Zandpad Poortvliet
Bestemmingsplan - gemeente Tholen
Vastgesteld op 05-06-2025 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Zandpad Poortvliet met identificatienummer NL.IMRO.0716.BPZandpadPV-VG01 van de gemeente Tholen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden-beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.8 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die beschikt over de voor het onderzoek noodzakelijke certificaten uit de BRL 4000.
1.11 archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.12 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.14 bedrijfswoning
een woning, bestaande uit een hoofdgebouw met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.19 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 bouwwerk, geen gebouw zijnde
een bouwwerk als bedoeld in lid bouwwerk, niet zijnde een gebouw.
1.27 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.28 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een supermarkt is niet toegestaan.
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 groothandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.32 grondgebonden agrarisch bedrijf
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen houtteelt, sier-, fruit- en bollenteelt;
- b. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- c. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- d. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
- e. houtteelt: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
- f. boomteelt: de teelt van bomen als siergewas;
- g. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) waarbij de teelt (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de tot het betreffende bedrijf behorende agrarische gronden als productiemiddel en waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is;
- h. paardenhouderij: het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij (paardenfokkerij) of het fokken en melken van paarden (paardenmelkerij);
1.33 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.34 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.35 kassen
een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.37 landschappelijke inpassing
aan te leggen opgaande beplantingsstrook met een dichte struik- en boomhaag van voornamelijk gebiedseigen soorten, met een gemiddelde breedte van ten minste:
- a. 10 meter bij vormverandering en vergroting van het bouwvlak, vergroting van het bestemmingsvlak en vergroting van omvang van gebouwen;
- b. 3 meter (een 2 rijige bomenrij) bij gebouwen als teeltondersteunde voorzieningen;
- c. 1 meter (een 1 rijige bomenrij) bij teeltondersteunende voorzieningen, geen gebouwen zijnde;
- d. met gras begroeide aarden wallen met een hoogte van maximaal 0,75 meter bij bassins voor aquacultuur;
waarvan aanleg noodzakelijk is, tenzij de nieuwe bebouwing zodanig wordt gesitueerd dat deze door bebouwing of anderszins al aan het zicht wordt onttrokken.
1.38 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.39 ondergeschikte detailhandel
detailhandelsactiviteiten die qua uitstraling passen bij de hoofdfunctie, fysiek ondergeschikt is aan de hoofdfunctie, ter ondersteuning dienen van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn, los van de hoofdfunctie.
1.40 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.41 peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.42 reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan tenminste een halve arbeidskracht (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is
1.43 slopen
het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.
1.44 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.
1.45 teeltondersteunende voorzieningen
bouwwerken, ten behoeve van de bescherming van teeltgewassen en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten, nader te onderscheiden in:
- a. boog- en gaaskassen: al dan niet verplaatsbare gebouwen overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas;
- b. afdekfolie: folie die op de bodem wordt aangebracht;
- c. containervelden: al dan niet verharde of met worteldoek afgedekte percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten;
- d. overkappingconstructies: bouwwerken zonder wanden, geen gebouwen zijnde, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, zoals regenkappen en hagelnetten;
- e. stellingen: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarop planten worden geteeld;
waarbij geldt dat sprake kan zijn van:
- f. tijdelijke voorzieningen: voorzieningen die niet langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst zoals afdekfolies, acryldoek en tunnels;
- g. permanente voorzieningen: voorzieningen die langer dan 6 maanden gedurende een jaar worden geplaatst zoals containervelden, boog- en gaaskassen, stellingen en regenkappen.
1.46 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam werkgelegenheid biedt aan tenminste één volledige arbeidskracht die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, aard van de gewassen de hoeveelheid grond en inrichting van het bedrijf), waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd is.
1.47 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.48 voorzieningen voor opslag op agrarisch bedrijf
voorzieningen voor de opslag van onder andere voer, (kunst)mest, water, warmte, CO2 of daarmee vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's, voerdersilo's, sleufsilo's, mestzakken, watertanks en CO2 - opslagtanks;
- b. voorzieningen, niet zijnde bouwwerken, zoals mestzakken, drijvende afdekkingen of foliebassins maar geen verhardingen.
1.49 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
- a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- b. bij meerdere/ verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeiboordhoogten wordt de goot- en/of boeiboordhoogte gemeten bij het dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
- c. Bij toepassing van een peil wordt goothoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel: onder de gevel wordt tevens verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de oppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van agrarische bedrijven die (nagenoeg) geheel afhankelijk zijn van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 m, inclusief de uitoefening van agrarische fruitteeltbedrijven;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geengebouw zijnde | |
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja |
b. buiten het bouwvlak | nee | ja, met uitzondering van teeltondersteunende voorzieningen |
2. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||
a. goothoogte | zie aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' | niet van toepassing |
b. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' | - teeltondersteunende voorzieningen: 3 m - muren en terrein- afscheidingen: 2 m - lichtmasten en overige masten: 9 m; - overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 m |
3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||
a. binnen een bouwvlak | 450 m2 | niet gemaximeerd |
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. een intensieve veehouderij is niet toegestaan;
- b. buiten het bouwvlak is de opslag van mest, al dan niet in mestopslagruimten, afgedekt of verpakt niet toegestaan;
- c. het gebruik van mestopslagruimten voor handelsdoeleinden is niet toegestaan;
- d. sleufsilo's en kuilvoerplaten zijn buiten bouwvlakken slechts toegestaan in directe aansluiting op een bouwvlak tot een oppervlakte van maximaal 2.000 m² per bouwvlak met een bouwhoogte van maximaal 1,5 m;
- e. containervelden zijn uitsluitend toelaatbaar in of in aansluiting op bouwvlakken, waarbij de maximale oppervlakte van een containerveld ten hoogste 2 ha bedraagt;
- f. het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - boomgaard' is niet toegestaan;
- g. Het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting of cyclische belichting in boog- en gaaskassen is niet toegestaan, tenzij de kassen (gevel en dak) aan de binnenzijde volledig zijn afgeschermd tegen horizontale en verticale lichtuitstraling;
- h. (ondergeschikte) detailhandel is niet toegestaan;
- i. groothandel is niet toegestaan.
3.5 Voorwaardelijke verplichting
- a. het gebruik van een koelcel is uitsluitend toegestaan indien de compressor of een soortgelijke compressor wordt toegepast, zoals in bijlage 2 is opgenomen, en dat deze wordt geplaatst in speciale geluiddempende omkasting;
- b. het gebruik van de gronden als fruitteeltbedrijf is uitsluitend toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - beplanting' afschermende beplanting met een hoogte van minimaal 2 meter wordt gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologischewaarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
7.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
9.2 Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Zandpad Poortvliet', gemeente Tholen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Op 1 oktober 2020 heeft de gemeenteraad van Tholen het bestemmingsplan 'Hoek Lageweg Zandpad Poortvliet' vastgesteld. Tegen dit bestemmingsplan is beroep ingesteld. Bij uitspraak van 19 januari 2022 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2022:171; hierna: 'de uitspraak van de Afdeling') heeft de Afdeling het bestemmingsplan 'Hoek Lageweg Zandpad Poortvliet' vernietigd. De raad kan, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuw besluit nemen voor de locatie. De raad geeft daaraan uitvoering met dit bestemmingsplan.
Omdat het voor de aanleg van een landbouwroute (Parallelweg N286) van belang is dat de schuur verplaatst wordt, en het bovendien gewenst is om de bestaande boomgaard positief te bestemmen, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. De implicaties uit de uitspraak van de Afdeling zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.
Initiatiefnemer is voornemens een schuur met koelcel te realiseren aan de zuidzijde van Poortvliet, op de hoek van het Zandpad en de Lageweg. Deze schuur is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van de boomgaard op het perceel. Daarnaast wordt een deel van zijn huidige gronden, aan de overzijde van de Postweg, waarop reeds een schuur is gevestigd, verkocht aan de provincie ten behoeve van de realisatie van een nieuwe landbouwroute.
Het planvoornemen past niet in het geldende bestemmingsplan 'Kommen gemeente Tholen' (zie paragraaf 3.3.1). Bebouwing is ter plaatse van de agrarische gronden niet toegestaan. Daarnaast is het huidige gebruik van een boomgaard enkel toegestaan op basis van het overgangsrecht. Om de realisatie van de schuur mogelijk te maken en het bestaande gebruik planologisch te verankeren, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Ten opzichte van het vernietigde bestemmingsplan 'Hoek Lageweg Zandpad Poortvliet' is in onderhavig bestemmingsplan de bedrijfswoning verwijderd en is de omvang en positie van de schuur nader beperkt. Het behoud van de reeds aanwezige windsingel bij wijze van groene afscherming is in de planregels juridisch geborgd met een voorwaardelijke verplichting.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt ten zuiden van de kom Poortvliet, tussen de Lageweg en de Postweg. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Poortvliet, sectie O, nummer 810 en heeft een oppervlakte van circa 20.000 m2. Het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1. Ligging plangebied (bron: basisviewer Rho adviseurs voor leefruimte)
1.3 Leeswijzer
De toelichting op het bestemmingsplan heeft de volgende opzet.
- In hoofdstuk 2 wordt het planvoornemen toegelicht. Direct daaropvolgend is aangegeven op welke wijze de nieuwe situatie planologisch-juridisch is geregeld in voorliggend bestemmingsplan.
- In hoofdstuk 3 is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan vastgesteld en voorgenomen beleid van verschillende overheden.
- In hoofdstuk 4 is het plan getoetst aan sectorale wetgeving en aspecten.
- In hoofdstuk 5 en 6 wordt ingegaan op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Bedrijfsactiviteiten
Initiatiefnemer verbouwt en handelt in aardappelen, groenten en fruit. Voor de markthandel beschikt het bedrijf over een loods van circa 600 m2 op het bedrijventerrein in Sint-Maartensdijk. In deze loods is een koelvoorziening aanwezig. Verder wordt de loods gebruikt voor de opslag van de te verhandelen producten, diverse spullen voor de markthandel en voor de verkoop van aardappels, groente en fruit vanuit deze locatie in Sint-Maartensdijk.
Naast deze loods beschikt initiatiefnemer in Poortvliet over 3,3 ha landbouwgrond. Dit betreft een perceel van 2,1 ha en een perceel van 1,2 ha die worden gescheiden door de Korte Zandweg en die zijn gelegen tussen de Lageweg en de Postweg. Aan de zuidzijde van de Postweg behoort een perceel van circa 850 m2 bij het bedrijf. Hierop is een oude schuur van circa 200 m2 aanwezig, zie figuur 2.3. Op deze landbouwgronden worden producten verbouwd ten behoeve van het bedrijf van initiatiefnemer.
Inrichting plangebied en directe omgeving
Het perceel (nummer 810) waarop de nieuwe schuur is beoogd is in gebruik als fruitboomgaard. Aan de noordzijde op het perceel ligt een verhard pad van betonplaten. Dit pad wordt ontsloten aan de oostzijde van het perceel via het Zandpad. Op deze betonplaten na is de locatie volledig onverhard. Op de noord-, oost- en westgrens is sprake van een groene afscheiding bestaande uit een windhaag en op het deel direct grenzend aan de Lageweg staan bomen.
Het plangebied ligt direct buiten de huidige begrenzing van de bebouwde kom. De locatie ligt aan de rand van de kom Poortvliet, ten zuiden van de Lageweg. De strook grond tussen de Postweg en de Lageweg/Zuidplantsoen is een overgangsstrook tussen de kom en het buitengebied. Hoewel in het geldende bestemmingsplan voor Poortvliet uit 2013, zie paragraaf 3.3.1, wordt omschreven dat de zone tussen de Stoofstraat en de Provinciale weg open is gebleven zijn hier veel verschillende functies aanwezig. Binnen deze strook zijn onder andere woningen, bedrijven, volkstuinen, (fruit)boomgaarden en ander agrarisch gebruik aanwezig. In het plangebied zelfs is sinds 2005 een fruitboomgaard aanwezig en zodoende is er geen sprake meer van een open gebied.
Aan de noordzijde grenst het plangebied aan een waterloop en volkstuintjes. Ten noorden van de waterloop en de volkstuintjes is de Lageweg gelegen die naar het westen overgaat in de Zuidplantsoenweg. Direct ten oosten en direct ten zuiden van het plangebied liggen respectievelijk het Zandpad en de Postweg. Achter deze wegen liggen agrarische gronden. Ook ten westen van het plangebied liggen agrarische gronden.
Figuur 2.1 Plangebied gezien vanaf de Lageweg (situatie mei 2019)
Figuur 2.2 Plangebied gezien vanaf de splitsing Lageweg Zandpad (situatie mei 2019)
Figuur 2.3 Oude schuur ten zuiden van de Postweg (bron: Google Streetview, situatie 2010)
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten via de in- en uitrit aan het Zandpad. Het Zandpad is een doorlopende agrarische weg die aansluit op de Lageweg. De Lageweg gaat in het westen over in de Zuidplantsoen en verbindt het plangebied met het centrum van Poortvliet. Richting het oosten staat de Lageweg in verbinding met de Paasdijkweg, die direct uitkomt op de Postweg (N286). De N286 verbindt Poortvliet met Tholen in het oosten en met Scherpenisse en Sint Maartensdijk in het westen.
Naast de Lageweg ligt een vrijliggend fietspad. Op de splitsing met de Zuidplantsoen en de Lageweg ligt, direct ten noorden van het plangebied, een bushalte. Hier halteren diverse buslijnen die in directe verbinding staan met het treinstation in Bergen op Zoom. De andere kant op verbindt de buslijn Poortvliet met onder andere Stavenisse en Sint-Annaland.
2.2 Toekomstige Situatie
Bedrijfsactiviteiten
Het plangebied is in gebruik als fruitboomgaard. Deze boomgaard zal grotendeels blijven bestaan, behoudens de locaties die vrijgemaakt worden voor de schuur en ontsluiting. Na de oogst kunnen de verse producten direct in de koelcel in de nieuwe schuur worden opgeslagen. Dit scheelt verkeersbewegingen tussen het perceel en de huidige koelcel op het bedrijventerrein in Sint-Maartensdijk. Na opslag worden de producten getransporteerd naar de markt.
De schuur wordt tevens gebruikt voor de aan de teelt gerelateerde producten, middelen en machines. Dit betreft onder andere het opslaan van voorraadkisten en het stallen van landbouwwerktuigen zoals plukkarren, een heftruck en twee tractoren.
Ter plaatse vindt geen detailhandel plaats. Dit is in de regels van dit bestemmingsplan uitgesloten.
Inrichting plangebied
Bebouwing
De oude schuur aan de overzijde van de Postweg wordt gesloopt ten behoeve van de realisatie van nieuwe infrastructuur. De opslag van goederen wordt verplaatst naar onderhavige locatie.
Het bouwplan bestaat uit een nieuwe schuur. De bebouwing wordt aan de noordzijde van het perceel gesitueerd, nabij de huidige verharding. De schuur komt daarbij in de noordwesthoek van het perceel.
In verband met de omliggende woningen ten noorden van het plangebied, komt de schuur ten minste 27 meter uit de noordelijke perceelsgrens te liggen. De schuur krijgt zelf een lengte van circa 25 meter en een breedte van circa 18 meter. De oppervlakte bedraagt daarmee circa 450 m2. De schuur wordt voorzien van een kap, passend bij de bebouwing in de omgeving. De goot- en bouwhoogte wordt planologisch verankerd op maximaal 5 en 8 meter.
Overige inrichting
De huidige hagen en bomenrij aan de randen van het plangebied blijven behouden. Het behoud van deze afschermende beplanting wordt in de regels van dit bestemmingsplan geborgd. Ten behoeve van de realisatie van de schuur wordt een deel van de aanwezige (fruit)bomen gerooid. Voor het overige blijven de gronden als fruitboomgaard in gebruik en als dusdanig ingericht met rijen (fruit)bomen en gewassen.
Verkeer en parkeren
De huidige inrit aan het Zandpad blijft tevens behouden. De schuur met fruitboomgaard wordt ontsloten via deze in- en uitrit en de aanwezige verharding. De parkeerplaatsen worden bij de schuur op eigen terrein gerealiseerd.
Figuur 2.4 Globale situering nieuwe schuur
2.3 Beschrijving Juridische Regeling
2.3.1 Wettelijk kader
In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.
2.3.2 Opzet van de bestemmingsregeling
Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.
Verbeelding
Eisen aan de verbeelding
Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
Op de verbeelding wordt met bestemmingen en aanduidingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. De bestemmingen worden door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'A' voor 'Agrarisch'. Met aanduidingen kan het gebruik nader worden gespecificeerd en het bouwen worden gereguleerd. Een veel voorkomende bouwaanduiding is die voor de maximum goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen; deze worden aangegeven door middel van een matrix. Naast enkelbestemmingen die met een kleur worden aangeduid, zijn er dubbelbestemmingen die op de verbeelding herkenbaar zijn aan arceringen.
De gehanteerde bestemming
Voor het gehele plangebied is één agrarische bestemming opgenomen. Voor deze bestemmingslegging is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Kommen gemeente Tholen'. De activiteiten binnen de schuur en de bedrijfswoning staan namelijk in relatie tot het agrarisch gebruik van de boomgaard. Naast deze enkelbestemming geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden op locatie.
Regels
Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.
- In Hoofdstuk 1 Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
- In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling.
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels bevat het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
Voorts is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
2.3.3 Toelichting op de gehanteerde bestemmingen
Agrarisch (Artikel 3)
De bestemming 'Agrarisch' is bedoeld voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, inclusief fruitteeltbedrijven. Hieronder wordt tevens verstaan een boomgaard. De bebouwing is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
Het gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen is deels uitgesloten. In de regels van dit bestemmingsplan wordt daarnaast het behoud en instandhouding van de groene afscherming geborgd middels een voorwaardelijke verplichting.
Binnen deze bestemming is het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden. Door het aanvragen van een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' kunnen ingrepen eerst worden beoordeeld op hun gevolgen voor de omgeving, alvorens al dan niet toestemming wordt gegeven.
Waarde - Archeologie - 2 (Artikel 4)
De bestemming valt samen met de bestemming 'Agrarisch'. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' is de regeling gelijk aan de huidige regeling uit het bestemmingsplan 'Kommen gemeente Tholen'. Voordat een activiteit mag worden uitgevoerd die de bodem roert, moet worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning en is voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) ook een omgevingsvergunning nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
2.3.4 Toelichting op de algemene regels
Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.
Anti-dubbeltelregel (Artikel 5)
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld als (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.
Algemene bouwregels (Artikel 6)
Dit artikel bevat één lid, namelijk 'overschrijding bouwgrenzen' (lid 6.1): Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 7)
Ook dit artikel bevat één lid, namelijk 'vrijwaringszone - molenbiotoop' (lid 7.1).
Algemene afwijkingsregels (Artikel 8)
Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.
Overige regels (Artikel 9)
Dit artikel bevat twee bepalingen, namelijk 'werking wettelijke regeling' en een parkeerregeling. In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel hiervoor op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor hoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het Staatsblad. De parkeerregeling is gelijk aan degene opgenomen in de Parapluherziening Parkeren Tholen zoals vastgesteld op 11 oktober 2018.
2.3.5 Toelichting op de overgangs- en slotbepalingen
In artikel 10 is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 10.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 10.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Hoofdstuk 11 bevat de slotregel.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale omgevingsvisie (2020)
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op Rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten:
- a. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
- b. Duurzaam economisch groeipotentieel
- c. Sterke en gezonde steden en regio's
- d. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
- a. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
- b. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
- c. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Toetsing en conclusie
De NOVI wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Eén van de nationale belangen die relevant is voor het voorliggende bestemmingsplan is een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming. Hier wordt aan voldaan. Voor het overige is geen concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat van belang is voor het voorliggend bestemmingsplan. De in de NOVI genoemde nationale belangen worden door de voorgenomen ontwikkelingen niet geschaad.
3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame verstedelijking
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent een aantal nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen uit het Barro.
In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De reden hiervoor is om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte in Nederland te bevorderen. Een stedelijke ontwikkeling houdt in dat er nieuwe bebouwing wordt toegevoegd aan de huidige bebouwing. De ladder bestaat uit twee stappen: de eerste stap bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. De tweede stap omvat, indien de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing en conclusie
De bouw van een schuur met een omvang van maximaal 450 m2 is geen stedelijke ontwikkeling volgens de definitie van het Bro en jurisprudentie. De beoordeling of de locatie wel of niet binnen bestaand stedelijk gebied ligt, is op grond van de ladder voor duurzame verstedelijking dan ook formeel niet nodig. Gezien de locatie is gelegen in een gebied met een agrarische bestemming zonder bouwmogelijkheden kan niet zondermeer worden geconcludeerd dat het plangebied is gelegen in een gebied dat bestaand stedelijk gebied is. In het provinciaal beleid wordt echter afscheid genomen van deze harde grenzen om ontwikkelingen aan randen mogelijk te maken. In de notitie van de laddertoepassing, zie bijlage 1, wordt dit nader uiteengezet. In de hoofdstukken 3 en 4 wordt nader onderbouwd dat de ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018
In het Omgevingsplan geeft de provincie de ruimtelijke visie op Zeeland weer en geeft aan waar de komende jaren door de provincie op wordt ingezet: ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap.
Stedenbeleid
In Zeeland is er sprake van een trek naar de steden en neemt de totale behoefte aan extra woningen in Zeeland de komende tien jaar geleidelijk af naar nul. Door de aanvullende woningbouw te concentreren in stedelijk gebied wordt niet alleen gebouwd waar de markt om vraagt, maar wordt ook het draagvlak voor voorzieningen in de directe omgeving behouden. Daarnaast zal het nodig blijven om de woningbouw in dorpen te faciliteren, dit zal dan primair via herstructurering, inbreiding binnen de bestaande kern, vervangende nieuwbouw en het verleggen van bestaande plannen naar nieuwe kansrijke locaties moeten gebeuren. Bij woningbouw staan de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik hoog op de agenda. Het is van provinciaal belang dat Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de provincie.
In dit nieuwe beleid wordt afscheid genomen van de grens van het bebouwd gebied zoals opgenomen in het vorige Omgevingsplan. Er wordt aangesloten bij de definitie van bestaand stedelijk gebied, zoals vastgelegd in het Bro. Ondanks het schrappen van de harde grens van het bebouwd gebied moet de locatiekeuze wel worden gemotiveerd. In het geval dat een locatie wel ligt in een bestaand stedelijk gebied volgens het Bro, maar buiten de huidige begrenzing van de bebouwde kom, is echter geen sprake meer van directe strijdigheid met het provinciaal omgevingsbeleid.
Duurzame landbouw
Landbouw is in Zeeland een belangrijke economische sector en draagt in belangrijke mate bij aan de kwaliteiten rust en ruimte in het landelijk gebied en daarmee aan de recreatieve aantrekkingskracht.
In de landbouw wordt steeds vaker tegen grenzen aangelopen. Tekorten aan zoet water, achteruitgang van de bodemvruchtbaarheid, bodemstructuur en bodemweerbaarheid, het niet bereiken van de gewenste waterkwaliteit, achteruitgang van biodiversiteit (onder- en bovengronds), toename uitstoot van fijn stof, stikstof, fosfaat, etc. zijn de (on)zichtbare bijkomstigheden van de manier waarop landbouw wordt bedreven. De prijs van ons voedsel wordt daardoor (indirect) steeds hoger, terwijl het inkomen van de boer door hogere kosten steeds meer onder druk komt te staan.
Ingezet wordt op grondgebonden landbouw, biologische landbouw en aquacultuur. Voor deze vormen van landbouw worden ruime ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Voor de niet-grondgebonden landbouw (intensieve veehouderij en glastuinbouw) zijn de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.
Toetsing en conclusie
Om de huidige bedrijfsactiviteiten van de initiatiefnemer tot een volwaardig bedrijf te kunnen laten uitgroeien en daarmee de ruime ontwikkelingsmogelijkheden te bieden zoals de provincie voor ogen heeft, is de nieuwe schuur in het plangebied noodzakelijk.
Het plangebied ligt direct buiten de huidige begrenzing van de bebouwde kom, zie paragraaf 3.3.1. De locatie ligt aan de rand van de kom Poortvliet, ten zuiden van de Lageweg. De strook grond tussen de Postweg en de Lageweg/Zuidplantsoen is een overgangsstrook tussen de kom en het buitengebied. Binnen deze strook zijn verschillende functies gelegen, zoals woningen, bedrijven, volkstuinen, (fruit)boomgaarden en ander agrarisch gebruik. Op meerdere locaties is bebouwing verder van de kom Poortvliet, van de Zuidplantsoen af gelegen. Gezien het gebruik, de bebouwing en de aanwezige begroeiing is een voortzetting van nieuwe bebouwing op deze locatie te verantwoorden. Het realiseren van kleinschalige bebouwing binnen deze strook en dan met name aan de noordzijde van deze strook, direct tegen Poortvliet, sluit dan ook aan bij de bebouwing van Poortvliet.
3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening 2018
Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening 2018 (inclusief wijzigingen). Voor woningbouw zijn in de omgevingsverordening alleen regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied. De regels zijn van belang voor het opstellen van een bestemmingsplan en voor een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan.
Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.
Het Omgevingsplan 2018 en de Omgevingsverordening hebben als doel om verplaatsing van een agrarisch bedrijfsgebouw toe te staan. In met name de Landschapsparagraaf onder '5.8 Duurzame Landbouw' (Omgevingsplan 2018) is opgenomen:
… Door het afnemend aantal agrarische ondernemers zijn nieuwe agrarische bouwblokken niet noodzakelijk en willen we hiervoor ook geen mogelijkheden bieden. Uitzonderingen op deze regel zijn mogelijk indien:
- Sprake is van verplaatsing binnen een gemeente of regio, mits op het oude bouwblok ten minste alle agrarische opstallen worden gesaneerd en herbouw hiervan wordt tegengegaan.
Met onderhavige ontwikkeling is sprake van een verplaatsing van agrarische bebouwing en daarmee passend binnen de beleidsdoelen van het Omgevingsplan.
De verplaatsing van een agrarisch bedrijfsgebouw is mogelijk op basis van Bijlage C bij artikel 2.7 Omgevingsverordening 2018:
2. Ruimte voor ruimte.
Een eenvoudige vorm van ruimte voor ruimte is het uitruilen van ontwikkelingsmogelijkheden. Het kan bijvoorbeeld gaan om de verplaatsing van een agrarisch bedrijf naar een nieuwe locatie.
Daarnaast dient op basis van artikel 2.17 sub 4 aannemelijk te worden gemaakt dat geen of nagenoeg geen hinder optreedt bij woon- of verblijfsrecreatieve functies en een kleinere afstand dan 100 meter tot woon- of verblijfsrecreatieve bestemmingen niet leidt tot onevenredige beperkingen in de bedrijfsvoering van de betrokken agrarische bedrijven.
Toetsing en conclusie
Ter plaatse van het plangebied is volgens het bestemmingsplan 'Kommen gemeente Tholen' geen bouwvlak aanwezig, zie paragraaf 3.3.1.
Met het planvoornemen wordt agrarische bebouwing van een andere locatie naar het plangebied verplaatst. Daarmee is toepassing van 'ruimte voor ruimte' op deze locatie mogelijk.
Ten zuiden van de Postweg is de agrarische bebouwing ten behoeve van de aanleg van de landbouwroute (Parallelweg, N286) reeds gesloopt. Ter compensatie voor de ter realiseren bebouwing is bovendien bedrijfsbebouwing aan de Sluisweg 1 geamoveerd.
Noodzakelijk ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
Het plangebied is reeds in gebruik als boomgaard. Daarnaast beschikt de initiatiefnemer over enkele hectares landbouwgrond met een landbouwschuur nabij het plangebied en een loods op bedrijventerrein Poortvliet, zie paragraaf 2.1. Door de verspreide ligging van deze locaties is geen sprake van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Concentratie van opslag en koeling van landbouwproducten, aan landbouwgerelateerde producten en stalling van landbouwwerktuigen nabij de agrarische gronden zorgt voor een doelmatigere bedrijfsvoering. Producten van het land kunnen direct wordt geoogst en worden opgeslagen waarmee extra verkeersbewegingen tussen de locaties wordt voorkomen.
De noodzaak tot realisatie van een schuur hangt daarnaast samen met de sloop van een landbouwschuur aan de Postweg, die moet worden verplaatst vanwege de voorgenomen aanleg van de nieuwe landbouwroute parallel aan de provinciale weg. De schuur is benodigd voor de opslag van producten die in directe relatie staan met de bedrijfsvoering van de aanwezige boomgaard. Met het vervallen van de landbouwschuur ten zuiden van de boomgaard, komt de mogelijkheid tot directe opslag van landbouwgoederen nabij de locatie waar deze worden geoogst te vervallen. Een nieuwe mogelijkheid voor opslag op de locatie van de boomgaard is dan een logisch gevolg. Met de realisatie van een nieuwe schuur wordt de doelmatigheid van de bestaande bedrijfsvoering geborgd.
Op basis van het Convenant tot het instellen van een Agrarische Adviescommissie is een zogeheten AAZ-advies benodigd alvorens gemeentebesturen een agrarische ontwikkeling (in een bestemmingsplan) mogelijk maken. Gelet op het bovengenoemd beleid, en het feit dat hier sprake is van het enkel verplaatsen van een opslagloods, is door de AAZ positief geadviseerd, zie bijlage 12.
Geen of nagenoeg geen hinder
De huidige boomgaard is gelegen binnen 100 m van percelen van woningen. Met de inrichting van het terrein en de situering van de schuur wordt rekening gehouden dat geen hinder optreedt bij woon- en verblijfsrecreatieve functies in de omgeving. Met name het aspect geluid is hierbij van belang. Dit is nader omschreven in paragraaf 4.7. Bovendien is omschreven dat de aanwezigheid van woon- en verblijfsrecreatieve functies niet leiden tot onevenredige beperkingen voor de bedrijfsvoering.
Gezien het verplaatsen van de bebouwing, de noodzaak voor de bedrijfsvoering en gezien de ontwikkeling niet leidt tot hinder voor woon- en verblijfsrecreaties functies past de realisatie van de schuur binnen de uitgangspunten uit de omgevingsverordening.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Bestemmingsplan Kommen gemeente Tholen
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan 'Kommen gemeente Tholen' (onherroepelijk, vastgesteld op 14 maart 2013). De locatie heeft de bestemming 'Agrarisch'. De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijven die (nagenoeg) geheel afhankelijk zijn van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 meter, met uitzondering van fruitteeltbedrijven. Daarnaast zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen toegestaan.
Op de locatie gelden tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'. De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen. Bodemingrepen met een oppervlakte van 250 m2 en dieper dan 40 cm zijn niet zonder meer toegestaan. Binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden mede aangeduid voor behoud en/ of herstel van de aanwezige molen als werktuig. Binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen De Korenaar in Poortvliet wordt geen bebouwing opgericht met een bouwhoogte die meer bedraagt dan 1/50 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van deze molen.
Figuur 3.1. Fragment bestemmingsplan Kommen gemeente Tholen, plangebied rood omrand (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het plangebied is gelegen direct buiten de begrenzing van de bebouwde kom. De grens van de bebouwde kom valt niet samen met de plangrens van het bestemmingsplan Kommen gemeente Tholen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 25 mei 2011 in zaak nr. 201009877/1/H1), is de vraag of een perceel is gelegen in de bebouwde kom van feitelijke aard. Niet de plaats van het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is bepalend, maar de aard van de omgeving. Daarbij is in het bijzonder van belang of sprake is van een concentratie van bebouwing en of het gebied door die bebouwing overwegend een woon- of verblijffunctie heeft. Voor zover relevant voor het plangebied vormen het Zuidplantsoen en de Lageweg de begrenzing van de bebouwde kom. Daar het plangebied ten zuiden van en daarmee buiten die begrenzing is gelegen, ligt het plangebied buiten de bebouwde kom.
De voorgenomen bedrijfsactiviteiten passen niet binnen de geldende bestemming omdat fruitteeltbedrijven expliciet zijn uitgesloten. De huidige boomgaard op perceelnummer 810 is in 2005 onder het toen geldende bestemmingsplan Buitengebied (vastgesteld 11 augustus 1977) aangelegd. Ter plaatse gold de bestemming 'Landbouw aan de grond gebonden'. Op basis van deze bestemming was fruitteelt toegestaan. Op grond van het overgangsrecht mag het op dat moment legale gebruik van gronden dat afwijkt van het bestemmingsplan worden voortgezet.
Het realiseren van bebouwing is ter plaatse niet toegestaan omdat een 'bouwvlak' en de betreffende maatvoeringen ontbreken. Met dit bestemmingsplan worden specifieke aanduidingen voor het gebruik en het bouwen opgenomen.
De bodemingreep is groter dan 250 m2 waardoor archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het archeologische onderzoek wordt uitgevoerd, zie paragraaf 4.2.2. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek blijft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' voorlopig behouden. In ieder geval voor het deel van de boomgaard waar geen bodemingrepen plaats vinden en onderzoek niet noodzakelijk is.
3.3.2 Toekomstvisie Tholen 2025
In de toekomstvisie voor de gemeente Tholen zijn de visie in hoofdlijnen voor het lange termijn beleid van de gemeente vastgelegd. Deze visie vormt het 'casco' waarbinnen ontwikkelingen de komende decennia kunnen plaatsvinden. Daarnaast wordt een uitwerking op de visie gegeven. Hierbij zijn verschillende thema's die betrekking hebben op wonen, werken en leven op Tholen uitgewerkt.
Met betrekking tot het thema 'wonen' wordt in de visie gesteld dat behoefte is aan meer woningkwaliteit. Hierbij is het van belang om de markt leidend te laten zijn, zodat zowel voldaan kan worden aan de vraag van de eigen inwoners als aan de woonwensen van nieuwkomers. Hierbij is het wenselijk om meer binnen de bestaande kernen te bouwen en minder uit te breiden. Het concentratiebeleid, waarbij nieuwbouw vooral was bestemd voor de drie grootste kernen, wordt hierbij losgelaten; het moet zelfs mogelijk zijn om woningbouw in een bijzondere omgeving te realiseren, bijvoorbeeld aan het water of op het platteland. Wel is het van belang om nieuwe woningen zoveel mogelijk levensloopgeschikt te bouwen.
Evenals voor de kernen wordt ook voor het buitengebied differentiatie nagestreefd. Door (helder afgebakende) gebieden aan te wijzen waar het accent op de agrarische sector, natuur dan wel recreatie ligt, wordt voorkomen dat deze functies voor elkaar belemmeringen opwerpen. In het grootste gedeelte van het Thoolse buitengebied staat de agrarische functie centraal. Hier worden aan de ontwikkelingsmogelijkheden van deze sector, voor zover het grondgebonden teeltvormen betreft, zo min mogelijk beperkingen opgelegd. Gestreefd wordt naar behoud en versterking van deze bedrijfstak. Buiten de kernen wordt in het gebied ten zuiden van de N286, dat zich uitstrekt van Tholen-stad tot aan Sint-Maartensdijk, ingestoken op plattelandstoerisme en (beperkte) oeverrecreatie.
Toetsing en conclusie
Het plangebied ligt ten noorden van de Postweg (N286) en is daarmee op basis van de toekomstvisie inzetbaar voor grondgebonden agrarisch gebruik. De bestaande fruitboomgaarden passen binnen deze uitgangspunten. Om de huidige bedrijfsactiviteiten van de initiatiefnemer tot een volwaardig bedrijf te kunnen laten uitgroeien en daarmee de ruime ontwikkelingsmogelijkheden te bieden zoals de gemeente voor ogen heeft, is de schuur in het plangebied noodzakelijk.
3.3.3 Groenplan 2019-2023
De gemeente Tholen heeft in 2018 haar groenplannen geactualiseerd tot één integraal groenplan. Het groenplan geeft het belang van het groen voor de kernen aan. Er is omschreven hoe de gemeente omgaat met het groen, hoe het groen ingericht wordt en hoe het groen wordt beheerd. Er staat verwoord hoe de waarden die openbaar groen heeft in de kernen kunnen worden vergroot en wat daarvoor nodig is.
In het groenplan worden voor elke kern de projecten genoemd die uitgevoerd zullen worden om op termijn de gewenste kwaliteit te krijgen. Voor Poortvliet gaat het hierbij om het versterken van de landschappelijke polderlijnen die doorlopen tot in de kern. Deze lijnen zijn ondanks hun structuurdragende functie niet of nauwelijks geaccentueerd. Daarnaast zijn de belangrijke toegangswegen naar het dorp (deels) voorzien van begeleidende bomenrijen. Het is van belang om deze te handhaven, dan wel te versterken. Door de compacte bouw in de kern is de hoeveelheid openbaar en particulier groen beperkt. Het is wenselijk om meer groen aan te brengen. Hierbij dienen de dorpsentrees qua herkenbaarheid en toegankelijkheid te worden vergroot.
Het groenplan geeft voor het groen binnen een wijk ook nog richtlijnen aan. Zo is het wenselijk om binnen de wijk accentbomen toe te passen, groenstroken van gras en (blok)hagen te realiseren en om langs secundaire ontsluitingswegen een enkelzijdige bomenrij van bomen van de 2e grootte te plaatsen. Voor de grotere groenzones geldt, dat het wenselijk is om deze met gras uit te voeren met een beperkt aantal lage beplantingsvakken en enkele solitair staande bomen. Bij de aanleg van nieuwe groenstructuren geldt als algemeen uitgangspunt dat deze structuren zo robuust mogelijk dienen te zijn (geen snippergroen). Indien bomen in de verharding worden geplaatst, dient gezorgd te worden voor voldoende plantruimte.
Toetsing en conclusie
In het groenplan voor Poortvliet zijn aan de zuidzijde van het plangebied, langs de Postweg structuurbepalende bomen aanwezig. De beoogde ontwikkeling ziet niet toe op wijziging van deze groenstructuur. Voor de toekomstige situatie zijn ter plaatse van het plangebied geen nadere uitgangspunten van toepassing.
Figuur 3.2 Uitsnede groenplan Poortvliet kaartblad gewenste groenstructuur (Gemeente Tholen, 2018)
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Verkeersaspecten
4.1.1 Ontsluiting plangebied en verkeersafwikkeling
Het plangebied is voor gemotoriseerd verkeer, alsook voor langzaam verkeer en openbaar vervoer verbonden met de Lageweg/Zuidplantsoen. De hoofdontsluiting van de deel van de gemeente Tholen betreft de Postweg/N286 direct ten zuiden van het plangebied.
De voorgenomen ontwikkeling van een schuur leidt tot een toename van de verkeersintensiteiten op het wegennet. De verkeersgeneratie is bepaald op basis van kencijfers van het CROW zoals opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (2018). Hierbij geldt als uitgangspunt een ligging binnen een niet stedelijke gemeente (bron: CBS) en het restgebied van de bebouwde kom. Op basis van het autobezit binnen de gemeente Tholen in vergelijking met die in andere gemeenten met eenzelfde stedelijkheidsgraad, kan worden uitgegaan van het gemiddelde van de door het CROW gegeven bandbreedte. Voor de schuur geldt een verkeersgeneratie van 5,8 mvt/etmaal per 100 m2 bvo. Met een oppervlakte van 450 m2 betekent dit een verkeersgeneratie van 26,1 mvt/etmaal. Afgerond bedraagt de verkeersgeneratie circa 26 mvt/etmaal. In deze verkeersgeneratie is geen expliciet aandeel vrachtverkeer opgenomen.
Voor de eigen bedrijfsvoering heeft initiatiefnemer aangeven één maal daags met een bakwagen (rijbewijs type C) te vertrekken. Dit betekent 2 vrachtwagenvervoersbewegingen per dag. Uitgaande van worst-case wordt rekening gehouden met 4 vrachtwagenvervoersbewegingen. Deze zwaardere vervoersbewegingen komen bovenop de middels de CROW normen berekende verkeersgeneratie van 26 mvt/etmaal. Het totaal aantal verkeerbewegingen betreft worst-case zodoende 30 mvt/etmaal.
Het plangebied wordt ontsloten op de Lageweg nabij de splitsing met de Zuidplantsoen. Voor deze weg zijn door de gemeente Tholen verkeerstellingen uitgevoerd. De intensiteit in 2019 bedraagt op een werkdag op deze weg circa 3.300 mvt/etmaal. Een substantieel deel van deze motorvoertuigen bestaat uit bestelwagens, vrachtwagens en vrachtwagentrailers, circa 37 %.
Het verkeer door Poortvliet ontsluit bijna geheel op de Postweg/N286 ten zuiden van het plangebied. Op de N286 zijn door de provincie Zeeland verkeerstellingen uitgevoerd op het baanvak tussen Poortvliet en Sint Maartensdijk. Op het deel van de N286 ten zuiden van Poortvliet rijdt 6% minder verkeer dan op het baanvak waarvan de tellingen bekend zijn. De verkeersintensiteit op een werkdag bedraagt circa 6.750 mvt/etmaal.
Vervolgens is hier ook de verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling bij opgeteld. Dit leidt op de Zuidplantsoen tot een intensiteit van circa 3.330 mvt/etmaal en op de N286 circa 6.780 mvt/etmaal. De Zuidplantsoen is gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom. Voor dit type weg geldt standaard een maximaal aanvaardbare intensiteit van 5.000/6.000 mvt/etmaal. De N286 is een provinciale weg met een maximaal aanvaardbare intensiteit van 10.000/15.000 mvt/etmaal. In de toekomstige situatie worden deze capaciteitsgrenzen niet overschreden. Er zullen in de toekomstige situatie geen knelpunten in de verkeersafwikkeling ontstaan.
Figuur 4.1 Ontsluiting en verkeersafwikkeling directe omgeving plangebied
4.1.2 Parkeren
Onderhavig plan voorziet in een schuur (agrarisch bedrijfsgebouw. De toekomstige parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen (GVVP Tholen 2009 – 2018, 2008). Voor arbeids- en bezoekersextensieve bedrijvigheid zoals de schuur bij de bestaande fruitboomgaard geldt een parkeernorm van 0,8 per 100 m2 bvo. Dit leidt bij een schuur van maximaal 450 m2 tot een parkeerbehoefte van 3,6 parkeerplaatsen. De totale parkeerbehoefte bedraagt daarmee 4 parkeerplaatsen voor personenauto's/kleine bestelbusjes e.d.. Daarnaast wordt de vrachtwagen geparkeerd bij de schuur. Binnen het plangebied is voldoende ruimte om te voorzien in deze parkeerbehoefte. De parkeerplaatsen worden gerealiseerd nabij de schuur. Binnen de schuur zelf is bovendien ruimte voor de stalling van landbouwwerktuigen.
4.2 Cultuurhistorie En Archeologie
4.2.1 Cultuurhistorie
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk is opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing en conclusie
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.2 is te zien dat er binnen het plangebied geen bouwhistorische objecten aanwezig zijn. Binnen het plangebied is ook geen andere bebouwing aanwezig.
In de directe omgeving van het plangebied zijn enkele cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig in de vorm van monumentale gebouwen. Deze zijn voornamelijk gelegen in de oude kern van Poortvliet en de doorgaande routes. De molen de Korenaar is gelegen op ruim 200 meter van het plangebied. De ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de molenbiotoop behorende bij deze molen. De molen is namelijk al volledig omgeven door bebouwing. Daarnaast is de molen niet bedrijfsmatig in gebruik en is het aantal omwentelingen tussen 2017 en 2018 meer dan gehalveerd (na wisseling eigenaar). De ontwikkeling heeft ook geen invloed op andere cultuurhistorische objecten in Poortvliet.
De Postweg is aangemerkt als historische weg. Deze moderne weg is gerealiseerd op het oude tracé van de Postweg. De bebouwing wordt aan de noordzijde van het plangebied gerealiseerd, op ruime afstand van de historische weg. De ontwikkeling heeft geen invloed op deze weg.
Figuur 4.2 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart, in blauw globaal het plangebied (bron: provincie Zeeland)
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.2.2 Archeologie
Toetsingskader
Op grond van de Wro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan door het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Op basis hiervan zijn vier verschillende archeologische verwachtingszones onderscheiden. De archeologische verwachtingszones zijn in het bestemmingsplan 'Kommen gemeente Tholen' (zie paragraaf 3.3) vertaald naar vier archeologische dubbelbestemmingen. In de bouwregels van deze bestemmingen is bepaald dat er ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd mits de betrokken archeologische waarden door de voorgenomen bouwactiviteiten niet worden geschaad. Hiervoor zal de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch onderzoeksrapport moeten overleggen en is instemming van de archeologische deskundige vereist. Ook voor het uitvoeren van werkzaamheden die het bodemprofiel kunnen aantasten, is een vergunning met onderzoek en advies nodig. De dubbelbestemmingen verschillen van elkaar op het punt van de oppervlakte die is vrijgesteld van onderzoek.
Toetsing en conclusie
In het bestemmingsplan 'Kommen Gemeente Tholen' is voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-2' opgenomen. In deze bestemming is bepaald dat archeologisch onderzoek en advies niet nodig zijn indien de oppervlakte van de bodemverstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt of als het gaat om een bodemverstoring die niet dieper reikt dan 40 cm. Omdat de voorgenomen activiteiten deze ondergrenzen overschrijden is archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 3. Uit het onderzoek blijkt dat binnen 130 cm –mv archeologische sporen worden verwacht. Geadviseerd wordt om voor het onderzochte plandeel de bestaande dubbelbestemming 'Waarde–Archeologie-2' te handhaven. Dit betekent dat bij toekomstige vergunningplichtige ingrepen groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm eerst een inventariserend veldonderzoek, karterende/waarderende fase, moet worden uitgevoerd om te bepalen of er behoudenswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Ook op de niet onderzochte plandelen blijft de dubbelbestemming 'Waarde–Archeologie-2' behouden.
4.3 Bodemkwaliteit
Toetsingskader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Toetsing en conclusie
Om de bodemkwaliteit van het plangebied te bepalen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN 5740. De resultaten van het bodemonderzoek zijn bijgevoegd in bijlage 2.
In de grond en het grondwater zijn slechts lichte sporen van verontreinigingen aangetroffen. Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende streefwaarden (grondwater) dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.
Aanvullend is in het onderzoek aandacht besteed aan de eventuele bodemonderzoek verplichtingen volgens de Wet milieubeheer (nulsituatie-onderzoek). Dit is noodzakelijk voor het indienen van de melding Activiteitenbesluit
In het onderzoek is geen onderzoek gedaan naar het voorkomen van PFAS omdat mogelijke vrijkomende grond op eigen terrein wordt gebruikt. Als de vrijkomende grond niet op eigen terrein kan worden gebruikt, dan moet deze partij alsnog worden gekeurd op PFAS om toepassingsmogelijkheden na te gaan. Door de aangetroffen bestrijdingsmiddelen is toepassing waarschijnlijk alleen mogelijk op gronden die ook bekend zijn als (voormalige) boomgaard.
Beperkingen inzake het verlenen van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen) worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien.
4.4 Niet-gesprongen Explosieven
Toetsingskader
In een bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt, dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE) uit de Tweede Wereldoorlog (WO II). In het kader van de aanleg van de parallelweg zal de bodem namelijk worden geroerd.
Toetsing en conclusie
Uit informatie van het Zeeuws Bodemvenster blijkt dat vrijwel geheel Poortvliet, waaronder ook de planlocatie, is aangeduid als een verdacht gebied als het gaat om (CE) uit de Tweede Wereldoorlog. Hieruit blijkt dat in de buurt van Poortvliet een vliegtuig is neergestort. Het blijkt te gaan om een Duits vliegtuig dat op 1 januari 1945 is neergeschoten. Het vliegtuig kwam volgens verschillende bronnen ten westen of zuidwesten van Poortvliet neer. Het plangebied ligt in dit aandachtsgebied en is daarmee verdacht op het voorkomen van CE.
In het kader van de ontwikkeling van de nieuwe infrastructuur ten zuiden van de Postweg is door Expload onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat er in de omgeving van Poortvliet ook verschillende V-1 wapens zijn neergekomen. Op basis van het bronnenonderzoek is de volgende chronologische gebeurtenissenlijst opgesteld die voor dat onderzoeksgebied/plangebied van belang is.
Figuur 4.3 Gebeurtenissenlijst (bron: Expload)
Ten aanzien van het neergestorte vliegtuig vermeld de website van het Bevrijdingsmuseum Zeeland als enige een precieze crashlocatie: nabij de huidige N286 bij de Langeweg, ten westen van Poortvliet. Ten aanzien van V-1 wapens vermeldt het onderzoek dat de locaties zich bevinden 'op de bouwlaan aan de Lageweg' en 'op de Lageweg'.
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling wordt nog nader onderzoek naar explosieven uitgevoerd op de locatie waar de nieuwe schuur voorzien is. Alleen op deze locatie wordt verder ontgraven.
4.5 Watertoets
Toetsingskader
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is het aanmeldformulier voor de watertoets ingevuld (zie bijlage 4). Dit aanmeldformulier moet voorgelegd worden aan het waterschap.
Toetsing en conclusie
Met het planvoornemen is sprake van een toename aan verhardingen en bebouwing. De beoogde bebouwing heeft een maximale oppervlakte van 450 m2. Ten opzichte van de huidige situatie neemt het verhard oppervlakte slechts beperkt toe. Er wordt voornamelijk gebruik gemaakt van de aanwezige bestrating. Enkel ten behoeve van de parkeervoorzieningen worden 'open' verhardingen toegevoegd. Het totale verhard oppervlakte neemt zodoende met maximaal 800 m2 toe. Dit betekent dat 60 m3 water geborgen moet worden in het oppervlaktewatersysteem. Binnen het plangebied bestaat voldoende ruimte om de aanwezige sloot te verbreden. Voor het (mogelijke) huishoudelijke afvalwater wordt aangesloten op de gemeentelijke riolering, gelegen om minder dan 40 meter van het plangebied. De bebouwing wordt bovendien gepositioneerd buiten de beschermingszones van de omliggende watergangen. Zo blijven de watergangen bereikbaar voor onderhoud, zie figuur 4.4.
De gevolgen van het plan voor de waterhuishouding zijn goed in beeld gebracht. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van water.
Figuur 4.4. Contouren beschermingszones waterlopen (bron: Waterschap Scheldestromen)
4.6 Geluid
Het aspect geluid kan betrekking hebben op:
- wegverkeerslawaai;
- industrielawaai;
- inrichtingslawaai.
De locatie valt niet binnen de geluidzone van een gezoneerd bedrijventerrein. Het aspect industrielawaai is daarom niet relevant. Op de aspect inrichtingslawaai en wegverkeerslawaai wordt hierna ingegaan.
4.6.1 Inrichtingslawaai
Ten aanzien van het aspect inrichtingslawaai is alleen de koelcel van de eigen inrichting van belang. De geluidproducerende compressor van de koelcel komt binnen te staan in de schuur. Deze wordt geplaatst in een speciale geluiddempende omkasting. Voor het type en de wijze van plaatsing is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in dit bestemmingsplan.
In paragraaf 4.7 wordt op de gevolgen van deze inrichting ingegaan. Daaruit blijkt dat er vanwege de ontwikkeling geen belemmeringen voor gevoelige functies in de omgeving zijn.
4.6.2 Wegverkeerslawaai
Toetsingskader
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau.
Toetsing en conclusie
De agrarische bebouwing en boomgaard betreffen geen geluidgevoelige functie. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is niet noodzakelijk. Het aspect wegverkeerslawaai vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.7 Milieuhinder En Bedrijven
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:
- een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.
Op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering dienen voor verschillende bedrijfsactiviteiten richtafstanden aangehouden te worden.
Toetsing en conclusie
Schuur met koelcel
Voor de bedrijfsactiviteiten ten aanzien van de koelcel gelden richtafstanden van 50 meter ten opzichte van gevoelige functies. De koelcel wordt gesitueerd op circa 27 meter uit de grens van het plangebied, zie figuur 4.5. De meest nabij gelegen gevoelige functie, de woning Zuidplantsoen 6, is gelegen op 50 meter uit het plangebied. De afstand tussen de koelcel en de woning Zuidplantsoen 6 bedraagt zodoende 77 meter. Aan de richtafstanden wordt voldaan. De toe te passen koelcel wordt bovendien binnen geplaatst en verdere geluidsisolerende maatregelen worden geborgd in dit bestemmingsplan.
Voor de bedrijfsactiviteiten ten aanzien van opslag in de schuur gelden richtafstanden van 30 meter ten opzichte van gevoelige functies. Aangezien deze richtafstand kleiner is dan die van de koelcel en de koelcel voldoet, leveren de activiteiten ten aanzien van opslag geen beperking op.
Boomgaard
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet een afweging worden gemaakt tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de volksgezondheid. Op grond van deze afweging kan het noodzakelijk zijn en om een spuitvrije zone aan te houden. Welke afstand (minimaal) aangehouden moet worden, is niet in een wettelijke regeling voorgeschreven. Een planologische keuze, waarbij sprake is van een afstand van 50 m tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid in de fruitsector waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, wordt in het algemeen niet onredelijk geacht.
Binnen het plangebied wordt ter plaatse van de boomgaard gebruik gemaakt van gewasbestrijdingsmiddelen. Ook rondom het plangebied zijn agrarische gronden gelegen die mogelijk worden bespoten. De meest nabij gelegen bestemmingsgrens van gevoelige functies ten opzichte van het deel waar de boomgaard is gesitueerd zijn de woningen aan de Parallelweg 1 en de Zuidplantsoen 4. Op basis van het overgangsrecht zijn boomgaarden binnen het gehele plangebied toegestaan.
Het plangebied valt slechts beperkt binnen de 50 meter zone vanaf de bestemmingsgrens (gele lijn) van deze woningen, zie figuur 4.5. Een boomgaard is toegestaan vanaf 50 meter (oranje lijn). Binnen de 50 meter zone is de schuur inclusief verhardingen beoogd en wordt geen boomgaard gerealiseerd. Bovendien wordt in de regels van dit bestemmingsplan het gebruik van een boomgaard binnen 50 meter van gevoelige functies uitgesloten. Aan de richtafstanden wordt voldaan.
Daarnaast wordt te allen tijde aanbevolen om bij de inrichting van het terrein rekening te houden met een zo groot mogelijke bufferzone. De bufferzone bestaat uit een sloot en haag/groenstrook. In de huidige situatie is aan de voor- en oostzijde al een sloot met daarnaast dichte begroeiing aanwezig. In de huidige situatie is daarnaast tussen de Lageweg en het plangebied al een rij bomen inclusief een sloot aanwezig. Met de invulling van de locatie blijven deze groenstroken behouden. Voor de watergangen zijn bovendien de regels van het Keur van toepassing, die het gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen inperkt. In de regels van dit bestemmingsplan wordt het behoud en instandhouding van de groene afscherming geborgd middels een voorwaardelijke verplichting.
Figuur 4.5 Globale onderlinge afstanden.
4.8 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1. weergegeven.
Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
Toetsing en conclusie
In paragraaf 4.1.1 is de extra verkeersgeneratie berekend. Ten gevolge van de nieuwe functies zal de verkeersgeneratie circa 30 motorvoertuigen, inclusief 4 vrachtwagenbewegingen (10%), per etmaal bedragen. De ontwikkeling valt daarmee binnen de categorie 'Niet in betekenende Mate' zoals bedoeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Het project draagt daarmee niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Figuur 4.6 Uitsnede NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan hoe het met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is gesteld. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde voor luchtkwaliteit relevante wegen zijn de Eendrachtsweg en de Noorder Kreekweg ten oosten van het Schelde-Rijnkanaal (zie figuur 4.7). Hieruit blijkt dat zowel in 2015 als in 2030 voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.1.
Tabel 4.2 Toetsing aan grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | grenswaarde | maximale waarden in jaar 2030 | maximale waarden in jaar 2030 |
stikstofdioxide (NO2) | 40 µg/m³ | 22,3 | 16,5 |
fijn stof (PM10) | 40 µg/m³ | 21,0 | 18,6 |
max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | 8,7 | 6,5 | |
Fijn stof (PM2,5) | 25 µg/m³ | 13,3 | 11,0 |
Figuur 4.6 Luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Voor risicovolle functies en/of activiteiten gelden veiligheidsnormen. Indien in de nabijheid van het plangebied sprake is van het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen moet beoordeeld worden of dit van invloed is op het planvoornemen. Ook bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid (waaronder Bevi-inrichtingen) kunnen van invloed zijn op het planvoornemen.
De veiligheid van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten dient altijd gewaarborgd te worden. Daarbij moet voldaan worden aan de veiligheidsnormen indien sprake is van risicovolle functies/activiteiten.
Toetsing en conclusie
Risicovolle inrichtingen
Uit de risicokaart voor Nederland blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. De meest nabijgelegen risicovolle inrichtingen zijn de bovengrondse propaantanks aan de Postweg 21 en aan de Noormansweg 3, met een risicocontour 10-6 van respectievelijk 10 en 15 meter. Deze inrichtingen zijn gelegen op circa 1.860 en 1.980 meter van het plangebied. Het plangebied ligt niet binnen de PR-contour en het invloedsgebied voor het groepsrisico van deze inrichtingen (zie figuur 4.7.).
Vervoer gevaarlijke stoffen
Andere relevante risicovolle bronnen zijn geen belemmering of van invloed zijn op de beoogde ontwikkeling. Er zijn geen (spoor)wegen of scheepvaartroutes in de omgeving van het plangebied. Ten noorden van het plangebied ligt op ruim 800 meter een buisleiding van de Gasunie. De planlocatie ligt niet binnen de invloedsgebied van deze buisleiding.
Figuur 4.7. Fragment risicokaart met relevante inrichtingen en transportroutes (bron: risicokaart)
4.10 Ecologie
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt.
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (figuur 4.8). Het plangebied maakt ook geen deel uit van Natuurnetwerk Zeeland. Het dichtstbij gelegen Natuurnetwerk Zeeland bevindt zich op ruim 1,4 km en betreft de Oosterschelde (zie figuur 4.9).
Aangezien het plangebied buiten het Natura 2000-gebied ligt, zijn areaalverlies, versnippering, verandering van waterhuishouding en verstoring uit te sluiten. Vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie als gevolg van de totale ontwikkeling is niet op voorhand uit te sluiten en moet bij elk ruimtelijk besluit opnieuw worden beoordeeld.
Daarbij zijn tijdens de gebruiksfase de wijze van verwarming en de verkeerstoename van belang. De bebouwing wordt gasloos. De toename van de van extra verkeer is berekend in paragraaf 4.1.1. Dit verkeer wikkelt zich via de Lageweg en Paasdijkweg af naar de N286. Hier gaat het extra verkeer op in het bestaande verkeersbeeld. Middels een AERIUS-berekening van de gebruiksfase, zie bijlage 5, is aangetoond dat er geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j.
Voor de aanlegfase is gekozen om op basis van kengetallen en ervaringscijfers deze stikstofberekening uit te voeren. De inzet van materieel (graafmachine, hijskraan, betonpomp en minigraver) zijn als vlakbron ter plaatse van de beoogde schuur ingevoerd. Het werkverkeer afkomstig van werknemers en vrachtverkeer is als lijnbron ingevoerd en wikkelt tevens af naar de N286. De AERIUS-berekening van de aanlegfase is als bijlage 6 opgenomen. De uitkomst is dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn.
De ontwikkeling leidt niet tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van Natura 2000-gebieden. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Figuur 4.8 Uitsnede Natura 2000-gebieden
Figuur 4.9 Uitsnede Natuurnetwerk Zeeland
Soortenbescherming
Ten behoeve van de ontwikkeling wordt geen bebouwing gesloopt. Wel wordt een deel van de boomgaard gerooid. De gronden waarop de bebouwing mogelijk wordt gemaakt zijn in gebruik voor agrarische doeleinden en ongeschikt als verblijfsplaats voor beschermde soorten. Met de ontwikkeling vinden geen wijzigingen plaats in de hagen en bomen aan de rand van het perceel. De omliggende sloten met begroeiing blijven ongemoeid. De ontwikkeling heeft dan ook geen nadelige gevolgen voor beschermde soorten.
4.11 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- a. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- b. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
- c. defensiebrandstoffen;
- d. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke ‘mechanische grondroering’ bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.
Toetsing en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Voor deze leidingen zal nog wel een melding bij het kadaster worden gedaan.
4.12 Duurzaamheid, Energie En Klimaatadaptatie
Toetsingskader
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Hierbij kan op verschillende manieren omgegaan worden met energie zuinigheid.
Onderzoek en conclusie
Voor alle nieuwbouw geldt dat aanvragen van de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2020 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Per 1 juli 2018 is het daarnaast verplicht gasloos te bouwen. De nieuwbouw zal hieraan voldoen.
4.13 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een milieueffectrapportage nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan, ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft, mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een 'vormvrije' mer-beoordeling.
Toetsing en conclusie
De beoogde ontwikkeling ziet toe op de bouw van een schuur met een omvang van maximaal 450 m2 en het positief bestemmen van het gebruik van twee bestaande boomgaarden. De oude schuur aan de overzijde van de Postweg wordt gesloopt ten behoeve van de realisatie van nieuwe infrastructuur. De agrarische functie blijft behouden evenals een groot gedeelte van de fruitboomgaarden. Er is daarmee geen sprake van een grote wijziging ten opzichte van het huidige gebruik of een toevoeging van een functie die niet passend is binnen het gebied. Uit de aard van de ontwikkeling en de beschrijving in voorgaande milieuparagrafen blijkt daarnaast dat er geen grote milieueffecten te verwachten zijn door de voorgenomen ontwikkeling. Om deze redenen is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Er wordt dan ook geen m.e.r.-beoordelingsbeslissing genomen door het bevoegd gezag.
Hoofdstuk 5 Financiële Uitvoerbaarheid
Volgens artikel 6.12 van de Wro dient tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.
Het plangebied is eigendom van de initiatiefnemer. De kosten van deze ontwikkeling zijn derhalve volledig voor rekening van de initiatiefnemer. Met de gemeente Tholen wordt een anterieure overeenkomst gesloten.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het aan dit bestemmingsplan voorgaande bestemmingsplan 'Hoek Lageweg Zandpad Poortvliet' is in het kader van het wettelijk vooroverleg toegezonden aan diverse vooroverlegpartners. Van de Provincie Zeeland en het Waterschap Scheldestromen is een reactie ontvangen, zie bijlage 7 en bijlage 8. De reacties zijn reeds verwerkt in dit bestemmingsplan. Het opnieuw toezenden naar de vooroverlegpartners wordt niet van toegevoegde waarde geacht.
Omgevingsdialoog
Op donderdag 16 februari 2023 is er een omgevingsdialoog gevoerd in het gemeentehuis van Tholen over het initiatief voor het realiseren van een schuur en het positief bestemmen van een boomgaard op perceel 810 aan de Zandpad in Poortvliet. Deze omgevingsdialoog was opgedeeld in twee delen. De verslagen van deel één, zie bijlage 9 en deel twee, zie bijlage 10 zijn toegevoegd aan deze toelichting.
Op 10 maart 2023 is er een gesprek gevoerd met de omwonenden die niet bij de omgevingsdialoog aanwezig konden zijn. Het verslag van dit gesprek is als bijlage 11 opgenomen.
Naar aanleiding van de omgevingsdialoog is het plan op een aantal punten aangepast. Deze punten betreffen:
- De oppervlakte van de schuur wordt verkleind van 600 m2 naar 450 m2.
- De schuur krijgt een nokhoogte van 8 meter en een goothoogte van 5 meter.
- (Ondergeschikte) detailhandel is niet meer mogelijk.
- Het bouwvlak wordt 5 meter naar het zuiden verplaatst.
6.2 Inspraak
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In voorliggend geval heeft het voor deze locatie door de Afdeling vernietigde bestemmingsplan 'Lageweg Zandpad Poortvliet' reeds de wettelijke procedures doorlopen. Naar aanleiding van de uitspraak is dit bestemmingsplan aangepast en is een zeer zorgvuldige omgevingsdialoog gevoerd, zie paragraaf 6.1. Het wordt niet noodzakelijk geacht voor dit bestemmingsplan inspraak te verlenen.
6.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan Zandpad Poortvliet heeft van 27 oktober 2023 tot en met 8 december 2023 en daarmee gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.
6.4 Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Bijlage 2 Koelcel
Bijlage 1 Notitie Laddertoepassing
Bijlage 1 Notitie laddertoepassing
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
Bijlage 4 Watertoets
Bijlage 5 Aerius Gebruiksfase
Bijlage 6 Aerius Aanlegfase
Bijlage 7 Vooroverlegreactie Provincie Zeeland
Bijlage 7 Vooroverlegreactie provincie Zeeland
Bijlage 8 Vooroverlegreactie Waterschap Scheldestromen
Bijlage 8 Vooroverlegreactie waterschap Scheldestromen
Bijlage 9 Omgevingsdialoog 16 Februari 2023 - Groep 1
Bijlage 9 Omgevingsdialoog 16 februari 2023 - groep 1
Bijlage 10 Omgevingsdialoog 16 Februari 2023 - Groep 2
Bijlage 10 Omgevingsdialoog 16 februari 2023 - groep 2
Bijlage 11 Omgevingsdialoog 10 Maart 2023
Bijlage 11 Omgevingsdialoog 10 maart 2023