groen wordt voorkomen. De Wet natuurbescherming staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Verder dienen werkzaamheden buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd of wanneer er geen broedgeval aanwezig is.
4.10 Leidingen En Kabels
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen en kabels dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen en kabels (bijvoorbeeld hoogspanningsverbindingen) aanwezig.
Wel lopen door het plangebied aardwarmteleidingen van het naburige seniorencomplex van Woongoed Zeeuws-Vlaanderen (zie ook figuur 2.6 in paragraaf 2.5). Deze Duratherm-leidingen zijn van Hoge Druk Poly Etheen (een kunststof). De horizontale leidingen liggen op 0,8 - 1,0 meter onder het maaiveld. De verticale pijpen – de verticale bodemwisselaar gaan doorgaans tussen 80-200 m diep. De werkelijke diepte in het plangebied is niet bekend. Het bebouwen van de grond is mogelijk, maar dan moet dan moeten de heipalen niet door de horizontale pijpen gaan. In verband met de voorgenomen ontwikkeling worden 3 aansluitpunten verplaatst (zie figuur 4.8) en wordt het noordelijk gedeelte dat ligt onder het gebouw afgekoppeld. Een groot deel van het pijpensysteem komt in de nieuwe situatie te liggen onder het parkeerterrein. Er zijn geen belemmeringen om een gesloten verharding aan te leggen.
Figuur 4.8. Aansluitpunten (3) die worden verplaatst en horizontale leiding die wordt verwijderd
Met Woongoed zal een privaatrechtelijke regeling worden gemaakt, want de pijpen liggen in gemeentegrond.
4.11 Duurzaamheid
4.11.1 Beleids-/toetsingskader
Om een bijdrage te leveren aan de reductiedoelstellingen uit het Kyotoklimaatverdrag voor CO2 en andere broeikasgassen voor Nederland beschikt de gemeente Terneuzen over Activiteitenprogramma Klimaat en Duurzaamheid (vastgesteld door de gemeenteraad op 20 april 2017). Voor de beoogde ontwikkeling is relevant dat wordt ingezet op:
- energiezuinige (woon)gebouwen;
- duurzame energie: zongericht verkavelen bij uitbreidingsplannen;
- vergunningverlening en handhaving met aandacht voor energie.
Verder stimuleert de gemeente Terneuzen de toepassing van warmte- en koudeopslag in de bodem (bodemenergiesystemen). De gemeente beschikt over een (concept) kansenkaart waarop relevante informatie voor bodemenergiesystemen is aangegeven.
De gemeente zal ook deelnemen aan een energiebeparingsproject bij een Zeeuwse zorginstelling.
Er zijn in het Activiteitenprogramma geen (nieuwe) acties benoemd voor de thema's openbare verlichting, bodem, luchtkwaliteit en geluid. Hiervoor wordt verwezen naar bestaande beleidsplannen met bijbehorende activiteiten en budgetten.
Voor het bouwen gelden tot slot alle voorwaarden met betrekking tot duurzaamheid uit het Bouwbesluit.
4.11.2 Toetsing
Ingezet wordt op een laag energieverbruik en lage onderhoudskosten. Er is geen verplichting om energieneutraal te bouwen, maar gestreefd wordt naar een zo energiezuinig mogelijk gebouw. Het zal minimaal voldoen aan de energieprestatieeisen uit het bouwbesluit (bij voorkeur woningbouw en anders gezondheidszorg). Ten behoeve van de omgevingsvergunning voor bouwen zal een energie-prestatieberekening worden uitgevoerd. Waar mogelijk binnen de genormeerde investeringskosten, worden energiebesparende maatregelen door duurzame klimaatinstallaties toegepast (warmteterugwinning minimaal 80%).
Er wordt geen gebruik gemaakt van aardwarmte. In plaats daarvan is gekozen voor het plaatsen van zonnepanelen op het dak en mogelijk ook van warmtepompen.
Naast maatregelen om energie en daarmee CO2 uitstoot te beperken worden andere duurzaamheidsmaatregelen toegepast. Zo worden voor de bouw worden duurzame- en onderhoudsarme materialen gebruikt. Vooral de gevels en gevelopeningen worden met onderhoudsarm materiaal uitgevoerd.
Ook worden maatregelen genomen om het waterverbruik te beperken, zoals waterbesparende toiletten met een spoelcapaciteit van 4 liter (instelbaar) en wordt hemelwater gescheiden aangeboden
4.11.3 Conclusie
Op verschillende niveaus van de planontwikkeling wordt ingezet op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling.
4.12 Vormvrije-mer
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Onder deze drempelwaarden is een ontwikkeling niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.
Concreet voor deze situatie heeft de ontwikkeling betrekking op een ontwikkeling zoals genoemd in D-lijst, categorie D11.2. Voor categorie D11.2 gelden drempelwaarden voor een m.e.r.beoordelingsplicht, deze drempelwaarden zijn:
- de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer;
- een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat;
- een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een woonzorgcomplex met 35 kamers en overschrijdt de drempelwaarden niet.
Sinds 7 juli j.l. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan - ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een “vormvrije” mer-beoordeling.
Onderzoek en conclusie
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden die een milieueffectrapportage rechtvaardigen. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Hoofdstuk 5 Financiële Aspecten
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
SVRZ is in staat om alle voorbereidings- en uitvoeringskosten geheel uit eigen middelen te financieren. inclusief de aankoop van de grond die nu nog van de gemeente is. Ook de exploitatie van de woonzorgvoorziening met intramurale zorg is gegarandeerd. De ontwikkeling komt niet ten laste van de publieke middelen. De financiële uitvoerbaarheid is daarmee afdoende aangetoond. Gelet op het vertrouwelijke karakter zijn financiële gegevens niet in deze paragraaf opgenomen.
5.2 Grondexploitatie
In de Wro zijn regels opgenomen over de grondexploitatie. Deze regels verplichten tot kostenverhaal door de gemeente. Er is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. van het Bro) als een bouwplan zoals aangegeven in 6.2.1 Bro wordt mogelijk gemaakt. Het bouwplan wordt als dergelijk bouwplan aangemerkt.
Voor de beoogde ontwikkeling zijn tussen SVRZ en de gemeente privaatrechtelijke (zgn. anterieure) overeenkomsten gesloten waarin de afspraken over het plan zijn vastgelegd, inclusief het kostenverhaal. Daarin wordt rekening gehouden met de verplaatsing van de hemelwaterafvoer die ligt waar de toekomstige bebouwing moet komen. Dat geldt ook voor de verwijdering/verplaatsing van een deel van het aardwarmtesysteem wordt in verband met de voorgenomen ontwikkeling. Omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd, hoeft er geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid En Overleg
6.1 Informatieavonden En Bewonersbijeenkomst
Op 7 december 2016 hebben SVRZ en de gemeente Terneuzen in gemeenschapscentrum De Statie een informatieavond georganiseerd voor omwonenden en belangstellenden. Tijdens deze informatieavond zijn de plannen voor de nieuwbouw van een zorgcentrum aan de Canadalaan toegelicht. De reacties tijdens deze informatieavond waren overwegend positief waardoor geconcludeerd wordt dat er draagvlak is voor de nieuwbouw van het zorgcentrum. Op basis van ingekomen reacties is het plan op onderdelen aangepast.
Op 11 oktober 2017 hebben SVRZ en de gemeente Terneuzen in De Statie een 2e informatieavond over het bestemmingsplan georganiseerd. Tijdens die bijeenkomst rezen er bij omwonenden nog een aantal vragen over de plaats van de speeltuin en over de inrichting ervan. De aanwezige wethouder heeft toen aan de omwonenden en de volkstuinders beloofd dat hij met hen een vervolgoverleg zou voeren over de inrichting van de speelplaats.
Dit vervolgoverleg heeft plaatsgevonden op 13 november 2017. Tijdens een bijeenkomst met ongeveer 15 omwonenden uit de Calandstraat, de Glacisstraat e.a. en volkstuinders is overeenstemming bereikt over het gebruik van het terrein als speelterrein en ook over de inrichting ervan. Het verslag van deze bijeenkomst is opgenomen in bijlage 2.
6.2 Overleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening wordt het bestemmingsplan toegezonden aan de volgende adviesorganen/ instanties:
- provincie Zeeland
- waterschap Scheldestromen;
- veiligheidsregio Zeeland.
Met de Veiligheidsregio Zeeland is in het kader van de voorbereidingen al overleg gevoerd. Van deze instantie wordt in het kader van het overleg nu een formele reactie gevraagd.
De provincie heeft in haar brief van 27 september alleen aandacht gevraagd voor de cultuurhistorische molen Westdam 6. In pararaaf 3.2 is hierover een passage opgenomen.
Het waterschap heeft per mail van 8 november 2017 ingestemd met het plan en het afkopen van de waterbergingsopgave.
6.3 Zienswijzen En Ambtshalve Aanpassingen
Het ontwerpbestemmingsplan "Sas van Gent, Canadalaan 58" (Zorgcentrum) heeft van 11 januari 2018 tot en met 21 februari 2018 ter inzage gelegen voor de vaststellingsprocedure (terinzagelegging op grond van artikelen 3.8, lid 1, en 3.30 Wet ruimtelijke ordening). Tijdens deze termijn is 1 schriftelijke zienswijze ontvangen. De 'Antwoordnota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen' van
burgemeester en wethouders, waarmee het bestemmingsplan ter vaststelling is voorgelegd aan de gemeenteraad, is opgenomen bijlage 13.
Bijlage 1 Ontwerptekeningen Nieuwe 'De Redoute'
Bijlage 1 Ontwerptekeningen nieuwe 'De Redoute'
Bijlage 2 Verslag Bewonersbijeenkomst Over Speelvoorziening Paul Krugersdreef Te Sas Van Gent
Bijlage 2 Verslag bewonersbijeenkomst over speelvoorziening Paul Krugersdreef te Sas van Gent
Bijlage 3 Stroomschema Archeologie
Bijlage 3 Stroomschema Archeologie
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek Oostzijde Canadalaan (2011)
Bijlage 4 Archeologisch onderzoek oostzijde Canadalaan (2011)
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek Oostzijde Canadalaan (2011) - Bijlagen
Bijlage 5 Archeologisch onderzoek oostzijde Canadalaan (2011) - bijlagen
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 8 Trillingonderzoek
Bijlage 9 Rapport Externe Veiligheid
Bijlage 9 Rapport Externe veiligheid
Bijlage 10 Qra Spoortraject Sluiskil Aansluiting - Zelzate
Bijlage 10 QRA Spoortraject Sluiskil Aansluiting - Zelzate
Bijlage 11 Qra Spoorwegemplacement Sas Van Gent
Bijlage 11 QRA Spoorwegemplacement Sas van Gent
Bijlage 12 Ecologische Quickscan
Bijlage 12 Ecologische quickscan
Bijlage 13 Antwoordnota Zienswijzen En Ambtshalve Aanpassingen
Bijlage 13 Antwoordnota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen