Welgelegen IV - Partiële herziening hoogspanningsstation
Bestemmingsplan - gemeente Tholen
Vastgesteld op 07-12-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Regels
Artikel 1 Bestaande Regels Van Toepassing
De regels die deel uitmaken van onderstaande bestemmingsplannen zijn onverkort van toepassing:
- a. 'Welgelegen IV' met identificatienummer NL.IMRO.0716.BPwelgelegenIVTH-VG01;
- b. 'Buitengebied Tholen' met identificatienummer NL.IMRO.0716.bpBuitengeb2013-VG01';
- c. 'Uitbreiding Welgelgen II' met identificatienummer 'NL.IMRO.0716.BPuitbwelgelegenT-VG01'.
Artikel 2 Aanvulling Op De Bestaande Regels Bestemmingsplan Welgelegen Iv
Een toelichting op dit artikel is te vinden in paragraaf 2.4.2. |
In aanvulling op het bepaalde in Artikel 1 geldt het volgende:
2.1 Aanvulling artikel 1 Begrippen
- a. Aan artikel 1 lid 1 van de regels van het bestemmingsplan 'Welgelgen IV' wordt na de zinsnede 'NL.IMRO.0716.bpBuitengeb2013-VG01' een zinsnede toegevoegd, luidende: "en met identificatienummer NL.IMRO.0716.BPtrafoWelgIV-VG01."
2.2 Aanvulling artikel 3 Bedrijventerrein
- a. Aan artikel 3 lid 1 Bestemmingsregels van de regels van het bestemmingsplan 'Welgelgen IV' wordt een sublid c toegevoegd, luidende:
"c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 4.2 elektriciteitsdistributiebedrijf en wgh inrichting' : een elektriciteitsdistributiebedrijf van >200 MVA (als aangewezen Wgh-inrichting) in ten hoogste categorie 4.2 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';"
- b. Artikel 3 lid 2 Bouwregels sublid d onder 2b 3e kolom van de regels van het bestemmingsplan 'Welgelgen IV' wordt vervangen door:
"2b. - muren en terreinafscheidingen: 3 m;
- licht- en vlaggenmasten: 9 m;
- schotelantennes: 6 m;
- bliksempieken: 20 m;
- transformatoropstellingen in de open lucht: 10 m;
- overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 m."
- c. Aan artikel 3 lid 2 Bouwregels van de regels van het bestemmingsplan 'Welgelgen IV' wordt aan sublid d onder 5 1e kolom het volgende toegevoegd:
"5. de afstand tot de perceelsgrens die is gelegen aan de openbare weg bedraagt niet minder dan:"
2.3 Aanvulling artikel 14 Overige regels
- a. Aan artikel 14 Overige regels van de regels van het bestemmingsplan 'Welgelegen IV' wordt een lid 4 toegevoegd, luidende:
14.4 Geluidzone - industrieterrein
14.2.1 Aanduidingsomschrijving
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige objecten;
- b. Op de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' mag de geluidsbelasting vanwege de inrichting de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan;
14.2.2 Bouwregels
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:
- 1. Het is, met uitzondering van herbouw van een bestaande geluidsgevoelige functie, verboden om gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidsgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies.
14.2.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.2 in die zin dat de ingevolge de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten geluidsgevoelige objecten kunnen worden gebouwd, mits:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met deze gebiedsaanduiding gereserveerde ruimte voor het industrieterrein;
- 2. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
Artikel 3 Aanvulling Op Bestaande Regels Bestemmingsplan Buitengebied Tholen
Een toelichting op dit artikel is te vinden in paragraaf 2.4.2 Toelichting op regels. |
In aanvulling op het bepaalde in Artikel 1 geldt het volgende:
3.1 Aanvulling artikel 37 Algemene aanduidingsregels
- a. Aan artikel 37 Algemene aanduidingsregels van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' wordt een lid 7 toegevoegd, luidende:
37.7 Geluidzone - industrieterrein
37.7.1 Aanduidingsomschrijving
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige objecten;
- b. Op de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' mag de geluidsbelasting vanwege de inrichting de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan;
37.7.2 Bouwregels
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:
- 1. Het is, met uitzondering van herbouw van een bestaande geluidsgevoelige functie, verboden om gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidsgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies.
37.7.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.7.2 in die zin dat de ingevolge de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten geluidsgevoelige objecten kunnen worden gebouwd, mits:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met deze gebiedsaanduiding gereserveerde ruimte voor het industrieterrein;
- 2. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
Artikel 4 Aanvulling Op Bestaande Regels Bestemmingsplan Uitbreiding Welgelegen Ii
Een toelichting op dit artikel is te vinden in paragraaf 2.4.2 Toelichting op regels. |
In aanvulling op het bepaalde in Artikel 1 geldt het volgende:
4.1 Aanvulling artikel 12 Overige regels
- a. Aan artikel 12 Overige regels van de regels van het bestemmingsplan 'Uitbreiding Welgelegen II' wordt een lid 2 toegevoegd, luidende:
12.2 Geluidzone - industrieterrein
12.2.1 Aanduidingsomschrijving
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige objecten;
- b. Op de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' mag de geluidsbelasting vanwege de inrichting de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan;
12.2.2 Bouwregels
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:
- 1. Het is, met uitzondering van herbouw van een bestaande geluidsgevoelige functie, verboden om gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidsgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies.
12.2.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.2 in die zin dat de ingevolge de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten geluidsgevoelige objecten kunnen worden gebouwd, mits:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met deze gebiedsaanduiding gereserveerde ruimte voor het industrieterrein;
- 2. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde.
Hoofdstuk 2 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
6.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
6.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Welgelegen IV - Partiële herziening hoogspanningsstation'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel Van Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan heeft tot doel de vestiging van een transformatorstation op het bedrijventerrein Welgelegen IV bij de kern Tholen juridisch-planologisch mogelijk te maken. Het transformatorstation is voorzien op gronden in het noordoosten van het bedrijventerrein Welgelegen IV.
Stedin heeft het voornemen om op het hiervoor genoemde bedrijventerrein een transformatorstation te realiseren met, op termijn, een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van meer dan 200 MVA. Ter versterking van het elektriciteitsnet op Tholen en in de directe omgeving is de realisatie van een nieuw 150/20/10 kV-station noodzakelijk. Het bedrijventerrein Welgelegen IV is een geschikte locatie voor het transformatorstation.
Het transformatorstation is een geluidzoneringsplichtige inrichting op grond van de Wet geluidhinder. Dit omdat de transformatoren worden ondergebracht in een niet gesloten gebouw, waarbij het elektrisch vermogen meer is dan 200 MVA. De inrichting wordt voorzien van een geluidzone. Binnen de geluidzone mogen geen (nieuwe) geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd en buiten de geluidzone mag de geluidsbelasting vanwege het hoogspanningsstation niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
De geluidzone ligt ook over 2 andere bestemmingsplannen ('Buitengebied Tholen' en 'Uitbreiding - Welgelegen II'). De regeling voor de geluidzone is als aanvulling op de regels uit deze bestemmingsplannen meegenomen.
In deze plantoelichting is onderbouwd dat de voorgenomen ontwikkeling planologisch en ruimtelijk aanvaardbaar is en dat er geen milieubelemmeringen voor de beoogde ontwikkeling zijn.
Het onderhavige bestemmingsplan is een partiële herziening van het bestemmingsplan 'Welgelegen IV' waarmee enerzijds de realisatie van het transformatorstation mogelijk wordt gemaakt en waarmee anderzijds een bouwregel met betrekking tot de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gecorrigeerd.
Deze partiële herziening ziet ook op het vastleggen van de geluidzone van het transformatorstation ter plaatse van de bestemmingsplannen 'Buitengebied Tholen' en 'Uitbreiding - Welgelegen II'.
1.2 Leeswijzer
De toelichting op het bestemmingsplan heeft de volgende opzet. In hoofdstuk 2 is de behoefte aan nieuw transformatorstation onderbouwd. Vervolgens is de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Direct daaropvolgend is aangegeven op welke wijze de nieuwe situatie in voorliggend bestemmingsplan juridisch-planologisch is geregeld.
In de hoofdstukken 3 en 4 is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan vastgesteld en voorgenomen beleid van verschillende overheden en aan ruimtelijke en planologische aspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Ontwikkeling Transformatorstation Welgelegen Iv
2.1 Inleiding
De realisatie van het transformatorstation vloeit voort uit de taken die Stedin als regionaal netbeheerder voor elektriciteit in het kader de Elektriciteitswet zijn opgedragen. Als netbeheerder is Stedin verantwoordelijk voor de aanleg, het onderhoud en het beheer van het energienetwerk. Daarbij zal voldoende (reserve)capaciteit moeten worden aangehouden. Zo nodig moeten netwerken worden uitgebreid. Daarnaast heeft de onderneming een wettelijke verplichting om degenen die daarom verzoeken van een aansluiting op het elektriciteitsnet te voorzien en transport van elektriciteit uit te voeren.
De belangrijkste ontwikkeling die speelt op het gebied van energie is de transitie naar een duurzame energievoorziening. Klanten wekken steeds vaker zelf energie op, bedrijven experimenteren met nieuwe energietechnieken en er komen allerlei innovaties op de markt. Ook in Zeeland wordt in toenemende mate energie opgewekt door de aanleg van lokale zonneparken en windturbines. Dit heeft grote gevolgen voor het elektriciteitsnet. Het transport- en distributienet dient immers geschikt te zijn (of te worden gemaakt) voor een situatie waarbij er geen sprake meer is van eenrichtingsverkeer naar eindgebruikers, maar waarbij er in de omgeving energie wordt opgewekt (wind- en zonne-energie) en deze wordt ingevoerd op het elektriciteitsnet.
Daarbij komt dat de aansluitplicht van woningen op gas als gevolg van het Klimaatverdrag van Parijs en regeerakkoord van het Kabinet Rutte III (zie paragraaf 3.1.1) is komen te vervallen. Dat leidt ertoe dat eindgebruikers meer gebruik gaan maken van het elektriciteitsnet.
Uitbreiding van de elektrische infrastructuur is noodzakelijk om de ontwikkelingen in het kader van de energietransitie adequaat en tijdig te faciliteren.
2.2 Beschrijving Huidige Situatie
Het nieuw te realiseren transformatorstation wordt gerealiseerd in de noordoostelijke hoek van bedrijventerrein Welgelegen IV. Welgelegen IV is een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein ten noorden en noordwesten van het huidige bedrijventerrein binnen de gemeente Tholen. Op 7 oktober 2021 is door de raad van de gemeente Tholen het bestemmingsplan vastgesteld voor de ontwikkeling van Welgelegen IV. Welgelegen IV en daarmee ook voorliggend plangebied is via het bestaande bedrijventerrein goed bereikbaar te maken. De gronden waarop het transformatorstation wordt gerealiseerd worden eigendom van Stedin.
Figuur 2.1 Ligging plangebied
2.3 Toelichting Op De Beoogde Ontwikkeling
Uitbreiding van de elektrische infrastructuur is noodzakelijk om de ontwikkelingen in het kader van de energietransitie adequaat en tijdig te faciliteren. Zoals in paragraaf 1.1 als is vermeld, is Stedin voornemens een nieuw transformatorstation op Welgelegen IV te realiseren.
Er wordt een transformatorstation gerealiseerd met op termijn een gezamenlijk vermogen van meer dan 200 MVA. Hiermee wordt het HS-station in het kader van de Wet geluidhinder een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken en is het station zoneringsplichtig (zie ook paragraaf 4.14).
De infrastructuur van het transformatorstation bestaat uit een schakelstation en verbindende ondergrondse kabels. Het transformatorstation heeft een bovenregionale functie. De compartimenten waarbinnen de transformatoren opgesteld worden (trafocellen) betreffen geen gesloten bebouwingen. Er is sprake van een opstelling in de open lucht. De maximale hoogte van de gebouwen bedraagt 12 meter. De transformatoropstellingen in de open lucht worden maximaal 8 meter hoog met bliksempieken tot 20 meter hoog.
In figuur 2.2 is de toekomstige situatie van de planlocatie weergegeven.
Figuur 2.2 Tekening gewenste situatie
Het transformatorstation is een geluidzoneringsplichtige inrichting. Dit omdat de transformatoren worden ondergebracht in een niet gesloten gebouw, waarbij het maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen op enig moment meer is dan 200 MVA. Om te voorkomen dat er nieuwe geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd in de nabijheid van een geluidzoneringsplichtige inrichting wordt voor zo'n inrichting conform artikel 41 van de Wet geluidhinder voorzien van een geluidzone. Buiten deze geluidzone mag de geluidsbelasting vanwege het hoogspanningsstation, zoals aangegeven, niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Vanwege de zoneringssystematiek blijft de geluidbelasting bij geluidgevoelige bestemmingen buiten de zone beperkt tot ten hoogste 50 dB(A). Binnen de zone gelden de voorwaarden zoals opgenomen in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder. In figuur 2.3 is de vast te stellen geluidzone om het transformatorstation weergegeven.
Figuur 2.3 Vast te stellen geluidzone (Akoestisch onderzoek Peutz 27 juni 2022)
2.4 Toelichting Op De Partiële Herziening
In paragraaf 1.1 is vermeld dat het onderhavige bestemmingsplan een partiële herziening is van het bestemmingsplan 'Welgelegen IV' en wat betreft de geluidzone is het een partiële herziening van de bestemmingsplannen 'Buitengebied' en 'Welgelegen II'. De partiële herziening bestaat uit een verbeelding met toevoegingen op de verbeelding van het basisplan en een beperkt aantal regels.
2.4.1 Toelichting op de verbeelding
De plangrens van de verbeelding volgt de contour van de bestemming 'Bedrijventerrein' uit het bestemmingsplan 'Welgelegen IV' en de de contour van de geluidzone zoals weergegeven in figuur 2.3. Ter plaatse van de locatie waar het nieuwe transformatorstation moet komen, is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 4.2 elektriciteitsdistributiebedrijf en wgh inrichting' opgenomen. Ter plaatse van de geluidzone is de aanduiding 'geluidzone - industrie' opgenomen.
2.4.2 Toelichting op regels
De regels in deze partiële herziening zien op de volgende 3 onderwerpen:
- 1. het mogelijk maken een transformatorstation in milieucategorie 4.2;
- 2. daarmee samenhangend wordt de geluidzone van het transformatorstation vastgelegd;
- 3. correctie van een bouwregel uit het bestemmingsplan 'Welgelegen IV'.
De overige regels in deze partiële herziening vloeien rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. Voor de overige regels wordt teruggevallen op de regels van de geldende bestemmingsplannen (Welgelegen IV, Buitengebied Tholen en Uitbreiding Welgelegen II). Daarom zijn er geen 'eigen' bestemmingsartikelen opgenomen. De koppeling met de regels uit de geldende bestemmingsplan is gelegd met een Artikel 1Bestaande regels van toepassing.
Artikel 2 Aanvulling op de bestaande regels bestemmingsplan Welgelegen IV
Transformatorstation
In artikel 3 Bedrijventerrein uit het bestemmingsplan 'Welgelegen IV' is geregeld dat ter plaatse van de bestemming 'Bedrijventerrein' uitsluitend bedrijven tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn toegestaan. Het transformatorstation valt onder categorie 4.2 en is een Wet geluidhinder (Wgh)-inrichting.
Om het transformatorstation mogelijk te maken is in artikel 2 van deze partiële herziening geregeld dat aan artikel 3 Bedrijventerrein uit het bestemmingsplan 'Welgelegen IV' wordt toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 4.2 elektriciteitsdistributiebedrijf en wgh inrichting' : een elektriciteitsdistributiebedrijf van >200 MVA (als aangewezen Wgh-inrichting) in ten hoogste categorie 4.2 is toegestaan.
In artikel 2 is ook geregeld dat aan artikel 3 lid 2 Bouwregels van de regels van het bestemmingsplan 'Welgelgen IV' wordt toegevoegd dat transformatoropstellingen in de open lucht een bouwhoogte mogen hebben van maximaal 10 meter.
Correctie bouwregel
In het bestemmingsplan 'Welgelegen IV' is abusievelijk vastgelegd dat de de afstand van gebouwen en overkappingen tot de perceelsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen. Dit geldt alleen voor gebouwen en overkappingen die grenzen aan openbaar gebied, maar dat is niet als zodanig in de regels vastgelegd.
In artikel 2 van deze partiële herziening is geregeld dat aan artikel 3 lid 2 Bouwregels van de regels van het bestemmingsplan 'Welgelegen IV' aan sublid d onder 5 wordt toegevoegd dat de afstand tot de perceelsgrens die is gelegen aan de openbare weg niet minder bedraagt dan 5 meter.
Geluidzone
Het transformatorstation is een geluidzoneringsplichtige inrichting. Op grond van artikel 41 Wgh moet deze inrichting worden voorzien van een geluidzone.
In artikel 2 van deze partiële herziening is geregeld dat aan artikel 14 Overige regels van de regels van het bestemmingsplan 'Welgelegen IV' een lid 4 wordt toegevoegd waarin is geregeld dat ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' de gronden mede zijn aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige objecten en dat de geluidsbelasting op de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrieterrein' vanwege de inrichting de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
Er is voor gekozen om deze regeling aan de Overige regels van het bestemmingsplan 'Welgelgen IV' toe te voegen, omdat er in dit bestemmingsplan geen apart artikel is opgenomen met aanduidingsregels en omdat er met een partiële herziening geen artikelen tussen de bestaande artikelen kunnen worden toegevoegd.
Artikel 3 Aanvulling op bestaande regels bestemmingsplan Buitengebied Tholen
In artikel 3 van deze partiële herziening is geregeld dat aan artikel 37 Algemene aanduidingsregels van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Tholen' een lid 7 wordt toegevoegd waarin de regeling met betrekking tot de geluidzone is opgenomen.
Artikel 4 Aanvulling op bestaande regels bestemmingsplan Uitbreiding Welgelegen II
In artikel 4 van deze partiële herziening is geregeld dat aan artikel 12 Overige regels van de regels van het bestemmingsplan 'Uitbreiding Welgelegen II' een lid 2 wordt toegevoegd waarin de regeling met betrekking tot de geluidzone is opgenomen.
Hoofdstuk 3 Toetsing Aan Beleid En Visies
3.1 Inleiding
Op diverse bestuurlijke niveaus zijn beleidsuitspraken geformuleerd die relevant zijn voor de ontwikkeling. In dit hoofdstuk zijn deze kort beschreven en getoetst.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
- 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
- 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
- 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
- 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Op land schiet de hoofdinfrastructuur voor transport en opslag van duurzame energie in gebieden soms nu al tekort. Naar 2050 toe neemt het aandeel duurzame energie alleen maar toe. Dan zijn veel meer aanpassingen aan de infrastructuur voor energie nodig. Ook de opgave voor ruimte voor de bronnen van duurzame energie zelf is groot.
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
- 1. De Omgevingsagenda.
Voor landsdeel Zuidwest is een omgevingsagenda opgesteld, waar Zeeland onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio. - 2. De NOVI-gebieden.
Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.
Conclusie
Door de uitbreiding van het transformatorstation wordt aangesloten bij opgave 1 'ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie'. Met de bouw van het transformatorstation wordt meer ruimte gemaakt voor transport en distributie van energie. De energie-infrastructuur in Zeeland wordt verbeterd.
3.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) van 2012 zet het Rijk de nationale belangen in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein uiteen en wordt vermeld welke instrumenten hiervoor worden ingezet. Er wordt gestreefd naar een Nederland dat concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Het Rijk stelt op het gebied van energie dat voor de opwekking en het transport van energie voldoende ruimte gereserveerd moet worden.
Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen, waarvoor zij verantwoordelijk is. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. In de SVIR wordt ten aanzien van energieontwikkelingen en transitie aangegeven dat een toekomstbestendige energievoorziening van vitaal belang is voor de Nederlandse economie. Daarin speelt leveringszekerheid van energie (gas, elektriciteit) een cruciale rol.
De komende decennia groeit de vraag naar elektriciteit in Nederland nog gestaag (uitgaande van Global Economy-scenario). Het opvangen van deze groei en het handhaven van het huidige hoge niveau van leveringszekerheid, vraagt om uitbreiding van het productievermogen en de energienetwerken.
Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Eén van deze hoofddoelen is relevant voor voorliggend bestemmingsplan. Het betreft het versterken van de ruimtelijkeconomische structuur van Nederland. Subdoelen daarbij zijn onder andere het efficiënt gebruik van de ondergrond en ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
3.2.3 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening
Het beleid dat in de SVIR is geformuleerd, is in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (hierna: Barro) vastgelegd in regelgeving. In het Barro zijn nationale belangen vastgelegd waar provincies en gemeenten rekening mee moeten houden als zij inpassingsplannen en bestemmingsplannen opstellen. De elektriciteitsvoorziening is aangemerkt als een nationaal belang.
Voor hoogspanningsverbindingen, waaronder ook de schakel- en transformatorstations vallen, zijn de volgende regels opgenomen in het Barro:
- Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een hoogspanningsverbinding bevat het tracé van die hoogspanningsverbinding en laat het gebruik als hoogspanningsverbinding toe.
- Een bestemmingsplan wijst geen ander tracé van de hoogspanningsverbinding aan.
- In afwijking van het tweede punt kan, na schriftelijk advies van de beheerder van het hoogspanningsnet, een ander tracé voor de hoogspanningsverbinding worden aangewezen, mits de hoogspanningsverbinding als zodanig in het bestemmingsplan wordt gehandhaafd, het bestemmingsplan het gebruik van dat gewijzigde tracé als hoogspanningsverbinding toelaat en het tracé aansluit op het tracé van de hoogspanningsverbinding in de naastliggende bestemmingsplannen.
De beoogde ontwikkeling in het plangebied heeft geen effect op één van de bovenstaande nationale belangen. Het voorliggende bestemmingsplan is niet in strijd met de regels van het Barro.
3.2.4 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Deze regeling houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het ruimtelijk plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een nieuwe regeling voor een transformatorstation. Het transformatorstation betreft (volgens de uitspraak van 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1123 (Hollands Kroon)) geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Er hoeft dan ook niet te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Inleiding
Het Omgevingsplan Zeeland 2018 (hierna OP2018) bevat de hoofdlijnen uit alle provinciale beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving. Het gaat over economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het OP2018 is gebaseerd op de geldende wet- en regelgeving. Het is het wettelijke provinciale beleidsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening, Wet Milieubeheer, Waterwet en Planwet verkeer en vervoer. Daarnaast houdt het OP2018 rekening met de Omgevingswet die die in voorbereiding is.
Bij de vaststelling van het OP2018 is besloten een select aantal provinciale belangen (onderdelen uit het Omgevingsplan) te regelen in een verordening. Het betreft een aantal concreet geformuleerde provinciale beleidsdoelen waarvoor, met het oog op het gewicht dat vanuit het provinciaal belang daaraan wordt toegekend en met het oog op een goede ruimtelijke ordening, regeling bij verordening noodzakelijk wordt geacht Met het vaststellen van het OP2018 is daarom ook de provinciale omgevingsverordening geactualiseerd. In de Omgevingsverordening Zeeland 2018 (hierna: Omgevingsverordening) is waar mogelijk, rekening gehouden met de Omgevingswet. Gemeenten dienen bij het nemen van ruimtelijke besluiten (zoals een bestemmingsplan) de bepalingen uit de Omgevingsverordening in acht te nemen.
3.3.2 Omgevingsplan Zeeland 2018
Inzet van beleid
De kern van het OP2018 zijn 4 grote integrale strategische toekomstgerichte opgaven die nationaal en provinciaal centraal staan:
- duurzame en concurrerende economie;
- klimaatbestendige en -neutrale samenleving;
- waardevolle leefomgeving;
- toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfomgeving.
Het OP2018 beoogt naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven ook een eerste aanzet voor te geven voor de lange termijn (2040) strategische doelen. Daarbij richt het zich op de volgende provinciale kerntaken:
- duurzame ruimtelijke ontwikkeling & waterbeheer;
- milieu, energie & klimaat;
- vitaal platteland, natuurbeheer & ontwikkeling natuurgebieden;
- regionale bereikbaarheid & regionaal openbaar vervoer;
- regionale economie;
- culturele infrastructuur & monumentenzorg.
Toetsing
Het omgevingsplan heeft geen concreet beleid geformuleerd dat relevant is voor toetsing van de beoogde ontwikkeling. Wel sluit de aanpassing van het HS-station aan op de ambitie van de provincie voor het opwekken van duurzame energie met wind, zon, water en biomassa om daarmee in de eigen elektriciteitsbehoefte van Zeeland te kunnen voorzien (van 4 naar 10 PJ, dus 2,5x de huidige productie) en een evenredige bijdrage te leveren aan de landelijke doelstellingen. De provincie stelt daarvoor op hoofdlijnen kaderstellende beleidsruimte voor wind, zon en waterprojecten, maar laat maatwerk over aan de gemeenten.
3.3.3 Zeeuws Energieakkoord
Op dit moment wordt in Zeeland al 50% van de stroom met de wind en de zon geproduceerd. Zonne-energie heeft na wind het grootste potentieel qua duurzame energie op de lange termijn. De afgelopen jaren is het geïnstalleerde vermogen aan zonne-energie op daken flink toegenomen. Op land is het nog een relatief nieuw fenomeen.
Onder de naam Zeeuws Energieakkoord werken partijen samen aan een energieneutraal Zeeland. Zij benutten kansen voor Zeeland en voeren het landelijk Klimaatakkoord uit. De zogenoemde 'sectortafels' spelen een hoofdrol in de totstandkoming ervan. Zij werken de thema’s uit. Het plan, de Regionale Energiestrategie voor Zeeland is in oktober 2020 door alle Zeeuwse overheden vastgesteld. De tafel 'Elektriciteit' heeft als opgave om maximale ontwikkeling van duurzame energie in Zeeland te faciliteren, knelpunten en aanpassingen in het elektriciteitsnet in beeld te brengen en na te denken over de broodnodige flexibiliteit in het energiesysteem van de toekomst.
Het HS-station ligt strategisch in de Kanaalzone voor aansluiting op het landelijk hoogspanningsnet. Om de ontwikkeling van duurzame energie in de Kanaalzone te faciliteren zijn aanpassingen in het elektriciteitsnet en in het transformatorvermogen nodig.
3.3.4 Provinciale Omgevingsverordening 2018
In de omgevingsverordening worden regels gesteld met betrekking tot ruimte, milieu, water, wegen en vaarwegen, natuur, distelbeheer, landschapsbescherming en ontgrondingen.
De regels die betrekking hebben op het aspect ruimte, hebben voor een belangrijk deel betrekking op het buitengebied. Er zijn regels die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied, zoals molenbiotoop en erfgoed. Een beperkt aantal regels heeft vooral betrekking op stedelijke functies, namelijk bedrijven en detailhandelsvoorzieningen en wonen.
Voor wat betreft dit plan zijn de regels uit de omgevingsverordening niet direct van toepassing op voorliggende ontwikkeling. De verordening stelt regels met betrekking tot de ontwikkeling van wind- en zonne-energie. Daarvoor worden mogelijkheden geboden. Dat heeft direct gevolgen voor de transformatorvermogens die nodig zijn op de verschillende hoogspanningsstations.
3.4 Gemeentelijk Beleid En Visie
De gemeente Tholen heeft duurzaamheid hoog in het vaandel. Met de vaststelling van de beleidsnotitie Durf Duurzaam te Doen! in januari 2014 is het eerste kader voor duurzaamheid weggezet. In juni 2021 heeft de gemeenteraad een door henzelf opgestelde visie op de energiebalans vastgesteld. Hierin is opgenomen welke bijdrage de gemeente Tholen gaat leveren aan de realisering van de CO2-doelstellingen en hoe zij dat wil doen.
Voor het formuleren van nieuw beleid is door de gemeenteraad de kopgroep energiebalans ingesteld. Deze werkgroep heeft gewerkt aan een visie op de energiebalans. Uitgangspunt vormde de motie dat in 2025 tenminste 25% van de energievraag in de gemeente Tholen duurzaam moet worden opgewekt. Deze is in 2017 én 2019 aangenomen bij de kadernotitie duurzame energiebronnen (wind en zon). Daarnaast zijn het Klimaatakkoord en de RES Zeeland 1.0 “Parijs op zijn Zeeuws” de basis.
De kopgroep heeft bepaald dat de gemeente Tholen nog zo’n 2.000 TJ tot 2025 via opwek én besparing van energie moet realiseren om aan haar eigen doelstelling te voldoen. Op dit moment wordt van de opgave ongeveer 18,5% gerealiseerd. De visie geeft antwoord op de vraag via welke route de gemeente Tholen ten minste 25% van de energievraag gaat realiseren.
De energie komt uit energiebronnen die niet opraken, zoals zon, wind, water, biomassa en aardwarmte. Om deze vormen van energie te kunnen benutten zal fors moeten worden geïnvesteerd in het elektriciteitsnetwerk, zoals de realisatie van het transformatorstation op Welgelegen IV.
Hoofdstuk 4 Toetsing Aan Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan diverse sectorale aspecten namelijk:
- Verkeer;
- Watertoets
- Bodem;
- Archeologie en Cultuurhistorie;
- Ecologie;
- Bedrijven en milieuzonering en Milieuhinder agrarische bedrijven,
- Externe veiligheid,
- Kabels en leidingen,
- Wegverkeerslawaai en Industrielawaai; en
- Luchtkwaliteit;
- Klimaat
Afgesloten wordt met een paragraaf over de toetsing aan het Besluit milieueffectrapportage.
4.2 Verkeer
Verkeer
Het transformatorstation is een onbemand station. Maandelijks zullen er voor de benodigde inspecties beheerders een bezoek brengen aan het station. Verder zal er, indien noodzakelijk, op termijn toestand-afhankelijk onderhoud plaatsvinden.
Voor het gehele bedrijventerrein Welgelegen IV, waar dit transformatorstation onderdeel van uit maakt, geldt dat de verkeersafwikkeling naar het hoofdwegennet (N656) plaatsvindt via de centrale ontsluitingsas van het bedrijventerrein (Welgelegen). In bestemmingsplan Welgelegen IV is reeds onderbouwd dat de betreffende weg over voldoende capaciteit beschikt om het verkeer van Welgelegen IV op een goede manier te kunnen verwerken. Ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden (bedrijventerrein met bedrijven tot en met categorie 4.1) is er geen toename aan verkeersbewegingen te verwachten.
Parkeren
Op het terrein zal voorzien worden in voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van beheer en onderhoud. Hiermee wordt de parkeerbehoefte van de beoogde activiteit op eigen terrein opgevangen.
Conclusie
Het plangebied is goed bereikbaar. De verkeersbewegingen veroorzaakt door onderhoud en beheer kunnen zonder knelpunten worden afgewikkeld over het omliggend wegennet. Parkeren gebeurt op het terrein van de inrichting. Het aspect verkeer en parkeren staat de bedrijfsvoering op dit perceel niet in de weg.
4.3 Landschap
Het plangebied grenst aan de noord- en oostzijde aan het open buitengebied. Aan deze zijde is aandacht nodig voor landschappelijke inpassing. Rond het beoogde bedrijventerrein ligt een zone waar dit kan worden gerealiseerd.
Zoals reeds in bestemmingsplan Welgelegen IV is vastgelegd wordt in verband met de grote bouwhoogten (maximaal 12) langs de buitenrand van het bedrijventerrein een afschermende groengordel aangelegd. Om de landschappelijke effecten te verzachten, zullen gebouwen met een aangepaste kleurstelling worden gebouwd waardoor de gebouwen minder opvallen. Ook wordt de lichtuitstraling naar de omgeving zo veel als mogelijk te voorkomen.
4.4 Watertoets
4.4.1 Beleid en normstelling
Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.
4.4.2 Toetsing/onderzoek
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Belangrijke aspecten met betrekking tot de waterhuishouding zijn de volgende.
- Het regenwater wordt gescheiden afgevoerd op het oppervlaktewater.
- Het vuilwater kan met een nieuw vuilwaterriool worden aangesloten op het vuilwaterstelsel van het bestaande bedrijventerrein Welgelegen.
Het waterschap heeft verzocht om een specifieke gebruiksregel in het bestemmingsplan Welgelegen IV op te nemen waarmee de daadwerkelijke ontwikkeling van de bestemmingen slechts mogelijk is, indien een waterberging wordt aangelegd, beheerd en instandgehouden met een omvang, die voldoet aan 75 liter per m2 verhard oppervlak. Met een dergelijke regeling kan worden geborgd dat voldoende compensatie (waterberging) wordt aangelegd. Deze regeling is in voorliggend bestemmingsplan overgenomen. Het waterschap en de gemeente zullen op het moment dat de ontwikkeling van het gehele bedrijventerrein Welgelegen IV concreet wordt, bekijken hoe de compensatie wordt uitgevoerd.
4.4.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van water. Het aspect water staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg. De vaststelling van voorliggend bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem in het plangebied.
4.5 Bodem
4.5.1 Beleid en normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
4.5.2 Toetsing
De gewenste bestemming transformatorstation is geen gevoelige bestemming waarvoor een bodemonderzoek vereist is. Aanvullend is van belang dat de Wet bodembescherming stelt dat niet gebouwd mag worden op sterk verontreinigde grond. Door ABO Milieuconsult is een onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat de de eindsituatie binnen het plangebied voldoende is vastgelegd en dat is aangetoond dat de opslag van grond en baggerspecie niet heeft geleid tot een verslechtering van de bodemkwaliteit. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de bouw van het transformatorstation. nader onderzoek is niet nodig. Het rapport is opgenomen in Bijlage 1.
4.5.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
4.6 Archeologie
4.6.1 Beleid en normstelling
Om te voorkomen dat archeologische informatie ongezien verloren gaat, is het noodzakelijk dat gemeenten in het ruimtelijk beleid waarborgen inbouwen voor de omgang met dit bodemarchief. Dit is een uitvloeisel van het Verdrag van Malta dat in 1992 door Nederland werd ondertekend en in 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) is geïmplementeerd in de Nederlandse Monumentenwet. Gecombineerd met de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden, is behoud en beheer van het bodemarchief daarmee integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. De uitvoering van de Monumentenwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is daarmee een primair gemeentelijke opgave geworden.
De gemeente Tholen heeft eigen archeologiebeleid vastgelegd in de Nota Archeologiebeleid (vastgesteld 28 juni 2012). In het archeologiebeleid zijn verwachtingskaarten gemaakt voor het gehele grondgebied van de gemeente. Hierin worden 4 verschillende archeologische niveaus (4 lagen: laag 1 Walcheren, laag 2 Hollandveen, laag 3 Wormer en laag 4 Pleistoceen) onderscheiden. Er zijn diepte- en oppervlaktematen bepaald voor de verplichting van archeologisch onderzoek bij bodemverstorende activiteiten. Indien de dieptemaat van 40 cm wel wordt overschreden, dan wordt de oppervlaktemaat relevant.
4.6.2 Toetsing
In het kader van bestemmingsplan Welgelegen IV is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het rapport is opgenomen in Bijlage 2. Voor een aantal locaties is een beschermende regeling nodig omdat er geen onderzoek is uitgevoerd of omdat de locaties verdacht zijn. Voor voorliggende planlocatie geldt dat dit een locatie betreft van de gronddepots. Voor de locatie van de gronddepots geldt dat de delen die niet onderzocht konden worden nog onderzocht dienen te worden middels een verkennend booronderzoek. De beschermende regeling uit het bestemmingsplan Welgelegen IV voor archeologie is daarom voor deze gronden overgenomen.
4.6.3 Conclusie
Voor een deel van het plangebied is, in lijn met bestemmingsplan Welgelegen IV, een dubbelbestemming Archeologie opgenomen. Hieraan is als regel verbonden dat bij een verstoring van respectievelijk 500 m2 en een diepte van 0,4 meter of meer beneden het maaiveld (1,45 meter -NAP of dieper) aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
4.7 Cultuurhistorie
4.7.1 Beleid en normstelling
Wet modernisering monumentenzorg
De Wet modernisering monumentenzorg heeft onder andere tot doel dat cultuurhistorische waarden in een vroegtijdig stadium in een ruimtelijk plan worden betrokken. In de toelichting van een ruimtelijk plan dient een beschrijving opgenomen te worden van de in het plangebied voorkomende cultuurhistorische waarden. Indien het gemeentebestuur dat wenselijk acht, kan ervoor gekozen worden om de aanwezige cultuurhistorische waarden te beschermen in een eventuele regeling (indien er een bestemmingsplan opgesteld wordt).
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) staat expliciet dat niet alleen archeologie maar ook 'in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden' moeten worden betrokken bij de belangenafweging en hierover verantwoording moet worden afgelegd in de plantoelichting.
4.7.2 Toetsing
Het gebied bestaat uit agrarische percelen met langs de Groeneweg bedrijfsgebouwen van een voormalige varkenshouderij. De bebouwing is niet cultuurhistorische waardevol. De aanwezige kavelrichting blijft bovendien behouden.
Voorliggend plan betreft de wijziging van gebruik van een deel van het bedrijventerrein Welgelegen IV ten behoeve van nutsvoorzieningen waarbij elektriciteitsdistributiebedrijven van >200 MVA (als aangewezen Wgh-inrichting) worden toegestaan. Deze functiewijziging heeft geen invloed op de cultuurhistorie van het gebied.
4.7.3 Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein.
4.8 Ecologie
4.8.1 Beleid en normstelling
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
4.8.2 Toetsing
Gebiedsbescherming
NatuurNetwerk Nederland (NNN)
Het plangebied ligt niet in of nabij het NNN. Effecten als areaalverlies en versnippering kunnen daarom worden uitgesloten. Gezien de afstanden van het te realiseren transformatorstation tot de deze gebieden, zijn ook verandering van waterhuishouding en verstoring uit te sluiten.
Stikstofdepositie
In verschillende Natura 2000 gebieden door heel Nederland zijn stikstofgevoelige habitattypen aanwezig en leefgebieden aangewezen voor soorten die stikstofgevoelig zijn. In de nabijheid van Tholen zijn vooral de Brabantse wal, Krammer-Volkerak en Oosterschelde van belang.
Voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Welgelegen IV is beoordeeld wat de effecten zijn op de gebieden. Uit de berekening blijkt dat er sprake is van een afname van stikstofdepositie op een groot aantal Natura 2000 gebieden. De uitbreiding met Welgelegen IV leidt niet tot aantasting van Natura 2000 gebieden.
Voorliggend plan betreft de wijziging van gebruik van een deel van het bedrijventerrein Welgelegen IV ten behoeve van nutsvoorzieningen waarbij elektriciteitsdistributiebedrijven van >200 MVA (als aangewezen Wgh-inrichting) worden toegestaan. Ten gevolge van de functiewijziging is geen sprake van een verkeerstoename. Het voorliggend plan zorgt in de gebruiksfase niet voor toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Voor de aanlegfase is een berekening uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 3. Ook vanwege de aanlegfase is geen sprake van een toename van stikstofdepositie.
Soortenbescherming
Voor het bestemmingsplan Welgelegen IV is een ecologische voortoets uitgevoerd. Uit het onderzoek naar het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten is gebleken dat de ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten. Voorliggend plan betreft slechts de wijziging van gebruik van een deel van het bedrijventerrein Welgelegen IV ten behoeve van nutsvoorzieningen waarbij elektriciteitsdistributiebedrijven van >200 MVA (als aangewezen Wgh-inrichting) worden toegestaan. De wijziging valt binnen hetzelfde gebied als waarvoor de voortoets is uitgevoerd. Ten gevolge van deze functiewijziging kunnen tevens negatieve effecten worden uitgesloten. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
4.8.3 Conclusie
De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Zeeland vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van het transformatorstation op bedrijventerrein Welgelegen IV en dus voor de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan. De ontwikkeling leidt niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten. Wel geldt er een algemene zorgplicht en een voorzorgprincipe.
Er is sprake van een uitvoerbaar initiatief in het kader van de Wet natuurbescherming.
4.9 Bedrijven En Milieuzonering
4.9.1 Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de ontwikkeling van een bedrijventerrein nabij milieugevoelige functies (zoals woningen) of visa versa:
- een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- bedrijven/inrichtingen niet te veel in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering te borgen, wordt in dit plan milieuzonering toegepast. Daarmee wordt de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vastgelegd. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een dergelijke staat is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' ('standaard SvB') zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009), op de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen. In de VNG-publicatie is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
4.9.2 Toetsing/onderzoek
Alle activiteiten van de intensieve veehouderij aan de Groeneweg 9 zijn beëindigd. Er hoeft dus in deze paragraaf geen rekening gehouden te worden met de aanwezige (bedrijfs-)woning.
Op Welgelegen IV wordt niet voorzien in nieuwe milieugevoelige functies, zoals bedrijfswoningen. Dat betekent dat moet worden gekeken naar milieugevoelige functies in de omgeving. Op de naastgelegen bedrijventerreinen Welgelegen II en Welgelegen III zijn geen bedrijfswoningen toegestaan. De dichtstbijzijnde woning bevindt zich op circa 130 meter (bedrijfswoningen Energieweg), op een afstand van ten minste 200 meter (agrarische bedrijfswoning Oud Vossemeersdijk 4) tot meer dan 500 meter (agrarische bedrijfswoning Nieuwlandsedijk 3). Daarnaast bevinden zich woningen in de dorpskern van Tholen (aan de Koningin Julianastraat). De kleinste afstand van het te realiseren bedrijventerrein tot deze woningen bedraagt circa 480.
Voorliggend plan maakt de realisatie van een transformatorstation mogelijk van >200 MVA (als aangewezen Wgh-inrichting). Volgens de VNG-richtlijn geldt voor een elektriciteitsdistributiebedrijf, met transformatorvermogen van 200 tot 1.000 MVA (categorie 4.2), een maximale richtafstand (= grootste aan te houden afstand) van 300 meter in een rustige woonwijk. De grootste aan te houden afstand wordt bepaald door het aspect geluid. Vanuit andere aspecten (gevaar, geur, stof) is de grootste aan te houden afstand 50 meter.
Binnen een straal van 50 meter bevinden zich geen gevoelige objecten. Het aspect bedrijf en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan in kader van gevaar, geur en stof.
Binnen een straal van 300 meter bevinden zich wel gevoelige objecten. Voor geluid is nader onderzoek uitgevoerd. Het terrein rondom het transformatorstation wordt gezoneerd in het kader van de Wgh. De resultaten van het akoestisch onderzoek dienen als basis voor de vast te stellen zonegrens. Met de zonering is de contour van de 50 dB(A) etmaalwaarde vastgelegd. Op de zonegrens mag de geluidbelasting van de gezoneerde inrichting nooit meer bedragen dan 50 dB(A) etmaalwaarde. In paragraaf 4.14 wordt hier nader op ingegaan. De zonegrens ligt op ruime afstand van de gevoelige objecten. Het aspect bedrijf en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan in kader van geluid.
4.9.3 Conclusie
In dit bestemmingsplan is zorggedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van bestaande woningen. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.10 Milieuhinder Agrarische Bedrijven
In de omgeving van het nieuwe bedrijventerrein bevinden zich meerdere agrarische bedrijven. Op een afstand van ten minste 200 en 500 meter zijn grondgebonden agrarische bedrijven aanwezig (Oud Vossemeersdijk 4 en Nieuwlandsedijk 3) en direct naast het plangebied een intensieve veehouderij (Groeneweg 9). De afstand van de grondgebonden bedrijven is dusdanig groot dat er geen onderlinge beïnvloeding is. De intensieve veehouderij en de aangrenzende gronden zijn door de gemeente aangekocht en het gebruik is in 2020 beëindigd. In de directe omgeving zijn verder geen veehouderijen aanwezig. Het aspect geurhinder een veehouderij staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
4.11 Externe Veiligheid
4.11.1 Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
4.11.2 Toetsing/onderzoek
Risicovolle inrichtingen
In dit bestemmingsplan worden risicovolle inrichtingen niet rechtstreeks mogelijk gemaakt. Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de huidige situatie vlakbij het plangebied een risicovolle inrichting aanwezig is. Het gaat hierbij om de eerdere genoemde intensieve veehouderij aan de Groeneweg die door de gemeente is aangekocht mede met het oog op de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein. Hier vindt opslag van propaan plaats in een bovengrondse tank van 13.000 liter. Volgens de risicokaart is de PR 10-6 risicocontour 23 m. De effectafstand van de inrichting is 390 m. De propaantank is op de noordelijke punt van het perceel gelegen. Het plangebied ligt buiten de effectafstand. Daarnaast is het aspect externe veiligheid vanwege deze inrichting niet van belang omdat de intensieve veehouderij is beëindigd en de gemeente de vergunning ook zal intrekken.
Op korte afstand van het plangebied, namelijk aan de Marconiweg 3 in het bestemmingsplan Welgelegen III, is het bedrijf DSV Solutions aanwezig. Bij dit logistieke bedrijf vindt binnenopslag van meer dan 10 ton verpakte gevaarlijke stoffen plaats. Het gaat om gassen, brandbare vloeistoffen, bijtende stoffen en diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen. De inrichting onder de reikwijdte van het Bevi. Het maatgevende scenario omvat het vrijkomen van giftige stoffen in de vorm van toxische verbrandingsproducten in geval van brand. Voor de inrichting is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld. Daaruit blijkt dat rondom de bedrijfsontwikkelingen waar de opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt een vaste afstand van 35 meter voor de plaatsgebonden risicocontour 10-6 mag worden gehanteerd (zie zwarte streeplijn in figuur 4.4.). Deze contour ligt deels over het plangebied van Welgelegen IV. De contour reikt echter niet tot aan voorliggend plangebied.
De afstand tot de grens van het invloedsgebied bedraagt ruim 1.300 m. Uit de QRA blijkt dat de hoogte van het groepsrisico ten gevolge van deze inrichting maximaal 0,2 maal de oriëntatiewaarde is. Daarbij is rekening gehouden met de ontwikkeling van Welgelegen IV. Uitgegaan is van een gemiddelde populatiedichtheid van 40 personen per hectare. In de QRA is opgemerkt dat de berekende situatie een 'ergste scenario' is die in de praktijk niet toegestaan c.q. mogelijk is.
Figuur 4.2 Fragment risicokaart Zeeland met risicocontouren LPG-installatie intensieve veehouderij
Het plangebied ligt ook binnen het invloedsgebied van het bedrijf SABIC Innovatieve Plastics BV te Bergen op Zoom, eveneens een Bevi-inrichting. Uit de voor het bedrijf opgestelde kwantitatieve risico analyse (QRA) blijkt dat de hoogte van het groepsrisico ten gevolge van deze inrichting maximaal 0,002 maal de oriëntatiewaarde betreft. Het bedrijventerein Welgelegen IV ligt aan de buitenste rand van het invloedsgebied.
Op 7 oktober 2021 heeft de raad van de gemeente Tholen het bestemmingsplan Welgelegen IV vastgesteld. Omdat het gehele plangebied van Welgelegen IV binnen het invloedsgebieden van de bedrijven DSV Solutions en SABIC Innovatieve Plastics BV ligt, is bij dat bestemmingsplan een beknopte verantwoording opgesteld waarbij is ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid. Uit de verantwoording van het groepsrisico blijkt dat het plangebied goed te bereiken is en er goede vluchtroutes zijn. De bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten is goed.
Voorliggend bestemmingsplan betreft de wijziging van gebruik van een deel van het bedrijventerrein Welgelegen IV ten behoeve van nutsvoorzieningen, niet zijnde bevi-inrichtingen, waarbij elektriciteitsdistributiebedrijven van >200 MVA (als aangewezen Wgh-inrichting) worden toegestaan. Het transformatorstation is een onbemand station. Maandelijks zullen er voor de benodigde inspecties beheerders een bezoek brengen aan het station. Verder zal er, indien noodzakelijk, op termijn toestand-afhankelijk onderhoud plaatsvinden.
Met deze wijziging is er geen sprake van een toename van het aantal aanwezige personen ten opzichte van de eerder gemaakte beoordeling in kader van bestemmingsplan Welgelegen IV.
Een nieuwe verantwoording voor deze wijziging waarbij wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid is niet noodzakelijk.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Ten zuiden van het plangebied ligt een hoofdtransport aardgasleiding. Het gaat hierbij om de leiding Z-525-02. De leiding heeft een effectafstand van 70 m. Hiervoor is eerder een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld om de exacte hoogte van het groepsrisico te berekenen. Uit de QRA blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet buiten de leiding ligt. Het groepsrisico neemt niet toe ten gevolge van de ontwikkeling, dit heeft te maken met de hogere personendichtheid elders in Tholen. Vanwege de ligging buiten het invloedsgebied is een verantwoording niet nodig.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
In de omgeving van het plangebied zijn geen wegen aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer gevaarlijke stoffen. Hoewel over de wegen in en rond het plangebied gevaarlijke stoffen kunnen worden vervoerd, zijn deze niet opgenomen in het Basisnet weg of de risicokaart. Voor de N286 is door de provincie Noord-Brabant een telling van het vervoer gevaarlijke stoffen uitgevoerd. Uit deze tellingen blijkt dat in de getelde periode van 12 uur alleen brandbare vloeistoffen over de weg werden vervoerd. Dit betreffen omgerekend 195 tankwagens LF1 en 195 tankwagens LF2. Gezien de aanwezigheid van 2 LPG tankstations in Tholen, zal ten minste ook LPG (GF3) vervoerd worden over de N286.
Op basis van de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) van Rijkswaterstaat (2011) kan de conclusie getrokken worden dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. De afstand van het plangebied tot de provinciale wegen is meer dan 200 m. De aanwezigheid van de wegen vormen dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Omdat het plangebied buiten het invloedsgebied ligt, is geen verantwoording nodig.
Overig vervoer van gevaarlijke stoffen
In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor of het water.
4.11.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.12 Kabels En Leidingen
4.12.1 Afwegingskader
Het relevante toetsingskader ten aanzien van planologisch relevante kabels en leidingen is:
- Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen;
- de Wet ruimtelijke ordening (criterium 'goede ruimtelijke ordening)
- het provinciaal Omgevingsplan Zeeland (herzien 2016)
- Advies van het Ministerie van Infrastructuur en milieu met betrekking tot hoogspanningslijnen.
Planologisch relevantie
Planologisch relevante kabels en leidingen dienen in het bestemmingsplan te worden geregeld (lees: te worden beschermd). Deze zijn namelijk van groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang. Deze kabels en leidingen hebben een relatief grote invloed op het gebruik van gronden in de directe omgeving of dienen te worden beschermd tegen invloeden van buitenaf. In ieder geval zijn buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen die vallen onder het Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen planologisch relevant. Deze leidingen hebben externe veiligheidscontouren.
De volgende buisleidingen vallen onder de reikwijdte van het Bevb/Revb:
- a. aardgas met een uitwendige diameter van 50 mm of meer en een druk van 1.600 kPA of meer;
- b. aardolieproducten met een uitwendige diameter van 70 mm of meer en een druk van 1.600 kPA of meer (aardolie, aardgasolie, vloeibare aardolieproducten, en derivaten);
- c. brandbare stoffen met een uitwendige diameter van 70 mm of meer of een binnendiameter van 50 mm of meer en een druk van 1.600 kPa of meer;
- d. vergiftige stoffen, (stoffen die zijn geclassificeerd als acuut toxisch) en;
- e. specifieke stoffen met een uitwendige diameter van 70 mm of meer of een binnendiameter van 50 mm of meer en een druk van 1.600 kPa of meer (kooldioxide, zuurstof en stikstof).
Het Bevb is niet van toepassing op:
- Leidingen op het continentaal plat of in de territoriale zee. Voor buisleidingen in de mijnbouw geldt een aparte regeling (zie artikel 3 van de Revb).
- Gasleidingen (<1600 kPa) die deel uitmaken van het gasdistributienet.
- Andere mogelijk planologisch relevante buisleidingen zoals elektriciteits-, afvalwater- en rioolwaterleidingen (zie verder in dit document)
- Leidingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen die deel uitmaken van een inrichting,
Voor deze leidingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden aangegeven als deze op het terrein van een inrichting liggen maar geen deel uitmaken van die betreffende inrichting, In het Bevb is voorts bepaald dat het hart van de leiding alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook op de verbeelding moeten worden aangegeven.
Naast buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zijn er nog andere buisleidingen die planologisch relevant worden geacht. Het gaat om leidingen met een (boven)regionale transportfunctie of leidingen die op een andere manier risico's met zich meebrengen voor mens of de leefomgeving wanneer deze leidingen beschadigd raken.
Een voorbeeld hiervan zijn sommige rioolleidingen richting zuiveringsinstallaties. Wanneer de werking van een dergelijke riolering door een beschadiging langdurig verstoord wordt, kan dit grote gezondheidsproblemen in een groot gebied veroorzaken.
Ook afvalwaterpersleidingen met bepaalde diameter, buisleidingen tussen internetdistributiepunten/dataopslagcentra verdienen nadrukkelijk de aandacht. Voor zover er geen wettelijke verplichting is om al dit soort buisleidingen in een bestemmingsplan op te nemen, is de vraag relevant of het maatschappelijk belang van een buisleiding bescherming vanuit een bestemmingsplan wenselijk is. Afstemming met de leidingexploitant kan hieromtrent duidelijkheid geven. De netwerkconfiguratie is hierbij van belang.
Er is voor deze leidingen geen sprake van externe veiligheidscontouren. De leidingen vallen niet onder het Bevb. Wel krijgt een dergelijke leiding ter bescherming van de leiding en om beheer en onderhoud niet onmogelijk te maken, een dubbelstemming ter grootte van de belemmeringenstrook of zakelijk rechtstrook (aan weerzijden van de leiding).
Welke leidingen planologisch relevant zijn en worden opgenomen in het bestemmingsplan is aan het bevoegd gezag. Het bepalen van de planologische relevantie van een leiding is niet altijd eenvoudig. De planologische relevantie is vooral gelegen in de omvang van het verzorgingsgebied en de maatschappelijke schade of ontwrichting die het uitvallen van een leiding tot gevolg heeft.
De provincie Zeeland heeft in het Omgevingsplan Zeeland 2018 beleid opgenomen ten aanzien van hoofdtransportleidingen. Uitgegaan wordt van bundelen van (hoofd-transport)leidingen in een strook gebaseerd op het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Er is niet aangegeven wat hoofdtransportleidingen zijn.
Ook is van belang , is dat ondergrondse buis- en leidingstelsels, met uitzondering van een buisleiding als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid buisleidingen, vergunningsvrij kunnen worden aangelegd.
Grondroeringsregeling (WION)
In principe zijn leidingen ook beschermd tegen schade door graafwerkzaamheden vanwege de meldingsplichtig op basis Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION). De WION verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke 'mechanische grondroering' bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.
Hoogspanningsverbindingen
Ook hoogspanningsverbindingen vanaf een bepaald voltage kunnen planologisch relevant zijn. In oktober 2005 heeft het Ministerie van VROM aan te houden afstanden geformuleerd (in de praktijk ook wel Teslazones genoemd) van gevoelige functies tot bovengrondse hoogspanningsverbindingen (> 150 kV). De gemeente Tholen hanteert als uitgangspunt dat hoogspanningsverbindingen met een spanning van 50 kV of meer planologisch relevant zijn.
4.12.2 Onderzoek
Er zijn in het plangebied geen planologisch relevante hoogspanningsverbindingen of buisleidingen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er ligt in de nabijheid van het plangebied (oostzijde) een 300mm waterleiding gemaakt van asbestcement. Dit materiaal is erg kwetsbaar voor zetting. Werkzaamheden en zwaar transport in de nabijheid van deze leiding zullen daardoor uiterst zorgvuldig worden uitgevoerd.
4.12.3 Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.13 Wegverkeerslawaai
4.13.1 Toetsing/onderzoek
Het aspect wegverkeerslawaai is niet relevant voor dit bestemmingsplan. Nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dienen te voldoen aan bepaalde wettelijke normen uit de Wet geluidhinder. Binnen dit bestemmingsplan worden echter geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen direct mogelijk gemaakt. Daarnaast blijkt dat ten gevolge van de functiewijziging geen sprake is van een verkeerstoename op het omliggend wegennet. Hierdoor zullen bestaande geluidgevoelige bestemmingen langs deze wegen geen extra hinder ondervinden ten gevolge van wegverkeerslawaai.
4.13.2 Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.14 Industrielawaai
4.14.1 Toetsingskader
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidzone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
4.14.2 Onderzoek
Met de functiewijziging van voorliggend plan wordt de vestiging van een grote lawaaimaker mogelijk gemaakt. Er is sprake van een geluidzoneringsplichtige inrichting. Dit omdat de transformatoren worden ondergebracht in een niet gesloten gebouw, waarbij het elektrisch vermogen meer is dan 200 MVA. Om te voorkomen dat er nieuwe geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd in de nabijheid van een geluidzoneringsplichtige inrichting wordt voor zo'n inrichting conform artikel 41 van de Wet geluidhinder voorzien van een geluidzone. Buiten deze geluidzone mag de geluidsbelasting vanwege het hoogspanningsstation, zoals aangegeven, niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
Vanwege de zoneringssystematiek blijft de geluidbelasting bij geluidgevoelige bestemmingen buiten de zone beperkt tot ten hoogste 50 dB(A). Binnen de zone gelden de voorwaarden zoals opgenomen in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.
Het doel van het vaststellen van een geluidzone is tweeledig. Enerzijds worden geluidgevoelige functies (zoals woningen) beschermd tegen een te hoge geluidbelasting vanwege industrielawaai. Anderzijds wordt door het vastleggen van een geluidzone de maximale geluidruimte gedefinieerd waarover het transformatorstation op het gezoneerde industrieterrein kan beschikken. Zowel bij de vaststelling van ruimtelijke plannen als bij het verlenen van omgevingsvergunningen dient rekening te worden gehouden met de geluidzone.
Om de geluidzone te bepalen is een geluidsonderzoek uitgevoerd. Zie hiervoor Bijlage 4. Op basis van gegevens verstrekt door Stedin zijn voor de verschillende door te rekenen scenario's rekenmodellen opgesteld waarmee de vanwege het station optredende geluidniveaus in de woonomgeving zijn berekend.
Uit het onderzoek blijkt dat de ten gevolge van het station optredende geluidbelasting ter plaatse van woningen maximaal 41 dB(A) etmaalwaarde bedraagt (inclusief een eventuele
toeslag voor tonaal geluid). De 'maximale geluidniveaus' vanwege het schakelen met de 150 kV vermogensschakelaars bedragen ten hoogste 60 dB(A) ter plaatse van (bedrijfs)woningen in de omgeving. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de toepasselijke criteria op basis van de Wet geluidhinder en de VNG-richtlijn 'Bedrijven en
milieuzonering'.
De berekende waarde voor laagfrequent geluid in de 100 Hz tertsband is ruimschoots lager dan de strengste grenswaarde in het VROM-onderzoek voor deze tertsband, te weten 39 dB. Van de overige frequenties van het door de transformatoren uitgestraalde geluid kan worden gesteld dat deze niet onder het criterium 'laagfrequent geluid' vallen.
Gesteld kan worden dat de ten gevolge van het 150/21 kV-station in de omgeving optredende geluidniveaus reëel en verdedigbaar kunnen worden geacht en dat derhalve sprake is van een uit akoestisch oogpunt planologisch inpasbare situatie.
Het terrein rondom het transformatorstation is momenteel nog niet gezoneerd in het kader van de Wgh. De resultaten van het akoestisch onderzoek dienen als basis voor de vast te stellen zonegrens. De zonegrens dient ten minste de contour van de 50 dB(A) etmaalwaarde te omvatten van alle mogelijke bedrijfssituaties. Op de zonegrens mag de geluidbelasting van de gezoneerde inrichting nooit meer bedragen dan 50 dB(A) etmaalwaarde. Het terrein tussen de zonegrens en de inrichting geldt als de zone. Het vaststellen van de geluidzone wordt in dit bestemmingsplan geregeld.
In figuur 4.1 is de zonegrens aangegeven gebaseerd op de geluidcontour voor de toekomstige situatie. Binnen de voorgestelde zone zijn geen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen. Het vaststellen van de voorgestelde geluidzone ontmoet op grond hiervan geen overwegende bezwaren van geluidstechnische aard.
Figuur 4.1 Vast te stellen geluidszone
4.14.3 Conclusie
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt.
4.15 Luchtkwaliteit
4.15.1 Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1. weergegeven.
Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
4.15.2 Toetsing/onderzoek
Voor de ontwikkeling van Welgelegen IV heeft een berekening plaatsgevonden in de NIBM-tool voor een worst-case scenario. Ten gevolge van voorliggende functiewijziging is geen sprake van een verkeerstoename op het omliggend wegennet ten opzichte van de vigerende planologische mogelijkheden. De luchtkwaliteit zal dan ook niet verslechteren als gevolg van deze ontwikkeling.
4.15.3 Conclusie
De conclusie is dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet belemmert. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse van zowel het plangebied als woningen in de omgeving.
4.16 Klimaat
Het klimaat verandert. Dit uit zich in heftige neerslag en langere periodes van droogte. In de komende decennia worden klimaatveranderingen en de effecten hiervan steeds heviger. Extreme neerslag, hitte/droogte en verhoging van de zeespiegel zijn daarbij de belangrijkste bedreigingen.
Heftige neerslag kan leiden tot wateroverlast en/of aantasting van de constructies als water niet in afdoende mate afgevoerd kan worden. Door extreme hitte of droogte kan uitzetting van materialen en uitdroging leiden tot uitval.
4.16.1 Toetsing
De Veiligheidsregio heeft geadviseerd om in het bestemmingsplan maatregelen te benoemen zodat in voldoende mate rekening wordt gehouden met de neerslag, hitte en droogte als gevolg van klimaatwijzigingen voor de komende decennia. De wijze waarop met waterberging wordt omgegaan is in paragraaf 4.4 beschreven. Overtollig water kan in afdoende mate worden afgevoerd. De materialen waarmee het transformatorstation wordt gebouwd zijn berekend op hoge temperaturen en daarmee voorbereid op hitte. Droogte heeft geen gevolgen voor de beoogde ontwikkelingen.
4.16.2 Conclusie
Er worden voldoende maatregelen getroffen om de gevolgen van klimaatverandering op te kunnen vangen.
4.17 Toetsing Aan Besluit Milieueffectrapportage
4.17.1 Toetsingskader
In het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, die aanleiding geven om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Daarbij moet worden gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Onder deze drempelwaarden is een ontwikkeling niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.
Sinds 7 juli jl. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan - ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een “vormvrije” mer-beoordeling.
4.17.2 Toetsing
In het Besluit milieueffectrapportage is in de bijlage onder categorie D (sectie D 11.3) opgenomen dat de aanleg of uitbreiding van een industrieterrein m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer. De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder deze drempelwaarde. Een directe verplichting om een MER op te stellen is er daarmee niet.
Niettemin zal een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' moeten worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag zal vóór vaststelling van het bestemmingsplan hierover een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen.
4.17.3 Conclusie
Het bevoegd gezag zal vóór de vaststelling van het bestemmingsplan een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Aspecten
5.1.1 Kostenverhaal
Regelgeving
In de Wet ruimtelijke ordening zijn regels opgenomen over de grondexploitatie. Deze regels verplichten tot kostenverhaal door de gemeente indien nieuwe bouwplannen rechtstreeks mogelijk worden gemaakt door middel van een bestemmingsplan en er voor de gemeente sprake is van verhaalbare kosten (kostensoortenlijst Besluit ruimtelijke ordening). Doel hiervan is om bij de ontwikkeling van bouwlocaties een eerlijke verdeling van kosten en opbrengsten voor publieke voorzieningen af te dwingen. Als er te verhalen kosten zijn, dan legt de gemeente dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Een exploitatieplan is niet vereist indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten van grondexploitatie met alle eigenaren in het exploitatiegebied, waar bouwmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden of volledig grondeigendom).
Toetsing
Op dit moment is het plangebied in eigendom bij de gemeente. De kosten die de gemeente maakt voor de ontwikkeling van het terrein, worden verdisconteerd in de grondprijs.
Conclusie
Een exploitatieplan is niet vereist omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd.
5.1.2 Financiële uitvoerbaarheid
Regelgeving
In artikel 3.1.6. van het Bro is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan inzicht moet worden gegeven in de uitvoerbaarheid. Hieronder wordt mede de financiële uitvoerbaarheid verstaan.
Toetsing
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De gemeente heeft hiermee geen directe financiële bemoeienis. De kosten voor de procedure worden verhaald via leges. De kosten voor het realiseren van de ontwikkeling worden gedragen door de initiatiefnemer. Aangenomen wordt dat deze over voldoende financiële middelen beschikt om het transformatorstation te kunnen realiseren. Het plan is daarmee financieel haalbaar.
Conclusie
De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is voldoende verzekerd.
5.2 Resultaten Overleg En Inspraak
5.2.1 Regelgeving
In artikel 3.1.6. van het Bro is tevens bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.
De verplichting om tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn, is vastgelegd in artikel 3.1.1 van het Bro.
Het conceptontwerp (het 'voorontwerp') van het bestemmingsplan is toegezonden aan de provincies Zeeland, de Veiligheidsregio Zeeland, het waterschap Scheldestromen.
5.2.2 Toetsing
Provincie Zeeland, oktober 2022
Reactie
Het lijkt erop dat in de verbeelding bij het bestemmingsplan Welgelegen IV de strook ten noorden van het trafostation per abuis de bestemming bedrijventerrein heeft gekregen in plaats van Groen. Voor ons is niet duidelijk is hoe de landschappelijke inpassing wordt vormgegeven en op welke wijze aanleg en instandhouding worden geborgd in de regels. Middels het voorliggende plan kan dit onderdeel mogelijk worden gerepareerd aangevuld voor de rest van het bedrijventerrein.
Beantwoording gemeente
De strook groen valt buiten het gebied dat is bestemd voor het transformatorstation. De landschappelijke inpassing is geborgd in de overeenkomst met Stedin.
Waterschap Scheldestromen, oktober 2022
Reactie
Het waterschap vraagt om afstemming over het weggedeelte Welgelegen dat in beheer van de gemeente komt. Voor de andere aspecten die het waterschap aangaan zijn er geen opmerkingen.
Beantwoording gemeente
Er heeft afstemming plaatsgevonden met het waterschap.
Veiligheidsregio Zeeland, 22 augustus 2022
Reactie
- a. Externe veiligheid: Het transformatorstation is geen ontwikkeling die personen toevoegt aan de omgeving. Verder liggen er in de nabijheid van het plangebied geen risicobronnen die van invloed kunnen zijn op de aanwezige installaties. Advies in het kader van externe veiligheid is daarmee niet noodzakelijk.
- b. Klimaat en overstromingsrisico's: Er wordt geadviseerd om in dit bestemmingsplan maatregelen te nemen zodat in voldoende mate rekening wordt gehouden met de klimaatrisico's neerslag, hitte en droogte voor de komende decennia. Met betrekking tot overstromingsrisico's wordt geadviseerd het plangebied dusdanig in te richten dat, in geval van een overstroming, het functioneren van het station geborgd is, en dat de bouwconstructie inclusief fundering van de bouwwerken en transformatorvelden in voldoende mate intact blijven.
- c. Bluswater en bereikbaarheid: Uit de beoordeling aan de hand van de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2012 blijkt dat de opkomsttijd van het eerste hulpverleningsvoertuig binnen de Zeeuws vastgestelde norm valt. Ten behoeve van de bestrijdbaarheid en hulpverlening wordt geadviseerd een aantal maatregelen te treffen.
Beantwoording:
- a. De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
- b. Bij de uitwerking van de plannen wordt rekening gehouden met neerslag, hitte en droogte, zie ook paragraaf 4.4 en 4.16. In verband met overstromingsrisico's worden de belangrijkste installaties op de tweede bouwlaag gerealiseerd.
- c. De geadviseerde maatregelen worden meegenomen in de uitwerking van de plannen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek
Bijlage 3 Stikstofberekening Aanlegfase
Bijlage 3 Stikstofberekening aanlegfase