KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1
Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2
Artikel 14 Tuin
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen
Artikel 18 Waterstaatswerken
Artikel 19 Waarde – Archeologie - 1
Artikel 20 Waarde – Archeologie - 2
Artikel 21 Waarde – Archeologie - 3
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 29 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Functiemenging"
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Actualisering Bestemmingsplan
1.2 Planopgave: Consoliderend Bestemmingsplan
1.3 Plangebied
1.4 Opzet Plantoelichting
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Analyse Plangebied
2.2 Uitgangspunten En Randvoorwaarden Voor Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Toetsen
3.1 Toelaatbaarheid Van Bedrijfsactiviteiten
3.2 Externe Veiligheid
3.3 Archeologie En Cultuurhistorie
3.4 Water
3.5 Leidingen En Telecommunicatieverbindingen
Hoofdstuk 4 Toelichting Juridische Regeling
4.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)
4.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling
4.3 Toelichting Op De Bestemmingen
4.4 Toelichting Op De Algemene Regels
4.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen
Hoofdstuk 5 Handhaving
5.1 Algemeen
5.2 Handhaving Binnen De Gemeente Veere
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Overleg
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
7.3 Inspraakprocedure
7.4 Ambtshalve Aanpassingen
Hoofdstuk 8 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
8.1 Wijzigingen Naar Aanleiding Van Zienswijzen
8.2 Ambtshalve Wijzigingen
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Functiemenging"
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Inventarisatie En Inschaling Bedrijven Westkapelle
Bijlage 4 Molenbiotoop
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Kerkeweg
Bijlage 6 Rekenbladen Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 8 Archeologie
Bijlage 9 Wateradvies

Kom Westkapelle

Bestemmingsplan - Gemeente Veere

Vastgesteld op 18-08-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.5 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.6 afdekfolie

folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen.

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van agrarische producten door middel van door middel van het telen van gewassen, waaronder begrepen fruit- en houtteelt.

1.8 agrarisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het agrarisch gebied, zoals de agrarische adviescommissie voor de provincie Zeeland.

1.9 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.13 bebouwing

een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.16 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van de exploitatie en het beheer van een complex voor verblijfsrecreatie, gericht op het als onderneming aan meerdere, steeds wisselende, personen per jaar aanbieden van recreatief verblijf.

1.17 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.18 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.19 bestaande bouwwerken

bouwwerken die bestaan of kunnen worden gebouwd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.23 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.32 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.33 containervelden

al dan niet verharde percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten.

1.34 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen.

1.35 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt.

1.36 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren van goederen, met inbegrip van afhaal, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.37 detailhandel in volumineuze goederen

  1. a. brand- of explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. auto's, motoren, keukens, badkamers, boten, caravans en landbouwwerktuigen;
  3. c. tuinbenodigdheden;
  4. d. grove bouwmaterialen;
  5. e. meubels en woninginrichtingsartikelen;

en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en / of materialen.

1.38 dienstverlening

het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en / of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes, autorijscholen en videotheken.

1.39 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (inclusief opbouw en afbraak) niet langer duren dan 10 dagen per evenement.

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.42 horecabedrijf

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  1. a. het verstrekken van dranken en / of etenswaren, teneinde deze ter plaatse te nuttigen, al dan niet in combinatie met:
  2. b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  3. c. het verstrekken van nachtverblijf.

1.43 inwoning

het (ondergeschikte) gebruik van een deel van een aanwezige woning voor de mantelzorg zonder dat daarbinnen (de mogelijkheid van) een nieuwe zelfstandige woning ontstaat.

1.44 kantoor / praktijk(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig / bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerp-technisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.45 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.46 mantelzorg

de hulp bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend aan personen uit het sociale netwerk die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.

1.47 milieudeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van milieu.

1.48 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, waterhuishoudkundige voorzieningen, telefooncellen, abri's en apparatuur voor telecommunicatie.

1.49 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.50 peil

  1. a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
  2. b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.51 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.52 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.53 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.54 terrasoverkapping

de overkapping van een terras van een horecagelegenheid.

1.55 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals een recreatiewoning, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.56 verkoopvloeroppervlak (vvo)

de verkoopruimte, dat wil zeggen de voor het winkelend publiek toegankelijke ruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbanken en kassa's.

1.57 voorgevel van een gebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw. Indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), bepaalt het bevoegd gezag welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd.

1.58 voorgevelrooilijn

een denkbeeldige dan wel met de aanduiding 'gevellijn' aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.59 verkoop vloeroppervlak (vvo)

de verkoopruimte, dat wil zeggen de voor het winkelend publiek toegankelijke ruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbanken en kassa's.

1.60 Wgh-inrichtingen

bedrijven als genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden agrarische bedrijven
  2. b. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1' en 'specifieke vorm van bedrijf-2': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging":
aanduiding SBI-code uit ten hoogste milieucategorie
specifieke vorm van bedrijf-1 602 C
specifieke vorm van bedrijf-2 711 B2
  1. d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag;
  2. e. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en afvalverzamelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor de belangen van de molen "De Noorman" als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  3. c. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven uit categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteten "functiemenging";
  2. b. detailhandel
  3. c. dienstverlening;
  4. d. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten,
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca ten hoogste categorie 1c': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca ten hoogste categorie 2': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  7. g. kantoren;
  8. h. Maatschappelijk in de vorm van bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven en religie;
  9. i. wonen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'garages': uitsluitend voor garages en bergplaatsen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en huishoudelijke berg- en werkruimte;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': een recreatiewoning;
  12. l. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
  13. m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, sport- en speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen en voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de belangen van de molen "De Noorman" als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. evenementen zijn toegestaan.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca ten hoogste categorie 1c': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven, religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behouden van een beeldbepalende en cultuurhistorisch waardevolle molen "De Noorman";
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor de belangen van de molen "De Noorman" als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-1': uitsluitend voor zorgwoningen, woonzorgvoorzieningen en overige voorzieningen ten behoeve van de gezondheidszorg;
  6. f. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, sport- en speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.3 Specifieke gebruiksregels

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

10.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 11 Recreatie - Dagrecreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie-Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend volkstuinen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals jongerenontmoetingsplaatsen ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen, water en nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. evenementen zijn toegestaan.

Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatie in een complex van recreatiewoningen en / of -appartementen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': tevens een zwembad;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca ten hoogste categorie 1c': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
  4. d. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals sport-, spel- en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

12.3 Specifieke gebruiksregels

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals sport-, spel- en speelvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

13.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Tuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen':tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor de belangen van de molen "De Noorman" als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element;
  6. f. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, horecaterrassen, markten, niet permanente vent- en standplaatsen voor ambulante handel, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen en reclame-uitingen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

15.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. evenementen zijn toegestaan.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterpartijen en (primaire) waterlopen zoals sloten, watergangen en singels, wateraanvoer en –afvoer, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met uitzondering van overkappingen;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'erf': voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'garages': uitsluitend voor garages en bergplaatsen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en huishoudelijke berg- en werkruimte;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor de belangen van de molen "De Noorman" als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.3 Specifieke gebruiksregels

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 18 Waterstaatswerken

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaatswerken' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen, zoals waterkering, waterbeheersing, dijksloten, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 onder b met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. de waterstaatkundige belangen worden door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  3. c. alvorens omtrent de bevoegdheid tot afwijken te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 19 Waarde – Archeologie - 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 20 Waarde – Archeologie - 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
  3. c. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    1. 1. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  4. d. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 60 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.4 Uitzonderingen op het sloopverbod

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 21 Waarde – Archeologie - 3

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat-Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen, zoals waterkering, waterbeheersing, dijksloten, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder c met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. de waterstaatkundige belangen worden door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  3. c. alvorens omtrent de bevoegdheid te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

24.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt en de breedte ten hoogste 3 m.

24.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 25 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels

26.1 Molenbiotoop

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. Afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%.
  2. b. Overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  3. c. Afwijking als bedoeld onder a is niet toegestaan voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
  4. d. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels

28.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

28.2 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 1' de bestemmingen 'Bedrijf´ wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'erf' en de aanduiding 'garages', met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. in het gebied zijn ten hoogste 8 woningen toegestaan;
  2. b. de woningen worden aaneen of ten hoogste twee aaneen gebouwd;
  3. c. de goot- en bouwhoogte van een woning bedraagt respectievelijk ten hoogste 4 m en 9 m;
  4. d. in de nieuwe situatie is sprake van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  5. e. de samenstelling van de woningvoorraad in de kern wordt niet onevenredig verstoord;
  6. f. de wijziging dient in één keer voor het gehele gebied te worden genomen;
  7. g. een besluit tot wijziging mag niet eerder worden genomen dan dat:
    1. 1. is gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie;
    2. 2. archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en wanneer eenmaal aangetroffen archeologische waarden blijkens rapportage van de archeologische deskundige in voldoende mate zijn zeker gesteld;
    3. 3. is aangetoond dat wijziging van de bestemming geen onevenredig negatieve effecten hebben voor natuurwaarden op de betreffende gronden en de omgeving;
    4. 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
    5. 5. inzicht is verkregen in de geluidsbelasting op de gevels;
    6. 6. inzicht is verkregen in de luchtkwaliteit;
    7. 7. afstemming heeft plaatsgevonden met het waterschap.

Artikel 29 Overige Regels

29.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen , en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Kom Westkapelle'.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Functiemenging"

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Actualisering Bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan Kom Westkapelle is opgesteld in het kader van de actualiseringsoperatie bestemmingsplannen binnen de gemeente Veere. Een belangrijke aanleiding voor herziening van de vigerende bestemmingsplannen is gelegen in de wens van het gemeentebestuur om te beschikken over actuele, toekomstgerichte bestemmingsplannen, met eenzelfde systematiek en inhoud van regeling. Daarom zijn voorafgaand aan het opstellen van de komplannen door de gemeente modelregels voor de komplannen opgesteld. Deze regels dienen als basis voor nieuw op te stellen bestemmingsplannen. De actualiseringsopgave heeft tot doel:

  • uniformering van bestemmingsplannen, dat wil zeggen het creëren van samenhang en afstemming van bestemmingsregelingen voor gelijksoortige gebieden;
  • het afstemmen van bestemmingsregelingen op actueel en toekomstig beleid, wet- en regelgeving;
  • het vergroten van rechtszekerheid en klantgerichtheid; dat wil zeggen het vaststellen van voor burgers duidelijke, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde plannen;
  • het reduceren van het aantal bestemmingsplannen.

1.2 Planopgave: Consoliderend Bestemmingsplan

Deze opgave van het bestemmingsplan Westkapelle omvat:

  • het opnemen van de gehele kern Westkapelle in één bestemmingsplan;
  • het vastleggen van (legaal) bestaand gebruik en bestaande functies in een actuele bestemmingsregeling.

Voor zover sprake is van een consoliderend bestemmingsplan wordt enkel het bestaande gebruik en bestaande functies vastgelegd. Hiermee vervalt de noodzaak van onderzoek en toetsing met betrekking tot de planologische haalbaarheid en financieel-economische uitvoerbaarheid van (onderdelen uit) het plan. Aanwezige waarden binnen het plangebied zullen moeten worden benoemd (zoals onder andere archeologische waarden, cultuurhistorische waarden, natuur- en landschapswaarden), maar er behoeven geen ontwikkelingen te worden getoetst op mogelijke gevolgen voor deze waarden. Wel heeft overeenkomstig de in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen verplichting de watertoets plaatsgevonden en zijn in relatie tot de bestemmingsregeling enkele milieuaspecten nagelopen en beoordeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0001.png"

Figuur 1.1. Ligging en begrenzing plangebied

Enkel ruimtelijke ontwikkelingen en veranderingen waarover planologische zekerheid bestaat, bijvoorbeeld doordat deze een eigen bestemmingsplan- of vrijstellingsprocedure hebben doorlopen, zijn in het plan opgenomen. Het betreft de volgende bouwprojecten:

  • realisatie van 8 wooneenheden in het recreatieve appartementencomplex 'De Branding' aan de Casembrootstraat 7;
  • plaatsen van 10 garageboxen aan de Molenwal;
  • oprichten van 2 woningen op het perceel 't Hout 6 en;
  • het bouwen van 8 garageboxen op het binnenterrein uitkomend op de Utrechtsestraat;
  • wozoco;
  • Badmotel;
  • brandweerkazerne;
  • Koestraat;
  • 't Hofje III.

Deze ontwikkelingen zijn opgenomen in het voorliggend bestemmingsplan.

Een aantal ruimtelijke en milieuaspecten dienen bij de vaststelling van het bestemmingsplan te zijn getoetst. Deze benodigde sectorale onderzoeken zijn hiervoor uitgevoerd en de resultaten hiervan zijn in de plantoelichting opgenomen.

1.3 Plangebied

Dit bestemmingsplan Kom Westkapelle heeft betrekking op het bestaande dorpsgebied van Westkapelle. De ligging en begrenzing van het plangebied zijn aangegeven op figuur 1.1.

Het bestemmingsplan Kom Westkapelle vervangt (gedeeltelijk) de volgende vastgestelde bestemmingsplannen:

Tabel 1.1. Overzicht te vervangen bestemmingsplannen Westkapelle

naam datum vaststelling
Kom Westkapelle 22-12-1988
Kom Westkapelle 1H 16-12-1993
't Hofje 29-06-1995
't Hofje 1H 25-05-2000
Buitengebied Westkapelle 30-03-1994

De vigerende bestemmingsplannen kom Westkapelle, Westkapelle 1H, 't Hofje en 't Hofje 1H komen te vervallen. Deze bestemmingsplannen worden integraal vervangen door het nieuwe bestemmingsplan Westkapelle. Ook delen van het bestemmingsplan Buitengebied Westkapelle worden vervangen door het nieuwe bestemmingsplan Westkapelle.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0002.png"

Figuur 1.2. Vigerende regelingen Westkapelle (situatie januari 2009)

1.4 Opzet Plantoelichting

De toelichting is afgestemd op het consoliderend karakter van het bestemmingsplan. Dat betekent dat de informatie over het plangebied beknopt en gericht is, terwijl de toelichting op de bestemmingsregeling uitvoerig is.

De toelichting is als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 2 wordt een korte analyse van het plangebied en het vigerende gemeentelijk beleid gegeven met aansluitend de beschrijving van enkele relevante uitgangspunten en randvoorwaarden voor de bestemmingsregeling.
  • Hoofdstuk 3 bevat de beschrijving van enkele voor de bestemmingsregeling relevante milieuaspecten en de waterparagraaf.
  • In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling. Eerst wordt een toelichting gegeven op de opzet van de verbeelding en regels. Vervolgens wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de bijbehorende regels.
  • In hoofdstuk 5 wordt beschreven op welke wijze de gemeente de handhaving van het bestemmingsplan nastreeft.
  • De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid worden behandeld in de hoofdstukken 6 en 7.
  • Hoofdstuk 8 bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk is een beknopte analyse van het plangebied gegeven waarin de bestaande situatie en toekomstige ontwikkelingen zijn beschreven. In paragraaf 2.2 zijn de belangrijkste beleidsuitgangspunten en –randvoorwaarden benoemd die bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn gehanteerd.

2.1 Analyse Plangebied

Bestaande situatie

De ligging in de westpunt van Walcheren tegen de zeedijk bepaald grotendeels het karakter van de kern. De zee van rode daken, de markante vuurtoren en in wat mindere mate de molen "De Noorman"en het torentje van het voormalige gemeentehuis vormen de belangrijkste beelddragers. Maar ook de andere gezichten van Westkapelle zoals duinen, bos, kreek en agrarisch gebied zijn van groot belang voor de kwaliteit van de kern.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0004.png"

Figuur 2.1. Hoofdstructuur

Hoofdstructuur

Westkapelle is nauw verbonden met de zee. Het dorp is sterk georiënteerd op de zeedijk, zowel sociaal als fysiek. De inundatie in de Tweede Wereldoorlog heeft grote invloed op de ruimtelijke structuur van de kern gehad. Daarnaast is door de dijkdoorbraak een deel van het dorp verdwenen. Na de oorlog is het dorp herbouwd, waarbij het nu zo kenmerkende beeld van de oude dorpskern is ontstaan. Karakteristiek hierbij zijn de oude 'groene' binnenterreinen gelegen omringd door bebouwing.

De kern kent globaal twee deelgebieden (zie figuur 2.1.):

  • het oudere deel;
  • de planmatige uitbreidingsgebieden.

Kernranden

Aan de west- en zuidzijde vormen de dijk, de duinen en de kreek harde grenzen waaraan de kern zijn specifieke karakter ontleent. Zeewering, duin, kreek en bos zijn grootschalige elementen met uiteenlopende kenmerken.

Aan de noord- en oostzijde is de overgang naar het open agrarische gebied kenmerkend. Kenmerkend is het ontbreken van bebouwing. De zone ten oosten van de vuurtoren vormt een randzone met een gemengd functiepatroon en diverse groenelementen.

Groenstructuur

De kern heeft vooral een stenig karakter. Door de ligging direct aan de kust komen nauwelijks opgaande bomen voor in de straatprofielen en is openbaar groen beperkt. Mede doordat het groen in het straatprofiel in het algemeen zeer beperkt is, is de laanbeplanting van het oostelijk deel van de Zuidstraat zeer markant. Op de particulieren gronden zijn de grote binnen terreinen tussen de bebouwing in het oude dorp belangrijke groengebieden.

Water

De ligging aan de Noordzee met de Westkapelse Zeedijk en de Westkapelsche Kreek zijn zeer kenmerkend voor de ligging van de kern. Voor het overige heeft water weinig betekenis in de kernstructuur. Oppervlaktewater blijft beperkt tot de vijver in 't Hofje aan de noordrand van de kern. Er is in de kern op een aantal locaties sprake van wateroverlast.

Toerisme en Recreatie

Westkapelle heeft als kustkern een belangrijke dagrecreatieve en toeristische functie. In de omgeving van de kern maar ook in de kern komen verder diverse verblijfsrecreatiecomplexen voor. In de kern zijn meerdere hotels en recreatiewoningen gevestigd. Net achter de duinen is Zuiderduin Beachhotel gelegen.

In het voormalige Polderhuis is een museum over de Tweede Wereldoorlog gevestigd.

Horeca en detailhandel

Horeca en detailhandel zijn geconcentreerd aan de Zuidstraat, globaal tussen de dijk en de Markt. In de kern van Westkapelle komen diverse winkels zoals winkels in de dagelijkse sector (levensmiddelen) en in de niet-dagelijkse sector voor. Naast de winkels is ook een aantal bijzondere functies zoals een bank, postagentschap en een tankstation gevestigd.

In Westkapelle komen ook verschillende horecagelegenheden zoals cafés, café-restaurants, snackbars en restaurants voor. De meeste van deze horecagelegenheden zijn gevestigd aan of in de nabijheid van de Markt.

Maatschappelijke voorzieningen

De kern van Westkapelle heeft twee basisscholen. Deze scholen zijn gelegen aan het Europaplein en de Koudorpstraat. Tevens is er een peuterspeelzaal gevestigd aan de Jan Campertstraat. Het sportterrein De Prelaat is gelegen aan de Domineeshofweg. Bij de bejaardenwoningen is er een dienstencentrum gevestigd. Daarnaast zijn in de kern verenigingsgebouw Westkapelle Herrijst, sportzaal De Bellinck een wozoco en een kinderopvang aanwezig

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0005.png"

Figuur 2.2. Functionele structuur

Toekomstige ontwikkelingen

Binnen het plangebied zijn de loodsen aan de Bazienstraat aangewezen als herstructureringslocatie voor woningbouw. Hiervoor is dan ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

In dit bestemmingsplan is een beperkte profielverbreding van de Kerkeweg mogelijk gemaakt. Om te bepalen wat de invloed van deze verbreding is op de omgeving is een akoestisch en luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken zijn toegelicht in bijlagen 5 tot en met 7 toegelicht.

2.2 Uitgangspunten En Randvoorwaarden Voor Het Bestemmingsplan

Deze paragraaf gaat beknopt in op de voor dit bestemmingsplan gehanteerde beleidsuitgangspunten. Basis hiervoor is de in de vorige paragraaf opgenomen analyse van het plangebied. Samengevat zijn de navolgende beleidsuitgangspunten relevant.

  • Consolideren.
  • Inbreiding in woongebieden.
  • Beleid "tweede woningen".
  • Behouden en versterken van functiemenging door beroepsmatige en /of bedrijfsmatige activiteiten aan huis.
  • Uitbreiding mogelijkheden van mantelzorg.
  • Duurzaamheid.

Consolideren

Consolidatie van de in het plangebied aanwezige ruimtelijk-functionele situatie betekent dat het bestemmingsplan in belangrijke mate is gericht op het vastleggen van bestaande functies en waarden (voor zover relevant). Tevens is het bestemmingsplan afgestemd op de reeds toegestane planologische ontwikkelingsmogelijkheden van aanwezige gebruiksvormen (waaronder uitbreiding). Deze ontwikkelingsmogelijkheden blijven beperkt vanwege potentiële conflicten met ruimtelijke en / of milieukwaliteiten en onverenigbaarheid met gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

Inbreiding in woongebieden

Er wordt gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van woningbouw mogelijkheden op inbreidingslocaties. Het gemeentebestuur hanteert een hoog ambitieniveau bij de realisatie van inbreidingen. Inbreidingen dienen aan te sluiten op de omgeving en een positieve bijdrage te leveren aan verbetering van de ruimtelijk-functionele structuur en / of opheffing van een milieuknelpunt. Belangrijke aspecten daarbij zijn:

  • de ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur (aard en schaal van de omgeving, bebouwingspatroon);
  • groenstructuur;
  • de overgang tussen kern en landelijk gebied;
  • beeldkwaliteit;
  • bereikbaarheid / parkeren.

Beleid "tweede woningen"

Westkapelle is als badplaats bepalend voor het recreatieve gezicht van de gemeente Veere. Toerisme en recreatie vormen samen met wonen dan ook de belangrijkste beleidsaccenten voor de verdere ruimtelijk-functionele ontwikkeling van de kern. Gelet op de grote druk door recreatie en toerisme op de woonfunctie in de kern is de onderlinge afstemming van deze functies een belangrijk aandachtspunt.

Tweede woningen spelen in veel kernen een belangrijke rol in de woningmarkt. Zij geven problemen voor de leefbaarheid en woonkwaliteit (met name in Domburg en Zoutelande). In de Gebruiksverordening 2e woningen is het gebruik van woningen in het werkingsgebied als tweede woning verboden. Op basis van deze verordening voert de gemeente een gericht handhavingsbeleid. Flankerend beleid is evenwel noodzakelijk om de bestaande voorraad in de kernen optimaal te kunnen benutten en de negatieve effecten voor de leefbaarheid te beperken. Effecten hiervan zijn naar verwachting pas op langere termijn te verwachten. Het terugbrengen van tweede woningen in de permanente sfeer gaat overigens niet ten koste van de woningbouwcapaciteit.

Behouden en versterken van functiemenging door beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

In combinatie met de woonfunctie komen regelmatig ondergeschikte andere activiteiten voor. Gedacht kan onder meer worden aan traditionele vrije beroepen (arts, notaris, advocaat, logopedist, fysiotherapeut), andere vrije beroepen (kunstenaars, ontwerpers, privé-onderwijs) en andere bedrijfsmatige activiteiten (kapsalons, pedicures, reclamebureaus, makelaars, computerservice, kinderopvang).

Het algemene gemeentelijk beleid gericht op behoud van dergelijke functiemenging in de kernen (ten behoeve van waarborging en bevordering van de leefbaarheid en binnen randvoorwaarden voor milieu- en woonkwaliteit) wordt voortgezet. De aanwezigheid van niet-woonfuncties, voor zover deze niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving, is dan ook gewenst. Activiteiten die een onevenredige hinder voor het woonmilieu en onevenredige afbreuk van het woonkarakter van de wijk of buurt veroorzaken zijn niet toegestaan. Bij de beoordeling hiervan is onder meer van belang of de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit, de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft en er geen onevenredige nadelige invloed op de verkeersafwikkeling en parkeerbalans ontstaat.

Uitbreiding mogelijkheden van mantelzorg

Aangezien steeds meer mensen arbeid en zorg combineren, ontstaat ook steeds meer behoefte aan mogelijkheden voor tijdelijke inwoning ten behoeve van verzorging van bijvoorbeeld oudere, zieke of gehandicapte familieleden. Deze zogenaamde mantelzorg wordt rechtstreeks toegestaan in / bij permanent bewoonde burger- en bedrijfswoningen en in de daarbij behorende aan- of uitbouwen. Inwoning valt in beginsel onder de activiteit wonen en zal ruimtelijk geen effect hebben, zolang dit niet tot woningsplitsing leidt. Bij inwoning is slechts sprake van één hoofdbewoner. Inwoning dient derhalve nadrukkelijk te gaan om het (ondergeschikte) gebruik van een deel van een aanwezige woning (voor de mantelzorg), zonder dat daarbinnen (de mogelijkheid van) een nieuwe zelfstandige woning ontstaat. De woning kan daartoe met het oog op privacy worden ingericht met dubbele voorzieningen.

Bewoning van een bijgebouw is echter niet toegestaan. Om in te kunnen spelen op deze steeds groter wordende maatschappelijke vraag zal in dit bestemmingsplan voor het bouwen en / of gebruik van een bijgebouw voor mantelzorg een regeling worden opgenomen. Verschillende voorwaarden ter verzekering van beëindiging van de mantelzorg na afloop van de zorgperiode, zullen daaraan worden toegevoegd om misbruik te voorkomen.

Duurzaamheid

Met het tekenen van het "Zeeuws convenant duurzaam bouwen" heeft de gemeente Veere zich verplicht bij nieuwbouw maatregelen te treffen die worden genoemd in het "Nationaal pakket duurzaam bouwen". De maatregelen zijn erop gericht de gezondheids- en milieuschade in alle bestaansfasen van een gebouw te beperken (vanaf de winning van de grondstof via bouw tot sloop). De gemeente zal de maatregelen onder de aandacht brengen van indieners en uitvoerders van bouwplannen.

Hoofdstuk 3 Toetsen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende (milieu)toetsen die voor dit bestemmingsplan zijn uitgevoerd. Allereerst wordt ingegaan op de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Vervolgens worden de aspecten externe veiligheid, archeologie en cultuurhistorie, water en leidingen en telecommunicatieverbindingen behandeld.

3.1 Toelaatbaarheid Van Bedrijfsactiviteiten

Bedrijven

Aanbod en situering

In het plangebied is een beperkt aantal bedrijven gevestigd (niet zijnde horecabedrijven of agrarische bedrijven) te midden of op korte afstand van woonbebouwing. In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van alle aanwezige bedrijfsactiviteiten.

Staat van Bedrijfsactiviteiten

Om inzicht te krijgen in de mate van milieubelasting van de gevestigde bedrijven in het plangebied is in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten aan de hand van milieucategorieën zijn gerangschikt naar de mate van belasting van het milieu. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de categorie is waaronder het bedrijf valt. Iedere milieucategorie kan worden vertaald naar een minimaal aan te houden richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies in de omgeving. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om indicatieve afstanden. In een concrete situatie dient de werkelijk aan te houden afstand nader te worden bepaald.

Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" wordt verwezen naar bijlage 1.

Inschaling van bedrijven

De bedrijven zijn ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. In bijlage 3 is deze inschaling weergegeven. Uit de inschaling blijkt dat de meeste bedrijven tot categorie A of B1 behoren. Op basis hiervan en de richtafstand tot de bestaande woningen is de algemene toelaatbaarheid bepaald op categorie B1. Eén bedrijf is een categorie B2-bedrijf en één een categorie C-bedrijf. Categorie A-bedrijven kunnen gezien de aard en invloed op de omgeving direct naast of beneden woningen worden toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. Categorie B1-bedrijven kunnen gezien de aard en invloed op de omgeving tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing worden gesitueerd, echter in het algemeen in gebieden met gemengde functies. Categorie B2-bedrijven zijn bedrijfsactiviteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend. Ze dienen echter wel bouwkundig afgescheiden1 te zijn van woningen en / of andere gevoelige functies. De bestaande bedrijven worden allemaal positief bestemd. Dat wil zeggen dat wanneer bedrijven in een hogere categorie vallen dan algemeen toelaatbaar, in de regels wordt vastgelegd dat de betreffende bedrijfsactiviteiten ter plaatse toelaatbaar zijn.

Milieuzonering

Om milieuhygiënische redenen kunnen in het plangebied niet alle denkbare bedrijfsactiviteiten worden toegelaten. In verband hiermee is een milieuzonering gewenst, waarbij wordt aangegeven welke categorieën van bedrijfsactiviteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten vanuit milieuoogpunt per locatie toelaatbaar zijn. Op de bedrijfspercelen in de woonkern waar van oudsher sprake is van een menging van functies, worden gegeven de ligging te midden van woonbebouwing bedrijven tot en met categorie B1 toelaatbaar geacht. Van belang hierbij is dat de huidige bedrijven reeds lange tijd in het plangebied gevestigd zijn. Nieuwvestiging van bedrijven in de woonkern is niet mogelijk.

Het hanteren van een milieuzonering betekent overigens niet dat alle bedrijven die passen binnen het geformuleerde toelatingsbeleid (milieuzonering) daadwerkelijk kunnen worden toegestaan. Het bestemmingsplan biedt slechts een globaal kader voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten; in het spoor van de Wet milieubeheer vindt toetsing plaats aan de hand van de concrete situatie. Het kan voorkomen dat een bedrijf wel past binnen het geformuleerde toelatingsbeleid, maar dat het bijvoorbeeld vanwege de werkelijke milieuhinder geen milieuvergunning kan krijgen of aan strengere milieuvoorschriften zal moeten voldoen. De Wet milieubeheer blijft altijd het concrete toetsingskader. Bedrijven die zich willen vestigen, dienen te allen tijde aan de milieuvergunning te voldoen, ongeacht de in het bestemmingsplan opgenomen toelaatbaarheid.

Daarnaast hoeft de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie niet in alle gevallen onaanvaardbaar te zijn. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een globale inschaling van de mate van hinder van bedrijven. Het komt met name voor dat een bedrijf door de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verondersteld. In dat geval kan voor een dergelijk bedrijf voor de betreffende activiteit worden afgeweken van de gebruiksregels (passende maatregelen worden in dergelijke gevallen geregeld via de vergunning in het kader van onder meer de Wet milieubeheer).

Verkooppunt voor motorbrandstoffen

Aan de Zuidstraat 27-29 is een verkooppunt voor motorbrandstoffen aanwezig. Ter plaatse wordt en mag geen lpg worden verkocht. De afleverzuilen staan op openbaar gebied.

Klachten over bedrijven

Bij de gemeente zijn uit voorgaande jaren geen klachten bekend over bedrijven in de kern.

Horeca

Staat van Horeca-activiteiten

De horecavestigingen in het plangebied liggen op korte afstand van woningen. Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruik gemaakt. Vergelijkbaar met de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden bij de uitwerking van ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten categorieën horeca-activiteiten onderscheiden: "lichte horeca" (categorie 1), "middelzware horeca" (categorie 2) en "zware horeca" (categorie 3). Voor een nadere toelichting op, deze categorieën wordt verwezen naar bijlage 2 (toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten).

Inschaling en toelaatbaarheid

De inschaling van de gevestigde horecabedrijven overeenkomstig Staat van Horeca-activiteiten is opgenomen in bijlage 3. Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied ter plaatse van horecafuncties horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1b rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. Hotels zijn daarbij enkel toelaatbaar op de bestaande locaties. Cafés, bars en zaalverhuur en dergelijke vallen in categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten (zie bijlage 3) en passen daarmee niet in de algemene toelaatbaarheid. Dancings en discotheken vallen in categorie 3 van de staat (zie bijlage 3) en passen daarmee eveneens niet in de algemene toelaatbaarheid. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.

Het bovenstaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In dat geval kan voor een dergelijk horecabedrijf voor de betreffende activiteit worden afgeweken van de gebruiksregels. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de algemene toelaatbaarheid.

Klachten over horecabedrijven

Voor zover bij de gemeente bekend veroorzaken de horecabedrijven geen geluid- en / of parkeerhinder.

  1. 1. Bouwkundig afscheiden betekent dat de panden los van elkaar dienen te staan.

3.2 Externe Veiligheid

Algemeen

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van groot belang. Bij ruimtelijke plannen heeft dit betrekking op:

  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen;
  • bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid.

In het plangebied vinden dergelijke relevante bedrijfsactiviteiten niet plaats. Het transport van gevaarlijke stoffen met scheepvaartverkeer over de Westerschelde brengt echter risico's met zich mee. Het transport van ammoniak en brandbare gassen vormt daarbij de belangrijkste bepalende factor voor de omvang van de te berekenen risico's.

De 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR) geeft een kans van één op een miljoen per jaar weer dat een individu komt te overlijden als gevolg van een groot ongeval bij het transport over de vaarroute Westerschelde. Het groepsrisico (GR) geeft, gelet op het aantal mensen dat in de buurt verblijft, de kans aan dat een groep personen overlijdt ten gevolge van een ongeval bij bedoeld transport. De norm voor het plaatsgebonden risico is een grenswaarde en mag niet worden overschreden. De norm voor het groepsrisico is een "oriënterende waarde" waarvan, mits voldoende gemotiveerd, afgeweken mag worden.

Op grond van de provinciale Beleidsvisie externe veiligheid van de Provincie Zeeland (mei 2005) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:

  1. a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of;
  2. b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag)2, of;
  3. c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is3.

Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, vereist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.

Vervoer gevaarlijke stoffen Westerschelde

Over de Westerschelde worden gevaarlijk stoffen vervoerd, de scheepvaartroute wordt globaal weergegeven op figuur 3.1. Dit vervoer van gevaarlijke stoffen brengt risico's met zich mee. Om deze risico's inzichtelijk te maken is een risicoanalyse uitgevoerd4. Uit de risicoanalyse is gebleken dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen op de Westerschelde zich uitstrekken tot over de oevers (de bebouwde en ongebouwde gebieden langs de Westerschelde). Het invloedsgebied wordt globaal weergegeven op figuur 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0006.png"

Figuur 3.1. Scheepvaartroute gevaarlijke stoffen over de Westerschelde (bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde)

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0007.png"

Figuur 3.2. Globale ligging invloedsgebied voor ongevallen met toxische stoffen (rode lijn) en brandbare stoffen (blauwe lijn) (bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde)

Verantwoording Groepsrisico

Het plangebied is in zijn geheel gelegen in het invloedsgebied van de Westerschelde. Dit betekent dat er bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, rekening moet worden gehouden met een verantwoording van een toename van het groepsrisico. Het TNO-rapport 2007-A-R0562/B (Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde), waaruit de hiervoor aangegeven kaartjes zijn overgenomen, bevat een stappenplan om de criteria a, b en c uit de Beleidsvisie externe veiligheid van de Provincie Zeeland op een eenvoudige manier uit te werken.

Stappenplan afweging GR vervoer gevaarlijke stoffen over de Westerschelde (bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde)

Stap 1: Ligt het plan binnen het invloedsgebied?

Stap 2: Is het groepsrisico hoger dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico?

  • Trek een vierkant van 1 bij 1 km om het plan waarbij het plan in principe centraal wordt genomen in het vierkant, met die toevoeging dat het vierkant wel zo dicht mogelijk bij de vaargeul wordt genomen (maar wel helemaal op het land) en andere relevante bevolking ook zo veel mogelijk wordt meegenomen.
  • Ga met behulp van de bevolkingsdichtheden per ha na hoeveel bevolking er aanwezig is in het gebied na realisering van het plan. Tel hier ook toeristen bij op.
  • Indien het aantal aanwezigen hoger is dan 2500 personen per km², dan is uitvoering van stap 3 noodzakelijk.

Stap 3: Neemt het groepsrisico met meer dan 10% toe?

  • Ga na of ten gevolge van het ontwikkelingsplan, en eventuele andere ontwikkelingen in het gebied, de bevolkingsdichtheid in het gebied met meer dan 10% toeneemt. Zo ja: dan is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico vereist.

Stap 4: Ga na welke risicoreducerende maatregelen kunnen worden toegepast.

Stap 5: Is één van de volgende motieven voor een acceptatie van een hoger risico van toepassing?

  • Het opvullen van kleine open gaten of vervangende nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied.
  • Een voor de specifieke locatie belangrijke ontwikkeling.
  • Een situatie waarbij anders de externe veiligheidsproblematiek (elders) zou toenemen.

Stap 6: Bepaal de hulpvraag en vergelijk die met de hulpverleningscapaciteit met behulp van de vuistregels die in het rapport zijn gegeven.

Voor een aantal ruimtelijke plannen is in het rapport van TNO een afweging voor een toename van het GR gemaakt. Onderhavig bestemmingsplan is echter een consoliderend bestemmingsplan, waarmee geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, waardoor het GR met meer dan 10% van de oriënterende waarde toe zal nemen (stap 2 van het hiervoor genoemd stappenplan). Om die reden is bij het opstellen van dit bestemmingsplan het doorlopen van stap 3 achterwege gebleven.

Basisnet Water

De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is per 1 januari 2010 gewijzigd. Deze wijziging houdt onder andere in dat bij het vaststellen van omgevingsbesluiten langs vaarwegen die deel uitmaken van het Basisnet water, voor wat betreft het groepsrisico, moet worden uitgegaan van vervoersaantallen zoals genoemd in de bijlage van de genoemde circulaire.

Het recente basisnet water (2010) kent geen extra veiligheidsknelpunten nu en (behoudens de Westerschelde) in de toekomst met een tijdshorizon van 2010. Voor de Westerschelde zijn specifieke convenanten gesloten tussen Rijk en Provincie Zeeland, die qua inhoud aansluiten bij het basisnet. Tevens is er een Verdrag Gemeenschappelijk Nautisch Beheer gesloten tussen Nederland en Vlaanderen. In beide bestuurlijke overeenkomsten is afgesproken dat partijen de externe veiligheidssituatie langs de Westerschelde monitoren en zich inspannen om te zorgen dat de risicocontouren buiten kwetsbare bestemmingen blijven.

Op dit moment vindt nieuw onderzoek plaats naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde. Het is niet te verwachten dat de resultaten van dit onderzoek, als gevolg van de gewijzigde aantallen, voor het thans voorliggende consoliderende plan voor Westkapelle tot andere risico's zullen leiden dan de risico's zoals die zijn beoordeeld in de eenmalige afweging.

Vuurwerk

Op één locatie in het plangebied vindt opslag en / of verkoop van consumentenvuurwerk plaats. Dit bedrijf, Zuidstraat 59, mag ten hoogste 10.000 kg aan vuurwerk opslaan. Aan de veiligheidsafstanden volgens het Vuurwerkbesluit (2002) wordt voldaan. Nieuwe vuurwerkbedrijven (inclusief detailhandel) zijn in het plangebied op grond van het bestemmingsplan Parapluherziening consumentenvuurwerk van de gemeente niet gewenst.

Conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde het vaststellen van dit conserverende bestemmingsplan niet in de weg staat.

  1. 2. Tot een factor 10 onder de oriënterende waarde vereist de provincie geen uitgebreid onderzoek naar het groepsrisico.
  2. 3. een toename van het groepsrisico van 10% beschouwt de provincie de toename als marginaal.
  3. 4. Actualisatie Risicoanalyse (Wester)Schelde, Det Norske Veritas, juni 2004.

3.3 Archeologie En Cultuurhistorie

In 1992 heeft Nederland het Verdrag van Valetta (Malta) ondertekend. Dit verdrag bepaalt, dat er op verantwoorde wijze dient te worden omgegaan met het archeologisch erfgoed, o.a. in ruimtelijke planontwikkelingen. Dit verdrag heeft inmiddels zijn weerslag verkregen in een wijziging van de Monumentenwet 1988, die op 1 september 2007 in werking is getreden, de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ). Een belangrijk uitgangspunt, is dat het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voorgaat op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van vooronderzoek tijdig inzicht wordt verkregen in de archeologische waarden van een gebied, zodat deze bij beoogde planontwikkelingen kunnen worden betrokken. Voor de ruimtelijke ordening is een belangrijke bepaling, dat de wet niet van toepassing is op projecten met oppervlakte kleiner dan 100 m²; de gemeenteraad kan een hiervan afwijkende andere oppervlakte vaststellen.

Op 23 april 2009 heeft de gemeenteraad de 'Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren, evaluatie 2008' vastgesteld. In figuur 3.3. zijn de archeologische waarden in Westkapelle aangegeven. In bijlage 8 wordt nader ingegaan op het archeologiebeleid voor Kom Westkapelle.

geel:
archeologisch waardevol gebied 1 (AMK-gebied)

gearceerde blauwe cirkel:
archeologisch waardevol gebied 2 (vindplaats)

donkerroze:
gische verwachtingszone

donkergrijze zone:
geen archeologisch onderzoek nodig

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0008.png"

Figuur 3.3. Kaart van de kom Westkapelle met verschillende archeologische verwachtings-zones en gebieden met vastgestelde archeologische waarden (WAD)

Cultuurhistorie

Veel van de bebouwing in de kern dateert uit de wederopbouwperiode direct na de oorlog en is karakteristiek in type, vorm en materiaalgebruik. Juist aan deze bebouwing ontleent Westkapelle zijn specifieke karakter. Het voormalig gemeentehuis en het polderhuis zijn daarnaast markante, bijzondere gebouwen. Deze vroeg naoorlogse bebouwing draagt bij aan het karakteristieke beeld van Westkapelle.

De vuurtoren en de molen "De Noorman" aan de Molenwal / Vikingstraat zijn rijksmonumenten en hebben ruimtelijke en cultuurhistorische waarden.

De molen betreft een ronde stenen stellingmolen uit 1852. De molen is sinds 1974 gemeentelijk eigendom en medio jaren tachtig van de vorige eeuw gerestaureerd. In de molen is het museum van Vereniging De Zeeuwse Molen gevestigd. De molen is niet bedrijfsmatig in gebruik; er wordt alleen op vrijwillige basis gemalen.

In relatie tot de waarden van de molen moet rekening worden gehouden met de molenbiotoop. Voor het behoud van de molen is het immers van belang dat deze technisch kan blijven functioneren, ook al is de molen niet meer bedrijfsmatig in gebruik. Een zoveel mogelijk onbelemmerde windtoetreding is daarvoor nodig. In de omgeving van een molen kunnen mogelijk hoogtebeperkingen aan de orde zijn voor obstakels. Het gebied waarbinnen dergelijke hoogtebeperkingen gelden, wordt molenbiotoop of molenbeschermingszone genoemd. Voor meer uitgebreide informatie over de voor de molen relevante molenbiotoopaspecten wordt kortheidshalve verwezen naar bijlage 4.

Uit de toetsing van de bestaande bebouwing aan de voor deze molen van belang zijnde richthoogten en –afstanden voor obstakels (zie betreffende tabel in bijlage 4) blijkt dat veel van de bestaande bebouwing hoger is dan voor een optimaal molenbiotoop wenselijk.

Voor wat betreft de maximaal toelaatbare hoogte van obstakels worden op een afstand van meer dan 100 meter van de molen in dit bestemmingsplan, op grond van een ten aanzien hiervan uitgevoerde belangenafweging (zie eveneens bijlage 4), geen beperkingen opgelegd aan de hoogte van de bestaande bebouwing en beplanting. In geval van nieuwe situaties (deze zijn in voorliggend bestemmingsplan thans niet aan de orde) en voor hoog opgaande beplanting binnen deze afstand gelden wel beperkingen.

3.4 Water

Deze waterparagraaf is overeenkomstig het Besluit ruimtelijke Ordening (Bro) opgesteld. Deze vormt de schriftelijke weerslag van de vereiste watertoets en geeft inzicht in de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.

Het waterschap heeft het wateradvies afgegeven in het kader van het overleg ingevolge 3.1.1. Bro. Het wateradvies is opgenomen in bijlage 9.

Dit bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. In het plangebied zijn geen wijzigingen in de bebouwing en infrastructuur voorzien.

Bestaande situatie waterhuishouding Westkapelle

Algemeen

De kern Westkapelle ligt op een hoger gelegen afzetting van fijne duinzandgrond (tot ongeveer NAP + 1,5 m). Aan de zuidzijde van de kern is de overgang van deze zandgrond naar een hogere kreekrug van zandige zeeklei.

De kern ligt onderlangs het duingebied en heeft daarom nauwelijks oppervlaktewater binnen het bebouwde gebied. Naast de Westkapelsche Kreek is enkel de vijver aan 't Hofje in het gebied beschikbaar als oppervlaktewater De waterstaatkundige afvoereenheid waarbinnen het plangebied valt, heet Boreel. Het plangebied watert zijn overtollig water af richting de Westkapelsche Kreek, welke het verder afvoert in oostelijke richting. Gezien het geringe oppervlak aan water in het plangebied zal het hemelwater dat in dit gebied valt zijn weg zoeken naar het grondwater of wordt afgevoerd via de gemeentelijke riolering.

In de kern komt op een aantal locaties wateroverlast voor. Als er water op straat optreedt, is dit het gevolg van onvoldoende mogelijkheden tot afvoer vanuit de riolering.

De Westkapelsche Kreek heeft in het waterbeheersplan van het waterschap de Zeeuwse Eilanden het hoogste ecologische ambitieniveau. De waterkwaliteit van deze kreek is dan ook zeer goed.

In het gemeentelijk waterplan (Waterplan Veere, 2007) zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • een veerkrachtig en duurzaam watersysteem;
  • een optimaal functionerende waterketen;
  • een effectieve waterorganisatie.

De algemene doelen zijn concreter uitgewerkt in een aantal streefbeelden. De streefbeelden zijn gekoppeld aan verschillende soorten water. Op basis van alle beschikbare informatie zijn vervolgens maatregelen geformuleerd om invulling te geven aan de streefbeelden en doelstellingen. Het maatregelen-pakket is in hoofdzaak gebaseerd op de kansen en knelpunten die zijn gesignaleerd. Voor Westkapelle zijn geen bijzondere maatregelen opgesteld. De onderstaande aandachtspunten zullen in beeld gehouden worden.

  • De watergang ten westen van het woongebied aan de noordzijde van de kern is erg moeilijk bereikbaar voor onderhoud.

Onder watervoerende waterlopen worden alle watergangen, waterpartijen, vijvers en sloten verstaan die continu watervoerend zijn. Voor een aantal wateren binnen de gemeente heeft de gemeente Veere een hoger ambitieniveau voor ogen dan het minimaal vereiste ecologisch ambitieniveau.

Riolering

Het rioleringsstelsel in Westkapelle voldoet aan de zogenaamde basisinspanning voor milieumaatregelen: de maatregelen uit het Gemeentelijk Rioleringsplan (2003) voor dit gebied zijn uitgevoerd. De kern Westkapelle heeft een gemengd vrijvervalstelsel waarop diverse injecties plaatsvinden. Het maaiveld varieert van NAP +5m tot NAP+ 0 m.

Waterkwaliteit

Door het waterschap is in haar waterbeheersplan gesteld dat de kwaliteit van het grondwater minimaal voldoende moet zijn om de algemene ecologische functie te vervullen. Dit ecologische ambitieniveau is gedefinieerd als een zodanige toestand, dat zich in het watersysteem een normaal functionerend ecosysteem kan ontwikkelen. Voor het bebouwde gebied van de gemeente Veere is momenteel weinig inzicht in de bestaande waterkwaliteit. Om dit in beeld te brengen kan gebruik worden gemaakt van de indicatieve beoordelingsmethode waterkwaliteit van het waterschap. Het uitvoeren van deze beoordeling en het formuleren van maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit is één van de onderzoeksopgaven die in het waterplan zijn gedefinieerd voor de komende periode.

Waterkansenkaarten provincie Zeeland

In het kader van de afstemming met de ruimtelijke ordening zijn in het Omgevingsplan van de provincie Zeeland waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Deze kaarten zijn beschikbaar via de provinciale website. Aan deze kaart zijn voor het plangebied de volgende gegevens te ontlenen.

  • De ondergrond van Westkapelle bestaat uit zand, plaat en lichte schor.
  • Het grondgebied van Westkapelle is weinig zettingsgevoelig.
  • In het plangebied van Westkapelle zijn ruime mogelijkheden tot infiltratie.
  • Het gebied staat niet onder invloed van zoute kwel.
  • In het gebied komt langs het strand zeer geringe zoetwaterbelvorming voor. Landinwaarts neemt dit toe tot geringe belvorming.
  • Het gehele gebied is zeer geschikt voor uitbreiding van de bebouwing.

Indicatieve ontwerprichtlijnen en toetsingscriteria5

Veiligheid

Het Waterschap Zeeuwse Eilanden heeft ingevolge de Waterschapswet de bevoegdheid om regels te stellen om zijn taak te kunnen uitoefenen. Een van de taken is de waterkeringszorg. De Keur (in werking getreden op 1 januari 2007) gaat zoveel mogelijk uit van één reglementeringsysteem voor alle waterkeringen. Tot de waterkering worden dan alle werken in of aan de waterkering die (mede) een waterkerende functie hebben, gerekend.

Het waterschap maakt onderscheid in drie zones, te weten waterstaatwerk, de beschermingszones respectievelijk de beschermingszones 50 m strook.

Het plangebied ligt voor een deel binnen de keurzones, waarvan een klein deel binnen de kernzone (rood weergegeven), van de primaire waterkering langs de Noordzee. Wanneer er gebouwd wordt binnen de Keurzones van deze waterkering dient er ontheffing bij het waterschap te worden aangevraagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0009.png"

Figuur 3.4. Ligging keurzones waterkering

Voor kernen zoals Westkapelle, gelegen langs de Noordzee en Westerschelde zijn bebouwingscontouren aangegeven. Deze bebouwingscontouren zijn vastgelegd in de keuren van het Waterschap. Binnen de bebouwingscontour is een kwalitatieve impuls via inbreiding, transformatie of meervoudig ruimtegebruik van de ruimte onder voorwaarden mogelijk. Hier geld een"ja, mits" benadering. Wanneer er gebouwd wordt binnen de bebouwingscontour dient er ontheffing bij het waterschap te worden aangevraagd.

Wateroverlast

De afvoercapaciteit van de bestaande riolering in de gemeente Veere is in principe dusdanig groot, dat een bui die gemiddeld één keer per twee jaar voorkomt, kan worden verwerkt zonder dat er water op straat blijft staan. Momenteel zijn er enkele kritische punten in het stelsel waar bij intensieve buien water op straat komt te staan. Dit komt onder andere voor op de volgende locaties:

  • Koningin Wilhelminastraat;
  • Molenwal (achterste deel bij bejaardenwoningen / volkstuinen);
  • Zuidstraat (Vuurtoren tot aan de Markt);
  • Oranjestraat; en 't Hout.

Voor deze (bekende) knelpunten zijn maatregelen geformuleerd in het kader van het GRP. Waar mogelijk worden ze ook in het kader van het waterplan aangepakt.

Riolering

Bij vervanging van de riolering zal beoordeeld worden of de aanleg van een gescheiden stelsel mogelijk is uit het oogpunt van waterkwaliteit en -kwantiteit.

Watervoorziening

In aansluiting op het landelijke beleid hanteert de gemeente Veere het beleid, dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen (hergebruik), infiltratie, buffering en afvoer doorlopen. Hergebruik van schoon hemelwater wordt alleen overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen, kantoorgebouwen en dergelijke. Voor particuliere woningen wordt dit niet toegepast, mede gezien de landelijke ervaringen met grijswatersystemen.

Volksgezondheid

De wijze waarop nu met afval- en hemelwater wordt omgegaan levert enkel risico op voor de volksgezondheid bij riooloverstorten. De hiervoor nodige maatregelen worden uitgevoerd in het kader van het rioleringsplan.

Bodemdaling

Het plan voorziet door middel van een wijzigingsbevoegdheid aan de Bazienstraat in een nieuwe woningbouwontwikkeling. Bij uitvoering van deze plannen neemt het bebouwd oppervlak af en bodemdaling is dan ook niet aan de orde.

Grondwateroverlast

In Westkapelle zijn geen problemen bekend met grondwateroverlast.

Oppervlaktewater

In het gebied is nauwelijks oppervlaktewater aanwezig. Of de ruimte voor water voldoende is om op de steeds intensievere buien voorbereid te zijn, zal moeten blijken uit nadere onderzoeken.

Grondwaterkwaliteit

De grondwaterkwaliteit levert op dit moment geen problemen op.

Verdroging

Toevoeging van hemelwater aan de bodem zal (wanneer dit voorkomt) de verdroging verminderen.

Natte natuur

Het gebied is niet verbonden met een gebied met de functie natte natuur.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er geen directe consequenties naar voren komen voor de bestemmingsregeling van voorliggend plangebied. Voor wat betreft de eventuele mogelijke noodzaak aan extra ruimte voor water wordt opgemerkt dat binnen alle bestemmingen voorzieningen voor waterberging mogelijk zijn.

  1. 5. Volgens de Zeeuwse Handreiking Watertoets, april 2005.

3.5 Leidingen En Telecommunicatieverbindingen

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante solitaire leidingen, leidingstroken en hoogspanningsverbindingen aanwezig. Dit houdt in dat er vanuit dit oogpunt geen milieubelemmeringen voor de in het plangebied bestaande functies aan de orde zijn.

Hoofdstuk 4 Toelichting Juridische Regeling

In dit hoofdstuk wordt allereerst aandacht besteed aan de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening en de bindende afspraken die dan bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten worden gehanteerd: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (paragraaf 4.1.).

Daarna wordt ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling voor het plan en vervolgens wordt per bestemming een toelichting gegeven (paragraaf 4.2. en 4.3.).

4.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)

Per 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. In deze nieuwe wetgeving is geregeld dat vanaf 1 juli 2009 alle nieuwe ruimtelijke plannen - zoals ook bestemmingsplannen – digitaal moeten worden vervaardigd. Een dergelijk ruimtelijk plan zal moeten worden opgebouwd volgens de 'Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2008' (SVBP2008). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Per 1 januari 2010 moeten de plannen ook voor een ieder digitaal raadpleegbaar zijn op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Bindende afspraken betreffen wat de bestemmingen aangaat, een (nagenoeg) limitatieve lijst van:

  • de hoofdgroepen en de naamgeving;
  • de lettercodes en het kleurgebruik van deze hoofdgroepen;
  • de naamgeving van de bestemmingen;
  • de plaats en volgorde (alfabetisch) ervan in de legenda en in de planregels;
  • de wijze waarop de functies worden opgenomen in de bestemmingsomschrijving.

Bindende afspraken met betrekking tot de aanduidingen gaan over:

  • de plaats en volgorde van de aanduidingen in de legenda;
  • de wijze waarop aanduidingen op de verbeelding/ plankaart worden weergegeven;
  • de wijze waarop via de aanduidingen uit te sluiten functies worden weergegeven;
  • de wijze waarop de aanduidingen worden opgenomen in de planregels.

Bindende afspraken over de legenda betreffen de opbouw en volgorde:

  • bestemmingen, uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen;
  • aanduidingen bouwvlak, letteraanduidingen functie, letteraanduiding bouwen, aanduidingen figuur, aanduidingen gebied;
  • verklaringen.

De SVBP heeft dus (alleen) betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling.

4.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling

Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (planvorm, verbeelding en regels) is het volgende van belang.

Opzet verbeelding/ plankaart

Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.

Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:

  • de ondergrond waarop de bestemmingsplankaart is gebaseerd, geeft informatie over de actuele (kadastrale) situatie;
  • op de plankaart wordt met de bestemming en de aanduidingen aangegeven of, en zo ja welke bebouwing is toegestaan;
  • op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen;
  • de volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde zoals van de regels (alfabetisch).

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0010.png"

Figuur 4.1. Bestemmingsmethodiek

De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'H' voor 'Horeca' en 'M' voor 'Maatschappelijk'. Verder geldt het volgende:

  • (Hoofd)gebouwen mogen (uitsluitend) binnen het op de verbeelding aangeduide 'bouwvlak' worden opgericht.
  • Kleine letters tussen haakjes bij de bestemming hebben betrekking op een aanduiding waarmee hetzij ter plaatse van deze aanduiding een specifieke functie wordt aangegeven, zoals (e) voor een erf (functieaanduiding), hetzij ter plaatse van deze aanduiding specifieke bouwregels worden aangeduid zoals [vrij] vrijstaand voor gronden waar woningen uitsluitend vrijstaand mogen worden gebouwd (bouwaanduiding).
  • Maatvoeringsaanduidingen zoals de maximum goot- of boeibordhoogte en een bebouwingspercentage worden aangegeven door middel van een matrix bij het bouwvlak.
  • Ten slotte kunnen er op de verbeelding aanduidingen voorkomen in de vorm van figuren of gebiedsaanduidingen (zoals een plangrens of een gebied met wijzigingsbevoegdheid).

Opzet regels

De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.

  • In Hoofdstuk 1: Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven.
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, een procedurebepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing is, dan wel bepalingen die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene afwijkings- of wijzigingsregels).
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing. De strafbaarheid wordt geregeld in de nieuwe wet) en de titel van het plan.

Op grond van de SVBP moet bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2

van de regels) de volgende vaste volgorde gebruikt worden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijking van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Een bestemmingsregel behoeft niet al deze elementen te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.

4.3 Toelichting Op De Bestemmingen

Agrarisch (A) (artikel 3)

Voor de gronden van het agrarisch bedrijf aan de Zuidstraat 51-53 is de bestemming Agrarisch opgenomen. Binnen de bestemming is een bedrijfswoning toegestaan.

Bedrijf (B) (artikel 4)

Alle legaal aanwezige bedrijven (niet zijnde agrarische bedrijven, detailhandels- en horecabedrijven) in het plangebied zijn bestemd tot "Bedrijf". Om eventuele hinder van bedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van (nieuwe) bedrijven in de regels gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". De Staat maakt deel uit van de regels. In het plangebied (hoofdzakelijk een woonomgeving) zijn alleen bedrijven uit categorie A en B1 rechtstreeks toelaatbaar. (Zie ook paragraaf 3.1. en bijlage 1.) Het is toegestaan dat de gevestigde bedrijven worden vervangen door andere bedrijven uit categorie A en B1.

Twee bedrijven die door hun aard en invloed op de woonomgeving zijn ingeschaald in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar (namelijk categorie B2 en C), zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-1" en "specifieke vorm van bedrijf-2". Dit betekent dat na bedrijfsbeëindiging zich hier uitsluitend een bedrijf kan vestigen met dezelfde bedrijfsactiviteiten, dan wel een bedrijf dat wel past binnen de in het plan aangegeven toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. De bestaande rechten van het aanwezige bedrijf worden hiermee gerespecteerd. Daarnaast is voor het bedrijf aan de Bazienstraat een aanduiding 'opslag' opgenomen om hier opslag en stalling toe te staan.

Bij een omgevingsvergunning afwijken is mogelijk voor bedrijven die één categorie hoger voorkomen dan toelaatbaar of voor bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" voorkomen. Hiervoor dient echter advies ingewonnen te worden bij een milieudeskundige.

Binnen de bedrijfsbestemming zijn ook daarbij behorende voorzieningen toegestaan, zoals detailhandelsactiviteiten als ondergeschikte neventak. Daarnaast is per bedrijf één bedrijfswoning toegestaan. Geluidshinderlijke (Wgh-inrichtingen) en risicovolle inrichtingen (Bevi-inrichtingen) zijn daarentegen niet toegestaan. In artikel 1 zijn hiervan begripsbepalingen opgenomen. Evenmin is de (ondergeschikte) verkoop van consumentenvuurwerk en de opslag daarvan toegestaan.

Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een bedrijfswoning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Detailhandel (DH) (artikel 5)

De gronden met de bestemming Detailhandel mogen worden gebruikt voor detailhandel en dienstverlening. Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat zijn opgenomen. Beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten in een bedrijfswoning zijn mogelijk, evenals het gebruik en / of het bouwen van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

De verkoop en opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan, met uitzondering van het adres Zuidstraat 59. Met een specifieke aanduiding (specifieke vorm van bedrijf-consumentenvuurwerk) is bepaald dat op dit adres de opslag ten hoogste 10.000 kg mag bedragen.

Binnen de bestemming Detailhandel is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan de indeling van het bestemmingsvlak tot uitdrukking gebracht. De bouwmogelijkheden ter plaatse van de aanduiding 'erf' zijn beperkt tot ten hoogste 50% met een maximum van 60 m². Hiervan is een binnenplanse afwijking mogelijk.

Gemengd (GD) (artikel 6)

Voor het centrumgebied langs de Zuidstraat is de bestemming Gemengd opgenomen. Hierbinnen zijn uiteenlopende functies toegestaan: wonen, detailhandel en dienstverlening, horeca, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijven en horeca. Voor garages is een aparte aanduiding 'garage' opgenomen. Daar waar een recreatiewoning is toegestaan is de aanduiding 'recreatiewoning' opgenomen.

Om eventuele hinder van horecabedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van horeca-activiteiten gekoppeld aan de Staat van Horeca-activiteiten. De Staat van Horeca-activiteiten maakt daarmee deel uit van de regels. Horeca-activiteiten uit categorie 1a en 1b uit de Staat van Horeca-activiteiten zijn rechtstreeks toegestaan. Op enkele locaties zijn thans zwaardere vormen van horeca aanwezig (categorie 1c en 2 uit de Staat van Horeca-activiteiten). Deze zijn in het plan bevestigd. Vergelijkbaar met de regeling binnen de bestemming bedrijven zijn deze horecabedrijven voorzien van een aanduiding ((h<1c) of (h<2)). In totaal worden op basis van het geformuleerde beleid maximaal 10 (het huidige aantal 6 + 4) horecabedrijven in het centrumgebied toegestaan.

De bouwmogelijkheden ter plaatse van de functieaanduiding aanduiding erf (e) zijn beperkt tot ten hoogste 50% met een maximum van 60 m². Afwijken hiervan is onder voorwaarden mogelijk.

Per kantoor / instelling is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat zijn opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Groen (G) (artikel 7)

Al de bestaande structurele groenvoorzieningen zijn bestemd tot Groen. Binnen de bestemming Groen zijn onder andere speelvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen toegestaan. Op de gronden met deze bestemming mogen niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht zoals een jeugdontmoetingsplaats. De afmetingen van een gebouw moeten beperkt blijven (maximaal 15 m2 en ten hoogste 3,5 meter hoog.)

Horeca (H) (artikel 9)

Buiten het gebied dat is bestemd tot Gemengd komt één horecabedrijf voor (een hotel aan het Noordkerkepad) Evenals in de bestemming Gemengd is de toelaatbaarheid van dergelijke horeca-activiteiten gekoppeld aan een Staat van Horeca-activiteiten. Uit milieuhygiënisch oogpunt is in principe categorie 1b maximaal toelaatbaar. Een hotel wordt aangemerkt als een horeca-activiteit uit categorie 1c en is daarom voorzien van een aanduiding (h<1c).

Voor horecabedrijven uit één categorie hoger dan rechtsreeks toelaatbaar of voor horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten voorkomen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Hiervoor dient echter advies ingewonnen te worden bij een milieudeskundige.

Ook binnen de bestemming Horeca is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan de indeling van het bestemmingsvlak tot uitdrukking gebracht. Het realiseren van een terras of speeltuin op het achtererf is alleen mogelijk met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid.

Bij een omgevingsvergunning afwijken is mogelijk voor horecabedrijven die één categorie hoger voorkomen dan toelaatbaar of voor horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten voorkomen. Hiervoor dient echter advies ingewonnen te worden bij een milieudeskundige.

Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat is opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Kantoor (K) (artikel 9)

Buiten het gebied dat is bestemd tot Gemengd komt één kantoor voor (Noordstraat). Dit kantoor is voorzien van de bestemming Kantoor. Binnen deze bestemming zijn kantoren en daarmee samenhangende tuinen en erven toegestaan. Per kantoor mag één bedrijfswoning worden gerealiseerd waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat zijn opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Binnen de bestemming Kantoor is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan en door de functieaanduiding 'erf' (e) de indeling van het bestemmingsvlak op de verbeelding tot uitdrukking gebracht. Door middel van een afwijkingsbevoegdheid kunnen de bebouwingsmogelijkheden van de gronden met de functieaanduiding (e) worden verruimd.

Maatschappelijk (M) (artikel 10)

Deze bestemming is opgenomen voor verschillende functies buiten het gemengde gebied: de scholen, de molen aan de Noordwal, tevens een museum, de vuurtoren en de begraafplaats. Binnen deze globale bestemming zijn de meest gangbare maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Daarnaast zijn rechtstreeks met de maatschappelijke voorzieningen samenhangende ondergeschikte detailhandels- en / of horeca-activiteiten mogelijk. Gelet op het specifieke gebruik van de begraafplaats en het woonzorgcomplex aan de Provinciale weg zijn hiervoor aparte aanduidingen opgenomen ('begraafplaats' en 'specifieke vorm van maatschappelijk-1').

De bescherming van de molen als bouwwerk vindt plaats via het monumentenbeleid. De bescherming van het molenbiotoop is geregeld met een gebiedsaanduiding.

Per instelling is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat is opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Recreatie – Dagrecreatie (R-DR) (artikel 11)

Voor de volkstuinen in het plangebied is de bestemming Recratie-Dagrecreatie met de aanduiding (volkstuin) opgenomen. Binnen de bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Recreatie – Verblijfsrecreatie - 1 (R-VR-1) (artikel 12)

Voor recreatiewoningen en / of appartementen in het plangebied die onderdeel vormen van een complex is de bestemming Recreatie – Verblijfsrecreatie-1 opgenomen. Het gaat daarbij om een appartementencomplex aan de Zuidstraat en De Casembrootstraat en om het Badmotel Westkapelle nabij de Westkapelsche Kreek. De woningen worden niet bedrijfsmatig geëxploiteerd. Deze eis is dan ook niet opgenomen.

Recreatie – Verblijfsrecreatie-2 (R-VR-2) (artikel 13)

Voor de individuele recreatiewoningen is de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie opgenomen. Dit zijn veelal woningen die oorspronkelijk als woning voor permanente bewoning zijn gebouwd.

Evenals binnen de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie - 1 is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak op de verbeelding tot uitdrukking gebracht waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan en zijn door de functieaanduiding ´erf´ (e) en de indeling van het bestemmingsvlak op de kaart tot uitdrukking gebracht.

Tuin (T) (artikel 14)

De gronden met de bestemming Tuin zijn alleen bestemd voor Tuin. Het betreft karakteristieke binnentuinen. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen voor nutsvoorzieningen zijn hier toegestaan.

Verkeer (V) (artikel 15)

De bestemming Verkeer heeft betrekking op wegen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, sloten en watergangen, maar maakt ook pleinen, terrassen, jongerenontmoetingsplekken en afvalverzamelvoorzieningen mogelijk. Hiermee is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat, onnodig, gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan en planherziening nodig zou zijn.

Binnen deze bestemming zijn nutsgebouwen (bijvoorbeeld transformatorhuisjes) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (bijvoorbeeld speeltoestellen, afvalcontainers) toegestaan. De oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m2 bedragen en de hoogte 3,5 meter.

Daarnaast zijn op gronden met de bestemming Verkeer terrasoverkappingen toegestaan.

Voor het garagebedrijf Zuidstraat 27-29 is de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' opgenomen waarmee het bestaande verkooppunt voor motorbrandstoffen (met uitzondering van lpg) is bevestigd

Water (W) (artikel 16)

Alle bestaande waterpartijen en (primaire) waterlopen zoals sloten, watergangen en singels, wateraanvoer en –afvoer, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn bestemd tot Water.

Wonen (W) (artikel 17)

De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor de huisvesting van personen en de bijbehorende tuinen en erven. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen. De woonfunctie van de woning en het woongebied mag evenwel niet worden aangetast en als maximale oppervlaktemaat voor deze activiteiten wordt 40 m² aangehouden.

Situering hoofdgebouwen, aan- of uitbouwen en bijgebouwen

Binnen de bestemming Wonen is door middel van het aanwijzen van bouwvlakken waarbinnen hoofdgebouwen en overkappingen zijn toegestaan en de functieaanduiding "erf" de indeling van het woonperceel tot uitdrukking gebracht. Woningen behoeven niet geheel binnen bouwvlakken voor hoofdgebouwen te worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding erf kunnen aan- of uitbouwen in gebruik worden genomen als woonruimten.

De gronden zonder aanduiding, betreffen de gronden waar geen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Het gaat hoofdzakelijk om gronden vóór de voorgevel van hoofdgebouwen (woningen). In gevallen waarbij sprake is van twee voorgevelrooilijnen (hoekpercelen) zijn de gronden zonder aanduiding merendeels aan twee zijden gelegd. Dit is gedaan omdat aan- en uitbouwen en bijgebouwen in de voortuin de kwaliteit van de openbare ruimte onder druk kunnen zetten (achterkantsituaties aan de voorzijde van woningen). Kleinschalige aan- of uitbouwen vóór de voorgevellijn – zoals erkers – zijn wel mogelijk.

In een aantal situaties wordt in de bouwregels de afstand van hoofdgebouwen geregeld ten opzichte van perceelsgrenzen. Los van specifieke situaties geldt als algemeen uitgangspunt dat deze bouwwerken worden gebouwd op ten minste 3 meter uit de perceelsgrens (voor vrijstaande woningen).

Oppervlakte bebouwing

De bouwvlakken waar hoofdgebouwen zijn toegestaan, mogen volledig worden bebouwd met gebouwen. Wel dienen de in de bouwregels opgenomen minimumafstandsmaten tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel en minimumafstandsmaten tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens in acht te worden genomen. Om te voorkomen dat te ruime bouwmogelijkheden en extra bouwcapaciteit wordt gecreëerd, is de breedte van de bouwvlakken voor hoofdgebouwen zoveel mogelijk afgestemd op de bestaande situatie.

De gronden met de functieaanduiding "erf" mogen voor ten hoogste 50% en 60 m² worden bebouwd met aan- of uitbouwen en bijgebouwen. Indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte minder bedraagt dan 30 m² is een bebouwingspercentage van 75% toegestaan tot een maximum van 30 m².

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1' is geen maximum bebouwingspercentage of oppervlakte van toepassing. De gronden met de aanduiding erf mogen volledig worden bebouwd.

Bouwwijze van woningen

In beginsel is de bouwwijze van woningen vrij gelaten. Waar het karakteristieke situaties betreft, is de bouwwijze met behulp van bouwaanduidingen vastgelegd. De volgende bouwaanduidingen zijn gehanteerd,

[aeg] voor woningen die met een minimum van drie aaneen moeten worden gebouwd ten behoeve van het behoud van een gesloten bebouwingswand.

[gs] voor gestapelde woningen.

[tae] voor woningen die met een maximum van twee aaneen mogen worden gebouwd. De twee-onder-één-kapwoningen kunnen (in rijen) worden geschakeld, door aan- en uitbouwen. Om het beeld van aaneengebouwde woningen (rijtjeswoningen) te voorkomen dienen aan- of uitbouwen 3 meter achter de voorgevel te worden gebouwd en dienen deze in verhouding tot de hoofdgebouwen een duidelijk ondergeschikt karakter te krijgen. Uitgangspunt is ten hoogste één bouwlaag met een platte afdekking of desgewenst met een kap

[vrij] voor woningen die uitsluitend geheel vrijstaand mogen worden gebouwd. Voor het behoud van een open bebouwingsstructuur moet de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter bedragen. Er zijn geen afwijkingsbepalingen opgenomen om deze voorgeschreven afstand te verkleinen.

Waterstaatswerken (WW) (artikel 18)

De bestemming Waterstaatswerken is voor de zeedijk opgenomen ter bescherming van de waterkerende functie. Overeenkomstig het bestaande gebruik zijn paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen binnen deze bestemming toegestaan.

Waarde - Archeologie - 1 (WR-A-1) (artikel 19)

Waarde - Archeologie – 2 (WR-A-2)(artikel 20)

Waarde - Archeologie – 3 (WR-A-3) (artikel 21)

De in deze artikelen aangegeven bestemmingen betreffen zogenoemde dubbelbestemmingen. De dubbelbestemming zijn met een arcering op de verbeelding weergegeven. De bestemming valt samen met een groot aantal andere bestemmingen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem.

Hiervoor is het beleid zoals dat is vermeld paragraaf 3.3. en bijlage 8 leidend.

Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Wonen) bouwvergunning kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning .

Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.

Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming) (artikel 22)

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen voor die gronden waar thans ook andere bouwbestemmingen aanwezig zijn of andere functies van belang zijn.

De bescherming van de waterkering is afgestemd op de kernzone van de keur waterkeringszorg van het waterschap. Omdat deze keur voldoende waarborgen biedt voor de bescherming van de waterkering wordt het opnemen van een aanlegvergunningstelsel voor het regelen van werken en werkzaamheden (geen bouwen) niet noodzakelijk geacht. Dubbele regelgeving wordt hiermee voorkomen.

4.4 Toelichting Op De Algemene Regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

Anti-dubbeltelbepaling (artikel 23)

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4. Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Algemene bouwregels (artikel 24)

Overschrijding bouwgrenzen

Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn.

Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

Dit artikel bevat een regeling voor bestaande maten die afwijken van de voorgeschreven maten in deze regels. Het artikel betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.

Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (3 augustus 2005) blijkt, dat deze algemene bepaling aanvaardbaar is. Een gedetailleerde inventarisatie en individuele beoordeling van afwijkingen zijn niet nodig. Essentieel is dat het gaat om bevestiging van bestaande, afwijkende situaties, zodat bij beoordeling van bouwaanvragen direct duidelijk is welke maat bepalend is: namelijk de bestaande maat. Hiermee ligt objectief de strekking van de bepaling vast. Daar waar daadwerkelijk andere situaties worden nagestreefd, is dit door andere bestemmingen of bouwbepalingen vastgelegd. Dit komt overigens in dit bestemmingsplan niet voor. In de bepaling is nadrukkelijk vastgelegd dat op de bedoelde bestaande afwijkingen het overgangsrecht niet van toepassing is. Onder de oppervlaktematen valt ook het bebouwingspercentage.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (artikel 25)

Dit is artikel is opgenomen omdat bij de inwerkingtreding van de Wro, de Invoeringswet Wro en het Bro op 1 juli 2008 de intrekking van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeernormen en de regeling voor het parkeerfonds) in de bouwverordening niet in werking is getreden. De stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening blijven dus vooralsnog bestaan.

Algemene aanduidingsregels (artikel 26)

In dit artikel is één gebiedsaanduidingen opgenomen, namelijk het molenbiotoop. Voor het molenbiotoop is voor hoogopgaande beplanting een aanlegverbod zonder vergunning opgenomen. Aangezien een omgevingsvergunning alleen kan worden geëist als er te beschermen waarden of kwaliteiten zijn die in het bestemmingsplan zijn beschreven, is in de van toepassing zijnde bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingsartikelen opgenomen dat de gronden tevens zijn bestemd voor de belangen van de molen "De Noorman" als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element.

Algemene afwijkingsregels (artikel 27)

Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen is een algemene afwijkingsregel opgenomen.

Algemene wijzigingregels (artikel 28)

Voor de loodsen aan de Bazienstraat is een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen waarmee ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied 1' herontwikkeling met woningbouw mogelijk wordt gemaakt. Op de locatie kunnen 8 aaneengeschakelde of twee-onder–één-kap woningen op ruime percelen worden gesitueerd, georiënteerd op de Zuidstraat en de Bazienstraat en opgebouwd uit 1 of 2 bouwlagen met een kap.

Overige regels (artikel 29)

Dit artikel bevat één bepaling, namelijk "Werking wettelijke regeling (artikel 29.1)" In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard)6. Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.

  1. 6. Onder andere naar artikelen van de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Bouwverordening, het Vuurwerkbesluit, het Besluit externe veiligheid inrichtingen en naar de Algemene wet bestuursrecht.

4.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen

Hoofdstuk 4 bevat bepalingen inzake strijdig gebruik van bouwen en de straf- en titelbepalingen.

Overgangsrecht (artikel 30)

Op grond van artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 34 van de regels is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen.

In lid 2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.

Hoofdstuk 5 Handhaving

5.1 Algemeen

Handhaving van regelgeving vraagt om actuele regels. Regels die zijn gebaseerd op gedateerde inzichten, hebben hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid ook niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden nieuwe ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijk relevante norm vast, met in bepaalde gevallen een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid , die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang. Afwijkingen zijn echter gelimiteerd. Daar waar geen afwijkingen meer mogelijk zijn begint de handhaving.

Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is de laatste jaren in een steeds verder toenemende belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.

5.2 Handhaving Binnen De Gemeente Veere

Handhavingsbeleid

De gemeente Veere is voornemens handhaving structureel toe te passen en te komen tot een beleidsmatige aanpak. De afgelopen jaren is door de gemeente veel kennis opgedaan op het gebied van handhaving. Als het gaat om tweede woningen, voert de gemeente op basis van de Gebruiksverordening 2e woningen, waarin het gebruik van woningen in de kernen als tweede woningen is verboden, een gericht handhavingsbeleid. Met uitzondering van dit tweede woningenbeleid werd handhaving niet binnen een structuur toegepast, maar veelal werd ingespeeld op incidenten en excessen en werd gereageerd naar aanleiding van klachten, etc. Het handhavingsbeleid zal zich moeten ontwikkelen tot het vastleggen van een structuur, waarbij van te voren door het bestuur vastgelegde doelen nagestreefd moeten worden. In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Het handhavingsbeleid zal zich primair richten op het voorkomen van nieuwe illegale situaties. Als belangrijke prioritaire handhavingssituaties kunnen worden genoemd:

  • het bouwen zonder bouwvergunning, waarbij legalisatie achteraf niet mogelijk is;
  • grove afwijking van reeds verleende omgevingsvergunningen voor het bouwen (voorheen bouwvergunningen).

Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en / of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en / of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd, het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel en het straffen van de overtreder.


Het actualiseren van bestemmingsplannen is op zich zelf reeds een vorm van handhaving. Handhaving is namelijk niet alleen het daadwerkelijk repressief optreden tegen overtreders, maar ook voor een belangrijk deel het maken van heldere en hanteerbare regels en daarin inzicht verschaffen, zodat mensen het vanzelfsprekend achten zich aan de gestelde norm te houden.


Ook de ontwikkeling van een afwijkingsbeleid is een doelstelling voor een goed handhavingsbeleid. In eerste instantie zal de opstelling van een dergelijk beleid plaatsvinden door middel van "leren door te doen". Na enig e tijd ervaring zal het beleid worden opgetekend in een beleidsdocument en volgens de daarvoor bestaande regels van de Algemene wet bestuursrecht worden vastgesteld.

Handhaving van bestaande situaties

Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan zogenaamde "oude" gevallen. Bij de opstelling van bestemmingsplannen wordt nagegaan welke situaties uitdrukkelijk gehandhaafd moeten worden, welke zaken onder de werking van het overgangsrecht kunnen worden gebracht en welke zaken positief bestemd kunnen worden. Daarbij dient in acht te worden genomen dat het dikwijls om situaties gaat, waarbij sprake is van een groot tijdsverloop. Dat betekent dat een groot aantal situaties niet is gewraakt. De meeste gevallen zullen dan ook voor legalisatie in aanmerking komen en bij de vaststelling van het bestemmingsplan positief bestemd worden. Daarbij wordt ook uitdrukkelijk in acht genomen dat door de wijziging van de Woningwet een groot aantal bouwactiviteiten vergunningvrij is. Voor zover daar redenen voor zijn, zullen uitdrukkelijk alleen die illegale gevallen worden aangepakt, die fundamenteel strijdig zijn met het geformuleerde ruimtelijk beleid in het nieuwe bestemmingsplan. De aan te pakken gevallen zullen op hun eigen merites worden beoordeeld, zodat een op de situatie afgestemde gerichte aanpak kan plaatsvinden. Daarbij zal afgewogen worden wat de illegale situatie voor impact geeft op de ruimtelijke kwaliteit. Planologische excessen worden aangepakt. In de gevallen waarbij het om langer bestaande situaties gaat, zal een overgangsregeling worden geformuleerd. Uitgangspunt daarbij is, dat voorkomen wordt dat er een gedoogsituatie ontstaat. Er moet duidelijk gemaakt worden wat er gaat gebeuren en wanneer, zodat er geen sprake is van rechtsongelijkheid.

Ontwikkeling gestructureerd toezicht

De afgelopen jaren vond handhaving van het ruimtelijk beleid veelal plaats op basis van het "piepsysteem" en toevallige controle. De doelstelling binnen de gemeente Veere is om te komen tot een integrale structurele vorm van toezicht en opsporing. Daarvoor zullen afspraken gemaakt worden tussen de verschillende ambtelijke diensten. Niet alleen intern, zoals tussen de bouwinspecteurs, milieu-inspecteurs en dergelijke, maar ook extern, zoals met politie en Waterschap. De afspraken zullen zich niet alleen moeten richten op praktische werkafspraken, maar ook afstemming en coördinatie van beleidsdoelstellingen. Een gestructureerde vorm van oog-en-oor functie sluit rechtsongelijkheid in hoge mate uit, maar heeft tevens een preventieve werking. Geconstateerde overtredingen zullen worden geplaatst op een handhavingslijst, waarvan bestuurlijk de prioriteit van uitvoering zal worden vastgesteld.

Uitvoering handhaving

Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving. Het voornemen bestaat om het proces van bestuursrechtelijke handhaving vast te leggen in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. Hiervoor biedt de Wet Economische Delicten de grondslag. Een concretisering van de rol van het strafrecht met het Openbaar Ministerie en de politie ligt hier voor de hand. Het toepassen van privaatrechtelijke handhaving blijkt langzamerhand door de heersende rechtsopvattingen als een minder adequaat middel te worden gezien, zodat hiervan slechts met uitzondering gebruik zal worden gemaakt.

Gezien het reparatoire karakter van bestuursrechtelijke handhaving, gaat de voorkeur uit naar het toepassen van bestuursdwang, zeker in die gevallen waarbij sprake is van illegale bouwwerken. Illegaal gebruik blijkt in de praktijk dikwijls moeilijk door middel van bestuursdwang te kunnen worden beëindigd, zodat in die situaties een lastgeving onder verbeurdverklaring van een dwangsom voor de hand ligt.

Het bewust niet handhavend optreden tegen een illegale situatie zal slechts in uitzonderlijke gevallen plaats mogen vinden, bijvoorbeeld in die situaties waarbij wegens gewijzigde beleidsinzichten aanpassing van de regelgeving daarop nog niet heeft plaatsgevonden en in redelijkheid niet verlangd kan worden dat nog voldaan wordt aan de geldende regels. Uiteraard dienen in dergelijke situaties de belangen van derden-belanghebbenden te worden afgewogen.

Verantwoording

De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.

Tweede woningenbeleid

In de Gebruiksverordening 2e woningen is het gebruik van woningen in het werkingsgebied als tweede woningen verboden. Op basis van deze verordening voert de gemeente een gericht handhavingsbeleid. Flankerend beleid is evenwel noodzakelijk om de bestaande voorraad in de kernen optimaal te kunnen benutten en de negatieve effecten voor de leefbaarheid te beperken.

NB. Permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Dit onderdeel regelt het verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Het kostenverhaal dient onder andere te worden verzekerd bij een bestemmingsplan wat rechtstreeks bouwplannen mogelijk maakt. Het voorliggende bestemmingsplan "Kom Westkapelle" maakt op één locatie rechtstreeks een nieuwe ontwikkeling c.q. bouwplan mogelijk (Calandplein). Voor deze ontwikkeling wordt een overeenkomst opgesteld waarin de (financiële) afspraken over deze ontwikkeling zijn vastgelegd. Omdat wordt voorzien in het kostenverhaal (anterieure overeenkomst) kan van een exploitatieplan kan worden afgezien.

Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor de bedrijfslocatie aan de Bazienstraat zal een overeenkomst worden opgesteld. Op voorhand worden geen belemmeringen voorzien voor deze ontwikkelingen.

De financieel-economische haalbaarheid van dit bestemmingsplan is met het oog op het voorgaande afdoende gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Overleg

In het kader van ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties en organisaties.

Overeenkomstig het bepaalde in de Gemeentelijke Inspraakverordening zijn de bevolking en in de gemeente belanghebbenden natuurlijke en rechtspersonen betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft daarom van 28 juni 2009 tot en met 29 juli 2009 ter inzage gelegen. Tevens heeft op 29 juli 2009 een inloopavond plaatsgevonden.

7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. heeft de gemeente Veere vier overleginstanties in de gelegenheid gesteld om op het voorontwerpbestemmingsplan Kom Westkapelle te reageren, namelijk:

  1. 1. Provincie Zeeland;
  2. 2. het waterschap Zeeuwse Eilanden;
  3. 3. Dorpsraad Westkapelle;
  4. 4. de VROM-Inspectie.

De VROM-Inspectie heeft aangegeven dat het ontwerpbestemmingsplan hen geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De Provincie Zeeland heeft in een regulier overleg met de gemeente het voorontwerpbestemmingsplan doorgesproken en heeft dit als overleg reactie gezien.

Waterschap Zeeuwse Eilanden

Samenvatting

  1. 1. In de waterparagraaf wordt een aantal wegen genoemd die zich niet bevinden in de kern Westkapelle.
  2. 2. Het maaiveld varieert niet van NAP+2,15 m1 tot NAP-0,40 m1, zoals in de waterparagraaf onder "Riolering" beschreven, maar van NAP+5m tot NAP+0m.
  3. 3. In de regels is in artikel 5 (Detailhandel) en artikel 6 (Gemengd) een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de opslag van consumentenvuurwerk terwijl de Keur de opslag van consumentenvuurwerk binnen de kern- en beschermingszones van de waterkering niet toestaat.
  4. 4. In de regels is in artikel Waterstaatswerken en artikel Waterstaat – Waterkering onder b. opgenomen dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde kunnen worden opgericht met een hoogte tot ten hoogste 3,5 meter. Binnen de kern- en beschermingszones van de waterkering zijn bouwwerken (zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde) onder de 3,5 meter niet toegestaan.
  5. 5. De Keur waterkeringszorg, zoals beschreven in paragraaf 4,3 is inmiddels vervangen door de Keur Waterschap Zeeuwse Eilanden 2007.

Beantwoording

Ad 1.

De waterparagraaf zal hierop worden aangepast.

Ad 2.

De waterparagraaf zal hierop worden aangepast.

Ad 3.

De keur staat het door het Waterschap ongewenste gebruik niet toe. Het heeft geen toegevoegde waarde om het beleid van het waterschap ook te verankeren in het bestemmingsplan. Hierin wordt het gemeentelijk beleid vastgelegd.

Ad 4.

De keur staat het door het Waterschap ongewenste gebruik niet toe. Het heeft geen toegevoegde waarde om het beleid van het waterschap ook te verankeren in het bestemmingsplan. Hierin wordt het gemeentelijk beleid vastgelegd.

Ad 5.

De betreffende passage zal worden aangepast.

Conclusie

De waterparagraaf zal worden aangepast aan de opmerkingen 1, 2 en 5 van het Waterschap. Voor het overige leidt de inspraakreactie niet tot aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan.

Stichting Dorpsraad Westkapelle

Samenvatting

  1. 1. De bouwblokken van woningen op straathoeken worden beperkt. Zeker in de oude kern zijn de woningen beperkt wat betreft omvang. Het is daarom van het hoogste belang dat de woningen levensloopbestendig worden door mogelijkheden te bieden tot het realiseren van een aanbouw aan de bestaande woning; via de Stichting Welzijn Veere is hiervoor subsidie te verkrijgen. Het nu schrappen van de uitbreidingsmogelijkheden van woningen is hiermee in strijd.
  2. 2. In het vigerende bestemmingsplan is de bouw van garageboxen in de achtertuin op diverse locaties mogelijk. In het voorontwerp van de herziening is deze mogelijkheden vervallen. De maximum bebouwingsmogelijkheid van 60 m² per bouwperceel kan de mogelijkheden tot bouw van garages beperken;
  3. 3. Bij zowel 2/1 kap woningen als bij hoekwoningen behoren de aangebouwde garages niet meer tot het bouwblok. Hierbij zou er sprake kunnen zijn van rechtsongelijkheid.

Beantwoording

Ad 1.

De mogelijkheid tot uitbreiding van woningen is in het vigerende bestemmingsplan inderdaad geregeld door de opname van de bestemming "Woondoeleinden". In de praktijk blijkt dat hiervan nauwelijks tot geen gebruik van wordt gemaakt. Onder de functieaanduiding "erf" bij de bestemming "Wonen" kan ook uitbreiding van woningen worden gerealiseerd. In veruit de meeste gevallen biedt dit voldoende mogelijkheden;

Ad 2.

Het vigerende bestemmingsplan biedt inderdaad op meerdere plaatsen de mogelijkheid tot bouw van garageboxen in de achtertuin. Voor veel locaties geldt dat de bouwmogelijkheden al jarenlang niet zijn benut. Het bestemmingsplan Kom Westkapelle zoals dat in voorbereiding is, heeft een conserverend karakter. Naar aanleiding van meerdere reacties zullen de rechten uit het vigerende bestemmingsplan voor garages wederom in dit bestemmingsplan worden toegepast.

Ad 3.

De bouwvlakken op de locaties Koestraat 61, 77 en 102, Benoordenhoutseweg 30 worden aangepast aan het vigerende bestemmingsplan.

Conclusie

De rechten uit het vigerende bestemmingsplan voor garages worden in dit bestemmingsplan toegepast en de garages worden weer bij de bouwblokken gevoegd. Voor het overige leidt de inspraakreactie niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

7.3 Inspraakprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan Westkapelle heeft ingevolge de inspraak verordening van 28 juni 2009 tot en met 29 juli 2009 ter inzage gelegen Tijdens deze periode zijn 15 inspraakreacties ingediend. Deze zijn afkomstig van:

  1. 1. De heer J. Lous, Zuidstraat 146, 4361 AK Westkapelle (25 juni 2009, ingekomen 26 juni 2009).
  2. 2. Mevrouw N.H. Rijksen, Smidstraat 8, 4361 BP Westkapelle (8 juli 2009, ingekomen 13 juli 2009).
  3. 3. Houmes Makelaars, namens de heren P. Huibregtse, Beatrixstraat 58, 4361 EG Westkapelle, P.J. Houmes, Markt 87, 4361 AE Westkapelle, J. Houmes, Markt 85, 4361 AE Westkapelle en de ondernemersvereniging Westkapelle.
  4. 4. Vliedberg Vastgoed BV, de heer J. Lievense, Koestraat 74, 4361 BJ Westkapelle.
  5. 5. Mevrouw N. Verhulst, Noordstraat 32, 4361 BM Westkapelle.
  6. 6. De heer J.W. Minderhoud, Adriaan Virulystraat 32, 4361 GA Westkapelle.
  7. 7. De heer J. Peene, Bazienstraat 2, 4361 AP Westkapelle.
  8. 8. De heer G. Rewijk en mevrouw G. Rewijk-Labruyere, Noordstraat 42, 4361 BN Westkapelle.
  9. 9. De heer J.A. Francke, De Baan 3, 4361 AN Westkapelle.
  10. 10. De heer W.J. Minnaard, Kerkeweg 1, 4361 JA Westkapelle.
  11. 11. De heer J.M. van de Sande, De Casembrootstraat 14, 4361 AT Westkapelle.
  12. 12. De heer A.A. Hendrikse, Rookstraat 10, 4361 BB Westkapelle.
  13. 13. M.G. van der Werf, De Casembrootstraat 2, 4361 AT Westkapelle.
  14. 14. L.J. de Korte, Molenwal 3-5, 4361 CC Westkapelle.
  15. 15. J. Minderhoud, Bazienstraat 3, 4361 AP Westkapelle.
  16. 16. A. Kamphuis, Parkweg 18, 4361 JE Westkapelle.
  1. 1. De heer J. Lous, Zuidstraat 146, 4361 AK Westkapelle (25 juni 2009, ingekomen 26 juni 2009

Samenvatting

Het pand Noordstraat 17 is gedeeltelijk gebouwd onder nummer 15. Samen met nummer 13 vormen de panden een blok, aan weerszijden begrensd door een poort. De panden 13 en 15 hebben een goothoogte van 6 meter terwijl nummer 17 een goothoogte van 4 meter kent. Bij eventueel slopen lijkt het gewenst dat de panden alle drie een bouwhoogte van 6 meter krijgen.

Beantwoording

Het is ons niet bekend dat het pand Noordstraat 17 gedeeltelijk onder Noordstraat 15 zou zijn gebouwd. Dat de genoemde panden in stedenbouwkundig opzicht een blok vormen is op zich een terechte stelling, maar dit enkele feit rechtvaardigt nog niet dat de dakvoethoogten (goothoogten) daarom gelijk getrokken zouden moeten worden. De wisselingen in structuur en verschijningsvorm van de panden is juist een waardevol kenmerk van Westkapelle. Niettemin is er wel degelijk oog voor aanpassingen indien dit uit oogpunt van wooncomfort is gewenst of noodzakelijk is. Of aan aanpassing wordt meegewerkt is echter afhankelijk van de concrete situatie.

Er is bij de aan de orde zijnde herziening van het bestemmingsplan sprake van een conserverend plan waarin zoveel mogelijk de huidige situatie wordt vastgelegd, tenzij er sprake is van concreet aantoonbare, haalbare en ruimtelijk gewenste plannen die afwijken van de bestaande situatie. Daarvan is geen sprake. Nu er geen bouwplan is voor de panden Noordstraat 13, 15 en 17 is het prematuur om nu al in te stemmen met het verzoek tot verhoging van de dakvoethoogte. Op het moment dat eventuele sloop van de panden aan de orde is zal op basis van maatwerk, aan de hand van het concrete plan, worden bezien of aanpassing van de goothoogte wenselijk is.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan.

  1. 2. Mevrouw N.H. Rijksen, Smidstraat 8, 4361 BP Westkapelle (8 juli 2009, ingekomen 13 juli 2009)

Samenvatting

Het kadastrale perceel gemeente Westkapelle, sectie G. nummer 6200 heeft in het voorontwerp in zijn geheel de functieaanduiding "erf". Een gedeelte van het perceel is geschikt voor de bouw van een garage annex berging, direct aansluitend aan een rijtje van 4 al bestaande garages. De te bouwen garage is te bereiken via de oprit tussen de woningen Smidstraat 4 en 4a, die ook wordt gebruikt door de eigenaren van de al bestaande garages. Er is een notarieel recht van overpad tot gebruik van de oprit.

Reactie

Blijkens en door inspreker naderhand overgelegde notariële akte is er inderdaad sprake van een gevestigd recht van overpad. Dit recht van overpad ziet blijkens de notariële akte concreet op de realisatie van (een) garage(s) op afzienbare termijn. Gelet hierop is opname van de functieaanduiding "garage" gerechtvaardigd.

Conclusie

De plankaart zal overeenkomstig het verzoek worden aangepast.

3. Houmes Makelaars, namens de heren P. Huibregtse, Beatrixstraat 58, 4361 EG Westkapelle, P.J. Houmes, Markt 87, 4361 AE Westkapelle, J. Houmes, Markt 85, 4361 AE Westkapelle en de ondernemersvereniging Westkapelle

Samenvatting

  1. 1. Op het perceel Zuidstraat 119 vervalt de bestemming garageboxen in de tuin, waar deze bestemming nog wel in het vigerende bestemmingsplan staat. Dit is onacceptabel. De betreffende strook ligt aan een gemeentelijke ontsluitingsweg van meerdere percelen en is uitstekend geschikt voor de bouw van garageboxen. In het verleden hebben verschillende eigenaren al gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot bouw van garageboxen. Er is geen aanleiding tot het schrappen van de mogelijkheid tot bouw van garages, bovendien leidt dit tot waardevermindering. Ook is de bouwmogelijkheid ondersteunend is bij de beoogde gemeende bestemming.
  2. 2. De panden Markt 85 en 87 liggen in het centrumgebied van Westkapelle. Het centrumgebied kent een willekeur in toegestane goothoogtes. Tussen de Koestraat en het Calandplein geldt aan de kant van de oneven huisnummers een hoogte van 6 meter. De oneven huisnummers tussen de Koestraat en de Papestraat evenals aan de Markt laten een diversiteit aan goothoogtes zien met volstrekte willekeur. Het verzoek is om de toegestane goothoogte voor de panden Zuidstraat 119, Markt 85 en Markt 87 te verhogen van 4 meter tot 6 meter omdat een hoogte van 4 meter niet geschikt is tot realisatie van de bestemming Gemengd. Insprekers willen het pand Zuidstraat 119 wijzigen in een boetiek met bovenwoning, wat een absolute plus is voor het centrumgebied qua uitstraling en voorzieningenniveau.
  3. 3. De vraag tot verhoging van de goothoogte tot 6 meter zoals geformuleerd onder 2. willen insprekers laten gelden voor alle panden met een gemengde bestemming in het centrumgebied. Voor een hoogwaardige uitstraling en het creëren van een levendiger kern is ruimte onmisbaar. Verwezen wordt naar de goothoogte tussen Koestraat en Calandplein. Op een schets is het betreffende gebied roze gekleurd. Uitzondering wordt door de insprekers gemaakt voor een deel van de Zuidstraat en Markt omdat daar sprake is van een karakteristiek en authentiek bebouwingslint.

Beantwoording

Ad 1.

De functieaanduiding "garage" zal worden teruggelegd.

Ad 2.

De diversiteit in verschijningsvorm en hoogte van de panden is juist een kenmerk van Westkapelle. Verwezen wordt naar de Structuurvisie (2002) en de Welstandsnota (2004). De stelling dat realisatie van de bestemming "Gemengd' niet realiseerbaar is, delen wij niet. Deze bestemming ziet op diverse functies, waaronder detailhandel. De door insprekers genoemde boetiek is dus zondermeer mogelijk. Dat er in de huidige situatie geen bovenwoning kan worden gerealiseerd mag dan zo zijn, maar dit enkele feit rechtvaardigt nog niet een verhoging van de dakvoethoogte (goothoogte). Deze bouwkundige beperking geldt voor meerdere panden. Er is ons geen bouwplan bekend. De herziening gaat uit van een in hoofdzaak conserverend bestemmingsplan waarin zoveel mogelijk de huidige situatie wordt vastgelegd, tenzij er sprake is van concreet aantoonbare, haalbare en ruimtelijk gewenste plannen die afwijken van de bestaande situatie. Daarvan is geen sprake.

Ad 3.

Verwezen wordt naar de beantwoording onder punt 2.

Conclusie

De functieaanduiding "garage" zal worden teruggelegd. Voor het overige leidt de inspraakreactie niet tot aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan.

4. Vliedberg Vastgoed BV, de heer J. Lievense, Koestraat 74, 4361 BJ Westkapelle

Samenvatting

Als eigenaar van het perceel Zuidstraat 109 verzoekt inspreker om de goothoogte te verhogen van 4 meter tot 6 meter, omdat anders de bedrijfswoning niet kan worden gebouwd.

Beantwoording

Er is ons geen bouwplan bekend tot realisatie van een bedrijfswoning. Er is bij de aan de orde zijnde herziening van het bestemmingsplan sprake van een in hoofdzaak conserverend plan waarin zoveel mogelijk de huidige situatie wordt vastgelegd, tenzij er sprake is van concreet aantoonbare, haalbare en ruimtelijk gewenste plannen die afwijken van de bestaande situatie. Daarvan is geen sprake.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan.

5. Mevrouw N. Verhulst, Noordstraat 32, 4361 BM Westkapelle

Samenvatting

In het vigerende bestemmingsplan Westkapelle is het perceel Noordstraat 32 bestemd tot detailhandel en wonen (DW), in het voorontwerp voor het nieuwe bestemmingsplan is de bestemming wonen (W) opgenomen. Er is dan dus geen mogelijkheid meer tot het uitoefenen van detailhandel. Begin 2009 zijn de mogelijkheden onderzocht om binnen het bestaande casco van de voormalige winkel een permanente woning te realiseren en in het voormalige magazijn een zomerwoning. Ook is onderzocht of twee permanente woningen mogelijk was, dit bleek financieel niet haalbaar. Financiële haalbaarheid is alleen gewaarborgd als ook de zomerwoning binnen het casco gerealiseerd kan worden. Omdat de gemeente hieraan niet wil meewerken wordt verzocht de bestemming – ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan – ongewijzigd te laten.

Beantwoording

De bestemming in het vigerende bestemmingsplan was geënt op de aanwezigheid van een functionerend winkelbedrijf. Dit is in het jaar 2000 beëindigd. Inspreker geeft zelf aan dat deze functie niet meer terugkomt. Er is bij de aan de orde zijnde herziening van het bestemmingsplan sprake van een in hoofdzaak conserverend plan waarin zoveel mogelijk de huidige situatie wordt vastgelegd, tenzij er sprake is van concreet aantoonbare, haalbare en ruimtelijk gewenste plannen die afwijken van de bestaande situatie. Daarvan is geen sprake. Ook is het perceel Noordstraat 32 niet gelegen in het centrumgebied waarin volgens de herziening het bestemmingsplan Kom Westkapelle en het in de Structuurvisie (2002) neergelegd beleid, detailhandel wordt nagestreefd.

Aan de eisen die voor de realisatie van een zomerwoning wordt niet voldaan. Dit geldt zowel voor het vigerende bestemmingsplan als voor de in voorbereiding zijnde herziening van het bestemmingsplan. Het perceel is een woonbestemming toebedacht en het pand voldoet aan alle kenmerken om als zodanig te worden gebruikt.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan.

6. De heer J.W. Minderhoud, Adriaan Virulystraat 32, 4361 GA Westkapelle

Samenvatting

In het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan is op het perceel naast het woonperceel Adriaan Virulystraat 32 een bouwblok opgenomen. Inspreker is eigenaar van dit naastgelegen perceel en wil in de toekomst achter het bouwblok een garage / berging bouwen. Hij wil de daartoe aan te leggen inrit situeren direct naast de huidige woning zodat vanaf die inrit ook het bestaande achtererf bereikbaar is. Inspreker verzoekt daarom om het geprojecteerde bouwblok zodanig op te schuiven in westelijke richting, dat dit aansluit aan de achterste perceelsgrens van het perceel Koestraat 47. Als gevolg daarvan vervallen er minder parkeerplaatsen en ook is hiermee niet langer de dubbelbestemming Waarde - Archeologie -2 van toepassing maar Waarde – Archeologie – 1.

Beantwoording

De opname van het bedoelde bouwvlak heeft zijn oorsprong in het bestemmingsplan zoals dit is vastgesteld door de gemeenteraad van Westkapelle op 22 december 1988. Bij de herziening van het bestemmingsplan zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Westkapelle op 16 december 1993 is de Adriaan Virulystraat geprojecteerd. Het bouwblok waar inspreker op doelt, is daarbij onaangetast gelaten en is dus al vanaf 1988 voorzien op de plaats waar dit nu nog is geprojecteerd. Door tegemoet te komen aan de wens van inspreker zou de situatie ontstaan dat er direct tegen de achtergrens van het perceel Koestraat 47 wordt gebouwd. Dit is uit oogpunt van woon-/gebruiksgenot en privacy ongewenst en leidt tot waardevermindering van het perceel. Ook vanuit rechtszekerheid – het bouwvlak dateert immers al van 1988 – is dit ongewenst. Dat er minder parkeerplaatsen zouden vervallen doet daaraan niet af; het belang van Koestraat 47 weegt zwaarder.

Het argument dat niet langer de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie -2" van toepassing zou zijn maar "Waarde – Archeologie – 1" achter wij in dit kader niet relevant. Het onderscheid tussen deze twee dubbelbestemmingen is gebaseerd op het al dan niet opgenomen zijn op de Archeologische Monumenten Kaart. De procedure die voorafgaat aan een besluit op een aanvraag tot bouwvergunning is vrijwel identiek.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan.

7. De heer J. Peene, Bazienstraat 2, 4361 AP Westkapelle

Samenvatting

In het vigerende bestemmingsplan is voor het perceelsgedeelte aan de zijde van de Bazienstraat een bestemming Woondoeleinden met een goothoogte van maximaal 3 meter opgenomen. In het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan is deze mogelijkheid vervallen. De bebouwingsmogelijkheden nemen hierdoor fors af, aldus inspreker.

Reactie

De mogelijkheid dit in het vigerende bestemmingsplan wordt geboden, is gedurende een periode van meer dan 20 jaar niet benut (het vigerende bestemmingsplan dateert van 1988). Het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan heeft in hoofdzaak een conserverend karakter. Niet gebleken is dat inspreker concrete bouwplannen heeft. Zoals in de toelichting van het bestemmingsplan is gesteld, is de breedte van de bouwvlakken voor hoofdgebouwen zoveel mogelijk afgestemd op de bestaande situatie, om te voorkomen dat te ruime bouwmogelijkheden en extra bouwcapaciteit wordt gecreëerd.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan.

8. De heer G. Rewijk en mevrouw G. Rewijk-Labruyere, Noordstraat 42, 4361 BN Westkapelle

  1. 1. Het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan beperkt de bouwmogelijkheden en het gebruik van de bij insprekers in eigendom zijnde percelen Noordstraat 42 en 42a, en van 4 garageboxen nabij de Papestraat (ongenummerd). De in het vigerende bestemmingsplan gelegde bestemming Bedrijven en Woondoeleinden wordt in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan omgezet in Wonen. Met ontheffing is slechts een oppervlakte van 25 m² ten behoeve van de uitoefening van beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt. Het huidige bedrijfsmatige gebruik valt onder het overgangsrecht. Verder wordt de mogelijke oppervlakte aan bijgebouwen ernstig beperkt, omdat de vrijstelling tot 75 % erfbebouwing vervalt voor het perceel Noordstraat 42. Dit is een ernstige beperking van het huidige mogelijke bestemmingsplanmatige gebruik. Nu mag het perceel voor zowel wonen als bedrijvigheid worden gebruikt, overeenkomstig het huidige gebruik. In het pand Noordstraat 42a is namelijk de beheersmaatschappij "Calle Norte" gevestigd.
  2. 2. De bouwmogelijkheid voor een garage / bergplaats op het kadastrale perceel gemeente Westkapelle, sectie G nummer 6032 is vervallen op de kaart van het voorontwerpbestemmingsplan.
  3. 3. Het beperken van de maximale goothoogte aan de van de weg afgekeerde zijde vinden insprekers bezwaarlijk, omdat dit de mogelijkheden voor vergroting van het pand teveel beperkt. De goothoogte van het pand Noordstraat 42 is al 6 meter, die van Noordstraat 42a nog niet.
  4. 4. Voor beide percelen geldt dat de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen aanzienlijk zullen verminderen. Dit geldt overigens voor het gehele bestemmingsplan.

Beantwoording

Ad 1.

In het bestemmingsplan Kom Westkapelle, vastgesteld op 22 december 1988, heeft het perceel Noordstraat 42a de dubbelbestemming Bedrijven en Woondoeleinden, vanwege het daar destijds gevestigde elektrotechnisch installatiebedrijf. Dit bedrijf is niet meer op het adres Noordstraat 42a gevestigd. Zoals in de toelichting op het bestemmingsplan is gemeld, zijn alleen de daadwerkelijk en legaal aanwezige bedrijven als zodanig bestemd. Het bestemmingsplan Kom Westkapelle heeft in hoofdzaak een conserverend karakter; het bestaande gebruik wordt vastgelegd, tenzij er concrete plannen zijn dan wel er redelijkerwijs aanwijzingen zijn, die een ander gebruik rechtvaardigen. Een beheersmaatschappij valt niet onder de definitie van bedrijf zoals deze wordt gehanteerd in het bestemmingsplan Kom Westkapelle en rechtvaardigt niet de bestemming "Bedrijf". Bovendien kan een beheersmaatschappij zeer wel worden uitgeoefend als beroep aan huis. Er is dan ook geen aanleiding tot het opnemen van een bedrijfsmatige bestemming.

Ad 2.

De functieaanduiding "garage" zal worden teruggelegd.

Ad 3.

De goothoogte van Noordstraat 42 zal overeenkomstig de werkelijke situatie op 6 meter worden gelegd.

Ad 4.

Ten behoeve van de actualisatie en uniformering van de bestemmingsplannen in de gemeente Veere zijn modelregels opgesteld, zodat voortaan voor alle kernen dezelfde regels gaan gelden.

De mogelijkheid dit in het vigerende bestemmingsplan wordt geboden, is gedurende een periode van meer dan 20 jaar niet benut (het vigerende bestemmingsplan dateert van 1988). Het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan heeft in hoofdzaak een conserverend karakter. Niet gebleken is dat inspreker concrete bouwplannen heeft. Daarom is ervoor gekozen om aan te sluiten bij de modelregels van de gemeente met bijbehorende bouwmogelijkheden.

Conclusie

De functieaanduiding "garage" zal worden teruggelegd en de goothoogte voor Noordstraat 42 zal overeenkomstig de huidige situatie worden aangepast. Voor het overige leidt de inspraakreactie niet tot aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan.

9 De heer J.A. Francke, De Baan 3, 4361 AN Westkapelle

Samenvatting

De heer Francke heeft recent een deel gekocht van het perceel naast zijn woonkavel De Baan 3. Inspreker verzoekt ook bebouwingsmogelijkheden toe te kennen voor dit gekochte perceel (kadastraal bekend sectie B nummer 6560).

Beantwoording

Inspreker heeft bij brief van 18 december 2008 ook geïnformeerd naar de mogelijkheden van bebouwing op het bij De Baan 3 behorende kadastrale perceel sectie B nummer 6560. Bij de beantwoording van dit verzoek is al aangegeven dat het om beleidsmatige redenen niet wenselijk is om het verzoek in te willigen. De wens tot bouw van een garage kan ook worden gehonoreerd door de bouwmogelijkheden op het perceel sectie B nummer 6228, op welk perceel ook de woning staat. Ook al is het kadastrale perceel sectie B nummer 6560 door koop door de heer Francke afgesplitst van het naastgelegen perceel, perceel nummer 6560 maakt wel onderdeel uit van een voor Westkapelle karakteristieke binnentuin, waarvan het behoud door de gemeente Veere wordt nagestreefd.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan.

10 De heer W.J. Minnaard, Kerkeweg 1, 4361 JA Westkapelle

Samenvatting

  1. 1. Het rioleringsplan voldoet aan de basisinspanning voor milieumaatregelen. Deze stellingen graag specificeren zodat een en ander kan worden gecontroleerd.
  2. 2. In de toelichting van het bestemmingsplan is een voor een aantal bekende knelpunten maatregelen geformuleerd. De Kerkeweg is hierbij niet genoemd. Deze graag toevoegen.
  3. 3. De uitbreiding van de Kerkeweg is naar 2 kanten met 0,50 meter verbreed. De wegas ligt daardoor dichter bij de Beatrixstraat zodat nader onderzoek noodzakelijk is.
  4. 4. Zijn er al meetgegevens van extra verkeer en extra hoge snelheden zoals door inspreker zijn gezien? Zijn de gehanteerde uitgangspunten wel juist nu er extra verkeer is als gevolg van de extra brede ontsluitingswegen van drie nieuwbouwplannen?
  5. 5. Is er onderzoek gedaan volgens de Wet luchtkwaliteit?
  6. 6. Bij de RVS is aangegeven dat bij de reconstructie van de Kerkeweg aanpassingen aan het riool zouden worden uitgevoerd. Deze zijn niet beschreven.
  7. 7. De tijdelijke platenbaan is wel voorzien van een permanente inrit met asfalt.
  8. 8. Akoestische meetgegevens zijn inspreker niet bekend. Hij heeft hiervoor ook geen toestemming gegeven. is de Wet geluidhinder wel juist toegepast?
  9. 9. Is de gevel van inspreker de enige gevel waar extra geluidoverlast is of is dit op meerdere punten en hoe is het geluidniveau binnen de woning?
  10. 10. De bomenfactor is niet juist.
  11. 11. De Kerkeweg wordt verbreed ter ontsluiting van het nieuwe uitbreidingsplan 't Hofje. Bij de uitgifte van dit uitbreidingsplan is gezegd dat de Kerkeweg een B-weg blijft en dat de Noordweg wordt afgesloten voor doorgaand verkeer, dus alleen toegankelijk voor fietsers.
  12. 12. Waarom wordt de weg zoveel breder als er niet meer verkeer wordt verwacht?
  13. 13. Door verbreding van de Kerkeweg wordt er harder gereden zodat er meer gevaar ontstaat voor voetgangers en fietsers.
  14. 14. De originele B-weg aanzicht is er niet meer.
  15. 15. Overal worden snelheidsbeperkende maatregelen genomen, maar hier juist het tegenover gestelde. Dit heeft voor de leefbaarheid geen voordelen maar nadelen.

Beantwoording

Ad 1.

Het Waterschap Zeeuwse Eilanden heeft per brief van 14 september 2009 bevestigd dat de gemeente Veere met al haar rioolstelsels voldoen aan de CIW basisinspanningen. Een kopie van deze brief is opgenomen in de bijlagen van het bestemmingsplan.

Ad 2.

Uit het waterplan volgen 2 knelpunten in de Kerkeweg. Het betreft een nooduitlaat en wateroverlast in het achtergelegen perceel van inspreker. De nooduitlaat is gesloten en functioneert niet meer. De locatie met wateroverlast valt binnen het bestemmingsplan buitengebied. In het kader van de uitbreiding van de begraafplaats Westkapelle worden maatregelen genomen om de wateroverlast te verminderen.

Ad 3.

De weg is breder, gemiddeld genomen is de wegas grotendeels op dezelfde locatie blijven liggen. Op een aantal plekken is de wegas iets verschoven om de bestaande beplanting te sparen. (maximaal circa 30 centimeter).

Ad 4.

De werkelijke verkeersintensiteiten op de Kerkeweg zijn niet bekend. Op de verkeersstromenkaart van de Provincie Zeeland is de Kerkeweg niet vermeld. Omdat deze weg niet vermeld is is aangenomen dat hier in 2008 niet meer dan 750 motorvoertuigen rijden. Er is voor het bepalen van de geprognosticeerde verkeersintensiteit geen rekening gehouden met een autonome groei omdat de Kerkeweg geen weg is voor doorgaand verkeer. Er zijn ook geen ontwikkelingen beoogd die de verkeersintensiteit beïnvloed.

Ad 5.

Er is onderzoek gedaan volgens de Wet luchtkwaliteit. Er is echter volgens de uitgevoerde berekeningen geen milieugevoelige ontwikkeling. Er wordt voldaan aan de wettelijke vereisten.

Ad 6.

Eventueel aan riolering uit te voeren maatregelen en aanpassingen worden niet beschreven in - en ook niet doorgevoerd op basis van het bestemmingsplan.

Ad 7.

Er ligt een tijdelijke platenbaan ten behoeve van de eventuele aanleg van de begraafplaats. Om schade aan het asfalt te voorkomen tijdens het eventuele werk is er een constructie gemaakt aan het asfalt om werkverkeer mogelijk te maken.

Ad 8.

De akoestische meetgegevens zijn berekend volgens een gangbaar en geaccepteerd rekenmodel op basis van telgegevens en de akoestische situatie ter plaatse.

Ad 9.

Naast de Kerkeweg 1 ondervinden ook de achtergevels van de woningen aan de Beatrixstraat extra geluidoverlast ten gevolge van de fysieke aanpassing van de Kerkeweg. De gevel van Kerkeweg 1 is echter de gevel die zich op de kortste afstand van de wegas van de Kerkeweg bevindt en dus richtinggevend is. Uit de berekening blijkt dat de maximale toename op de gevel van Kerkeweg 1 ten gevolge van de fysieke aanpassing van de Kerkeweg 0,53 dB bedraagt. Op achtergevels van de woningen aan de Beatrixstraat is dit minder aangezien de afstand hier groter is.

Ondanks de toename is er echter geen sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, de toename is beperkt en bevindt zich binnen de wettelijke normen. Dit betekent dat onderzoek naar het treffen van maatregelen niet noodzakelijk is.

Ad 10.

In een luchtkwaliteitsonderzoek geldt dat hoe hoger de bomenfactor hoe ongunstiger de uitkomst voor luchtkwaliteit. Er wordt in de berekeningen (bomenfactor) van uitgegaan dat luchtvervuiling ten gevolge van wegverkeer tussen de bomen blijft hangen.

Bij bomenfactor 1 zijn geen of gedeeltelijk bomen langs een weg. De vervuiling als gevolg van wegverkeer kan hier makkelijk 'wegwaaien'. Bij een bomenfactor van 1,25 zijn er meer bomen aanwezig en zal er meer vervuiling tussen de bomen blijven hangen, dit is ongunstiger voor de luchtkwaliteit ten opzichte van bomenfactor 1. Bij een bomenfactor van 1,5 is dus sprake van vervuiling die moeilijk tussen de bomen kan wegkomen.

Aan de Kerkeweg is geen sprake van dichte opgaande beplanting langs de weg. Op sommige plekken is sprake van bomen die wat dichter op elkaar staan, soms ook aan weerszijden van de weg en op sommige plekken is er helemaal geen beplanting aanwezig. Er is sprake van een combinatie van bomenfactor 1 en 1,25. Voor de toetsing is uitgegaan van een factor 1,25. Op basis van deze bomenfactor levert de verbreding van de Kerkeweg geen belemmering op voor de luchtkwaliteit.

Ad 11.

Gezien de geringe verkeersintensiteit op de Noordweg, komt de nut en noodzaak te vervallen voor de afsluiten. We zien op dit moment geen meerwaarde in de afsluiting van de Noordweg voor doorgaand verkeer.

Ad 12.

De verbreding van de we gis nodig vanwege de onveilige situatie voorheen. De weg was te smal en daardoor as er veel bermbeschadiging en veel kuilen naast de weg wat voor onveilige situatie zorgde.

Ad 13

In het ontwerp zijn maatregelen (5 stuks) genomen conform het duurzaam veilig principe om de snelheid laag te houden. Zo zijn er bij de aanleg van de weg onder meer snelheidsremmer aangebracht.

Ad 14

Het is niet helder wat inspreker hier precies mee bedoeld. Voorheen lag er ook een geasfalteerde weg. Voor de aanleg van de weg is wel beplanting gerooid, maar er is inmiddels een nieuwe meidoornhaag aangeplant.

Ad 15.

Verwezen wordt naar de beantwoording onder punt 13.

Conclusie

In het kader van de uitbreiding van de begraafplaats Westkapelle worden maatregelen genomen om de wateroverlast aan de Kerkeweg te verminderen. Dit gebeurt overigens buiten het kader van de procedure van het bestemmingsplan Kom Westkapelle. De inspraakreactie leidt ook verder niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

11. De heer J.M. van de Sande, De Casembrootstraat 14, 4361 AT Westkapelle

Samenvatting

  1. 1. Op de plankaart staat de zuidkant van de tuin aangegeven als openbaar groen. In deze zone staat ook de zomerwoning en de tuinschuur van inspreker.
  2. 2. De garage staat op verzoek van het toenmalige gemeentebestuur aan de noordkant van het perceel. Dit deel is nu zo ingedeeld dat uitbreiding van de garage niet mogelijk is.
  3. 3. Inspreker wil de mogelijkheden behouden om op zone tussen de woning en de De Casembrootstraat te kunnen bouwen.

Beantwoording

Ad 1.

Hier is sprake van een omissie op de plankaart. Dit wordt gecorrigeerd door opname van een tuinbestemming en een voor de zomerwoning de bestemming verblijfsrecreatie.

Ad 2.

Er is bij de aan de orde zijnde herziening van het bestemmingsplan sprake van een conserverend plan waarin zoveel mogelijk de huidige situatie wordt vastgelegd, tenzij er sprake is van concreet aantoonbare, haalbare en ruimtelijk gewenste plannen die afwijken van de bestaande situatie. Niet gebleken is dat inspreker concrete bouwplannen heeft.

Ad 3.

Honoreren van deze wens betekent dat de rooilijn van de bebouwing aan de zijde van de De Casembrootstraat sterk wordt onderbroken. Dit is uit stedenbouwkundige overwegingen ongewenst. Er wordt dan ook in het ontwerpbestemmingsplan geen bebouwingsmogelijkheid geboden.

Conclusie

Het in eigendom van de heer Van de Sande zijnde perceel aan de zuidkant wordt voorzien van een tuinbestemming en de zomerwoning wordt voorzien van een verblijfsrecreatieve bestemming. Voor het overige leidt de inspraakreactie niet tot wijziging van het bestemmingsplan.

12. De heer A.A. Hendrikse, Rookstraat 10, 4361 BB Westkapelle

Samenvatting

In het vigerende bestemmingsplan geldt voor een strook grond op de hoek Rookstraat / Abraham Calandplein de bestemming "Woondoeleinden". In het voorontwerp Kom Westkapelle is dit omgezet in "Wonen" met de functieaanduiding "erf". Juist woningen zoals die van inspreker, uit de periode van wederopbouw, zijn beperkt wat betreft omvang. Inspreker wil de woning uitbreiden. Het beperken van de bouwmogelijkheden door schrappen van de bestemming "Woondoeleinden" is in strijd met het uitgangspunt van de gemeente tot het stimuleren van het "opplussen" van de woning via een subsidieregeling. Ook wordt de privacy ernstig belemmerd door de ligging aan een parkeerterrein. Dit is mede reden om over te gaan tot uitbreiding van de woning.

Beantwoording

Ook op de bestemming "Wonen" mogen aan- en uitbouwen worden gerealiseerd, tot ten hoogste de helft van het perceel met een maximum van 60 m². Hiermee kan ook aan de wens van inspreker tegemoet worden gekomen. Om de bouwmogelijkheid te optimaliseren wordt de bestaande garage als zodanig bestemd.

Conclusie

De bestaande garage wordt positief bestemd. Voor het overige leidt de inspraakreactie niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

13. M.G. van der Werf, De Casembrootstraat 2, 4361 AT Westkapelle

Samenvatting

Gevraagd wordt om de grenslijn 'erf" vanaf drie (3) meter achter de voorgevelrooilijn te verplaatsen naar de erfgrens, tegen de groenstrook van de Grindweg aan. Verwezen wordt naar de woningen aan de Parkweg en het perceel De Casembroodtstraat 6.

Beantwoording

De aangehaalde situaties zijn anders dan de situatie van het perceel De Casembrootstraat 2. Inwilliging van het verzoek van inspreker betekent dat er bouwmogelijkheden ontstaan tussen de woning en de oostelijke erfgrens. Daardoor zou het karakter van de straat visueel nog meer versmallen. Stedenbouwkundig beoordeeld is dit ongewenst. Mede door de ligging van het perceel nabij het kruispunt van de De Casembrootstraat, Provincialeweg, Kerkeweg en de Prelaatweg zou daardoor ook een verkeerskundig ongewenste situatie ontstaan.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

14. L.J. de Korte, Molenwal 3-5, 4361 CC Westkapelle

Samenvatting

Verzocht wordt om het planologisch mogelijk te maken om op het perceel Molenwal 3-5 detailhandel te plegen in de vorm van een verkoopplaats en een verkooppunt voor handgereedschap.

Beantwoording

In het vigerende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "Wonen" en "Erf". Het beleid van de gemeente Veere is er op gericht om detailhandel te concentreren in het centrumgebied. Het perceel Molenwal 3-5 ligt niet binnen dat gebied. De realisatie van een nieuwe detailhandelsvestiging buiten het centrumgebied is niet wenselijk.

Conclusie

De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.

15. J. Minderhoud, Bazienstraat 3, 4361 AP Westkapelle

Samenvatting

De loods op de hoek van de Bazienstraat en de Zuidstraat (Zuidstraat 32, kadastraal bekend nummer 6099) heeft in het vigerende bestemmingsplan een agrarische bestemming. In het voorontwerp van bestemmingsplan Kom Westkapelle is op het perceel de bestemming "Bedrijf"gelegd. De toelichting op het voorontwerp bestemmingsplan stelt dat er geen bedrijven zijn waarover klachten bekend zijn. Inspreker bestrijdt dat. Toen de loods nog agrarisch werd gebruikt leverde dit weinig overlast op. Na beëindiging van die functie werden er kunstmest en dierbenodigdheden opgeslagen. Dit gaf overlast en de gemeente is hierover diverse malen geïnformeerd. Een ander deel van de loods wordt gebruikt voor de opslag van o.a. tractoren met visboten en trailers. Op dit moment wordt hiervan geen overlast ondervonden. Gevreesd wordt voor overlast als de bestemming "Bedrijf" wordt vastgesteld. Immers, dan kunnen er legaal allerlei bedrijfsactiviteiten worden ontplooid. De overlast kan dan bestaan uit geluidsoverlast, indirecte hinder, verkeersoverlast, laden en lossen op de openbare weg, parkeeroverlast, geuroverlast, verkeersveiligheid en dergelijke. Tevens is de loods voorzien van een asbestdak. Gevraagd wordt om de bestemming te wijzigen in een woonbestemming.

Beantwoording

In het verleden zijn er inderdaad enige klachten geweest over de activiteiten in het pand. Door goede afspraken met de gebruikers van de loods zijn er nu geen klachten meer. In de loods vinden nu alleen nog opslagactiviteiten en stalling plaats. Aan de bestemming "Bedrijf" wordt daarom als functieaanduiding toegevoegd "Opslag" toegevoegd.

Een woonbestemming is gezien de locatie niet onlogisch, maar er is op dit moment geen initiatief bekend om op deze locatie ook woningbouw te realiseren. Maar planwijziging is realistisch binnen de planperiode van dit bestemmingsplan. Hierdoor is er onvoldoende basis om nu een woonbestemming op het perceel te leggen. Overigens ligt er direct tegen de loods, nog een andere loods op het adres Bazienstraat 4. Evenals in het vigerende bestemmingsplan is op dit perceel ook in het voorontwerpbestemmingsplan een bedrijfsbestemming gelegd. Woningbouw op de locatie Zuidstraat 32 zou dus ook nog op problemen kunnen stuiten vanwege deze bedrijfsmatig gebruikte loods.

Conclusie

Aan de bestemming "Bedrijf" op het perceel Zuidstraat 32 wordt als functieaanduiding toegevoegd "Opslag"waarbij opslag en stalling in de vorm van is toegestaan.

Omdat woningbouw op deze locatie binnen de planperiode realistisch is, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om woningbouw op deze locatie mogelijk te maken.

16. A. Kamphuis, Parkweg 18, 4361 JE Westkapelle

Samenvatting

Bij afweging om het huis te kopen was de groene en zonnige ligging een overweging. Nu wordt er aan de overzijde van de Grindweg gebouwd in meer dan twee bouwlagen. Hierdoor wordt het zicht op de duinen en – in de herfst en lente - de avondzon ontnomen. Het bestrate deel van de Parkweg is aangemerkt met de kleur grijs, hetgeen betekent dat trottoirs, parkeerplaatsen en dergelijke kunnen worden aangelegd. Door deze ontwikkeling is de Parkweg geen park meer maar gewoon weg. Gevraagd wordt om groen te laten wat groen en het plan dienovereenkomstig aan te passen.

Beantwoording

De bestaande groenstrook is inderdaad abusievelijk bestemd tot "verkeer". De groenstrook wordt alsnog als zodanig opgenomen.

Conclusie

De bestaande groenstrook wordt alsnog teruggelegd.

7.4 Ambtshalve Aanpassingen

Na de overlegprocedure is het plan uit ambtshalve overwegingen op enkele onderdelen gewijzigd.

Verbeelding

  1. 1. Op de verbeelding is het ontwerpbestemmingsplan 'Parapluregeling verblijfsrecreatie boven horeca en detailhandel' (versie 8 december 2009) door vertaald.
  2. 2. De aanduiding 'garage' is teruggebracht op basis van het vigerende bestemmingsplan.
  3. 3. Het bouwvlak van de peuterspeelzaal 't Kwetternest aan de Jan Campertstraat is gewijzigd.
  4. 4. Daar waar particuliere gronden zijn bestemd tot Groen is de bestemming gewijzigd in Tuin.
  5. 5. De karakteristieke binnengebieden zijn in plaats van Wonen zonder bebouwingsmogelijkheden bestemd tot Tuin. Op deze manier is de bestemming van de gronden visueel herkenbaarder.
  6. 6. Op de gronden van het perceel Casembrootstraat 10 ontbrak de aanduiding 'erf'. Een gedeelte van de gronden is nu bestemd met de aanduiding 'erf'.
  7. 7. Op de gronden van het badmotel zijn voor de erfbebouwing gewijzigd van Wonen naar Recreatie-Verblijfsrecreatie – 1.
  8. 8. Voor de woningen behorende bij de ontwikkeling van het badmotel is de goot- en bouwhoogte aangepast.
  9. 9. Aan de gronden van de twee loodsen aan de Bazienstraat is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – 1' toegevoegd. Voor het uitsluitend toestaan van opslag en stalling.
  10. 10. Aan het perceel Zuidstraat 143 is de aanduiding (h<2) toegevoegd.
  11. 11. De groenstroken aan de Parkweg zijn overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan gewijzigd van de bestemming Verkeer naar Groen.
  12. 12. Op de hoek Brasserstraat/'d Arke is het bouwvlak aangepast en de aanduiding 'erf' toegevoegd.
  13. 13. De Casembrootstraat 10 is voorzien van de aanduiding 'erf'.

Regels

  1. 14. Op basis van voortschrijdend inzicht is besloten de bestemmingsregeling/bestemmingen op enkele onderdelen te wijzigen te schrappen of juiste aan te vullen ondere andere naar aanleiding van feitelijk gebruik.
  2. 15. Per 1 juli 2008 en 1 oktober 2010 zijn respectievelijk de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht. Het bestemmingsplan is conform de Wro met de daarbij behorende wettelijke RO-standaarden 2008 (SVBP2008, IMRO2008 en STRI2008) opgesteld. Daarnaast zijn de regels aangepast aan de Wabo.
  3. 16. In artikel Gemengd is het ontwerpbestemmingsplan 'Parapluregeling verblijfsrecreatie boven horeca en detailhandel' (versie 8 december 2009) doorvertaald.
  4. 17. Aan de regels is een nieuw artikel Tuin toegevoegd.

Toelichting

De toelichting is op tekstuele punten aangepast. De paragraaf externe veiligheid (3.2) is aangepast naar aanleiding van de gewijzigde circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het Basisnet Water.

De inschaling van bedrijven in bijlage 3 is geactualiseerd.

Hoofdstuk 8 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen

8.1 Wijzigingen Naar Aanleiding Van Zienswijzen

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0013.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0015.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0016.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0017.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0018.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0003BPWkpAp-VG01_0020.jpg"

8.2 Ambtshalve Wijzigingen

Voor het woonzorgcomplex is op de verbeelding een aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-1' opgenomen en is aan artikel 10 onder 10.1 een nieuw sub e toegevoegd, namelijk "ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-1': uitsluitend voor zorgwoningen, woonzorgvoorzieningen en overige voorzieningen ten behoeve van de gezondheidszorg". Ten slotte zijn de regels WABO-proof gemaakt.

Daarnaast zijn in de toelichting enkele redactionele aanpassingen doorgevoerd.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Functiemenging"

Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Inventarisatie En Inschaling Bedrijven Westkapelle

Bijlage 4 Molenbiotoop

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Kerkeweg

Bijlage 6 Rekenbladen Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 7 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 8 Archeologie

Bijlage 9 Wateradvies