KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Gemengd
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Kantoor
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Natuur
Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2
Artikel 15 Sport
Artikel 16 Tuin
Artikel 17 Verkeer
Artikel 18 Water
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Waarde – Archeologie - 1
Artikel 21 Waarde – Archeologie - 3
Artikel 22 Waarde – Archeologie - 4
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 30 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Actualisering Bestemmingsplan
1.2 Planopgave
1.3 Plangebied
1.4 Opzet Plantoelichting
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Analyse Plangebied
2.2 Vigerend Gemeentelijk Beleid
2.3 Toekomstige Ontwikkelingen
2.4 Uitgangspunten En Randvoorwaarden Voor Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Toetsen
3.1 Toelaatbaarheid Van Bedrijfsactiviteiten
3.2 Externe Veiligheid
3.3 Archeologie
3.4 Water
3.5 Leidingen En Telecommunicatieverbindingen
3.6 Molenbiotoop
Hoofdstuk 4 Beschrijving Juridische Regeling
4.1 Wettelijke Eisen
4.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling
4.3 Toelichting Op De Bestemmingen
4.4 Toelichting Op De Algemene Regels
4.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen
Hoofdstuk 5 Handhaving
5.1 Algemeen
5.2 Handhaving Binnen De Gemeente Veere
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak- En Vooroverleg
7.2 Ambtshalve Wijzigingen
Hoofdstuk 8 Bij Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
8.1 Aanpassingen Naar Aanleiding Van Zienswijzen
8.2 Ambtshalve Aanpassingen
8.3 Overige Aanpassingen
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Ro Badhuisweg 23
Bijlage 2 Waterschapsadvies
Bijlage 3 Dpo
Bijlage 4 Inspraakrapport
Bijlage 5 Toelichting Op De Aanpak Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Functiemenging"
Bijlage 6 Inventarisatie En Inschaling Bedrijven Domburg
Bijlage 7 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 8 Molenbiotoop

Kom Domburg

Bestemmingsplan - Gemeente Veere

Vastgesteld op 15-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0717.0022BPDbgAp-VG01 met de bijbehorende regels.

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.5 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.7 afdekfolie

folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:

  1. a. het telen van gewassen, waaronder begrepen fruit- en houtteelt;
  2. b. het houden of fokken van dieren;

nader te onderscheiden in:

  1. c. grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 meter;
  2. d. kassenbedrijf: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  3. e. niet-grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel, waaronder begrepen:
    1. 1. intensieve veehouderij: zijnde een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt van slacht-, fok-, leg-, of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang;
    2. 2. intensieve tuinbouw in gebouwen: zijnde een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel in gebouwen en (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
    3. 3. de teelt van slakken, wormen;
  4. f. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen, waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen.

1.9 agrarisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het agrarisch gebied, zoals de agrarische adviescommissie voor de provincie Zeeland.

1.10 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

1.13 archeologisch onderzoek

onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.17 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.19 bestaande bouwwerken

bouwwerken die bestaan of kunnen worden gebouwd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.23 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is, met uitsluiting van vertrekken onder de begane grondvloer, zoals een kelder, souterrain en onderbouw.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.32 brutovloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.33 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.34 containervelden

al dan niet verharde percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten.

1.35 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.36 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen.

1.37 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt.

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren van goederen, met inbegrip van afhaal, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.39 detailhandel in volumineuze goederen

  1. a. brand- of explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. auto's, motoren, keukens, badkamers, boten, caravans en landbouwwerktuigen;
  3. c. tuinbenodigdheden;
  4. d. grove bouwmaterialen;
  5. e. meubels en woninginrichtingsartikelen;

en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en / of materialen.

1.40 dienstverlening

het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en / of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes, autorijscholen en videotheken.

1.41 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (inclusief opbouw en afbraak) langer duren dan 10 dagen per evenement.

1.42 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.44 horecabedrijf

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  1. a. het verstrekken van dranken en / of etenswaren, teneinde deze ter plaatse te nuttigen, al dan niet in combinatie met:
  2. b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  3. c. het verstrekken van nachtverblijf.

1.45 inwoning

het (ondergeschikte) gebruik van een deel van een aanwezige woning voor de mantelzorg zonder dat daarbinnen (de mogelijkheid van) een nieuwe zelfstandige woning ontstaat.

1.46 kantoor / praktijk(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig / bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerp-technisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.47 kampeermiddel

niet als een bouwwerk aan te merken tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.48 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.49 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.50 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.51 landschaps- en natuurdeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van landschap en natuur.

1.52 mantelzorg

de zorg bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend door gezinsleden, buren of vrienden aan personen die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.

1.53 milieudeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van milieu.

1.54 molendeskundige

de vereniging De Zeeuwse Molen of de Hollandsche Molen dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens.

1.55 natuurwaarde

een aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.56 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.57 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, waterhuishoudkundige voorzieningen, telefooncellen, abri's en apparatuur voor telecommunicatie.

1.58 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.59 peil

  1. a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
  2. b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.60 pension

een gebouw, bestemd om gelijktijdig door meerdere gezinnen of daarmee gelijk te stellen groepen van personen te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.61 platte dakafdekking

een horizontaal of nagenoeg horizontaal vlak met een dakhelling van maximaal 3° ter afdekking van een gebouw.

1.62 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.63 samenhangend straat- en bebouwingsbeeld

  1. a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  3. c. een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  4. d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.

1.64 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.65 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die deel uitmaakt van deze regels.

1.66 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.67 terrasoverkapping

de overkapping van een terras van een horecagelegenheid.

1.68 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals een recreatiewoning, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.69 verkoopvloeroppervlak (vvo)

de verkoopruimte, dat wil zeggen de voor het winkelend publiek toegankelijke ruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbanken en kassa's.

1.70 volumineuze goederen

  1. a. brand- of explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. auto's, motoren, keukens, badkamers, boten, caravans en landbouwwerktuigen;
  3. c. tuinbenodigdheden;
  4. d. grove bouwmaterialen;
  5. e. meubels en woninginrichtingsartikelen;

en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en / of materialen.

1.71 voorgevel van een gebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw. Indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), bepaalt het bevoegd gezag welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd.

1.72 voorgevelrooilijn

een denkbeeldige dan wel met de aanduiding 'gevellijn' aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.73 Wgh-inrichtingen

bedrijven als genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden agrarische bedrijven, alsmede voor toeristisch-recreatief medegebruik zoals fietsen, wandelen en paardrijden;
  2. b. het behoud, herstel en / of versterking van het karakter van het gebied als agrarische randzone;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden': tevens het behoud, herstel en / of versterking van de aanwezige landschappelijke waarden, bestaande uit het open, nagenoeg onbebouwd karakter;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bunker': tevens voor het behoud en / of herstel van de cultuurhistorische waarden van de aanwezige bunker;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen Weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5 Omgevingsvergunning voor het slopen

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend opslagactiviteiten ten behoeve van bedrijven behorend tot ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': uitsluitend een brandweerkazerne;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen Weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobox': tevens voor autoboxen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf': uitsluitend een autobedrijf;
  7. g. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en afvalverzamelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Cultuur En Ontspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. atelier, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 4': tevens voor detailhandel, maatschappelijk in de vorm van bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven en religie en voor wonen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen Weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  4. d. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, nutsvoorzieningen, en (ontsluitings)wegen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor dienstverlening;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie': tevens voor verblijfsrecreatie;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen Weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  7. g. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ateliers;
  2. b. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging";
  3. c. cultuur en ontspanning;
  4. d. detailhandel;
  5. e. dienstverlening,
  6. f. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1c': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  9. i. kantoren;
  10. j. maatschappelijk in de vorm van bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven en religie;
  11. k. wonen;
  12. l. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'erf': voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie': tevens voor verblijfsrecreatie;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen Weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  16. p. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen en voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een overloopparkeerterrein;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen Weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. evenementen zijn toegestaan.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1c': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': horecabedrijven uit categorie 1a, 1b, 1d en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1', 'specifieke vorm van gemengd - 2' en 'specifieke vorm van gemengd - 3': tevens voor verblijfsrecreatie en wonen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen Weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - pension': een pension;
  7. g. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen Weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor dienstverlening;
  4. d. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Specifieke gebruiksregels

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven, religie;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': tevens het behoud van de beeldbepalende en cultuurhistorische molen Weltevreden;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen Weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1': uitsluitend voor zorgwoningen, woonzorgvoorzieningen en overige voorzieningen ten behoeve van de gezondheidszorg;
  7. g. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, jongerenontmoetingsplaatsen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.3 Specifieke gebruiksregels

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud en herstel en ontwikkeling van actuele en potentiële landschaps- en natuurwaarden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, wandelpaden, strandovergangen en nutsvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 m.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals jongerenontmoetingsplaatsen ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen, water en nutsvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

13.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. evenementen zijn toegestaan.

Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend voor garages en bergplaatsen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en huishoudelijke berg- en werkruimte;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': tevens voor horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor kantoren;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-pension': tevens een pension;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een ondergrondse parkeergarage;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen Weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals sport-, spel- en speelvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

14.3 Specifieke gebruiksregels

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvelden, tennisbanen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, parkeervoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen en (ontsluitings)wegen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  5. e. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, horecaterrassen, markten, niet-permanente vent- en standplaatsen voor ambulante handel, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport-, en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen en reclame-uitingen.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

17.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. evenementen zijn toegestaan.

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterpartijen en (primaire) waterlopen zoals sloten, watergangen en singels, wateraanvoer en –afvoer, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen Weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met uitzondering van overkappingen;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen,
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend voor garages en bergplaatsen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en huishoudelijke berg- en werkruimte;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'erf': voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - pension': een pension;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

19.3 Specifieke gebruiksregels

19.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 20 Waarde – Archeologie - 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologisch waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 21 Waarde – Archeologie - 3

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 22 Waarde – Archeologie - 4

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - primair bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen, zoals waterkering, waterbeheersing, kaden, dijksloten, opslag en onderhoud ten behoeve van vaar- en waterwegen, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 onder c met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. de waterstaatkundige belangen worden door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  3. c. alvorens omtrent de bevoegdheid tot afwijken te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt en de breedte ten hoogste 3 m.

25.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande dakhelling, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 26 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels

27.1 Molenbiotoop

27.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  3. c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels

29.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

29.2 Wijzigen naar Gemengd

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming wijzigen in de bestemmingen 'Gemengd', met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de wijzigingsbevoegdheid dient in één keer voor het gehele gebied te worden toegepast;
  2. b. de wijzigingsbevoegdheid wordt niet toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. c. de wijzigingsbevoegdheid is niet toegestaan ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen;
  4. d. het maximaal aantal functies/bebouwingseenheden op de begane grond bedraagt ten minste 3 en ten hoogste 5;
  5. e. van het aantal te ontwikkelen eenheden is ten hoogste 50% van de eenheden bedoeld voor horecavestigingen en ten hoogste 50% van de eenheden voor detailhandelsvestigingen.
  6. f. gebouwen worden in de voorgevelrooilijn gebouwd;
  7. g. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6 m;
  8. h. de bouwhoogte bedraagt te hoogste 11 m;
  9. i. de diepte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 15 m;
  10. j. het gevelbeeld bestaat uit verschillende gevelbreedtes;
  11. k. de gebouwen aan de zijde van de Badstraat worden aaneen gebouwd;
  12. l. hoofdgebouwen zijn voorzien van een zadeldak, bijvoorkeur evenwijdig met de Badstraat;
  13. m. het brutovloeroppervlak per eenheid, niet zijnde woningen, bedraagt ten hoogste 200 m²;
  14. n. bevoorrading vindt plaats aan de zijde van de Badstraat;
  15. o. wijziging leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een toename parkeerdruk op de openbare ruimte;
  16. p. de gevelbreedte van panden wordt niet vergroot.

29.3 Wijzigen bouwmogelijkheden

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gronden met de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' de bouwmogelijkheden wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de wijzigingsbevoegdheid dient in één keer voor het gehele gebied te worden toegepast;
  2. b. de maximaal toelaatbare goothoogte en bouwhoogte binnen het bouwvlak bedraagt:
    1. 1. op het perceel Markt 4 voor de goothoogte ten hoogste 6 m en de voor bouwhoogte ten hoogste 11 m;
    2. 2. op het perceel Markt 5 voor de goothoogte ten hoogste 4 m en voor de bouwhoogte ten hoogste 9 m;
  3. c. op de gronden ter plaatse van het perceel Markt 5, de aanduiding 'erf' te laten vervallen en ter plaatse een bouwvlak toe te voegen, met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
    2. 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 7 m.

Artikel 30 Overige Regels

30.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Kom Domburg".

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Actualisering Bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan Kom Domburg is opgesteld in het kader van de actualiseringsoperatie bestemmingsplannen binnen de gemeente Veere. Een belangrijke aanleiding voor herziening van de vigerende bestemmingsplannen is gelegen in de wens van het gemeentebestuur om te beschikken over actuele, toekomstgerichte bestemmingsplannen, met eenzelfde systematiek en inhoud van regeling. Daarom zijn voorafgaand aan het opstellen van de komplannen door de gemeente modelregels voor de komplannen opgesteld. Deze regels dienen als basis voor nieuw op te stellen bestemmingsplannen. De actualiseringsopgave heeft tot doel:

  • uniformering van bestemmingsplannen, dat wil zeggen het creëren van samenhang en afstemming van bestemmingsregelingen voor gelijksoortige gebieden;
  • het afstemmen van bestemmingsregelingen op actueel en toekomstig beleid, wet- en regelgeving;
  • het dereguleren en globaliseren van regelingen in bestemmingsplannen;
  • het vergroten van rechtszekerheid en klantgerichtheid; dat wil zeggen het vaststellen van voor burgers duidelijke, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde plannen;
  • het reduceren van het aantal bestemmingsplannen.

1.2 Planopgave

Deze opgave van het bestemmingsplan Kom Domburg omvat:

  • het opnemen van de gehele kern Domburg in één bestemmingsplan;
  • het overwegend vastleggen van (legaal) bestaand gebruik en bestaande functies in een actuele bestemmingsregeling;
  • het mogelijk maken van recreatieappartementen aan de Badhuisweg 23 (klein Badpaviljoen); hoewel dit een nieuwe ontwikkeling betreft bestaat hierover reeds voldoende planologische zekerheid zodat deze in voorliggend plan is opgenomen;
  • het ten opzichte van eerdere plannen van Domburg terugbrengen van de regeldruk om zo meer gebruiks- en bouwactiviteiten rechtstreeks mogelijk te maken;
  • het onder voorwaarden mogelijk maken van een gemengde bestemming ter plaatse van de woningen aan de Badstraat 7-13;
  • het onder voorwaarden mogelijk maken van andere bebouwingsmogelijkheden op de gronden van Markt 4-5.

Omdat voor een groot gedeelte van het bestemmingsplan enkel het bestaande gebruik en bestaande functies worden vastgelegd, vervalt de noodzaak van onderzoek en toetsing met betrekking tot de planologische haalbaarheid en financieel-economische uitvoerbaarheid van (onderdelen uit) het plan. Een aantal ruimtelijke- en milieuaspecten dienen bij de vaststelling van het bestemmingsplan te zijn getoetst. Overeenkomstig de in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen verplichting heeft de watertoets plaatsgevonden en zijn in relatie tot de bestemmingsregeling enkele milieuaspecten nagelopen en beoordeeld. De resultaten hiervan zijn in de plantoelichting opgenomen.

Voor de nieuwe ontwikkeling aan de Badhuisweg 23 is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Hierin is getoetst aan de planologisch relevante ruimtelijke- en milieuaspecten. De ruimtelijke onderbouwing is toegevoegd in bijlage 1.

1.3 Plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de kern Domburg. De ligging en begrenzing van het plangebied zijn aangegeven op figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0022BPDbgAp-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1. Ligging en begrenzing plangebied.

Het bestemmingsplan Kom Domburg vervangt (gedeeltelijk) de volgende vastgestelde bestemmingsplannen.

Tabel 1.1. Overzicht vigerende bestemmingsplannen Domburg

naam datum vaststelling
Kom Domburg
Kom Domburg 1H
Kom Domburg 2H
Kom Domburg 3H
Kom Domburg 4H
Kom Domburg 1e t/m 15e wijziging
30-07-1985
16-06-1992
28-06-2001
24-04-2008
02-04-2009
Prinseweg
Prinseweg 1H
19-01-1973
09-07-1974
Zuiverseweg 09-12-1980
Buitengebied Domburg (gedeeltelijk) 07-07-1992
Brouwerijweg
Brouwerijweg, 2e fase
03-07-1997
27-03-2000
Buitengebied Veere (gedeeltelijk) 22-04-1999
Gemeentehuis
Gemeentehuis, 1e wijziging
16-07-1998
01-04-2008
Zorgcentrum Ter Manteling 17-05-2001
Residence Wijngaerde 01-07-2010

Met uitzondering van de bestemmingsplannen Buitengebied Veere en Buitengebied Domburg worden de overige plannen integraal vervangen door het nieuwe bestemmingsplan Kom Domburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0022BPDbgAp-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2. Vigerende regelingen Domburg (situatie januari 2009) met uitzondering van bestemmingsplan Residence Wijngaerde

1.4 Opzet Plantoelichting

De toelichting is afgestemd op het consoliderend karakter van het bestemmingsplan. Dat betekent dat de informatie over het plangebied beknopt en gericht is, terwijl de toelichting op de bestemmingsregeling uitvoerig is.

De toelichting is als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 2 wordt een korte analyse van het plangebied en het vigerende gemeentelijk beleid gegeven met aansluitend de beschrijving van enkele relevante uitgangspunten en randvoorwaarden voor de bestemmingsregeling.
  • Hoofdstuk 3 bevat de beschrijving van enkele voor de bestemmingsregeling relevante milieuaspecten en de waterparagraaf.
  • In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling. Eerst wordt een toelichting gegeven op de opzet van de kaart en regels. Vervolgens wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de bijbehorende regels.
  • In hoofdstuk 5 wordt beschreven op welke wijze de gemeente de handhaving van het bestemmingsplan nastreeft.
  • De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid worden behandeld in de hoofdstukken 6 en 7.
  • Hoofdstuk 8 bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk is een beknopte analyse van het plangebied gegeven in paragraaf 2.1. Vervolgens worden in paragraaf 2.2 de toekomstige ontwikkelingen toegelicht en gaat paragraaf 2.3 in op het vigerend beleid. Ten slotte worden in paragraaf 2.4 de uitgangspunten en randvoorwaarden benoemd die bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn gehanteerd.

2.1 Analyse Plangebied

Bestaande situatie

De kern Domburg is gelegen aan de noordwestelijke kustzone van Walcheren, direct achter de duinen en heeft al vanaf de 19e eeuw een aantrekkingkracht als badplaats. Het Badhotel, Badpaviljoen en de typische badplaatswoningen aan de Nehalenniaweg en de Badhuisweg zijn bebouwingselementen uit het specifieke recreatieverleden.

De aantrekkende werking van een badplaats met allure met de daarbij behorende voorzieningen en de ligging aan zee bepalen in belangrijke mate het karakter van de kern.

Hoofdstructuur

In figuur 2.1 is de hoofdstructuur weergegeven. Domburg is ontstaan op de plaats van een Karolingische ringwalburg uit de 9e eeuw, met als middelpunt het huidige Groentje. Omstreeks 1850 bestond Domburg uit een compacte kern ten noorden van de huidige Singel. In de loop van de 19e eeuw is de functie als badplaats steeds bepalender geworden voor de kern. Uit deze periode dateert veel monumentale bebouwing in de vorm van villa's langs de Domburgseweg en hotels, waaronder het Badpaviljoen.

Pas in de tweede helft van de 20e eeuw is een aantal uitbreidingswijken ontstaan, ten zuiden van de Singel en ten oosten van de Schuitvlotstraat.

De kernopbouw wordt gekenmerkt door een aantal gebieden met een eigen karakter en een patroon van lijnen en knooppunten. De volgende gebiedselementen worden onderscheiden:

  • de compacte en kleinschalige oude kern met smalle straatjes en veelal lage bebouwing;
  • het groene lint met gevarieerde (villa)bebouwing langs de Domburgseweg;
  • het bosgebied van de Manteling aan de noordoostzijde;
  • de duinen met incidentele bebouwing en het golfterrein aan de westzijde (buiten plangebied gelegen);
  • de planmatig ontwikkelde woongebieden aan de zuidzijde;
  • de recreatieparken aan de zuidwestzijde (buiten plangebied gelegen);
  • grote groenelementen zoals de begraafplaats, boselementen en de sportvelden (buiten plangebied gelegen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0022BPDbgAp-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.1. Hoofdstructuur

Belangrijke structuurlijnen in de kern zijn:

  • de centrale oost-west-as van Oost- en Weststraat; hier zijn de meeste voorzieningen geconcentreerd;
  • de uitvalswegen zoals de Domburgseweg aan de oostzijde, de Schelpweg in het westen en de Roosjesweg in het zuiden;
  • de noord-zuid-as van Badstraat-Schuitvlotstraat;
  • belangrijke verkeersstraten zoals de Metzgerweg en de Singel;
  • de polderwegen zoals de Brouwerijweg en de Babelweg/ Westweg.

De knooppunten van een aantal structuurlijnen vormen bijzondere ruimten die van belang zijn voor het karakter van Domburg:

  • 't Groentje als knooppunt van hoofdassen;
  • het Nehalenniagebied op de overgang van Badstraat naar duinen, strand en zee als belangrijkste schakel tussen dorp en strand; de watertoren en het Badpaviljoen vormen hier twee markante oriëntatiepunten;
  • de Markt met de kerk als dorpshart en middelpunt van de oost-west-as;
  • het knooppunt van de Roosjesweg en Mezgerweg met het nieuwe gemeentehuis;
  • het knooppunt van de Schelpweg, Weststraat en Ewout van Dishoeckstraat.

Aan de zuidzijde grenst de kern aan het open poldergebied dat tussen de uitlopers van de kern op sommige plaatsen tot dicht bij de oude kern doordringt (lobbenstructuur).

Groenstructuur

De Manteling is een zeer belangrijk en waardevol groengebied voor de kern. Door de diepe penetratie in de kern is de Manteling van groot belang voor de beleving van de kern. Het Badhotel, de villa's en landhuizen langs de Domburgseweg en het Burgemeester Van Teylingenpark in hun ruime groene setting versterken dit beeld.

Binnen de kern liggen verspreid diverse "stedelijke" groenelementen zoals 't Groentje, de kerkring, de begraafplaats bij de Babelweg, de parken tussen de Schelpweg en de Beatrixstraat, aan de P.J. Eloutstraat en aan de Wijngaardstraat en enkele binnenterreinen. Langs de Ooststraat is begeleidende boombeplanting aangebracht en langs de Singel zijn groenstroken aanwezig. In het oudste gedeelte van de kern is groen voor het overige beperkt in het straatbeeld, mede door de compacte structuur en de ligging aan zee (wind, zout water).

Toerisme en recreatie

Domburg heeft als badplaats een belangrijke (verblijfs)recreatieve en toeristische functie. De verblijfsrecreatiegebieden ten westen van de kern dragen daar in belangrijke mate aan bij. Ook komen verspreid over de kern een relatief groot aantal hotels en pensions voor. Verder is het aantal tweede woningen in de kern relatief groot.

Horeca en detailhandel

Het aantal winkels en horeca is met name door het toerisme relatief groot in vergelijking met kernen van vergelijkbare omvang waar de toeristische functie niet zo nadrukkelijk aanwezig is. Het grootste deel van de horeca en detailhandel is geconcentreerd aan 't Groentje, Ooststraat, Markt en Stationsstraat. Daarnaast komen ook buiten het centrumgebied nog horeca- en detailhandelsvoorzieningen voor, met name in de straten grenzend aan het centrumgebied (Badstraat, Weststraat en Zuidstraat). Wat betreft de detailhandel is daarbij met name de supermarkt aan de Singel van belang.

Maatschappelijke voorzieningen

In Domburg komen de volgende niet-commerciële voorzieningen voor: een basisschool, een peuterspeelzaal, een sport- en ontmoetingscentrum, een verzorgingstehuis, verscheidene musea en galeries en het gemeentehuis aan de zuidzijde van de kern.

Bedrijven

Verspreid door de kern komen verschillende bedrijven voor, waaronder een autobedrijf en een bouwbedrijf. Aan de Nijverheidsweg bevindt zich een kleine cluster van bedrijven.

2.2 Vigerend Gemeentelijk Beleid

Het gemeentelijk beleid voor de kern Domburg is vastgelegd in verschillende beleidsstukken. Aangezien het bestemmingsplan Kom Domburg een consoliderend plan betreft zijn (samenvattingen) van deze beleidsstukken niet opgenomen. In deze paragraaf zijn enkel de Structuurvisie Domburg, het Tweede woningen beleid en Kadernotitie horeca en detailhandel verkort weergegeven. Deze beleidsdocumenten geven de belangrijkste beleidskaders voor dit bestemmingsplan.

Structuurvisie Domburg

Het gemeentelijk beleid voor de kern Domburg is vastgelegd in de Structuurvisie Domburg. Het doel van de structuurvisie is het ontwikkelen van een integrale, toekomstgerichte ruimtelijke beleidsvisie, gericht op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van de verschillende kernen in de gemeente.

Beleid

Voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van de kern gelden de volgende uitgangspunten:

  • behoud en versterking van het imago van badplaats met cultuurhistorische betekenis;
  • behoud en versterking van een aantrekkelijk woonmilieu met de daarbij behorende voorzieningen;
  • behoud en versterking van de recreatieve waarde.

In de structuurvisie is het gebied van de Stationsstraat via de Markt, Ooststraat en Groentje tot de Badstraat aangewezen als centrumgebied. Daarbinnen kan onderscheid worden gemaakt in een gemengd centrumgebied (Badstraat, Groentje, Ooststraat en Markt) en een gebied met als hoofdaccent (harde) horeca (Stationsstraat).

Het zwaartepunt van zowel horeca als detailhandel is te vinden aan de West- en de Ooststraat.

In de structuurvisie is de mogelijkheid van een uitbreiding van het centrumgebied langs de Badstraat aangegeven. Daarmee kan op termijn een verbinding worden gemaakt tussen het bestaande centrum, het Nehalenniagebied en het strand. Horeca en detailhandelfuncties zijn in deze ontwikkeling mogelijk naast de bestaande woonfunctie.

Ook in de kadernotitie horeca en detailhandel van 2006 (zie hierna) wordt een beperkte uitbreiding van detailhandel en zachte horeca mogelijk geacht. De huidige verhouding horeca-detailhandel blijft sturend.

Aanbevelingen uit het beleid en vertaling in dit bestemmingsplan

De Badstraat is een belangrijke verbinding tussen het centrumgebied en het Nehalenniagebied en het strand. Het vormt het middendeel tussen twee knooppunten, die de structuur van de kern duidelijk accentueren. Een functionele en ruimtelijke versterking, als boulevard naar het strand, wordt nagestreefd. Ruimtelijk heeft de Badstraat meerdere kenmerken:

  • de in aanbouw zijnde zware cluster van residence Wijngaerde met winkeltjes, kleine horeca en daarboven appartementen;
  • de cluster met meerdere hotels op de kop van het Nehalenniagebied;
  • het tussendeel met enige kleinschalige woningen;
  • de zij- en achterstraatjes met lage kleinschalige woonbebouwing;
  • de open rand van het badhotel met door een muur afgeschermd parkeerterrein

Om de ruimtelijke structuur en karakteristiek te waarborgen en de beleving van boulevard naar het strand te versterken wordt ten behoeve van de integrale ontwikkeling van het tussendeel in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Tweede woningen beleid

Domburg is als badplaats bepalend voor het recreatieve gezicht van de gemeente Veere. Toerisme en recreatie vormen samen met wonen dan ook de belangrijkste beleidsaccenten voor de verdere ruimtelijk-functionele ontwikkeling van de kern. Gelet op de grote druk door recreatie en toerisme op de woonfunctie in de kern is de onderlinge afstemming van deze functies een belangrijk aandachtspunt.

Beleid

Tweede woningen spelen in veel kernen een belangrijke rol in de woningmarkt. Zij geven problemen voor de leefbaarheid en woonkwaliteit (onder andere in Domburg). In de Gebruiksverordening 2e woningen is het gebruik van woningen in het werkingsgebied als tweede woning verboden. Op basis van deze verordening voert de gemeente een gericht handhavingsbeleid. Flankerend beleid is evenwel noodzakelijk om de bestaande voorraad in de kernen optimaal te kunnen benutten en de negatieve effecten voor de leefbaarheid te beperken. Effecten hiervan zijn naar verwachting pas op langere termijn te verwachten. Het terugbrengen van tweede woningen in de permanente sfeer gaat overigens niet ten koste van de woningbouwcapaciteit.

Aanbevelingen uit het beleid en vertaling in dit bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan is in beginsel aan woongebouwen de bestemming 'Wonen' toegekend. De bestemming 'Verblijfsrecreatie' is enkel voorbehouden aan objecten die daarvoor worden gebruikt en geschikt zijn. Het terugdringen van het bezit van een tweede woning in de kern Domburg kan daarmee ook via het spoor van het bestemmingsplan worden bewerkstelligd. Immers, structureel recreatief gebruik van een voor 'Wonen' bestemde woning is niet toegestaan.

Kadernotitie horeca en detailhandel (2006)

In 2006 is de kadernotitie horeca en detailhandel opgesteld. De kadernotitie is een actualisatie/aanscherping van de paragrafen over horeca en detailhandel in de in 2002 door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisie Domburg en het bestemmingsplan Kom Domburg, 2e herziening (2001). De notitie gaat in op:

  • beleidskader voor omgaan met en reageren op ontwikkelingen met betrekking tot horeca en detailhandel;
  • toetsingskader voor initiatieven vanuit de markt;
  • basis voor juridische regeling in de bestemmingsplannen voor de kernen.

Beleid

De kern Domburg heeft in functioneel opzicht twee hoofdfuncties: woonkern en badplaats met (inter)nationale faam. Toerisme en recreatie drukken in belangrijke mate hun stempel op de ruimtelijke en functionele kwaliteiten van Domburg. Dat uit zich met name in drie aspecten:

  • een groot aantal horeca- en detailhandelsvestigingen in het centrumgebied: de kern van het centrumgebied bestaat uit de as 't Groentje - Ooststraat - Markt - Stationsstraat;
  • de bestaande recreatieve functie van het zogenaamde Nehalenniagebied, direct achter het strand en de Boulevard;
  • de verspreide hotels en pensions in de rest van de kern.

Het centrum van Domburg is gemengd gebied. De handhaving van dit gebied is van groot belang. Horeca- en detailhandelsontwikkeling buiten het centrumgebied moeten worden vermeden. Daarvoor zijn twee redenen. In de eerste plaats is het beleid buiten het centrumgebied primair gericht op behoud en versterking van de woonfunctie en behoud en verbetering van de leefbaarheid. In de tweede plaats is het voor het functioneren van het centrumgebied van belang dat horeca en detailhandel worden geconcentreerd in het centrumgebied. Het functioneren van het centrumgebied is afhankelijk van de clustering van publiekgerichte functies.

Aanbevelingen uit het beleid en vertaling in dit bestemmingsplan

Detailhandel versus horeca

Het aanbod in Domburg, vooral in de niet-dagelijkse sector, is voor een heel groot deel afhankelijk van de toeristische bestedingen. Voor dit bestemmingsplan is geïnventariseerd hoeveel horeca en detailhandel aanwezig is binnen het centrumgebied (zie bijlage 3). Er is op dit moment sprake van 25 panden die een horecafunctie hebben.

De verhouding tussen het aantal detailhandels- en horecavestigingen binnen dit gebied moet in de gaten worden gehouden. De huidige mix van afwisselend winkels en horeca voldoet goed.

Op basis van de inventarisatie blijkt dat er nog ruimte is voor (zachte) horeca in het centrumgebied gebaseerd op de beleidsregels uit de kadernotitie. In dit bestemmingsplan is dan ook een maximum opgenomen van 28 horecagelegenheden op basis van de beleidsregel dat in het centrumgebied 50% van de panden de functie detailhandel mogen hebben en 50% de functie horeca. Verdere toevoeging van horeca in het kernwinkelgebied zal er voor kunnen zorgen dat de winkelfunctie "ondersneeuwt".

Wonen

Het beleid uit 2002 is gericht op het behoud van de woonfunctie binnen het centrumgebied.

De wens voor een aantrekkelijk, compact centrumgebied komt hier echter mee in conflict. Bij het op de markt komen van de huidige woningen kan het zo zijn dat de panden aantrekkelijker zijn voor een commerciële invulling dan voor wonen. Andersom kan de ligging in het centrumgebied inhouden dat de panden als woning minder aantrekkelijk worden.

Bovendien kan - gelet op de berekende uitbreidingsruimte in de dagelijkse sector - worden verwacht dat vrijkomende panden interessant zijn voor een detailhandelsfunctie.

Ondanks dat de woningen bijdragen aan de kleinschalige functiemenging van het centrumgebied is de vraag in hoeverre de nog aanwezige woningen een essentiële bijdrage leveren aan het verblijfsklimaat. Daarom is in dit bestemmingsplan ervoor gekozen om een woonfunctie in het centrumgebied niet meer als zodanig te bestemmen, maar is voor het centrumgebied een bestemming 'Gemengd' opgenomen, waarbij uitwisseling tussen de functies horeca, detailhandel en wonen mogelijk is.

2.3 Toekomstige Ontwikkelingen

Badhuisweg 23

Het perceel Badhuisweg 23 is in gebruik als bedrijfskantoorruimte. Er is een initiatief voor het slopen van de bestaande bebouwing op het perceel en de bouw van een kleinschalig appartementencomplex met 5 eenheden bestaande uit twee verdiepingen met een kap.

Voor een uitgebreidere omschrijving van het plan wordt verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing die is toegevoegd in bijlage 1.

Badstraat 7-13

Ruimtelijke context

De Badstraat is een belangrijke verbinding tussen het centrumgebied en het Nehalenniagebied en het strand. Het vormt het middendeel tussen 2 knooppunten, die de structuur van de kern duidelijk accentueren. Een functionele en ruimtelijke versterking, als boulevard naar het strand, wordt nagestreefd. Ruimtelijk heeft de Badstraat meerdere kenmerken:

  • de in aanbouw zijnde zware cluster van Residence Wijngaerde met winkeltjes, kleine horeca en daarboven appartementen;
  • het cluster met meerdere hotels op de kop van het Nehalenniagebied;
  • het tussendeel met enige kleinschalige woningen;
  • de zij- en achterstraatjes met lage kleinschalige woonbebouwing;
  • de open rand van het badhotel met het door een muur afgeschermde parkeerterrein.

Om de ruimtelijke structuur en karakteristiek te versterken en de beleving van een boulevard naar het strand te intensiveren wordt op basis van de Structuurvisie Domburg ten behoeve van de integrale ontwikkeling van het tussendeel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Richtlijnen

Voor de wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot de herontwikkeling van het tussendeel zijn richtlijnen opgesteld. Naast functionele begrenzingen betreft het vooral stedenbouwkundige aspecten zoals continuïteit, massa, hoogte, vorm en ontsluiting. Een wijziging van de huidige woonbestemming moet aan de volgende eisen voldoen:

  • het blok moet integraal herontwikkeld worden;
  • naast wonen wordt de ontwikkeling van kleinschalige detailhandel en zachte horeca op de begane grond gestimuleerd;
  • het maximale vloeroppervlak per functie bedraagt 200 m² bvo;
  • verblijfsrecreatie is toegestaan op de eerste bouwlaag en, beperkt, in de kap; bij een toename van het aantal woningen of verblijfsrecreatieve eenheden ten opzichte van de bestaande situatie wordt voorzien in adequate parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • de maximale bebouwingsmassa is 2 lagen met kap;
  • de strook bevat minimaal 3 en maximaal 5 bebouwingseenheden (“korrels”); goothoogte en gevelbreedte van de afzonderlijke bebouwingseenheden verschillen minimaal 10% van de aangrenzende bebouwingseenheid;
  • de goothoogte bedraagt maximaal 6 meter;
  • alle panden worden in de rooilijn (voorste lijn bouwvlak) gebouwd;
  • de panden worden aaneen gebouwd;
  • alle panden worden met een zadelkap afgedekt. De nokrichting ligt voor het merendeel evenwijdig aan de Badstraat;
  • de bevoorrading vindt aan de zijde van de Badstraat plaats.

Realisering

De huidige kwaliteit van dit deel van de Badstraat is matig (uitstraling, bouwtechnisch, parkeerterreintje). De gronden hebben diverse eigenaren. Een integrale aanpak (bijvoorbeeld met één ontwikkelaar of één eigenaar die als 'trekker' van de herontwikkeling fungeert) vormt de beste garantie voor een duidelijke facelift van de Badstraat. Bij een integrale ontwikkeling ontstaat een stevig blok, waarbij de ruimtelijke differentiatie vooral cosmetisch zal zijn (één opdrachtgever, één architect), het kleinschalige karakter van Domburg moet hierin wel herkenbaar zijn. De wijzigingsbevoegdheid is niet bedoeld voor een kleinschalige, pandsgewijze ontwikkeling. Deze vergt meer tijd, waarbij het totale resultaat onzeker is en naar verwachting niet leidt tot een 'boulevard' zoals deze hier gewenst is.

2.4 Uitgangspunten En Randvoorwaarden Voor Het Bestemmingsplan

Deze paragraaf gaat beknopt in op de voor dit bestemmingsplan gehanteerde beleidsuitgangspunten. Basis hiervoor is de in de vorige paragraaf opgenomen analyse van het plangebied. Samengevat zijn de navolgende beleidsuitgangspunten relevant.

  • Consolideren.
  • Inbreiding in woongebieden.
  • Behouden en versterken van functiemenging door beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten aan huis.
  • Uitbreiding mogelijkheden van mantelzorg.
  • Bedrijven binnen de kern (bedrijvencluster aan de Nijverheidsweg).
  • Behouden van cultuurhistorische waarden

Consolideren

Consolidatie van de in het plangebied aanwezige ruimtelijk-functionele situatie betekent dat het bestemmingsplan in belangrijke mate is gericht op het vastleggen van bestaande functies en waarden (voor zover relevant). Tevens is het bestemmingsplan afgestemd op de reeds toegestane planologische ontwikkelingsmogelijkheden van aanwezige gebruiksvormen (waaronder uitbreiding). Deze ontwikkelingsmogelijkheden blijven beperkt vanwege potentiële conflicten met ruimtelijke en / of milieukwaliteiten en onverenigbaarheid met gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

Inbreiding in woongebieden

Er wordt gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van woningbouw mogelijkheden op inbreidingslocaties. Het gemeentebestuur hanteert een hoog ambitieniveau bij de realisatie van inbreidingen. Inbreidingen dienen aan te sluiten op de omgeving en een positieve bijdrage te leveren aan verbetering van de ruimtelijk-functionele structuur en / of opheffing van een milieuknelpunt. Belangrijke aspecten daarbij zijn:

  • de ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur (aard en schaal van de omgeving, bebouwingspatroon);
  • groenstructuur;
  • de overgang tussen kern en landelijk gebied;
  • beeldkwaliteit;
  • bereikbaarheid / parkeren.

Behouden en versterken van functiemenging door beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

In combinatie met de woonfunctie komen regelmatig ondergeschikte andere activiteiten voor. Gedacht kan onder meer worden aan traditionele vrije beroepen (arts, notaris, advocaat, logopedist, fysiotherapeut), andere vrije beroepen (kunstenaars, ontwerpers, privé-onderwijs) en andere bedrijfsmatige activiteiten (kapsalons, pedicures, reclamebureaus, makelaars, computerservice, kinderopvang).

Het algemene gemeentelijk beleid gericht op behoud van dergelijke functiemenging in de kernen (ten behoeve van waarborging en bevordering van de leefbaarheid en binnen randvoorwaarden voor milieu- en woonkwaliteit) wordt voortgezet. De aanwezigheid van niet-woonfuncties, voor zover deze niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving, is dan ook gewenst. Activiteiten die een onevenredige hinder voor het woonmilieu en onevenredige afbreuk van het woonkarakter van de wijk of buurt veroorzaken zijn niet toegestaan. Bij de beoordeling hiervan is onder meer van belang of de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit, de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft en er geen onevenredige nadelige invloed op de verkeersafwikkeling en parkeerbalans ontstaat.

Uitbreiding mogelijkheden van mantelzorg

Aangezien steeds meer mensen arbeid en zorg combineren, ontstaat ook steeds meer behoefte aan mogelijkheden voor tijdelijke inwoning ten behoeve van verzorging van bijvoorbeeld oudere, zieke of gehandicapte familieleden. Deze zogenaamde mantelzorg wordt rechtstreeks toegestaan in / bij permanent bewoonde burger- en bedrijfswoningen en in de daarbij behorende aan- of uitbouwen. Inwoning valt in beginsel onder de activiteit wonen en zal ruimtelijk geen effect hebben, zolang dit niet tot woningsplitsing leidt. Bij inwoning is slechts sprake van één hoofdbewoner. Inwoning dient derhalve nadrukkelijk te gaan om het (ondergeschikte) gebruik van een deel van een aanwezige woning (voor de mantelzorg), zonder dat daarbinnen (de mogelijkheid van) een nieuwe zelfstandige woning ontstaat. De woning kan daartoe met het oog op privacy worden ingericht met dubbele voorzieningen.

Bewoning van een bijgebouw is echter niet toegestaan. Om in te kunnen spelen op deze steeds groter wordende maatschappelijke vraag zal in dit bestemmingsplan voor het bouwen en / of gebruik van een bijgebouw voor mantelzorg een regeling worden opgenomen. Verschillende voorwaarden ter verzekering van beëindiging van de mantelzorg na afloop van de zorgperiode, zullen daaraan worden toegevoegd om misbruik te voorkomen.

Bedrijven

Bedrijven binnen de kern

Bedrijven binnen een bebouwde kom kunnen leiden tot conflictsituaties met de omliggende omgeving. De omgeving kan ondermeer hinder ondervinden van een bedrijf bijvoorbeeld door geluidsoverlast. Omgekeerd kan een bedrijf ook in de bedrijfsuitvoering worden belemmerd bij bijvoorbeeld uitbreiding van het bedrijf. Het beleid van de gemeente Veere is er dan ook op gericht om bestaande bedrijven in de bebouwde kom te verplaatsen naar het bedrijventerrein behorend bij de kern of naar de grootschalige bedrijventerreinen binnen de gemeente 'Karreveld' en 'De Zompe'.

Bedrijvencluster Nijverheidsweg

Al een aantal jaren wordt er gesproken over herontwikkeling van het Singelgebied. Verplaatsing en sanering van het bedrijvencluster aan de Nijverheidsweg maakt hier onderdeel van uit. De plannen zijn echter nog niet concreet genoeg dat deze binnen dit bestemmingsplan opgenomen kunnen worden.

Voor verplaatsing van het bedrijvencluster is een nieuw bedrijventerrein in voorbereiding namelijk bedrijventerrein Oosterloo aan de Roosjesweg gelegen tussen Domburg en Aagtekerke. Dit bedrijventerrein is juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan bedrijventerrein Oosterloo (vastgesteld door de raad in 2007).

Voor dit bestemmingsplan is voor het bedrijvencluster al rekening gehouden met de ontwikkeling van het Singelgebied. Hoe dat in dit bestemmingsplan qua planregeling uitwerkt, wordt beschreven in paragraaf 4.3 onder 'bedrijven'.

Behouden van cultuurhistorische waarden

In de kern Domburg bevinden zich verschillende monumenten (zie tabel 2.1). Bescherming van deze bouwwerken vindt plaats via het monumentenbeleid en de Monumentenwet 1988. Dit betekent dat bescherming in het bestemmingsplan niet nodig en zelfs ongewenst is (voorkomen onnodige dubbele regelgeving).

Tabel 2.1. Overzicht rijksmonumenten

naam adres
Badpaviljoen Badhuisweg 1
Stadhuis van Domburg Markt 1
NH Kerk Markt 8
Duinwijk Schelpweg 11
Toren NH kerk Stationssstraat 1
Weltevreden Roosjesweg 4
Klein Duinvliet Domburgseweg 48
Buitenplaats Duinvliet Domburgseweg 44
Villa de Wael Domburgseweg 6
Duinenburg Domburgseweg 12
De Bruinvis en Strandholm Nehalenniaweg 14
Watertoren Nehalenniaweg 20
Carmen Sylvia Noordstraat 39
't Haventje Burgemeester van Teylingenpark 18

Hoofdstuk 3 Toetsen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende (milieu)toetsen die voor dit bestemmingsplan zijn uitgevoerd. Allereerst wordt ingegaan op de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten (paragraaf 3.1). Vervolgens worden de aspecten externe veiligheid (paragraaf 3.2), archeologie (paragraaf 3.3), de watertoets (paragraaf 3.4), leidingen en telecommunicatieverbindingen (paragraaf 3.5) en de molenbiotoop (paragraaf 3.6) behandeld. De benodigde onderzoeken van de beoogde ontwikkeling aan de Badhuisweg 23 zijn zoals eerder vermeldin bijlage 1 toegevoegd. Hierin wordt geconcludeerd dat de aspecten geluidhinder, ecologie, bodemverontreiniging, water, milieuhinder van bedrijven/voorzieningen, externe veiligheid en luchtkwaliteit geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling.

3.1 Toelaatbaarheid Van Bedrijfsactiviteiten

Bedrijven

Toetsingskader

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

In het plangebied zijn naast woningen nog andere functies (zoals horecabedrijven, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, enkele kantoren en verblijfsrecreatieve voorzieningen) aanwezig. In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies reeds naast elkaar voorkomen en functiemenging in enige mate gewenst is, wordt gebruik gemaakt van de SvB “functiemenging”. Bij deze lijst wordt per bedrijfsactiviteit bekeken in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. In deze Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn alleen bedrijven opgenomen die in principe op enige wijze geschikt zijn voor aanwezigheid binnen een gebied met functiemenging. De zwaardere bedrijven, die in het algemeen niet geschikt zijn voor functiemenging, komen dan ook niet in deze Staat van Bedrijfsactiviteiten voor. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" wordt verwezen naar bijlage 5.

Gebiedstypering

Het plangebied omvat de kern van Domburg en kenmerkt zich door de aanwezigheid van kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, detailhandel, dienstverlening, horeca en de vele recreatief-toeristische voorzieningen naast woningen als een gebied met een gemengd karakter. Om de ruimte zoveel mogelijk doelmatig te benutten, is daarom het toestaan van enige mate van functiemenging ook zonder meer noodzakelijk. In het plangebied worden daarom op de percelen die bestemd zijn voor bedrijvigheid bedrijven uit milieucategorie B1 algemeen toelaatbaar geacht. Dit zijn bedrijven die direct naast woningen toelaatbaar zijn en zodanig weinig milieubelastend zijn dat de eisen uit het Bouwbesluit voldoende zijn om relevante milieuhinder te voorkomen. Bij de gemeente zijn uit voorgaande jaren overigens ook geen klachten bekend over de huidige bedrijven in Domburg.

Bedrijfsinventarisatie

De in het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald op basis van de categorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging” (zie bijlage 6). Hierbij zijn alle bedrijfspercelen ingeschaald in categorie B1 (algemeen toelaatbaar naast woningen).

Het kan voorkomen dat een bedrijf wel past binnen het geformuleerde toelatingsbeleid, maar dat het bijvoorbeeld vanwege de werkelijke milieuhinder aan strenge milieuvoorschriften zal moeten voldoen. De Wet milieubeheer blijft altijd het concrete toetsingskader. Bedrijven die zich willen vestigen, dienen te allen tijde aan de geldende milieuvoorschriften te voldoen, ongeacht de in het bestemmingsplan opgenomen toelaatbaarheid.


Daarnaast hoeft de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie niet in alle gevallen onaanvaardbaar te zijn. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een globale inschaling van de mate van hinder van bedrijven. Het komt met name voor dat een bedrijf door de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verondersteld. In dat geval kan voor een dergelijk bedrijf voor de betreffende activiteit bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de rechtstreeks toelaatbare milieucategorie. Passende maatregelen worden in dergelijke gevallen geregeld via de vergunning in het kader van onder meer de Wet milieubeheer.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door het toepassen van het principe van functiemenging, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woningen en worden de aanwezige bedrijven in het plangebied niet in hun functioneren belemmerd.

Horeca

Toetsingskader

Voor het reguleren van horeca in bestemmingsplannen wordt, vergelijkbaar aan de Staat van Bedrijven, een indeling gehanteerd voor de in het plangebied aanwezige horeca. Bij de uitwerking van ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten worden drie stappen onderscheiden:

  • indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten categorieën horeca-activiteiten onderscheiden: "lichte horeca" (categorie 1), "middelzware horeca" (categorie 2) en "zware horeca" (categorie 3). Voor een nadere toelichting op, deze categorieën wordt verwezen naar bijlage 7 (toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten).

Inschaling en toelaatbaarheid

De inschaling van de gevestigde horecabedrijven overeenkomstig de Staat van Horeca-activiteiten is opgenomen in bijlage 6. Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied ter plaatse van horecafuncties horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1b rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. Hotels vallen in categorie 1c en zijn daarom enkel toelaatbaar op de bestaande locaties.

Cafés, bars en zaalverhuur en dergelijke vallen in categorie 2 van de staat en dancings en discotheken in categorie 3. Deze functies passen niet in de algemene toelaatbaarheid (zie bijlage 7). Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden (horecaconcentratiegebieden).

In het plangebied zijn alle horecabedrijven bestemd overeenkomstig het huidige gebruik en ingedeeld in de daarmee corresponderende horeca-categorie (zie bijlage 6).

Het bovenstaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In dat geval kan voor een dergelijk horecabedrijf voor de desbetreffende activiteit bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de rechtstreeks toelaatbare categorie. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de algemene toelaatbaarheid.

Klachten over horecabedrijven

Over de horecabedrijven in de Stationstraat komen geregeld klachten over geluid binnen bij de gemeente. Het oplossen van deze geluidsklachten is moeilijk in verband met de concentratie van meerdere horecabedrijven bij elkaar. Daarnaast komen er geregeld geluidsklachten over een aantal horecabedrijven die gelegen zijn aan de Ooststraat, Markt en de Badhuisweg. Bij deze laatste gaat het meestal om dagen dat zij gebruik maken van de '12-dagen regeling' voor incidentele festiviteiten (incidentele overschrijding geluidnorm). Deze klachten worden afgehandeld op basis van de reguliere handhaving en toezicht op grond van de Wet milieubeheer en vallen buiten het bestek van dit bestemmingsplan.

Door middel van het toepassen van een algemene indeling in horecacategorieën overeenkomstig de huidige situatie wordt, overeenkomstig het huidige horecabeleid, een toename van het aantal horecabedrijven in zwaardere categorieën tegen gegaan. Op deze wijze wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied in zijn algemeenheid - en het centrumgebied van Domburg in het bijzonder - zoveel mogelijk worden gewaarborgd.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door het toepassen van een indeling in verschillende categorieën horecabedrijven, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woningen en worden de aanwezige horecabedrijven in het plangebied niet in hun functioneren belemmerd.

3.2 Externe Veiligheid

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen kan het aspect externe veiligheid van belang zijn in verband met de aanwezigheid van nieuwe gevoelige functies. Externe veiligheid bij ruimtelijke plannen heeft betrekking op:

  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen;
  • bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen (kunnen) hebben voor de externe veiligheid.

Onderzoek

In het plangebied vinden geen relevante risicovolle bedrijfsactiviteiten plaats (bron: www.risicokaart.nl).

Over de Westerschelde worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Dit vervoer van gevaarlijke stoffen brengt risico's met zich mee. Domburg valt buiten het invloedsgebied voor ongevallen met toxische stoffen en brandbare stoffen.

Voor de kerncentrale Borssele is een afstand van 5.000 meter van toepassing waarbinnen de bevolking moet worden geëvacueerd. Een evacuatie dient om te voorkomen dat mensen aan gevaar worden blootgesteld. Mensen in de evacuatiezone moeten dit gebied verlaten bij een incident bij de kerncentrale. Domburg ligt buiten de evacuatiezone.

Vuurwerk

In de kern vindt geen verkoop van vuurwerk plaats. Nieuwe vuurwerkbedrijven (waar opslag en/of verkoop van consumentenvuurwerk plaatsvindt) zijn in het plangebied op grond van het huidige bestemmingsplan Parapluherziening consumentenvuurwerk van de gemeente niet gewenst. Er bestaat geen aanleiding om dit beleid in dit bestemmingsplan te wijzigen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor voorliggend plan.

3.3 Archeologie

Beleid

In 1992 heeft Nederland het Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend. Dit verdrag bepaalt, dat er op verantwoorde wijze dient te worden omgegaan met het archeologisch erfgoed, onder andere in ruimtelijke planontwikkelingen. Dit verdrag heeft inmiddels zijn weerslag verkregen in een wijziging van de Monumentenwet 1988, die op 1 september 2007 in werking is getreden, de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ). Een belangrijk uitgangspunt, is dat het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voorgaat op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van vooronderzoek tijdig inzicht wordt verkregen in de archeologische waarden van een gebied, zodat deze bij beoogde planontwikkelingen kunnen worden betrokken. Voor de ruimtelijke ordening is een belangrijke bepaling, dat de wet niet van toepassing is op projecten met oppervlakte kleiner dan 100 m²; de gemeenteraad kan een hiervan afwijkende andere oppervlakte vaststellen.

In 2006 heeft de gemeenteraad de 'Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren 2006' vastgesteld. Het provinciaal bestuur heeft bij brief van 24 januari 2006 met de inhoud van deze nota ingestemd.

Inmiddels is de Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2006 geëvalueerd. In april 2009 heeft de gemeenteraad de nieuwe Nota archeologische monumentenzorg Walcheren evaluatie 2008 vastgesteld. Onderdeel van deze nota vormt een gewijzigde vrijstellingsregeling, waarbij (onder meer) is bepaald dat in gebieden met een hoge verwachtingswaarde (de oude kreekruggen) binnen de komgrenzen van Domburg grondwerkzaamheden zonder archeologisch onderzoek mogen plaatsvinden tot een diepte van 0,4 m en een oppervlakte van 100 m2. Voor gebieden ter hoogte AMK-terreinen (Archeologische MonumentenKaart) met een vastgestelde archeologische waarde en voor gebieden ter hoogte van een zogenaamde verwachtingszone op basis van historische kaarten en voor gebieden binnen een straal van 50 meter rondom een vindplaats geldt dat uitsluitend bodemingrepen, die niet dieper gaan dan 0,4 meter onder huidig maaiveld en geen grotere oppervlakte hebben dan 50 m2 vrijgesteld zijn van archeologisch onderzoek.

Onderzoeksresultaten

In voorbereiding op voorliggend bestemmingsplan heeft de Walcherse Archeologische Dienst een bureauonderzoek uitgevoerd. Hierbij is gekeken naar verschillende kaarten, zowel oude kaarten als kaarten met archeologische informatie. Ook zijn de landelijke database ARCHIS en het Zeeuws Archeologisch Archief geraadpleegd.

Op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) staat de oude kern van Domburg aangeduid als een terrein van hoge archeologische waarde. (zie figuur 3.1)

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0022BPDbgAp-VG01_0004.jpg"

Figuur 3.1. Kaart van de kern van Domburg met verschillende archeologische verwachtingszones en gebieden met vastgestelde archeologische waarden.

Ook op de AMK staat het gebied van de vroegmiddeleeuwse ringwalburg, centraal gelegen in Domburg, aangeduid als een terrein van zeer hoge archeologische waarde (rood). Delen hiervan hebben daarboven een beschermde status gekregen. Bescherming van deze archeologische terreinen zijn geregeld via de Monumentenwet 1988 (rood en voorzien van een zwarte arcering).

Het centrale deel van het komgebied Domburg wordt doorsneden door zeer brede kreekruggen. Kreekruggen zijn op de archeologische verwachtingskaart van Walcheren aangeduid als een gebied met een hoge archeologische verwachting (zalmroze). Het gaat hierbij om een verwachting van archeologische resten uit de Middeleeuwen.

Tussen deze kreekruggen bevinden zich gebieden die in de poel of kom zijn gelegen en op de verwachtingskaart zijn aangeduid met een middelhoge verwachting (lichtgeel). Deze verwachting betreft met name resten uit de IJzertijd en Romeinse tijd in de top van het onderliggend veen.

Binnen het plangebied bevinden zich ook de terreinen van voormalige buitenplaatsen. Als een karakteristiek fenomeen uit de Walcherse geschiedenis vormen deze buitenplaatsen uit de tijd van de VOC en de WIC een belangrijk onderdeel van de Walcherse onderzoeksagenda. Het gaat hierbij om het hof Domburg ten westen van de oude dorpskern, het voormalige hof Duijnenburg ten zuiden van de kern, het hof Loverendale ten noordoosten en de zogenaamde Broodkist ten oosten van de oude kern.

Binnen de grenzen van het plangebied zijn binnen de landelijke archeologische database ARCHIS twaalf vindplaatsen (waarnemingen) buiten de hierboven beschreven AMK-terreinen bekend. In alle gevallen betreft het de vondst van resten uit de Middeleeuwen (gearceerde blauwe cirkels).

In het plangebied zijn terreinen al onderwerp van archeologische onderzoeken geweest. Een deel van deze onderzoeken had als conclusie dat op deze plaatsen geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het betreft het terrein van het huidige gemeentehuis aan de Traverse, het terrein van het Buiten Hooge Duyn en twee terreinen aan de Brouwerijweg (grijs).

Aandachtspunten voor beleid

0p basis van de archeologische beleidsadvieskaart Walcheren kunnen verschillende terreinen worden onderscheiden met elk een mogelijkheid om onder voorwaarden hiervan af te wijken. Ten behoeve van de uniformiteit binnen de bestemmingsplannen zijn voor de vier verschillende soorten terrein modelvoorschriften opgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen Waarde-Archeologie-1 (WR-A-1), Waarde - Archeologie - 2 (WR-A-2), Waarde - Archeologie - 3 (WR-A-3) en Waarde - Archeologie - 4 (WR-A-4). Het streven is om voor elk bestemmingsplan op Walcheren dezelfde Waarde Archeologie aan hetzelfde soort terrein te verbinden met dezelfde voorwaarden om hier van af te wijken.

Binnen de plangrens van voorliggend bestemmingsplan bevinden zich terreinen met verschillende archeologische (verwachtings)waarden en enkele terreinen zonder archeologische waarde. De bestemmingen zijn afgestemd op de mate waarin deze waarden naar verwachting aanwezig zijn.

De terreinen van de voormalige ringwalburg, de oude dorpskern van Domburg, de voormalige buitenplaatsen en de terreinen binnen een straal van 50 rondom de bekende vindplaatsen genieten de Waarde-Archeologie-1 (WR-A-1). In deze gebieden moeten bodemingrepen die dieper gaan dan 40 cm onder maaiveld en die een oppervlakte hebben groter dan 50 m2 worden voorafgegaan door (verkennend) archeologisch onderzoek.

De gebieden met een middelhoge verwachting genieten de Waarde-Archeologie-3 (WR-A-3). In deze gebieden moeten bodemingrepen die dieper gaan dan 40 cm onder maaiveld en die een oppervlakte hebben groter dan 500 m2 worden voorafgegaan door (verkennend) archeologisch onderzoek.

Het derde terrein binnen de plangrens is het terrein met een hoge verwachtingswaarde. Het geniet de Waarde-Archeologie-4 (WR-A-4). In dit gebied moeten bodemingrepen die dieper gaan dan 40 cm onder maaiveld en die een oppervlakte hebben groter dan 100 m2 worden voorafgegaan door (verkennend) archeologisch onderzoek.

3.4 Water

Deze waterparagraaf is overeenkomstig het Bro opgesteld. Deze vormt de schriftelijke weerslag van de verplichte watertoets en geeft inzicht in de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. De waterparagraaf is voorgelegd aan de waterbeheerder. Het waterschap heeft het wateradvies gegeven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro. Deze is toegevoegd in bijlage 2.

Bestaande situatie waterhuishouding

Algemeen

De kern Domburg ligt op een hoger gelegen afzetting van fijne duinzandgrond (tussen 0,9 + NAP en NAP + 8,5 meter). Aan de zuidzijde van de kern is de overgang van deze zandgrond naar een hogere kreekrug van zandige zeeklei.

De kern ligt onderlangs het duingebied en heeft daarom nauwelijks oppervlaktewater binnen het bebouwde gebied. Naast een aantal sloten in het plangebied is ten zuidwesten van het Zorgcentrum Simnia een watergang aanwezig die beschikbaar is als oppervlaktewater. Daarnaast is ook in de omgeving van Duinenburg, een kikkerput, Traverse en Mezgerweg voldoende oppervlaktewater beschikbaar.

De kern Domburg ligt in het afvoergebied van het gemaal Poppekinderen. Dit gemaal voert het polderwater, samen met het gemaal Boreel in Middelburg, af via het Kanaal door Walcheren en vervolgens de Westerschelde.

Gezien het geringe oppervlak aan water in het plangebied zal het hemelwater dat in dit gebied valt zijn weg zoeken naar het grondwater of worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering.

In de kern komt op een aantal locaties wateroverlast voor. Als er water op straat optreedt, is dit het gevolg van onvoldoende mogelijkheden tot afvoer naar de riolering.

Waterplan Veere

In het gemeentelijk waterplan (Waterplan Veere, 2007) zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • een veerkrachtig en duurzaam watersysteem;
  • een optimaal functionerende waterketen;
  • een effectieve waterorganisatie.

De algemene doelen zijn concreter uitgewerkt in een aantal streefbeelden. De streefbeelden zijn gekoppeld aan verschillende soorten water. Op basis van alle beschikbare informatie zijn vervolgens maatregelen geformuleerd om invulling te geven aan de streefbeelden en doelstellingen. Het maatregelenpakket is in hoofdzaak gebaseerd op de kansen en knelpunten die zijn gesignaleerd. Voor Domburg zijn geen bijzondere maatregelen opgesteld.

In de het waterplan is op de factsheet voor Domburg (zie bijlage 2 laatste pagina) een aantal knelpunten aangegeven. De gemeente en het waterschap onderzoeken samen naar mogelijke oplossingen voor deze knelpunten.

Onder watervoerende waterlopen worden alle watergangen, waterpartijen, vijvers en sloten verstaan die continu watervoerend zijn. Voor een aantal wateren binnen de gemeente heeft de gemeente Veere een hoger ambitieniveau voor ogen dan het minimaal vereiste ecologisch ambitieniveau. Voor Domburg gaat het dan om de watergang langs de Mezgerweg en om de sloten langs de Domburgseweg.

Riolering

Het rioleringsstelsel in Domburg voldoet aan de zogenaamde basisinspanning voor milieumaatregelen: de maatregelen uit het Gemeentelijk Rioleringsplan (2003) voor dit gebied zijn uitgevoerd. Het rioolstelsel van Domburg bestaat uit zeven bemalingsgebieden. Eén bemalingsgebied heeft een gemengd stelsel, drie bemalingsgebieden een gescheiden stelsel en één bemalingsgebied een verbeterd gescheiden stelsel. Daarnaast zijn er nog twee bemalingsgebieden (Hof Domburg en Buitenhof Domburg) welke rechtstreeks lozen op het hoofdgemaal van het waterschap. De rioolstelsels van Hof Domburg en Buitenhof Domburg zijn in particulier beheer.

Aan de Roosjesweg in Domburg ligt het hoofdrioolgemaal van het waterschap. Dit gemaal verpompt het afvalwater van Domburg naar de RWZI Walcheren.

Waterkwaliteit

Door het waterschap is in haar waterbeheersplan gesteld dat de kwaliteit van het grondwater minimaal voldoende moet zijn om de algemene ecologische functie te vervullen. Dit ecologische ambitieniveau is gedefinieerd als een zodanige toestand, dat zich in het watersysteem een normaal functionerend ecosysteem kan ontwikkelen. Voor het bebouwde gebied van de gemeente Veere is momenteel weinig inzicht in de bestaande waterkwaliteit. Om dit in beeld te brengen kan gebruik worden gemaakt van de indicatieve beoordelingsmethode waterkwaliteit van het waterschap. Het uitvoeren van deze beoordeling en het formuleren van maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit is één van de onderzoeksopgaven die in het waterplan zijn gedefinieerd voor de komende periode.

Waterkansenkaarten provincie Zeeland

In het kader van de afstemming met de ruimtelijke ordening zijn in het Omgevingsplan van de provincie Zeeland waterkansenkaarten opgesteld voor onder andere stedelijke functies. Deze kaarten zijn beschikbaar via de provinciale website. Aan deze kaart zijn voor het plangebied de volgende gegevens te ontlenen.

  • De ondergrond van Domburg bestaat uit zand, klei en lichte schor.
  • Het grondgebied van Domburg is matig zettingsgevoelig.
  • In het plangebied van Domburg zijn de mogelijkheden voor infiltratie voor het grootste deel ruim.
  • Het gebied staat niet onder invloed van zoute kwel.
  • In met name het centrumgebied van Domburg komt matige tot sterke zoetwaterbelvorming voor. Verder van het centrum af is sprake van geringe zoetwaterbelvorming.
  • Het gebied is grotendeels (zeer) geschikt voor uitbreiding van bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0022BPDbgAp-VG01_0005.jpg"

Figuur 3.2. Ligging keurzones waterkering (rood is kernzone,

oranje is beschermingszone en groen is buitenbeschermingszone)

Toekomstige situatie waterhuishouding

Onderstaand is per criteria aangegeven op welke wijze daar bij de beoogde ontwikkeling mee wordt omgegaan.

Thema Waterdoelstelling
Veiligheid/
Waterkering
Waarborgen veiligheidsniveau en daarvoor benodigde ruimte. In de keur van het waterschap (2009) zijn de aanduidingen in kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone, overeenkomstig de Waterwet, vervangen door waterstaatswerken beschermingszone, waarbij het begrip buitenbeschermingszone niet meer wordt gebruikt maar is opgenomen in het begrip beschermingszone.
Het plangebied ligt voor een deel binnen de keurzones, waarvan een klein deel binnen de kernzone (rood weergegeven), van de primaire waterkering langs de Noordzee.

Voor het bouwen in het waterstaatswerk en in de beschermingszone 50 meter strook is een watervergunning vereist.
Voor het bouwen in de beschermingszone is een melding verplicht.

Deze bebouwingscontouren worden door de provincie vastgesteld.
Wateroverlast(vanuit oppervlakte-
water)
Voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlakte-water in maatgevende situatie(s) te voorkomen.
Voldoende ruimte voor vasthouden/bergen/ afvoeren van water.
In het kader van het rioleringsplan zijn hydraulische berekeningen uitgevoerd. Uit deze berekening (met een regenbui met een herhalingstijd van eenmaal per twee jaar blijkt dat het stelsel onvoldoende afvoercapaciteit heeft. De berekende water-op-straat situaties worden in de praktijk niet als wateroverlast ervaren. De onvoldoende afvoercapaciteit wordt veroorzaakt door te kleine buisdiameters. Momenteel zijn er geen hydraulische maatregelen noodzakelijk.
Waar mogelijk worden deze knelpunten in het kader van het waterplan aangepakt.
Riolering/RWZI (incl. water op straat/
overlast)
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken i.v.m. reductie hydraulische belasting RWZI en transportsysteem met beperken overstorten. Rekening houden met (eventuele benodigde filter)ruimte daarvoor. Bij vervanging van de riolering zal beoordeeld worden of de aanleg van een gescheiden stelsel mogelijk is uit het oogpunt van waterkwaliteit en -kwantiteit.
Watervoor-
ziening/-aanvoer
Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte-)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment.
Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.
In aansluiting op het landelijke beleid hanteert de gemeente Veere het beleid, dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen (hergebruik), infiltratie, buffering en afvoer doorlopen. Hergebruik van schoon hemelwater wordt alleen overwogen bij grootschalige voorzieningen als scholen, kantoorgebouwen en dergelijke. Voor particuliere woningen wordt dit niet toegepast, mede gezien de landelijke ervaringen met grijswatersystemen.
Volksgezondheid(water gerelateerd) Minimaliseren risico water-gerelateerde ziekten en plagen.
Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
De wijze waarop nu met afval- en hemelwater wordt omgegaan levert enkel (potentieel) risico op voor de volksgezondheid bij riooloverstorten. De hiervoor nodige maatregelen worden uitgevoerd in het kader van het rioleringsplan.
Bodemdaling Voorkómen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name inzettings-gevoelige gebieden kunnen veroorzaken. Bodemdaling is niet aan de orde.
Grondwater-
overlast
Tegengaan/Verhelpen van grond-
wateroverlast.
In Domburg zijn geen problemen bekend ten aanzien van grondwateroverlast.
Oppervlakte-
waterkwaliteit
Behoud/Realisatie van goede opper-
vlaktewaterkwaliteit voor mens en natuur. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem.
Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan is er geen sprake van invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit.
Grondwater-
kwaliteit
Behoud/Realisatie van een goede grondwaterkwaliteit voor mens en natuur. De grondwaterkwaliteit levert op dit moment geen problemen op.
Verdroging Bescherming karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden; m.n. van belang in/rond natuurgebieden (voor hydrologische beïnvloedingszone zie Omgevingsplan Zeeland). Toevoeging van hemelwater aan de bodem zal (wanneer dit voorkomt) de verdroging verminderen.
Natte natuur Ontwikkeling/
Bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteris-
tieke aquatische natuur.
Het gebied is niet verbonden met een gebied met de functie natte natuur.
Onderhoud-
(smogelijkheden) waterlopen
Oppervlaktewater dient adequaat onderhouden te kunnen worden. De bestaande onderhoudsmogelijkheden zijn dan ook niet in het geding.
Waterschaps-
wegen
M.b.t. de aanwezigheid waterschapswegen binnen/nabij het plangebied. Binnen de bebouwde kom van Domburg zijn geen waterschapswegen gelegen.

Conclusie

Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er geen directe consequenties naar voren komen voor de bestemmingsregeling van voorliggend plangebied. Voor wat betreft de eventuele mogelijke noodzaak aan extra ruimte voor water wordt opgemerkt dat binnen alle bestemmingen voorzieningen voor waterberging mogelijk zijn.

3.5 Leidingen En Telecommunicatieverbindingen

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante solitaire leidingen, leidingstroken en hoogspanningsverbindingen aanwezig. Het straalpad dat over de kern liep, is niet meer in gebruik.

Dit houdt in dat er vanuit dit oogpunt geen milieubelemmeringen voor de in het plangebied bestaande functies aan de orde zijn.

3.6 Molenbiotoop

Aan de Roosjesweg staat molen Weltevreden. Gehecht wordt aan behoud van de molen type (ronde stenen) grondzeiler uit 1817, en het functioneren van de molen als werktuig. Op grond hiervan zijn in dit bestemmingsplan binnen de zogenaamde molenbeschermingszone, met in acht name van gebruiksmogelijkheden van percelen gelegen in deze zone, hoogtebeperkingen aan de orde voor obstakels (bebouwing en beplanting) in de omgeving, die de windvang onevenredig negatief beïnvloeden. Voor meer uitgebreide informatie over de voor de molen relevante molenbiotoopaspecten wordt kortheidshalve verwezen bijlage 8.

Hoofdstuk 4 Beschrijving Juridische Regeling

In dit hoofdstuk wordt allereerst aandacht besteed aan de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening en de wettelijke eisen die bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten worden gehanteerd (paragraaf 4.1.).

Daarna wordt ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling (paragraaf 4.2) voor het plan en vervolgens wordt per bestemming een toelichting gegeven (paragraaf 4.3). Ten slotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotbepalingen toegelicht (paragraaf 4.4 en 4.5).

4.1 Wettelijke Eisen

Per 1 juli 2008 zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Bro in werking getreden. In deze nieuwe wetgeving is geregeld dat vanaf 1 januari 2010 alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden (SVBP2008, IMRO2008, STRI 2008). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.

Daarnaast is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, wijze van meten, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

Ook de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen. In deze wet zijn circa oude 25 regelingen die samen de fysieke leefomgeving betreffen, zoals vergunningen voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu, flora & fauna en water, gebundeld in een één nieuwe omgevingsvergunning. De Wabo introduceert nieuwe begrippen voor bestaande instrumenten, zonder deze (ingrijpend) inhoudelijk te wijzigen. Dit betekent dat bestemmingsplannen die na 1 oktober 2010 worden vastgesteld aan deze nieuwe terminologie moeten voldoen.

4.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling

De kaart

Hoewel in SVBP2008 het begrip plankaart niet meer wordt gebruikt voor digitale bestemmingsplannen, wordt in het dagelijks taalgebruik het begrip nog gebruikt. Dit geldt vooral voor de analoge versie van een bestemmingsplan. De kaart bevat naast (soms wettelijk verplichte) verklaringen met een verduidelijkende functie (bijvoorbeeld topografische gegevens, kadastrale ondergrond, straatnamen en dergelijke) alleen normen die juridisch relevant zijn. De normatieve regelingen die op een plankaart staan vermeld, zijn daarom terug te vinden in de regels.

De meest recente Grootschalige BasisKaart Nederland (GBKN) dient als basis voor de plankaart. De GBKN geeft de topografische kenmerken van het plangebied weer (bebouwing, wegen, water, etc.) en ligt met dunne zwarte lijnen onder alle bestemmingen, aanvullende regelingen en aanduidingen op de plankaart.

Voor het weergeven van plangegevens op de kaart dienen de landelijke richtlijnen, als opgenomen in de SVBP2008, te worden gebruikt. Daarbij bestaat een verschil in de digitale en analoge plankaart.

De wettelijk geldende, digitale kaart zal op het eerste oog minder informatie gaan bevatten dan men gewend is. Verdere planinformatie zal middels klikken op objecten kunnen worden verkregen. De analoge plankaart moet alle te verbeelden informatie bevatten. Het gaat hierbij om het plangebied, de (dubbel)bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen. Bestemmingen moeten voorts worden vastgesteld met gebruikmaking van een duidelijke ondergrond.

Op de plankaart komt een groot aantal kleuren, lijnen, arceringen en symbolen voor. Om een duidelijk onderscheid te laten zien, is voor verschillende lijnsoorten, lijndiktes, arceringen en symbolen gekozen.

De plankaart van het bestemmingsplan moet een legenda bevatten. Dit is een verklaring van de gebruikte bestemmingen, uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen, lijnen, vlakken, kleuren, arceringen, coderingen en symbolen.

In de legenda is de volgorde van de bestemmingen, uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen alfabetisch.

Onder elk kaartblad wordt in tabelvorm informatie over het bestemmingsplan opgenomen (stempel): de cbs-code van de gemeente Veere (0717), de schaal, de bestandscode en de naam, data en status van het bestemmingsplan (concept ontwerp, ontwerp, vastgesteld). Naast de bestemmingsplannaam staat de noordpijl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0022BPDbgAp-VG01_0006.jpg"

Figuur 4.1. Bestemmingsmethodiek

De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'H' voor 'Horeca' en 'M' voor 'Maatschappelijk'. Verder geldt het volgende:

  • Hoofdgebouwen mogen (uitsluitend) binnen het op de plankaart aangeduide 'bouwvlak' worden opgericht.
  • Kleine letters tussen haakjes bij de bestemming hebben betrekking op een aanduiding waarmee hetzij ter plaatse van deze aanduiding:
    1. a. een specifieke functie wordt aangegeven, zoals (rw) voor recreatiewoning (functieaanduiding),
    2. b. specifieke bouwregels worden aangeduid, zoals [vrij] voor gronden waar woningen uitsluitend vrijstaand mogen worden gebouwd (bouwaanduiding).
  • Maatvoeringsaanduidingen zoals de maximum goot- of boeibordhoogte en een bebouwingspercentage worden aangegeven door middel van een matrix bij het bouwvlak.
  • Ten slotte kunnen er op de kaart aanduidingen voorkomen in de vorm van figuren of gebiedsaanduidingen (zoals een plangrens of een gebied met wijzigingsbevoegdheid).

Opzet regels

De gemeente Veere hanteert een set modelregels die voor ieder bestemmingsplan het vertrekpunt zijn. Per bestemmingsplan wordt vervolgens maatwerk geleverd. Op grond van de SVBP2008 wordt bij de opstelling van bestemmingsregels de volgende vaste volgorde in hoofdstukken en artikelen gebruikt.

  • In Hoofdstuk 1: Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de kaart voorkomen, nader worden omschreven.
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, een bepaling welke wettelijke regeling van toepassing is, dan wel bepalingen die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene afwijkings- of wijzigingsregels.
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Ook voor het opstellen van een bestemmingsartikel is een vaste volgorde aangegeven:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijking van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Een bestemmingsartikel behoeft niet al deze elementen te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.

4.3 Toelichting Op De Bestemmingen

Agrarisch (A) (artikel 3)

De juridisch-planologische regeling voor de in het plangebied gelegen agrarische percelen is inhoudelijk zoveel mogelijk afgestemd op de regeling in het bestemmingsplan Buitengebied (basisplan vastgesteld in 1999). Het gaat daarbij om agrarische percelen waarvan de gronden uitsluitend mogen worden gebruikt voor grondgebonden agrarische bedrijven. Voor enkele open, nagenoeg onbebouwde gronden die in het bestemmingsplan Buitengebied waren voorzien van de bestemming Agrarisch met de subbestemming 'landschaps- en natuurwaarden' (Aln) is de aanduiding 'landschapswaarden' opgenomen. Beschermde natuurwaarden zijn namelijk niet aanwezig.

Voor het behoud van de landschapswaarden is voor het beplanten met houtgewassen een omgevingsvergunning nodig (voorheen bekend als een aanlegvergunning).

Op de agrarische percelen bevinden zich geen huiskavels met agrarische bedrijfsgebouwen. Aan de Babelweg bevindt zich echter wel een bunker. Voor het behoud en / of herstel van dit cultuurhistorische waardevolle bouwwerk is de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning-bunker' opgenomen.

Bedrijf (B) (artikel 4)

Alle legaal aanwezige bedrijven (niet zijnde agrarische bedrijven, detailhandels- en horecabedrijven) in het plangebied (maar buiten het centrumgebied) zijn bestemd tot "Bedrijf". Om eventuele hinder van bedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van (nieuwe) bedrijven in de regels gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging". De Staat maakt deel uit van de regels. In het plangebied (hoofdzakelijk een woonomgeving) zijn alleen bedrijven uit categorie A en B1 rechtstreeks toelaatbaar. (Zie ook paragraaf 3.1 en bijlage 5). Het is toegestaan dat de gevestigde bedrijven worden vervangen door andere bedrijven uit categorie A en B1.

Bij een omgevingsvergunning afwijken van deze categorieën is mogelijk voor bedrijven die één categorie hoger voorkomen dan toelaatbaar of voor bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen. Hiervoor dient echter advies ingewonnen te worden bij een milieudeskundige.

Op een aantal bedrijfspercelen, waaronder het bedrijvencluster aan de Nijverheidsweg, vindt momenteel alleen opslag plaats. Gezien het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan is het gemeentebestuur van mening dat de activiteiten op die locaties tot het feitelijke gebruik beperkt moeten blijven. Daarom is voor deze percelen een aanduiding 'opslag' opgenomen. Uitbreiding van de bebouwing en een verandering van gebruik acht het gemeentebestuur niet gewenst, mede gelet op de voorgenomen ontwikkelingen in het Singelgebied.

Binnen de bedrijfsbestemming zijn detailhandelsactiviteiten als ondergeschikte neventak toegestaan.

Daarnaast is per bedrijf één bedrijfswoning toegestaan. Uit milieu- en stedenbouwkundig oogpunt is deze algemene regel niet van toepassing op het bedrijvencluster aan de Nijverheidsweg. In verband hiermee is voor dit gebied de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' (-bw) opgenomen.

Geluidshinderlijke (Wgh-inrichtingen) en risicovolle inrichtingen (Bevi-inrichtingen) zijn niet toegestaan. In artikel 1 zijn hiervan begripsbepalingen opgenomen. Evenmin is de (ondergeschikte) verkoop van consumentenvuurwerk en de opslag daarvan toegestaan.

Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Cultuur en ontspanning (CO) (artikel 5)

Deze bestemming is opgenomen voor twee locaties: de galerie aan de Noordstraat en het Marie Tak van Poortvlietmuseum aan de Ooststraat. De galerie is gevestigd in een pand waar ingevolge het bestemmingsplan Kom Domburg uit 1985 ook woningen, detailhandel en openbare en bijzondere doeleinden mochten worden uitgeoefend. Deze mogelijkheden zijn in het voorliggende bestemmingsplan gehandhaafd door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-4'.

Per bedrijf of instelling is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat is opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Daarnaast is ondergeschikte horeca uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan (koffiehoekje) mits dit niet meer dan 25% van de verkoopvloeroppervlakte beslaat met een maximum van 30 m².

Detailhandel (artikel 6)

De winkels buiten het centrumgebied van Domburg zijn bestemd als 'Detailhandel'. Winkels in het centrumgebied hebben een gemengde bestemming gekregen (zie toelichting hierna op artikel 7). Binnen deze bestemming mogen goederen bedrijfsmatig te koop worden aangeboden, verkocht en geleverd. Daarnaast is in de specifieke gebruiksregels bepaald dat ondergeschikte horeca-activiteiten uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zijn toegestaan. Deze activiteiten zijn gebonden aan een maximum oppervlaktemaat. Deze regeling is opgenomen om winkeliers de mogelijkheid te geven om aan hun klanten een hapje of een drankje aan te kunnen bieden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een koffiehoekje.

Enkele panden hebben in het bestemmingsplan Kom Domburg uit 1985 de bestemming Detailhandel en Wonen. Volgens SVBP2008 is een dergelijke (gecombineerde) bestemming niet mogelijk. Om wonen toch toe te staan, is de functieaanduiding 'wonen' opgenomen. Een pand is thans ook in gebruik als kantoor. Dit pand heeft daarom naast de bestemming 'Detailhandel' de aanduiding 'kantoor' gekregen. Daarnaast is voor enkele de aanduiding 'dienstverlening' of 'verblijfsrecreatie' opgenomen.

De verkoop en opslag van consumentenvuurwerk is overeenkomstig het gemeentelijke spreidingsbeleid op dit punt niet in Domburg toegestaan. Dit geldt ook voor detailhandel in volumineuze goederen. Wat hieronder wordt verstaan is verklaard in artikel 1 (Begrippen).

Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat zijn opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Binnen de bestemming Detailhandel is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan de indeling van het bestemmingsvlak op de kaart tot uitdrukking gebracht. De bouwmogelijkheden ter plaatse van de functieaanduiding 'erf' (e) zijn beperkt tot ten hoogste 50% met een maximum van 60 m². Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken (ruimere mogelijkheden).

Gemengd (GD) (artikel 7)

Voor het centrumgebied langs de Langstraat is de bestemming 'Gemengd' opgenomen. De begrenzing van het centrumgebied is nagenoeg exact afgestemd op de grens uit de in 2002 door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisie Domburg en de tweede herziening van het bestemmingsplan Kom Domburg uit 2001. Het gebied met de bestemming Gemengd kan met behulp van een in artikel 29.2 opgenomen wijzigingsbevoegdheid worden uitgebreid met de percelen Badstraat 7 tot en met 13. In paragraaf 4.4 wordt hier nader op ingegaan.

Binnen de bestemming Gemengd zijn uiteenlopende functies toegestaan, waaronder wonen, detailhandel en dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijven uit categorie A en B1 en horeca.

Om eventuele hinder van horecabedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid gekoppeld aan de Staat van Horeca-activiteiten en is het gebruik van achtererven van horecabedrijven als terras en / of speeltuin niet toegestaan. De Staat van Horeca-activiteiten maakt deel uit van de regels. Horeca-activiteiten uit categorie 1a en 1b van de Staat (lichte vormen van horeca of zogenaamde 'zachte' horeca) zijn rechtstreeks toegestaan. Reeds aanwezige zwaardere vormen van horeca (bijvoorbeeld hotels en cafés) zijn bevestigd. Vergelijkbaar met de regeling binnen de bestemming Bedrijf zijn deze bedrijven voorzien van aanduidingen 'horeca tot en met horecacategorie 1c' en 'horeca tot en met horecacategorie 2'.

Op het perceel Ooststraat 10 zijn verblijfrecreatieve appartementen aanwezig. Voor dit perceel is daarom de aanduiding 'verblijfsrecreatie' opgenomen.

Op basis van het geformuleerde beleid in de Kadernotitie horeca en detailhandel (2006) zijn ten hoogste 25 horecabedrijven in het centrumgebied rechtstreeks toegestaan. Met een afwijkingsmogelijkheid kunnen daar ten hoogste drie bedrijven aan worden toegevoegd. Het kan daarbij uitsluitend gaan om horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten. Daarnaast moeten de winkels passen in het huidige karakter van het centrum. Dat houdt onder andere in dat het bedrijfsvloeroppervlak van een detailhandelsvestiging niet groter mag zijn dan 500 m².

Terrassen en/of speeltuinen op achtererven zijn alleen mogelijk met toepassing van een in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheid Ook verblijfsrecreatie boven horeca en detailhandel kan worden toegestaan met toepassing van een in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheid. Daarnaast kan worden afgeweken voor het toepassen van een hoger bebouwingspercentage op gronden met de aanduiding 'erf' (e).

Per bedrijf/kantoor/instelling is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat zijn opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Groen (G) (artikel 8)

Structurele groenvoorzieningen in de kern zijn voorzien van de bestemming 'Groen'. Op de gronden met deze bestemming mogen niet voor bewoning of (recreatief) nachtverblijf bestemde gebouwen worden opgericht zoals gebouwen voor een jeugdontmoetingsplaats. De afmetingen van een gebouw moeten beperkt blijven (maximaal 15 m² en ten hoogste 3,5 meter hoog).

Horeca (H) (artikel 9)

Buiten het gebied dat is bestemd tot 'Gemengd' komen verschillende horecabedrijven voor. Deze zijn voorzien van de bestemming 'Horeca'. Voor het Badpaviljoen zijn de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd -1, -2 en -3' opgenomen omdat in dit pand naast horeca ook wonen en verblijfsrecreatie (in de vorm van appartementen) zijn toegestaan.

Evenals in de bestemming Gemengd is de toelaatbaarheid van horeca-activiteiten gekoppeld aan de Staat van Horeca-activiteiten. Uit milieuhygiënisch oogpunt is in principe categorie 1b maximaal toelaatbaar. Hotels zijn ingedeeld in categorie 1c en bijvoorbeeld cafés in categorie 2.

Ook binnen de bestemming 'Horeca' is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan en door de aanduiding 'erf' (e) de indeling van het bestemmingsvlak op de kaart tot uitdrukking gebracht. Het realiseren van een terras of speeltuin op het achtererf is alleen mogelijk met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid.

Bij een omgevingsvergunning afwijken is mogelijk voor horecabedrijven die één categorie hoger voorkomen dan toelaatbaar of voor horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten voorkomen. Hiervoor dient echter advies ingewonnen te worden bij een milieudeskundige.

Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat is opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Kantoor (K) (artikel 10)

Kantoren buiten het gebied dat is bestemd tot 'Gemengd' zijn bestemd tot 'Kantoor'. Per kantoor is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat zijn opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen. Daarnaast is voor een pand de aanduiding 'dienstverlening' opgenomen.

Binnen de bestemming Kantoor is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan en door de aanduiding 'erf' (e) de indeling van het bestemmingsvlak op de kaart tot uitdrukking gebracht. Door middel van een afwijkingsbevoegdheid kunnen de bebouwingsmogelijkheden van de gronden met de aanduiding 'erf' (e) worden verruimd.

Maatschappelijk (M) (artikel 11)

Deze bestemming is opgenomen voor verschillende maatschappelijke functies buiten het gemengde gebied. Binnen deze globale bestemming zijn de meest gangbare maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Daarnaast zijn rechtstreeks met de maatschappelijke voorzieningen samenhangende ondergeschikte detailhandels- en /of horeca-activiteiten mogelijk. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de in de dagelijkse praktijk voorkomende situatie dat in maatschappelijke voorzieningen een ruimte is gevestigd waar een hapje of een drankje kan worden genuttigd.

Gelet op het specifieke gebruik van de begraafplaats en het woonzorgcomplex op de hoek van de Brouwerijstraat en De Aanloop zijn hiervoor aparte aanduidingen opgenomen.

Ook de molen Weltevreden is bestemd tot maatschappelijk. De bescherming van de molen als bouwwerk geschiedt met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'. De bescherming van de molenbiotoop is geregeld met een gebiedsaanduiding (artikel 27).

Per instelling is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat is opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Gebouwen moeten worden opgericht binnen het aangeduide bouwvlak.

Natuur (N) (artikel 12)

Het duingebied is bestemd voor Natuur. Binnen deze bestemming zijn onder andere ook wandelpaden en strandovergangen toegestaan. Voor de bescherming van de natuurwaarden is een aanlegverbod zonder omgevingsvergunning (voorheen aanlegvergunning) opgenomen.

Recreatie - Dagrecreatie (R-DR) (artikel 13)

Enkele percelen met een dagrecreatieve functie zijn als zodanig bestemd.

Recreatie – Verblijfsrecreatie -2 (R-VR-2)(artikel 14)

Voor de individuele recreatiewoningen is de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2 opgenomen. (De bestemming is ontleend aan de modelregels van de gemeente. De bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1 komt in het plangebied niet voor).

Dit zijn veelal woningen die oorspronkelijk als woning voor permanente bewoning zijn gebouwd maar kunnen ook voorkomen in een complex.

Binnen de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan en door de aanduiding ´erf´ (e) de indeling van het bestemmingsvlak op de kaart tot uitdrukking gebracht. Waar het situaties betreft van gestapelde recreatieappartementen, is dit met behulp van de bouwaanduiding gestapeld (gs) op de plankaart tot uitdrukking gebracht. Het is onder voorwaarden mogelijk de bestemming te wijzigen in een woonbestemming.

Voor het nieuwbouwplan aan het Groentje zijn daarnaast aanduidingen opgenomen voor verschillende commerciële functies op de begane grond (detailhandel, horeca tot en met categorie 2 en kantoren). Vanwege het centrumbeleid zijn in de specifieke gebruiksregels de oppervlakten van deze functies aan een maximum gebonden. Aan de achterzijde van dit bouwplan worden garages gerealiseerd. Hiervoor is de aanduiding 'garage' opgenomen.

Voor een aantal percelen is overeenkomstig de huidige situatie uitsluitend een pension toegestaan. Hiervoor is de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-pension' gebruikt.

Sport (S) (artikel 15)

Het tenniscomplex achter de bebouwing aan de J.W. Schuurmanstraat en Duinenburg is bestemd voor Sport. Op dit complex is een verenigingsgebouw aanwezig. De maximum oppervlakte aan gebouwen en overkappingen is afgestemd op de huidige situatie met een beperkte uitbreidingsmogelijkheid (10%).

Tuin (T) (artikel 16)

Woonpercelen worden in beginsel geheel bestemd voor Wonen. Een aantal percelen is echter dusdanig groot en onbebouwd dat de bestemming Tuin meer voor de hand ligt. In veel gevallen sluit dit ook aan op de tuinbestemmingen in het bestemmingsplan Kom Domburg uit 1985. Een perceel tussen de Brouwerijweg en de Prinseweg dat voorheen agrarisch in gebruik was, is gelet op het huidige gebruik eveneens bestemd tot Tuin.

Op de bestemming Tuin zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen voor nutsvoorzieningen toegestaan.

Verkeer (V) (artikel 17)

De bestemming Verkeer heeft betrekking op wegen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, sloten en watergangen, maar maakt ook pleinen, terrassen, jongerenontmoetingsplekken en afvalverzamelvoorzieningen mogelijk. Hiermee is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat, onnodig, gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan en planherziening nodig zou zijn.

Op gronden met de bestemming Verkeer zijn naast niet voor bewoning bestemde gebouwen tevens terrasoverkappingen toegestaan.

Water (WA) (artikel 18)

Al de bestaande waterpartijen en (primaire) waterlopen zoals sloten, watergangen en singels, wateraanvoer en –afvoer, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn bestemd tot Water.

Wonen (W) (artikel 19)

De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor wonen en de bijbehorende tuinen en erven. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen. De woonfunctie van de woning en het woongebied mag evenwel niet worden aangetast en als maximale oppervlaktemaat voor deze activiteiten wordt 40 m² aangehouden.

Situering hoofdgebouwen, aan- of uitbouwen en bijgebouwen

Binnen de bestemming Wonen is door middel van het aanwijzen van bouwvlakken waarbinnen hoofdgebouwen en overkappingen zijn toegestaan en de aanduiding "erf" de indeling van het woonperceel tot uitdrukking gebracht. Woningen behoeven niet geheel binnen bouwvlakken voor hoofdgebouwen te worden gebouwd. Ook op het erfbouwvlak mogen bijgebouwen en aan- of uitbouwen in gebruik worden genomen als woonruimten.

De gronden zonder aanduiding, betreffen de gronden waar geen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Het gaat hoofdzakelijk om gronden vóór de voorgevel van hoofdgebouwen (woningen). In gevallen waarbij sprake is van twee voorgevelrooilijnen (hoekpercelen) zijn de gronden zonder aanduiding merendeels aan twee zijden gelegd. Dit is gedaan omdat aan- en uitbouwen en bijgebouwen in de voortuin de kwaliteit van de openbare ruimte onder druk kunnen zetten (achterkantsituaties aan de voorzijde van woningen). Kleinschalige aan- of uitbouwen vóór de voorgevellijn – zoals erkers – zijn wel mogelijk.

In een aantal situaties wordt in de bouwregels de afstand van hoofdgebouwen geregeld ten opzichte van perceelsgrenzen. Los van specifieke situaties geldt als algemeen uitgangspunt dat deze bouwwerken worden gebouwd op ten minste 3 meter uit de perceelsgrens (voor vrijstaande of twee aaneengebouwde woningen).

Oppervlakte bebouwing

De bouwvlakken waar hoofdgebouwen zijn toegestaan, mogen volledig worden bebouwd met gebouwen. Wel dienen de in de bouwregels opgenomen minimumafstandsmaten tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel en minimumafstandsmaten tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens in acht te worden genomen.

Om te voorkomen dat te ruime bouwmogelijkheden en extra bouwcapaciteit worden gecreëerd, is de breedte van de bouwvlakken voor hoofdgebouwen zoveel mogelijk afgestemd op de bestaande situatie.

De gronden met de aanduiding 'erf' (e) mogen voor ten hoogste 50% en maximaal 60 m2worden bebouwd met aan- of uitbouwen en bijgebouwen. Indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte minder bedraagt dan 30 m2 is een bebouwingspercentage van 75% toegestaan tot een maximum van 30 m2.

In de oude bestemmingsplannen die door het voorliggende bestemmingsplan worden herzien, zijn woonpercelen aanwezig met een bouwvlak maar zonder erf. Veelal betreft het percelen met vrijstaande woningen. In die bestemmingsplannen mochten deze percelen voor ten hoogste 30% mogen worden bebouwd, waarbij de bebouwing binnen het bouwvlak moet worden gesitueerd.

In voorliggend bestemmingsplan is deze systematiek in de meeste gevallen vervangen door een systematiek met bouwvlakken voor hoofdgebouwen en overkappingen en gronden met de aanduiding erf. Deze nieuwe systematiek biedt in het algemeen meer bouwmogelijkheden dan de oude systematiek.

Voor sommige woonpercelen is het echter praktisch onmogelijk om de nieuwe systematiek toe te passen. Dat kan verschillende oorzaken hebben. De woningen zijn bijvoorbeeld niet direct georiënteerd op de openbare weg, staan niet in een rooilijn met de woningen op de naastgelegen percelen of de woonpercelen zijn erg groot en niet regelmatig van vorm. Voor deze woonpercelen is de oude systematiek gehandhaafd, dat wil zeggen: één groot bouwvlak en geen aanduiding 'erf'. Het volledig kunnen bebouwen van deze bouwvlakken acht het gemeentebestuur uit ruimtelijk oogpunt niet gewenst. Voor deze bouwvlakken is daarom een maximum bebouwingspercentage opgenomen. Dit percentage biedt doorgaans ruim voldoende mogelijkheden voor uitbreiding van de bebouwing.

Bouwwijze van woningen

In beginsel is de bouwwijze van grondgebonden woningen vrij gelaten. Waar dat uit stedenbouwkundige overwegingen gewenst is en voor karakteristieke situaties, is de bouwwijze met behulp van bouwaanduidingen (letters tussen haakjes) vastgelegd. De volgende bouwaanduidingen zijn gehanteerd:

[aeg] voor woningen die met een minimum van drie aaneen moeten worden gebouwd ten behoeve van het behoud van een gesloten bebouwingswand.

[gs] voor gestapelde woningen. Gestapelde woningen mogen slechts ter plaatse van deze aanduiding worden gerealiseerd.

[tae] voor woningen die met een maximum van twee aaneen mogen worden gebouwd. De twee-onder-één-kapwoningen kunnen (in rijen) worden geschakeld, door aan- en uitbouwen. Om het beeld van aaneengebouwde woningen (rijtjeswoningen) te voorkomen dienen aan- of uitbouwen 3 meter achter de voorgevel te worden gebouwd en dienen deze in verhouding tot de hoofdgebouwen een duidelijk ondergeschikt karakter te krijgen. Uitgangspunt is ten hoogste één bouwlaag met een platte afdekking of desgewenst met een kap

[vrij] voor woningen die uitsluitend geheel vrijstaand mogen worden gebouwd. Voor het behoud van een open bebouwingsstructuur moet de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter bedragen. Er zijn geen afwijkingsbepalingen opgenomen om deze voorgeschreven afstand te verkleinen.

In een aantal gevallen, voor grote bouwvlakken, is het aantal woningen met een aanduiding ; maximum aantal wooneenheden' vastgelegd. Hiermee wordt voorkomen dat binnen de bouwvlakken extra woningen worden gebouwd en wordt de ruimtelijk-stedenbouwkundige kwaliteit gewaarborgd.

Waarde-Archeologie - 1 (WR-A) (artikel 20)

Waarde-Archeologie - 3 (WR-A) (artikel 21)

Waarde-Archeologie - 4 (WR-A) (artikel 22)

De in deze artikelen aangegeven bestemmingen betreffen zogenoemde dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen zijn met arceringen op de kaart weergegeven. De bestemmingen vallen samen met een groot aantal andere bestemmingen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Hiervoor is het beleid zoals dat is vermeld in paragraaf 3.3 leidend.

Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Wonen) een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning.

Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.

Waterstaat - Waterkering (WS-WK) (artikel 23)

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen voor die gronden waar ook andere bouwbestemmingen aanwezig zijn of andere functies van belang zijn.

De bescherming van de waterkering is afgestemd op de kernzone van de Keur waterkeringszorg van het waterschap. Omdat de keur voldoende waarborgen biedt voor de bescherming van de waterkering wordt het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden niet noodzakelijk geacht. Dubbele regelgeving wordt hiermee voorkomen.

Op de gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Onder voorwaarden is het bij een omgevingsvergunning mogelijk hier vanaf te wijken. Één van de voorwaarden is dat de waterstaatkundige belangen door de bouwactiviteiten niet worden geschaad.

4.4 Toelichting Op De Algemene Regels

Anti-dubbeltelbepaling (artikel 24)

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4. Bro vast voorgeschreven. De antidubbeltelbepaling zorgt ervoor dat op een terrein door herverkaveling niet meer kan worden gebouwd dan door de bestemmingsplanwetgever wordt beoogd. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Algemene bouwregels (artikel 25)

Overschrijding bouwgrenzen

Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de kaart aangeduid met een dikke lijn.

Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

Dit artikel bevat een regeling voor bestaande maten die afwijken van de voorgeschreven maten in deze regels. Het artikel betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.

Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (3 augustus 2005) blijkt, dat deze algemene bepaling aanvaardbaar is. Een gedetailleerde inventarisatie en individuele beoordeling van afwijkingen zijn niet nodig. Essentieel is dat het gaat om bevestiging van bestaande, afwijkende situaties, zodat bij beoordeling van bouwaanvragen direct duidelijk is welke maat bepalend is: namelijk de bestaande maat. Hiermee ligt objectief de strekking van de bepaling vast. Daar waar daadwerkelijk andere situaties worden nagestreefd, is dit door andere bestemmingen of bouwbepalingen vastgelegd. Dit komt overigens in dit bestemmingsplan niet voor. In de bepaling is nadrukkelijk vastgelegd dat op de bedoelde bestaande afwijkingen het overgangsrecht niet van toepassing is. Onder de oppervlaktematen valt ook het bebouwingspercentage.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (artikel 26)

Dit is artikel is opgenomen omdat bij de inwerkingtreding van de Wro, de Invoeringswet Wro en het Bro op 1 juli 2008 de intrekking van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeernormen en de regeling voor het parkeerfonds) in de bouwverordening niet in werking is getreden. De stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening blijven dus vooralsnog bestaan.

Algemene aanduidingsregels (artikel 27)

In dit artikel is één gebiedsaanduiding opgenomen voor de molenbiotoop. Dit gebied strekt zich uit 400 meter rondom de molen. Binnen dit gebied gelden hoogte beperkingen voor nieuwe bebouwing. Bestaande bebouwing die hoger is dan op grond van het molenbiotoop wenselijk, kan worden gehandhaafd. Voor de eerste 400 meter is voor hoogopgaande beplanting een aanlegverbod zonder omgevingsvergunning opgenomen. Aangezien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden alleen kan worden geëist als er te beschermen waarden of kwaliteiten zijn die in het bestemmingsplan zijn beschreven, is in de van toepassing zijnde bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingsartikelen opgenomen dat de gronden tevens zijn bestemd voor de belangen van molen Weltevreden als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element.

Algemene afwijkingsregels (artikel 28)

Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen is een algemene afwijkingsregel opgenomen.

Algemene wijzigingsregels (artikel 29)

Dit bestemmingsplan bevat slechts een algemene wijzigingsregel. Het betreft een wijzigingsbevoegdheid waarmee kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen mogelijk zijn. Voor de gronden aan de Badstraat 7-13 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij het onder voorwaarden mogelijk is om de gronden te wijzigen in de bestemming Gemengd. Een van de voorwaarden is dat de wijzigingsbevoegdheid in één keer voor het gehele gebied dient te worden toegepast. Verder gelden functie-eisen, stedenbouwkundige randvoorwaarden en parkeereisen. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.3.

Voor de gronden aan De Markt 4-5 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij het onder voorwaarden mogelijk is om een andere bebouwingsmogelijkheid te realiseren.

Overige regels (artikel 30)

Dit artikel bevat één bepaling, namelijk "Werking wettelijke regeling (artikel 30.1)" In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard1. Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de voorschriften een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de voorschriften wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

  1. 1. Onder andere naar artikelen van de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Bouwverordening, het Vuurwerkbesluit, het Besluit externe veiligheid inrichtingen en naar de Algemene wet bestuursrecht.

4.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen

Hoofdstuk 4 bevat bepalingen inzake het overgangsrecht voor (strijdig gebruik van) bouwwerken en de titelbepalingen.

Overgangsrecht (artikel 31)

Op grond van artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 31 van de regels is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 31.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen.

In lid 31.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.

Hoofdstuk 5 Handhaving

5.1 Algemeen

Handhaving van regelgeving vraagt om actuele regels. Regels die zijn gebaseerd op gedateerde inzichten, hebben hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid ook niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden nieuwe ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijk relevante norm vast, met in bepaalde gevallen een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang. Afwijkingen zijn echter gelimiteerd. Daar waar geen afwijkingen meer mogelijk zijn, begint de handhaving.

Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is de laatste jaren in een steeds verder toenemende belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.

5.2 Handhaving Binnen De Gemeente Veere

Handhavingsbeleid

De gemeente Veere is voornemens handhaving structureel toe te passen en te komen tot een beleidsmatige aanpak. De afgelopen jaren is door de gemeente veel kennis opgedaan op het gebied van handhaving. Als het gaat om tweede woningen, voert de gemeente op basis van de Gebruiksverordening 2e woningen, waarin het gebruik van woningen in de kernen als tweede woningen is verboden, een gericht handhavingsbeleid. Met uitzondering van dit tweede woningenbeleid werd handhaving niet binnen een structuur toegepast, maar veelal werd ingespeeld op incidenten en excessen en werd gereageerd naar aanleiding van klachten, etc. Het handhavingsbeleid zal zich moeten ontwikkelen tot het vastleggen van een structuur, waarbij van te voren door het bestuur vastgelegde doelen nagestreefd moeten worden. In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Het handhavingsbeleid zal zich primair richten op het voorkomen van nieuwe illegale situaties. Als belangrijke prioritaire handhavingssituaties kunnen worden genoemd:

  • het bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, waarbij legalisatie achteraf niet mogelijk is;
  • grove afwijking van reeds verleende bouwvergunningen.

Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en / of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en / of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd, het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel en het straffen van de overtreder.

Het actualiseren van bestemmingsplannen is op zich zelf reeds een vorm van handhaving. Handhaving is namelijk niet alleen het daadwerkelijk repressief optreden tegen overtreders, maar ook voor een belangrijk deel het maken van heldere en hanteerbare regels en daarin inzicht verschaffen, zodat mensen het vanzelfsprekend achten zich aan de gestelde norm te houden.

Ook de ontwikkeling van een afwijkingsbeleid is een doelstelling voor een goed handhavingsbeleid. In eerste instantie zal de opstelling van een dergelijk beleid plaatsvinden door middel van "leren door te doen". Na enige tijd ervaring zal het beleid worden opgetekend in een beleidsdocument en volgens de daarvoor bestaande regels van de Algemene wet bestuursrecht worden vastgesteld.

Handhaving van bestaande situaties

Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan zogenaamde "oude" gevallen. Bij de opstelling van bestemmingsplannen wordt nagegaan welke situaties uitdrukkelijk gehandhaafd moeten worden, welke zaken onder de werking van het overgangsrecht kunnen worden gebracht en welke zaken positief bestemd kunnen worden. Daarbij dient in acht te worden genomen dat het dikwijls om situaties gaat, waarbij sprake is van een groot tijdsverloop. Dat betekent dat een groot aantal situaties niet is gewraakt. De meeste gevallen zullen dan ook voor legalisatie in aanmerking komen en bij de vaststelling van het bestemmingsplan positief bestemd worden. Daarbij wordt ook uitdrukkelijk in acht genomen dat door de wijziging van de Woningwet een groot aantal bouwactiviteiten vergunningvrij is. Voor zover daar redenen voor zijn, zullen uitdrukkelijk alleen die illegale gevallen worden aangepakt, die fundamenteel strijdig zijn met het geformuleerde ruimtelijk beleid in het nieuwe bestemmingsplan. De aan te pakken gevallen zullen op hun eigen merites worden beoordeeld, zodat een op de situatie afgestemde gerichte aanpak kan plaatsvinden. Daarbij zal afgewogen worden wat de illegale situatie voor impact geeft op de ruimtelijke kwaliteit. Planologische excessen worden aangepakt. In de gevallen waarbij het om langer bestaande situaties gaat, zal een overgangsregeling worden geformuleerd. Uitgangspunt daarbij is, dat voorkomen wordt dat er een gedoogsituatie ontstaat. Er moet duidelijk gemaakt worden wat er gaat gebeuren en wanneer, zodat er geen sprake is van rechtsongelijkheid.

Ontwikkeling gestructureerd toezicht

De afgelopen jaren vond handhaving van het ruimtelijk beleid veelal plaats op basis van het "piepsysteem" en toevallige controle. De doelstelling binnen de gemeente Veere is om te komen tot een integrale structurele vorm van toezicht en opsporing. Daarvoor zullen afspraken gemaakt worden tussen de verschillende ambtelijke diensten. Niet alleen intern, zoals tussen de bouwinspecteurs, milieu-inspecteurs en dergelijke, maar ook extern, zoals met politie en Waterschap. De afspraken zullen zich niet alleen moeten richten op praktische werkafspraken, maar ook afstemming en coördinatie van beleidsdoelstellingen. Een gestructureerde vorm van oog-en-oor functie sluit rechtsongelijkheid in hoge mate uit, maar heeft tevens een preventieve werking. Geconstateerde overtredingen zullen worden geplaatst op een handhavingslijst, waarvan bestuurlijk de prioriteit van uitvoering zal worden vastgesteld.

Uitvoering handhaving

Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving. Het voornemen bestaat om het proces van bestuursrechtelijke handhaving vast te leggen in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. Hiervoor biedt de Wet Economische Delicten de grondslag. Een concretisering van de rol van het strafrecht met het Openbaar Ministerie en de politie ligt hier voor de hand. Het toepassen van privaatrechtelijke handhaving blijkt langzamerhand door de heersende rechtsopvattingen als een minder adequaat middel te worden gezien, zodat hiervan slechts met uitzondering gebruik zal worden gemaakt.

Gezien het reparatoire karakter van bestuursrechtelijke handhaving, gaat de voorkeur uit naar het toepassen van bestuursdwang, zeker in die gevallen waarbij sprake is van illegale bouwwerken. Illegaal gebruik blijkt in de praktijk dikwijls moeilijk door middel van bestuursdwang te kunnen worden beëindigd, zodat in die situaties een lastgeving onder verbeurdverklaring van een dwangsom voor de hand ligt.

Het bewust niet handhavend optreden tegen een illegale situatie zal slechts in uitzonderlijke gevallen plaats mogen vinden, bijvoorbeeld in die situaties waarbij wegens gewijzigde beleidsinzichten aanpassing van de regelgeving daarop nog niet heeft plaatsgevonden en in redelijkheid niet verlangd kan worden dat nog voldaan wordt aan de geldende regels. Uiteraard dienen in dergelijke situaties de belangen van derden-belanghebbenden te worden afgewogen.

Verantwoording

De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.

Tweede woningen beleid

In de Gebruiksverordening 2e woningen is het gebruik van woningen in het werkingsgebied als tweede woning verboden. Op basis van deze verordening voert de gemeente een gericht handhavingsbeleid. Flankerend beleid is evenwel noodzakelijk om de bestaande voorraad in de kernen optimaal te kunnen benutten en de negatieve effecten voor de leefbaarheid te beperken.

NB. Permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal dient onder andere te worden verzekerd bij een bestemmingsplan wat rechtstreeks bouwplannen mogelijk maakt. Het voorliggende bestemmingsplan 'Kom Domburg' maakt aan de Badhuisweg 23 een ontwikkeling met verblijfsrecreatie mogelijk. Van een exploitatieplan kan worden afgezien door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (anterieure overeenkomst).

Voor de ontwikkeling is tussen de initiatiefnemers en de gemeente een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin de (financiële) afspraken over deze ontwikkeling zijn vastgelegd. De in de bijlage van de overeenkomst opgenomen exploitatieberekening toont aan dat de voorgenomen ontwikkelingen economisch c.q. financieel uitvoerbaar zijn. Met de initiatiefnemers is overeengekomen dat een exploitatiebijdrage wordt betaald aan de gemeente Veere. Hierin zijn de gemeentelijke kosten gedisconteerd. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee voldoende verzekerd en er kan worden afgezien van het opstellen van een exploitatieplan.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak- En Vooroverleg

In het kader van ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties en organisaties. De bewoners en andere bij het plangebied betrokken natuurlijke en rechtspersonen zijn bij de totstandkoming van het bestemmingsplan betrokken, doordat het concept ontwerpbestemmingsplan van 14 april 2011 tot en met 11 mei 2011 ter inzage heeft gelegen en een ieder gedurende deze periode in de gelegenheid is gesteld, zijn opmerkingen kenbaar te maken. Tevens heeft op 28 april 2011 een inloopavond plaatsgevonden.

De wijzigingen ten opzichte van het concept ontwerpbestemmingsplan naar aanleiding van deze opmerkingen en de ontvangen overlegreacties zijn hieronder samengevat weergegeven. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar het inspraakrapport dat is toegevoegd in bijlage 4.

  1. 1. De gronden achter de percelen Domburgseweg 15 t/m 21 hebben voor een deel de bestemming 'Natuur' gekregen.
  2. 2. Artikel 12 van de regels (bestemming 'Natuur') is conform artikel 2.9 van de Provinciale ruimtelijke verordening 2010 (PRV) aangepast.
  3. 3. Aanpassingen van de regels voor zover van toepassing op de dubbelbestemmingen conform de PRV.
  4. 4. Voor de bestemmingen die vallen binnen de contour van de Molenbiotoop ('Sport', 'Tuin', 'Detailhandel', 'Cultuur en ontspanning', 'Gemengd', 'Horeca' en 'Recreatie-Verblijfsrecreatie') is de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' opgenomen in de regels.
  5. 5. Paragraaf 3.4 van de toelichting en paragraaf 3.2 van de ruimtelijke onderbouwing zijn tekstueel en beleidsmatig aangepast.
  6. 6. De gronden kadastraal bekend als gemeente Domburg, sectie F, nummer 814 hebben de bestemming 'Bedrijven' met de aanduiding 'autobox' gekregen.
  7. 7. De gronden Noordstraat 6 hebben de bestemming 'Detailhandel' gekregen.
  8. 8. De gronden Badstraat 9 t/m 13 hebben een wijzigingsbevoegdheid gekregen voor het omzetten van de bestemming 'Wonen' in 'Gemengd'.
  9. 9. De gronden kadastraal bekend als gemeente Domburg, sectie F, nummer 797, hebben de bestemming 'Gemengd' met de aanduiding 'erf' gekregen.
  10. 10. De goothoogte van het perceel Ooststraat 9 is op de kaart/verbeelding gewijzigd in 9 meter.
  11. 11. De gronden Noordstraat 18(a) hebben de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - pension' gekregen.
  12. 12. Een deel van de gronden achter de percelen Badhuisweg 25 en 27, kadastraal bekend als gemeente Domburg, sectie F, nummer 2371 hebben de bestemming 'Tuin' gekregen.

7.2 Ambtshalve Wijzigingen

Na de overlegprocedure is het plan uit ambtshalve overwegingen op enkele onderdelen gewijzigd.

  1. 1. Algemeen: de regels zijn op ondergeschikte onderdelen aangepast (tekstuele en redactionele aanpassingen).
  2. 2. Perceelsgebonden aanpassingen:
    1. a. de gronden aan de Domburgseweg 18 hebben de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'autobedrijf/garage' gekregen in verband met de toelaatbaarheid ter plaatse van bedrijven op grond van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    2. b. op grond van het besluit van het college van 17 mei 2011 is voor het perceel Noordstraat 8/Wijngaardstraat 2a aan de bestemming Wonen een functieaanduiding 'recreatiewoning' toegevoegd;
    3. c. de regels zijn overeenkomstig a en b aangevuld.
  3. 3. Toelichting: aanpassing van de lijst met Rijksmonumenten, “Altijd Zorg” is geschrapt uit de lijst.
  4. 4. De regels van diverse bestemmingen zijn aangepast in verband met aanpassingen van de modelregels.
  5. 5. Verbeelding/plankaart: de bestemming 'Verkeer' bij het kruispunt Roosjesweg/Traverse is aangepast.

Hoofdstuk 8 Bij Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen

Het ontwerpbestemmingsplan Kom Domburg heeft in het kader van de vaststellingsprocedure zes weken ter inzage gelegen vanaf 26 augustus 2011. Gedurende deze termijn zijn 7 zienswijzen ingediend.

Naar aanleiding van de zienswijzen zijn er wijzigingen in het bestemmingsplan doorgevoerd. Daarnaast hebben ambtshalve aanpassingen ook geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. De wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn in de volgende paragrafen vermeld. Volstaan is met een opsomming van de aangebrachte wijzigingen. Voor meer informatie wordt verwezen naar het raadsvoorstel en -besluit zelf.

8.1 Aanpassingen Naar Aanleiding Van Zienswijzen

Verbeelding/kaart

  • De bestemming van de gronden Groentje 1-3, kadastraal bekend als gemeente Veere, sectie F, nummers 2388 en 1899, is gewijzigd waarbij de bebouwingscontouren uit het vorige geldende bestemmingsplan zijn overgenomen.
  • De bestemming van de gronden kadastraal bekend als gemeente Veere, sectie F, nummer 2233 zijn gewijzigd waarbij op de verbeelding van de bestemming 'R-VR-2' de aanduiding 'parkeergarage' is toegevoegd.

Regels

Artikel 9 Horeca

  • Aan artikel 9.1 van de regels is de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-pension' toegevoegd. Ter plaatse van deze aanduiding is een pension toegestaan.

Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2

  • Aan artikel 14.1 van de regels is een nieuw sublid f toegevoegd namelijk: 'ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een ondergrondse parkeergarage'.
  • Aan artikel 14.2.2. van de regels is een nieuw sublid g toegevoegd namelijk: 'ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' bedraagt het aantal parkeerplaatsen ten minste 53'.

Artikel 19 Wonen

  • In het kader van deregulering is in artikel 19.2.1, de dakhelling onder sublid i gewijzigd in 65°.

8.2 Ambtshalve Aanpassingen

Verbeelding/kaart

  • Gebleken is dat het bouwvlak ter plaatse van de Badhuisweg 23 niet in overeenstemming met de gemaakte afspraken en het daarop gebaseerde bouwplan is opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. De hoogtelijn zou aan de noordzijde van het bouwvlak op 12 meter uit de grens van het bouwvlak moeten zijn geprojecteerd, dit is gebeurd op 12 meter uit de perceelsgrens met huisnummer 25. Het bouwplan zoals opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing is hiermee niet in overeenstemming. Het was dan ook noodzakelijk het bouwvlak aan te passen zoals eerder overeengekomen. De hoogtelijn in het bouwvlak is dan ook verschoven tot 12 meter uit de oostelijke grens van het bouwvlak.
  • Op de verbeelding is aan de bestemming 'Detailhandel' van de gronden Noordstraat 6, als gevolg van de 'Parapluregeling verblijfsrecreatie boven horeca en detailhandel', de aanduiding 'vr' (verblijfsrecreatie) toegevoegd.
  • Voor de percelen Markt 4-5 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Regels

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

  • Aan artikel 29 van de regels is een nieuw lid 29.3 toegevoegd.

Toelichting

De wijzigingsbevoegdheid welke toegevoegd is onder artikel 29.3 is toegelicht in de juridische planbeschrijving onder paragraaf 4.4.

8.3 Overige Aanpassingen

De gemeenteraad heeft tijdens de raadsvergadering besloten om voor het perceel Weststraat 14 een bestemming Detailhandel op te nemen. Dit als wijziging op het ontwerpbestemmingsplan waarin het perceel de bestemming Wonen had.

Daarnaast zijn in de toelichting op enkele ondergeschikte onderdelen tekstuele aanpassingen / correcties (inclusief bijlagen) doorgevoerd.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Ro Badhuisweg 23

Bijlage 2 Waterschapsadvies

Bijlage 3 Dpo

Bijlage 4 Inspraakrapport

Bijlage 5 Toelichting Op De Aanpak Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten "Functiemenging"

Bijlage 6 Inventarisatie En Inschaling Bedrijven Domburg

Bijlage 7 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 8 Molenbiotoop