Welgelegen IV
Bestemmingsplan - gemeente Tholen
Vastgesteld op 07-10-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Welgelegen IV met identificatienummer NL.IMRO.0716.BPwelgelegenIVTH-VG01 van de gemeente Tholen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.7 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie
1.8 archeologisch deskundige
de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het bevoegd gezag aangewezen deskundige op het gebied van archeologie.
1.9 archeologisch onderzoek
Onderzoek dat uitgevoerd wordt conform de BRL 4000 en dat verricht wordt door een onderzoeksbureau of instelling die beschikt over een geldig certificaat voor de gevraagde KNA-protocollen.
1.10 archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.11 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.13 bedrijfswoning
een woning, bestaande uit een hoofdgebouw met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 Bevi-inrichting
een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.18 bevoegd gezag
het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwmarkt
een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 bouwwerk, geen gebouw zijnde
een bouwwerk als bedoeld in lid 1.25, niet zijnde een gebouw.
1.27 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.28 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.30 evenement
een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.33 kantoor
een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.34 kwetsbare objecten
objecten zoals bedoeld in artikel 1 lid l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.35 NEN
de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.36 nutsvoorzieningen
de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.37 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.38 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.39 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.
1.41 tuincentrum
een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.
1.42 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.43 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Een toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 2.5.3. |
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': uitsluitend bedrijven tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, toegangswegen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen kan uitsluitend worden verleend indien binnen het plangebied voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd. Daarbij gelden de parkeernormen die zijn vastgelegd in het 'Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan Tholen 2009-2018', gemeente Tholen 2008.
- b. Daken van gebouwen dienen bouwkundig geschikt te zijn voor de plaatsing van panelen voor de opwekking van energie uit zonlicht.
- c. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt pas verleend als bij de aanvraag wordt aangetoond dat de gebouwen gasloos worden gebouwd.
- d. En voor het overige:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |||
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ||
b. buiten het bouwvlak | nee | ja | ||
2. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. goothoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | niet van toepassing | ||
b. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | - muren en terreinafscheidingen: 2 m; - licht- en vlaggenmasten: 9 m; - schotelantennes: 6 m; - overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 m | ||
3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||||
a. van een bouwperceel | 75% tenzij met een aanduiding anders is bepaald | niet gemaximeerd | ||
4. de inhoud bedraagt niet meer dan: | niet van toepassing | niet van toepassing | ||
5. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt niet minder dan: | 5 m | niet van toepassing |
3.3 Nadere eisen
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
- b. De uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan.
- c. Opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
- d. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
- e. Een zelfstandig kantoor is niet toegestaan.
- f. Opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.
- g. Het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan.
- h. Activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
- i. per bedrijf dient in parkeergelegenheid te zijn voorzien conform de in lid 3.2 opgenomen normen.
- j. de uitstraling van licht naar de omgeving dient tot een minimum te worden beperkt. De kleurtemperatuur van het licht bedraagt voorts ten hoogste 2.700 Kelvin. Het gebruik van gevelreclame met lichtuitstraling is niet toegestaan.
- k. het in lid 3.1 geregelde toelaatbare gebruik van de gronden en bouwwerken is slechts toegestaan, indien binnen het plan voldoende waterberging wordt aangelegd, beheerd en instand gehouden, waarbij het uitgangspunt geldt van 75 liter per m2 verhard oppervlak.
- l. Het is niet toegestaan gebouwen aan te sluiten op een aardgasnet en binnen gebouwen gas te gebruiken voor verwarming.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Groen
Een toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 2.5.3. |
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein Welgelegen IV;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding ' ontsluiting': een hoofdontsluitingsweg;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden geluidwerende voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geengebouw zijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | uitsluitend voor nutsvoorzieningen | ja |
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | 3 m | - |
1. bewegwijzering | niet van toepassing | 4,5 m |
2. straatmeubilair | niet van toepassing | 3 m |
3. lichtmasten en overige masten | niet van toepassing | 9 m |
4. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde | niet van toepassing | 3 m |
5. vrijstaande antennemast | niet van toepassing | 15 m |
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | 15 m2 | - |
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de uitstraling van licht naar de omgeving dient tot een minimum te worden beperkt. De kleurtemperatuur van het licht bedraagt voorts ten hoogste 2.700 Kelvin.
Artikel 5 Verkeer
Een toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 2.5.3. |
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals water-infiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geengebouw zijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | uitsluitend voor nutsvoorzieningen | ja |
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | 3 m | - |
1. bewegwijzering | niet van toepassing | 4,5 m |
2. straatmeubilair | niet van toepassing | 3 m |
3. lichtmasten en overige masten | niet van toepassing | 9 m |
4. vrijstaande antennemast | niet van toepassing | 15 m |
5. overig bouwwerk, geen gebouw zijnde | niet van toepassing | 3 m |
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | 15 m2 | - |
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. evenementen zijn toegestaan.
Artikel 6 Water
Een toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 2.5.3. |
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- b. ondergeschikt groen;
- c. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers mogen worden gebouwd.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
Een toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 2.5.3. |
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologischewaarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde -Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2a
Een toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 2.5.3. |
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2A' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologischewaarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 90 cm wordt geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde -Archeologie 2A geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 3
Een toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 2.5.3. |
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologischewaarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk, waarvan de oppervlakte van de verstoring niet meer dan 500 m2 bedraagt;
- 3. een bouwwerk dat niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde -Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Een toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 2.5.4. |
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Een toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 2.5.4. |
11.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Een toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 2.5.4. |
12.1 Maten en bouwgrenzen
Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Een toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 2.5.4. |
13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 14 Overige Regels
Een toelichting op deze bestemming is te vinden in paragraaf 2.5.4. |
14.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
14.2 Parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
- b. De omgevingsvergunning voor het bouwen kan alleen worden verleend als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in het 'Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan - Tholen 2009-2018' (d.d. 16 december 2008).
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en b en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
- d. De omgevingsvergunning voor het afwijken wordt uitsluitend verleend indien de verwachte effecten inzichtelijk zijn gemaakt en is aangetoond op welke wijze de hinder voor de directe omgeving wordt geminimaliseerd.
- e. Gerealiseerde parkeervoorzieningen mogen niet zodanig worden gewijzigd, dat hierdoor niet meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, zoals opgenomen in het 'Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan - Tholen 2009-2018' (d.d. 16 december 2008).
- f. Indien de beleidsregels zoals geformuleerd in het 'Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan - Tholen 2009-2018' gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt bij de toetsing aan de voorgaande leden rekening gehouden met deze wijziging.
14.3 Laad- en losruimte
- a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet:
- 1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
- b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a. en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Een toelichting op deze regels is te vinden in paragraaf 2.5.5. |
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Welgelegen IV'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Doel Van Dit Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan heeft tot doel een verdere uitbreiding van het bedrijventerrein Welgelegen bij de kern Tholen juridisch-planologisch mogelijk te maken. Deze uitbreiding, Welgelegen IV genoemd, is voorzien op gronden ten noorden en noordwesten van het huidige bedrijventerrein. Uitbreiding is gewenst omdat op het bestaande bedrijventerrein Welgelegen (I, II en III) en het aangrenzende bedrijventerrein Slabbecoornpolder nog maar enkele kavels beschikbaar zijn waarop bedrijven kunnen worden gevestigd. Ook elders binnen de gemeente zijn weinig mogelijkheden voor vestiging of verplaatsing van bedrijven.
Het plangebied sluit aan de noord en noordwestzijde aan op het voorgenomen tracé van de nieuwe aansluiting op de provinciale weg N286 voor de richting Oud-Vossemeer.
Verderop in deze plantoelichting blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling planologisch en ruimtelijk aanvaardbaar is en dat er geen milieubelemmeringen voor de beoogde ontwikkeling zijn.
Figuur 1.1. Ligging plangebied (kaart: Provincie Zeeland)
1.2 Leeswijzer
De toelichting op het bestemmingsplan heeft de volgende opzet.
- In hoofdstuk 2 is de behoefte aan nieuw bedrijventerrein onderbouwd en is de keuze onderbouwd om Welgelegen IV te ontwikkelen. Vervolgens is de voorgenomen ontwikkeling beschreven. Direct daaropvolgend is aangegeven op welke wijze de nieuwe situatie in voorliggend bestemmingsplan juridisch-planologisch is geregeld.
- In de hoofdstukken 3 en 4 is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan vastgesteld en voorgenomen beleid van verschillende overheden en aan ruimtelijke en planologische aspecten.
- In hoofdstuk 5 is/wordt ingegaan op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Ontwikkeling Welgelegen Iv
2.1 Inleiding
Het aanbod aan bedrijventerrein dat met de ontwikkeling van Welgelegen IV mogelijk wordt gemaakt, moet passen binnen provinciaal en gemeentelijk beleid. De provincie beschikt hiervoor over een behoefteraming bedrijventerreinen uit 2013 en een prognose uit 2015/2016. In aanvulling hierop hanteert de gemeente het Bedrijventerreinprogramma Gemeente Tholen 2018-2027. Op deze beleidsprogramma's wordt in hoofdstuk 3 ingegaan. Ten behoeve van de ontwikkeling van Welgelegen III heeft de gemeente een aanvullende onderbouwing laten opstellen. Voor de ontwikkeling van Welgelegen IV is opnieuw opdracht gegeven voor het uitvoeren van onderzoek. Daaruit blijkt dat er aanleiding is de programmering opwaarts aan te passen. Dit zal echter in overleg met de provincie en de regio moeten gebeuren.
2.2 Onderbouwing Behoefte Aan Nieuw Bedrijventerrein
Prognose Provincie Zeeland en behoefteraming gemeente Tholen
In de hiervoor genoemde provinciale prognose is voor de gemeente Tholen een behoefte berekend van maximaal 8 hectare tot en met 2025. De raming houdt daarmee geen rekening met incidentele bijzondere (grootschalige) ruimtevragers en de effecten van deze vestigers. Ook houdt de raming geen rekening met externe factoren zoals de nieuwe snelweg A4 of bovenregionale dynamiek (bijvoorbeeld vanuit West-Brabant).
Hierdoor liggen de lokale verhoudingen tussen vraag en aanbod in Tholen nu mogelijk anders dan twee jaar geleden. De gerealiseerde uitgifte in de afgelopen jaren geven daarvoor een sterke indicatie: deze liggen structureel hoger dan de geprognosticeerde vraag. Vanwege deze gewijzigde omstandigheden is in opdracht van de gemeente Tholen een nieuwe lokale en regionale vraagraming voor reguliere bedrijvigheid in Tholen opgesteld en is een analyse van kansrijke doelgroepen opgenomen en welke segmenten de behoefte zich naar verwachting zal voordoen. De ruimtevraag die specifiek voortkomt vanuit grootschalige logistieke vestigers is hierin buiten beschouwing gelaten.
Deze rapportage is opgenomen in bijlage 1. Daarin is de vraag naar reguliere bedrijfskavels in Tholen voor de (middel)lange termijn in beeld gebracht. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de reguliere lokale vraag en mogelijke bovenregionale vraag (mogelijk beïnvloed door de nieuwe A4, overloop vanuit West-Brabant en een logistieke spin-off). Vervolgens zijn alle bestaande ramingen op een rij gezet en vergeleken met historische en recent gerealiseerde uitgifte.
Op basis van deze ramingen is (in een bandbreedte) een geactualiseerde raming voor gemeente Tholen opgesteld. Vervolgens zijn de actuele vraag en het actuele aanbod met elkaar geconfronteerd om tot een behoefte te komen voor Tholen.
Confrontatie kwantitatieve vraag met kwantitatieve planaanbod
De gemeente Tholen beschikt momenteel over verschillende bedrijventerreinen met een gezamenlijke oppervlakte van circa 137 hectare. In maart 2021 bedroeg de voorraad uitgeefbaar terrein op Welgelegen 5 hectare. Dit is opgebouwd uit 3,4 hectare regulier terrein en 1,6 hectare voor bijvoorbeeld grootschalige detailhandel of kantoren. Deze kavels liggen nog op het gedeelte dat wordt aangeduid als Welgelegen II. Bijna alle kavels van bovengenoemde oppervlakte zijn in optie gegeven en de verwachting is dat een groot deel hiervan binnen afzienbare termijn zal worden verkocht.
Locatie Welgelegen III is in 2019 geheel in gebruik genomen door een groot logistiek bedrijf.
Voor de periode 2017-2026 wordt een vraag verwacht van 17,5-19,5 hectare. Het is dus nodig om de voorraad weer aan te vullen.
Behoefte aan modern gemengde bedrijfskavels in Tholen
De meeste bedrijven (65 tot 75%) zoeken naar een regulier maar verzorgd (modern gemengd) bedrijventerrein. Logistieke spin-off bedrijven of overloop van bedrijven uit West-Brabant zullen zich grotendeels willen vestigen op een dergelijk terrein. Hetzelfde geldt voor de bedrijven die zijn gericht zijn op het faciliteren van de consument (bijvoorbeeld een autowasserette of autodealer) en het gedeelte van reguliere midden- en kleinbedrijven bedrijven dat doorgroeit en niet meer op kleinschalige, lokale terreinen past.
Het grootste deel van het aanbod aan bedrijventerrein bevindt zich op het bedrijventerrein Welgelegen. Dit bedrijventerrein, waaronder ook het nieuwe uit te geven Welgelegen IV, richt zich op een meer modern-gemengde bedrijfsruimtegebruiker.
Grotere ruimtevragers op Welgelegen accommoderen en lokaal schuifruimte garanderen
In de rapportage zijn de volgende conclusies getrokken die voor (de verdere ontwikkeling van) Welgelegen relevant zijn:
- In hectares zal naar verwachting de meeste ruimtevraag ontstaan rond bedrijventerrein Welgelegen. Dit vanwege de gunstige ligging, de mogelijkheid grotere kavels te realiseren en de nabijheid tot grootschalige logistiek die spin-off bedrijven zoeken.
- Op overige bedrijventerreinen zijn kavels >5.000 m2 schaars. Vanwege schaalvergroting en aantrekkende economie kan wel vraag naar grotere kavels ontstaan vanuit reeds gevestigde, lokale bedrijven die doorgroeien. Inzetten op verhuizing van groeiende lokale bedrijven naar Welgelegen heeft als gunstig neveneffect dat ruimte wordt vrijgespeeld voor lokale, startende bedrijven.
- Kavels <5.000 m2 op Welgelegen waren de laatste drie jaar goed voor circa 30% van de totale uitgifte. Hoewel rekening wordt gehouden met enige schaalvergroting, blijven (relatief) kleinere kavels belangrijk. Het is dus blijvend van belang om voldoende ruimte te bieden voor deze doelgroep.
De behoefte aan bedrijfsruimte zal verder in regionaal verband moeten worden afgestemd. Onder de regio wordt verstaan Tholen, de omliggende Zeeuwse regio en West-Brabant.
2.3 Locatiekeuze Welgelegen Iv
De eerste logische uitbreiding is op de gronden die beschikbaar zijn gekomen als gevolg van de aankoop van de voormalige intensieve veehouderij aan de Groeneweg 9 gecombineerd met het perceel dat al jaren in eigendom van de gemeente. De oppervlakte is 13,6 hectare bruto (netto 75% is 10,2 hectare). Het laatst genoemde perceel is grotendeels in gebruik voor akkerbouw. Alleen aan de oostzijde bevindt zich een andere (niet-agrarische) functie, namelijk een grond- en baggerdepot. Het gebruik van dit depot wordt beëindigd. De activiteiten worden verplaatst naar een nader te bepalen locatie.
Figuur 2.1. Situatie maart 2020 (foto: Google Pro)
De voorgenomen locatie, Welgelegen IV genoemd, is al langere tijd in beeld als te ontwikkelen bedrijventerrein. De locatie sluit direct aan op het bestaande bedrijventerrein Welgelegen II. De ontwikkeling past goed in de bestaande ruimtelijke-functionele structuur.
Welgelegen IV is via het bestaande bedrijventerrein goed bereikbaar te maken. De capaciteit van de weg Welgelegen is toereikend om het verkeer dat wordt gegenereerd door de verwachte bedrijvigheid te kunnen verwerken.
Er zijn plannen in voorbereiding om op de provinciale weg N286 een nieuwe aansluiting te maken voor de richting Oud-Vossemeer in combinatie met een westelijke en noordelijke randweg om het bedrijventerrein Welgelegen. (Dit is al vermeld in de toelichting op het bestemmingsplan Welgelegen III.) Figuur 2.2 bevat een afbeelding van de structuuropzet die voor de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein is gemaakt met daarop ook de aansluiting van de randweg. In deze opzet krijgt het bedrijventerrein Welgelegen vanaf de randweg een tweede volwaardige ontsluiting en is ruimte voor nog eens ruim 6 netto hectare in de noordhoek van het gebied en 1,93 netto hectare ten noorden van Welgelegen III, aan de westzijde van de Mosterdijk. Voor het laatst genoemde perceel bestaat concrete belangstelling en daarom is besloten om het gehele gebied tussen de toekomstige randweg, Welgelegen III en de agrarische gronden behorende bij de voormalige varkenshouderij in dit bestemmingsplan mee te nemen. Aan de zijde van Welgelegen III is een smalle strook uit het bestemmingsplan Welgelegen III overgeheveld naar het voorliggende bestemmingsplan. (Het plangebied is naar aanleiding hiervan na de fase voorontwerp vergroot.)
Figuur 2.2. Structuuropzet Welgelegen en daarbinnen het plangebied (blauw omrand)
Het plangebied heeft een oppervlakte van ruim 18 hectare, waarvan dus (10,2 + 1,93=) 12,13 hectare netto.
De ontwikkeling is niet in strijd, c.q. past binnen het vastgesteld ruimtelijk beleid van de verschillende overheden (zie hoofdstuk 3). Er zijn vanuit sectorale wetgeving geen belemmeringen om de locatie te ontwikkelen (zie hoofdstuk 4.)
2.4 Toelichting Op De Beoogde Ontwikkeling
Welgelegen IV wordt in fasen ontwikkeld. Vanwege concrete belangstelling is de verwachting dat eerst het gedeelte aan de westzijde van de Mosterdijk wordt uitgegeven. Voorts wordt gesproken met een bedrijf dat belangstelling heeft voor een groot deel van het noordelijk deel van het bedrijventerrein aan de oostzijde van Mosterdijk. Hiervoor zullen de voormalige bedrijfsopstallen van de eerder vermelde intensieve veehouderij worden gesloopt. Dit bedrijf is voor de ontwikkeling beëindigd.
Voor het zuidelijk gedeelte, dat grenst aan Welgelegen II, wordt waarschijnlijk een nieuwe verkavelingsopzet vervaardigd (anders dan de opzet die is weergegeven in figuur 2.2). In dit gedeelte zal ook ruimte worden geboden voor wat kleinere bedrijven.
Het plangebied wordt vooralsnog ontsloten via de weg Welgelegen – Oud-Vossemeersedijk en de provinciale wegen N656 en N286. Onder andere om de ruimtelijke samenhang binnen het bedrijventerrein ter vergroten, is een aantal jaren geleden ervoor gekozen om het gedeelte van de Mosterdijk, dat ligt tussen de Curieweg en de Groeneweg, af te graven. Ter hoogte van Welgelegen III is dit al uitgevoerd en is een nieuwe ontsluitingsweg over het bedrijventerrein aangelegd, namelijk de Marconiweg. Met de ontwikkeling van Welgelegen IV zal het resterende deel van de binnendijk worden afgegraven. In het kader van het bestemmingsplan Welgelegen III is al gemotiveerd dat hierdoor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de dijk en van de directe omgeving niet significant worden aangetast (zie bijlage 9 bij de toelichting op genoemd bestemmingsplan).
In de oksel van de toekomstige randweg, de Marconiweg langs Welgelegen III en ten westen van het te ontwikkelen bedrijfsperceel van 1,93 hectare ten noorden van Welgelegen III is een spievormige restruimte aanwezig waarin een waterplas wordt aangelegd. In deze waterplas is nodig voor de benodigde waterberging en voegt daarnaast een ruimtelijke kwaliteit toe aan het plan.
In de structuuropzet is voorzien dat rondom het gehele terrein een afschermende groengordel wordt aangelegd. Dit zal in overleg met de maatschappelijke partijen plaatsvinden. Hierbij wordt aangesloten bij de uitgangspunten uit het gemeentelijk groenbeleid (zie paragraaf 3.4.4). De breedte van de groengordel bedraagt 10 meter. Daar waar Welgelegen IV grenst aan Welgelegen II en III is sprake van kleinere breedtes. Aan deze zijden kan immers ook gebruik worden gemaakt van de bestaande groengordels. Ook wordt waar nodig rekening gehouden met de onderhoudsstroken van aanwezige waterlopen van het waterschap.
In dit bestemmingsplan wordt voor het gebied ten oosten van de Mosterdijk een maximum bouwhoogte van 12 meter gehanteerd en voor het bedrijfsperceel van 1,93 hectare ten westen van de Mosterdijk 15 meter. Deze hoogten zijn afgestemd op de maximale bouwhoogten op de aangrenzende bedrijventerreinen Welgelegen II en III en de ervaring is dat dit aansluit aan op de wensen van veel bedrijven.
Het perceel in noordhoek (zie figuur 2.2) wordt niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Dit gebied behoudt vooralsnog een agrarische functie. De ontwikkeling van Welgelegen IV beïnvloedt het microklimaat. Voor het agrarische perceel kunnen er zowel positieve als negatieve effecten zijn. Schaduwwerking door bebouwing of hoge beplanting heeft tot gevolg dat de schaduwstroken langer vochtig blijven, wat in droge perioden een voordeel is, maar in het algemeen tot een lagere productie en tot gevoeligheid voor bepaalde ziekten kan leiden (phytoftera). In de schaduwstroken is de temperatuur in het algemeen lager dan elders, wat ook leidt tot een wat lagere productie. Bebouwing en beplanting kunnen ook werken als windscherm. Voor agrarische percelen heeft dit positieve effecten voor het microklimaat (temperatuurstijging) en de gewasgroei. Omdat de verwachting is dat het effect op de gewasopbrengsten van het agrarisch perceel per saldo negatief is, wordt aan de noordzijde van het bedrijventerrein een bebouwings- en boomvrije strook aangehouden.
2.5 Toelichting Op De Juridische Regeling In Het Bestemmingsplan
2.5.1 Het bestemmingsplan is digitaal beschikbaar
- De Wet ruimtelijke ordening (artikel 3.8. Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de wet (artikel 3.37 Wro) en de onderliggende regelgeving eisen (onder andere Besluit ruimtelijke ordening) waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
- Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (per 1 juli 2013: SVBP2012) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP2012 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.
- Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de wettelijke vereisten en is dus raadpleegbaar en uitwisselbaar.
- De gemeente publiceert het bestemmingsplan vanaf het ontwerp op www.ruimtelijkeplannen.nl.
- Voor een uitleg van de mogelijkheden die de bestemming op perceelsniveau biedt, kan worden doorgeklikt naar de paragraaf 2.5.3. Daarin worden antwoorden op de volgende vragen gegeven:
- 1. waarvoor is de betreffende bestemming opgenomen?
- 2. welke functies zijn toegestaan?
- 3. Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
2.5.2 Toelichting op de inleidende regels
Conform SVBP bevat Hoofdstuk 1 Inleidende regels artikelen met de Begrippen en de Wijze van meten.
2.5.3 Toelichting op de bestemmingsregels
In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving en bouwregels. De regels zijn uit oogpunt van uniformiteit van bestemmingsplannen zoveel mogelijk afgestemd op de regels van de bestemmingsplannen Kommen gemeente Tholen, Slabbecoornpolder-Welgelegen en de latere uitbreidingen daarvan Welgelegen II en III.
Artikel 3 Bedrijventerrein
Waarvoor is de betreffende bestemming opgenomen?
Voor alle gronden die mogelijk zullen worden uitgegeven. Daarbij is ervan uitgegaan dat:
- de benodigde waterberging in de waterlopen in de te graven waterpartij aan de zuidzijde kan worden gerealiseerd;
- eventuele ontsluitingswegen behoren tot de bedrijfspercelen.
Welke functies zijn toegestaan?
- Voor de toelaatbaarheid van bedrijven is gebruikt gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten'bedrijventerrein' (zie ook paragraaf 4.9). Alleen bedrijven tot en met categorie 4.1 van genoemde staat zijn toegestaan. Expliciet uitgesloten zijn de volgende bedrijven:
- 1. detailhandelsbedrijven;
- 2. zelfstandige kantoren;
- 3. risicovolle inrichtingen (Bevi-inrichtingen).
- Via een afwijkingsbevoegdheid (artikel 3 lid 3.5.1) kunnen bedrijven worden toegestaan uit een hogere categorie of bedrijven die niet in de staten worden vermeld. Voorwaarde is dat deze bedrijven naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met algemeen toelaatbare bedrijven.
- In afwijking van het bestaande bedrijventerrein Slabbecoornpolder-Welgelegen worden (kleine) windturbines om landschappelijke redenen niet planologisch mogelijk gemaakt.
- Uit ruimtelijk-kwalitatief oogpunt en uit oogpunt van veiligheid worden regels gesteld aan de opslag van goederen in de open lucht. Dit mag uitsluitend plaatsvinden op zij- en achtererven van bedrijfsgebouwen en de hoogte bedraagt maximaal 4 meter.
- Er zijn geen bedrijfswoningen toegestaan. Hiermee wordt bereikt dat de bedrijfspercelen optimaal worden benut voor bedrijfsgebouwen. Naburige bedrijven hebben ook niet te maken met beperkingen in de bedrijfsvoering en milieuregelgeving in verband met nieuwe woningen.
- Binnen de bestemming Bedrijventerrein zijn nutsvoorzieningen rechtstreeks toelaatbaar. Er gelden geen beperkingen daarvoor.
- Interne ontsluitingswegen (perceelsontsluitingen) en waterberging zijn eveneens toegestaan.
Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Allereerst wordt opgemerkt dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen vast moet staan dat er voldoende parkeerplaatsen zijn gewaarborgd. Dit is vastgelegd in artikel de bouwregels.
- De bouwmogelijkheden in het plangebied zijn afgestemd op die van het aangrenzende bedrijventerrein. Elk bouwperceel mag volledig worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.
- De gebouwen en overkappingen zijn alleen toegestaan binnen een bouwvlak. De maximum goot- en bouwhoogte bedragen 12 meter. Dit is vastgelegd in de regels in combinatie met de verbeelding.
- Door met gebouwen en overkappingen enige afstand aan te houden tot de perceelsgrens blijft de bebouwing in het straatbeeld (met parkeerruimte en groenstroken) passen. Voor het overige wordt geen dwingende situering van gebouwen voorgeschreven.
Artikel 4 Groen
Waarvoor is de betreffende bestemming opgenomen?
- Voor de groene gordel (landschappelijke inpassing) langs de buitenzijden van het bedrijventerrein Welgelegen IV.
Welke functies zijn toegestaan?
- Toegestaan is groen en daarbij behorende voorzieningen waaronder nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
- Daarnaast zijn hoofdontsluitingen mogelijk gemaakt met de aanduiding 'ontsluiting'.
Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Gebouwen voor nutsvoorzieningen tot een oppervlakte 15 m² en een bouwhoogte van 3 m zijn overal rechtstreeks mogelijk gemaakt. De oppervlakte is afgestemd op het bouwvergunningvrij bouwen voor bouwwerken ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2 lid 18 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
- Voor het overige mogen binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zie artikel 1 lid bouwwerk, geen gebouw zijnde) worden gebouwd.
Artikel 6 Water
Waarvoor is de betreffende bestemming opgenomen?
- Voor de waterplas aan de westzijde van het plangebied. Dit water is van een zodanige omvang dat deze niet meer kan worden geregeld als een ondergeschikte waterpartij binnen bijvoorbeeld de bestemming Groen.
Welke functies zijn toegestaan?
- Toegestaan is groen water ten behoeve van de waterhuishouding, ondergeschikt groen zoals oevers en bruggen ten behoeve van langzaam verkeer.
Wat mag er worden gebouwd en hoeveel?
- Uitsluitend een limitatief aantal bouwwerken, geen gebouwen zijnde die verband houden met een waterbestemming.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2, Artikel 8 Waarde - Archeologie 2A en Artikel 9 Waarde - Archeologie3
In paragraaf 4.6 wordt ingegaan op het aspect archeologie en op het archeologiebeleid van de gemeente Tholen. Daarin is aangegeven dat in het plangebied een archeologische (verwachtings)waarden voorkomt en dat deze een beschermende regeling in het voorliggende bestemmingsplan behoeft. Daarin is het volgende geregeld.
- Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Bedrijventerrein) een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning.
- Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
Er geldt een vrijstellingdiepte van 40 cm onder het maaiveld. Deze dieptemaat is 'standaard' in de gemeente. Alleen voor de strook die wordt overgenomen uit het bestemmingsplan Welgelegen III en die de bestemming Artikel 8 Waarde - Archeologie 2A heeft, geldt de ruimere vrijstellingsdiepte van 90 cm.
Omdat in de loop van de tijd (i.c. de planperiode van het bestemmingsplan) steeds meer kennis over het archeologisch erfgoed wordt verkregen, kan het zijn dat in een bepaalde situatie toch geen archeologisch onderzoek nodig is, ook al worden de hiervoor genoemde oppervlaktematen overschreden. Daarom is in het artikel de bepaling opgenomen dat kan worden afgezien van archeologisch onderzoek indien het bevoegd gezag (doorgaans burgemeester en wethouders) beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is.
2.5.4 Toelichting op de algemene regels
2.5.4 Toelichting op de algemene regels
In Hoofdstuk 3 is een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, regels opgenomen.
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel is verplicht voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het doel van dit artikel is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Bedrijventerrein mag een bepaald percentage van het bouwperceel worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen terrein nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel kan worden betrokken.
Artikel 11 Algemene bouwregelsbevat een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn.
InArtikel 12 Algemene afwijkingsregelsis voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregelsbevat één lid, namelijk 13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen. In dit lid is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 11 lid 11.1 Overschrijding bouwgrenzen. Vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen.
Het criterium 'van belang voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken' kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als bij nader inzien:
- open water dat als zodanig is bestemd een andere vorm moet krijgen;
- een bruggetje dat anders moet worden geconstrueerd of een stukje moet opschuiven;
- een fietspad iets anders moet aansluiten op een kruising;
Het gaat in de meeste gevallen om de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad.
Het criterium 'in verband met de werkelijke toestand van het terrein' is vooral aan de orde in situaties waarbij een terrein of gebied een geheel nieuwe inrichting krijgt en waarbij in het veld maar weinig aanknopingspunten zijn. Bij het uitzetten van het gebied blijkt dat de afmetingen niet exact gelijk zijn aan de coördinaten op tekening/in het digitale bestand en dat de situering van de nieuwe openbare wegen en de uitgeefbare percelen iets moet worden aangepast. Gezien de nauwkeurigheid van tegenwoordig, gaat het daarbij om centimeters in plaats van meters.
Artikel 14 Overige regels
Dit artikel bevat 3 leden:
Lid 14.1 bevat de bepaling ''werking wettelijke regeling", waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan. Dit is gewenst omdat in een aantal gevallen in de regels wordt verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Door het opnemen van de regeling hoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het Staatsblad.
De andere twee leden, 14.2 en 14.3 in dit artikel bevatten een parkeerregeling en een regeling ten aanzien van laad- en losruimte.
2.5.5 Toelichting op de overgangs- en slotregels
In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.
Hoofdstuk 3 Toetsing Aan Beleid En Visies
3.1 Inleiding
Op diverse bestuurlijke niveaus zijn beleidsuitspraken geformuleerd die relevant zijn voor de ontwikkeling. In dit hoofdstuk zijn deze kort beschreven en getoetst.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Analyse
Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Een aantal van deze belangen is:
- ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Deltawet en de toekomstige Omgevingswet.
Toetsing en conclusie
In de SVIR is geen concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat van belang is voor het voorliggend bestemmingsplan. De uitbreiding van het bedrijventerrein past wel in het algemene streven om ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en voor economische ontwikkeling. Verder worden de in de SVIR genoemde nationale belangen door de ontwikkeling van het bedrijventerrein Welgelegen IV niet geschaad.
3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame verstedelijking
Analyse
In het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) is geregeld dat een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:
- 1. een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
- 2. een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
- 3. de uitkomsten van het overleg met officiële instanties;
- 4. de uitkomsten van het verrichte onderzoek;
- 5. een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
- 6. de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
Op al deze punten wordt in voorliggende toelichting ingegaan.
Verder is in het Bro vastgelegd dat voor stedelijke ontwikkelingen de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking moet worden gehanteerd. Dat houdt in dat de toelichting van het bestemmingsplan waarin de stedelijke ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling moet bevatten en een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing en conclusie
De beschrijving van de behoefte aan de ontwikkeling is opgenomen in paragraaf 2.2. Daaruit blijkt dat er behoefte is aan bedrijventerrein voor reguliere bedrijvigheid is en behoefte vanuit bedrijven die kavels >5.000 m2 zoeken.
Het is duidelijk dat de ontwikkeling van een verzorgd (modern gemengd) bedrijventerrein met een omvang van 12,13 hectare netto en met bovendien een regionale functie niet kan worden gerealiseerd binnen het bestaand gebied van Tholen. Bovendien heeft het aansluiten op het bestaande bedrijventerrein Welgelegen de voorkeur boven een verspreiding van bedrijfslocaties. Het bedrijventerrein Slabbecoornpolder-Welgelegen manifesteert zich steeds nadrukkelijk in de regio en het bedrijventerrein Welgelegen IV kan hiervan profiteren.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Inleiding
Het Omgevingsplan Zeeland 2018 (hierna OP2018) bevat de hoofdlijnen uit alle provinciale beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving. Het gaat over economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het OP2018 is gebaseerd op de geldende wet- en regelgeving. Het is het wettelijke provinciale beleidsplan op basis van de Wet ruimtelijke ordening, Wet Milieubeheer, Waterwet en Planwet verkeer en vervoer. Daarnaast houdt het OP2018 rekening met de Omgevingswet die die in voorbereiding is.
Bij de vaststelling van het OP2018 is besloten een select aantal provinciale belangen (onderdelen uit het Omgevingsplan) te regelen in een verordening. Het betreft een aantal concreet geformuleerde provinciale beleidsdoelen waarvoor, met het oog op het gewicht dat vanuit het provinciaal belang daaraan wordt toegekend en met het oog op een goede ruimtelijke ordening, regeling bij verordening noodzakelijk wordt geacht Met het vaststellen van het OP2018 is daarom ook de provinciale omgevingsverordening geactualiseerd. In de Omgevingsverordening Zeeland 2018 (hierna: Omgevingsverordening) is waar mogelijk, rekening gehouden met de Omgevingswet. Gemeenten dienen bij het nemen van ruimtelijke besluiten (zoals een bestemmingsplan) de bepalingen uit de Omgevingsverordening in acht te nemen.
3.3.2 Omgevingsplan Zeeland 2018
De kern van het Omgevingsplan Zeeland 2018 (OP2018) zijn 4 grote integrale strategische toekomstgerichte opgaven die nationaal en provinciaal centraal staan:
- Duurzame en concurrerende economie;
- klimaatbestendige en -neutrale samenleving;
- waardevolle leefomgeving;
- toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfomgeving.
Het OP2018 beoogt naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven ook een eerste aanzet voor te geven voor de lange termijn (2040) strategische doelen. Daarbij richt het zich op de volgende provinciale kerntaken:
- Duurzame ruimtelijke ontwikkeling & waterbeheer;
- milieu, energie & klimaat;
- vitaal platteland, natuurbeheer & ontwikkeling natuurgebieden;
- regionale bereikbaarheid & regionaal openbaar vervoer;
- regionale economie;
- culturele infrastructuur & monumentenzorg.
Goede en moderne regionale bedrijventerreinen zijn van groot belang voor uitbreiding voor bestaande bedrijven en om nieuwe en innovatieve bedrijvigheid binnen te halen. De provincie bevordert optimale afstemming van vraag en aanbod van bedrijventerreinen, herstructurering van bestaande terreinen, zorgvuldig ruimtegebruik, landschappelijke inpassing en goede bereikbaarheid. Het is zowel ruimtelijk als economisch van belang dat bedrijvigheid geconcentreerd en gebundeld wordt ontwikkeld. Bedrijvigheid wordt daarom zoveel mogelijk geclusterd op bedrijventerreinen, met de nadruk op ontwikkeling van de grootschalige terreinen.
Regionale samenwerking is nodig om bedrijventerreinen kwalitatief te verbeteren en om terreinen te ontwikkelen die aan de vraag uit de markt voldoen. Deze regionale samenwerking wordt vertaald in het opstellen van regionale bedrijventerreinenprogramma's en de periodieke actualisatie daarvan. Hierin worden regionale keuzes gemaakt over uitbreiding, herstructurering en het uit de markt nemen van kansarm aanbod.
Om beter te kunnen inspelen op veranderende marktontwikkelingen dienen plannen ook flexibel te zijn. Dit kan door geen grote uitbreidingen voor lange perioden te programmeren, maar te kiezen voor kleinere of gefaseerde projecten die op een kortere termijn worden gerealiseerd.
Toetsing
Met inbreiding, herstructurering, hergebruik van (vrijkomende) terreinen, kan de geprognotiseerde vraag naar modern gemengd bedrijventerrein niet worden gefaciliteerd. Dat kan wel op de beoogde locatie. De locatie sluit aan op het grootschalige bedrijventerrein Slabbecoornpolder-Welgelegen en past daarmee goed in de huidige en toekomstige ruimtelijk-functionele structuur en in het provinciaal beleid. De ontwikkeling past in dat opzicht in het streven naar bundeling van bedrijventerreinen.
De ontwikkeling van Welgelegen IV is een volgende en relatief beperkte fase van het bedrijventerrein Slabbecoornpolder-Welgelegen die op korte termijn kan worden gerealiseerd. Het te realiseren programma wordt meegenomen bij het actualiseren van het regionale bedrijventerreinenprogramma.
Ten aanzien van de hiervoor genoemde provinciale kerntaken wordt - voor zover relevant voor dit bestemmingsplan - verwezen naar de toetsen die in paragraaf 3.2.2 en in hoofdstuk 4 zijn opgenomen.
Bedrijventerreinen - Intensivering en ontwikkeling
De provincie bevordert optimale afstemming van vraag en aanbod van bedrijventerreinen, herstructurering van bestaande terreinen, zorgvuldig ruimtegebruik, landschappelijke inpassing en goede bereikbaarheid. Het is zowel ruimtelijk als economisch van belang dat bedrijvigheid geconcentreerd en gebundeld wordt ontwikkeld. Bedrijvigheid wordt daarom zoveel mogelijk geclusterd op bedrijventerreinen, met de nadruk op ontwikkeling van de grootschalige terreinen.
Toetsing
Herstructurering en hergebruik van (vrijkomende) terreinen zal binnen de gemeente Tholen niet zorgen voor structurele capaciteit voor nieuwvestiging van bedrijven. De ontwikkeling van nieuw terrein is daarom gewenst.
Ten aanzien van de landschappelijke inpassing is van belang dat rondom het gehele terrein een afschermende groengordel wordt aangelegd. Langs de toekomstige buitengrens van Welgelegen IV bestaat deze groengordel uit een strook van ten minste 10 meter breed, beplant met opgaand bos bestaande uit inheemse soorten van autochtone herkomst.
Om de landschappelijke effecten te verzachten, zullen gebouwen met een aangepaste kleurstelling worden gebouwd waardoor de gebouwen minder opvallen en zal lichtuitstraling naar het omliggende gebied zo veel als mogelijk worden voorkomen.
Verder sluit de locatie Welgelegen IV goed aan bij de gedachte van clustering met een grootschalige bedrijventerrein.
Landschap en erfgoed
De provincie draagt verantwoordelijkheid voor het behoud van de kwaliteiten met een provinciaal belang. De kwaliteiten in de omgeving van het plangebied zijn aangeduid in figuur 3.1. Deze kwaliteiten krijgen een basisbescherming via de ruimtelijke verordening. Ingrijpende aantasting van de kernkwaliteiten is niet toegestaan.
Figuur 3.1. Uitsnede verordeningskaart Landschap en Erfgoed
Toetsing
Uit de verordeningskaart blijkt dat vooral de binnendijken, zoals de Mosterdijk, landschappelijke kwaliteiten zijn. Hoewel de Mosterdijk binnen het plangebied wordt afgegraven, worden landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze dijk door de voorgenomen ontwikkeling niet significant aangetast. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.7.2.
Duisternis
De Provincie wil delen van Zeeland waar de donkerte een echte meerwaarde heeft beschermen tegen onnodige lichthinder zonder belemmerend te werken.
Toetsing
De hemelhelderheid in en nabij het plangebied wordt in belangrijke mate beïnvloed door glastuinbouwgebieden bij Steenbergen en Rilland en door het bestaande bedrijventerrein en de stedelijke omgeving van Brabant. Het bedrijventerrein grenst aan het relatief donkere buitengebied van het eiland Tholen. Om lichtuitstraling naar dit gebied zo veel als mogelijk te voorkomen, zal geen verlichte gevelreclame worden toegestaan en zal de kleurtemperatuur van eventuele verlichting niet meer mogen bedragen dan 2.700 Kelvin.
Figuur 3.2. Hemelhelderheid plangebied en omgeving (bron: Atlas van de leefomgeving)
3.3.3 Provinciale Omgevingsverordening 2018
Het Omgevingsplan Zeeland 2018 is gedeeltelijk vertaald in de Provinciale Omgevingsverordening 2018. De onderwerpen in deze verordening die relevant zijn voor het bestemmingsplan, zijn hierna opgenomen.
Artikel 2.3 Bedrijven
In een bestemmingsplan worden (op enkele niet-relevante uitzonderingen na) bedrijven uitsluitend toegelaten op gronden die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening daartoe zijn bestemd alsmede op bedrijventerreinen. In de toelichting bij een bestemmingsplan voor een nieuw bedrijventerrein, alsmede de uitbreiding van een bedrijventerrein, wordt aannemelijk gemaakt dat:
a. Het plan bijdraagt aan of niet in strijd is met de doelstelling dat 80 procent van de bedrijvigheid regionaal wordt geclusterd op of aansluitend aan grootschalige bedrijventerreinen.
Toetsing
De voorgenomen bedrijventerreinontwikkeling sluit ruimtelijk en functioneel aan op het regionale bedrijventerrein Slabbecoornpolder-Welgelegen. Binnen de gemeente Tholen is de ontwikkeling van bedrijvigheid geconcentreerd op dit bedrijventerrein. Daarmee wordt aan dit artikel uit de verordening voldaan.
De gemeente beschikt over 6,8 hectare uitgeefbaar bedrijventerrein (situatie maart 2021). Daarvan ligt 3,4 hectare op het bedrijventerrein Slabbecoornpolder-Welgelegen. Dit is exclusief het voor grootschalige detailhandel gesegmenteerde deel van Welgelegen II.
De rest van het beschikbaar bedrijventerreinareaal is gesitueerd bij de verschillende kernen. Als gevolg van de voorgenomen uitbreiding van het aanbod bij de kern Tholen neemt het relatieve aandeel bij de kern Tholen toe en wordt op een goede wijze invulling gegeven aan dit uitgangspunt.
b. duurzaam beheer en onderhoud van het bedrijventerrein gewaarborgd is.
Toetsing
De gemeente legt een exploitatieopzet vast op welke wijze beheer en onderhoud van het bedrijventerrein wordt verzekerd. (Zie ook paragraaf 3.3.2 onder: Kwaliteitsimpuls voor bedrijventerreinen en hoofdstuk 5.) Over het duurzaam beheer en onderhoud kan nog het volgende worden gemeld:
- Openbare ruimte
De enige openbare ruimte in het plangebied betreft de groenstroken langs de buitenranden van het terrein.
- Groenstroken
Het beheer en onderhoud van de groenstroken worden uitgevoerd door de gemeente en van de waterlopen door het waterschap Scheldestromen. Langs de waterlopen (aan de zijde van de Mosterdijk en de Langeweg) kan rekening worden gehouden met een onderhoudstrook van 5 meter (zie paragraaf 4.4.2.). Dit is afhankelijk van de minimaal noodzakelijke breedte voor landschappelijke inpassing en het antwoord op de vraag of het onderhoud van de andere zijde van de waterlopen kan worden uitgevoerd.
- Inrichting
Het bedrijventerrein wordt duurzaam ingericht. De planstructuur is rationeel opgezet. Bij de inrichting en kavelverdeling ontstaan geen overhoeken waar rommelzones kunnen ontstaan.
- Effectief ruimtegebruik
Er wordt een bebouwingspercentage van 75% van de gronden gehanteerd. Opslag etc. van producten en materialen moeten zoveel mogelijk uit het zicht komen en zeker niet voor de voorgevel.
- Particuliere gronden en gebouwen
Naast de verantwoordelijkheid die de gemeente heeft voor een doelmatig beheer van de bij haar in beheer zijnde ruimten (de gemeente heeft een voorbeeldfunctie), geldt er tevens een verantwoordingsplicht voor de (gevestigde) ondernemers. De insteek van de gemeente is om het bedrijventerrein dynamisch en vitaal te laten zijn en te houden. Dat kan door te zorgen dat het terrein wordt aangewend conform de doelstelling en die is 'bedrijfsmatige exploitatie door hier werkende ondernemers of vanuit het terrein werkende ondernemers'. Functies die niet passen in het profiel van het bedrijventerrein (grote en regionale bedrijven) worden niet toegestaan.
Artikel 2.5 Kantoren
1. In een bestemmingsplan worden nieuwe grootschalige, zelfstandige kantoren uitsluitend toegelaten in of direct aansluitend aan de binnenstad van Goes, Middelburg, Vlissingen en Terneuzen.
Toetsing
Nieuwe zelfstandige kantoren worden in onderhavig bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
Artikel 2.8 Windenergie
Buiten de door de provincie globaal aangegeven windenergie concentratielocaties (bijlage 4 van de verordening) kunnen nieuwe windturbines geconcentreerd worden toegelaten indien:
- er sprake is van een ligging langs een grootschalige infrastructuurlijn of;
- er sprake is van een ligging op of aangrenzend aan een grootschalig bedrijventerrein.
Toetsing
Hoewel het plangebied grenst aan een en grootschalig bedrijventerrein en daar ook deel vanuit gaat maken, wenst de gemeente uit landschappelijke overwegingen op het bedrijventerrein Welgelegen IV geen windturbines toe te staan.
Artikel 2.9 Zonne-energie
In een bestemmingsplan wordt een opstelling voor zonne-energie uitsluitend toegelaten binnen bestaand stedelijk gebied. Daarvan kan op of aangrenzend aan een bedrijventerrein worden afgeweken indien de opstelling voor zonne-energie ruimtelijk ondergeschikt is aan het bedrijventerrein.
Toetsing
De gemeente wenst Welgelegen IV primair te ontwikkelen voor nieuwe bedrijfsvestigingen. Een opstelling voor zonne-energie op maaiveld heeft niet de voorkeur en kan alleen als een tijdelijke functies plaatsvinden. Omdat de ontwikkelaars van zonne-energie ten minste 10 - 15 jaar zekerheid wensen, wordt niet verwacht dat er in Welgelegen IV een opstelling wordt gerealiseerd. Het plaatsen van zonnepanelen op daken van nog te bouwen bedrijfsgebouwen past wel in het tijdbeeld. Bij de constructie van gebouwen zal hiermee rekening moeten worden gehouden.
Artikel 2.28 Landschap en erfgoed
In de toelichting bij een bestemmingsplan waarin bestemmingen worden aangewezen dan wel regels worden gegeven voor landschappen, landschapselementen of cultuurhistorische elementen die in de verordening zijn aangeduid wordt inzicht gegeven in de landschappelijke respectievelijk cultuurhistorische waarden van de gronden of elementen. Een bestemmingsplan strekt mede tot behoud en bescherming van de in het eerste lid bedoelde landschappelijke en cultuurhistorische waarden en stelt daartoe regels.
Toetsing:
In paragraaf 2.4 is vermeld dat met de ontwikkeling van Welgelegen IV de Mosterdijk wordt afgegraven. Deze dijk is een landschappelijk waardevol element en heeft daarom in het provinciaal beleid een beschermde status. In de toelichting op het bestemmingsplan Welgelegen III is aangegeven dat afgraven van de dijk gewenst is, onder andere vanwege de gewenste ruimtelijke samenhang binnen het bedrijventerrein. In het kader van de beroepsprocedure van dat bestemmingsplan heeft de gemeente in 2018 gemotiveerd dat de Mosterdijk/Nieuwlandsedijk weliswaar een vrij gave laatmiddeleeuwse dijk is, maar dat deze niet dusdanig zeldzaam of uniek is dat die zich onderscheidt van de andere laatmiddeleeuwse dijken in Tholen en Zeeland.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het resterende gedeelte tot aan de Groeneweg afgegraven. De totale lengte van de afgraving komt daarmee op ruim 800 meter, ofwel 100 meter meer dan waarin de beoordeling in 2018 vanuit is gegaan. Deze extra afstand is dusdanig klein dat de conclusie uit de beoordeling ook geldig is voor dit bestemmingsplan. In paragraaf 4.7 wordt nader ingegaan op het afgraven van de Mosterdijk en waarom dat verantwoord is.
Omdat de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de dijk en van de directe omgeving niet significant worden aangetast, is van strijd met artikel 2.28 van de verordening geen sprake.
Figuur 3.3. Fragment kaart landschap enz. Provinciale Omgevingsverordening 2018
Voor het overige zijn in het plangebied geen landschappelijke of cultuurhistorische waarden aanwezig.
Overige artikelen
Gronden in het plangebied zijn niet grenzend aan of aangewezen als:
- regionale waterkering (artikel 2.22);
- bestaande natuur (artikel 2.23);
- agrarisch gebied van ecologische betekenis (artikel 2.24);
- natuurontwikkelingsgebied (artikel 2.25).
3.3.4 Behoefteraming bedrijventerreinen 2013
In opdracht van de provincie Zeeland is door de Stec groep een behoefteraming voor de bedrijventerreinen in Zeeland voor de periode 2013-2023 opgesteld. In dit programma dient uitgegaan te worden van de behoefteraming over de komende 10 jaar. Voor Tholen is een behoefte geraamd van 10 ha voor de komende 10 jaar. De raming is gebaseerd op een tamelijk hoge economische groei, een stagnerende bevolkingsgroei en een marginale werkgelegenheidsgroei.
Wanneer in de praktijk blijkt dat de uitgifte hoger is of dat er incidentele grote uitgiftes zijn gerealiseerd, dan kan en mag de raming worden geëvalueerd. Het kan bijvoorbeeld zijn dat na een jaar blijkt dat 2 van de 10 hectare is uitgegeven. De vervolgstap is dan dat de programmering opnieuw tegen het licht gehouden kan worden.
3.4 Gemeentelijk Beleid En Visie
3.4.1 Bedrijventerreinprogramma Gemeente Tholen 2018-2027
Provinciale behoefteraming bedrijventerreinen 2013 leidend
In oktober 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders het bedrijventerreinprogramma dat liep tot 2012 is daarmee geactualiseerd. Was in het vorige programma de ijzeren voorraad leidend, in het nieuwe programma wordt uitgegaan van de behoefteraming bedrijventerreinen 2013 die in opdracht van de provincie Zeeland is door de Stec groep is opgesteld (zie paragraaf 3.3.4).
Evenals in de vorige periode is de raming een behoorlijk stuk lager dan de historische uitgiftecijfers bij de gemeente Tholen. Deze bevindt zich namelijk gemiddeld op ca. 2 ha bedrijfsgrond per jaar over de afgelopen 10 jaar. Door de provincie is aangegeven dat de raming kan en mag worden bijgesteld wanneer in de praktijk blijkt dat de uitgifte hoger is of dat er incidentele grote uitgiftes zijn gerealiseerd.
Verdere ontwikkeling bedrijventerrein Welgelegen
Het zwaartepunt van de ontwikkelingen vindt plaats bij de regionale kern Tholen. De aantrekkingskracht van de nieuwe A4 is daarbij sterk merkbaar. Ook de vraag naar grote kavels (zie bestemmingsplan Welgelegen III) richt zich op Tholen. In verband hiermee is al jaren geleden ervoor gekozen om het bedrijventerrein gefaseerd uit te breiden. De ontwikkeling van Welgelegen IV is het logische vervolg daarvan.
De eerste logische uitbreiding is op de gronden die beschikbaar zijn gekomen als gevolg van de aankoop van de intensieve veehouderij gecombineerd met het perceel dat al jaren in eigendom van de gemeente. Op dit laatstbedoelde perceel bevindt zich een grond- en baggerdepot. Dit depot kan worden verplaatst
Voor de verdere toekomst is een uitbreidingsrichting ten noordwesten van het bedrijventerrein een logische vervolgstap. Hiervoor is de Structuurvisie - Uitbreiding bedrijventerrein Welgelegen Tholen (februari 2018) opgesteld.
Regionale afstemming
De gemeente Tholen neemt deel aan het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) van de regio West-Brabant. De aanwezigheid van Tholen in dit bovenregionale overleg laat zien dat er - door de ligging nabij West-Brabant en door de vervolmaking van de A4 - een nauwe ruimtelijk-economische relatie bestaat en wordt onderkend tussen Tholen en de regio West-Brabant. Tholen maakt formeel geen onderdeel uit van de afspraken met de provincie Noord-Brabant, maar de programmering van Tholen is wel als addendum in het (concept) afsprakenkader van West-Brabant opgenomen en bestuurlijk akkoord bevonden. Omdat de ontwikkeling van Welgelegen IV niet tot doel heeft grootschalige logistieke bedrijven mogelijk te maken, is regionale afstemming niet nodig.
3.4.2 Beleidsnota bedrijventerreinen (2012)
Op 13 december 2012 is de Beleidsnota Bedrijventerreinen Gemeente Tholen vastgesteld, waarbij gekozen is voor variant 4 inhoudende o.a. de doorgroei van het bedrijventerrein bij Tholen-Stad. Het besluit was niet op kavelniveau.
3.4.3 Toekomstvisie Tholen 2025
Voor de kernen Tholen-stad, Sint-Annaland, Sint-Maartensdijk/ Scherpenisse en Sint Philipsland wordt hierin, ieder op een eigen wijze, een taak voorzien. Deze kernen worden als zogenaamde ontwikkelingskernen aangewezen, waarbij Tholen-stad, als belangrijkste aanhechtingspunt naar de regio, het 'stedelijk zwaartepunt' van de gemeente vormt. De ontwikkeling van Welgelegen II, III en IV was hierin nog niet voorzien. Wel is duidelijk dat het bedrijventerrein Slabbecoornpolder-Welgelegen het regionale bedrijventerrein is waar nieuwe bedrijfsvestigingen dienen te worden geconcentreerd.
3.4.4 Groenplan gemeente Tholen 2019-2023
In dit groenplan (vastgesteld 6 december 2018) wordt richting gegeven aan een toekomstbestendige inrichting en beheer van het openbaar groen. De gemeente Tholen zet in op het behouden en ontwikkelen van een robuuste groenstructuur die de waarden van groen versterkt (ruimtelijke waarde, landschap en biodiversiteit, cultuurhistorie, educatie, recreatie en spelen, leefbaarheid en toekomstwaarde).
Het groen langs de ontsluitingsstructuren zorgt voor herkenbaarheid, markering van oude grenzen en versterkt het richtingsgevoel van burgers en bezoekers. Ze vertellen ook de ontstaansgeschiedenis van de kernen. Voor de toekomst moeten deze structuren daarom behouden blijven.
Op het grensvlak kern met buitengebied liggen kansen van landschappelijk groen en biodiversiteit. Het is gewenst om die te gaan benutten. In de structuuropzet voor Welgelegen en de nieuwe ontsluitingsweg wordt hiermee rekening gehouden.
Er zijn zowel inrichtings- als beheersmaatregelen nodig om de beoogde situatie te bereiken
Voor bedrijventerreinen is het project randzones van belang. Het streefbeeld is om bedrijventerreinen beter in te passen in het landschap en bedrijventerreinen te worden aangekleed met beplantingsstroken die voor omwonenden als uitloopgebied kunnen fungeren en voor ecologie van waarde kunnen zijn. Ook dit wordt in de structuuropzet meegenomen. De randzone zal bestaan uit gras, solitaire bomen en boomgroepen en waar wenselijk bosplantsoen.
Voor de toepassing van bomen worden verschillende algemene criteria en aanbevelingen gehanteerd. Door alle plannen en studies vanaf de eerste schetsen hieraan te toetsen kan een betere boomstructuur worden bereikt. In de structuuropzet is al een indicatief beeld gegeven van mogelijke boomlocaties. Bij de uitvoering van het bestemmingsplan wordt dit verder uitgewerkt.
Hoofdstuk 4 Toetsing Aan Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan diverse sectorale aspecten namelijk:
- Verkeer;
- Watertoets
- Bodem;
- Archeologie en Cultuurhistorie;
- Ecologie;
- Bedrijven en milieuzonering en Milieuhinder agrarische bedrijven,
- Externe veiligheid,
- Kabels en leidingen,
- Wegverkeerslawaai en Industrielawaai; en
- Luchtkwaliteit;
Afgesloten wordt met een paragraaf over de Toetsing aan Besluit milieueffectrapportage.
4.2 Verkeer
De ontsluiting voor autoverkeer en langzaam verkeer is beschreven in paragraaf 2.2.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De uitbreiding van bedrijventerrein Welgelegen omvat bedrijvigheid uit ten hoogste categorie 4.1. van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. De hiermee samenhangende verkeersgeneratie is bepaald aan de hand van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen). De kencijfers voor bedrijventerreinen gelden per m2 netto ha bedrijventerrein. Bij een bedrijventerrein kan de etmaalintensiteit per weekdag conform CROW-publicatie worden omgerekend naar werkdagen door de kengetallen te vermenigvuldigen met 1,33. De kengetallen voor een werkdagetmaal worden hiermee:
- Personenauto: 135 x 1,33 = 180 mvt per hectare per werkdagetmaal
- Vrachtauto: 35 x 1,33 = 47 mvt per hectare per werkdagetmaal.
Onderzoek
Het plangebied heeft een oppervlakte van ruim 18 hectare, waarvan dus (10,2 + 1,93=) 12,13 hectare netto. De verkeersgeneratie van bedrijventerrein Welgelegen IV bedraagt daarmee:
- 180 x 12,13 = 2.183 personenauto's per werkdagetmaal;
- 47 x 12,13 = 570 vrachtauto's per werkdagetmaal.
In CROW-publicatie wordt de volgende verhouding gegeven tussen typen vrachtverkeer voor het werkmilieutype distributieterrein:
- lichte vrachtauto's (< 7,5 ton): 26%;
- zware vrachtauto's (> 7,5 ton): 74%.
Er kan dus worden aangenomen dat de intensiteit als volgt verdeeld is:
- lichte vrachtauto's (< 7,5 ton): 570 x 0,26 = 148 lichte vrachtauto's per werkdagetmaal;
- zware vrachtauto's (> 7,5 ton): 570 x 0,74 = 421 zware vrachtauto's per werkdagetmaal.
Welgelegen IV ligt tussen de bestaande aansluiting op de N286 (ter hoogte van de Thoolse brug) en de nieuwe aansluiting in. Er wordt daarom vanuit gegaan dat 50% gebruik maakt van de nieuwe aansluiting.
Bij de beoordeling van de verkeersafwikkeling dient ook rekening te worden gehouden met de verkeersgeneratie van de uitbreidingen Welgelegen II en Welgelegen III. Deze uitbreidingen hebben samen een verkeersgeneratie van 1.260 + 2.460 = 3.720 mvt/werkdagetmaal (950 + 1.860 = 2.810 mvt/weekdagetmaal) tot gevolg.
Voor het gehele bedrijventerrein geldt dat de verkeersafwikkeling naar het hoofdwegennet (N656) plaatsvindt via de centrale ontsluitingsas van het bedrijventerrein (Welgelegen). Deze weg kent op basis van gemeentelijke verkeerstellingen een intensiteit van circa 4.200 mvt/etmaal. Als gevolg van de ontwikkeling (zowel Welgelegen II, Welgelegen III als Welgelegen IV) neemt de intensiteit hier toe met (3.720+ 2.753=) 6.474 tot 10.674 mvt/werkdagetmaal. De inrichting van de weg is op dergelijke verkeersintensiteiten gedimensioneerd (asmarkering, vrijliggende (brom)fietsvoorziening). Op basis daarvan beschikt de Welgelegen op wegvakniveau over voldoende capaciteit om de verkeerstoename op een goede manier te kunnen verwerken.
Uit de provinciale verkeersstromenkaart 2019 blijkt op de N656 (Oud Vossemeersedijk) een verkeersintensiteit van 3.959 mvt/etmaal (juli/augustus) en op de provinciale weg N286 (Nieuwe Postweg) een intensiteit van 9657 - 9.917 tot 17.077 - 18.381 mvt/etmaal. Deze wegen hebben voldoende capaciteit om het extra verkeer ten gevolge van de uitbreiding van het bedrijventerrein te kunnen verwerken. De beoogde verkeersgeneratie leidt niet tot problemen in de verkeersafwikkeling op wegvakniveau.
Er zijn plannen in voorbereiding om aan te sluiten op een nieuwe ontsluitingsweg (zie paragraaf 2.3). Hierdoor zullen de verkeersintensiteiten op de huidige takken van het kruispunt niet toenemen en geen aanpassing aan het kruispunt noodzakelijk is.
Parkeren
Uitgangspunt is dat de ontwikkelingen binnen het plangebied voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. De hierbij te hanteren parkeernormen zijn opgenomen in het GVVP van de gemeente Tholen ('Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan Tholen 2009-2018', gemeente Tholen 2008). De parkeernormen zijn afhankelijk van de bedrijfsfunctie en de omvang van het bruto vloeroppervlak van de bedrijven.
4.3 Landschap
Het plangebied grenst aan de noord- en westzijde aan het open buitengebied. Aan deze zijde is aandacht nodig voor landschappelijke inpassing. Rond het beoogde bedrijventerrein ligt een zone waar dit kan worden gerealiseerd.
In verband met de grote bouwhoogten (maximaal 12 en 15 meter) wordt langs de buitenrand van het bedrijventerrein een afschermende groengordel aangelegd. Om de landschappelijke effecten te verzachten, zullen gebouwen met een aangepaste kleurstelling worden gebouwd waardoor de gebouwen minder opvallen. Dit wordt geregeld bij de welstandtoetsing en bij de verkoop van gronden. Ook wordt de lichtuitstraling naar de omgeving zo veel als mogelijk te voorkomen. Verlichte gevelreclame zal in ieder geval niet worden toegestaan.
4.4 Watertoets
4.4.1 Beleid en normstelling
Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt.
4.4.2 Toetsing/onderzoek
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De watertoets die voor de voorgenomen ontwikkeling is uitgevoerd, is opgenomen in bijlage 2. Bij het tot stand komen daarvan is overleg gevoerd met het waterschap. Belangrijke aspecten met betrekking tot de waterhuishouding zijn de volgende.
- Het regenwater wordt gescheiden afgevoerd op het oppervlaktewater.
- Op basis van het te realiseren programma is de omvang van de benodigde waterberging vastgesteld op 9.375 m3 (12,5 ha x 75 mm). In overleg met het Waterschap Scheldestromen zal worden bepaald op welke wijze binnen het plangebied in de waterbergingsopgave worden voorzien.
- Het vuilwater kan met een nieuw vuilwaterriool worden aangesloten op het vuilwaterstelsel van het bestaande bedrijventerrein Welgelegen.
- Om een minimale ontwateringsdiepte te kunnen garanderen zal het terrein worden voorzien van drainage.
Het waterschap heeft verzocht om een specifieke gebruiksregel in het bestemmingsplan op te nemen waarmee de daadwerkelijke ontwikkeling van het bestemmingen slechts mogelijk is, indien een waterberging wordt aangelegd, beheerd en instandgehouden met een omvang, die voldoet aan 75 liter per m2 verhard oppervlak. Met een dergelijke regeling kan worden geborgd dat voldoende compensatie (waterberging) wordt aangelegd. Het waterschap en de gemeente zullen op het moment dat de ontwikkeling concreet wordt, bekijken hoe de compensatie wordt uitgevoerd.
4.4.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat met het opnemen van een specifieke gebruiksregel in het bestemmingsplan het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van water. Het aspect water staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg. De vaststelling van voorliggend bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem in het plangebied.
4.5 Bodem
4.5.1 Beleid en normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
4.5.2 Toetsing/onderzoek
Het grootste deel van het plangebied is altijd agrarisch in gebruik geweest voor akkerbouw. De uitzonderingen zijn de locatie van de voormalige varkenshouderij, de Mosterdijk en het slib- en gronddepot aan de zijde van de weg Welgelegen (in gebruik genomen 2006).
Agrarische gronden
Voor de uitbreiding Welgelegen IV, met uitzondering van het slib- en gronddepot, zijn bodemonderzoeken uitgevoerd. De rapportages daarvan zijn opgenomen in bijlage 3. Uit deze onderzoeken blijkt het volgende:
- 1. Akkerbouwgebied: De locatie is geschikt voor de voorgenomen eigendomsoverdracht en de ontwikkeling van een bedrijventerrein op de locatie.
- 2. Gedempte sloten en vermoedelijke dreef: De betreffende sloten zijn sinds 1959 niet meer op historische kaarten aanwezig. Verder zijn geen bijzonderheden geconstateerd.
- 3. Uit het vooronderzoek dat voor de locatie ten westen van de Mosterdijk in opdracht van de gemeente Tholen is uitgevoerd, volgde dat de locatie voor zowel grond als grondwater kon worden beschouwd als een 'Grootschalige onverdachte locatie'. Er waren geen aanwijzingen die extra onderzoek naar asbest nodig maakten. Een strook van circa 10 meter aan de oostkant van het perceel was verdacht op OCB's. De onderzoekslocatie was, net als heel Nederland, in theorie PFAS verdacht. Daarom is PFAS toegevoegd aan het analysepakket.
Meeste mengmonsters hebben licht verhoogde gehalten/concentraties aan geanalyseerde parameters. Hiermee wordt de vooraf opgestelde hypothese verworpen. Echter, omdat de gehalten geen gevolgen hebben en niet sterk verhoogd zijn wordt aanvullend onderzoek niet noodzakelijk geacht .
Tijdens de visuele inspectie van de opgeboorde grond zijn geen bodemvreemde materialen aangetroffen die kunnen wijzen op een potentiele bodemverontreiniging.
In het onderzoek is aanbevolen om bij grondverzet rekening te houden met de in het landbodemonderzoek aangetoonde bodemkwaliteit. Er zijn in meerdere monsters achtergrondwaarden overschreden van verschillende metalen en incidenteel van PAK en minerale olie. In overleg met het bevoegd gezag kunnen hergebruiksmogelijkheden (binnen of buiten het project) worden vastgesteld.
Slib- en gronddepot
Voor het slib- en gronddepot is een milieuvergunning en vergunning volgens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren aanwezig. Voorafgaand is in 2005 een zogenoemde nul-situatie bodemonderzoek uitgevoerd. Dit depot wordt opgeheven na vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan en als benutting voor bedrijfsontwikkeling te verwachten is. Dan wordt ook voor de te verwijderen grondwallen een passende bestemming gezocht en wordt het vereiste zogenoemde eindsituatieonderzoek uitgevoerd. Dit nog uit te voeren onderzoek wordt dan uitgevoerd om geschiktheid van de nu gewenste ontwikkeling te beoordelen. Indien noodzakelijk kan er worden gesaneerd. De financiële uitvoerbaarheid van het plan komt daarmee niet onder druk te staan.
4.5.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
4.6 Archeologie
4.6.1 Beleid en normstelling
Om te voorkomen dat archeologische informatie ongezien verloren gaat, is het noodzakelijk dat gemeenten in het ruimtelijk beleid waarborgen inbouwen voor de omgang met dit bodemarchief. Dit is een uitvloeisel van het Verdrag van Malta dat in 1992 door Nederland werd ondertekend en in 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) is geïmplementeerd in de Nederlandse Monumentenwet. Gecombineerd met de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), die op 1 oktober 2010 in werking is getreden, is behoud en beheer van het bodemarchief daarmee integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. De uitvoering van de Monumentenwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is daarmee een primair gemeentelijke opgave geworden.
De gemeente Tholen heeft eigen archeologiebeleid vastgelegd in de Nota Archeologiebeleid (vastgesteld 28 juni 2012). In het archeologiebeleid zijn verwachtingskaarten gemaakt voor het gehele grondgebied van de gemeente. Hierin worden 4 verschillende archeologische niveaus (4 lagen: laag 1 Walcheren, laag 2 Hollandveen, laag 3 Wormer en laag 4 Pleistoceen) onderscheiden. Er zijn diepte- en oppervlaktematen bepaald voor de verplichting van archeologisch onderzoek bij bodemverstorende activiteiten.
Indien de dieptemaat van 40 cm wel wordt overschreden, dan wordt de oppervlaktemaat relevant. Daarvoor geldt het volgende:
- categorie 1 (archeologisch rijksmonument). Hier is altijd een monumentenvergunning nodig van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed die hier optreedt als bevoegde overheid; deze terreinen vallen niet binnen het gemeentelijke beleid;
- categorie 2 (terrein van archeologische verwachtingswaarde = AMK-terreinen): vooronderzoek indien oppervlakte meer dan 50 m2 bedraagt;
- categorie 3 (stads- en dorpskernen met een archeologische verwachtingswaarde en nieuwe vindplaatsen): vooronderzoek indien oppervlakte meer dan 50 m2 bedraagt;
- categorie 4 ( hoge archeologische verwachtingswaarde): vooronderzoek indien oppervlakte meer dan 250 m2 bedraagt;
- categorie 5 (gematigde archeologische verwachtingswaarde): vooronderzoek indien oppervlakte meer dan 500 m2 bedraagt;
- categorie 6 (lage archeologische verwachtingswaarde): vooronderzoek indien oppervlakte meer dan 2.500 m2 bedraagt;
- categorie 7 (waterbodem met verwachte maritiem archeologische verwachtingswaarde): altijd overleg plegen met de gemeente;
- categorie 8 (geen archeologische verwachtingswaarde): geen vooronderzoek. Dit blijft ongewijzigd.
De projectlocatie is in figuur 4.1 weergegeven op de archeologische beleidsadvieskaart. De gronden zijn aangeduid als categorie 4 (hoge verwachting) en 5 (gematigde verwachting). Met uitzondering van beleidscategorie 1 geldt dat ongeacht het te verstoren oppervlak geen vooronderzoek hoeft plaats te vinden als de dieptemaat van 40 cm bij bodemverstorende activiteiten niet wordt overschreden. Het verbod geldt evenmin indien een rapport is overgelegd waaruit blijkt dat aanwezige archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden veiliggesteld of dat deze niet onevenredig worden geschaad dan wel dat in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Voor categorie 4 geldt op basis van het beleid een vrijstelling voor een oppervlak van 250 m2 en voor categorie 5 een vrijstelling van 500 m2.
De archeologische beleidsadvieskaart is niet meer relevant voor het plangebied van het bestemmingsplan Welgelegen III. Een hele kleine strook van dat bestemmingsplan met de bijbehorende regeling wordt in het bestemmingsplan Welgelegen IV meegenomen.
Figuur 4.1. Archeologie (bron: ontwerp beleidsnota Archeologiebeleid, gemeente Tholen) (geel: grens plangebied)
4.6.2 Toetsing/onderzoek
Definitieve bouwplannen voor de bedrijven die zich op het bedrijventerrein zullen vestigen, zijn nog niet beschikbaar. De verwachting is wel dat de oppervlaktemaat van de beoogde bebouwing meer zal bedragen dan respectievelijk 250 m2 en 500 m2 en dat de grond hiervoor dieper dan 40 cm (voor strookje Welgelegen III: 90 cm) zal worden verstoord.
Daarnaast zijn de aanleg van riolering en het bouwrijp maken van de gronden bodemverstorende activiteiten. Zo is het plan sprake van een noodzakelijke waterberging van 9.000 m3 (zie ook paragraaf 4.4.2)
Voor het zuidelijk deel van Welgelegen IV dat ten oosten van de Mosterdijk ligt, is in opdracht van de gemeente Tholen in januari tot en met maart 2018 een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van een verkennend booronderzoek. Het booronderzoek levert een vrij uniform beeld van de bodemopbouw van het plangebied. Aan de basis bevinden zich oude getijdenafzettingen. De bovenzijde hiervan is aangetroffen tussen 2,9 en 4,8 meter -NAP (2,7 en 4,8 m -mv). Binnen het oude getijdenlandschap zijn wadvlakte- en geulafzettingen te onderscheiden.
De oude getijdenafzettingen worden afgedekt door een homogeen en compact pakket veen, dat in dikte varieert van 40 cm tot 2,5 m. De bovenzijde van het veen ligt vrijwel overal dieper dan circa 2,25 m -NAP (ca. 2,0 m -mv). In geen van de boringen zijn aanwijzingen gevonden voor moernering. In boring 56 bevond de top van het (intacte) veen zich al op 1,2 m -mv (1,6 m -NAP); de top was veraard.
Op een boring na, is in alle boringen het veen geërodeerd door de bovenliggende sterk zandige afzettingen. De getij-inversierug heeft een breedte van circa 100 meter en loopt door het zuidwestelijk deel van het plangebied. Ter hoogte van de geul zijn de onderliggende afzettingen hoogstwaarschijnlijk grotendeels geërodeerd.
In vijf boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen. Het gaat om minimale aanwijzingen: puintjes, houtskool en enkele stukjes onverbrand bot. De indicatoren bevinden zich in de top van de jonge getijdenafzettingen, globaal binnen 1 m -mv. Op grond van de ligging in de (de top van) de jonge getijdenafzettingen, gaat het zeer waarschijnlijk om resten uit de Late Middeleeuwen of de Nieuwe tijd. De aard is onbekend.
In het onderzoeksrapport is geadviseerd om ter hoogte van twee boringen een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een karterende boringen. Doel hiervan is het verkrijgen van duidelijkheid over de aangetroffen indicatoren in beide boringen. Voorgesteld wordt om het boorgrid in deze zone te verdichten. Ten aanzien van de boring met intact veen wordt geadviseerd om deze plek nader te onderzoeken om vast te stellen of het om een kleine geïsoleerde plek gaat of dat het een groter restant intact veen betreft. Voorgesteld wordt om ook hier het bestaande boorgrid te verdichten. De exacte invulling van de aanvullende werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA).
Ten aanzien van de gronddepots geldt dat de delen die niet onderzocht konden worden feitelijk nog onderzocht dienen te worden middels een verkennend booronderzoek.
Ten aanzien van de overige delen van het plangebied wordt geadviseerd om deze vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Indien bij de toekomstige ontwikkelingen ingrepen zullen plaatsvinden in de Nieuwlandsedijk/Vrouwendijk (de dijk vormt de grens van het plangebied en is als zodanig zelf niet onderzocht tijdens onderhavig onderzoek), dan wordt aanbevolen om gericht (gravend) onderzoek te doen naar de opbouw van de dijk.
Figuur 4.2. Advieskaart archeologie (bron: ADC ArcheoProjecten)
Voor de locatie van het voormalige intensieve veehouderijbedrijf en de gronden ten westen van de Mosterdijk is nog geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Daarom is in dit bestemmingsplan voor deze gronden nog een beschermende regeling nodig. Het is de bedoeling dat de gebouwen van het voormalige intensieve veehouderijbedrijf onder archeologische begeleiding worden gesloopt.
4.6.3 Conclusie
Voor het zuidelijk deel van Welgelegen IV, dat ten oosten van de Mosterdijk ligt en waarvoor archeologisch onderzoek is uitgevoerd, is het grootste deel vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkeling. Dat betekent dat in voorliggend bestemmingsplan geen regeling voor de bescherming van archeologische waarden nodig is. Voor de niet-onderzochte delen aan de noord en noordwestzijde is een dergelijke bescherming wel nodig. Hieraan dient als regel te worden verbonden dat bij een verstoring van respectievelijk 250 m2 en 500 m2 en een diepte van 0,4 meter of meer beneden het maaiveld (1,45 meter -NAP of dieper) aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
4.7 Cultuurhistorie
4.7.1 Beleid en normstelling
Wet modernisering monumentenzorg
De Wet modernisering monumentenzorg heeft onder andere tot doel dat cultuurhistorische waarden in een vroegtijdig stadium in een ruimtelijk plan worden betrokken. In de toelichting van een ruimtelijk plan dient een beschrijving opgenomen te worden van de in het plangebied voorkomende cultuurhistorische waarden. Indien het gemeentebestuur dat wenselijk acht, kan ervoor gekozen worden om de aanwezige cultuurhistorische waarden te beschermen in een eventuele regeling (indien er een bestemmingsplan opgesteld wordt).
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) staat expliciet dat niet alleen archeologie maar ook 'in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden' moeten worden betrokken bij de belangenafweging en hierover verantwoording moet worden afgelegd in de plantoelichting.
4.7.2 Toetsing / onderzoek
Het plangebied bestaat uit agrarische percelen met langs de Groeneweg bedrijfsgebouwen van een voormalige varkenshouderij. De bebouwing is niet cultuurhistorische waardevol. De aanwezige kavelrichting blijft bovendien behouden.
Het enige element in het plangebied dat cultuurhistorisch van betekenis is, is de Mosterdijk. Onder andere om de ruimtelijke samenhang binnen het bedrijventerrein ter vergroten, is een aantal jaren geleden ervoor gekozen om het gedeelte van de Mosterdijk, dat ligt tussen de Curieweg en de Groeneweg, af te graven. Ter hoogte van Welgelegen III is dit al uitgevoerd en is de Marconiweg aangelegd. Het gaat om een dijkgedeelte met een lengte van afgerond 600 meter. Met de ontwikkeling van Welgelegen IV zal het resterende deel worden afgegraven. In het kader van het bestemmingsplan Welgelegen III is beoordeeld dat de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de dijk en van de directe omgeving daardoor niet significant worden aangetast.
Die beoordeling, die uitging van een lengte van 700 meter, is opgenomen in bijlage 9 bij de toelichting op genoemd bestemmingsplan en is voor de praktische raadpleegbaarheid ook opgenomen in bijlage 5 van voorliggend bestemmingsplan. Daarin is het volgende geconcludeerd:
De Mosterdijk/Nieuwlandsedijk is een vrij gave laatmiddeleeuwse dijk. Van een zeldzame of unieke dijk, die zich onderscheidt van de andere laatmiddeleeuwse dijken in Tholen en Zeeland is geen sprake. De dijk heeft geen belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Tholen en/of de Provincie Zeeland. De dijk kan niet geheel worden los gezien van de polder die de dijk omsluit. In de directe omgeving van de Mosterdijk/Nieuwlandsedijk is in de toekomstige situatie zowel aan de oost- als de westzijde geen sprake meer van een oorspronkelijk polderlandschap. Voor de ontwikkeling van nieuw bedrijventerrein is gekozen voor een locatie die aansluit bij bestaande terrein(en) en die (onaangetast) Thools cultuurlandschap zo veel mogelijk ontziet. In de huidige situatie is de beleefbaarheid van de dijk al erg beperkt. Voor de ontwikkeling van Welgelegen III is bewust gekozen voor voortzetting van de orthogonale structuur van de verkaveling van het bestaande bedrijventerrein. Dat houdt in een ontsluitingsweg haaks op de Mosterdijk/Nieuwlandsedijk. Door de ontwikkeling van Welgelegen III en IV kan de dijk nauwelijks nog als structuurdrager van het oude landschap worden beleefd. In feite vormt de dijk een barrière tussen de afzonderlijke delen van het bedrijventerrein. Om de ruimtelijke samenhang binnen het bedrijventerrein, de oppervlakte uitgeefbare grond te vergroten en de grondwal langs de buitenrand van Welgelegen III te kunnen aanleggen, is gekozen voor het afgraven van het dijk. Omdat de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de dijk en van de directe omgeving niet significant worden aangetast, is van strijd met artikel 2.17 van de VRPZ geen sprake. Aanpassing van het bestemmingsplan is dan ook niet nodig. |
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het resterende gedeelte tot aan de Groeneweg afgegraven. De totale lengte van de afgraving komt daarmee op ruim 800 meter, ofwel 100 meter meer dan waarin de beoordeling in 2018 vanuit is gegaan. Deze extra afstand is dusdanig klein dat de conclusie uit de beoordeling ook geldig is voor dit bestemmingsplan.
4.7.3 Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein.
4.8 Ecologie
4.8.1 Beleid en normstelling
Inleiding
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
4.8.2 Toetsing en onderzoek
Huidige situatie
Het gehele plangebied is in de huidige situatie in gebruik als agrarische grond en wordt - behoudens de bedrijfslocatie van de voormalige intensieve veehouderij en het eerder vermelde slib- en gronddepot gebruikt als akker. Langs de buitenrand van het plangebied zijn sloten aanwezig.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van nieuw bedrijventerrein. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd:
- 1. het uit productie nemen van agrarische grond;
- 2. het slopen van bedrijfsbebouwing;
- 3. bouwrijp maken;
- 4. bouwwerkzaamheden.
Gebiedsbescherming: aangewezen gebieden
NatuurNetwerk Nederland (NNN)
Het NNN omvat door de provincies aangewezen natuurgebieden en de agrarische gebieden van ecologische betekenis. Rond de natuurgebieden geldt in provincie Zeeland een zone van 100 meter waarbij nieuwe ontwikkelingen worden beoordeeld op gevolgen voor het Natuurnetwerk. Het dichtstbij gelegen NNN-gebied bevindt zich op 500 m en betreft Dijken Tholen (nr. 2599) (zie figuur 4.3). Dit is een bloemrijke dijk en kruiden- en faunarijke grasland. Natuurgebieden kunnen stikstofgevoelig zijn, maar voor dit NNN-gebied vormt stikstofdepositie geen beoordelingsaspect.
Op grotere afstand liggen de volgende gebieden:
- Schorren van Eendracht;
- Dorpsbos Tholen;
- Dorpsbos Oud Vossemeer.
Natura 2000
In de omgeving van het plangebied liggen de volgende Natura 2000-gebieden:Krammer-Volkerak ten noorden van het plangebied, het Zoommeer, Markiezaat en de Oosterschelde ten zuiden van het plangebied en de Brabantse Wal ten (zuid)oosten van het plangebied.
De Natura 2000-gebieden Zoommeer en Markiezaat zijn aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn en niet gevoelig voor stikstofdepositie. De gebieden Krammer-Volkerak, de Oosterschelde en de Brabantse Wal zijn dat wel en daarom wordt hierna op deze gebieden ingegaan.
Oosterschelde
Uit de gebiedssamenvatting Oosterschelde blijkt dat het overgrote deel van de stikstofgevoelige habitattypen niet overbelast is met uitzondering van een matige overbelasting van het habitattype Overgangs- en trilvenen (veenmostrietlanden). De gemiddelde achtergronddepositie bedraagt hier 980 mol/ha/jr.
Krammer-Volkerak
In het grootste deel van het Natura 2000-gebied Krammer-Volkerak is tot op heden geen stikstofprobleem, het percentage overbelast habitattype ligt rond de 0 tot 3 procent.
Enkel ter hoogte van Ooltgensplaat en de Steenbergsche vliet is sprake van matige overbelasting. De gemiddelde achtergronddepositie bedraagt 1.152 mol/ha/jr.
Figuur 4.3 Links: Natuurnetwerk Nederland; rechts: Natura 2000-gebieden Krammer-Volkerak (1), Zoommeer (2), Markiezaat (3) en Brabantse Wal (4)
Brabantse Wal
Uit de gebiedssamenvatting voor Brabantse Wal (AERIUS, 2016) blijkt dat de stiktofbelasting ten opzichte van de kritische depositie waarde (KDW) per habitattype erg hoog is. Met name de vennen zijn sterk overbelast vanwege de lage KDW. De hectares met de sterke overbelasting zijn terug te vinden in de omgeving van Ossendrecht. De gemiddelde achtergronddepositie bedraagt 1.772 mol/ha/jr. Ter vergelijking, de KDW's voor de verschillende typen Vennen liggen rond de 571-714 mol/ha/jr. In het kader van het PAS worden herstelmaatregelen genomen als het verwijderen van opslag, bekalken en begrazen.
Gebiedsbescherming: toetsing
NatuurNetwerk Nederland (NNN)
Het plangebied ligt niet in of nabij het NNN. Effecten als areaalverlies en versnippering kunnen daarom worden uitgesloten. Gezien de afstanden van het te realiseren bedrijventerrein tot de deze gebieden, zijn ook verandering van waterhuishouding en verstoring uit te sluiten.
Natura 2000 gebieden
In verschillende Natura 2000 gebieden door heel Nederland zijn stikstofgevoelige habitattypen aanwezig en leefgebieden aangewezen voor soorten die stikstofgevoelig zijn. In de nabijheid van Tholen zijn vooral de Brabantse wal, Krammer-Volkerak en Oosterscheldevan belang. Vermesting en/of verzuring als gevolg van stikstofdepositie die het gevolg is van de ontwikkeling van het bedrijventerrein Welgelegen IV zijn niet op voorhand uit te sluiten. Voor deze gebieden gelden eisen ten aanzien van stikstofdepositie.
Om het effect van het bedrijventerrein op de stikstofgevoelige gebieden in kaart te kunnen brengen, is voor de gebruiksfase een stikstofberekening uitgevoerd met het rekenprogramma AERIUS Calculator. De berekening en bijbehorende uitgangspunten zijn opgenomen in bijlage 7. Er is niet gerekend voor de aanleg-/bouwfase omdat geanticipeerd is op de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (hierna: Wsn) en het bijbehorende besluit. De Wsn is per 1 juli 2021 in werking getreden en regelt een vrijstelling van de vergunningplicht in artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Deze vrijstelling geldt alleen voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie en niet voor eventuele andere effecten als gevolg van het project op Natura-2000 gebieden.
Voor de berekening is van belang dat aan de Groeneweg 9 een intensieve veehouderij was gevestigd. Voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt de vergunning Wet natuurbescherming ingetrokken. Hierdoor is sprake van een sterke afname in emissies ammoniak.
De bedrijven op Welgelegen IV krijgen geen aansluiting op het aardgasnet en zullen dus geen stikstof uitstoten. Dat betekent dat alleen hoeft te worden onderzocht wat de effecten zijn van het verkeer op stikstofdepositie ter plaatse van Natura 2000gebieden.
Uit de berekening blijkt dat er sprake is van een afname van stikstofdepositie op een groot aantal Natura 2000 gebieden. De uitbreiding met Welgelegen IV leidt niet tot aantasting van Natura 2000 gebieden.
Soortenbescherming: huidige ecologische waarden
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied (google earth), algemene ecologische kennis, verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) en een verkennend veldonderzoek op dinsdag 27 maart 2018. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 8 van deze plantoelichting.
Tijdens het onderzoek zijn geen beschermde plantensoorten of resten van beschermde plantensoorten vastgesteld. Ook zijn er geen verblijfplaatsen zoals kolonie- en paarplaatsen van vleermuizen aanwezig. Negatieve effecten op vliegroutes van vleermuizen en effecten op de foerageermogelijkheden van vleermuizen worden uitgesloten.
Mogelijk komen in het plangebied algemeen voorkomende zoogdieren zoals de bosmuis en huisspitsmuis voor.
Er zijn geschikte (potentiële) nestlocaties aangetroffen voor vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen. Voor huismus en gierzwaluw zijn de te slopen opstallen volledig ongeschikt. Er zijn geen sporen aangetroffen van steen- en/of kerkuil.
In het opgaand groen en langs de sloten en wateren kunnen algemene broedvogels broeden zoals roodborst, merel, kauw, spreeuw, winterkoning, meerkoet en waterhoen. De aanwezigheid van merel en roodborst zijn vastgesteld.
De aanwezigheid van internationaal beschermde amfibieën, zoals de rugstreeppad, wordt uitgesloten. Mogelijk komen in het plangebied wel algemene soorten amfibieën, zoals gewone pad, middelste groene kikker en bruine kikker voor.
Soortenbescherming: toetsing
De benodigde werkzaamheden ten behoeve van de ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
- Er is geen ontheffing nodig voor de benoemde 'overige' soorten omdat in provincie Zeeland hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Wnb. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
- Bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden kunnen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat (her)vestiging of (her)kolonisatie van beschermde soorten kan plaatsvinden, daarvoor kan het terrein regelmatig worden gemaaid, zodat er geen (natuurlijke) houtige beplanting kan groeien. Ook het vlak houden van het terrein kan de (her)vestiging van soorten tegengaan. Daarnaast is het dagelijks gebruik van het terrein een vorm van verstoring om (her)vestiging van beschermde soorten tegen te gaan. Echter verstoring mag alleen worden toegepast ter voorkoming van de (her)vestiging van soorten en niet ter bestrijding van al aanwezige soorten. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de rugstreeppad (die namelijk aangetrokken wordt door grondwerkzaamheden in de nabijheid van water) zich vestigt door de werkzaamheden naadloos op elkaar te laten aansluiten en/of het plangebied voorafgaand aan het uitvoeren van de werkzaamheden volledig af te schermen met antiworteldoek (hoogte 40-50 cm en 5 cm in de grond). Bij graafwerkzaamheden en/of tijdelijke opslag van grond kan voorkomen worden dat soorten als de oeverzwaluw gaan nestelen in de taluds door deze niet steiler te maken dan 1:3. Mochten ondanks deze voorzorgsmaatregelen onverhoopt toch beschermde dieren zich in het gebied vestigen, dan moeten de werkzaamheden worden stilgelegd, gewacht worden tot de nesten vrijwillig zijn verlaten of ontheffing worden aangevraagd.
4.8.3 Conclusie
De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Zeeland vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Welgelegen IV en dus voor de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan.
Uit het onderzoek naar het voorkomen van beschermde planten- en diersoorten is gebleken dat de ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten. Wel geldt er een algemene zorgplicht en een voorzorgprincipe.
Er is sprake van een uitvoerbaar initiatief in het kader van de Wet natuurbescherming.
4.9 Bedrijven En Milieuzonering
4.9.1 Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de ontwikkeling van een bedrijventerrein nabij milieugevoelige functies (zoals woningen) of visa versa:
- een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- bedrijven/inrichtingen niet te veel in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering te borgen, wordt in dit plan milieuzonering toegepast. Daarmee wordt de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vastgelegd. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een dergelijke staat is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' ('standaard SvB') zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009), op de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen. In de VNG-publicatie is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt. Een nadere toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de toepassing daarvan is opgenomen in bijlage 9.
4.9.2 Toetsing/onderzoek
Alle activiteiten van de intensieve veehouderij aan de Groeneweg 9 zijn beëindigd. Er hoeft dus in deze paragraaf geen rekening gehouden te worden met de aanwezige (bedrijfs-)woning.
Op Welgelegen IV wordt niet voorzien in nieuwe milieugevoelige functies, zoals bedrijfswoningen. Dat betekent dat moet worden gekeken naar milieugevoelige functies in de omgeving. Op de naastgelegen bedrijventerreinen Welgelegen II en Welgelegen III zijn geen bedrijfswoningen toegestaan. De dichtstbijzijnde woning bevindt zich op een afstand van ten minste 200 meter (agrarische bedrijfswoning Oud Vossemeersdijk 4) tot meer dan 500 meter (agrarische bedrijfswoning Nieuwlandsedijk 3). Daarnaast bevinden zich woningen in de dorpskern van Tholen (aan de Koningin Julianastraat). De kleinste afstand van het te realiseren bedrijventerrein tot deze woningen bedraagt circa 480. Gezien deze afstanden kunnen uit milieuoogpunt bedrijven uit categorie 4.1, 4.2 en voor een deel 5.1 worden toegelaten. Gezien de functie en de beoogde uitstraling van het bedrijventerrein zijn zware categorieën bedrijven niet gewenst. De maximale milieucategorie wordt zodoende beperkt tot 4.1.
Ook wordt opgemerkt dat Welgelegen IV zal worden ontsloten via het bedrijventerrein Welgelegen II. De maatgevende activiteiten (verkeersbewegingen) vinden dan ook op een nog grotere afstand van de woningen plaats. Bovendien is langs de provinciale weg N286 een dijk aanwezig. Wanneer te vestigen bedrijven passen binnen de milieuzonering is milieuhinder dan ook niet te verwachten.
4.9.3 Conclusie
In dit bestemmingsplan is zorggedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van bestaande woningen. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.10 Milieuhinder Agrarische Bedrijven
In de omgeving van het nieuwe bedrijventerrein bevinden zich meerdere agrarische bedrijven. Op een afstand van ten minste 200 en 500 meter zijn grondgebonden agrarische bedrijven aanwezig (Oud Vossemeersdijk 4 en Nieuwlandsedijk 3) en direct naast het plangebied een intensieve veehouderij (Groeneweg 9). De tot afstand van de grondgebonden bedrijven is dusdanig groot dat er geen onderlinge beïnvloeding is. De intensieve veehouderij en de aangrenzende gronden zijn zoals eerder aangegeven door de gemeente aangekocht en het gebruik is in 2020 beëindigd. In de directe omgeving zijn verder geen veehouderijen aanwezig. Het aspect geurhinder een veehouderij staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
4.11 Externe Veiligheid
4.11.1 Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
4.11.2 Toetsing/onderzoek
Risicovolle inrichtingen
In dit bestemmingsplan worden risicovolle inrichtingen niet rechtstreeks mogelijk gemaakt. Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de huidige situatie in het plangebied een risicovolle inrichting aanwezig is. Het gaat hierbij om de eerdere genoemde intensieve veehouderij aan de Groeneweg die door de gemeente is aangekocht mede met het oog op de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein. Hier vindt opslag van propaan plaats in een bovengrondse tank van 13.000 liter. Volgens de risicokaart is de PR 10-6 risicocontour 23 m. De effectafstand van de inrichting is 390 m. De propaantank is op de noordelijke punt van het perceel gelegen. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de effectafstand. Omdat de intensieve veehouderij is beëindigd en de gemeente de vergunning ook zal intrekken, is het aspect externe veiligheid vanwege deze inrichting niet van belang.
Op korte afstand van het plangebied, namelijk aan de Marconiweg 3 in het bestemmingsplan Welgelegen III, is het bedrijf DSV Solutions aanwezig. Bij dit logistieke bedrijf vindt binnenopslag van meer dan 10 ton verpakte gevaarlijke stoffen plaats. Het gaat om gassen, brandbare vloeistoffen, bijtende stoffen en diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen. De inrichting onder de reikwijdte van het Bevi. Het maatgevende scenario omvat het vrijkomen van giftige stoffen in de vorm van toxische verbrandingsproducten in geval van brand. Voor de inrichting is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld. Daaruit blijkt dat rondom de bedrijfsontwikkelingen waar de opslag van gevaarlijke stoffen plaatsvindt een vaste afstand van 35 meter voor de plaatsgebonden risicocontour 10-6 mag worden gehanteerd (zie zwarte streeplijn in figuur 4.4.). Deze contour ligt deels over het plangebied van Welgelegen IV. De contour reikt echter niet tot aan de bouwvlakken (waarbinnen mogelijk kwetsbare objecten kunnen worden gerealiseerd).
De afstand tot de grens van het invloedsgebied bedraagt ruim 1.300 m. Uit de QRA blijkt dat de hoogte van het groepsrisico ten gevolge van deze inrichting maximaal 0,2 maal de oriëntatiewaarde is. Daarbij is rekening gehouden met de ontwikkeling van Welgelegen IV. Uitgegaan is van een gemiddelde populatiedichtheid van 40 personen per hectare. In de QRA is opgemerkt dat de berekende situatie een 'ergste scenario' is die in de praktijk niet toegestaan c.q. mogelijk is.
Omdat het gehele plangebied van Welgelegen IV binnen het invloedsgebied ligt, dient een beknopte verantwoording te worden opgesteld waarbij wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid. Deze verantwoording is aan het einde van deze paragraaf opgenomen.
Figuur 4.4. Fragment risicokaart Zeeland met risicocontouren LPG-installatie intensieve veehouderij
Het plangebied ligt ook binnen het invloedsgebied van het bedrijf SABIC Innovatieve Plastics BV te Bergen op Zoom, eveneens een Bevi-inrichting. Uit de voor het bedrijf opgestelde kwantitatieve risico analyse (QRA) blijkt dat de hoogte van het groepsrisico ten gevolge van deze inrichting maximaal 0,002 maal de oriëntatiewaarde betreft. Het plangebied ligt aan de buitenste rand van het invloedsgebied. Gezien de grote afstand heeft een eventuele ontwikkeling in dit plangebied geen significant effect op het groepsrisico. Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied dient wel een beknopte verantwoording te worden opgesteld waarbij wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid. Deze verantwoording is aan het einde van deze paragraaf opgenomen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Ten zuiden van het plangebied ligt een hoofdtransport aardgasleiding. Het gaat hierbij om de leiding Z-525-02. De leiding heeft een effectafstand van 70 m. Hiervoor is eerder een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld om de exacte hoogte van het groepsrisico te berekenen. Uit de QRA blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet buiten de leiding ligt. Het groepsrisico neemt niet toe ten gevolge van de ontwikkeling, dit heeft te maken met de hogere personendichtheid elders in Tholen. Vanwege de ligging buiten het invloedsgebied is een verantwoording niet nodig.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
In de omgeving van het plangebied zijn geen wegen aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer gevaarlijke stoffen. Hoewel over de wegen in en rond het plangebied gevaarlijke stoffen kunnen worden vervoerd, zijn deze niet opgenomen in het Basisnet weg of de risicokaart. Voor de N286 is door de provincie Noord-Brabant een telling van het vervoer gevaarlijke stoffen uitgevoerd. Uit deze tellingen blijkt dat in de getelde periode van 12 uur alleen brandbare vloeistoffen over de weg werden vervoerd. Dit betreffen omgerekend 195 tankwagens LF1 en 195 tankwagens LF2. Gezien de aanwezigheid van 2 LPG tankstations in Tholen, zal ten minste ook LPG (GF3) vervoerd worden over de N286.
Op basis van de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) van Rijkswaterstaat (2011) kan de conclusie getrokken worden dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. De afstand van het plangebied tot de provinciale wegen is meer dan 200 m. De aanwezigheid van de wegen vormen dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Omdat het plangebied buiten het invloedsgebied ligt, is geen verantwoording nodig.
Overig vervoer van gevaarlijke stoffen
In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor of het water.
Verantwoording groepsrisico
Vanwege de ligging binnen het invloedsgebieden van de bedrijven DSV Solutions en SABI SABIC Innovatieve Plastics BV dient, op grond het Bevi het groepsrisico te worden verantwoord. In deze verantwoording wordt ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.
Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is.
Het plangebied is vanuit diverse richtingen te bereiken. Vanuit zuidelijke richting via de nieuwe verbinding met de Curieweg - hoofdas Welgelegen en de Nieuwe Postweg - N286-A4, vanuit oostelijke richting via de Welgelegen of de Groeneweg - Oud Vossemeersedijk en vanuit noordwestelijke richting door de verbinding Nieuwlandse kruisweg en de Groeneweg. Deze route kan gebruikt worden als vluchtroute voor de aanwezige personen. Hiermee kunnen zij van de bron af vluchten. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.
Naar aanleiding van het advies van de Veiligheidsregio op het ontwerpbestemmingsplan zal de gemeente, voordat tot uitvoering van het bestemmingsplan wordt overgegaan, in overleg met de brandweer zorgen voor:
- een goede bereikbaarheid van te bouwen objecten in het gebied en opstelplaats voor een brandweervoertuig.
- voldoende primaire bluswatervoorzieningen op (een) strategische mogelijke plaats(en)
- een extra locatie voor secundaire bluswatervoorziening.
Zelfredzaamheid
Het uitgangspunt is dat de meerderheid van de aanwezige personen zelfredzaam zullen zijn.
Blootstelling aan een toxisch gas is het maatgevende scenario voor beide inrichtingen. Hier biedt 'schuilen' de beste wijze van zelfredzaamheid. Met een druk op een knop moeten ramen en deuren kunnen worden gesloten en mechanische ventilatie uitgeschakeld in het geval van een incident . Het is van belang dat de scenario's worden opgenomen in de bedrijfsnoodplannen.
Risicobewustzijn
Aan elk bedrijf dat zich in het plangebied vestigt, wordt informatie verstrekt zodat de aanwezige personen weten hoe te handelen tijdens een calamiteit.
BHV-/ontruimingsplannen
In de BHV-/ontruimingsplannen die volgens het Bouwbesluit verplicht zijn voor de in het plangebied aanwezige objecten, wordt ook het handelingsperspectief bij een toxisch scenario opgenomen.
4.11.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.12 Kabels En Leidingen
4.12.1 Afwegingskader
Het relevante toetsingskader ten aanzien van planologisch relevante kabels en leidingen is
- Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen;
- de Wet ruimtelijke ordening (criterium 'goede ruimtelijke ordening)
- het provinciaal Omgevingsplan Zeeland (herzien 2016)
- Advies van het Ministerie van Infrastructuur en milieu met betrekking tot hoogspanningslijnen.
Planologisch relevantie
Planologisch relevante kabels en leidingen dienen in het bestemmingsplan te worden geregeld (lees: te worden beschermd). Deze zijn namelijk van groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang. Deze kabels en leidingen hebben een relatief grote invloed op het gebruik van gronden in de directe omgeving of dienen te worden beschermd tegen invloeden van buitenaf. In ieder geval zijn buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen die vallen onder het Besluit en Regeling externe veiligheid buisleidingen planologisch relevant. Deze leidingen hebben externe veiligheidscontouren.
De volgende buisleidingen vallen onder de reikwijdte van het Bevb/Revb:
- a. aardgas met een uitwendige diameter van 50 mm of meer en een druk van 1.600 kPA of meer;
- b. aardolieproducten met een uitwendige diameter van 70 mm of meer en een druk van 1.600 kPA of meer (aardolie, aardgasolie, vloeibare aardolieproducten, en derivaten);
- c. brandbare stoffen met een uitwendige diameter van 70 mm of meer of een binnendiameter van 50 mm of meer en een druk van 1.600 kPa of meer;
- d. vergiftige stoffen, (stoffen die zijn geclassificeerd als acuut toxisch) en;
- e. specifieke stoffen met een uitwendige diameter van 70 mm of meer of een binnendiameter van 50 mm of meer en een druk van 1.600 kPa of meer (kooldioxide, zuurstof en stikstof).
Het Bevb is niet van toepassing op:
- Leidingen op het continentaal plat of in de territoriale zee. Voor buisleidingen in de mijnbouw geldt een aparte regeling (zie artikel 3 van de Revb).
- Gasleidingen (<1600 kPa) die deel uitmaken van het gasdistributienet (deze vallen onder de Gaswet).
- Andere mogelijk planologisch relevante buisleidingen zoals elektriciteits-, afvalwater- en rioolwaterleidingen (zie verder in dit document)
- Leidingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen die deel uitmaken van een inrichting,
Voor deze leidingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden aangegeven als deze op het terrein van een inrichting liggen maar geen deel uitmaken van die betreffende inrichting, In het Bevb is voorts bepaald dat het hart van de leiding alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook op de verbeelding moeten worden aangegeven.
Naast buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zijn er nog andere buisleidingen die planologisch relevant worden geacht. Het gaat om leidingen met een (boven)regionale transportfunctie of leidingen die op een andere manier risico's met zich meebrengen voor mens of de leefomgeving wanneer deze leidingen beschadigd raken.
Een voorbeeld hiervan zijn sommige rioolleidingen richting zuiveringsinstallaties. Wanneer de werking van een dergelijke riolering door een beschadiging langdurig verstoord wordt, kan dit grote gezondheidsproblemen in een groot gebied veroorzaken.
Ook afvalwaterpersleidingen met bepaalde diameter, buisleidingen tussen internetdistributiepunten/dataopslagcentra verdienen nadrukkelijk de aandacht. Voor zover er geen wettelijke verplichting is om al dit soort buisleidingen in een bestemmingsplan op te nemen, is de vraag relevant of het maatschappelijk belang van een buisleiding bescherming vanuit een bestemmingsplan wenselijk is. Afstemming met de leidingexploitant kan hieromtrent duidelijkheid geven. De netwerkconfiguratie is hierbij van belang.
Er is voor deze leidingen geen sprake van externe veiligheidscontouren. De leidingen vallen niet onder het Bevb. Wel krijgt een dergelijke leiding ter bescherming van de leiding en om beheer en onderhoud niet onmogelijk te maken, een dubbelstemming ter grootte van de belemmeringenstrook of zakelijk rechtstrook (aan weerzijden van de leiding).
Welke leidingen planologisch relevant zijn en worden opgenomen in het bestemmingsplan is aan het bevoegd gezag. Het bepalen van de planologische relevantie van een leiding is niet altijd eenvoudig. De planologische relevantie is vooral gelegen in de omvang van het verzorgingsgebied en de maatschappelijke schade of ontwrichting die het uitvallen van een leiding tot gevolg heeft.
De provincie Zeeland heeft in het Omgevingsplan Zeeland 2018 beleid opgenomen ten aanzien van hoofdtransportleidingen. Uitgegaan wordt van bundelen van (hoofd-transport)leidingen in een strook gebaseerd op het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Er is niet aangegeven wat hoofdtransportleidingen zijn.
Ook is van belang , is dat ondergrondse buis- en leidingstelsels, met uitzondering van een buisleiding als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid buisleidingen, vergunningsvrij kunnen worden aangelegd.
Grondroeringsregeling (WION)
In principe zijn leidingen ook beschermd tegen schade door graafwerkzaamheden vanwege de meldingsplichtig op basis Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION). De WION verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke 'mechanische grondroering' bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.
Hoogspanningsverbindingen
Ook hoogspanningsverbindingen vanaf een bepaald voltage kunnen planologisch relevant zijn. In oktober 2005 heeft het Ministerie van VROM aan te houden afstanden geformuleerd (in de praktijk ook wel Teslazones genoemd) van gevoelige functies tot bovengrondse hoogspanningsverbindingen (> 150 kV). De gemeente Tholen hanteert als uitgangspunt dat hoogspanningsverbindingen met een spanning van 50 kV of meer planologisch relevant zijn.
4.12.2 Onderzoek
Er zijn in het plangebied geen planologisch relevante hoogspanningsverbindingen of buisleidingen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden. Er ligt in de nabijheid van het plangebied (oostzijde) een 300 waterleiding gemaakt van asbestcement. Dit materiaal is erg kwetsbaar voor zetting. Werkzaamheden en zwaar transport in de nabijheid van deze leiding zullen daardoor uiterst zorgvuldig worden uitgevoerd.
4.12.3 Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.13 Wegverkeerslawaai
4.13.1 Toetsing/onderzoek
Het aspect wegverkeerslawaai is niet relevant voor dit bestemmingsplan. Nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dienen te voldoen aan bepaalde wettelijke normen uit de Wet geluidhinder. Binnen dit bestemmingsplan worden echter geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen direct mogelijk gemaakt. Daarnaast blijkt uit de berekening van de verkeersgeneratie ten gevolge van de uitbreiding van het bedrijventerrein (zie paragraaf 4.2) en dat geen sprake is van een significante verkeerstoename op het omliggend wegennet (verkeerstoename van 25% of meer). Hierdoor zullen bestaande geluidgevoelige bestemmingen langs deze wegen geen extra hinder ondervinden ten gevolge van wegverkeerslawaai.
4.13.2 Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
4.14 Industrielawaai
4.14.1 Toetsingskader
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidzone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
4.14.2 Onderzoek en conclusie
Het plangebied is geen gezoneerd industrieterrein waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen. In de huidige situatie zijn dergelijke inrichtingen hier ook niet aanwezig. Het aspect industrielawaai vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.15 Luchtkwaliteit
4.15.1 Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1. weergegeven.
Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
4.15.2 Toetsing/onderzoek
De beoogde ontwikkeling van Welgelegen IV heeft een verkeersgeneratie van 2.023 mvt/etmaal tot gevolg. Op basis van ervaringen elders wordt rekening gehouden met 20% vrachtverkeer. Uit de NIBM-tool blijkt dat de maximale bijdrage NO2 3,62 µg/m³ bedraagt en de maximale bijdrage voor PM10 0,59 µg/m³ (figuur 4.5). Hierdoor draagt de beoogde ontwikkeling mogelijk in betekenende mate bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen.
Figuur 4.5 Uitkomst NIBM-tool
Naar aanleiding van de uitkomst van de NIBM-tool is de NSL-monitoringstool geraadpleegd. Onderzocht is wat de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de dichtstbijzijnde weg (N286-De Eendrachtweg) bedragen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen langs deze weg lagen in 2016 ruim onder de grenswaarden uit Wet milieubeheer (21,2 µg/m³ NO2 en 16,8 µg/m³ PM10 rekenpunt 15858540). De bijdrage als gevolg van verkeer bedraagt slechts 3,40 µg/m³ voor NO2 en 0,46 µg/m³ voor PM10. Wanneer de bijdragen uit de nibm-tool worden opgeteld bij de achtergrondconcentraties, worden de grenswaarden niet overschreden. Uit de emissieregistratie (emissiregistratie.nl) blijkt daarnaast de emissiewaarden per km2 erg laag zijn in gemeente Tholen.
De beoogde ontwikkeling vormt geen belemmering voor het aspect luchtkwaliteit. Ter plaatse van zowel het bedrijventerrein als de directe omgeving zal sprake zijn van een aanvaardbaar (woon en-) leefklimaat.
4.15.3 Conclusie
De conclusie is dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet belemmert. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse van zowel het plangebied als woningen in de omgeving.
4.16 Duurzaamheid, Klimaatadaptatie En Energie
4.16.1 Beleids-/toetsingskader
In het klimaatverdrag van Parijs (2015) hebben 195 landen ervoor getekend om de mondiale temperatuurstijging tot ruim onder 2 graden Celsius te beperken, en daarbij te streven naar een verdere beperking van de opwarming tot maximaal 1,5 graad Celsius. De Europese Unie heeft namens alle lidstaten harde toezeggingen gedaan om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met ten minste 40 procent te verminderen ten opzichte van 1990. De Nederlandse Rijksoverheid legt de lat echter hoger dan deze toezegging en acht maatregelen noodzakelijk die voorbereiden op een extra reductie van 9 procent. In het verlengde hiervan is in het regeerakkoord van het Kabinet Rutte III onder andere vastgelegd dat de aansluitplicht van woningen en andere gebouwen op gas per 1 juli 2018 vervallen en vervangen door een warmterecht, waarmee eindgebruikers aanspraak kunnen maken op een aansluiting op een (verzwaard) elektriciteitsnet of een warmtenet.
Als gevolg daarvan worden ook de energieprestatie-eisen voor nieuwbouw aangescherpt.
Het kabinet maakt ook afspraken met gemeenten, provincies, waterschappen en netbeheerders om de gebouwde omgeving te verduurzamen.
Op 30 januari 2014 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie Durf Duurzaam te Doen! vastgesteld. Daarin zijn vijf speerpunten, tevens deelprogramma’s, benoemd waar vanuit duurzaamheid tot 2025 aan gewerkt zal worden. Eén van de deelprogramma’s is duurzame energie & klimaat. De gemeente heeft binnen het speerpunt energie & klimaat een aantal ambities en doelstellingen geformuleerd. De hoofddoelstelling luidt dat Tholen in 2050 een energieneutrale gemeente wil zijn. Het realiseren hiervan kan door zowel besparing als met de opwekking van duurzame energie. Een mix vormt de ideale situatie. In de gemeentelijke nota duurzaamheid (2014) is een energiebesparingsdoelstelling van 2% per jaar tot 2020 genoemd.
Dit was destijds een landelijke doelstelling die is overgenomen. Door het hiervoor vermelde klimaatverdrag, de Rijksvisie Energierapport (2016) en de Energieagenda (2016) zijn de doelstellingen aangepast. De overstap naar duurzame energie moet nu stapsgewijs gebeuren: 14% duurzame energie in 2020 en 16% duurzame energie in 2023. In 2050 moet de energievoorziening bijna helemaal duurzaam zijn. De uitstoot van CO2 (broeikasgassen) is dan 80-95% minder vergeleken met 1990.
4.16.2 Toetsing/onderzoek
Op het niveau van het bestemmingsplan is de duurzame combinatie tussen water en ruimtelijke ontwikkeling van belang. De omvang van de benodigde waterberging is op basis van de aanwezige verharding in het plangebied en de uitgangspunten van het waterschap vastgesteld op 9.000 m3 (zie paragraaf 4.4.2 en bijlage 2). In overleg met het Waterschap Scheldestromen zal worden bepaald op welke wijze binnen het plangebied in de waterbergingsopgave worden voorzien.
De verplichting om op het gasnet te worden aangesloten, is komen te vervallen. Om gasloos te bouwen zijn er verschillende opties:
- Met een lucht-water warmtepomp kan warmte uit de buitenlucht worden onttrokken en worden omgezet in bruikbare warmte om de woning te verwarmen.
- Een andere optie is een warmtepomp die de warmte uit de grond haalt. Dit is een grondgebonden warmtepomp. Deze is overigens alleen rendabel bij erg goed geïsoleerde gebouwen. Uit informatie van de 'Atlas voor de leefomgeving' blijkt dat de bodem van Tholen potentie heeft om aardwarmte te winnen uit watervoerende lagen in de ondergrond (aquifers)
- Ook kunnen gebouwen worden aangesloten op een bestaand warmtenet in de omgeving. Dat is in dit geval niet aan de orde.
Op de meeste dakvlakken kunnen worden panelen voor de winning van energie uit zonlicht worden gelegd, mits daarmee in het ontwerpen van de constructie van de gebouwen rekening wordt gehouden. Om dit te bewerkstelligen is hiervoor in het bestemmingsplan een regeling opgenomen.
Verder moet alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, vanaf 1 januari 2021 voldoen aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). Die eisen vloeien voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD).
De overige thema's spelen vooral op het niveau van bouwplannen een rol. De nieuwe gebouwen zullen moeten voldoen aan alle voorwaarden met betrekking tot duurzaamheid uit het Bouwbesluit. Er zal gebruik worden gemaakt van duurzame materialen, dat wil zeggen hout, betongranulaat, pvc, gips en zo min mogelijk tot geen lood en geen koper. Kozijnen, goten, windveren worden uitgevoerd in kunststof. Lood door loodvervangers waar mogelijk.
4.16.3 Conclusie
Op verschillende niveaus van de planontwikkeling wordt ingezet op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling.
4.17 Toetsing Aan Besluit Milieueffectrapportage
4.17.1 Toetsingskader
In het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, die aanleiding geven om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Daarbij moet worden gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Onder deze drempelwaarden is een ontwikkeling niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.
Sinds 7 juli jl. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan - ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een “vormvrije” mer-beoordeling.
4.17.2 Toetsing
Concreet voor deze situatie heeft de ontwikkeling betrekking op de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer, is deze situatie vermeld in de bijlage D. dat is hier niet het geval. Een directe verplichting om een MER op te stellen is er daarmee niet.
Niettemin zal een zogenaamde ‘vormvrije m.e.r. beoordeling moet worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag zal vóór de vaststelling van het bestemmingsplan hierover een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen.
4.17.3 Conclusie
Het bevoegd gezag zal vóór de vaststelling van het bestemmingsplan een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Aspecten
5.1.1 Kostenverhaal
Regelgeving
In de Wet ruimtelijke ordening zijn regels opgenomen over de grondexploitatie. Deze regels verplichten tot kostenverhaal door de gemeente indien nieuwe bouwplannen rechtstreeks mogelijk worden gemaakt door middel van een bestemmingsplan en er voor de gemeente sprake is van verhaalbare kosten (kostensoortenlijst Besluit ruimtelijke ordening). Doel hiervan is om bij de ontwikkeling van bouwlocaties een eerlijke verdeling van kosten en opbrengsten voor publieke voorzieningen af te dwingen. Als er te verhalen kosten zijn, dan legt de gemeente dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Een exploitatieplan is niet vereist indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten van grondexploitatie met alle eigenaren in het exploitatiegebied, waar bouwmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden of volledig grondeigendom).
Toetsing
Op dit moment is het plangebied in eigendom bij de gemeente. De kosten die de gemeente maakt voor de ontwikkeling van het terrein, worden verdisconteerd in de grondprijs.
Conclusie
Een exploitatieplan is niet vereist omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd.
5.1.2 Financiële uitvoerbaarheid
Regelgeving
In artikel 3.1.6. van het Bro is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan inzicht moet worden gegeven in de uitvoerbaarheid. Hieronder wordt mede de financiële uitvoerbaarheid verstaan.
Toetsing
De financiële uitvoerbaarheid wordt door middel van een grondexploitatieberekening aangetoond. Deze berekening wordt voor het bestemmingsplan vastgesteld. Gelet op het vertrouwelijke karakter worden de financiële gegevens niet in deze paragraaf opgenomen.
Conclusie
De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is voldoende verzekerd.
5.2 Resultaten Overleg En Inspraak
5.2.1 Regelgeving
In artikel 3.1.6. van het Bro is tevens bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.
De verplichting om tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn, is vastgelegd in artikel 3.1.1 van het Bro.
Het conceptontwerp (het 'voorontwerp') van het bestemmingsplan is toegezonden aan de provincies Zeeland, de Veiligheidsregio Zeeland, het waterschap Scheldestromen..
Ook heeft voorontwerp van het bestemmingsplan (met planidentificatienummer NL.IMRO.0716.BPwelgelegenIVTH--ON01 van 2 februari 2018 tot en met 1 maart 2018 ter inzage gelegen. Een ieder die in de gemeente een belang heeft, kon schriftelijk een inspraakreactie indienen over dit bestemmingsplan.
5.2.2 Toetsing
Provincie Zeeland, 7 maart 2018
Reactie
- a. Het voorgenomen plan dient opgenomen te zijn in een door GS bekrachtigd bedrijventerreinprogramma.
- b. Het onderzoek m.b.t. huismus en vleermuizen dient aangevuld te worden en uitgevoerd en vastgesteld te zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
- c. Er zijn onjuistheden ten aanzien van de PAS/stikstof in de toelichting van het plan.
- d. Er dienen aanvullingen opgenomen te worden ten aanzien van het onderdeel Archeologie.
- e. Het is voorbarig om te verwijzen naar een ontsluitingsmogelijkheid in het verlengde van de Molenvlietsedijk.
Beantwoording gemeente
- a. In overleg met de provincie wordt een aangepast bedrijventerreinprogramma opgesteld. Hierover is contact met medewerkers van de provincie. Op dit punt kan tegemoet worden gekomen aan de reactie.
- b. Met de provincie zijn wij van mening dat aanvullend onderzoek moet worden uitgevoerd. Dit ziet echter met name op voorgenomen sanering van de opstallen behorende bij de intensieve veehouderij. Naar mening van de gemeente ziet dit aspect op de uitvoering van het plan en is met de juiste voorzieningen/ maatregelen dit geen belemmering voor een (zorgvuldige) uitvoering van werkzaamheden. De provincie zal op de hoogte worden gebracht van het nader onderzoek en indien aan de orde de te nemen stappen/ maatregelen.
- c. Gezien de wijzigingen op dit onderwerp in de afgelopen jaren is dit onderdeel van het plan aangepast en zijn nieuwe berekeningen uitgevoerd.
- d. Ten aanzien van archeologie is daar waar nog onderzoek moet plaatsvinden een passende dubbelbestemming opgenomen. Op die wijze is zijn of worden regels gesteld ten aanzien van archeologie.
- e. De afgelopen jaren is door de gemeente ingezet op deze ontsluitingsmogelijkheid. Na aankoop van gronden en overleg met de provincie hierover is de mogelijkheid van deze ontsluiting zeker een mogelijkheid.
Waterschap Scheldestromen, 7 maart 2018
Reactie
Door het waterschap wordt aangegeven dat overleg gevoerd wordt tussen waterschap en gemeente over de totale uitbreiding van bedrijventerrein Welgelegen. Vanwege dit totaalbeeld uit het overleg kan het waterschap moeilijk adviseren over de waterparagraaf voor specifiek Welgelegen IV. Verzocht wordt het integrale hydrologisch plan voor het gehele bedrijventerrein Welgelegen op te nemen in de bijlage van dit plan, zodat we op basis daarvan advies kunnen geven.
Beantwoording gemeente
In overleg met het waterschap is bezien op welke wijze de waterafvoer vorm moet krijgen. Ook in de verdere uitvoering wil de gemeente in nauw overleg met het waterschap op detailniveau kijken naar ingrepen en voorzieningen met betrekking tot de hydrologische aspecten van het plan. In het plan wordt in voldoende mate voorzien in mogelijkheden tot waterberging d.m.v. het realiseren van waterberging in bassin en/of het verbreden van bestaande waterlopen. Ook met betrekking tot het aspect verkeer wenst de gemeente in overleg met het waterschap te bezien welke aspecten nodig zijn voor juiste afwikkeling hiervan. Overigens zal het verkeer van en naar het bedrijventerrein Welgelegen IV niet afgewikkeld worden met een directe ontsluiting op waterschap wegen.
Veiligheidsregio Zeeland (VRZ), 21 maart 2018
Reactie
- a. Aan de Groeneweg is momenteel een intensieve veehouderij aanwezig, waarbij propaan wordt opgeslagen in een bovengrondse tank. De inrichting is aangekocht door de gemeente en vergunning wordt ingetrokken. Daarmee zijn geen relevante risicobronnen meer aanwezig binnen of nabij het plangebied.
- b. Conform het eerdere advies van de VRZ (van 13 december 2016) is voor Welgelegen IV de wijzigingsbevoegdheid beperkt tot Bevi-inrichtingen waarvan de plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 binnen het bouwperceel blijft. In het ruimtelijk plan zijn er daarmee geen maatregelen noodzakelijk teneinde de risico's te beperken of de mogelijkheden tot zelfredzaamheid en hulpverlening te vergroten.
- c. Het advies is beperkt tot de zaken die betrekking hebben op c.q. gerelateerd zijn aan (externe) veiligheid. Toetsing in het kader van de activiteit 'Bouwen' bij (toekomstige) omgevingsvergunningen gebeurt in een later stadium. Bij deze toetsing worden veiligheidsaspecten betrokken zoals brandcompartimentering, vluchtroutes, bluswatervoorziening en bereikbaarheid op perceelniveau en andere brandpreventieve voorzieningen.
Beantwoording gemeente
Alle conclusie worden onderschreven.
Conclusie
De reactie geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan (verbeelding en regels) aan te passen.
Natuurvereniging Tholen, 24 februari 2018
Reactie
- a. Uit het voorontwerpbestemmingsplan komt niet naar voren, hoe de landschappelijke inpassing er concreet gaat uitzien. Er wordt in algemene termen gesproken over een groenstrook van 10 meter breed en over de aanleg van een aarden wal. In bestemmingsplan Welgelegen III wordt gesproken van een aarden wal van slechts 3 meter hoog. Een op deze wijze vormgegeven groenstrook zal volstrekt onvoldoende zijn om bedrijfspanden van 12 tot 20 m hoog, landschappelijk in te passen. Wij vrezen dan ook voor een vergaande aantasting van het open polderlandschap tussen Tholen en Oud-Vossemeer.
- b. De voorgenomen ontgraving van de Mosterdijk wordt betreurd.
- c. Verzocht wordt om zorg te dragen voor een robuuste groenstrook langs de buitengrens van Welgelegen IV. Deze zou kunnen bestaan uit een aarden wal van ten minste 10 meter breed en van gelijke hoogte als de omringende dijken, beplant met opgaand bos bestaande uit inheemse soorten van autochtone herkomst. Daarbij kan voor het verkrijgen van (een deel van) de benodigde grond aan de westzijde van het plangebied waterberging worden gerealiseerd, door middel van de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs de bestaande watergang. Deze robuuste groenstrook zorgt tevens voor de invang van fijnstof en stikstof en biedt kansen voor recreatie, door middel van wandel- en/of fietspaden.
- d. Gezien het grote belang van insecten voor fruitteelt, landbouw en natuur, pleiten wij voor ecologisch maaibeheer van het `ruwgras' op Welgelegen IV. Het bloemrijke grasland wat hierdoor ontstaat, draagt bij aan de allure van het plangebied.
- e. De Natuurvereniging Tholen biedt haar diensten aan in het meedenken over de concrete inpassing van Welgelegen IV in het omringende fraaie landschap en het verzilveren van kansen voor mens en natuur.
Beantwoording gemeente
- a. Het is vrijwel onmogelijk om bedrijfsbebouwing van 12 meter en hoger van grotere afstand aan het zicht te onttrekken. Daarmee is nog niet gezegd dat het open polderlandschap daarmee vergaand wordt aangetast. Om het zicht op de bebouwing vanuit zuidwestelijke richting te beperken wordt aan de westzijde van de toekomstige randweg / nieuwe verbindingsweg tussen de N286 en de Langeweg Oud-Vossemeersedijk een forse grondlichaam aangelegd. In westelijke en noordelijke richting is momenteel geen landschappelijke afscherming of inpassing voorzien omdat in deze richting rekening wordt gehouden met een verdere uitbreiding van het bedrijventerrein. Indien de toekomstige randweg / nieuwe verbindingsweg de definitieve begrenzing wordt, zal er alsnog worden geïnvesteerd in een goede landschappelijke afscherming of inpassing. Verder zullen eisen worden gesteld aan de kleurstelling van gebouwen (zie paragraaf 4.2 van de plantoelichting) en zal de uitstraling van licht naar de omgeving tot een minimum moeten worden beperkt. De verlichting moet dus neerwaarts gericht zijn en directe inkijk is niet gewenst. Naar aanleiding van de reactie van de vereniging zal ook worden geregeld dat verlichte gevelreclame niet is toegestaan en dat kleurtemperatuur van eventuele verlichting mag niet meer bedragen dan 2.700 Kelvin.
- b. Erkend wordt dat de Mosterdijk een cultuurhistorisch waardevolle binnendijk is (zie paragraaf 4.7 van de plantoelichting). Het dijkgedeelte dat in het plangebied ligt, wordt niettemin afgegraven onder andere vanwege de gewenste ruimtelijke samenhang binnen het bedrijventerrein. Uit een uitvoerige analyse die is uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan Welgelegen III (zie bijlage 9 van de toelichting op dat bestemmingsplan) blijkt dat de dijk niet uniek is. Van dit soort dijken zijn er op Tholen, in de Oosterschelderegio en ook daarbuiten zeer veel.
- c. Voor wat betreft de gevraagde robuuste groenstrook langs de buitengrens van Welgelegen IV wordt verwezen naar de beantwoording onder a. Er wordt aan de westzijde inderdaad een waterplas gegraven. De uitkomende grond zal daarvoor worden gebruikt.
- d. De suggestie van ecologisch maaibeheer van het `ruwgras' op Welgelegen IV is interessant. In overleg met de natuurvereniging zal worden bekeken wat de mogelijkheden zijn.
- e. De gemeente maakt graag gebruik van de deskundigheid en lokale bekendheid van de natuurvereniging.
Conclusie
Naar aanleiding van de reactie van de natuurvereniging zal in de regels ook worden opgenomen dat verlichte gevelreclame niet is toegestaan en dat kleurtemperatuur van eventuele verlichting niet meer mag bedragen dan 2.700 Kelvin. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding om het bestemmingsplan (verbeelding en regels) aan te passen.
DNWG namens drinkwaterbedrijf Evides, 27 februari 2018
Reactie
In het voorontwerpbestemmingsplan worden 'kleine' windturbines mogelijk gemaakt. In de nabijheid van het plangebied(oostelijke zijde) ligt een 300 mm Asbest Cement(AC) drinkwaterleiding uit 1971. Dergelijke waterleidingen zijn zeer kwetsbaar, verdragen geen enkele zetting en dienen uiterst zorgvuldig te worden beschermd. Het uitvoeren van bijvoorbeeld heiwerkzaamheden in de nabijheid van de waterleiding kan omvangrijke schade veroorzaken. Theoretisch zou een rotorblad van een turbine (afhankelijk van type. tip- en ashoogte etc.) de weg/berm en daarmee de leiding kunnen bereiken(werpafstand) Vanwege de belangrijke functie van de leiding voor de directe omgeving wordt verzocht om de (water)transportleiding in het bestemmingsplan op te nemen met de dubbelbestemming Leiding-Water. Zodat bijeen aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouwen van een windturbine de leidingbeheerder in de gelegenheid wordt gesteld te adviseren
Beantwoording gemeente
Mede naar aanleiding van deze reactie is de mogelijkheid in het bestemmingsplan om een windturbine te realiseren geschrapt. Bovendien wordt aan de oostelijke zijde van het plangebied met een circa 20 meter brede groenbestemming afstand gecreëerd.
Conclusie
De reactie geeft geen aanleiding om het plangebied aan te vergroten zoals gevraagd. Wel is de paragraaf 4.12 van de plantoelichting aangevuld met informatie over de gasleiding.
5.3 Ambtshalve Aanpassingen
Na de publicatie van het voorontwerpbestemmingsplan is het plangebied uitgebreid met het gedeelte van de Mosterdijk tussen Welgelegen III en de Groeneweg en agrarische gronden ten westen van dit dijkvak en ten noorden van Welgelegen III. Aan de westzijde is de bestemming Bedrijventerrein opgenomen voor een perceel met een oppervlak van 1,93 hectare netto. Daarachter (nog verder westelijk) is de bestemming Water toegevoegd in verband met een grote waterberging die daar wordt aangelegd en is een smalle strook vanuit het bestemmingsplan Welgelegen III overgeheveld naar Welgelegen IV. De tijdelijke Marconiweg die in die strook ligt, heeft in het bestemmingsplan Welgelegen III namelijk de bestemming Groen. In het voorliggende bestemmingsplan is deze binnen de bestemming Bedrijventerrein opgenomen.
Verder zijn aan de noordzijde van het plangebied (ter plaatse van de locatie van de voormalige varkenshouderij) en aan de oostzijde (ter plaatse van het grond en baggerdepot) de bestemming Groen aanzienlijk verbreed. Op verschillende locaties binnen de bestemming Groen is de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen. Aan de oostzijde (langs de weg Welgelegen) is deze aanduiding daarentegen geschrapt. Langs de grens met het agrarisch perceel in de noordhoek is het bouwvlak teruggelegd om schaduwhinder of -schade aan gewassen zo veel als mogelijk te voorkomen.
Hoofdstuk 6 Bij Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
Het ontwerp van het bestemmingsplan Welgelegen IV heeft met ingang van 26 maart 2021 tot en met 6 mei 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan is op 7 oktober 2021 door de gemeenteraad vastgesteld. Naar aanleiding van zienswijzen en ambtshalve overwegingen zijn daarbij ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan (versie 23 maart 2021) de volgende wijzigingen in de regels aangebracht:
- Artikel 1, de leden 1.8 en 1.9: er zijn andere begripsbepalingen voor archeologisch deskundige en archeologisch onderzoek opgenomen.
- Artikel 3, lid 3.2 (Bouwregels): toegevoegd is de bepaling dat een omgevingsvergunning voor het bouwen pas wordt verleend als bij de aanvraag wordt aangetoond dat de gebouwen gasloos worden gebouwd.
- Artikel 3, lid 3.4 (Specifieke gebruiksregels): opgenomen is de bepaling dat het niet is toegestaan gebouwen aan te sluiten op een aardgasnet en binnen gebouwen gas te gebruiken voor verwarming.
De toelichting is op verschillende punten aangepast en aangevuld:
- paragraaf 4.2 Verkeer, onder "Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling , Onderzoek" : verschillende malen is de zinsnede "per hectare" geschrapt;
- paragraaf 4.7 met betrekking tot het af te graven dijkgedeelte van de Mosterdijk is een uitgebreidere motivering opgenomen (in verband hiermee is ook een nieuwe bijlage 5 opgenomen; de bijlagen daarna zijn vernummerd);
- paragraaf 4.8 Ecologie: de stikstofberekeningen zijn aangepast en aangevuld en er is aandacht besteed aan de nieuwe wetgeving op het gebied van stikstof;
- paragraaf 4.11 Externe veiligheid: naar aanleiding van het advies van de Veiligheidsregio is aandacht besteed aan het bedrijf DSV Solutions op Welgelegen III; dat bedrijf beschikt per 6 juli 2021 over een milieuvergunning.
De toelichting is echter geen onderdeel van het juridische plan.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
Bijlage 1 Onderbouwing Behoefte Aan Uitbreiding Bedrijventerrein
Bijlage 1 Onderbouwing behoefte aan uitbreiding bedrijventerrein
Bijlage 2 Watertoets Welgelegen Iv
Bijlage 2 Watertoets Welgelegen IV
Bijlage 3 Bodemonderzoek Welgelegen Iv
Bijlage 3 Bodemonderzoek Welgelegen IV
Bijlage 4 Archeologisch Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek
Bijlage 4 Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek
Bijlage 5 Aanvullende Notitie Bestemmingsplan Welgelegen Iii Tholen (28 Mei 2018)
Bijlage 5 Aanvullende notitie bestemmingsplan Welgelegen III Tholen (28 mei 2018)
Bijlage 6 Aanvullend Archeologisch Bureauonderzoek Tholen Nieuwlandsedijk
Bijlage 6 Aanvullend Archeologisch Bureauonderzoek Tholen Nieuwlandsedijk
Bijlage 7 Onderzoek Stikstofdepositie Welgelegen Iv
Bijlage 7 Onderzoek stikstofdepositie Welgelegen IV
Bijlage 8 Quickscan Flora- En Fauna Welgelegen Iv
Bijlage 8 Quickscan Flora- en fauna Welgelegen IV