TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22C - Sint-Maartensdijk - Lidl Sportlaan
Bestemmingsplan - gemeente Tholen
Ontwerp op 24-03-2025 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 toepassing omgevingsplan
Artikel 1.1 van het Omgevingsbesluit, artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn van een overeenkomstige toepassing op dit omgevingsplan, tenzij daarvan is afgeweken.
1.2 plan
het TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22C - Sint-Maartensdijk - Lidl Sportlaan met identificatienummer NL.IMRO.0716.TAMLidlSportlSMD-OW01 van de gemeente Tholen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit TAM-omgevingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.5 aan-huis-gebonden-beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.6 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.7 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.8 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.11 archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.12 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.14 beschermd stadsgezicht
de rijksbeschermdestadsgezichten van de kernen Tholen en Sint-Maartensdijk zoals aangewezen in de Omgevingswet.
1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van tervisielegging van het TAM-omgevingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen op grond van een verleende omgevingsvergunning.
1.16 bevoegd gezag
het bestuursorgaan dat bevoegd is om ten aanzien van een verzoek een besluit te nemen of een handeling uit te voeren;
1.17 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.19 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de functieomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 bouwwerk, geen gebouw zijnde
een bouwwerk als bedoeld in lid 1.22, niet zijnde een gebouw.
1.24 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.25 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.26 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.28 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.29 gebouw
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.30 grootschalige detailhandel
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in grootschalige goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- b. tuincentra met een vloeroppervlak van 1500 m² of meer;
- c. detailhandelsbedrijven met een vloeroppervlak van 1500 m² of meer in meubels, keukens en badkamers, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- d. bouwmarkten met een vloeroppervlak van 1500 m² of meer;
- e. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen.
1.31 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.32 horecabedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.33 kantoor
voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.34 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.35 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.36 lessenaarsdak
een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.
1.37 monumentencommissie
de gemeentelijke adviescommisisie aangewezen door het bevoegd gezag en belast met de advisering over aanvragen om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit, met betrekking tot een monument.
1.38 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.39 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.40 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.41 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.42 slopen
het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.
1.43 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.
1.44 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.45 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.46 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
Artikel 2 Toepassingsbereik
- a. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22C - Sint-Maartensdijk - Lidl Sportlaan, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.NL.IMRO.0716.TAMLidlSportlSMD-OW01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
- b. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn, op de locatie, bedoeld onder a, niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het eerste lid.
- c. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 van dit omgevingsplan zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
Artikel 3 Meet- En Rekenbepalingen
In aanvulling op artikel 22.24 van dit omgevingsplan, gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:
3.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
3.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
3.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
3.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
3.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
3.6 goothoogte van een bouwwerk
- a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- b. bij meerdere/ verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeiboordhoogten wordt de goot- en/of boeiboordhoogte gemeten bij het dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
- c. Bij toepassing van een lessenaarsdak wordt goothoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel: onder de gevel wordt tevens verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel.
3.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
3.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Regels Voor Functies En Activiteiten
Artikel 4 Centrum - 1
4.1 Gebruiksregels
In het voor 'Centrum - 1' aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:
- a. bedrijf tot en met categorie B1 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- b. cultuur en ontspanning zoals een atelier, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen;
- c. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- d. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- e. kantoor, uitsluitend op de begane grond;
- f. maatschappelijk: gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, religie, uitvaartcentrum, verenigingsleven, welzijnsinstelling en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- g. sport: sportcentrum, sportschool, uitsluitend op de begane grond;
- h. wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- i. bij deze functie behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
4.2 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. zelfstandige bewoning van een bijgebouw is niet toegestaan;
- b. een supermarkt is niet toegestaan;
- c. uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan in een woning en in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. De activiteit is in zijn uiterlijke verschijningsvorm ondergeschikt aan de woning en de woonomgeving;
- 2. De vloeroppervlakte voor deze andere activiteiten bedraagt in totaal ten hoogste 50 m2;
- 3. Het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
- 4. De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving, waarbij de activiteit vergelijkbaar is met activiteiten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' categorie A;
- 5. Het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
- 6. Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
- d. opslag van detailhandel in meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- e. Een verkooppunt voor motorbrandstoffen en grootschalige detailhandel zijn niet toegestaan;
- f. De bedrijfsvloeroppervlakte van een kantoor bedraagt ten hoogste 1.000 m2, behoudens het bepaalde onder f sub 2;
- g. Binnen de functie Waarde - Beschermd stadsgezicht mag voor andere functies dan wonen de oppervlakte per bouwperceel ten hoogste bedragen:
- 1. voor detailhandel, met uitzondering van een supermarkt: een verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 250 m2 ;
- 2. voor een bedrijf, dienstverlening, een horecabedrijf, een kantoor: een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 250 m2;
- 3. voor maatschappelijk en sport: een vloeroppervlak van ten hoogste 250 m2.
4.3 Vergunningplichtige gebruiksactiviteiten
4.4 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden tevens de volgende beoordelingsregels:
- a. bij een lessenaarsdak bedraagt de maximale goothoogte aan de zijde van de gevel loodrecht op de weg of van de gevel die van de weg is afgekeerd: 10 m;
- b. en voor het overige:
hoofdgebouw | aan- en uitbouw, bijgebouw, overkapping | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |
1. op deze gronden mag worden gebouwd: | |||
a. binnen het bouwvlak | ja | ja | ja |
2. de hoogte bedraagt niet meer dan: | |||
a. goothoogte binnen het bouwvlak | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' | voor een aan- en uitbouw en een bijgebouw: zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m). Voor een overkapping: 3 m | overkapping: 3 m voor het overige: niet van toepassing |
b. bouwhoogte | zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) | 6 m | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen: 1 m; - overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 m. |
3. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | |||
a. binnen een bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd |
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Gebruiksregels
In het voor 'Detailhandel' aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:
- a. detailhandel;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': uitsluitend voor een supermarkt.
- c. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen.
5.2 Specifieke regels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat de opslag van en detailhandel in meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
5.3 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden tevens de volgende beoordelingsregels:
gebouwen en overkappingen | bouwwerk, geen gebouw zijnde | |
a. op deze gronden mag worden gebouwd: | ||
1. binnen het bouwvlak | ja | ja |
2. buiten het bouwvlak | nee | ja |
b. de hoogte bedraagt niet meer dan: | ||
1. goothoogte | - zie aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) en anders gelijk aan de maximale bouwhoogte | niet van toepassing |
2. bouwhoogte | - zie aanduidingen 'Maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' | - muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel: 2 m; - muren en terreinafscheidingen voor de voorgevel van hoofdgebouwen; - lichtmasten en overige masten: 9 m; - reclamezuilen bij grootschalige detailhandel: 8 m; - overig bouwwerk, gebouw zijnde: 3 m |
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: | ||
1. binnen het bouwvlak | niet gemaximeerd | niet gemaximeerd |
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1
6.1 Gebruiksregels
Het voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gebied is, naast de andere daar voorkomende functies mede bedoeld voor de voor het behoud, de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en aanwezige vindplaatsen.
6.2 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden tevens de volgende beoordelingsregels.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met lid 7.2 als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:
- a. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is; of
- b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- c. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
6.4 Werk en werkzaamheden
Artikel 7 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
7.1 Gebruiksregels
Het voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gebied is, naast de andere daar voorkomende functies mede bedoeld voor de bescherming en veiligstelling van ter plaatse aanwezige cultuurhistorische, (historische) stedenbouwkundige en (historisch-) architectonische waarden in verband met de ligging binnen het beschermd stadsgezicht.
7.2 Bouwregels
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden tevens de volgende beoordelingsregels:
7.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met lid 7.2 als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:
- a. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historisch en ruimtelijk karakter van het beschermd gezicht;
- b. nadat de monumentencommissie om advies is gevraagd.
7.4 Werk en werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde functiegrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
9.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de functie is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende functie , geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 10 Algemene Vergunningplichtige Bouwactiviteiten
Met een omgevingsvergunning kan een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met de beoordelingsregels uit hoofdstuk Hoofdstuk 2 van dit TAM-omgevingsplan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde functiegrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- c. de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de functie gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
De algemene gebruiksregels luiden als volgt:
- a. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven functie, de functieomschrijving en de overige regels;
- b. Met een omgevingsvergunning kan een activiteit worden toegelaten die in strijd is met het bepaalde onder a indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd, daarbij geldt de volgende beoordelingsregel:
- 1. De overschrijdingen bedraagt ten hoogste 3 m en het functievlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 1 Samenvatting
De bestaande Lidl supermarkt in het centrum van Sint-Maartensdijk is verouderd, voldoet niet meer aan de eisen en er is een parkeer- en bevoorradingsprobleem. Hierdoor is de supermarkt genoodzaakt om te verhuizen. De locatie aan de Sportlaan is het meest geschikt bevonden voor de vestiging van de nieuwe supermarkt. Echter past de realisatie van de supermarkt niet op basis van het tijdelijk deel van het omgevingsplan (Bestemmingsplan Kommen gemeente Tholen). Daarnaast is het ook noodzakelijk dat op de oude locatie geen nieuwe supermarkt meer mogelijk is.
Om het initiatief te kunnen realiseren, is in overleg tussen initiatiefnemers en gemeente, gekozen voor het opstellen van een TAM-omgevingsplan. In dit TAM-omgevingsplan is aangegeven dat de ontwikkeling geen invloed heeft op de nationale belangen en past binnen het provinciaal- en gemeentelijk beleid. Op basis van de toetsing aan de omgevingsaspecten en beleidsdoelen blijkt dat de ontwikkeling bijdraagt aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties van het omgevingsplan Tholen. Dit betekent dat het plan bijdraagt aan de beleidsdoelen en niet leidt tot onacceptabele effecten op de leefomgeving. Alles overwegende is de ontwikkeling aanvaardbaar.
Hoofdstuk 2 Inleiding
2.1 Aanleiding En Doel
De bestaande Lidl supermarkt gevestigd in het centrum van Sint-Maartensdijk voldoet niet meer aan de eisen en wensen van de supermarkt, daarnaast brengt de locatie de huidige beperkingen met zich mee voor onder andere parkeren en bevoorrading. Daarom is de supermarkt voornemens te verhuizen. Initiatiefnemer heeft samen met de gemeente en Lidl onderzoek gedaan naar een geschikte locatie. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de locatie aan de Sportlaan, op het bedrijventerrein in het oosten van Sint-Maartensdijk, het meest geschikt bevonden is voor de vestiging van de supermarkt. Dit is een leeg staand perceel, waar voldoende ruimte is voor een moderne supermarkt met voldoende ruimte voor parkeren en laden en lossen.
Het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente Tholen is van toepassing, in het plangebied bestaat dit uit het bestemmingsplan 'Kommen Gemeente Tholen'. De supermarkt past niet binnen dit bestemmingsplan. De gemeente heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan een supermarkt op deze locatie, zodat de Lidl supermarkt behouden blijft voor Sint Maartensdijk.
De ontwikkeling is niet mogelijk binnen de juridisch-planologische kaders die op grond van het (tijdelijk) omgevingsplan ter plaatse gelden. Om die reden wordt het omgevingsplan ter plaatse gewijzigd. Ten behoeve van het wijzigingsbesluit is het noodzakelijk te motiveren of het beoogde wijzigingsbesluit voorziet in een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Voorliggende motivering toont dit aan.
2.2 Ligging Plangebied
Dit TAM-omgevingsplan heeft betrekking op de locatie aan de Sportlaan (de nieuwe locatie), op het bedrijventerrein ten oosten van de kern Sint-Maartensdijk en de locatie Markt 23-27 in het centrum van Sint-Maartensdijk (de oude locatie).
Figuur 2.1 Ligging plangebied (rood omrand) (Bron: Luchtfoto Kadaster Nederland, bewerking Rho adviseurs)
2.3 Procedure
Procedure
De ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente Tholen, het bestemmingsplan 'Kommen Gemeente Tholen'. Om de gewenste ontwikkeling te realiseren moet het tijdelijke deel van het omgevingsplan, het bestemmingsplan 'Kommen Gemeente Tholen' worden aangepast. Dat betekent dat het gemeentelijk omgevingsplan moet worden gewijzigd om het initiatief mogelijk te maken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van TAM-IMRO.
Vanwege de onzekerheden rondom het DSO is het eerste jaar de mogelijkheid gecreëerd om via de Wro-standaarden het omgevingsplan te publiceren, TAM-IMRO ('Tijdelijke Alternatieve Maatregelen – Informatiemodel Ruimtelijke Ordening') genaamd. De wijziging van het omgevingsplan kan worden gemaakt in de software voor bestemmingsplannen en wordt gepubliceerd via de IMRO standaarden. Inhoudelijk moet dit plan voldoen aan de Omgevingswet.
Voor de opbouw van de regels wordt aangesloten bij de geldende bestemmingsplannen in de gemeente Tholen (de bestemmingsplanvariant van de TAM-IMRO), maar er worden regels toegevoegd zodat duidelijk is dat het plan onderdeel is van het gemeentebrede omgevingsplan en het toepassingsbereik wordt weergegeven. Er wordt niet meer gesproken van bestemmingen, maar van functies en activiteiten. Dit is ook terug te zien op de verbeelding. Ook zullen er voorrangsbepalingen en verwijzingen worden opgenomen om de relatie met de andere regels uit het omgevingsplan (Hoofdstuk 22 De bruidsschat) te duiden. In de motivering wordt onderbouwd dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). Het TAM-omgevingsplan wordt gepubliceerd via ruimtelijkeplannen.nl en wordt via de overbruggingsfunctie getoond in het Omgevingsloket (DSO).
2.4 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gewenste ontwikkeling en de ruimtelijke-functionele inpassing daarvan. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het vooroverleg. In hoofdstuk 5 worden de uitgangspunten getoetst aan het, voor het project relevant beleid op de verschillende niveaus. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten. Vervolgens wordt in hoofdstuk 8 de economische uitvoerbaarheid van het project besproken. In hoofdstuk 9 wordt een toelichting gegeven een evenwichtige toedeling van functies aan de locatie.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Project En Zijn Omgeving
3.1 Huidige Situatie (Geldende Regelgeving)
3.1.1 Ruimtelijke en functionele situatie
Het plangebied van de beoogde supermarkt ligt aan de rand van de bebouwde kom van de kern Sint-Maartensdijk, tussen een bedrijventerrein en een woonwijk. Het plangebied wordt begrensd door:
- in het noorden: Sportlaan
- in het oosten: Nieuwe Poort;
- in het zuiden: Verbindingsweg.
De locatie aan de Sportlaan heeft betrekking op een groot deel van het kadastraal perceel bekend onder de kadastrale gemeentenaam Sint-Maartensdijk, sectie N, nummer 2325 (zie ook figuur 3.1). De oppervlakte van het kadastraal perceel beslaat ca. 8.800 m2. Hier bevindt zich een braakliggend (grasland) terrein (zie figuur 3.3). De gronden aan de Sportlaan zijn bestemd als 'Bedrijventerrein' en 'Wonen' waardoor een gevarieerd straatbeeld ontstaat.
De Sportlaan is een erftoegangsweg die door middel van verschillende wegen vanuit de kern Sint-Maartensdijk te bereiken is. Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich de provinciale weg N286, die aansluiting vindt bij de andere kernen op het eiland Tholen.
Figuur 3.1 Kadastraal perceel 2325 (blauw omrand), plangebied (geel omrand) (Bron: KadastraleKaart.com)
Figuur 3.2 Luchtfoto plangebied en directe omgeving (Bron: Google Maps, bewerking Rho adviseurs)
Figuur 3.3 Het braakliggende terrein (Bron: Google Maps)
De vertrek locatie ligt in het centrum van Sint-Maartensdijk en behelst de kadastrale percelen Sint Maartensdijk N 1402, 1403, 2087, 1332 en 2086. Op de gronden is de bebouwing van de supermarkt aanwezig evenals de parkeerplaats. Op de locatie is erg weinig parkeer- en laad- en losruimte.
Figuur 3.4 Plangebied Markt 23-27 (bron: luchtfoto kadaster Nederland 2021)
Figuur 3.5 Parkeerplaats achterzijde van de huidige supermarktlocatie (bron: google StreetView apr. 2021)
3.1.2 (Bouw- en gebruiks) mogelijkheden omgevingsplan
Omgevingsplan
Het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente Tholen is van toepassing, dat in het plangebied bestaat uit het bestemmingsplan 'Kommen Gemeente Tholen' (vastgesteld 14-03-2013).
Voor het plangebied aan de Sportlaan is in het bestemmingsplan 'Kommen Gemeente Tholen' de bestemming 'Bedrijventerrein' opgenomen. Het plangebied bestaat uit een bouwvlak met de functieaanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en 'detailhandel volumineus'. De beoogde supermarkt past niet binnen deze bestemming. Verder is voor het plangebied aan de noordzijde een maximale maatvoering opgenomen voor de bouw- en goothoogte, respectievelijk 11 en 7 meter. Aan de zuidzijde is de maximale maatvoering voor de bouw- en goothoogte 12 en 8 meter.
Figuur 3.6 Het plangebied (geel omrand) in het bestemmingsplan 'Kommen Gemeente Tholen' (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Daarnaast geldt voor de het noordelijke deel van het plangebied dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' is geregeld in artikel 37 van het basisplan. Daarin is bepaald dat er moet worden nagegaan of door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen onevenredige schade aan de archeologische waarden kan worden toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Bedrijventerrein) afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning.
Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
In het gemeentelijk beleid worden verschillende archeologische bestemmingen gehanteerd. Het onderscheid daartussen is de oppervlaktemaat, waarboven bij een bodemverstoring een onderzoeksplicht geldt. Deze oppervlaktematen is voor de bestemming Waarde - Archeologie - 2: meer dan 250 m2. In alle gevallen geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek wanneer werkzaamheden niet dieper dan 40 cm onder het maaiveld worden uitgevoerd. Voor meer informatie over de bescherming van archeologische waarden wordt verwezen naar het geldende basisplan en naar paragraaf 6.9 van deze plantoelichting.
Op de vertrek locatie in het centrum geldt de bestemming 'Centrum - 1' met een functieaanduiding 'supermarkt', een bouwvlak met een maximum bouwhoogte van 10 meter en een maximum goothoogte van 6 meter. Daarnaaste gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1'en 'Waarde - Beschermd stadsgezicht'. Binnen de bestemming 'Centrum -1' met de functieaanduiding 'supermarkt'zijn woningen, bedrijf tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging en op de begane grond detailhandel, diensverlening, kantoren, cultuur en ontspanning en maatschappelijke voorzieningen toegestaan.
Figuur 3.7 uitsnede bestemmingsplan Kommen plangebied Markt 23-27, plangebied rood omrand (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
3.2 Toekomstige Situatie
3.2.1 Ontwikkeling
Locatie Sportlaan
De beoogde supermarkt wordt gerealiseerd op het perceel aan de Sportlaan. Het perceel betreft circa 7.200 m2, waarbij het bruto vloeroppervlak van de supermarkt circa 1.990 m2 betreft en de verkoopruimte van circa 1.375 m2. Daarnaast zullen 129 parkeerplaatsen worden aangelegd op eigen terrein.
De nieuwbouw zorgt voor voldoende parkeergelegenheid op het maaiveld, is goed zichtbaar en heeft een goede logistieke bevoorrading. De wijze van bevoorrading vindt plaats aan de Nieuwe Poort. De stedenbouwkundige opzet bestaat uit een blokstructuur, waarbij de bouwhoogte maximaal 11 meter betreft. Qua volume sluit het gebouw aan bij de gebouwen in de nabije omgeving.
Het ontwerp van de Lidl is 3-zijdig georiënteerd, aan de Sportlaan-Nieuwe Poort-Verbindingsweg. Het parkeren vindt plaats op het maaiveld, vanaf de Sportlaan en Nieuwe Poort. De supermarkt is voorzien van 1 entree. Deze hoofdingang bevindt zich op de hoek van de Sportlaan en de Nieuwe Poort.
De verhuizing vanuit de kern naar het bedrijventerrein zorgt voor een oplossing van het parkeerprobleem en de bevoorrading in de kern van Sint Maartensdijk. Anderzijds worden tekortkomingen van de huidige winkel voor de supermarktorganisatie en voor het winkelend publiek opgelost, omdat Lidl een moderne winkel realiseert met voldoende parkeerplaatsen.
Figuur 3.8 Beoogde ontwikkeling aan de Sportlaan (Bron: Studio Bouwhaven)
Figuur 3.9 Aanzichten beoogde ontwikkeling (Bron: Studio Bouwhaven)
Figuur 3.10 Helikopterview beoogde ontwikkeling (Bron: Studio Bouwhaven)
Figuur 3.10 Ingang beoogde ontwikkeling (Bron: Studio Bouwhaven)
3.11 Indicatie beoogde ontwikkeling (Bron: Studio Bouwhaven)
Figuur 3.12 Helikopterview beoogde ontwikkeling (Bron: Studio Bouwhaven)
Locatie Markt 23-27
De locatie op Markt 23-27 wordt herontwikkeld binnen de geldende bestemmingsplanmogelijkheden, met dien verstande dat een supermarkt is uitgesloten. Hiervoor zijn nog geen concrete plannen.
Hoofdstuk 4 Vooroverleg
4.1 Participatie
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de geplande ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier worden doorlopen.
Om de direct omwonenden en overige belanghebbenden vanaf het begin volledig te informeren en te betrekken bij de planontwikkeling, heeft de ontwikkelaar in samenspraak met de gemeente en Lidl een participatieavond/inloopavond georganiseerd op woensdag 19 juni 2024. Voor deze avond heeft de ontwikkelaar aan de bewoners/eigenaren/ondernemers van 64 adressen in de directe omgeving van de ontwikkeling van de nieuwe Lidl supermarkt aan de Sportlaan te Sint Maartensdijk, een uitnodiging gestuurd om tijdens deze avond aanwezig te zijn. Tevens is er in een plaatselijke krant De Eendrachtbode op donderdag 6 juni 2024 en 13 juni 2024 vroegtijdig melding gemaakt van het houden van deze participatieavond/inloopavond, zodat alle inwoners van de gemeente Tholen op de hoogte zouden zijn. Om de belangstellenden op deze avond zo goed en breed mogelijk te informeren, waren er zowel medewerkers van de gemeente, Lidl als ook van de ontwikkelaar aanwezig.
Tijdens deze avond zijn de eerste plannen door middel van impressies getoond op een aantal presentatieborden. De avond is bezocht door circa 50-60 mensen. Er is door 14 personen van de mogelijkheid gebruik gemaakt een reactieformulier in te vullen. De meeste reacties betreffen uitgesproken waardering van het ontwerp, de blijdschap dat de Lidl behouden blijft voor Sint Maartensdijk en de wens voor een snelle realisatie van de nieuwe Lidl supermarkt aan de Sportlaan te Sint Maartensdijk. Daarnaast zijn vragen gesteld omtrent o.a. de invulling van de oude Lidl locatie aan de Markt, bluswatervoorziening op het industrieterrein, veiligheid van de fietsers, ontsluiting van het industrieterrein bij rotonde, geluidsoverlast van de supermarkt naar de omgeving, laad- en lostijden, en een bushalte op industrieterrein, (betaald)openbaar toilet op het industrieterrein, meer groen (heesters) in plaats van gras op parkeerterrein, invalideparkeerplaatsen en aandacht voor reclameverlichting. Voor zover mogelijk en noodzakelijk zal de ontwikkelaar in overleg met de gemeente en Lidl rekening houden met de ingebrachte reacties.
Figuur 4.1 Informatieavond Lidl Sint Maartensdijk 19 juni 2024 Sint-Maartensdijk
Hoofdstuk 5 Beleidskader
5.1 Rijksbeleid
5.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
- dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
- met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
- waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
- met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
- waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
- dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
- waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
- dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, enkeuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
- Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
- Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
- Duurzaam economisch groeipotentieel.
Keuzes
De belangrijkste keuzes zijn:
- Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit
- Ruimte voor overgang naar een circulaire economie
- Locaties van (groot)winkelbedrijven moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk, goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven, en zo de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken.
- Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen
Detailhandel is voor dit project het meest relevant. Om de leefbaarheid ook voor de toekomst te waarborgen en om aantrekkelijk te blijven voor bezoekers en bewoners, staan steden en dorpen voor een grote en complexe transformatie opgave. In de fysieke zin is het van belang om de kernen compact te houden. Door in te zetten op multifunctionaliteit, zijn kernen in staat flexibel te reageren op toekomstige ontwikkelingen.
Toetsing
Het planvoornemen is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid inzake het mogelijk maken van een supermarkt wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. In dit TAM-omgevingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.
5.1.2 Besluit kwaliteit leefomgeving
In het Bkl staan instructieregels voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De instructieregels gaan over:
- waarborgen van de veiligheid
- beschermen van de waterbelangen
- beschermen van de gezondheid en van het milieu
- beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden en cultureel erfgoed
- behoud van ruimte voor toekomstige functies
- behoeden van de staat en werking van infrastructuur of voorzieningen voor nadelige gevolgen van activiteiten
- bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen.
Met behulp van de digitale voorziening 'Regels op de kaart' (Omgevingsloket) is voor het plangebied bepaald welke gebiedsgerichte instructieregels uit het Bkl voor dit project relevant zijn. Uit raadpleging van 'Regels op de kaart' blijkt dat het plangebied is gelegen binnen een gebied waar bouwwerken het radarbeeld kunnen verstoren. Het Bkl stelt binnen dergelijke gebieden regels aan maximale bouwhoogten van bouwwerken om verstoring van het radarbeeld te voorkomen. Dit project voorziet niet in windturbines en gelet op de bouwhoogten die mogelijk worden gemaakt vormt dit project geen belemmering voor de werking van het nabijgelegen radarstation en gelet op de bouwhoogten die mogelijk worden gemaakt vormt dit project geen belemmering voor de belemmering voor het militair radarbeeld.
Daarnaast is het plangebied gelegen in een gebied waar hyperscale datacentra zijn uitgesloten. Aangezien dit project hierin niet voorziet, vormt dit geen belemmering.
Toetsing
Voor zover thematische instructieregels uit het Bkl van belang zijn voor dit project, vindt een toetsing aan deze instructieregels plaats in hoofdstuk 7 van dit TAM-omgevingsplan. Overige instructieregels uit het Bkl zijn minder relevant voor dit project, omdat deze ofwel het schaalniveau overstijgen ofwel op een voor dit project onbelangrijk thema betrekking hebben.
In het Bkl zijn voor de ontwikkeling van een supermarkt geen specifieke regels opgenomen.
5.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking is een instructieregel voor zorgvuldig ruimtegebruik en tegengaan van leegstand. Artikel 5.129g van het Besluit Kwaliteit leefomgeving (Bkl) regelt dat bij een wijziging van het omgevingsplan voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling toepassing van de ladder is vereist.
De ladder voor duurzame verstedelijking houdt in dat er rekening gehouden wordt met de behoefte aan de beoogde stedelijke ontwikkeling. Daarnaast moet bij een ontwikkeling buiten het stedelijk gebied (of buiten de stedelijk groen aan de rand van het stedelijk gebied) worden gemotiveerd dat er binnen het bestaand stedelijk gebied geen ruimte is voor deze ontwikkeling (de zogenoemde voorkeursvolgorde in de locatieafweging).
Behoefte
Wanneer een bestemmingsplan voorziet in een planologische uitbreiding van een functie met meer dan 500 m2 bvo wordt dit aangemerkt als stedelijke ontwikkeling (ECLI:NL:RVS:2017:1724). De huidige Lidl heeft een omvang van 1.224 m2 bvo. De nieuwe supermarkt zal 1.990 m2 bvo worden. De supermarktmogelijkheid van de huidige locatie zal worden gesaneerd. Dat betekent dat het supermarktaanbod zal worden uitgebreid met
766 m2 bvo. Dat betekent dat de ontwikkeling wordtaangemerkt als ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’.
Uit het distributief planologisch onderzoek (zie bijlage 1) blijkt dat zowel in kwantitatieve zin als in kwalitatieve zin voldoende behoefte aanwezig is aan de beoogde supermarkt zonder dat sprake is van duurzame ontwrichting van de lokale markt.
De uitgevoerde distributieplanologsiche analyse laat zien dat er voldoende marktruimte is voor deze uitbreiding en dat er geen negatieve effecten in de vorm van relevante leegstand te verwachten zijn. Bovendien betreft het een uitbreiding van een bestaande winkel, waarvan zowel ondernemers als consumenten bekend zijn met de supermarkt in het marktgebied.
Het is voor het voorzieningenniveau van belang dat Lidl wordt behouden voor de consumenten van Sint-Maartensdijk en de gemeente Tholen. Door de beoogde ontwikkeling worden actuele problemen ten aanzien van parkeren en gevaarlijke situaties bij de bevoorrading opgelost en wordt het mogelijk om een moderne (service) discounter te behouden en uit te bouwen voor de consumenten van de gemeente Tholen. Uit onderzoek is gebleken dat de beoogde ontwikkeling niet te realiseren is door het her-invullen van leegstaande panden. Hoewel het verplaatsen van een supermarkt naar een bedrijventerrein niet als eerste optie past binnen het gemeentelijk- en provinciaal beleid, biedt zowel het gemeentelijk als provinciaal beleid de mogelijkheid om, als maatwerk en bij het aantoonbaar ontbreken van geschikte mogelijkheden binnen het kernwinkelgebied, tot deze verplaatsing. De verplaatsing van Lidl vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Een nu nog leeg perceel wordt ingevuld met een toekomstbestendige functie. De ontwikkeling gaat daarmee uit van zorgvuldig ruimtegebruik.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er behoefte is aan de beoogde ontwikkeling en dat met de herontwikkeling sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.
5.2 Provinciaal Beleid
5.2.1 Zeeuwse Omgevingsvisie
De Zeeuwse Omgevingsvisie is een strategische langetermijnvisie voor Zeeland en beschrijft de uitdagingen voor de periode tot 2050, de Zeeuwse ambities voor 2050 en tussendoelen voor 2030.
De Zeeuwse Omgevingsvisie beschrijft vier Zeeuwse Ambities voor 2050:
- 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
- 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
- 3. Een duurzame en innovatieve economie.
- 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.
In de omgevingsvisie is het belang van de aanwezigheid van een supermarkt voor de leefbaarheid van een dorp onderstreept. " De supermarkt kan gezien worden als het symbool van het ‘zelfvoorzienende dorp’. Het verdwijnen van deze voorziening (meestal als gevolg van schaalvergroting) wordt dan ook ervaren als een verdere aantasting van de leefbaarheid." Daarnaast is aangegeven dat detalhandel in de kernwinkelgebieden geconcentreerd dient te worden, tenzij daar qua schaal niet passen.
Toetsing
De benodigde ruimte voor een supermarkt, waarbij voldoende ruimte voor parkeren, bevoorraden en laden en lossen en de daarbij behorende verkeersaantrekkende werking, is in het centrum van Sint-maartensdijk niet beschikbaar. Daarom is uitgeweken naar een goed bereikbare locatie aan de rand van de kern. Hierdoor is de supermarkt behouden voor de kern en draagt deze bij aan het voorzieningen nivieau en de leefbaarheid van de kern Sint-Maartensdijk. De ontwikkeling sluit aan bij de doelen uit de Omgevingsvisie.
5.2.2 Omgevingsverordening Zeeland
In de omgevingsverordening worden regels gesteld met betrekking tot ruimte, milieu, water, wegen en vaarwegen, natuur, distelbeheer, landschapsbescherming en ontgrondingen.
De regels die betrekking hebben op het aspect ruimte, hebben voor een belangrijk deel betrekking op het buitengebied. Er zijn regels die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied, zoals molenbiotoop en erfgoed. Een beperkt aantal regels heeft vooral betrekking op stedelijke functies, namelijk bedrijven en detailhandelsvoorzieningen en wonen.
Toetsing
Voor de realisatie van detailhandel zijn in de omgevingsverordening de volgende uitgangspunten opgenomen:
Behoud en versterking van het aanbod aan detailhandelsvoorzieningen en bundeling en concentratie die bijdraagt aan de vitaliteit van binnensteden en dorpscentra worden als elementen van provinciaal belang aangemerkt. Het beleidsdoel is bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden. Dit draagt bij aan het bevorderen van de leefbaarheid van de binnensteden en dorpscentra en het voorkomen van leegstand in deze gebieden.
- 1. In een omgevingsplan kan een nieuwe detailhandelsvoorziening en uitbreiding van een bestaande detailhandelsvoorziening worden voorzien in een bestaand kernwinkelgebied.
- 2. De motivering bij het omgevingsplan bevat een onderbouwing van de wijze waarop het plan bijdraagt aan het beleidsdoel van bundeling en concentratie in een bestaand kernwinkelgebied.
- 3. In een omgevingsplan kan een nieuwe detailhandelsvoorziening en uitbreiding van een bestaande detailhandelsvoorziening worden voorzien buiten een bestaand kernwinkelgebied, als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. het betreft detailhandel in volumineuze en gevaarlijke goederen;
- b. het betreft een kleinschalige detailhandelsvoorziening in een woonkern zonder kernwinkelgebied, een buurtvoorziening of een kleinschalige voorziening op een verblijfsrecreatieterrein; of
- c. het betreft functioneel aan het buitengebied gebonden detailhandel, detailhandel als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van een bedrijf dan wel in de vorm van een nieuwe economische drager als bedoeld in artikel 5.1, vijfde lid, onder g tot en met k, en tuincentra voor zover vestiging daarvan wordt toegelaten aan de randen van kernen.
In een TAM-Omgevingsplan kunnen uitbreidingen van detailhandelsvoorzieningen in doelgerichte, laagfrequente aankopen en nieuwe grootschalige detailhandelsvoorzieningen, behoudens vestiging in bestaande kernwinkelgebieden, tevens worden toegelaten binnen de bestaande en de in de verordening aangegeven locaties. De supermarkt betreft daarnaast geen van de onder punt 2 benoemde categorieën. Toetsing aan punt 1 is zodoende noodzakelijk.
In de toelichting bij een TAM-Omgevingsplan dient aannemelijk te worden gemaakt dat binnen de bedoelde locaties geen ruimte beschikbaar is. Als dat het geval is kan de vestiging van de bedoelde detailhandelsvoorzieningen elders geconcentreerd worden toegelaten op een locatie die passend, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, is ontsloten of als zodanig wordt ontwikkeld.
Kleine op de lokale markt gerichte vestigingen van detailhandel in doelgerichte, laagfrequente aankopen mogen zich buiten de in de Verordening genoemde gebieden en locaties vestigen, indien qua omvang en verkeersontsluiting noodzakelijk ook op enige afstand van het kernwinkelgebied, mits de vestiging plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling betreft een ontwikkeling waarbij gebruik gemaakt moet worden van de genoemde afwegingsruimte. De Lidl -supermarkt is ruimtelijk (in verband met omvang en verkeersontsluiting) aantoonbaar niet meer inpasbaar is in het kernwinkelgebied van Sint Maartensdijk. Daarom wordt voorgesteld deze te verplaatsen naar het toegangsgebied van het bedrijventerrein Gorishoek, op enige afstand van het kernwinkelgebied, maar binnen bestaand stedelijk gebied. Het is niet de ideale oplossing, maar binnen de kleine kernen op Tholen is een andere oplossing niet mogelijk gebleken. Ook in de stad Tholen en in Sint Annaland zijn om deze redenen de supermarkten verplaatst uit het kernwinkelgebied.
Conclusie
Binnen de kaders van het provinciaal beleid is de realisatie van de supermarkt mogelijk.
5.3 Gemeentelijk Beleid
5.3.1 Toekomstvisie Tholen 2025
In deze toekomstvisie is de visie in hoofdlijnen voor het lange termijn beleid van de gemeente vastgelegd. Deze visie vormt het 'casco' waarbinnen ontwikkelingen de komende decennia kunnen plaatsvinden. Daarnaast wordt een uitwerking op de visie gegeven. Hierbij zijn verschillende thema's die betrekking hebben op wonen, werken en leven op Tholen uitgewerkt. Voor de beoordeling van de beoogde ontwikkeling die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt is het thema 'Werken in Tholen' van belang. Op dit thema wordt hierna ingegaan.
Met betrekking tot het thema 'Winkelen in Tholen' wordt gesteld dat er behoefte is naar versterking van de detailhandel. Door het winkelaanbod in de kernen (Sint-Philipsland, Tholen-stad, Sint-Maartensdijk (/Scherpenisse) en Sint-Annaland (kwalitatief en kwantitatief) te versterken, wordt een positief effect voor de koopkrachtbinding van de gehele gemeente beoogd. In het streven om bestaande commerciële voorzieningen te behouden dan wel de voorzieningenstructuur te versterken, heeft de gemeente met name een faciliterende rol.
Een van de uitgangspunten van de ontwikkelingskoers van de gemeente is een compleet en geconcentreerd winkelaanbod te bieden, waardoor een verbetering van de concurrentiepositie ten opzichte van steden als Bergen op Zoom en Steenbergen wordt nagestreefd.
Toetsing en conclusie
De gemeente ambieert een compleet en geconcentreerd winkelaanbod. Rekening houdend met de ambities de 'Toekomstvisie Tholen' is verplaatsing van de supermarkt in de kernen gewenst. De verplaatsing van de huidige supermarkt en de nieuwbouw van de beoogde ontwikkeling past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid.
Figuur 3.1 Voorgestane ontwikkelingsaccenten rond Sint-Maartensdijk (Bron: Toekomstvisie Tholen 2025)
Voor de kern Sint- Maartensdijk wordt differentiatie nagestreefd. Er worden gebieden aangewezen waar het accent op bedrijven of detailhandel ligt. Hiermee wordt voorkomen dat deze functies voor elkaar belemmeringen opwerpen.
Het plangebied ligt in een gebied aangeduid als opvang lokale bedrijven en herstructurering bedrijventerreinen. Voor het bestaande bedrijventerrein van Sint-Maartensdijk/Scherpenisse wordt revitalisering voorgesteld, waarbij gestreefd wordt naar een goede landschappelijke inpassing en afronding van het terrein. De locatie van de Sportlaan bevindt zich in het bestaande bedrijventerrein en draagt bij aan de revitalisering van dit bedrijventerrein.
5.3.2 Notitie Thoolse Detailhandel
In de notitie Thoolse detailhandel is beschreven hoe de detailhandel en winkeliers in de kernen van de gemeente Tholen zich in zullen moeten inspannen om bedrijfsresultaten te halen die het voortbestaan van de onderneming mogelijk maken. Naast vraag en aanbod is het koopgedrag van de consument bepalend. De verwachting is dat dat de komende jaren niet eenvoudiger zal worden. In dat krachtenspel spelen ook inwoners een belangrijke rol. Naast demografische ontwikkelingen is de grootte van de kern en de betrokkenheid van inwoners van invloed op het voorbestaan van een winkel.
De doelstelling van het college van B & W is om de weerbaarheid van de detailhandel zoveel als mogelijk te handhaven op de huidige situatie. Sint-Maartensdijk wordt gecategoriseerd als 'weerbaar''.
De grote kernen kenmerken zich op dit moment door het aanwezig zijn van voldoende winkels in de food- sector. De consument heeft binnen de gemeente Tholen voldoende food aanbod en behoeft daar in principe niet voor naar elders.
Dat is anders voor de non-food winkels. Die staan bedrijfseconomisch steeds meer onder druk. Ondernemers die daar nu gevestigd zijn of die zich daar willen vestigen, worden door de gemeente coulant behandeld. Creatieve initiatieven worden op hun haalbaarheid beoordeeld en zo mogelijk ondersteund. In Sint-Maartensdijk geven de opnieuw ingerichte markt en haven nieuwe impulsen aan de dorpen waarvan de detailhandel en horeca kunnen profiteren. De gemeente heeft aandacht voor detailhandel, waarbij het van belang is de weerbaarheid en leefbaarheid van de kernen in de gemeente te behouden.
Toetsing
Sint-Maartensdijk wordt gecategoriseerd als weerbaar, en de ambitie is om dit te behouden. De supermarkten maken onderdeel uit van de basisvoorziening. Met de beoogde verplaatsing en uitbreiding van Lidl wordt de bestaande supermarkt gemoderniseerd, wat betekent dat de kwaliteit van het detailhandelsaanbod verbeterd wordt. Dit is van positieve invloed op het functioneren van de detailhandelssector op lange termijn. Evenals in de stad Tholen en de kern Sint Annaland is het voor de weerbaarheid van de detailhandel van belang dat de supermarkten zich op een optimale locatie kan vestigen. Dit is niet meer mogelijk in het historische winkelgebied de Markt.
Daarom is een aantal locaties onderzocht in de kern als alternatief voor de Markt, zoals de locatie Rieburch School, de zwembadlocatie. Deze locaties zijn onder andere vanwege andere invullingen niet haalbaar gebleken. De beoogde Locatie Sportlaan/Nijverheidsweg is daarom een goed alternatief gebleken: aan de rand van bedrijventerrein, voldoende ruimte, goed bereikbaar ook vanuit andere kernen (meer dan 60% van de omzet komt uit andere kernen) en een leeg perceel wordt opgevuld met een nieuwe toekomstbestendige functie.
Conclusie
Het plan initiatief past daarmee binnen het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 6 Gevolgen Voor De Fysieke Omgeving
Een aantal aspecten die opgenomen zijn in de standaard van de gemeente Tholen zijn niet van toepassing. Aan deze aspecten zijn dan ook niet getoetst. Het gaat om de aspecten groen en landschappelijke inpassing, trilling, geur, gezondheid en welstand.
De ontwikkeling bestaat uit locatie Sportlaan ong. en locatie Markt 23 - 27. Op locatie Markt 23 - 27 wordt alleen het gebruik van de supermarkt uitgesloten. De overige toegestane functies blijven toegestaan, hierdoor zijn er geen negatieve effecten op de fysieke leefomgeving ter plaatse van deze locatie en omgeving te verwachten. Daarom worden in dit hoofdstuk alleen de gevolgen voor de fysieke omgeving ter plaatse van de Sportlaan behandeld.
6.1 M.e.r.-beoordeling
Wettelijk kader
In Bijlage V van het Omgevingsbesluit (Ob) is aangegeven welke projecten in het kader van een activiteit project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten moet worden onderzocht of deze aanzienlijke milieu-effecten kunnen hebben. De criteria om dit vast te stellen zijn genoemd in bijlage III van Richtlijn 2011/92/EU (richtlijn m.e.r.). Samengevat zijn dit de kenmerken van een project, de locatie van een project en soort en kenmerken van de verschillende milieueffecten.
Bij een mer-beoordeling is een van de aspecten waar naar gekeken moet worden cumulatie van effecten met andere ruimtelijke ontwikkelingen. Uit de wetgeving en bijbehorende toelichting blijkt niet duidelijk wat daar precies onder moet worden verstaan en hoe daarmee moet worden omgegaan.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling valt onder categorie J11 'Stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen'. Hiervoor is een mer-beoordeling opgesteld, zie bijlage 2. Uit de informatie in deze mer-beoordeling blijkt dat het plangebied niet is gelegen in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. Verder leiden de aard en omvang van het project niet tot aanzienlijke milieueffecten. Het doorlopen van een volledige mer-procedure is niet noodzakelijk.
6.2 Niet-gesprongen Explosieven
Toetsingskader
In een TAM-omgevingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt, dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE) uit de Tweede Wereldoorlog (WO II).
Toetsing en conclusie
Uit informatie van het Zeeuws Bodemvenster blijkt dat in in de omgeving van Sint-Maartensdijk een Duitse bommenwerper is neergestort. Het aandachtsgebied is aangeduid in figuur 6.1. Uit archiefonderzoek blijkt dat dit vliegtuig in de Muijepolder is neergestort. Ter plaatse van het plangebied is daarom geen kans op de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven.
Figuur 6.1 Aandachtsgebied niet-gesprongen explosieven, rood omcirkeld het plangebied (Bron: Zeeuws Bodemvenster)
6.3 Mobiliteit En Parkeren
Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er in de gebruiksfase de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
Voor nieuwe ruimtelijke-functionele ontwikkelingen kunnen de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte worden berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 744 (Toekomstbestendig parkeren; van parkeerkencijfers naar parkeernormen). Hiervan kan worden afgeweken mits dit goed kan worden gemotiveerd. Als de kencijfers van het CROW worden gehanteerd. dan zijn de stedelijkheidsgraad van de gemeente en de ligging van de locatie van belang. Het CROW onderscheidt volgens de systematiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vijfstedelijkheidsgraden aflopend van "zeer sterk stedelijk" tot “niet stedelijk. Binnen elke stedelijkheidsklasse wordt door het CROW onderscheid gemaakt in centrum, schil/overloopgebied en rest bebouwde kom. De gemeente Tholen is gekarakteriseerd als niet-stedelijk. De ligging van de locatie is rest bebouwde kom.
Ontsluiting
Gemotoriseerd vervoer
Het plangebied wordt ontsloten via verschillende wegen. Dit zijn de Sportlaan, Nieuwe Poort en Verbindingsweg. De maximumsnelheid voor de Sportlaan is 50 km/u, voor wegen Nieuwe Poort en de Verbindingsweg is de maximumsnelheid 30 km/u.
Vanuit de N286 of de kern Sint-Maartensdijk kunnen auto's de Sportlaan bereiken. Aan de noordzijde van het plangebied loopt de N286 via de Nijverheidweg over in de Sportlaan. Via de Sportlaan kunnen auto's het parkeerterrein van de supermarkt bereiken. De entree van de winkel is ook via het parkeerterrein te bereiken. De laad- en losplaats is aan de Nieuwe Poort.
Langzaam verkeer
Ook per fiets is de locatie goed bereikbaar. Langs de Sportlaan en de Nieuwe Poort liggen aan beide zijden fietsstroken. Voor langzaamverkeer is op het perceel een afzonderlijke inrit gemaakt aan zowel de Sportlaan als de Nieuwe Poort.
Figuur 6.2 De verkeersontsluiting rondom het plangebied
Parkeerbehoefte
De parkeerbehoefte van de ontwikkeling is berekend met kencijfers van het CROW-publicatie 744 uit 2024 en opgenomen in tabel 6.1. Hierbij is de gemiddelde norm toegepast. CROW kent de functietypen buurtsuper, fullservice en grote supermarkt (XL).De winkel van Lidl in rest bebouwde kom van Sint-Maartensdijk valt in de categorie fullservice-supermarkt.
Tabel 6.1 Parkeerbehoefte ontwikkeling
Functietype | Functie CROW | bvo | Norm | Parkeerbehoefte |
Lidl supermarkt | Fullservice-supermarkt | 1.990 m2 | 6,15 per 100 m2 bvo | 122,4 pp |
Op basis van tabel 6.1 heeft de ontwikkeling een naar boven afgeronde parkeerbehoefte van 115 parkeerplaatsen. Bij de supermarkt wordt op eigen terrein een parkeerterrein aangelegd. Op dit parkeerterrein worden 129 parkeerplaatsen gerealiseerd (zie figuur 6.2). Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de vraag naar voldoende parkeerplaatsen. Het parkeren is gesitueerd op maaiveld niveau en wordt voorzien van bomen en groene hagen waardoor het parkeren voor een groot deel wordt onttrokken aan de directe omgeving.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
In de volgende tabel is de verkeersgeneratie berekend.
Tabel 6.2 Berekening verkeersgeneratie
functie | programma | Kencijfer CROW | verkeersgeneratie weekdag |
fullservice-supermarkt | 1.990 m2 | 134,7 mvt/etmaal per 100 m2 | 2.687 mvt/etmaal |
totaal | 2.687 mvt/etmaal |
De toename ten opzicht van de huidige verkeersgeneratie is 2.687 mvt/etmaal. In de huidige situatie is echter sprake van een bedrijfsbestemming met bouwvlak. De toename ten opzichte van de huidige planologische situatie zal dan ook een lager zijn. Op basis van de kengetallen voor een gemengdbedrijventerrein bedraagt de verkeersgeneratie van het perceel 126 mvt/etmaal (weekdag). De planologische toename is dan 2.561 mvt/etmaal.
Verkeersveiligheid
De wegen rondom het plangebied hebben een relatief hoge capaciteit, de ontwikkeling zal niet leiden tot knelpunten op het omliggende wegennet. Als gevolg van de ontwikkeling blijft de verkeersveiligheid gewaarborgd.
Conclusie
De ontsluiting van het projectgebied is goed voor de verschillende vervoersbewijzen. Er is een verkeerstoename, de toename leidt echter niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte is berekend voor de ontwikkeling en wordt volledig op eigen terrein voorzien. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling niet in de weg.
6.4 Ecologie
6.4.1 Gebiedsbescherming
Beleid en normstelling
Natura 2000-gebieden
Een activiteit kan gevolgen hebben voor een Natura 2000-gebied. Denk hierbij aan de depositie van stikstof in een Natura 2000-gebied maar ook aan andere gevolgen, bijvoorbeeld door geluid en licht die door de activiteit worden veroorzaakt. Als een activiteit plaatsvindt in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied, dan moet onderzoek uitwijzen of de activiteit significante gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Een activiteit kan gevolgen hebben voor NNN-gebieden. De gebieden die het NNN vormen zijn aangewezen in de provinciale omgevingsverordening. In de provinciale omgevingsverordening worden de wezenlijke kenmerken en waarden vastgesteld van deze gebieden. Deze wezenlijke kenmer-ken en waarden moeten worden beschermd, in stand worden gehouden, verbeterd en ontwikkeld worden. Hiertoe zijn in de provinciale omgevingsverordening instructieregels opgenomen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Natura 2000/Natuurbeschermingswet
Het plangebied is geen Beschermd Natuurmonument of Natura 2000-gebied. De afstand tot een Natura 2000-gebied bedraagt circa 600 meter. Dit betreft het Natura 2000-gebied Oosterschelde. Om te onderzoeken of er sprake is van stikstofdepositie op stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden is een Aerius-berekening uitgevoerd, de memo met uitgangspunten is opgenomen in bijlage 6. Uit berekeningen blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied.
Figuur 6.3 Ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebied (Bron: Provincie Zeeland)
Natuurnetwerk Zeeland
Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het dichtstbijzijnde gebied is gelegen op ongeveer 100 meter. Dit betreft 'dijken binnendijk grijs'. De ontwikkeling heeft geen negatief effect op de natuurwaarden van de gebieden die zijn begrensd in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland.
Figuur 6.4 Ligging plangebied (rood vierkant) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland)
Conclusie
De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde gebieden. Het beleid staat de ontwikkeling niet in de weg.
6.4.2 Soortenbescherming
Beleid en normstelling
Een ontwikkeling die mogelijke gevolgen heeft voor van beschermde dieren of planten, is een flora- en fauna-activiteit. Het is in beginsel verboden om zonder vergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten. Voor sommige flora- en fauna-activiteiten is een omgevingsvergunning nodig.
Er geldt een specifieke zorgplicht voor het verrichten van een flora- en fauna-activiteit waarbij maatregelen moeten worden getroffen om nadelige gevolgen voor beschermde soorten te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken (artikel 11.27 Bal).
Onderzoek
De locatie is een braak liggend perceel dat regelmatig gemaaid en onderhouden wordt. Dit gebied kan gebruikt worden als leefgebied door algemene soorten als veldmuis en egel. Overige soorten worden hier niet verwacht. Er is geen ontheffing nodig voor deze algemeen voorkomende soorten omdat hiervoor in provincie Zeeland een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Omgevingswet.
Aangezien de ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde soorten, is een ontheffing niet noodzakelijk. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
Tijdens de werkzaamheden dient daarnaast rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Omgevingswet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
Conclusie
De Omgevingswet en het beleid van de provincie ten aanzien van soortenbescherming, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
6.5 Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling
Voor het toelaten van activiteiten, anders dan die zijn genoemd in artikel 5.50 en 5.51 Bkl, bevat het Bkl geen instructieregels. In die gevallen zal de gemeente moeten beoordelen of de luchtkwaliteit bij de toe te laten activiteit aanvaardbaar is. De Omgevingswet bepaalt immers dat bij een evenwichtige toedeling van functies aan locaties de gemeente in ieder geval rekening houdt met het belang van het beschermen van de gezondheid (artikel 2.1, vierde lid, Ow). Hierbij moet de gemeente rekening houden met de lokale specifieke omstandigheden en de gevolgen van de activiteiten voor de gezondheid van haar inwoners (artikel 2.1 en 2.4 Ow).
Onderzoek is niet nodig als de activiteit niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit is het geval als activiteiten leiden tot een verhoging van de kalenderjaargemiddelde concentratie in de buitenlucht van zowel stikstofdioxide als PM10 van 1,2 µg/m³ of minder. Daarnaast zijn in artikel 5.54 Bkl standaardactiviteiten genoemd die niet in betekenende mate bijdragen. Als een activiteit niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, dan is het omgevingsaspect luchtkwaliteit geen belemmering.
Toetsing en conclusie
In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties dient het aspect luchtkwaliteit te worden onderzocht.
Het plangebied ligt niet in of nabij een aandachtsgebied zoals (aangewezen in artikel 5.51, lid 2, van het Bkl). Er bestaat dan ook geen reële kans op (een dreigende) overschrijding van een omgevingswaarde. Onderzoek naar een overschrijding van de omgevingswaarden is dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet belemmert. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
6.6 Geluid
6.6.1 Geluid door activiteiten
Beleid en normstelling
In een omgevingsplan wordt rekening gehouden met het geluid door activiteiten op geluidgevoelige gebouwen en voorziet erin dat het geluid door een activiteit aanvaardbaar is (opnemen van waarden in het omgevingsplan). Dit is het geval als wordt voldaan aan de waarden als aangegeven in Tabel 6.1 en Tabel 6.2.
Tabel 6.1 Standaardwaarden toelaatbaar geluid op een geluidgevoelig gebouw
07.00-19.00 uur | 19.00-23.00 uur | 23.00-07.00 uur | |
LAr,LT als gevolg van activiteiten | 50 dB(A) | 45 dB(A) | 40 dB(A) |
LAmax door aandrijfgeluid van transportmiddelen | -- | 70 dB(A) | 70 dB(A) |
LAmax door andere piekgeluiden | -- | 65 dB(A) | 65 dB(A) |
Tabel 6.2 Standaardwaarden toelaatbaar geluid in geluidgevoelige ruimten
07.00-19.00 uur | 19.00-23.00 uur | 23.00-07.00 uur | |
LAr,LT als gevolg van activiteiten | 35 dB(A) | 30 dB(A) | 25 dB(A) |
LAmax door aandrijfgeluid van transportmiddelen | -- | 55 dB(A) | 55 dB(A) |
LAmax door andere piekgeluiden | -- | 45 dB(A) | 45 dB(A) |
Voor een activiteit op een in het omgevingsplan aangewezen bedrijventerrein, kunnen de waarden uit tabellen 6.1 en 6.2 met 5 dB worden verhoogd voor geluidgevoelige gebouwen op datzelfde bedrijventerrein.
Voor een activiteit in een in het omgevingsplan aangewezen agrarisch gebied, kunnen de waarden uit tabellen 6.1 en 6.2 met 5 dB worden verlaagd voor geluidgevoelige gebouwen binnen dat agrarisch gebied.
In een omgevingsplan kunnen andere waarden (ook hogere) worden opgenomen als in ieder geval wordt voldaan aan de binnenwaarden volgens Tabel 6.2.
Toetsing en conclusie
Supermarkten zijn geen geluidgevoelige gebouwen. Dit volgt uit artikel 3.21 van het Bkl. Supermarkten kunnen wel voor geluidhinder zorgen. Volgens het tijdelijke omgevingsplan zijn bedrijven van milieucategorie 2 tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan binnen het plangebied. Volgens de brochure bedrijven en milieuzonering valt een supermarkt in milieucategorie 1. De bijbehorende richtafstand is maximaal 10 meter (uitgaande van een rustige woonwijk en 0 meter in een gemengd gebied). De afstand tot het bouwvlak van de dichtstbijzijnde bedrijfswoning bedraagt circa 3 meter. Omdat sprake is van een gemengd gebied wordt aan deze richtafstand voldaan. Gezien de kleine afstand tot deze bedrijfswoning en de locatie van het laad- en losdock, wordt akoestisch onderzoek uitgevoerd om te onderzoeken of ook daadwerkelijk aan de geluidsnormen voldaan kan worden en er sprake is van en goed woon- en leefklimaat.
6.6.2 Geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen
Beleid en normstelling
Veel functies in de fysieke leefomgeving hebben te maken met geluid. Ze maken geluid of ze worden eraan blootgesteld. De regels over geluid gaan over het beheersen van geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen en de bescherming van geluidgevoelige gebouwen en andere gebouwen en plekken. De instructieregels uit afdeling 3.5 (Bkl) zijn van toepassing op de beheersing van geluid door een weg, spoorweg of industrieterrein (artikel 3.18 lid 1 Bkl). De wetgever maakt onderscheid tussen geluidbronnen met een geluidproductieplafond als omgevingswaarde (gpp) en bronnen met een basisgeluidemissie (bge). Geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen heeft invloed op de omgeving. Het bevoegd gezag beoordeelt geluid van deze bronnen bij geluidgevoelige gebouwen (artikel 3.20 Bkl).
Toetsing en conclusie
Wegen
Woningen worden als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien in een TAM-omgevingsplan nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is een akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau.
Indien er sprake is van een geluidproducerende functie moet aangetoond worden dat voldaan wordt aan wettelijke geluidseisen. Eventueel dient dit aangetoond te worden door middel van akoestisch onderzoek en zijn geluidwerende maatregelen nodig.
Een supermarkt is geen gevoelige functie. Ook zal de verkeersintensiteit van de weg niet niet meer dan 40% toenemen (paragraaf 6.3) waardoor geen sprake is van een significante verkeerstoename. Een akoestisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht
Spoorwegen en industrieterreinen
De locatie valt niet binnen de geluidzone van een gezoneerd bedrijventerrein. Het aspect geluid door activiteiten is daarom niet relevant. De supermarkt ligt daarnaast op geruime afstand (ten minste 90 meter zie ook paragraaf 6.6.1 van woningen, waardoor onderzoek naar inrichtingslawaai niet noodzakelijk is.
6.7 Omgevingsveiligheid
Beleid en normstelling
Omgevingsveiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van bijvoorbeeld opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines. Voor omgevingsveiligheid zijn regels opgenomen in paragraaf 5.1.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl van het Bkl). De paragrafen 5.1.2.2 tot en met 5.1.2.6 van het Bkl gaan over het toelaten van beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties in verband met het externe veiligheidsrisico van een activiteit die op een locatie is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.
Bij het mogelijk maken van een activiteit spelen vaak veiligheidsrisico's die ontstaan als gevolg van opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines. Maar in het Bkl is het risicobegrip breder: er zal ook moeten worden gemotiveerd hoe voor risico's van branden, rampen en crises rekening gehouden met het belang van:
- a. het voorkomen, beperken en bestrijden daarvan;
- b. de mogelijkheden voor personen om zich daarbij in veiligheid te brengen; en
- c. de geneeskundige hulpverlening.
Toetsing en conclusie
De beoogde ontwikkeling is een beperkt kwetsbaar object. Dit volgt uit artikel 5.3 van het Bkl. Het plangebied bevindt zich in het gifwolkaandachtsgebied van Sabic Innovative Plastics B.V. Omdat dit bedrijf zich op circa 12 kilometer bevindt en dus op meer dan 1.500 meter afstand heeft dit geen consequenties voor dit plan. Het maatgevend scenario voor het plangebied is het vrijkomen van een toxische wolk als gevolg van een calamiteit met giftige stoffen.
Ten westen van het plangebied is Zwembad Haestinge gelegen (activiteit restcategorie), ten zuidoosten het bedrijf ‘Dragon Plastic’s (activiteit opslag propaan). Deze bedrijven reiken met hun invloedsgebieden echter niet tot het plangebied. Om de externe veiligheidsrisico’s voor het plangebied te beheersen adviseert de gemeente het volgende:
- Luchtdicht bouwen: Maak de bebouwing luchtdicht afsluitbaar. Dit houdt in dat ramen, deuren en ventilatieroosters te sluiten zijn en dat de mechanische ventilatie handmatig is uit te schakelen. Deze maatregelen gaan het binnendringen van giftige stoffen tegen.
- Risicocommunicatie: Informeer de bedrijfseigenaar over de handelingsperspectieven bij ongevallen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingsperspectieven zijn als volgt:
- 1. Ongevallen waarbij giftige stoffen vrijkomen: Blijf binnen of ga naar binnen, sluit ramen, deuren en ventilatieroosters, schakel de mechanische ventilatie uit en volg de berichtgeving via NL-alert, www.zeelandveilig.nl of calamiteitenzender Omroep Zeeland. Bijlage 1 bij dit advies omvat een infographic met dit handelingsperspectief. Ons advies is om dit aan de onderneming te verstrekken.
- BHV-/ontruimingsplan: Neem bovengenoemde externe veiligheidsscenario’s en bijbehorende handelingsperspectieven op in het BHV-/ontruimingsplan van het pand. Draag ervoor zorg dat de BHV-organisatie hiermee bekend en getraind is.
Daarnaast is het advies van de gemeente m.b.t. bereikbaarheid en bluswatervoorziening:
- Bereikbaarheid: Draag zorg voor een gegarandeerde en onbelemmerde toegang voor
brandweervoertuigen via twee onafhankelijke wegen.
- Opstelplaatsen: Voorzie in opstelplaatsen voor een tankautospuit en redvoertuig die voldoen aan de eisen uit bijlage 2 onder ‘opstelplaatsen’. De openbare weg kan ook als opstelplaats gebruikt worden, mits deze voldoet aan de gestelde eisen.
- Bluswater: Voorzie (behoud en onderhoud) de vereiste bluswatervoorzieningen.
Met de bovengenoemde adviezen wordt rekening gehouden.
Het aspect omgevingsveiligheid is geen maatgevend aspect voor de evenwichtige toedeling van functies. Het opnemen van regels voor dit aspect is niet noodzakelijk.
6.8 Gezondheid
Toetsingskader
Doel van de Omgevingswet is ook het beschermen van de gezondheid (artikel 2.1, lid 3, onder b). In lid 4 wordt benadrukt dat bij het stellen van regels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in ieder geval rekening gehouden met het belang van het beschermen van de gezondheid.
Toetsing
Een deel van de hiervoor beschreven omgevingsaspecten heeft een gezondheidscomponent, waarbij het in de meest gevallen gaat om gezondheidsbescherming. Bij de afweging van de gezondheidsgevolgen kunnen ook gezondheidsbevorderende aspecten een rol spelen zoals bijvoorbeeld een groene leefomgeving, ruimte voor beweging, beschikbaarheid / toegankelijkheid van voorzieningen en sociale cohesie.
Gezondheid is een containerbegrip waar veel thema's samenkomen. Het gaat hierbij om thema's die in hoofdstuk 5 van het Bkl expliciet zijn genoemd, zoals geluid, geur en bodem die van invloed kunnen zijn op de gezondheid. De beoogde ontwikkeling is geen geluid- en geurgevoelig gebouw. Uit de paragraaf 'luchtkwaliteit' blijkt dat aan de omgevingswaarden en WHO waarden voor stikstofdioxide en fijnstof voldaan wordt en dat de luchtkwaliteit ter plaatse aanvaardbaar is.
6.9 Cultureel Erfgoed En Archeologie
Beleid en normstelling
Onder cultureel erfgoed valt: archeologie, cultuurhistorie, monumenten, karakteristieke panden, beschermde gezichten, monumentale bomen, landschap etc. Voorafgaand aan de uitvoering van plannen moet onderzoek worden gedaan naar de aanwezigheid van waarden. Bij de ontwikkeling van de plannen moet met de eventueel aanwezige waarden zoveel mogelijk rekening worden gehouden. De essentie van deze wetgeving is behoud van archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem en de bescherming van het cultureel erfgoed en landschap.
Zo zijn er in het Bkl ten aanzien van de bescherming een aantal beginselen geformuleerd (art. 5.130 Bkl). Deze beginselen richten zich op de omgang met monumenten die op grond van het omgevingsplan zijn beschermd, archeologische monumenten, (voorbeschermde) rijksmonumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten en beschermde cultuurlandschappen. Daarnaast zijn in afdeling 8.8 van het Bkl regels gesteld voor de beoordeling van rijksmonumentenactiviteit en het verplaat-sen van gebouwde monumenten.
Het gemeentelijk beleid over archeologie en cultuurhistorie is vooruitlopend op de Ow opgenomen op de archeologische beleidskaart en de cultuurhistorische waardenkaart. Deze archeologische waarden en verwachtingen en de cultuurhistorische waarden zijn veelal doorvertaald in respectievelijk archeologische dubbelbestemmingen en cultuurhistorische dubbelbestemmingen opgenomen in het (tijdelijk) omgevingsplan of activiteitgericht in het gemeentebrede omgevingsplan. Indien het initiatief in deze (werkings)gebieden is gelegen, wordt hieraan getoetst.
Onderzoek
Archeologie
Toetsing
In het bestemmingsplan 'Kommen Gemeente Tholen' is voor het noordelijk deel van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2 ' opgenomen. In deze bestemming is bepaald dat archeologisch onderzoek en advies niet nodig zijn indien de oppervlakte van de bodemverstoring niet meer dan 250 m2 bedraagt of als het gaat om een bodemverstoring die niet dieper reikt dan 40 cm. Omdat meer dan 250 m2 van de beoogde supermarkt binnen deze dubbelbestemming ligt en dieper dan 40 cm ontgraven wordt, is archeologisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 7). Op basis van de resultaten van het onderzoek geldt voor het plangebied geen tot een lage verwachting op het voorkomen van archeologische vindplaatsen. Hierdoor wordt de kans klein geacht dat bij voorgenomen werkzaamheden archeologische vindplaatsen verstoord kunnen raken. Archeologisch vervolgonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
De locatie is voldoende onderzocht en het aspect archeologie staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Cultureel erfgoed
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 6.6 is te zien dat er binnen het plangebied geen bouwhistorische objecten aanwezig zijn. Binnen het plangebied is ook geen andere bebouwing aanwezig.
In de directe omgeving van het plangebied zijn enkele cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Ten westen van het plangebied is het dorps- en stadsgezicht van Sint-Maartensdijk aanwezig, waarin meerdere Rijksmonumenten en een MIP monument zijn gevestigd. Ten noorden van het plangebied, op zo'n 150 meter is een historische boerderij gevestigd. Alle cultuurhistorische waardevolle objecten zijn gelegen op andere percelen. De ontwikkeling heeft geen invloed op deze cultuurhistorische objecten.
Figuur 6.6 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart, in rood globaal het plangebied (Bron: provincie Zeeland)
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
6.10 Bodemkwaliteit
Toetsingskader
De waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie worden opgenomen in het definitieve omgevingsplan (art. 5.89i Bkl).
Daarnaast zijn er specifieke regels over bodem opgenomen in het Aanvullingsbesluit Bodem en de activiteiten zijn opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving, waaronder regels over nazorg van de bodem na saneren, regels over graven in de bodem en regels over activiteiten op een locatie met historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico.
Voorafgaande aan de voorbereiding van deze ontwikkeling is het omgevingsplan nog niet gewijzigd, daarom gelden op grond van artikel 22.30 van het tijdelijke deel van het omgevingsplan de interventiewaarden bedoeld in bijlage IIA van het Bal als grenswaarden voor de bouw van bo-demgevoelige gebouwen.
Onderzoek
Nieuwe locatie Sportlaan ong. Sint-Maartensdijk
Een supermarkt is geen bodemgevoelige functie. In het kader van de omgevingsvergunning bouwen is bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 3). Hierbij is bij een boring in het zuiden van het plangebied een sterke verontreiniging met lood en zink aangetroffen.
Naar aanleiding van deze uitkomsten is een nader onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 4).
Uit dit onderzoek blijkt onder andere, dat de bovengrond ter plaatse van boring 06 sterk verontreinigd is met lood en zink. De bodem bestaat voornamelijk uit matig tot sterk zandige klei. De bovengrond ter plaatse van boring 101 (kern verontreiniging) is matig koolashoudend. Tevens zijn in de bovengrond van boring 101 sterk verhoogde HXRF-waardes voor lood en zink gemeten. In het traject 0,4-0,9 m -mv van boring
101 zijn licht verhoogde HXRF-waardes voor lood en zink gemeten. Bij de andere afperkende boringen zijn zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen.
Op basis van de analyseresultaten kan gesteld worden dat aanvullend op de resultaten van het eerder uitgevoerde verkennend bodemonderzoek de bodem sterk verontreinigd is met koper. Verder is de sterke koper, lood en zink verontreiniging in de grond verticaal en horizontaal afgeperkt tot onder de interventiewaarde. De sterke koper, lood en zink verontreiniging in de grond bevindt zich in de kern van de verontreiniging vanaf het maaiveld tot maximaal 0,5 m -mv en met een oppervlak van circa 20 m2. De totale omvang van de sterke metalenverontreiniging op de locatie bedraagt circa 10 m³.
Uitgaande van de mate en het volume van de geconstateerde grondverontreiniging op de onderzoekslocatie (minder dan 25 m³ sterk verontreinigde grond) wordt gesteld dat het hier in het kader van de Wet Bodembescherming géén geval van ernstige bodemverontreiniging betreft. De inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft niet geleid tot een aanpassing van het onderzoek.
Econsultancy adviseert de aangetroffen met sterk koper, lood en zink verontreinigde grond, voorafgaand aan de nieuwbouw, te ontgraven en af te voeren naar een erkend verwerker. Hiervoor dient een Plan van Aanpak ter beoordeling ingediend te worden bij het bevoegd gezag. De saneringswerkzaamheden dienen milieukundig begeleid te worden conform SIKB BRL 6000 (protocol 6001).
Algemeen
De bodemonderzoeken zijn uitgevoerd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze zijn (opnieuw) getoetst aan de huidige regels onder de Omgevingswet, te weten het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Een supermarkt is geen bodemgevoelig gebouw. Op grond hiervan is geen voorafgaand bodemonderzoek nodig. Er is toch bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek een spot met sterke verontreiniging. Middels het nader bodemonderzoek is deze spot afgeperkt met ca. 10 m3 (koper, lood en zink) tot. Gelet op het vooronderzoek en de boorprofielen is het waarschijnlijk dat deze verontreiniging in de koolashoudende bovengrond ontstaan is in de periode tussen 1987-2024. Er is geen beschikking Wet bodembescherming hierover genomen en is geen zone volgens de bodemkwaliteitskaart Tholen opgenomen.
Op deze sterke verontreiniging < 25 m3 zijn de regels 'Milieubelastende activiteit graven in bodem met een kwaliteit boven interventiewaarde bodemkwaliteit (paragraaf 3.2.22 Bal), van toepassing. Verder zijn voor het overige terrein de regels 'Milieubelastende activiteit graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit (paragraaf 3.2.21 Bal), van toepassing.
In alle gevallen is ook de specifieke zorgplicht van het Bal van toepassing.
Voor een toelichting wordt verwezen naar www.iplo.nl: Stroomschema graven in de bodem | Informatiepunt Leefomgeving
Vóór de start van het grondwerk vanwege het plan moet opnieuw worden nagegaan of het Omgevingsplan aanvullende regels stelt aan het graven in grond met sterke verontreiniging <25 m3.
Oude locatie Markt 23 -27 Sint-Maartensdijk
Er is alleen sprake van uitsluiting van het bestaande gebruik supermarkt. Er is geen sprake van realisatie van een gevoelig gebruik. Er is geen bodemonderzoek nodig. Aanpassing leidt niet tot onacceptabele effecten op de bodem. Vanwege het bodemaspect is deze ontwikkeling aanvaardbaar.
6.11 Water En Riolering
Beleid en normstelling
Bij ontwikkeling wordt rekening gehouden met de gevolgen voor het beheer van watersystemen en dienen voor het waterbelang de opvattingen van de waterbeheerder te worden betrokken. Dit geldt in het algemeen voor alle waterbelangen. Voorbeelden zijn:
- watercompensatie in verband met toenemende verharding;
- waterkwaliteit, bebouwing niet wenselijk in verband met waterwinning;
- bebouwing in werkingsgebieden van keringen en andere waterstaatswerken;
- waterketen, relatie met de afvoer van afvalwater, (Industriële) lozingen en of lozing oppervlaktewater.
Voor een aantal specifieke rijksbelangen stelt het Bkl aanvullende instructieregels. Deze zijn:
- bescherming van primaire waterkeringen (artikel 5.38 Bkl);
- behoud waterveiligheid kust (artikel 5.40 Bkl);
- behoud waterveiligheid grote rivieren (artikel 5.46 Bkl);
- IJsselmeergebied (artikel 5.49 Bkl).
De waterschapsverordening bevat regels specifiek gericht op het watersysteem en waterstaatswerken binnen het beheergebied van een waterschap. Hieraan zal de activiteit moeten worden getoetst.
Toetsingskader
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld (zie bijlage 5). Dit aanmeldformulier moet voorgelegd worden aan het waterschap.
Conclusie
Uit het aanmeldformulier blijkt dat er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding zijn.
6.12 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen of hoogspanningslijnen aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het TAM-omgevingsplan geen rekening te worden gehouden. Voor deze leidingen zal nog wel een melding bij het kadaster worden gedaan.
Hoofdstuk 7 Juridische Regeling
7.1 Wettelijk Kader
Dit TAM-omgevingsplan vormt een wijziging van het omgevingsplan. Een supermarkt op deze locatie is in strijd met in het tijdelijke deel onderdeel uitmakende bestemmingsplan 'Kommen gemeente Tholen', waardoor het omgevingsplan gewijzigd moet worden.
Het TAM-omgevingsplan is functioneel en juridisch een integraal onderdeel van het omgevingsplan. Om te zorgen dat het TAM-omgevingsplan juridisch één geheel is met het omgevingsplan van rechtswege, wordt het als het ware als een nieuw hoofdstuk toegevoegd. Voorliggend TAM-omgevingsplan dient dus ook als dusdanig gelezen te worden, in samenhang met de bruidsschat van het omgevingsplan. Daarom is er in de regels van onderhavig TAM-omgevingsplan een pre-ambule opgenomen, waarin staat dat het plan vigeert als hoofdstuk 22a van het omgevingsplan.
7.2 Opzet Van De Regeling
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit TAM-omgevingsplan maakt onderdeel uit van het omgevingsplan van de gemeente Tholen. Dat betekent dat alle regels uit het omgevingsplan ook van toepassing zijn op voorliggende ontwikkeling aan de Sportlaan (tenzij ze daarmee strijdig zijn). Daarom
worden in de regels alleen maar bepalingen opgenomen welke specifiek relevant zijn voor
onderhavige ontwikkeling van de Lidl aan de Sportlaan Zo is er voor dit plan ook gekozen om niet de specifieke bepaling over de het afwijken van bepalingen uit de bruidsschat op te nemen, aangezien er bij dit TAM-omgevingsplan nauwelijks wordt afgeweken van de bruidsschat. Op de onderdelen waar dit wel gebeurt (bijvoorbeeld reken- en meetbepalingen) zijn specifieke voorrangsbepalingen opgenomen.
Hoofdstuk 2 Regels voor functies en activiteiten
Conform de eisen vanuit de Omgevingswet worden in dit hoofdstuk de toegestane functies en activiteiten beschreven voor de specifieke locatie. Alhoewel de regels niet hoeven te voldoen aan de SVBP, en er dus over 'functies en activiteiten' wordt gesproken in plaats van 'bestemmingen', staan deze op de verbeelding behorend bij onderhavig plan nog wel aangeduid als zijnde 'bestemming'. Dit vanwege het feit dat het plan anders niet juist gepubliceerd kan worden op de (nog tijdelijke) landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Voor voorliggendTAM-omgevingsplan is beoogd zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij de regels en bepalingen voor vergelijkbare functies en activiteiten uit het tijdelijk deel omgevingsplan 'Kommen gemeente Tholen'. Deze zijn wel dusdanig omgevormd dat deze voldoen aan de regels van de Omgevingswet.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Voor dit hoofdstuk zijn er algemene bepalingen opgenomen die alleen betrekking hebben op de artikelen uit dit TAM-omgevingsplan. Hier zitten bijvoorbeeld algemene bouw- en functieregels in die gelden voor het gehele grondgebied van de ontwikkellocatie.
Verbeelding
Belangrijke eis is dat het TAM-omgevingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een TAM-omgevingsplanregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.
7.3 Gehanteerde Functies
Bij het bepalen van de functies is zoveel mogelijk gesloten bij het tijdelijke deel van het omgevingsplan, het bestemmingsplan 'Kommen Gemeente Tholen'. De functies worden hieronder toegelicht.
Centrum - 1
Met deze functie worden bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', cultuur en ontspanning zoals een atelier, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen, detailhandel, niet zijnde een supermarkt, uitsluitend op de begane grond, dienstverlening, uitsluitend op de begane grond, kantoor, uitsluitend op de begane grond, maatschappelijk: gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, religie, uitvaartcentrum, verenigingsleven, welzijnsinstelling en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen, uitsluitend op de begane grond, sport: sportcentrum, sportschool, uitsluitend op de begane grond, het wonen daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen, logies met ontbijt en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen toegestaan. Elk bouwvlak heeft zijn eigen goot -en bouwhoogte.
Detailhandel
Met deze functie wordt detailhandel in de vorm van een supermarkt toegestaan. Daarnaast zijn ook bij deze functie behorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en toegangswegen toegestaan. Binnen het bouwvlak is de maximale toegestane goothoogte 7 meter en bouwhoogte 11 meter.
Waarde - Archeologie - 1
De in dit artikel aangegeven functie is met een arcering op de verbeelding weergegeven. De functie valt samen met een aantal andere functies. De regeling heeft tot doel de functie en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning. Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk. Indien de oppervlakte van de bodemverstoring niet groter is dan 50 m2 en de bodem niet meer dan 40 cm onder het maaiveld word geroerd is onderzoek niet nodig.
Waarde - Beschermd stadsgezicht
Met behulp van deze functie worden de cultuurhistorische, (historisch) stedenbouwkundige en (historisch-) architectonische waarden van het beschermde stadsgezicht van Sint-Maartensdijk beschermd en veiliggesteld.
Hoofdstuk 8 Financiële Haalbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Dit TAM-omgevingsplan vormt het toetsingskader voor de geplande ontwikkeling. De initiatiefnemer is eigenaar van de gronden ter plaatse van het plangebied. Hierdoor is het plan financieel haalbaar.
8.2 Kostenverhaal
Kostenverhaal
De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling ziet op de realisatie van een supermarkt. Deze ontwikkeling is op grond van artikel 8.13 van het Omgevingsbesluit aangewezen als kostenverhaalplichtige activiteit. Op grond van artikel 13.12 Ow is het verboden kostenverhaalplichtige activiteiten uit te voeren voordat de hiervoor geldende kostenverhaalbijdrages zijn betaald. Dit verbod geldt niet in het geval dat het kostenverhaal is verzekerd.
Tussen initiatiefnemer en de gemeente wordt een overeenkomst gesloten waarmee het kostenverhaal voor de ontwikkeling van de supermarkt verzekerd is. Het toevoegen van kostenverhaalvoorschriften in de vergunning is daarmee niet noodzakelijk. Hiermee is ook aan de tweede vereiste voldaan en hieruit volgt dat de ruimtelijke ontwikkeling niet evident economisch onuitvoerbaar is.
Hoofdstuk 9 Evenwichtige Toedeling Van Functies Aan Locatie
Een evenwichtige toedeling van functies aan locaties betekent dat er balans bestaat tussen het beschermen en benutten ten gevolge van de verschillende functies die locaties binnen een gebied kunnen vervullen. Het bevoegd gezag moet beoordelen of bij realisering van de aangevraagde activiteit(en) sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Om dit te kunnen beoordelen moeten alle voor de fysieke leefomgeving relevante aspecten (voor zover die betrekking hebben op de aangevraagde activiteit) zorgvuldig worden onderzocht en afgewogen. Dat is in de voorgaande hoofdstukken gebeurd.
Voor de beoordeling van de evenwichtige toedeling van functies aan locaties zijn alle voor de fysieke leefomgeving relevante aspecten, voor zover betrekking hebbend op de gevraagde activiteit, nader onderzocht in hoofdstukken 5, 6 en 8. Hieruit blijkt dat de supermarkt op de locatie in het centrum van Sint Maartensdijk niet verder kan ontwikkelen, waardoor de bedrijfsvoering in gevaar komt. Om de supermarkt voor het dorp te behouden, dit is van belang voor de leefbaarheid van het dorp, is verplaatsing naar een andere locatie noodzakelijk. De locatie aan de sportlaan bevindt zich op korte afstand van het dorpscentrum en is goed bereikbaar voor overig verkeer. Daarnaast heeft de ontwikkeling van een supermarkt op deze locatie geen onaanvaardbare negatieve effecten voor de fysieke leefomgeving. Ook is er voldoende marktruimte voor de uitbreiding van de supermarkt, waardoor er geen leegstand zal ontstaan op locaties elders in de omgeving.
Op basis van de toetsing aan de omgevingsaspecten en beleidsdoelen blijkt dat de ontwikkeling bijdraagt aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties van het omgevingsplan Tholen. Dit betekent dat het plan bijdraagt aan de beleidsdoelen en niet leidt tot onacceptabele effecten op de leefomgeving. Alles overwegende is de ontwikkeling aanvaardbaar.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Bijlage 1 Ladderonderbouwing
Bijlage 2 M.e.r.-beoordeling
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 4 Nader Bodemonderzoek
Bijlage 4 Nader bodemonderzoek
Bijlage 5 Watertoets
Bijlage 6 Memo Stikstofberekening
Bijlage 6 Memo stikstofberekening