KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.2 Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Natuur
4.10 Niet Gesprongen Explosieven
4.11 Verkeer En Parkeren
4.12 Water
4.13 Milieu Effect Rapportage
4.14 Conclusie
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Historisch Vooronderzoek Bodem
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Stikstofberekening
Bijlage 4 Quickscan Wet Natuurbescherming - Merwedelaan 15
Bijlage 5 Aanvullend Onderzoek Quickscan Wet Natuurbescherrming - Merwedelaan 15
Bijlage 6 Quickscan Wet Natuurbescherming Overig Gebied
Bijlage 7 Antwoordnota Zienswijzen En Ambtshalve Aanpassingen

Terneuzen Zuid-Oost, Merwedelaan

Bestemmingsplan - Gemeente Terneuzen

Vastgesteld op 15-12-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Terneuzen Zuid-Oost, Merwedelaan met identificatienummer NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01 van de gemeente Terneuzen

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan- en uitbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte of als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aan-huis-gebonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 achtererf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.7 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

Een percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd en dat is aangegeven in de regels of bij uitzondering op de verbeelding is aangeduid.

1.10 beleidsregel parkeren

Een regel die voorkomt uit het geldend parkeerbeleid (Parkeernota 2015-2020 gemeente Terneuzen).

1.11 bestaand aantal woningen

Woningen zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit bestemmingsplan, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wet gegeven voorschriften.

1.12 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.15 bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.16 bodemingreep

Werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten, waaronder het bouwen van een fundering wordt begrepen.

1.17 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

De grens van een bouwvlak.

1.20 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.25 dakkapel

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.26 dakopbouw

Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in beide dakvlakken van het dak zijn geplaatst, zodanig dat geheel of gedeeltelijk een bouwlaag wordt toegevoegd.

1.27 erf

Het deel van het bestemmingsvlak dat buiten het bouwvlak voor het hoofdgebouw en buiten bestemmingvlakken waarop geen gebouwen mogen staan valt.

1.28 erfafscheiding

De afscheiding van het erf.

1.29 flexibiliteit

Eenvoudig aanpasbaar aan een veranderende omgeving/wetgeving.

1.30 gebiedsgerichte parkeerregeling

Een parkeerregeling die gericht is op een deelgebied binnen het gehele plangebied. Een gebiedsgerichte parkeerregeling wordt opgenomen in het kader van flexibiliteit.

1.31 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 geluidsbelasting vanwege een weg:

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.33 geluidsgevoelige objecten

Woningen, woonwagenstandplaatsen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en de artikelen 1.1 en 1.2 van het Besluit geluidhinder.

1.34 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.35 hoofdverblijf

De verblijfplaats die het centrum is van het sociale en maatschappelijke leven van één persoon of een huishouden. Hiervan is in ieder geval sprake als er op grond van de Wet basisregistratie personen een verplichting is tot inschrijving op de verblijfplaats.

1.36 horizontale diepte van een gebouw

De lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel aan de voorzijde van het gebouw.

1.37 huishouden

Eén of meer personen die in vast verband samenleven en waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling van de personen en van onderlinge verbondenheid.

1.38 kap

Een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.39 kwalitatieve normen

Norm die voldoet aan de verwachte eisen, zoals flexibiliteit en openheid.

1.40 laden en lossen

Onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is.

1.41 maaiveld

De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het "aangrenzende maaiveld" wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.

1.42 maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, buitenschoolse opvang, kinderdagopvang/-verblijven, peuterspeelzalen een bejaardencentrum en woonzorgcomplex hierbij inbegrepen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.43 nevenactiviteiten

Activiteiten die in ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwvlak.

1.44 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.45 omgevingsvergunning

Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wabo

1.46 open norm

Norm die inhoudelijk open is en onder verschillende omstandigheden nader ingevuld moet worden.

1.47 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden.

1.48 parkeerbehoefte

Het aantal benodigde parkeerplaatsen per eenheid van een functie in een gebied.

1.49 parkeren

Een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.

1.50 parkeerplaats

Een plek waar iemand zijn of haar auto mag parkeren, dit kan zowel betaald als onbetaald zijn.

1.51 patiowoning

Een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.

1.52 peil

  1. a. Voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang).
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzende aan het bouwwerk aansluitende maaiveld, ter plaatse van de naar het openbaar toegankelijke gebied gerichte grens van het bouwvlak.

1.53 stallen

In een garage of bouwplaats zetten.

1.54 terrein

Een stuk grond van enige omvang.

1.55 verblijfsrecreatie

Vorm van recreëren, vrijetijdsbesteding, waarbij logies wordt aangeboden. Het bieden van logies aan buitenlandse werknemers, welke werkzaam zijn in Nederland en/of België, valt hier niet onder.

1.56 verdieping

De bouwlaag of bouwlagen boven de bouwlaag op de begane grond.

1.57 vervoersmiddel

Een object dat is bedoeld om personen of goederen te vervoeren.

1.58 voertuig

Vervoersmiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren.

1.59 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel.

1.60 voorkeursgrenswaarde

De geluidsbelasting die altijd of zonder meer toelaatbaar is op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. Besluit geluidhinder.

1.61 wonen

Het gebruik van een woning conform de begripsomschrijving van ‘woning’.

1.62 woning

Een complex van ruimten, dat krachtens zijn indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.63 zijdelingse bouwperceelsgrens

De kadastrale grens van een bouwperceel tussen twee bouwpercelen, die voor- en achterzijde van een bouwperceel verbindt.

1.64 zijerf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. paden;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. hondenuitlaatterreinen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. geluidswallen;
  8. h. voorzieningen van openbaar nut, waaronder ondergrondse bergbezinkbassins en afvalophaalvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - parkeren' tevens parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 teneinde een jongerenontmoetingsplaats toe te staan op een daartoe door burgemeester en wethouders aan te wijzen locatie.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Maatschappelijk (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. erven, tuinen en terreinen;
  6. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor Verkeer (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en parkeervoorzieningen;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. geluidswal;
  6. f. markten en standplaatsen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. voorzieningen van openbaar nut, waaronder ondergrondse bergbezinkbassins en afvalophaalvoorzieningen;
  2. h. luifels behorende bij de in de aangrenzende bestemming gelegen gebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en afmetingen van de in artikel 5.2.1 bedoelde gebouwen teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodige beperkingen of belemmeringen teweegbrengt in de verkeerssituatie danwel ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijk-functionele situatie ter plaatse.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen;

alsmede voor:

  1. b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. c. tuinen en erven;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Voorwaardelijke verplichting groene erfafscheiding

Het bouwperceel mag niet voor wonen worden gebruikt indien niet voldaan wordt aan het volgende:

  1. a. op de zijdelingse en achterste perceelsgrens, voor zover grenzend aan openbaar toegankelijk gebied, moet een groene erfafscheiding (beplanting) worden aangelegd en in stand gehouden.

6.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, de vorm, de afmetingen, dakbeëindiging, kapvorm en bouwhoogte van bebouwing. Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

6.5 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 lid c en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  1. a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. de afwijking vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  3. c. de afwijking geen nadelige gevolgen heeft voor de parkeersituatie ter plaatse;
  4. d. de afwijking geen nadelige gevolgen heeft voor de groen- en waterstructuur ter plaatse.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van: het bepaalde in artikel 6.1 voor de uitoefening van kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in de woning, met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden en herkenbaar te blijven, waarbij het vloeroppervlak in gebruik voor de beroepsmatige activiteiten ten hoogste 25% van het binnenwerks vloeroppervlak van hoofdgebouwen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen mag bedragen, met een maximum van 50 vierkante meter en voor bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 20% respectievelijk 20 vierkante meter;
  2. b. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend; ten behoeve van een bedrijfsmatige activiteit mogen ten hoogste twee personeelsleden, waaronder de bewoner van het pand, werkzaam zijn;
  3. c. voor bedrijfsmatige activiteiten mag uitsluitend op afspraak worden gewerkt;
  4. d. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  5. e. er mag detailhandel plaatsvinden, als het een beperkte verkoop betreft die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten betreft;
  6. f. met een omgevingsvergunning mag van de regels worden afgeweken ten behoeve van het uitoefenen van bedrijvigheid die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
  7. g. er wordt afgeweken van de regels indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruik van gronden

Het is verboden gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, verleende ontheffingen, verleende omgevingsvergunning of vastgestelde wijzigingen en de overige regels.

9.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

  1. a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  2. b. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
  3. c. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
  4. d. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
  5. e. voor de volgende leidingen:
    1. 1. hoogspanningsleidingen en -verbindingen van 50 kV en hoger die geen deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in artikel 1 van de Wet milieubeheer;
    2. 2. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is.

9.3 Verder strijdig gebruik

Voorts wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan:

  1. a. gronden of gebouwen te (laten) gebruiken als seksinrichting of daarmee vergelijkbare gebruiksvormen;
  2. b. gronden of gebouwen te (laten) gebruiken ten behoeve van de opslag van consumentenvuurwerk (voor zover dit de vergunningplichtige hoeveelheid tussen de 1.000 kg en de 10.000 kg betreft).

9.4 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  1. a. vormen van gebruik als bedoeld in 9.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt, mits, wat het bepaalde in artikel 9.2 sub b en 9.2 lid 2 sub c betreft, niet buiten het bouwvlak en mits, wat het bepaalde in 9.2 lid 2 sub b betreft, niet met een stapelhoogte van meer dan 1,50 meter met uitzondering van de opslag van agrarische producten;
  2. b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming(en);
  3. c. het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de regels toegestaan;
  4. d. gebruik dat plaatsvindt krachtens een verleende ontheffing of omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels of vastgesteld wijzigingsplan;

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Maten en bouwgrenzen

Bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Algemene parkeerregels

Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.

12.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen

De omgevingsvergunning voor het bouwen kan alleen worden verleend als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in de 'Parkeernota 2015 - 2020 met bijbehorende parkeernormen geactualiseerd 22 april 2020.

12.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen

Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de beleidsregel parkeren. Indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, dan gelden de gewijzigde regels.

12.4 Afwijken van de parkeerregels

Burgemeester en Wethouders kunnen doormiddel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2 en 12.3. Burgemeester en wethouders nemen hierbij, conform de beleidsregelparkeren.

  1. a. het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  1. a. er op andere wijze in de benodigde parkeerbehoefte/stallingbehoefte wordt voorzien;
  2. b. er een financiële voorwaarde dient te worden gesteld.

Indien gedurende de planperiode de beleidsregels wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Ruimte(n) voor het parkeren en stallen van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n) krachtens deze parkeerregels is geëist, dient ten allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ' Terneuzen Zuid-Oost, Merwedelaan'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Op de locatie Merwedelaan 15, Merwedelaan 17 en Sloelaan 41 zijn drie basisscholen aanwezig. Het voornemen is om op de locatie Merwedelaan 15 een Integraal Kindcentrum (IKC) te realiseren. De drie bestaande basisscholen gaan fuseren en worden, samen met een kinderopvang, in het nieuwe IKC gehuisvest. Daarnaast is het voornemen om maximaal 6 nultredenwoningen te realiseren op de huidige locatie van schoolgebouw 'de Hille' (Merwedelaan 17). Ter plaatse van de voormalige basisschool 'de Meerpaal' (Sloelaan 41-43) wordt structureel groen toegevoegd.

In het geldende bestemmingsplan 'Terneuzen Zuid-Oost' heeft het plangebied de bestemming 'Maatschappelijk', 'Groen' en 'Verkeer'. Het IKC past binnen de bestemming 'Maatschappelijk', maar het gebouw past niet binnen het geldende bouwvlak. Ter plaatse van de gewenste woningen geldt de bestemming 'Maatschappelijk' waardoor de realisatie van 6 woningen in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Daarnaast is het gewenst om meer structureel groen toe te voegen. Herinrichting van het gebied is daarom nodig waardoor delen van de bestemming 'Maatschappelijk' en 'Verkeer' komen te vervallen.

Dit bestemmingsplan voorziet in de motivering om op deze locatie een Integraal Kindcentrum (IKC), maximaal 6 nultreden woningen en structureel groen planologisch-juridisch mogelijk te maken.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de zuidoostzijde van Terneuzen in de wijk Rivierenbuurt. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ongeveer 33.000 m2 en is gelegen op de volgende kadastrale percelen:

  • TNZ00, sectie N, perceelnummer 1706 (buitenruimte behorend bij schoolgebouw 'de Geule', gedeeltelijk)
  • TNZ00, sectie N, perceelnummer 1414 (Merwedelaan 15, schoolgebouw 'de Geule')
  • TNZ00, sectie N, perceelnummer 1111 (Merwedelaan 17, schoolgebouw 'de Hille')
  • TNZ00, sectie N, perceelnummer 1110 (Merwedelaan 17, schoolgebouw 'de Hille' )
  • TNZ00, sectie N, perceelnummer 1705 (gedeeltelijk)
  • TNZ00, sectie N, perceelnummer 2470 (buitenruimte Sloelaan 41-43)
  • TNZ00, sectie N, perceelnummer 2469 (Sloelaan 41-43, schoolgebouw 'de Meerpaal')
  • TNZ00, sectie N, perceelnummer 2471 (gedeeltelijk)

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: Ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het Integraal Kindcentrum (IKC), maximaal 6 levensloopbestendige woningen en structureel groen planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Beschrijving Project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit drie voormalige basisscholen. Aan de westzijde van het plangebied is, op de locatie Merwedelaan 15, de voormalige basisschool 'de Geule' gesitueerd (afbeelding 2, rood; afbeelding 3). Het pand staat sinds 2018 leeg. Aan de noordwestzijde van deze basisschool is een gymzaal aanwezig. Achter de basisschool en gymzaal is een park met volwassen groen aanwezig. Aan de zuidzijde van het plangebied is, op de locatie Merwedelaan 17, de basisschool 'de Hille' gesitueerd (afbeelding 2, oranje; afbeelding 4). Aan de noordoostzijde van het plangebied is, op de locatie Sloelaan 41-43, de voormalige basisschool 'de Meerpaal' gevestigd (afbeelding 2, blauw; afbeelding 5). Tussen basisschool 'de Hille' en basisschool 'de Meerpaal' is op de locatie IJsselstraat 3 het buurthuis 'Rivierenhuis' gevestigd (afbeelding 2, groen; afbeelding 6).

De drie basisscholen binnen het plangebied zijn gefuseerd tot basisschool 'de Steiger'. De leerlingen van basisschool 'de Steiger' worden momenteel, in afwachting van nieuwbouw, gehuisvest in de gebouwen van 'de Hille' en de gebouwen van 'de Meerpaal'. Het plangebied is groen opgezet en binnen het plangebied zijn ter hoogte van de Merwedelaan-Hunzelaan en de Lingestraat-Merwedelaan speeltuintjes aanwezig. Het plangebied grenst aan de noordwestzijde aan de Hunzelaan, aan de de zuidoostzijde aan de IJsselstraat en aan de noordoostzijde aan de Sloelaan. Door het plangebied loopt de Merwedelaan. Aan de overige zijden wordt het plangebied voornamelijk omgeven door woonpercelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0002.png"

Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Juust)

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0003.png"

Afbeelding 3 | Huidige situatie plangebied - Basisschool 'de Geule' bezien vanaf de Merwedelaan (bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0004.png"

Afbeelding 4 | Huidige situatie plangebied - Basisschool 'de Hille' bezien vanaf de Merwedelaan (bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0005.png"

Afbeelding 5 | Huidige situatie plangebied - Basisschool 'de Meerpaal' bezien vanaf de Sloelaan (bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0006.png"

Afbeelding 6 | Huidige situatie plangebied - Buurthuis 'Rivierenbuurt' bezien vanaf de IJsselstraat (bron: Google Maps)

2.1.2 Toekomstige situatie

De drie voormalige basisscholen en het buurthuis 'Rivierenbuurt' zullen gesloopt worden. De gymzaal wordt hergebruikt en geïntegreed in het ontwerp van het IKC. De kleedkamers worden wel gesloopt. Op de locatie van de voormalige basisschool 'de Geule' (Merwedelaan 15) en de gymzaal wordt een Integraal Kindcentrum (IKC) gerealiseerd waarbinnen basisschool 'de Steiger' (een fusering van de voormalige basisscholen) en een kinderopvang gehuisvest zullen worden (afbeelding 7; afbeelding 8). Een Integraal Kind Centrum (IKC), ook wel bekend als een 'alles-in-1-school', is een organisatie voor kinderen van nul tot dertien jaar, waar onderwijs, opvang en welzijnsactiviteiten zijn samengevoegd. Binnen het IKC op de locatie Merwedelaan 15 is een basisschool, kinderdagverblijf/BSO en sporthal aanwezig. Het gebouw bestaat uit twee bouwlagen. Het gebouw van het IKC wordt voorzien van een duurzame energievoorziening en wordt circulair gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0007.png"

Afbeelding 7 | Toekomstige situatie plangebied - VO (bron: Rothuizen Architecten en Adviseurs)

Aan de noordoostzijde van het IKC is een ontsluiting aanwezig voor het halen en brengen van de kinderen. Grenzend aan deze ontsluiting worden in totaal 67 parkeerplaatsen gerealiseerd. Aan de zuidoostzijde van het IKC is ruimte voor het stallen van fietsen. Tussen de IJsselstraat en de Hunzelaan wordt een fietspad aangelegd. Over het plangebied worden ook wandelpaden aangelegd om het plangebied te verbinden met de directe omgeving. De huidige groen- en watervoorziening (park) aan de zuidwestzijde van het IKC wordt gehandhaafd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0008.png"

Afbeelding 8 | Toekomstige situatie plangebied in vogelvlucht - VO (bron: Rothuizen Architecten en Adviseurs)

Op de huidige locatie van schoolgebouw 'de Hille' (Merwedelaan 17) worden maximaal 6 nultreden woningen gerealiseerd. De parkeerbehoefte voor de 6 woningen wordt op eigen terrein opgevangen. Ter plaatse van de voormalige basisschool 'de Meerpaal' (Sloelaan 41-43) wordt structureel groen toegevoegd (afbeelding 7). Het speeltuintje aan de Lingestraat-Merwedelaan zal behouden blijven (nu al groenvoorzieningen). Op de hoek Merwedelaan-Hunzelaan komt een parkeerstrook voor haaksparkeren. Deze parkeerplaatsen sluiten aan op de Hunzestraat.

2.2 Juridische Regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Terneuzen Zuid-oost' van de gemeente Terneuzen. Dit bestemmingsplan is op 18 december 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Maatschappelijk', 'Verkeer' en 'Groen' (afbeelding 9). Ter hoogte van de bestemming 'Maatschappelijk' zijn bouwvlakken opgenomen. Ter plaatse van de basisscholen geldt eveneens de aanduiding 'geluidgevoelige maatschappelijke bestemming (gm)'. Dit betekent dat er uitsluitend geluidsgevoelige maatschappelijke bestemmingen mogelijk zijn.

Voor de maatschappelijke bestemmingen geldt een verschillend maximum bebouwingspercentage en maximum goothoogte:

Merwedelaan 15 (de Geule):

  • maximum bebouwingspercentage terrein: 70%
  • maximum goothoogte: 3 meter.

Merwedelaan 17 (de Hille):

  • maximum bebouwingspercentage terrein: 60%
  • maximum goothoogte: 4 meter.

Sloelaan 31-43 (de Meerpaal):

  • maximum bebouwingspercentage terrein: 90%
  • maximum goothoogte: 6 meter.

IJsselstraat 3 (Buurthuis Rivierenhuis):

  • maximum bebouwingspercentage terrein: 100%
  • maximum goothoogte: 3 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0009.png"

Afbeelding 9 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

Verder geldt het facetbestemmingsplan 'Wonen Terneuzen' en het facetbestemmingsplan 'Parkeren Terneuzen'. Met het facetbestemmingsplan Wonen zijn onder andere de begrippen 'wonen' en 'huishouden' gestandaardiseerd. Met het facetbestemmingsplan Parkeren is een uniforme overkoepelende regeling gemaakt voor het onderwerp parkeren. Beide facebestemmingsplannen zijn verwerkt in de regels van dit bestemmingsplan.

2.2.2 Planuitwerking

Ter plaatse van het IKC wordt de bestemming 'Maatschappelijk' met bouwvlak opgenomen. Ter plaatse van de woningen wordt de bestemming 'Wonen' met bouwvlak opgenomen. Voor de ontsluiting van het IKC wordt de bestemming 'Verkeer' opgenomen. Het overige deel van het plangebied krijgt de bestemming 'Groen'. Voor de parkeerplaatsen wordt de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - parkeren' opgenomen. Het facetbestemmingsplan Wonen Terneuzen en het facetbestemmingsplan Parkeren Terneuzen blijven van toepassing.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Groen

Het grootste gedeelte van het plangebied is bestemd als 'Groen'. Het is de wens om het IKC in een groene omgeving in te passen en de bestaande woonwijk te voorzien van meer groen in de vorm van een park. Op deze gronden zijn naast groenvoorzieningen ook paden, speelvoorzieningen en dergelijke mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - parkeren' zijn tevens parkeervoorzieningen mogelijk. De parkeervoorzieningen moeten in het groen ingepast worden, bijvoorbeeld in de vorm van doorgroeitegels. Met een afwijkingsbevoegdheid kan een jongerenontmoetingsplaats mogelijk worden gemaakt.

Maatschappelijk

De huidige bestemming 'Maatschappelijk' is overgenomen uit het moederplan en afgestemd op de standaardregels van de gemeente. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Hoofdgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak max voor 100% worden worden bebouwd. De maximale bouwhoogte van het gebouw is 8,5 meter.

Verkeer

Binnen de verkeersbestemming zijn wegen, straten, parkeervoorzieningen, voet- en rijwielpaden mogelijk. Daarnaast ook groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, geluidswallen, markten en standplaatsen. Met daaraan ondergeschikt voorzieningen van openbaar nut en luifels. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Wonen

Binnen deze bestemming is alleen wonen toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen. Binnen het bouwvlak mogen uitsluitend patiowoningen worden gerealiseerd. Dit kan in de vorm van vrijstaande, twee-aaneen of aaneen gebouwde hoofgebouwden. Hiervoor is een bouwaanduiding 'aeg' opgenomen. Ter plaatse is een maximum aantal woningen van 6 toegestaan. De goothoogte van het hoofgebouw mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers. Tevens is een regeling opgenomen die waarborgt dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw.

Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.

Overige regels

In de overige regels is bepaald dat voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan sluit wel aan bij de prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's'.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. Een onderdeel van de gewenste ontwikkeling is het realiseren van maximaal 6 woningen. Dit onderdeel wordt daarom niet gezien als een stedelijke ontwikkeling. Desondanks wordt in paragraaf 3.2 onder Omgevingsplan Zeeland 2018 ingegaan op de behoefte.

De functie 'accommodaties voor maatschappelijke functies', zoals een school, wordt in principe in de jurisprudentie aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Echter is dit afhankelijk van de aarde en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. In dit geval gaat het om de herontwikkeling van een bestaande scholenlocatie waarbij 3 verschillende scholen worden geclusterd tot een Integraal Kindcentrum (IKC). Bovendien wordt het buurthuis gesaneerd. Er is sprake van een afname in ruimtebeslag voor de maatschappelijke functie in deze omgeving. Er wordt meer structureel groen toegepast. Het realiseren van het IKC is daarom niet aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven. Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Zeeland

Op 1 juli 2022 treedt de Omgevingswet wellicht in werking. In de Omgevingswet worden alle bestaande wetten die te maken hebben op de fysieke leefomgeving samengevoegd. De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:

  1. 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
  2. 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
  3. 3. Een duurzame en innovatieve economie.
  4. 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:

  1. 1. Doe meer met minder grond.
  2. 2. Werk samen en deel kosten en baten.
  3. 3. Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
  4. 4. Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.

De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven.

Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.

Omgevingsplan Zeeland 2018

Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Binnen bestaand bebouwd gebied heeft de gemeente in beginsel grote vrijheid bij de regie van ruimtelijke ontwikkelingen. Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrensoverschrijdende impact. Ten aanzien van het thema 'Wonen' is het provinciaal belang dat de regionale woningmarkten goed functioneren. Gestreefd moet worden naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. Om die reden is regionale afstemming nodig over woningbouwplannen. Dit is vormgegeven door vaststelling van de regionale woningmarktafspraken (zie onder 3.3 Regionaal beleid).

Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door Stec-groep. Dit betreft het Kwalitatief WoningmarktOnderzoek Zeeland 2019 (KWOZ).

De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden voor de regio Zeeuws-Vlaanderen als volgt:

  • Tot 2040 wordt er een groei verwacht in de groep 65+ en 80+-huishoudens. De andere doelgroepen nemen in aantal af;
  • Er is een sterke verschuiving gesignaleerd in behoefte van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen als gevolg van aanhoudende vergrijzing. Binnen het nultredensegment gaat het indicatief vooral om ruimere sociale huur, vrijesectorhuur en ruimere koopappartementen. Er zal een overschot ontstaan in de kleine reguliere grondgebonden sociale huurwoningen, kleine goedkope koopwoningen en ruime, dure grondgebonden koopwoningen.

Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies. In het onderhavige plan zijn maximaal 6 (nultreden) woningen voorzien. De locatie ligt in de nabijheid van voorzieningen. Het plan voorziet in de kwalitatieve behoefte zoals die blijkt uit het KWOZ. Op de kwantitatieve behoefte wordt ingegaan onder 3.3 Regionaal beleid.

In het Omgevingsplan wordt niet specifiek ingegaan op onderwijsinstellingen, zoals een Integraal Kindcentrum (IKC). Wel stelt de Provincie dat het bieden van een goede kwaliteit van voorzieningen belangrijker is dan de fysieke nabijheid. Het IKC is een kwaliteitsverbetering van de bestaande basisscholen aangezien de bestaande (verouderde) basisscholen gesloopt worden en hiervoor één nieuw gebouw terugkomt dat verschillende voorzieningen (basisonderwijs, kinderopvang en sporthal) combineert. Het plan past hiermee binnen het Omgevingsplan.

Omgevingsverordening Zeeland 2018

De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.

Omgevingsverordening Zeeland(voortuitlopend op de Omgevingswet)

Deze omgevingsverordening vervangt de Omgevingsverordening Zeeland 2018 en de Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht Zeeland 2016. Ook in deze verordening zijn geen specifieke regels opgenomen die van toepassing zijn op dit bestemmingsplan.

Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.3 Regionaal Beleid

Woningmarktafspraken Zeeuws-Vlaanderen 2016-2025

De Zeeuws-Vlaamse gemeenten hebben met elkaar spelregels vastgesteld waarbinnen woningbouw kan plaatsvinden. Belangrijk thema daarin is te komen tot een realistische woningbouwproductie. Het is noodzakelijk de plancapaciteit terug te dringen omdat de bestaande harde plancapaciteit en de plannen in de pijplijn leiden tot een overschot. Via een provinciale planmonitor (dashboard ladderruimte) is inzichtelijk gemaakt wat de marktruimte per gemeente is. Dit is de basis voor de behoefte-onderbouwing in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladderruimte op het moment van schrijven van dit bestemmingsplan is voor de gemeente Terneuzen negatief. Dat wil zeggen dat puur gekeken naar woningaantallen er geen ruimte is om nieuwe woninginitiatieven toe te staan. Er is sprake van een overschot aan plancapaciteit.

Omdat er sprake is van een initiatief dat kwalitatief wel voldoet aan de behoefte (nultredenwoningen op een binnenstedelijke locatie) kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die de in 2020 opgestelde notitie 'Ruimte voor Woonkwaliteit' biedt. Deze notitie is vastgesteld door Gedeputeerde Staten en ook door het college van B&W van de gemeente Terneuzen. Met dit beleid is het mogelijk om kwalitatief gewenste woningbouw, zoals dit plan, toe te staan ondanks plancapaciteitsoverschot. De gemeente Terneuzen heeft een plan van aanpak vastgesteld waarmee overtollige en ongewenste plancapaciteit wordt gesaneerd.

De gemeente gaat dus actief aan de slag om harde en ongewenste plancapaciteit terug te dringen. Dit betreft maatwerk en het terugbrengen van de plancapaciteit kan niet op hele korte termijn worden gerealiseerd. Jaarlijks wordt de balans opgemaakt. De bedoeling is om binnen afzienbare tijd op '0' uit te komen zodat vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming zijn. Omdat dit samenhangt met de kwaliteit van woningen is dit geen eenvoudige opgave. Uiteindelijk zal een balans ontstaan in de woningvoorraad, zowel kwalitatief als kwantitatief.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie gemeente Terneuzen 2025
De structuurvisie Terneuzen 2025 geeft de visie voor ontwikkeling van de gemeente Terneuzen op lange termijn. Het vormt een afwegingskader bij de beoordeling van nieuwe initiatieven. In de structuurvisie wordt een toekomstbeeld anno 2025 geschetst. Daarbij wordt rekening gehouden met de ontwikkelingen in de economie en in de leefomgevingskwaliteit. De gemeente wil een veelzijdigheid aan woonmilieus binnen de gemeentegrenzen.

De locatie Merwedelaan-Sloelaan ligt binnen het gebied aangeduid als 'behouden' (zie afbeelding 10). Deze strategie geldt voor de meeste woonwijken in de kernen en ook de wijken Zuid en Othene in Terneuzen. De functie en de kwaliteit van deze gebieden is goed en behoeft geen grootschalige ingrepen. Kleine invullingen binnen de bestaande structuur zijn mogelijk. In onderhavige ontwikkeling worden de huidige verouderde gebouwen van de basisscholen en het buurthuis gesloopt. In plaats daarvan wordt één gebouw teruggebouwd, worden 6 nultredenwoningen gerealiseerd en wordt structureel groen toegevoegd. De voorgenomen herontwikkelingsopgave voorziet hiermee in een kwaliteitsverbetering binnen de wijk Rivierenbuurt. Dit project past binnen de bovenstaande uitgangspunten zoals benoemd in de strategie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0010.png"

Afbeelding 10 | Uitsnede Structuurvisie 2025, strategie behouden (bron: Structuurvisie 2025)

In de Lokale Educatieve Agenda hebben schoolbesturen, besturen voor voorschoolse voorzieningen en de gemeenten de ambitie uitgesproken om de krachten te bundelen en capaciteit, voorzieningen en middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Daarbij streven partijen naar een hoogwaardige dienstverlening op het gebied van educatie, opvang en zorg aan alle jeugdigen binnen de gemeente Terneuzen. Binnen de lokale educatieve agenda zijn als speerpunten benoemd het bestrijden van onderwijsachterstanden, de harmonisatie van voorschoolse voorzieningen, het bieden van veiligheid in en om de school, het bestrijden van voortijdig schoolverlaten, het optimaliseren van voorschoolse voorzieningen en zorg, het inzetten op de realisatie van brede scholen, het organiseren van passend onderwijs en passende kinderopvang, het in stand houden en optimaliseren van een adequate onderwijshuisvesting, rekening houdend met actuele en toekomstige ontwikkelingen (bijv. dalende leerlingaantallen). Daarbij wordt ernaar gestreefd in elke kern een basisvoorziening voor basisonderwijs en kinderopvang aan te bieden. Terneuzen neemt als kern met een bovenregionaal voorzieningenniveau een specifieke plek in. Zo biedt Terneuzen een ruim aanbod van onderwijsvoorzieningen aan. Voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van een Integraal Kindcentrum (IKC) waarin de gefuseerde basisschool 'de Steiger' samen met een kinderopvang gehuisvest zal worden. Hierbij wordt in Terneuzen een gecombineerde voorziening voor basisonderwijs en kinderopvang toegevoegd. Het project past hiermee binnen de kaders van de structuurvisie van de gemeente Terneuzen.

Interim-beleid Toetsingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven (1e wijziging 2013)
In het interim-beleid is vastgelegd in welke gevallen het college bereid is medewerking te verlenen aan afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van het realiseren van nieuwe woningen in kernen. Medewerking kan worden verleend tot het bouwen van één of meerdere nieuwe woningen dan wel het omzetten van een bestaand gebouw tot één of meerdere woningen indien:

  1. 1. deze worden gerealiseerd in een 'compensatie' situatie;
  2. 2. deze benodigd zijn voor het kunnen behouden van karakteristieke beeldbepalende bebouwing;
  3. 3. daarmee een bedrijfsbestemming kan worden gesaneerd;
  4. 4. sprake is van een bijzondere woonvorm zoals arbeidsmigranten of mantelzorg;
  5. 5. sprake is van het kunnen oplossen van een ruimtelijk probleem.

Met het voorliggend plan worden 3 verouderde bassischolen en het buurthuis gesloopt. Voorkomen wordt dat de locatie verpauperd. De locatie is beeldbepalend en behoeft een kwalitatieve herinvulling. In plaats van de op die plaats detonerende bebouwing worden in het straatbeeld 6 levensloopbestendige woningen en een Integraal Kindcentrum (IKC) gerealiseerd. Daarnaast wordt ter plaatse van de voormalige locatie van basisschool 'de Meerpaal' structureel groen toegevoegd. Het plan draagt bij aan een goede ruimtelijke kwaliteit. Het plan hindert de omgeving niet, sluit goed aan op de omgeving en voldoet aan de regelgeving vanuit overige beleidsvelden (zie voor nadere toelichting Hoofdstuk 4). De ontwikkeling past binnen dit beleid.

Het gewenste plan past binnen de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Er is geen dubbelbestemming archeologie aanwezig op het perceel. Op basis van het gemeentelijk (interim) archeologiebeleid 'De onderste steen boven?' (vastgesteld op 27 januari 2011) dient er daarom een toetsing in de vorm van 6 stappen plaats te vinden. Daarbij wordt het stroomschema gevolgd zoals vastgelegd in het interimbeleid. Op basis van de toets wordt bepaald of een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' moet worden opgenomen.

1. Toetsing aan de Archeologische Monumentenkaart (AMK):

Het plangebied is niet gelegen binnen een AMK terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0011.png"

Afbeelding 11 | Uitsnede Archeologische Monumentenkaart (bron: Artefact!)

2. Toetsing aan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW):

Het plangebied is gesitueerd in een gebied met een zeer lage trefkans.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0012.png"

Afbeelding 12 | Uitsnede Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (bron:www.archeologieinnederland.nl)

3. Toetsing aan Archis:

Binnen het plangebied zijn geen onderzoeksmeldingen of vondstlocaties bekend. Het plangebied maakt verder deel uit van drie grote (bureau)onderzoeken:

  • 2439204100: Leemten in Kennis
  • 2434360100: archeologisch bureauonderzoek: verruiming vrijstellingsdiepte gemeente Terneuzen
  • 4568760100: archeologisch bureauonderzoek: update vrijstellingenkaart gemeente Terneuzen

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0013.png"

Afbeelding 13 | Vondstmeldingen Archis (bron: Artefact!)

4. Toetsing aan het archief van het Zeeuws Archeologisch Depot (ZAD):

Er is geen aanvullende informatie bekend (d.d. 29-11-2021).

5. Toetsing aan de bodemkaart van Van Rummelen:

Op de geologische kaart is het plangebied gesitueerd in een gebied met code Do.3a en Do3b. Dit zijn kreekafzettingen van Duinkerke 3a en b. Voor Duinkerke III geldt geen onderzoeksplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0014.png"

Afbeelding 14 | Uitsnede Van Rummelen 1977

6. Toetsing aan de vrijstellingenkaart 2017 (project verruiming vrijstellingsdiepte):

Op de vrijstellingenkaart uit 2017 is het plangebied gesitueerd in een gebied waarbij onderzoek is vrijgesteld tot 4 meter beneden maaiveld. Enkel in de meest noordoostelijke hoek en een klein hoekje aan de zuid-zuidwestzijde geldt een vrijstellingsgrens tot 50 cm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0015.png"

Afbeelding 15 | Uitsnede Vrijstellingenkaart 2017 (bron: gemeente Terneuzen)

Op basis van voorgaande toetsing is geen archeologische dubbelbestemming benodigd. Er geldt namelijk geen onderzoeksplicht. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Voor de beoordeling van het aspect cultuurhistorie is de cultuurhistorische waardenkaart, als onderdeel van de Structuurvisie 2025 van de gemeente Terneuzen beschikbaar. Daarin zijn ruimtelijke strategieën voor het grondgebied van Terneuzen aangegeven. In de cultuurhistorische waardenkaart wordt uitgegaan van 3 strategieën: Behoud (behoud en bescherming), Behoud door ontwikkeling (versterken, verbreden, verbinden) en Vernieuwing mogelijk (transformeren, ontwikkelen, herstructureren).

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0016.png"

Afbeelding 16 | Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart - behoud (bron: gemeente Terneuzen)

Op de kaart 'Behoud' ligt het plangebied binnen de strategie 'behouden' (zie afbeelding 16). Grote ruimtelijke ingrepen werden de afgelopen jaren niet verwacht. Op de kaart 'Behoud door ontwikkeling' zijn binnen het plangebied geen cultuurhistorische elementen gelegen en kent geen expliciete strategie (zie afbeelding 17). Ditzelfde geldt ook voor de strategie 'Vernieuwing mogelijk' (zie afbeelding 18).

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0017.png"

Afbeelding 17 | Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart - behoud door ontwikkeling (bron: gemeente Terneuzen)

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0018.png"

Afbeelding 18 | Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart - vernieuwing mogelijk (bron: gemeente Terneuzen)

Op basis van de cultuurhistorische kaart van de provincie Zeeland ligt in het plangebied de dijk 'grooteZoutepolder/zeven triniteitpolder' (zie afbeelding 19). De aanleg van deze dijk vond plaats in het jaar 1300 en was gerealiseerd in het jaar 1350. De status van de dijk is geslecht. De dijk is door de huidige status, met bebouwing, ook niet meer zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0019.png"

Afbeelding 19 | Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart (Bron: Geloket provincie Zeeland)

Verder is aan de Hunzelaan 14 een historische boerderij gelegen. Het gaat om een voormalig boerenerf gelegen in een woonwijk. De bebouwing bestaat slechts uit een woonhuis (1903) met regenbak en een garage. Het object heeft de kwalificatie C. Dit betekent dat de cultuurhistorische informatiewaarde laag is en het object of heeft zijn cultuurhistorische waarde verloren door ingrijpende, veelal onomkeerbare aantastingen. Hierdoor heeft de gewenste ontwikkeling geen negatieve impact op de cultuurhistorische boerderij.

Het aspect 'archeologie en cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Voor een school geldt, volgens de VNG-brochure 'Bedrijven- en milieuzonering' een richtafstand van 30 meter tot woningen en andere gevoelige functies. Aan deze richtafstand wordt ten opzichte van bestaande woningen voldaan. De nieuwe woningen liggen op de grens van deze richtafstand. Het is wenselijk om inzicht te krijgen in de optredende geluidbelasting.

Op 1 juli 2022 is door Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage Bijlage2). In het IKC worden drie basisscholen samengevoegd. Op de locatie aan de Merwedelaan waren al twee basisscholen aanwezig. De andere basisschool lag aan de noordoostkant van het plan met de ontsluiting aan de Sloelaan. Deze school wordt nu ook in het IKC onder gebracht. Door de concentratie van de drie scholen op één locatie kan de geluidbelasting vanwege stemgeluid toenemen. Deze toename van het geluid is bepaald op de gevels van de bestaande woningen aan de Merwedelaan en beoordeeld op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de nieuwe woningen is de totale geluidbelasting op de gevels van de woningen berekend en beoordeeld op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De omgeving van het plangebied wordt getypeerd als een ‘rustige woonwijk’.

Ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen wordt de geluidrichtwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau uit de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” met 2 dB(A) overschreden. Dit geldt alleen voor de gevel die gericht is naar de school. Op de andere gevels is de geluidbelasting lager dan de richtwaarde, waardoor er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor wat betreft het maximaal geluidniveau wordt voldaan aan de richtwaarde.

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op 7 bestaande woningen de richtwaarde van 45 dB(A) wordt overschreden. Deze overschrijding wordt aanvaardbaar geacht omdat deze woningen reeds een geluidbelasting ondervonden van de bestaande scholen en de geluidbelasting ten hoogste 52 dB(A) bedraagt, hetgeen conform tabel 2.2. in dit akoestisch onderzoek als een ‘redelijk’ woon- en leefklimaat kan worden beschouwd.

Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Op het plangebied ligt in de huidige situatie de bestemming 'Maatschappelijk', 'Groen' en 'Verkeer'. In de nieuwe situatie krijgen de gronden ter hoogte van de 6 levensloopbestendige woningen de bestemming 'Wonen'. Het deel van het plangebied ter hoogte van 'De Meerpaal' krijgt de bestemming 'Groen'. Op de gronden waar de woningen zijn geprojecteerd, de locatie van voormalige basisschool 'de Hille', zijn geen bodembedreigende activiteiten te verwachten vanwege de maatschappelijke functie. Er wordt overigens ook geen gevoeligere bestemming mogelijk gemaakt.

Door ABO Milieuconsult is desondanks een historisch vooronderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 1). Het doel van het vooronderzoek is inzicht te verkrijgen in de mogelijke aanwezigheid van verontreinigingen ter plaatse van de onderzoekslocatie. Op basis van de resultaten van de meest recente uitgevoerde bodemonderzoeken kan worden geconcludeerd dat er geen sterke verontreinigingen in zowel de grond- als het grondwater worden verwacht. Uit eerder verricht bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse van de voormalige boomgaard geen verhoogde gehalten met bestrijdigingsmiddelen zijn aangetoond. hierdoor wordt aangenomen dat dit ook geldt voor het overige deel van de boomgaard. Het vooronderzoek toont aan dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de toekomstige herontwikkeling. De resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend bodemonderzoek.

4.5 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

In de directe nabijheid van de locatie zijn geen potentiële risicobronnen aanwezig (zie onderstaande afbeelding). Buisleidingen en risicovolle inrichtingen liggen op grote afstand van het plangebied. De tankstations aan de mr. F.J. Haarmanweg en Guido Gezellestraat hebben beiden een invloedsgebied van 150 meter. De afstand tot het plangebied bedraagt 780 meter (mr. F.J. Haarmanweg) en ruim 500 meter (Guido Gezellestraat). De afstand tot het ziekenhuis, waarbij het aanwezig Pharmafilter een plaatsgebonden risico heeft van 30 meter, ligt op ruim 350 meter. Verder is het spoorwegemplacement gelegen op een afstand van ruim 780 meter. Het emplacement geeft dan ook geen bijzondere beperkingen aan de nieuwbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0020.png"

Afbeelding 18 | Uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl; bewerking: Juust)

Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Het plangebied ligt niet binnen een zone industrielawaai. Het plangebied ligt binnen de geluidzones van de Guido Gezellestraat en de Rooseveltlaan. Rondom de planlocatie bevinden zich uitsluitend 30 km/ uur wegen. Deze wegen hebben geen geluidzone op grond van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat de geluidbelastingen vanwege de 30 km/ uur wegen niet getoetst hoeven te worden aan de geluidnormen uit de Wet geluidhinder. In het kader van de beoordeling van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het wel wenselijk relevante 30 km/ uur wegen in de beoordeling te betrekken. De Merwedelaan, Lekstraat, Hunzelaan en de IJsselstraat worden relevant geacht voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat.

Op 1 juli 2022 is door Kraaij Akoestisch Adviesbureau een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage Bijlage2). De geluidbelasting vanwege de Guido Gezellestraat bedraagt ten hoogste 37 dB op de noordwestelijke zijgevel van het IKC, op de tweede verdieping. Op de nieuw te bouwen woningen bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 33 dB op de zuidwestelijke zijgevel, op de tweede verdieping. De geluidbelasting vanwege de Rooseveltlaan bedraagt ten hoogste 32 dB op noordwestelijke en noordoostelijke gevel van het IKC, op de tweede verdieping. Op de woningen bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 30 dB op de noordwestelijke achtergevel, op de eerste en tweede verdieping. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Nader onderzoek naar maatregelen om de geluidbelasting te verlagen zijn niet noodzakelijk, ook hoeft er geen hogere waarde te worden vastgesteld.

De geluidbelasting vanwege de 30 km/ uur wegen bedraagt op de gevels van het IKC ten hoogste 40 dB en voldoet daarmee overal voldoet aan de richtwaarde van 48 dB in navolging van de Wgh. Op de gevels van de voorgenomen nieuwbouw van de woningen bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 44 dB op de zuidoostelijk georiënteerde voorgevels. Hiermee wordt eveneens voldaan aan de richtwaarde van 48 dB in navolging van de Wgh. Omdat de richtwaarde niet wordt overschreden, is het geluid van de 30 km/u wegen niet relevant voor het akoestisch woonmilieu bij de planlocatie en kan aanvullend onderzoek naar geluidreducerende maatregelen achterwege blijven.

De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt ten hoogste 46 dB op de noordoostelijke voorgevel van het IKC en 49 dB op de zuidoostelijke (voor)gevel van de woningen. Ter plaatse van de gevels van het IKC is het woon- en leefklimaat overwegend “zeer goed” en aan de noordoostzijde “goed”. Voor de woningen geldt dat het woon- en leefklimaat overwegend wordt beoordeeld als “zeer goed”, met uitzondering van de zuidoostgevel. Hier wordt het woon- en leefklimaat beoordeeld als “goed”.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

4.7 Kabels En Leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

De gewenste ontwikkeling voorziet in de realisatie van een Integraal Kindcentrum (IKC) en zes levensloopbestendige woningen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is gerekend met de NIBM-tool. Voor de berekening is uitgegaan van 494 motorvoertuigen per etmaal (zie 4.11 Verkeer en parkeren). Dit is geen extra verkeersgeneratie ten op zichte van de huidige situatie. Immers is evenveel verkeersbewegingen in de huidige situatie te verwachten. Het rekenen met deze verkeersgeneratie is een worst-case benadering.

Uit de onderstaande rekentool blijkt dat de bijdrage van het verkeer niet in betekende mate is. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderzoek naar luchtkwaliteit is niet benodigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0021.png"

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming

De locatie ligt op minimaal 2,6 kilometer van een Natura 2000-gebied (Westerschelde & Saeftinghe) en circa 430 meter van de Otheense kreek die deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Zeeland. De ontwikkeling betreft de sloop van de bestaande basisscholen en de realisatie van een Integraal Kindcentrum (IKC), maximaal 6 levensloopbestendige woningen en het toevoegen van structureel groen.

Voor dit plan moet, op basis van de Wet natuurbescherming, de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden worden berekend. Dit gebeurt met het rekeninstrument AERIUS. In de calculator moeten alle relevante bronnen die stikstof uitstoten worden ingevoerd. Met de uitkomsten is te beoordelen of op voorhand significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden vanwege stikstofdepositie zijn uitgesloten.

Er is een stikstofberekening uitgevoerd voor de realisatiefase en de gebruiksfase (zie Bijlage 3). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. Als gevolg van de ontwikkeling neemt de stikstofbijdrage bovendien per saldo af. Dat komt omdat de stookinstallaties in de huidige situatie nog stikstof uitstoten en in de nieuwe situatie niet. Alle andere parameters die de stikstofbijdrage bepalen veranderen verder niet of nauwelijks. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

Het aspect stikstof vormt geen belemmering voor uitvoering van het plan. Daarmee zijn significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden uitgesloten. De locatie ligt binnenstedelijk en op voldoende afstand waardoor negatieve effecten op gebieden van het Natuurnetwerk Zeeland zijn uitgesloten.

Soortenbescherming

Het schoolgebouw 'de Geule', 'de Hille' en schoolgebouw 'de Meerpaal' worden gesloopt. Het uitgangspunt is om zoveel mogelijk bomen te behouden. Om te beoordelen of de ontwikkeling negatieve effecten heeft op beschermde soorten is een quickscan Wet natuurbescherming benodigd.

Quickscan Wet natuurbescherming - Merwedelaan 15

Op 3 november 2020 is op de locatie Merwedelaan 15 (voormalige locatie schoolgebouw 'de Geule') door SGS Search een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (Bijlage 4). Uit het onderzoek blijkt dat beschermde planten-, grondgebonden zoogdieren, amfibieën, reptielen-, insecten- /ongewervelde en vissoorten niet verwacht worden binnen het plangebied. Vaste rust- en verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen en nestlocaties van huismus kunnen niet worden uitgesloten. Het is mogelijk dat kerkuil zich in de toekomst in het gebouw vestigt. Het gebouw mag afgesloten worden om dit te voorkomen. Daarnaast kunnen algemeen voorkomende broedvogels niet worden uitgesloten. Het is dan ook van belang te allen tijde rekening te houden met het algemene broedseizoen van vogels. Uit het onderzoek blijkt dat aanvullend onderzoek benodigd is naar vleermuizen (gebouwbewonende soorten) en de huismus. Door Ecomark Advies en Beheer is dit aanvullend onderzoek uitgevoerd (Bijlage 5). Uit het aanvullend onderzoek blijkt dat er geen huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen zijn vastgesteld in de te slopen bebouwing. In één van de paalkasten is een verblijfplaats van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Deze paalkasten staan op voldoende afstand van de te slopen bebouwing en dienen behouden te blijven. Direct grenzend aan het plangebied zijn wel vleermuizen vastgesteld. Dit betreft foerageergebied van de gewone dwergvleermuis, laatvlieger en de ruige dwergvleermuis. De werkzaamheden hebben geen nadelig effect op deze functies. Het wordt aanbevolen om in de toekomstige bebouwing blijvende voorzieningen voor vleermuizen op te nemen. Deze kunnen dan op termijn voor alternatieve verblijfplaatsen zorgen in plaats van de paalkasten.

In de te slopen bebouwing en in de beplanting in de tuin zijn broedvogels vastgesteld. Dit betreft soorten waarvan het nest (eieren en jongen) beschermd zijn. Een overtreding van de Wet natuurbescherming kan voorkomen worden door de werkzaamheden (sloop en bouwrijp maken van het terrein) uit te voeren buiten de broedperiode. Een gunstige periode om de werkzaamheden uit te voeren is van 1 september tot 1 maart. Omdat het een gebouw is met behoorlijk wat openingen tot grote ruimtes met stabiel binnenklimaat is het noodzakelijk om na 1 december nog een controle te doen op aanwezigheid van overwinterende vleermuizen. Dit conform vleermuisprotocol 2021.

Quickscan Wet natuurbescherming - Overig gebied

Op 23 februari 2022 is door Adviesbureau Wieland een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd naar het overige gebied (zie Bijlage 6). Hieruit komt naar voren dat het park geschikt is als leefgebied voor algemene grondgebonden zoogdieren en foerageergebied van vleermuizen. Indien er beplanting gekapt wordt dient er onderzocht te worden of deze een functie heeft voor vleermuizen. Daarnaast:

  • De te slopen overige bebouwing is potentieel geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Een nader onderzoek dient uit te wijzen of er verblijfplaatsen zijn in de te slopen bebouwing.
  • In het park zijn broedvogels aanwezig. Bij werkzaamheden in het park dient rekening gehouden te worden met de broedperiode van vogel. Werkzaamheden mogen geen broedvogels verstoren. Indien er beplanting gekapt wordt dient er nader onderzocht te worden of deze een functie heeft voor huismussen.
  • In de te slopen overige bebouwing zijn broedmogelijkheden voor de huismus. Er dient nader onderzocht te worden of de bebouwing daadwerkelijk gebruikt wordt als broedplaats.
  • Amfibieën en vissen komen voor in het plangebied. De aanwezige drinkpoel blijft gehandhaafd en ook het landbiotoop van amfibieën blijft gehandhaafd. In het park vinden geen grootschalige werkzaamheden plaats. Voor deze soortgroepen hebben de sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden geen negatief effect.
  • Andere beschermde soorten zijn niet in het plangebied te verwachten. Het is geheel verhard en ligt in de bebouwde kom. De essentiële biotopen voor beschermde soorten ontbreken.

Voorafgaand aan de sloop van de overige gebouwen wordt in de volgende jaren onderzoek gedaan naar de huismus en vleermuizen. Deze gebouwen blijven voorlopig nog staan en hebben geen invloed op de nieuwe ontwikkeling. Het gebouw aan de Merwedelaan is immers al gesloopt en dit is de locatie van de nieuwbouw. Hierdoor staat het aspect natuur de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.10 Niet Gesprongen Explosieven

In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft, zijn er nog altijd zogenoemde blindgangers en andere munitie in de bodem aanwezig. Als er op verdachte locaties werkzaamheden gepland staan, moet men verdergaand onderzoek naar mogelijke explosieven doen.

Gemeente Terneuzen hanteert voor de paragraaf Niet-gesprongen explosieven (NGE) het Historisch Vooronderzoek en NGE-Risicokaart van REASeuro, kenmerk RO180093 van 24 oktober 2018. Het plangebied valt in relatie tot NGE door oorlogshandelingen in de Tweede Wereldoorlog in een aangemerkt risicogebied (afbeelding 19).

afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0022.png"

Afbeelding 19 | Uitsnede NGE-risicogebieden Terneuzen (bron: gemeente Terneuzen)

Tijdens de bevrijding hebben in september 1944 hevige grondgevechten en artillerie-beschietingen plaatsgevonden, namelijk bij het verdrijven van Duitse soldaten uit Axel in de opmars richting Terneuzen en Zaamslag door Poolse eenheden. In het gebied dient -- in eerste instantie -- rekening te worden gehouden met achtergebleven geschutmunitie van de kalibers 5 cm t/m 10,5 cm, afkomstig van grondartillerie.

De NGE-risicokaart gaat in beginsel uit van een aanwijsbaar risicogebied. Door de omvang van het te ontwikkelen gebied is het aantreffen van een vorm van munitie in dat geval reëel. De omschreven en naar verwachting kleine munitie zou zich dan op, of juist onder de oppervlakte kunnen bevinden. Het plangebied is echter sinds de Tweede Wereldoorlog tot heden eerst als landbouwgrond en later als woonwijk in gebruik, met enige grondroering/-verzet aan de oppervlakte tot gevolg. Grote oorlogsrestanten zouden redelijkerwijs al zijn opgemerkt. De trefkans van munitie is niet ondenkbaar, maar wel klein. Op basis van trefkans en kaliber van bedoelde munitie wordt humaan risico laag ingeschat en wordt onderzoek redelijkerwijs niet noodzakelijk geacht. Ook eventuele dump van munitie in de aloude veedrinkput t.p.v. een voormalige boerderij in het westelijk deel van het plangebied wordt niet verwacht, omdat dit oppervlaktewater dan normaliter tegelijk met grond zou zijn gedempt en er hier tijdens onderhoud geen dergelijke materialen zijn aangetroffen. Bovendien blijft dit deel van het plangebied m.b.t. grondverzet ongemoeid.

In geval er alsnog munitie wordt aangetroffen, wordt ingezet op het handelen op basis van het protocol 'Toevalstreffer conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog'. Afhankelijk van het tijdpad kan de initiatiefnemer zekerheidshalve zelf tot onderzoek naar NGE besluiten, bedoeld om vertraging tijdens de fase van projectuitvoering te voorkomen.

Er is geen (vervolg)onderzoek naar zogenoemde ontplofbare oorlogsresten vereist. Het aspect niet-gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor (graaf-)werkzaamheden en dus ook niet voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.11 Verkeer En Parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Parkeren

De parkeernorm wordt bepaald aan de hand van de door de gemeenteraad van Terneuzen vastgestelde geactualiseerde parkeernormen (september 2019), zoals opgenomen in de parkeernota 2015-2020, en het facetbestemmingsplan 'Parkeren Terneuzen'. De locatie Merwedelaan-Sloelaan valt binnen het gebiedstype 'rest bebouwde kom' en heeft een stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk'. In onderstaande tabel is de parkeerbehoefte inzichtelijk gemaakt van het IKC (sporthal, kinderdagverblijf en basisonderwijs) en de levensloopbestendige woningen. Voor de levensloopbestendige woningen is uitgegaan van een vrijstaande woning (koop, huis, vrijstaand). Voor de parkeernormen is uitgegaan van de gemiddelde parkeernorm. Er is onderscheid gemaakt tussen lang parkeren (personeel) en kort parkeren (halen en brengen).

Classificatie Omvang/aantal Parkeernorm Parkeerbehoefte lang parkeren
Sporthal 512 m2 bvo 2,85 per 100 m2 14,59
Kinderdagverblijf 385 m2 bvo 1,40 per 100 m2 5,39
Basisonderwijs 18 leslokalen (20 per klas) 0,75 per leslokaal 13,50
Woningen 6 2,3 per woning 13,80
Totaal 47,28 (48)

In totaal zijn er afgerond 48 parkeerplaatsen nodig. Echter de sporthal wordt alleen verhuurd nadat de basisschool en het kinderdagverblijf gesloten zijn. De parkeerbehoefte van de sporthal hoeft niet meegenomen te worden in de totale parkeerbehoefte, omdat deze wordt opgevangen door de parkeerbehoefte van het kinderdagverblijf en de basisschool. Hierdoor is de daadwerkelijke parkeerbehoefte voor lang parkeren afgerond 33 (47,28 - 14,59 = 32,69) parkeerplaatsen.

Voor de functie basisschool en kinderdagverblijf wordt voor het halen en brengen van de kinderen afzonderlijke parkeercapaciteit (kort parkeren) gerealiseerd. Hiervoor zijn in totaal 47 parkeerplaatsen benodigd (zie onderstaande tabel).

% halen en brengen met de auto Reductiefactor parkeerduur Reductiefactor aantal kinderen per auto Aantal parkeerplaatsen per kind Aantal kinderen Parkeerbehoefte kort parkeren
Groep 1-4 40% 0,5 0,75 0,15 160 24,00
groep 5-8 20% 0,3 0,85 0,04 200 8,50
Kinderdagverblijf/BSO 65% 0,3 0,75 0,12 108 13,16
Gastouder 50% 0,5 0,75 0,19 6 1,13
Totaal 47 (46,79)

Voor het IKC (sporthal, kinderdagverblijf en basisonderwijs) en de levensloopbestendige woningen zijn in totaal afgerond 80 (79,48) parkeerplaatsen nodig. In het plan (zie afbeelding 7) zijn in totaal 75 parkeerplaatsen voorzien rondom de ontsluiting aan de Merwedelaan. Hiermee voldoet het aan de parkeernormen. De parkeerbehoefte van de levensloopbestendige woningen wordt waarschijnlijk (deels) voorzien op eigen terrein. De parkeerbehoefte rondom de ontsluiting aan de Merwedelaan is om die reden 67 parkeerplaatsen (80 - 13,80). Daarmee voldoet het aan de parkeernormen.

Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie van de sporthal, kinderdagverblijf en de woningen wordt bepaald aan de hand van de CROW-publicatie 381 'toekomstbestendig parkeren'. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie is eveneens uitgegaan van het gebiedstype 'rest bebouwde kom' en stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk'.

Classificatie Minimale verkeersgeneratie Maximale verkeersgeneratie Gemiddelde verkeersgeneratie Totale verkeersgeneratie
Sporthal 9,2 per 100 m2 bvo 10,9 per 100 m2 bvo 10,05 per 100 m2 bvo 51,5
Kinderdagverblijf 33,0 per 100 m2 bvo 38,0 per 100 m2 bvo 35,5 per 100 m2 bvo 136,7
Woningen 7,8 8,6 8,2 49,2
Basisschool - - - 256
Totaal 493,4

Voor het berekenen van de verkeersgeneratie van de basisschool worden aannames gedaan, omdat er in de CROW-publicatie 381 'toekomstbestendig parkeren' geen gegevens bekend zijn over de verkeersgeneratie van een basisschool. Om inzicht te krijgen in de verkeersgeneratie van de basisschool is aangenomen dat van de 160 leerlingen in de onderbouw 40% met de auto wordt gebracht en van de 200 leerlingen in de bovenbouw 20% met de auto wordt gebracht. Voor de gastouders wordt uitgegaan dat 50% de kinderen met de auto haalt en brengt. Uitgaande van twee momenten per dag (brengen en halen) bedraagt de verkeersgeneratie voor de onderbouw 128 motorvoertuigbewegingen per etmaal, voor de bovenbouw 80 motorvoertuigbewegingen per etmaal en voor de gastouder 6 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Voor de leraren en overig ondersteunend personeel wordt uitgegaan van 21 medewerkers (18 leraren en 3 man ondersteunend personeel). Als de leraren en ondersteunend personeel voor 100% met de auto komt (worst-case scenario) bedraagt de verkeergeneratie voor het personeel 42 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De verkeersgeneratie afkomstig van de basisschool bedraagt hiermee 256 (128 + 80 + 6 +42) motorvoertuigbewegingen per etmaal. De totale verkeersgeneratie van het IKC (sporthal, kinderdagverblijf, basisschool) en de woningen bedraagt hiermee afgerond 494 (51,5 + 136,7 + 49,2 + 256) motorvoertuigbewegingen per etmaal. Aangezien binnen het plangebied drie scholen en een buurthuis gesloopt worden en hiervoor één IKC wordt teruggebouwd zal de verkeersgeneratie van het plan min of meer gelijk zijn aan de verkeersgeneratie in de huidige situatie.

Ontsluiting

De verkeersbewegingen van het IKC wordt afgewikkeld via de Merwedelaan. Deze weg wordt in de huidige situatie reeds gebruikt als ontsluitingsweg voor basisschool 'de Geule' en basisschool 'de Hille'. De vrijstaande woningen zullen ontsloten worden op de IJsselstraat. Deze weg is toereikend voor de invulling van het perceel met de woonfuntie. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen nadelige gevolgen voor de infrastructuur aan zowel de Merwedelaan als de IJsselstraat. Voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een onacceptabele verkeerstoename.

4.12 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.
Het plangebied is niet gelegen in nabijheid van een
waterkering en dus ook niet binnen de beschermingszone van de waterkering.
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.
afbeelding "i_NL.IMRO.0715.BPTZO08-VG01_0023.png"
In de huidige situatie is er circa 4.617 m2 aan dakoppervlak en circa 8.460 m2 aan dichte bodemverharding. In totaal is er een verharding van 13.077 m2. In de toekomstige situatie is er 3.879 m2 aan dakoppervlak en 1.342 m2 aan dichte bodemverharding (schoolplein en infrastructuur). In totaal is er in de toekomstige situatie een verharding van 5.221 m2. Dit betekent een afname van 7.856 m2. Aangezien er sprake is van een afname van de totale verharding is watercompensatie niet benodigd.
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
Het huishoudelijk afvalwater (DWA) van het IKC wordt gescheiden van het hemelwater (HWA) en afgevoerd naar het rioolstelsel. Het huishoudelijk afvalwater (DWA) afkomstig van de woningen mag alleen op de riolering worden geloosd als een waterberging wordt aangelegd en in stand gehouden. Voor het hemelwater van nieuwe bouwwerken en overkappingen dient een hemelwaterberging te worden aangelegd met een capaciteit van minimaal 75l per m² nieuw verhard oppervlak. Het hemelwater (HWA) kan eventueel ook oppervlakkig afstromen naar de waterpartij aan de zuidwestzijde van het IKC. Wel dient dan te worden nagegaan of de vijver voldoende bergings- en infiltratiemogelijkheden heeft, anders dient een overstortmogelijkheid te worden onderzocht.
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van
grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin
mogelijke grondwateroverlast.
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.
Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te
verwachten
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare
materialen. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen
voor de waterkwaliteit te verwachten.
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
Aan de westzijde van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Het betreft een ondiepe waterpartij, waardoor het verdrinkingsgevaar minimaal is. Het plan heeft geen negatief effect op de volksgezondheid.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling zal niet optreden.
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
In het plangebied is geen natte natuur aanwezig.
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.
Aan de westzijde van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Met een bosmaaier kan het riet rondom de waterpartij onderhouden worden. Vanaf de Hunzelaan is de waterpartij ook te benaderen voor grotere voertuigen.
Anderer belangen waterbeheer
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.
In het plangebied zijn geen gronden van het
waterschap gelegen.
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?

*na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).
In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen
wegen gelegen die in beheer zijn bij het waterschap.

4.13 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In onderdeel D van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling. In onderhavig plan wordt een Integraal Kindcentrum (IKC) gerealiseerd en 6 levensloopbestendige woningen aansluitend aan een bestaande woonwijk mogelijk gemaakt. Aangezien de woningen als het IKC worden gerealiseerd op gronden waar voorheen reeds een basisschool aanwezig is, is het project niet aan te merken als een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Tevens zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten, omdat de milieu-effecten zeer beperkt zijn (zie paragraaf 4.2 t/m 4.12). Het opstellen van een (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsnotitie is niet nodig.

4.14 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Er is sprake van een bouwplan zoals hierboven bedoeld. Voor de sloop, bouw en opstellen bestemmingsplan wordt een investeringsbudget beschikbaar gesteld. Daarnaast worden bepaalde kosten uit de algemene reserve onttrokken.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Participatie

In april 2021 en september 2021 zijn presentaties gehouden door de archiect aan de klankbordgroep. In deze presentaties zijn de plannen kenbaar gemaakt en waar mogelijk afgestemd met de klankbordgroep.

Vooroverleg

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 21 juli 2022 tot en met 31 augustus 2022 ter inzage gelegen. Tijdens deze terinzagelegging zijn 3 schriftelijke zienswijzen kenbaar gemaakt. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de antwoordnota (zie Bijlage 7).

Bijlage 1 Historisch Vooronderzoek Bodem

Bijlage 1 Historisch vooronderzoek bodem

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Stikstofberekening

Bijlage 3 Stikstofberekening

Bijlage 4 Quickscan Wet Natuurbescherming - Merwedelaan 15

Bijlage 4 Quickscan Wet natuurbescherming - Merwedelaan 15

Bijlage 5 Aanvullend Onderzoek Quickscan Wet Natuurbescherrming - Merwedelaan 15

Bijlage 5 Aanvullend onderzoek quickscan Wet natuurbescherrming - Merwedelaan 15

Bijlage 6 Quickscan Wet Natuurbescherming Overig Gebied

Bijlage 6 Quickscan Wet natuurbescherming overig gebied

Bijlage 7 Antwoordnota Zienswijzen En Ambtshalve Aanpassingen

Bijlage 7 Antwoordnota zienswijzen en ambtshalve aanpassingen