KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Schuur
Artikel 12 Sport
Artikel 13 Verkeer
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen
Artikel 16 Waarde – Archeologie-1
Artikel 17 Waarde – Archeologie-2
Artikel 18 Waarde – Archeologie-3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 20 Algemene Bouwregels
Artikel 21 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 25 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Planopgave
1.3 Plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
1.5 Opzet Plantoelichting
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Historie
2.2 Ruimtelijke Opbouw Van Het Gebied
2.3 Ruimtelijke Kenmerken Deelgebieden
2.4 Functionele Opbouw Van Het Gebied
2.5 Toekomstige Ontwikkelingen
2.6 Gemeentelijk Beleidskader
2.7 Uitgangspunten En Randvoorwaarden Bestemmingsregeling
Hoofdstuk 3 Kwaliteit Van De Leefomgeving
3.1 Geluidshinder
3.2 Bodemverontreiniging
3.3 Flora En Fauna
3.4 Archeologie
3.5 Molenbiotoop
3.6 Water
3.7 Milieuhinder
3.8 Externe Veiligheid
3.9 Planologisch Relevante Leidingen
3.10 Luchtkwaliteit
Hoofdstuk 4 Juridische Aspecten
4.1 Algemeen
4.2 Opbouw Regels
4.3 Bestemmingen
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Handhaving
6.1 Algemeen
6.2 Handhaving Binnen De Gemeente Veere
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen
8.1 Ambtshalve Aanpassingen
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Toelichting Op Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing Biggekerksestraat
Bijlage 4 Inventarisatie En Inschaling Bedrijven Koudekerke
Bijlage 5 Molenbiotoop
Bijlage 6 Waterschapsadvies

Kom Koudekerke

Bestemmingsplan - Gemeente Veere

Vastgesteld op 13-09-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0717.0029BPKdKAp-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.5 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.7 afdekfolie

folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:

  1. a. het telen van gewassen, waaronder begrepen fruit- en houtteelt;
  2. b. het houden of fokken van dieren;

nader te onderscheiden in:

  1. c. grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 meter;
  2. d. kassenbedrijf: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  3. e. niet-grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel, waaronder begrepen:
    1. 1. intensieve veehouderij: zijnde een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt van slacht-, fok-, leg-, of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang;
    2. 2. intensieve tuinbouw in gebouwen: zijnde een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel in gebouwen en (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
    3. 3. de teelt van slakken, wormen;
  4. f. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen, waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen.

1.9 agrarisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het agrarisch gebied, zoals de agrarische adviescommissie voor de provincie Zeeland.

1.10 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.16 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van de exploitatie en het beheer van een complex voor verblijfsrecreatie, gericht op het als onderneming aan meerdere, steeds wisselende, personen per jaar aanbieden van recreatief verblijf.

1.17 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.19 bestaande bouwwerken

bouwwerken die bestaan of kunnen worden gebouwd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.23 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.31 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.32 containervelden

al dan niet verharde percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten.

1.33 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen.

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren van goederen, met inbegrip van afhaal, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.35 detailhandel in volumineuze goederen

  1. a. brand- of explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. auto's, motoren, keukens, badkamers, boten, caravans en landbouwwerktuigen;
  3. c. tuinbenodigdheden;
  4. d. grove bouwmaterialen;
  5. e. meubels en woninginrichtingsartikelen;

en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en / of materialen.

1.36 dienstverlening

het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en / of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes, autorijscholen en videotheken.

1.37 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (inclusief opbouw en afbraak) langer duren dan 10 dagen per evenement.

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.40 horecabedrijf

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  1. a. het verstrekken van dranken en / of etenswaren, teneinde deze ter plaatse te nuttigen, al dan niet in combinatie met:
  2. b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  3. c. het verstrekken van nachtverblijf.

1.41 kantoor / praktijk(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig / bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerp-technisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.42 kampeermiddel

niet als een bouwwerk aan te merken tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.44 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.45 landschaps- en natuurdeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van landschap en natuur.

1.46 mantelzorg

de zorg bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend door gezinsleden, buren of vrienden aan personen die – door welke oorzaak dan ook – vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.

1.47 milieudeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van milieu.

1.48 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.49 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, waterhuishoudkundige voorzieningen, telefooncellen, abri's en apparatuur voor telecommunicatie.

1.50 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.51 peil

  1. a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
  2. b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.52 pension

een gebouw, bestemd om gelijktijdig door meerdere gezinnen of daarmee gelijk te stellen groepen van personen te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.53 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.54 samenhangend straat- en bebouwingsbeeld

  1. a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  3. c. een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  4. d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.

1.55 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.56 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die deel uitmaakt van deze regels.

1.57 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die deel uitmaakt van deze regels.

1.58 terrasoverkapping

de overkapping van een terras van een horecagelegenheid.

1.59 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals een recreatiewoning, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.60 verkoopvloeroppervlak (vvo)

de verkoopruimte, dat wil zeggen de voor het winkelend publiek toegankelijke ruimte van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter de toonbanken en kassa's.

1.61 voorgevel van een gebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw. Indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), bepaalt het bevoegd gezag welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd.

1.62 voorgevelrooilijn

een denkbeeldige dan wel met de aanduiding 'gevellijn' aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.63 Wgh-inrichtingen

bedrijven als genoemd in 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden agrarische bedrijven, alsmede voor toeristisch-recreatief medegebruik zoals fietsen, wandelen en paardrijden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging':
aanduiding SBI-code uit ten hoogste milieucategorie
specifieke vorm van bedrijf-1 203 B2
  1. c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend nutsvoorzieningen;
  2. d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder lpg;
  3. e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen De Lelie als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  4. f. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  5. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en afvalverzamelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens voor detailhandel in volumineuze goederen;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie B1' zijn uitsluitend bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "functiemenging" toegestaan;
  2. b. cultuur en ontspanning;
  3. c. detailhandel;
  4. d. dienstverlening,
  5. e. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2': horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  8. h. kantoren;
  9. i. maatschappelijk in de vorm van bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven en religie;
  10. j. wonen;
  11. k. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  12. l. ateliers;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': uitsluitend een brandweerkazerne;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1': tevens een woonzorgvoorziening;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2': tevens verblijfsrecreatie;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens voor detailhandel in volumineuze goederen;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen De Lelie als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  18. r. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen en voet- en fietspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin': een speeltuin;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen De Lelie als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. evenementen zijn toegestaan.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening en verenigingsleven, religie;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1': uitsluitend een bunker;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2': tevens voor zorgwoningen, woonzorgvoorzieningen en overige voorzieningen ten behoeve van de gezondheidszorg;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen De Lelie als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  6. f. bedrijfswoningen, daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groen, water, erven, tuinen, jongerenontmoetingsplaatsen, sport-, speel- en nutsvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.3 Specifieke gebruiksregels

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Schuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Schuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de opslag van niet voor handel en distributie bestemde goederen, berging, stalling en hobbymatig dierenverblijf.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een sportpark sportvelden, sporthal, tennisbanen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, parkeervoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen en (ontsluitings)wegen.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

12.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. horeca is uitsluitend toegestaan voor zover:
    1. 1. dit een ondergeschikt bestanddeel is van de totale bedrijfsuitoefening en dit rechtstreeks samenhangt met de in lid 12.1 genoemde bestemming;
    2. 2. voorkomend in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. evenementen zijn toegestaan.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstroken, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen De Lelie als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  5. e. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, horecaterrassen, markten, niet permanente vent- en standplaatsen voor ambulante handel, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport-, en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen en reclame-uitingen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

13.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. evenementen zijn toegestaan.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterpartijen en (primaire) waterlopen zoals sloten, watergangen en singels, wateraanvoer en –afvoer, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen De Lelie als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met uitzondering van overkappingen;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend voor garages en bergplaatsen ten behoeve van de stalling van vervoermiddelen en huishoudelijke berg- en werkruimte;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'erf': voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  4. d. ter plaatse de aanduiding 'woonwagenstandplaats': uitsluitend voor standplaatsen voor woonwagens;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen De Lelie als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorisch waardevol element;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.3 Specifieke gebruiksregels

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Waarde – Archeologie-1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie-1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Waarde – Archeologie-2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie-2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 60 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 18 Waarde – Archeologie-3

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie-3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologische deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene Bouwregels

20.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt en de breedte ten hoogste 3 m.

20.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande dakhelling, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 21 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 Molenbiotoop

Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. c. afwijking als bedoeld onder a is niet toegestaan voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  4. d. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels

24.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

24.2 Wijzigen

Artikel 25 Overige Regels

25.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen , en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kom Koudekerke'.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Het voorliggende bestemmingsplan 'Kom Koudekerke' is opgesteld in het kader van de actualiseringsoperatie bestemmingsplannen binnen de gemeente Veere. Een belangrijke aanleiding voor herziening van de vigerende bestemmingsplannen is gelegen in de wens van het gemeentebestuur om te beschikken over actuele, toekomstgerichte bestemmingsplannen, met eenzelfde systematiek en inhoud van regeling. De actualiseringsopgave heeft tot doel:

  • Uniformering van bestemmingsplannen, dat wil zeggen het creëren van samenhang en afstemming van bestemmingsregelingen voor gelijksoortige gebieden.
  • Het afstemmen van bestemmingsregelingen op actueel en toekomstig beleid, wet- en regelgeving en met name op de Wet ruimtelijke ordening en milieubeleid.
  • Het vergroten van rechtszekerheid en klantgerichtheid; dat wil zeggen het vaststellen van voor burgers duidelijke, toegankelijke en op actuele behoeften en eisen afgestemde plannen.
  • Het reduceren van het aantal bestemmingsplannen.

1.2 Planopgave

De opgave van het bestemmingsplan 'Kom Koudekerke' omvat de volgende punten.

  • Het opnemen van de gehele kern Koudekerke in één bestemmingsplan
  • Het vastleggen van (legaal) bestaand gebruik en bestaande functies in een actuele bestemmingsregeling.
  • Het verwerken van bouwplannen waar vrijstellingsprocedures ex artikel 19 van de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) zijn gevoerd.
  • Het verwerken van recent verleende omgevingsvergunningen.
  • Het opnemen van een mogelijkheid voor een bestemmingswijziging en de bouw van één nieuwe burgerwoning op een perceel aan de Biggekerksestraat.
  • Wijzigen van de bestemming Wonen op de Tramstraat 5-13 naar de bestemming gemengd.

Met uitzondering van één nieuwe woningbouwlocatie bestaat in dit bestemmingsplan geen noodzaak van onderzoek en toetsing met betrekking tot de planologische haalbaarheid en financieel-economische uitvoerbaarheid van (onderdelen uit) het plan. Er is namelijk sprake van een bestemmingsplan waarin de gebruiks- en bouwmogelijkheden worden bevestigd c.q. gecontinueerd en er planologisch geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De vigerende bestemmingsplannen zijn recentelijk vastgesteld. De toelichting van het bestemmingsplan Kom Koudekerke (2006) en de daarvoor uitgevoerde sectorale toetsen zijn nog actueel en daarom vrijwel integraal overgenomen als toelichting van dit bestemmingsplan. Waarbij recent vastgesteld beleid, zoals archeologisch beleid, is opgenomen en de juridische vormgeving is afgestemd op de huidige wet- en regelgeving.

De beoogde ontwikkeling aan de Biggekerksestraat is opgenomen in dit bestemmingsplan. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van deze beoogde ontwikkeling is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld en zijn alle benodigde onderzoeken uitgevoerd en opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan. Voor de mogelijke uitvoering van een aantal andere nieuwe ontwikkelingen is gekozen om een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening op te nemen. Deze keuze houdt in dat een aantal sectorale onderzoeken kan worden uitgesteld tot het moment van concrete planontwikkeling dat in een wijzigingsplan wordt opgenomen. Voor een aantal aspecten zal bij de vaststelling van het bestemmingsplan (globaal) moeten zijn aangetoond dat de voorgenomen ontwikkelingen uitvoerbaar zijn. Deze zijn uitgevoerd en de resultaten hiervan zijn in de plantoelichting opgenomen.

1.3 Plangebied

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn aangegeven op figuur 1.1. Het plangebied Kom Koudekerke omvat het bestaande dorpsgebied, met uitzondering van het bedrijventerrein Karreveld aan de noordzijde van Koudekerke.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0029BPKdKAp-VG01_0001.png"

Figuur 1.1. Ligging en begrenzing plangebied

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan 'Kom Koudekerke' vervangt (geheel) de volgende vastgestelde bestemmingsplannen, die daarmee integraal komen te vervallen.

Tabel 1.1. Overzicht vigerende bestemmingsplannen 'Kom Koudekerke'

naam datum vaststelling
Kom Koudekerke 29-06-2006
Kom Koudekerke 1 H 25-09-2008
Kom Koudekerke 2 H 02-07-2009

1.5 Opzet Plantoelichting

De toelichting is afgestemd op het karakter van het bestemmingsplan. Dat betekent dat de informatie over het plangebied beknopt en gericht is, terwijl de toelichting op de bestemmingsregeling uitvoerig is.

De toelichting is als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 2 wordt een korte analyse gegeven van het plangebied en aansluitend de beschrijving van enkele relevante uitgangspunten en randvoorwaarden voor de bestemmingsregeling.
  • Hoofdstuk 3 bevat de beschrijving van een aantal voor de bestemmingsregeling relevante milieuaspecten en de waterparagraaf.
  • In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling. Eerst wordt een toelichting gegeven op de wettelijke eisen die aan een bestemmingsplan worden gesteld. Vervolgens wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de bijbehorende regels.
  • De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt behandeld in hoofdstuk 5.
  • In hoofdstuk 6 wordt het handhavingsbeleid in relatie tot het bestemmingsplan toegelicht.
  • In hoofdstuk 7 worden de resultaten van de gevoerde inspraakprocedure en het vooroverleg met instanties opgenomen. Ook worden eventuele ambtshalve aanpassingen hier vermeld.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke structuur van Koudekerke geanalyseerd. Allereerst wordt in paragraaf 2.1 een korte beschrijving gegeven van de historische ontwikkeling. Vervolgens volgt in paragraaf 2.2 een beschrijving van de ruimtelijke hoofdstructuur. In paragraaf 2.3 wordt Koudekerke gesplitst in deelgebieden welke elk afzonderlijk worden getypeerd. In paragraaf 2.4 is de functionele opbouw van Koudekerke beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met enkele aandachtspunten die voortvloeien uit het beleid (paragraaf 2.6 en 2.7) en enkele ontwikkelingen die de afgelopen jaren hebben gespeeld of binnenkort gaan spelen (paragraaf 2.5).

2.1 Historie

Koudekerke is ontstaan als een ringdorp op een brede kreekrug; in 1865 bestond het dorp uit een kerkring en enkele daarop uitkomende straten. Uitbreiding vond plaats langs de bestaande straten in de vorm van lintbebouwing. Aan het Dorpsplein bevonden zich onder andere het gemeentehuis, de pastorie en het armhuis. Het oude kerkhof dat in 1882 werd gesloten, werd vervangen door een nieuwe begraafplaats aan de Kerkhoflaan. Begin 1900 kwam er tevens een begraafplaats aan de noordzijde van het dorp, bij de Biggekerksestraat.

Tussen 1920 en 1930 ontstond er lintbebouwing aan de randen van het dorp bij de Middelburgsestraat, het Lange Weegje en de Biggekerksestraat. Het dorp is sindsdien sterk uitgebreid met nieuwbouw. Nieuwe woningbouw vond voornamelijk aan de zuidwestzijde van Koudekerke plaats. Met de realisatie van de wijk 'Koningshof' is in de negentiger jaren de sprong over de Prinses Beatrixlaan gemaakt.

2.2 Ruimtelijke Opbouw Van Het Gebied

Hoofdopzet

De kern Koudekerke wordt omgeven door agrarisch gebied en is daardoor aan te merken als landelijke kern. Daarnaast is Koudekerke echter gelegen binnen de stedelijke invloedssfeer van het stadsgewest Vlissingen-Middelburg. Voor Koudekerke is de ligging op enige afstand van de kust met de verblijfsrecreatieve voorzieningen van belang. De kust biedt recreatieve gebruiksmogelijkheden voor de eigen bewoners, wat bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van Koudekerke als woonomgeving. Daarnaast bieden de recreanten extra draagvlak voor de voorzieningen in het dorp. De landgoederen aan de zuidzijde van de kern bepalen mede het karakter van de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0029BPKdKAp-VG01_0002.png"

Figuur 2.1. Hoofdstructuur

De structuur van de kern wordt grotendeels bepaald door twee netwerken (zie figuur 2.1.).

  • De doorgaande wegen naar Middelburg, Vlissingen en Biggekerke met hun T-vormige aansluiting.
  • De kerkring (Dorpsplein) met de oorspronkelijke uitvalswegen zoals Braamweg, Biggekerksestraat en Dishoekseweg.

Deze twee netwerken hebben elk hun eigen schaal en functie. Het eerste netwerk heeft een belangrijke structurerende functie; de wegen hebben echter ook een barrièrewerking.

Het Dorpsplein vormt het hart van het dorp met daaraan de oude uitvalswegen en de Hervormde kerk als beeldbepalend element. Winkels en voorzieningen zijn geclusterd rond het Dorpsplein. De lintbebouwing langs de oude uitvalswegen vormt de oudste uitbreiding. Voor de planmatige uitbreidingen vormden de doorgaande wegen (Middelburgsestraat en Prinses Beatrixlaan) lange tijd een structurele grens. Daardoor heeft de ontwikkeling van nieuwe woongebieden zich vooral afgespeeld ten zuidwesten van het Dorpsplein. De oude bebouwingslinten zijn hier opgenomen in de nieuwe woongebieden. De verschillende woongebieden hebben een compact karakter; in de verschillende wijken is de ontstaansperiode goed herkenbaar.

Koudekerke heeft duidelijke entrees aan de Middelburgsestraat, Duinstraat en Prinses Beatrixlaan. De Middelburgsestraat en Prinses Beatrixlaan zorgen voor de ontsluiting van het dorp en zijn bovendien doorgaande wegen richting Middelburg, Vlissingen en Biggekerke.

In het noorden van Koudekerke zijn de bedrijven geclusterd op het gemeentelijke bedrijventerrein Karreveld. Het bedrijventerrein maakt onderdeel uit van een gevarieerde en rafelige kernrand aan de noordzijde van de Middelburgsestraat. Deze kernrand bestaat uit klein- en grootschalige bebouwing, zoals een sportpark, bedrijventerrein, woningen en onbebouwde ruimten (begraafplaats). Er is een grote variatie in bebouwde en open delen met agrarische en recreatieve functies, waaronder de sportvelden. Het landelijke karakter dringt daardoor tot vrijwel in het dorpscentrum door. De brede watergang aan de noordzijde vormt een duidelijke grens van deze gemengde zone.

2.3 Ruimtelijke Kenmerken Deelgebieden

Het plangebied is aan de hand van specifieke ruimtelijke kenmerken nader opgesplitst in zeven deelgebieden (zie figuur 2.2.).

  • Dorpscentrum (Schuttestraat, Badhuisstraat, Dorpsplein, Brouwerijstraat, Tramstraat en Kerkstraat): kerkring met uitvalswegen.
  • Biggekerksestraat, Dishoekseweg en Middelburgsestraat: oude linten met kenmerkende bebouwing.
  • Koudekerke West (gebied tussen Middelburgsestraat / Duinstraat en Dishoekseweg): woonwijk, eenduidige stedenbouwkundige structuur en bebouwing.
  • Koudekerke Zuidoost (gebied tussen Prinses Beatrixlaan, de Walestraat, Tramstraat en Brouwerijstraat): woonwijk, lage dichtheid, rust en ruimte.
  • Koudekerke Zuid (gebied onder de Dishoekseweg en De Walestraat): woonwijk, variatie in vorm, maat en uitstraling.
  • Koningshof (ten oosten van de Prinses Beatrixlaan): nieuwbouw, ruim en groen.
  • Koudekerke Noord (ten noorden van de Middelburgsestraat / Duinstraat met uitzondering van de Biggekerksestraat): nieuwbouw Couburg, begraafplaats en sportpark.

Hierna wordt de karakteristiek van de onderscheiden deelgebieden kort beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0029BPKdKAp-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.2. Deelgebieden

Beschrijving ruimtelijke karakteristiek
1 Dorpscentrum
De ruimtelijke hoofdstructuur van Koudekerke wordt gekenmerkt door het centraal gelegen Dorpsplein en de daarop aansluitende oude uitvalswegen. De Hervormde kerk en het daaromheen gelegen groen zijn beeldbepalend voor het Dorpsplein.
Door de aanwezigheid van voorzieningen heeft het Dorpsplein ook een centrumfunctie voor zowel de bewoners als toeristen. Er heeft een uitwaaiering van voorzieningen plaatsgevonden naar de oude uitvalswegen zoals de Schuttestraat, Kerkstraat, Badhuisstraat en Brouwerijstraat. In het centrum bevindt zich nog veel van de historische, compacte bebouwing. De beeldkwaliteit van het centrum wordt enigszins verstoord door de onsamenhangende bebouwing aan de randen en in het tussengebied van de Badhuisstraat-Brouwerijstraat.
Het is gewenst de inrichting van deze gebieden beter af te stemmen op het kleinschalige ruimtelijke karakter van dit centrumgebied.
2 Biggekerksestraat, Dishoekseweg en Middelburgsestraat
De Dishoekseweg is een oude entree van het dorp Koudekerke. Deze entree is nog maar van weinig belang, aangezien het verkeer vooral via de Middelburgsestraat, Duinstraat en de Prinses Beatrixlaan het dorp binnen komt. De Dishoekseweg heeft dan ook nog veel van zijn oude karakter kunnen bewaren. De oude lintbebouwing en de inrichting van de straat geven de Dishoekseweg een landelijk karakter. De bebouwingsdichtheid neemt toe naarmate men het Dorpsplein nadert. De overgang van buitengebied naar het stedelijk gebied is heel geleidelijk.
De Biggekerksestraat vormde de oude weg van Koudekerke naar Biggekerke. De oude lintbebouwing, de ligging langs veel groen en nabij het open agrarisch gebied zorgen voor de landelijke uitstraling van de Biggekerksestraat. Tevens vormt de Biggekerksestraat de verbinding van de kern naar het sportpark en de begraafplaats.
De Middelburgsestraat / Duinstraat is een doorgaande weg door de kern. Ondanks deze functie en de daarmee gepaard gaande verkeersintensiteit heeft de weg toch een deel van zijn oude uitstraling kunnen behouden. De variatie in bebouwing, de afwisseling van grote en kleine kavels en bebouwing uit verschillen jaren, kenmerken de Middelburgsestraat. Ook het tankstation past in dit gevarieerde bebouwingspatroon. Na de aanleg van de N288 is het echter denkbaar dat het tankstation op termijn zal worden vervangen door andere centrumfuncties. Voorbij het kruispunt met de Biggekerksestraat verandert de Middelburgsestraat (Duinstraat) van karakter door de grootschalige voorzieningen aan de noordzijde en de nieuwbouw aan de zuidzijde.
3 Koudekerke West
De eerste uitbreiding van Koudekerke bestaat uit een woongebied met een strak stratenpatroon en veel rijtjeswoningen. De bebouwing varieert weinig van vorm en door het ontbreken van groen heeft de wijk een enigszins eentonige uitstraling. Opvallend zijn de binnenpleintjes met garageboxen tussen de woonstraten. Langs zowel de noord- als de zuidrand liggen vrijstaande en halfvrijstaande woningen met ruime kavels die zorgen voor een groene omranding van het woongebied.
4 Koudekerke Zuidoost
Koudekerke Zuidoost is een ruim opgezette wijk met veel vrijstaande woningen. De straatbeplanting en de ruime kavels zorgen voor een groene uitstraling van de wijk. Midden in de wijk, aan de Burgemeester Dregmansstraat / Leliestraat staat een woonzorgcomplex. Aan de Kerkhoflaan ligt een groenvlak bestaande uit een oude begraafplaats, een speelterrein en bebossing.
5 Koudekerke Zuid
Koudekerke Zuid wordt gekenmerkt door een grillig stratenpatroon en een grote variatie aan bebouwingsvormen en kavelgroottes. In de wijk bevinden zich zowel vrijstaande, halfvrijstaande, rijtjes-, als gestapelde woningen.
Vooral het westelijke deel van de wijk heeft een groene uitstraling door de ruime kavels en het aanwezige openbare groen. In het oostelijk deel vallen vooral de geschakelde rijtjeswoningen en de situering van woningen rondom kleine groenelementen met parkeerplaatsen op. De geschakelde rijtjeswoningen zijn met de voorkant naar elkaar toegekeerd. De ruimte tussen de rijtjeswoningen is niet toegankelijk voor auto's. De garageboxen zijn geclusterd in een rijtje tegen de woningen. De bebouwing aan de zuidzijde van de wijk vormt een strakke rand en een harde overgang naar het landelijke gebied. De strakke rand wordt enkel onderbroken door een groengebied en volkstuinen.
6 Koningshof
Koningshof is de jongste uitbreiding van Koudekerke. De structuur van de wijk wordt bepaald door het centraal gelegen groen met speelelementen. Het groen vormt een verbinding met het noordelijk en zuidelijk deel van de wijk.
Het stratenpatroon, het groenelement en de verschillende woningtypes zorgen voor een opdeling van de wijk in kleine deelgebiedjes met ieder een eigen uitstraling. Langs de Prinses Beatrixlaan ligt een parallelweg met rijtjeswoningen. De Prinses Beatrixlaan heeft weinig of geen relatie met de omringende wijken. De kavels aan de westzijde van de Prinses Beatrixlaan liggen met de achterkant naar de weg en de relatie met Koningshof wordt bepaald door de groene afscheiding tussen de Prinses Beatrixlaan en de parallelweg.
7 Koudekerke Noord
Koudekerke Noord bestaat uit een gebied met verschillende grootschalige functies. Aan de noordoostkant van de Biggekerksestraat liggen de begraafplaats en het sportpark van Koudekerke. Dit gebied wordt gekenmerkt door een groene uitstraling.
Ten noorden van de Middelburgsestraat is de nieuwe woonbuurt Couburg recent gerealiseerd. Het gebied heeft een ruime opzet met vrijstaande en halfvrijstaande woningen in een groene setting.

2.4 Functionele Opbouw Van Het Gebied

De in het plangebied aanwezige functies zijn in deze paragraaf kort beschreven op basis van onderstaande functiekaart (figuur 2.3.).

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0029BPKdKAp-VG01_0004.png"

Figuur 2.3. Functiekaart Kern Koudekerke

Wonen

Koudekerke is de grootste kern van de gemeente Veere. In de kern is de woonfunctie de belangrijkste. Door het voorzieningenniveau en de ligging ten opzichte van het agrarisch gebied en de kust en de nabijheid van de steden Middelburg en Vlissingen is Koudekerke een aantrekkelijke woonplaats. Op een aantal plaatsen zijn kleinschalige inbreidingen mogelijk. Het percentage tweede woningen is niet zodanig dat de leefbaarheid of woningmarkt hierdoor wordt verstoord. Wel voert de gemeente op basis van de 'Gebruiksverordening tweede woningen' een gericht handhavingsbeleid.

Voorzieningen

Commerciële voorzieningen

De meeste commerciële voorzieningen bevinden zich aan het Dorpsplein en de uitvalswegen, de oude linten. Alhoewel de concentratie voorzieningen aan het Dorpsplein aanzienlijk hoger is dan in de rest van Koudekerke, kan er toch niet gesproken worden van een geconcentreerd centrumgebied.

In de kern Koudekerke bevinden zich een supermarkt, een aantal winkels en een aantal restaurants en (eet)cafés. Aan de Middelburgsestraat liggen een tankstation en woninginrichtingzaak.

Maatschappelijke voorzieningen

Maatschappelijke voorzieningen liggen verspreid over Koudekerke. Koudekerke heeft twee basisscholen, een peuterspeelzaal, sporthal / dorpshuis 'de Couburg', een sportveldencomplex 'de Stoofwei', twee kerken, een kerkhof in de kern, een begraafplaats aan de rand van de kern en een scouting. Een woonzorgvoorziening aan het Dorpsplein 28 voor verstandelijk gehandicapten (10 wooneenheden). De overige zorgvoorzieningen bestaan uit een artsenpraktijk met apotheek aan de Middelburgsestraat, een tandartsenpraktijk aan de Brouwerijstraat en twee fysiotherapiepraktijken gelegen aan de Kerkstraat en de Duinstraat.

Bedrijven

In het dorpscentrum is een aantal bedrijven aanwezig: een timmerwerkplaats, een bedrijfsverzamelgebouw met enkele klusbedrijven, een bouwbedrijf en een suikerwerkenfabriek. Deze bedrijven zijn kleinschalig van aard.

Aan de Middelburgsestraat en de Prinses Beatrixlaan zijn twee grotere bedrijven gevestigd, te weten een tankstation en Breed Advies & Realisatie.

2.5 Toekomstige Ontwikkelingen

Woning Biggekerksestraat

Op het perceel Biggerkerksestraat 5 is tussen de woningen aan de Biggekerksestraat en de Couburgsstraat een nieuwe woning beoogd. Deze ontwikkeling is meegenomen in voorliggend bestemmingsplan. Voor een nadere toelichting op het initiatief en de sectorale onderzoeken wordt verwezen naar bijlage 3. Hieruit blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling en dat een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.

2.6 Gemeentelijk Beleidskader

Het gemeentelijk beleid voor de kern Koudekerke is vastgelegd in verschillende beleidsstukken. Aangezien het gaat om een bestemmingsplan waarin de gebruiks- en bouwmogelijkheden worden bevestigd c.q. gecontinueerd en er planologisch geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn (samenvattingen) van deze beleidsstukken niet opgenomen. In deze paragraaf zijn enkel de Structuurvisie Koudekerke, het Tweede woningen beleid en Kadernotitie horeca en detailhandel verkort weergegeven. Deze beleidsdocumenten geven de belangrijkste beleidskaders weer voor dit bestemmingsplan.

Structuurvisie Koudekerke (2002)

Voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van de kern gelden de volgende uitgangspunten:

  • behoud en versterking van een aantrekkelijk woonmilieu met de daarbij behorende voorzieningen;
  • behoud en versterking van de functionele (voorzieningen, bedrijven) en recreatieve betekenis van de kern.

Wonen

De bestaande woongebieden geven over het algemeen geen aanleiding voor ingrijpende maatregelen. Op een aantal plaatsen zijn kleinschalige inbreidingen mogelijk. Daarnaast is het gebied tussen de Brouwerijstraat en de Badhuisstraat aangemerkt als herstructureringsgebied.

Nieuwe woningbouwlocaties dienen aan te sluiten op de omgeving en zo mogelijk de ruimtelijke kwaliteit te versterken. Voorkomen moet worden dat een te sterke verdichting of verstening ontstaat, waardoor de kwaliteit van de woonomgeving verschraald.

Voorzieningen

Gelet op de functie van Koudekerke en de voorkomende voorzieningen wordt geen uitbreiding van de commerciële voorzieningen voorgestaan.

Bedrijven

Op het bedrijventerrein Karreveld kunnen zich bedrijven uit de hele gemeente vestigen. In de kern wordt uitgegaan van het handhaven van de bestaande bedrijven.

Verkeer

Via de Middelburgsestraat-Duinstraat en de Prinses Beatrixlaan is Koudekerke een belangrijk knooppunt in het regionale en toeristisch-recreatieve verkeer tussen de zuidwestkust van Walcheren, Middelburg en Vlissingen. Met de aanleg van de N288 wordt het doorgaande verkeer rond het dorp geleid.

De fietsvoorzieningen zijn beperkt in Koudekerke.

In 2010 is door de gemeenteraad besloten om een nieuwe structuurvisie te ontwikkelen voor het gehele grondgebied. De verwachting is dat deze structuurvisie medio 2012 wordt vastgesteld. Om deze reden zijn in het voorliggend plan de actuele onderdelen uit de structuurvisie van 2002 verwerkt.

Tweede woningenbeleid

Tweede woningen spelen in veel kernen een belangrijke rol in de woningmarkt. Zij geven problemen voor de leefbaarheid en woonkwaliteit (met name in Domburg en Zoutelande). In de Gebruiksverordening 2e woningen is het gebruik van woningen als tweede woningen verboden. Op basis van deze verordening voert de gemeente een gericht handhavingsbeleid. Flankerend beleid is evenwel noodzakelijk om de bestaande voorraad in de kernen optimaal te kunnen benutten en de negatieve effecten voor de leefbaarheid te beperken. Effecten hiervan zijn naar verwachting pas op langere termijn te verwachten. Het terugbrengen van tweede woningen in de permanente sfeer gaat overigens niet ten koste van de woningbouwcapaciteit.

Aanbevelingen uit het beleid en vertaling in dit bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan is in beginsel aan woongebouwen de bestemming 'Wonen' toegekend. De bestemming 'Verblijfsrecreatie' is enkel voorbehouden aan objecten die daarvoor worden gebruikt en geschikt zijn en komt in dit bestemmingsplan niet voor. Het terugdringen van het bezit van een tweede woning in de kern Koudekerke kan daarmee ook via het spoor van het bestemmingsplan worden bewerkstelligd. Immers, structureel recreatief gebruik van een voor 'Wonen' bestemde woning is niet toegestaan.

Kadernotitie Detailhandel en horeca (2006)

In deze notitie wordt een actuele analyse gegeven van de huidige horeca en detailhandel in de kernen van de gemeente Veere, gevolgd door een analyse van toekomstige ontwikkelingen en aanbevelingen voor het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Tevens worden voor de afzonderlijke kernen voorstellen gedaan met betrekking tot de juridische regeling in de komplannen. Voor de kern Koudekerke geldt het volgende.

Detailhandel

In Koudekerke heeft het winkelaanbod dagelijkse goederen vooral een functie voor de eigen kern; het aanbod ligt kwantitatief iets onder het niveau dat op basis van het inwonertal van de kern mag worden verwacht. Gelet op het draagvlak in de kern is er ruimte voor beperkte uitbreiding van de supermarkt.

Het overige aanbod goederen in de kern komt overeen met datgene wat op basis van de omvang mag worden verwacht. Eventuele kleine toevoegingen in het centrumgebied zijn mogelijk.

Horeca

Het horeca-aanbod is klein in vergelijking met het gemiddelde Zeeuwse aanbod, maar ligt wel op een gemiddeld niveau voor Nederland.

Aanbevelingen

De ring rond de kerk (Dorpsplein) is het aangewezen vestigingsgebied voor winkels en horeca. Hier kan in algemene zin de functie centrumgebied aan worden toegekend, waarbij detailhandel, horeca, consumentgerichte diensten en wonen zijn toegestaan evenals een uitwisseling tussen deze functies. Gelet op de functie van Koudekerke en het huidige functioneren van de winkels ligt uitbreiding van het aanbod niet voor de hand. Uitbreiding van de supermarkt behoort echter wel tot de mogelijkheden. Herontwikkeling of uitbreiding dient bij voorkeur plaats te vinden (in aansluiting) op de huidige locatie.

2.7 Uitgangspunten En Randvoorwaarden Bestemmingsregeling

Deze paragraaf gaat beknopt in op de voor dit bestemmingsplan gehanteerde beleidsuitgangspunten. Basis hiervoor is de in de vorige paragraaf opgenomen analyse van het plangebied. Samengevat zijn de navolgende beleidsuitgangspunten relevant.

  • Gebruiks- en bouwmogelijkheden bevestigen c.q. continueren.
  • Inbreiding met woningbouw.
  • Behouden en versterken van functiemenging door beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten aan huis.
  • Uitbreiding mogelijkheden van mantelzorg.
  • Bedrijven binnen de kern.
  • Behouden van cultuurhistorische waarden

Gebruiks- en bouwmogelijkheden bevestigen c.q. continueren

In dit bestemmingsplan worden de bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden bevestigd c.q. gecontinueerd. Op de ontwikkeling aan de Biggkerksestraat en een aantal kruimelgevallen na, worden er planologisch geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.

Tevens is het bestemmingsplan afgestemd op de reeds toegestane planologische ontwikkelingsmogelijkheden van aanwezige gebruiksvormen (waaronder uitbreiding). Deze ontwikkelingsmogelijkheden blijven beperkt vanwege potentiële conflicten met ruimtelijke en / of milieukwaliteiten en onverenigbaarheid met gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

Inbreiding met woningbouw

Door middel van wijzigingsbevoegdheden ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening is op een aantal plaatsen inbreiding met woningbouw (of eventueel andere functies) mogelijk.

Behouden en versterken van functiemenging door beroepsmatige en / of bedrijfsmatige activiteiten aan huis

In combinatie met de woonfunctie komen regelmatig ondergeschikte andere activiteiten voor. Gedacht kan onder meer worden aan traditionele vrije beroepen (arts, notaris, advocaat, logopedist, fysiotherapeut), andere vrije beroepen (kunstenaars, ontwerpers, privé-onderwijs) en andere bedrijfsmatige activiteiten (kapsalons, pedicures, reclamebureaus, makelaars, computerservice, kinderopvang).

Het algemene gemeentelijk beleid gericht op behoud van dergelijke functiemenging in de kernen (ten behoeve van waarborging en bevordering van de leefbaarheid en binnen randvoorwaarden voor milieu- en woonkwaliteit) wordt voortgezet. De aanwezigheid van niet-woonfuncties, voor zover deze niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving, is dan ook gewenst. Activiteiten die een onevenredige hinder voor het woonmilieu en onevenredige afbreuk van het woonkarakter van de wijk of buurt veroorzaken zijn niet toegestaan. Bij de beoordeling hiervan is onder meer van belang of de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit, de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft en er geen onevenredige nadelige invloed op de verkeersafwikkeling en parkeerbalans ontstaat.

Uitbreiding mogelijkheden van mantelzorg

Aangezien steeds meer mensen arbeid en zorg combineren, ontstaat ook steeds meer behoefte aan mogelijkheden voor tijdelijke inwoning ten behoeve van verzorging van bijvoorbeeld oudere, zieke of gehandicapte familieleden. Deze zogenaamde mantelzorg wordt rechtstreeks toegestaan in / bij permanent bewoonde burger- en bedrijfswoningen en in de daarbij behorende aan- of uitbouwen. Inwoning valt in beginsel onder de activiteit wonen en zal ruimtelijk geen effect hebben, zolang dit niet tot woningsplitsing leidt. Bij inwoning is slechts sprake van één hoofdbewoner. Inwoning dient derhalve nadrukkelijk te gaan om het (ondergeschikte) gebruik van een deel van een aanwezige woning (voor de mantelzorg), zonder dat daarbinnen (de mogelijkheid van) een nieuwe zelfstandige woning ontstaat. De woning kan daartoe met het oog op privacy worden ingericht met dubbele voorzieningen.

Bewoning van een bijgebouw is echter niet toegestaan. Om in te kunnen spelen op deze steeds groter wordende maatschappelijke vraag zal in dit bestemmingsplan voor het bouwen en / of gebruik van een bijgebouw voor mantelzorg een regeling worden opgenomen. Verschillende voorwaarden ter verzekering van beëindiging van de mantelzorg na afloop van de zorgperiode, zullen daaraan worden toegevoegd om misbruik te voorkomen.

Bedrijven binnen de kern

Uitgegaan wordt van het handhaven van de bestaande bedrijven. Vervanging van bestaande bedrijven door nieuwe bedrijven is mogelijk, mits deze naar aard en omvang gelijk zijn aan deze bestaande bedrijven.

Bedrijven binnen een bebouwde kom kunnen leiden tot conflictsituaties met de omliggende omgeving. De omgeving kan hinder ondervinden van een bedrijf, bijvoorbeeld door geluidsoverlast. Omgekeerd kan een bedrijf ook in de bedrijfsuitvoering worden belemmerd door bijvoorbeeld uitbreiding met woningbouw.

Conform het gemeentelijk beleid moeten bestaande bedrijven die willen uitbreiden, maar hiervoor op de huidige locatie geen mogelijkheden hebben, worden verplaatst naar de bedrijventerreinen aan de noordzijde van Koudekerke of naar het bedrijventerrein in Serooskerke.

Behouden van cultuurhistorische waarden

In Koudekerke komen enkele karakteristieke en monumentale gebouwen voor. De Hervormde Kerk op het Dorpsplein is als monument aangewezen. Daarnaast komt op verschillende plaatsen karakteristieke bebouwing voor, vooral langs het Dorpsplein en de oude bebouwingslinten. Bescherming van deze bouwwerken vindt plaats via het monumentenbeleid en de Monumentenwet 1988. Dit betekent dat bescherming in het bestemmingsplan niet nodig en zelfs ongewenst is (voorkomen onnodige dubbele regelgeving). De bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem is in de dit bestemmingsplan wel geregeld via archeologische dubbelbestemmingen.

Hoofdstuk 3 Kwaliteit Van De Leefomgeving

3.1 Geluidshinder

Beleid en normstelling

Woningen en onderwijsgebouwen/ scholen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Indien in een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg of indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een bedrijventerrein. Een nieuwe geluidsgevoelige functie dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen.

Toetsing / beoordeling

In het voorliggend bestemmingsplan zijn voor enkele inbreidings-/herstructureringslocaties wijzigingsbevoegdheden naar woningbouw opgenomen. Het betreft de volgende locaties:

  • het gebied ten noordoosten van het Dorpsplein (Brouwerijstraat-Badhuisstraat);
  • het aluminiumverwerkingsbedrijf op de hoek van de Vlissingsestraat en de Drakensteynlaan;
  • het tankstation aan de Middelburgsestraat;
  • de schuur behorende bij de woning aan Duinstraat 18.

De locaties liggen binnen gebieden waar een maximumsnelheid van 30 km / uur geldt. In dergelijke gebieden is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai niet van toepassing volgens de Wgh. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient de akoestische situatie echter wel inzichtelijk te worden gemaakt. Bovenstaande wijzigingsbevoegdheden maken bouwen niet rechtstreeks mogelijk. In de uitwerking van wijzigingsplannen dient het aspect wegverkeerlawaai inzichtelijk te worden gemaakt.

Conclusie

Het aspect wegverkeerslawaai is voor voorliggend bestemmingsplan niet van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zal in toekomstige wijzigingsplannen inzicht gegeven worden in de akoestische situatie. Voor de wijze waarop met de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling aan de Biggekerksestraat wordt omgegaan met het aspect geluidhinder wordt verwezen naar bijlage 3.

3.2 Bodemverontreiniging

Onderzoek

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

  • Voorliggende actualisering van het bestemmingsplan voorziet niet in rechtstreeks mogelijk gemaakte nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Bodemonderzoek is dan ook niet uitgevoerd.
  • In geval van het toepassen van wijzigingsbevoegdheden is in de regels bepaald dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functies.

Voor de wijze waarop met nieuwe ruimtelijke ontwikkeling aan de Biggekerksestraat wordt omgegaan met het aspect bodem wordt verwezen naar de bijlage 3.

Bodemkwaliteitskaarten

De gemeente Veere maakt gebruik van vastgestelde bodemkwaliteitskaarten. Indien er geen historische gegevens bekend zijn van een specifiek object met bijvoorbeeld ondergrondse tanks of bedrijfsactiviteit met bodembedreigende zaken dan is het regime van de bodemkwaliteitskaart van toepassing.

Op basis van de bodemkwaliteitskaart blijkt dat Koudekerke twee bodemkwaliteitszones kent. Zone 1 (vooroorlogse (1945) kernen) is de historische dorpskern, de bodem is hier licht verontreinigd met zware metalen en PAK. Van Zone 2 (na-oorlogse kernen > 1945) is de bovengrond licht verontreinigd. De ondergrond is niet verontreinigd.

In het kader van nieuwe bouwvergunningen dient de bodemkwaliteitskaart te worden toepast om te beoordelen of verder onderzoek noodzakelijk is en of eventueel vrijkomende grond geschikt is voor hergebruik.

Conclusie

Bodemkwaliteit vormt geen belemmering.

3.3 Flora En Fauna

Beleid en normstelling

Gebiedsbescherming

Voor wat betreft de bescherming van ecologisch waardevolle gebieden in bestemmingsplannen zijn de (in 2005 gewijzigde) Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) en de provinciale ecologische hoofdstructuur (EHS) van belang. Eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen deze gebieden niet aantasten.

Soortbescherming

De Flora- en faunawet (FF-wet) bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De Flora- en faunawet is in zoverre voor het onderhavige bestemmingsplan van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

Toetsing / beoordeling

Het voorliggende bestemmingsplan is in belangrijke mate een consoliderend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt, met uitzondering van de ontwikkeling aan de Biggekerksestraat, geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk en in het plangebied en de directe omgeving daarvan zijn geen gebieden aanwezen of aangemeld die vallen onder de Nb-wet of de EHS.

Voor die delen waar geen ontwikkeling is voorzien, of geldende juridisch-planologische ontwikkelingen worden gecontinueerd, is geen (nieuw) ecologisch onderzoek nodig. De actualisatie van de bestemmingsregeling heeft derhalve geen gevolgen voor de flora en fauna in de kern. Er is als gevolg van het continueren van het huidige gebruik geen aantasting van de huidige waarden.

Wijzigingsgebieden

Verspreid over de kern zijn enkele wijzigingsgebieden aanwezig. Voor deze gebieden kan een beoordeling in het licht van de Flora- en faunawet in een later stadium worden uitgevoerd. Bij de toepassing van de betreffende wijzigingsbevoegdheid dient deze beoordeling beschikbaar te zijn.

Conclusie

Het aspect ecologie staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Reguliere activiteiten zoals bouwen, slopen van bebouwing en kappen of rooien van beplanting dienen wel te worden getoetst aan de FF-wet. Deze zijn gekoppeld aan het omgevingsvergunningenstelsel uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en vallen buiten het kader van het bestemmingsplan.

Voor de wijze waarop met de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan de Biggekerksestraat wordt omgegaan wat betreft het aspect ecologie wordt verwezen naar bijlage 3.

3.4 Archeologie

Beleid en normstelling

Op 1 september 2007 is een wijziging van de Monumentenwet 1988 in werking getreden, de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ). Een belangrijk uitgangspunt, is dat het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voorgaat op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van vooronderzoek tijdig inzicht wordt verkregen in de archeologische waarden van een gebied, zodat deze bij beoogde planontwikkelingen kunnen worden betrokken. Voor de ruimtelijke ordening is een belangrijke bepaling dat de wet niet van toepassing is op projecten met oppervlakte kleiner dan 100 m²; de gemeenteraad kan een hiervan afwijkende andere oppervlakte vaststellen.

Op 23 april 2009 heeft de gemeenteraad de 'Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren, evaluatie 2008' (NAMW 2008) vastgesteld. Het beleid dat daarin is geformuleerd heeft tot doel de regeling in het bestemmingsplan eenvoudiger te maken en vooral meer op de praktijk toe te snijden. In het archeologiebeleid wordt onderscheid gemaakt tussen AMK-gebieden (beschermde monumenten, historische plaatsen, vindplaatsen met vastgestelde begrenzingen op basis van onderzoek, vindplaatsen als puntlocaties op basis van (voornamelijk) vondstmeldingen) en de verwachtingsgebieden. Op basis hiervan zijn vier verschillende archeologische verwachtingszones onderscheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0029BPKdKAp-VG01_0005.png"

Figuur 3.1. Fragment Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Veere

Het archeologiebeleid met de nieuwe van archeologisch onderzoek vrij te stellen maten bij bodemverstoringen is weergegeven in tabel 3.1.

Tabel 3.1. Archeologiebeleid gemeente Veere

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0029BPKdKAp-VG01_0006.jpg"

Toetsing en beoordeling

Het voorliggend bestemmingsplan is een beheersplan en leidt derhalve niet direct tot bouwactiviteiten. Het plangebied is grotendeels aangewezen zone met een hoge en middelhoge archeologische verwachting. De dorpskern heeft een hogere archeologisch waardering. Dit deel van het plangebied is aanwezen als een AMK-terrein. Verspreid over het plangebied liggen archeologische vindplaatsen.

Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met het in tabel 3.1. vermelde archeologiebeleid en de daarin aangegeven drempelwaarden waaronder geen onderzoek is vereist in geval van nieuwe bouwplannen en ontwikkelingen.

Conclusie

De dorpskern heeft een archeologische verwachtingszone en is aangeduid als een AMK-terrein. Bij bodemingrepen in dit gebied die dieper gaan dan 0,4 meter en een oppervlakte beslaan van 60 m2 of meer is archeologisch onderzoek nodig. Dit is in voorliggend bestemmingsplan vastgelegd door middel van de dubbelbestemming Waarde-Archeologie.

Voor de wijze waarop met de ontwikkeling aan de Biggekerksestraat wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar bijlage 3.

3.5 Molenbiotoop

Aan de Middelburgsestraat staat de molen De Lelie. Gehecht wordt aan behoud van de molen (type ronde stenen stellingmolen uit 1872), en het functioneren van de molen als werktuig. De molen ligt buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan maar de molenbiotoop ligt wel over het plangebied. In dit bestemmingsplan is derhalve een molenbeschermingszone opgenomen. Op grond hiervan gelden binnen deze zone beperkingen van gebruiksmogelijkheden zoals hoogtebeperkingen (voor bebouwing en beplanting) die de windvang onevenredig negatief beïnvloeden. Voor meer uitgebreide informatie over de voor de molen relevante molenbiotoopaspecten wordt kortheidshalve verwezen bijlage 5.

3.6 Water

Beleid en normstelling

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1. Bro) schrijft voor dat gemeenten het waterschap betrekken bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen. De waterparagraaf vormt de schriftelijke weerslag van de watertoets.

Toetsing en beoordeling

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard:

  • in het plangebied vinden geen ingrijpende wijzigingen plaats op het gebied van de waterhuishouding;
  • het in stand houden van een goed functionerend rioolstelsel is uitgangspunt van het gemeentelijk rioleringsplan. De in het gemeentelijk rioleringsplan aangegeven aanpassingen binnen het bestaande rioolstelsel zijn onlangs of worden binnenkort uitgevoerd;
  • het huidige gemengde rioolstelsel voldoet aan de eisen, die door ondermeer het Waterschap Scheldestromen, aan een dergelijk rioolsysteem worden gesteld. Bij vervanging en nieuwe aanleg wordt gestreefd naar aanleg van een gescheiden rioolstelsel;
  • nieuwe woningen en voorzieningen worden zoveel mogelijk aangesloten op gescheiden systemen. Bij de toepassing daarvan wordt relatief schoon regenwater niet via het riool afgevoerd naar de waterzuiveringsinstallatie, maar al dan niet middels voorzieningen direct geïnfiltreerd in de bodem of geloosd op oppervlaktewater. In voorkomende gevallen wordt in overleg met het Waterschap Scheldestromen bekeken of door middel van het realiseren van aanvullende voorzieningen (zoals infiltratievoorzieningen) de afvoer van afvalwater naar de rioolzuiveringsinstallatie kan worden beperkt. Dit is tevens ter voorkoming van verdroging;
  • de in het plangebied aanwezige waterlopen, bergingsvijvers en ander relevant oppervlaktewater zijn aangegeven op de verbeelding met de bestemming Water. In de Keur is aangegeven dat langs oppervlaktewater aan weerszijden een obstakel vrije onderhoudsstrook is gelegen.

Conclusie

Het plan is nagenoeg geheel conserverend van aard met uitzondering van de ontwikkeling aan de Biggekerksestraat. Hoe daar wordt omgegaan met het aspect water wordt behandeld in bijlage 3. Er wordt niet verwacht dat er planelementen zijn die in strijd zijn met het waterschapsbelang. In geval van het toepassen van wijzigingsbevoegdheden is in de regels bepaald dat voorzien dient te worden in voldoende waterberging en een goede waterhuishouding. Zoals gebruikelijk is dit plan voor overleg toegezonden aan het Waterschap Scheldestromen. Het waterschapadvies is opgenomen in bijlage 6.

3.7 Milieuhinder

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten van de in het plangebied aanwezige bedrijven. Onderscheid wordt gemaakt in:

  • bedrijven (paragraaf 3.7.1);
  • horeca (paragraaf 3.7.2);

3.7.1 Bedrijven

Beleid en normstelling

Milieuzonering

Ter beperking van milieuhinder voor de omgeving worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten. Dit gebeurt aan de hand van een milieuzonering. Deze milieuzonering geeft aan:

  • welke activiteiten voor de huidige en toekomstige bedrijven mogelijk zijn;
  • welke bedrijven in de toekomst binnen het plangebied uit milieuoogpunt toelaatbaar zijn, indien bestaande bedrijvigheid verdwijnt.

Het is algemeen gebruik om te zoneren op basis van richtafstanden voor de verschillende milieuaspecten (geluid, geur, stof, risico). Deze richtafstanden kunnen worden ontleend aan de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) van 2009.

Basisreferentie rustige woonwijk

Het uitgangspunt bij de bepalingen van de afstanden volgens de VNG systematiek is dat het gaat om woningen gelegen in het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een basisreferentietype woonwijk, zonder functiemenging en met weinig verkeer.

Niet elke omgeving is te typeren als rustige woonwijk. Dit maakt dat een nader onderzoek naar de feitelijke omgeving (plangebied en omgeving) nodig is.

Indien de omgeving in de specifieke situatie dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden. In het bestemmingsplan wordt dit onderbouwd. Beoordeeld wordt van welke omgeving sprake is en voor welke milieuaspecten die correctie aanvaardbaar wordt geacht.

Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Gelet op het karakter van het plangebied, een historisch woonkern met traditionele functiemenging is gekozen voor de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (SvB)1 Voor een nadere toelichting op deze staat wordt verwezen naar bijlage 1. Deze staat is afgestemd op de genoemde VNG-publicatie2 en gekoppeld aan de planregels van het bestemmingsplan. Het is daarmee een eerste globaal toetsingskader voor de toelaatbaarheid van bedrijven. In een concrete situatie is milieuwetgeving bepalend.

Enige hinder is aanvaardbaar. Deze specifieke SvB houdt rekening met het feit dat activiteiten in functiemengingsgebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op een bedrijventerrein.

Met behulp van de SvB kan ook de mate van milieubelasting van de reeds in het plangebied aanwezige bedrijven en bedrijfsactiviteiten globaal worden beoordeeld.

Uitgangspunten

  • Randvoorwaarde is dat de milieuhinder voor de omgeving tot een minimum moet worden beperkt.
  • Voor de bedrijven in het plangebied, die voornamelijk te midden van woningen zijn gevestigd, wordt de bestaande situatie bevestigd.

De bedrijven in het plangebied zijn met name geconcentreerd rondom het oude centrum. Hier is sprake van een historisch gegroeide situatie van functiemenging. Op de bedrijfspercelen kunnen bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B1 worden toegestaan.

Toetsing / beoordeling

Aanbod en situering

In het plangebied zijn diverse bedrijven gevestigd. De bedrijven zijn voor het merendeel lokaal van karakter. De bedrijven zijn historisch gevestigd in de kern. Het betreft een bestaande situatie, die door de vaststelling van dit bestemmingsplan niet zal wijzigen.

Bedrijventerrein Karreveld

Bedrijventerrein Karreveld ligt niet in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. In het bestemmingsplan voor (de uitbreiding van) dit bedrijventerrein is een milieuzonering opgenomen die is afgestemd op de omliggende woningen.

Inschaling van bedrijven

De in het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald op basis van de categorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (zie bijlage 4). Hierbij zijn de meeste bedrijven ingeschaald in categorie B1 (algemeen toelaatbaar naast woningen). Twee bedrijven voldoen niet aan de regel dat maximaal bedrijven uit categorie B1 zijn toegestaan. Zij zijn voorzien van een specifieke aanduiding.

Nieuwvestiging van bedrijven is buiten de opgenomen bedrijfsbestemmingen en de bestemming Gemengd (voor zover wordt voldaan aan de toelaatbaarheid) in het plangebied niet mogelijk.

Voor zover bedrijven niet aan milieuwetgeving kunnen voldoen, is verplaatsing gewenst naar een bedrijventerrein (bijvoorbeeld Karreveld) waar ook op langere termijn kan worden voldaan aan de (veranderende) milieuwetgeving en waar ook voldoende ruimte kan worden geboden voor een gezonde bedrijfsontwikkeling. Op dit moment zijn dergelijke bedrijven niet bekend.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt door het toepassen van het principe van functiemenging zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woningen en worden de aanwezige bedrijven in het plangebied niet in hun functioneren belemmerd.

  1. 1. Staat van bedrijfsactiviteiten "functiemenging", oktober 2010.
  2. 2. De in dit bestemmingsplan gehanteerde SvB "functiemenging" is niet exact gelijk aan de SvB "functiemenging uit de VNG-publicatie. Voor een nadere uitleg hierover wordt verwezen naar bijlage 1.

3.7.2 Horeca

Beleid en normstelling

Staat van Horeca-activiteiten

Voor het reguleren van horecabedrijven is een Staat van Horeca-activiteiten (hierna: SvH) beschikbaar. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruik gemaakt. Vergelijkbaar met de SvB wordt bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:

  • indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de SvH drie hindercategorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): lichte (categorie 1), middelzware (categorie 2) en zware horeca (categorie 3). Voor een uitgebreide toelichting op de SvH wordt verwezen naar bijlage 2.

Toetsing en beoordeling

Aanbod en situering

Eetcafé / hotel De Oude Smidse en café Dorpszicht behoren respectievelijk tot categorie 1c en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten (zie bijlage) en passen daarmee niet in de algemene toelaatbaarheid.

Inschaling en toelaatbaarheid

De inschaling van de gevestigde horecabedrijven overeenkomstig de Staat van Horeca- activiteiten is opgenomen in bijlage 4. Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied ter plaatse van horecafuncties horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1b rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. Hotels vallen in categorie 1c en zijn daarom enkel toelaatbaar op de bestaande locaties.

Cafés, bars en zaalverhuur en dergelijke vallen in categorie 2 van de staat en dancings en discotheken in categorie 3. Deze functies passen niet in de algemene toelaatbaarheid. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden (horecaconcentratiegebieden).

In het plangebied zijn alle horecabedrijven bestemd overeenkomstig het huidige gebruik en ingedeeld in de daarmee corresponderende horeca-categorie. Eetcafé /hotel De Oude Smidse en café Dorpszicht zijn voorzien van een specifieke aanduiding aangezien deze horeca ondernemingen niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid (tot met categorie 1b)

Klachten over horecabedrijven

Bij de gemeente zijn geen klachten van omwonenden over de aanwezige horecabedrijven bekend.

Conclusie

Met betrekking tot de huidige situatie ten aanzien van horecafuncties in het plangebied zijn er geen belemmeringen aanwezig.

Voor de afstemming met omliggende functies ter plaatse van de ontwikkeling aan de Biggekerksestraat wordt verwezen naar bijlage 3.

3.8 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed.

  • Bedrijven in of in de directe omgeving van het plangebied, waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn;
  • Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

Toetsing / beoordeling

Ten behoeve van de toetsing is de risicokaart geraadpleegd (www.risicokaart.nl). Daaruit blijkt dat er in het plangebied en omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Ook is er geen transportroute voor gevaarlijke stoffen ingesteld.

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

3.9 Planologisch Relevante Leidingen

Beleid en normstelling

Leidingen

Voor hoofdtransportleidingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour en hoogspanningsverbindingen, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen worden aangemerkt (buis)leidingen en verbindingen voor het transport van:

  • elektriciteit met een hoogspanningspanning van 50 kV en hoger;
  • brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger;
  • brandbare vloeistoffen of giftige stoffen met een diameter van 4" en hoger;
  • buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter.

Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.

Toetsing / beoordeling

In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving van het plangebied gelegen. Geconcludeerd wordt dan ook dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect leidingen en hoogspanningsverbindingen vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.10 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Omdat titel 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in amvb's en ministeriële regelingen.

Toetsing / beoordeling

Op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Planbureau voor de Leefomgeving; PBL) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen kan worden geconcludeerd dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof in het plangebied onder de betreffende grenswaarden liggen.

In het plangebied is gelet op het overwegend consoliderende karakter van dit bestemmingsplan geen sprake van een significante toename van het verkeer. Berekeningen zijn daarom niet nodig en achterwege gelaten.

Conclusie

De Wlk staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 4 Juridische Aspecten

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening en de bindende afspraken die dan bij het opstellen van bestemmingsplannen moeten worden gehanteerd: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. Vervolgens wordt ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling voor het plan. Ten slotte wordt in paragraaf 4.3 per bestemming een toelichting gegeven.

4.2 Opbouw Regels

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Per 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. In deze nieuwe wetgeving is geregeld dat vanaf 1 juli 2009 alle nieuwe ruimtelijke plannen - zoals ook bestemmingsplannen – digitaal moeten worden vervaardigd. Een dergelijk ruimtelijk plan zal moeten worden opgebouwd volgens de 'Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2008' (SVBP2008). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Per 1 januari 2010 moeten de plannen ook voor een ieder digitaal raadpleegbaar zijn op www.ruimtelijkeplannen.nl

SVBP2008

Bindende afspraken betreffen wat de bestemmingen aangaat, een (nagenoeg) limitatieve lijst van:

  • de hoofdgroepen en de naamgeving;
  • de lettercodes en het kleurgebruik van deze hoofdgroepen;
  • de naamgeving van de bestemmingen;
  • de plaats en volgorde (alfabetisch) ervan in de legenda en in de planregels;
  • de wijze waarop de functies worden opgenomen in de bestemmingsomschrijving.

Bindende afspraken met betrekking tot de aanduidingen gaan over:

  • de plaats en volgorde van de aanduidingen in de legenda;
  • de wijze waarop aanduidingen op de verbeelding/ plankaart worden weergegeven;
  • de wijze waarop via de aanduidingen uit te sluiten functies worden weergegeven;
  • de wijze waarop de aanduidingen worden opgenomen in de planregels.

Bindende afspraken over de legenda betreffen de opbouw en volgorde:

  • bestemmingen, uit te werken bestemmingen, dubbelbestemmingen;
  • aanduidingen bouwvlak, letteraanduidingen functie, letteraanduiding bouwen, aanduidingen figuur, aanduidingen gebied;
  • verklaringen.

De SVBP heeft dus (alleen) betrekking op de structuur en niet op de inhoud van de bestemmingsregeling.

Opzet bestemmingsregeling

Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling (planvorm, verbeelding en regels) is het volgende van belang

Algemeen

Het bestemmingsplan 'Kom Koudekerke' kan grotendeels gekarakteriseerd worden als een zogenaamd 'beheersplan'. In een dergelijk plan ligt het accent van de juridische regeling vooral op het bieden van rechtsbescherming ten aanzien van het bestaand gebruik van gronden en opstallen. Een en ander heeft geresulteerd in een planopzet met een beperkt aantal bestemmingen, een eenvoudig kaartbeeld en een uniforme opzet van de bouwbepalingen. Alle bestaande functies (wonen, werken, verkeer, recreëren, etc.) worden gerespecteerd; ingrijpende functieveranderingen zijn niet voorzien. Het plan biedt wel de mogelijkheid om op een flexibele wijze op mogelijke functieveranderingen en veranderende woonbehoeften in te spelen. In het plan zijn hiertoe verschillende wijzigingsbevoegdheden voor burgemeester en wethouders opgenomen.

Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de plankaart met regels.

Opzet verbeelding/ plankaart

Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.

Voorts zijn de volgende eisen van toepassing:

  • de ondergrond waarop de bestemmingsplankaart is gebaseerd, geeft informatie over de actuele (kadastrale) situatie;
  • op de plankaart wordt met de bestemming en de aanduidingen aangegeven of, en zo ja welke bebouwing is toegestaan;
  • op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen;
  • de volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde zoals van de regels (alfabetisch).

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0029BPKdKAp-VG01_0007.png"

Figuur 4.1. Bestemmingsmethodiek

De bestemming wordt door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'G' voor 'Gemengd' en 'M' voor 'Maatschappelijk'. Verder geldt het volgende:

  • Afhankelijk van de bestemmingen mogen (hoofd)gebouwen (uitsluitend) binnen het op de plankaart aangeduide 'bouwvlak' worden opgericht.
  • Kleine letters tussen haakjes bij de bestemming hebben betrekking op een aanduiding waarmee hetzij ter plaatse van deze aanduiding een specifieke functie wordt aangegeven, zoals (e) voor een erf (functieaanduiding), hetzij ter plaatse van deze aanduiding specifieke bouwregels worden aangeduid zoals [vrij] vrijstaand voor gronden waar woningen uitsluitend vrijstaand mogen worden gebouwd (bouwaanduiding).
  • Maatvoeringsaanduidingen zoals de maximum goot- of boeibordhoogte en een bebouwingspercentage worden aangegeven door middel van een matrix bij het bouwvlak.
  • Ten slotte kunnen er op de verbeelding aanduidingen voorkomen in de vorm van figuren of gebiedsaanduidingen (zoals een plangrens of een gebied met wijzigingsbevoegdheid).

Opzet regels

De indeling in hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, kent de volgende vaste volgorde.

  • In Hoofdstuk 1: Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven.
  • Hoofdstuk 3: Algemene regels bevat een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, een procedurebepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing is, dan wel bepalingen die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene ontheffings- of wijzigingsregels).
  • Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing, een strafregel (alleen voor aanlegvergunningen; voor het overige wordt strafbaarheid geregeld in de nieuwe wet) en de titel van het plan.

Op grond van de SVBP2008 moet bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) de volgende vaste volgorde gebruikt worden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Een bestemmingsregel behoeft niet al deze elementen te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.

4.3 Bestemmingen

4.3.1 Bestemmingsregels

Agrarisch (artikel 3)

Op de agrarische percelen bevinden zich geen agrarische bedrijfsgebouwen. Er zijn geen agrarisch bouwvlakken toegekend. Er mogen uitsluitend terreinafscheidingen worden gebouwd.

Bedrijf (artikel 4)

Alle legaal aanwezige bedrijven (niet zijnde agrarische bedrijven, detailhandels- en horecabedrijven) in het plangebied (maar buiten het centrumgebied) zijn bestemd tot 'Bedrijf'. Om eventuele hinder van bedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van (nieuwe) bedrijven in de regels gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. De Staat maakt deel uit van de regels. In het plangebied (hoofdzakelijk een woonomgeving) zijn alleen bedrijven uit categorie A en B1 rechtstreeks toelaatbaar. (Zie ook paragraaf 3.7). Het is toegestaan dat de gevestigde bedrijven worden vervangen door andere bedrijven uit categorie A en B1. De timmerwerkplaats aan de Bergstraat ongenummerd past vanwege de bedrijfsactiviteiten niet binnen de Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Het bedrijf veroorzaakt echter geen problemen en is dan ook positief bestemd. De locatie is voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'. Het tankstation aan Middelburgsestraat 53 is voorzien van een specifieke aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'.

Bij omgevingsvergunning afwijken van deze categorieën is mogelijk voor bedrijven die één categorie hoger voorkomen dan toelaatbaar of voor bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen. Hiervoor dient echter advies ingewonnen te worden bij een milieudeskundige.

Binnen de bedrijfsbestemming zijn detailhandelsactiviteiten als ondergeschikte neventak toegestaan. Daarnaast is per bedrijf één bedrijfswoning toegestaan.

Geluidshinderlijke (Wgh-inrichtingen) en risicovolle inrichtingen (Bevi-inrichtingen) zijn niet toegestaan. In artikel 1 zijn hiervan begripsbepalingen opgenomen. Evenmin is de (ondergeschikte) verkoop van consumentenvuurwerk en de opslag daarvan toegestaan.

Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Detailhandel (artikel 5)

Het wooncentrum ligt aan de rand van de kern. Winkels in het centrumgebied hebben een gemengde bestemming gekregen (zie toelichting hierna op artikel 6). Er zijn buiten het centrum nog twee locatie met de bestemming Detailhandel. Binnen deze bestemming mogen goederen bedrijfsmatig te koop worden aangeboden, verkocht en geleverd. Daarnaast is in de specifieke gebruiksregels bepaald dat ondergeschikte horeca-activiteiten uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zijn toegestaan. Deze activiteiten zijn gebonden aan een maximum oppervlaktemaat. Deze regeling is opgenomen om winkeliers de mogelijkheid te geven om aan hun klanten een hapje of een drankje aan te kunnen bieden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een koffiehoekje.

De verkoop en opslag van consumentenvuurwerk is overeenkomstig het gemeentelijke spreidingsbeleid op dit punt niet in Koudekerke toegestaan. Detailhandel in volumineuze goederen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus'. Wat hieronder wordt verstaan is verklaard in artikel 1 (Begrippen).

Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat zijn opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Binnen de bestemming Detailhandel is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan de indeling van het bestemmingsvlak op de kaart tot uitdrukking gebracht. De bouwmogelijkheden ter plaatse van de functieaanduiding 'erf' (e) zijn beperkt tot ten hoogste 50% met een maximum van 60 m². Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken (ruimere mogelijkheden).

Gemengd (artikel 6)

Voor het centrumgebied, globaal rondom het dorpsplein gelegen is de bestemming 'Gemengd' opgenomen. De begrenzing van het centrumgebied is afgestemd op de grens uit de in 2002 door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisie Koudekerke.

Voor de percelen van de supermarkt en Hubo winkel gelegen aan de Badhuisstraat is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een eventuele uitbreiding van de supermarkt. In paragraaf 4.3.2 wordt hier nader op ingegaan.

Binnen de bestemming Gemengd zijn uiteenlopende functies toegestaan, waaronder wonen, detailhandel en dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijven uit categorie A en B1 en horeca.

Om eventuele hinder van horecabedrijven zo veel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid gekoppeld aan de Staat van Horeca-activiteiten en is het gebruik van achtererven van horecabedrijven als terras en / of speeltuin niet toegestaan. De Staat van Horeca-activiteiten maakt deel uit van de regels. Horeca-activiteiten uit categorie 1a en 1b van de Staat (lichte vormen van horeca of zogenaamde 'zachte' horeca) zijn rechtstreeks toegestaan. Reeds aanwezige zwaardere vormen van horeca (bijvoorbeeld hotels en cafés) zijn bevestigd. Vergelijkbaar met de regeling binnen de bestemming Bedrijf zijn deze bedrijven voorzien van aanduidingen 'horeca tot en met horecacategorie 1' en 'horeca tot en met horecacategorie 2'.

Om onnodige hinder te voorkomen is detailhandel in volumineuze goederen uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding detailhandel volumineus.

Op basis van het geformuleerde beleid in de Kadernotitie horeca en detailhandel (2006) is het aantal horecabedrijven in het centrumgebied toerijkend en ligt uitbreiding niet voor de hand. Met een afwijkingsmogelijkheid kunnen daar ten hoogste drie bedrijven aan worden toegevoegd. Het kan daarbij uitsluitend gaan om horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten. Daarnaast moeten de winkels passen in het huidige karakter van het centrum. Dat houdt onder andere in dat het bedrijfsvloeroppervlak van een detailhandelsvestiging niet groter mag zijn dan 500 m².

Gelet op het specifieke gebruik van de brandweerkazerne aan de Badhuisstraat (brk), de woonzorgvoorziening aan het Dorpsplein (sw-1) en de verblijfsrecreatie aan de Tramstraat (sw-2) zijn hiervoor aparte aanduidingen opgenomen.

Terrassen en/of speeltuinen op achtererven zijn alleen mogelijk met toepassing van een in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheid Ook verblijfsrecreatie boven horeca en detailhandel kan worden toegestaan met toepassing van een in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheid. Daarnaast kan worden afgeweken voor het toepassen van een hoger bebouwingspercentage op gronden met de aanduiding 'erf' (e).

Per bedrijf/kantoor/instelling is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat zijn opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Groen (artikel 7)

Structurele groenvoorzieningen in de kern zijn voorzien van de bestemming 'Groen'. Op de gronden met deze bestemming mogen niet voor bewoning of (recreatief) nachtverblijf bestemde gebouwen worden opgericht zoals gebouwen voor een jeugdontmoetingsplaats. De afmetingen van een gebouw moeten beperkt blijven (maximaal 15 m² en ten hoogste 3,5 m hoog).

Ter plaatse van het speeltuintje aan de Tulpstraat is een aparte aanduiding speeltuin opgenomen.

Horeca (artikel 8)

Buiten het gebied dat is bestemd tot 'Gemengd' heeft het restaurant aan de Biggekerksestraat 3 de bestemming Horeca. Deze is voorzien van de bestemming 'Horeca'.

Evenals in de bestemming Gemengd is de toelaatbaarheid van horeca-activiteiten gekoppeld aan de Staat van Horeca-activiteiten. Uit milieuhygiënisch oogpunt is in principe categorie 1b maximaal toelaatbaar.

Ook binnen de bestemming 'Horeca' is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan en door de aanduiding 'erf' (e) de indeling van het bestemmingsvlak op de kaart tot uitdrukking gebracht. Het realiseren van een terras of speeltuin op het achtererf is alleen mogelijk met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid.

Bij een omgevingsvergunning afwijken is mogelijk voor horecabedrijven die één categorie hoger voorkomen dan toelaatbaar of voor horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten voorkomen. Hiervoor dient echter advies ingewonnen te worden bij een milieudeskundige.

Per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat is opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Kantoor (artikel 9)

Kantoren buiten het gebied dat is bestemd tot 'Gemengd' zijn bestemd tot 'Kantoor'. Per

kantoor is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat zijn opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf.

Binnen de bestemming Kantoor is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen hoofdgebouwen zijn toegestaan en door de aanduiding 'erf' (e) de indeling van het bestemmingsvlak op de kaart tot uitdrukking gebracht. Door middel van een afwijkingsbevoegdheid kunnen de bebouwingsmogelijkheden van de gronden met de aanduiding 'erf' (e) worden verruimd.

Maatschappelijk (artikel 10)

Deze bestemming is opgenomen voor verschillende maatschappelijke functies buiten het gemengde gebied. Binnen deze globale bestemming zijn de meest gangbare maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Daarnaast zijn rechtstreeks met de maatschappelijke voorzieningen samenhangende ondergeschikte detailhandels- en /of horeca-activiteiten mogelijk. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de in de dagelijkse praktijk voorkomende situatie dat in maatschappelijke voorzieningen een ruimte is gevestigd waar een hapje of een drankje kan worden genuttigd.

Gelet op het specifieke gebruik van de begraafplaats en het woonzorgcomplex op de hoek van de Burgemeester Dregmansstraat / Leliestraat zijn hiervoor aparte aanduidingen opgenomen. Tevens is voor de bunker, ten noorden van de sportvelden een specifieke aanduiding opgenomen.

Per instelling is één bedrijfswoning toegestaan waarvoor een inhouds- en een oppervlaktemaat is opgenomen. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen.

Gebouwen moeten worden opgericht binnen het aangeduide bouwvlak.

Schuur (artikel 11)

Zelfstandige schuren in het plangebied die met name gebruikt worden voor opslag, berging en stalling en het hobbymatig houden van dieren zijn voorzien van de bestemming 'Schuur'.

Sport (artikel 12)

Het sportpark van Koudekerke is bestemd voor Sport. Op dit complex is een verenigingsgebouw aanwezig. De maximum oppervlakte aan gebouwen en overkappingen is afgestemd op de huidige situatie met een beperkte uitbreidingsmogelijkheid.

Verkeer (artikel 13)

De bestemming Verkeer heeft betrekking op wegen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, sloten en watergangen, maar maakt ook pleinen, terrassen, jongerenontmoetingsplekken en afvalverzamelvoorzieningen mogelijk. Hiermee is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat, onnodig, gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan en planherziening nodig zou zijn.

Op gronden met de bestemming Verkeer zijn naast niet voor bewoning bestemde gebouwen tevens terrasoverkappingen toegestaan.

Water (artikel 14)

Al de bestaande waterpartijen en (primaire) waterlopen zoals sloten, watergangen en singels, wateraanvoer en –afvoer, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn bestemd tot Water.

Wonen (artikel 15)

De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor wonen en de bijbehorende tuinen en erven. Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk, evenals het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf. Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen. De woonfunctie van de woning en het woongebied mag evenwel niet worden aangetast en als maximale oppervlaktemaat voor deze activiteiten wordt 40 m² aangehouden.

Gelet op het specifieke gebruik van een praktijkruimte bij een woning aan de Middelburgsestraat 94 is hiervoor aparte aanduiding opgenomen.

Situering hoofdgebouwen, aan- of uitbouwen en bijgebouwen

Binnen de bestemming Wonen is door middel van het aanwijzen van bouwvlakken waarbinnen hoofdgebouwen en overkappingen zijn toegestaan en de aanduiding "erf" de indeling van het woonperceel tot uitdrukking gebracht. Woningen behoeven niet geheel binnen bouwvlakken voor hoofdgebouwen te worden gebouwd. Ook op het erfbouwvlak mogen bijgebouwen en aan- of uitbouwen in gebruik worden genomen als woonruimten.

De gronden zonder aanduiding, betreffen de gronden waar geen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Het gaat hoofdzakelijk om gronden vóór de voorgevel van hoofdgebouwen (woningen). In gevallen waarbij sprake is van twee voorgevelrooilijnen (hoekpercelen) zijn de gronden zonder aanduiding merendeels aan twee zijden gelegd. Dit is gedaan omdat aan- en uitbouwen en bijgebouwen in de voortuin de kwaliteit van de openbare ruimte onder druk kunnen zetten (achterkantsituaties aan de voorzijde van woningen). Kleinschalige aan- of uitbouwen vóór de voorgevellijn – zoals erkers – zijn wel mogelijk.

In een aantal situaties wordt in de bouwregels de afstand van hoofdgebouwen geregeld ten opzichte van perceelsgrenzen. Los van specifieke situaties geldt als algemeen uitgangspunt dat deze bouwwerken worden gebouwd op ten minste 3 meter uit de perceelsgrens (voor vrijstaande of twee aaneengebouwde woningen).

Losstaande garages zijn aangeduid door middel van de aanduiding garage.

Oppervlakte bebouwing

De bouwvlakken waar hoofdgebouwen zijn toegestaan, mogen volledig worden bebouwd met gebouwen. Wel dienen de in de bouwregels opgenomen minimumafstandsmaten tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel en minimumafstandsmaten tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens in acht te worden genomen.

Om te voorkomen dat te ruime bouwmogelijkheden en extra bouwcapaciteit worden gecreëerd, is de breedte van de bouwvlakken voor hoofdgebouwen zoveel mogelijk afgestemd op de bestaande situatie.

De gronden met de aanduiding 'erf' (e) mogen voor ten hoogste 50% en maximaal 60 m2 worden bebouwd met aan- of uitbouwen en bijgebouwen. Indien de toelaatbare te bebouwen oppervlakte minder bedraagt dan 30 m2 is een bebouwingspercentage van 75% toegestaan tot een maximum van 30 m2.

Bouwwijze van woningen

In beginsel is de bouwwijze van grondgebonden woningen vrij gelaten. Waar dat in het vigerende bestemmingsplan is opgenomen is de bouwwijze met behulp van bouwaanduidingen (letters tussen haakjes) vastgelegd. De volgende bouwaanduidingen zijn gehanteerd:

[gs] voor gestapelde woningen. Gestapelde woningen mogen slechts ter plaatse van deze aanduiding worden gerealiseerd.

[tae] voor woningen die met een maximum van twee aaneen mogen worden gebouwd. De twee-onder-één-kapwoningen kunnen (in rijen) worden geschakeld, door aan- en uitbouwen. Om het beeld van aaneengebouwde woningen (rijtjeswoningen) te voorkomen dienen aan- of uitbouwen 3 meter achter de voorgevel te worden gebouwd en dienen deze in verhouding tot de hoofdgebouwen een duidelijk ondergeschikt karakter te krijgen. Uitgangspunt is ten hoogste één bouwlaag met een platte afdekking of desgewenst met een kap

[vrij] voor woningen die uitsluitend geheel vrijstaand mogen worden gebouwd. Voor het behoud van een open bebouwingsstructuur moet de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 meter bedragen. Er zijn geen afwijkingsbepalingen opgenomen om deze voorgeschreven afstand te verkleinen.

Woonwagens zijn apart aanduid op de verbeelding. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' zijn standplaatsen voor woonwagens toegestaan. Het gaat hierbij om de woonwagen aan de Drakensteynlaan.

Waarde Archeologie 1-2-3 (artikelen 16 t/m 18)

De in deze artikelen aangegeven bestemmingen betreffen zogenoemde dubbelbestemmingen. De dubbelbestemmingen zijn met arceringen op de kaart weergegeven. De bestemmingen vallen samen met een groot aantal andere bestemmingen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem.

Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming (bijvoorbeeld Wonen) een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning.

Voor andere werkzaamheden dan bouwen (bijvoorbeeld graven) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.

4.3.2 Algemene regels (hoofdstuk 3)

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

Anti-dubbeltelbepaling (artikel 19)

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4. Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) niet is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Algemene bouwregels (artikel 20)

Overschrijding bouwgrenzen (artikel 20.1)

Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn.

Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten (artikel 20.2)

Dit artikel bevat een regeling voor bestaande maten die afwijken van de voorgeschreven maten in deze regels. Het artikel betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (artikel 21)

Dit is artikel is opgenomen omdat bij de inwerkingtreding van de Wro, de Invoeringswet Wro en het Bro op 1 juli 2008 de intrekking van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeernormen en de regeling voor het parkeerfonds) in de bouwverordening niet in werking is getreden. De stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening blijven dus vooralsnog bestaan.

Algemene aanduidingsregels (artikel 22)

In dit artikel is één gebiedsaanduiding opgenomen voor de molenbiotoop (22.1). Voor het molenbiotoop is voor hoogopgaande beplanting een aanlegverbod zonder omgevingsvergunning opgenomen. Aangezien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden alleen kan worden geëist als er te beschermen waarden of kwaliteiten zijn die in het bestemmingsplan zijn beschreven, is in de van toepassing zijnde bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingsartikelen opgenomen dat de gronden tevens zijn bestemd voor de belangen van de molen als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element.

Algemene afwijkingsregels (artikel 23)

Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen is een algemene afwijkingsregel opgenomen.

Algemene wijzigingregels (artikel 24)

In dit artikel zijn verschillende wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze zijn op de verbeelding aangeduid met de gebiedsaanduidingen 1 tot en met 5.

Voor 5 gebieden met een wijzigingsbevoegdheid voor de ontwikkeling van inbreidings-/herstructureringslocaties. Het betreft de volgende locaties.

  • Uitbreiding supermarkt Badhuisstraat 6 (24.2.1).
  • Duinstraat 2 (24.2.2).
  • Tankstation, Middelburgsestraat 53 (24.2.3).
  • Breed advies en realisatie (24.2.4).
  • Uitbreiding kerk (24.2.5).

Aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden zijn voorwaarden verbonden. Voor inbreidings-/herstructureringslocaties betreft dit het maximum aantal woningen, de bouwwijze van de woningen en maximum bouwhoogten. Door deze algemene wijzigingsbevoegdheden kunnen burgemeester en wethouders op een relatief eenvoudige wijze medewerking verleend worden aan functiewisselingen binnen het aangegeven gebied.

Overige regels (artikel 25)

Dit artikel bevat één bepaling, namelijk 'Werking wettelijke regeling (artikel 25.1)' In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en / of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard3. Ook in de begrippen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel 'Wettelijke regelingen' op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.

  1. 3. Onder andere naar artikelen van de Wet ruimtelijke ordening, de Woningwet, de Bouwverordening, het Vuurwerkbesluit, het Besluit externe veiligheid inrichtingen en naar de Algemene wet bestuursrecht.

4.3.3 Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)

Hoofdstuk 4 bevat twee artikelen: bepalingen overgangsrecht voor bouwwerken en voor gebruik en de titel van het bestemmingsplan. De titelbepaling spreekt voor zich. Over het overgangsrecht wordt het volgende opgemerkt.

Overgangsrecht (artikel 26)

Op grond van artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 26 van de regels is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen.

In lid 2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt.

Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening is de Grondexploitatiewet opgenomen. In deze wet is het verplichte kostenverhaal van plankosten door de gemeente geregeld. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Kostenverhaal dient onder andere te worden verzekerd bij een bestemmingsplan wat rechtstreeks bouwplannen mogelijk maakt. Voor een wijzigingsbevoegdheid wordt kostenverhaal pas verplicht bij het vaststellen van het wijzigingsplan. Een exploitatieplan hoeft niet te worden vastgesteld indien het kostenverhaal anderszins verzekerd. Bijvoorbeeld doordat alle grondeigenaren hiertoe een overeenkomst is gesloten of als de gemeente volledig zelf het grondeigendom heeft.

Het voorliggende bestemmingsplan 'Kom Koudekerke' betreft een gerealiseerd beheersplan. Bij dergelijke bestemmingsplannen waar nauwelijks nieuwe bouwplannen mogelijk worden gemaakt, kan er voor worden gekozen geen exploitatieplan vast te stellen. Om die reden is het opstellen van een exploitatieplan achterwege gelaten.

Ontwikkeling Biggekerksestraat

In het voorliggende bestemmingsplan wordt een ontwikkeling die wordt aangemerkt als aangewezen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkeling heeft de gemeente met de grondeigenaar een zogeheten 'anterieure' overeenkomst gesloten. Daarmee is verzekerd dat kosten van de kostensoortenlijst uit het Bro alle projectgebonden kosten worden verhaald op de initiatiefnemer.

Hoofdstuk 6 Handhaving

6.1 Algemeen

Handhaving van regelgeving vraagt om actuele regels. Regels die zijn gebaseerd op gedateerde inzichten, hebben hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid ook niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden nieuwe ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijk relevante norm vast, met in bepaalde gevallen een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang. Afwijkingen zijn echter gelimiteerd. Daar waar geen afwijkingen meer mogelijk zijn begint de handhaving.

Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is de laatste jaren in een steeds verder toenemende belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.

6.2 Handhaving Binnen De Gemeente Veere

Handhavingsbeleid

De gemeente Veere is voornemens handhaving structureel toe te passen en te komen tot een beleidsmatige aanpak. De afgelopen jaren is door de gemeente veel kennis opgedaan op het gebied van handhaving. Als het gaat om tweede woningen, voert de gemeente op basis van de Gebruiksverordening 2e woningen, waarin het gebruik van woningen in de kernen als tweede woningen is verboden, een gericht handhavingsbeleid. Met uitzondering van dit tweede woningenbeleid werd handhaving niet binnen een structuur toegepast, maar veelal werd ingespeeld op incidenten en excessen en werd gereageerd naar aanleiding van klachten, etc. Het handhavingsbeleid zal zich moeten ontwikkelen tot het vastleggen van een structuur, waarbij van te voren door het bestuur vastgelegde doelen nagestreefd moeten worden. In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Het handhavingsbeleid zal zich primair richten op het voorkomen van nieuwe illegale situaties. Als belangrijke prioritaire handhavingssituaties kunnen worden genoemd:

  • het bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, waarbij legalisatie achteraf niet mogelijk is;
  • grove afwijking van reeds verleende omgevingsvergunningen voor het bouwen.

Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en / of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en / of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd, het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel en het straffen van de overtreder.

Het actualiseren van bestemmingsplannen is op zich zelf reeds een vorm van handhaving. Handhaving is namelijk niet alleen het daadwerkelijk repressief optreden tegen overtreders, maar ook voor een belangrijk deel het maken van heldere en hanteerbare regels en daarin inzicht verschaffen, zodat mensen het vanzelfsprekend achten zich aan de gestelde norm te houden.

Ook de ontwikkeling van een afwijkingenbeleid is een doelstelling voor een goed handhavingsbeleid. In eerste instantie zal de opstelling van een dergelijk beleid plaatsvinden door middel van 'leren door te doen'. Na enige tijd ervaring zal het beleid worden opgetekend in een beleidsdocument en volgens de daarvoor bestaande regels van de Algemene wet bestuursrecht worden vastgesteld.

Handhaving van bestaande situaties

Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan zogenaamde "oude" gevallen. Bij de opstelling van bestemmingsplannen wordt nagegaan welke situaties uitdrukkelijk gehandhaafd moeten worden, welke zaken onder de werking van het overgangsrecht kunnen worden gebracht en welke zaken positief bestemd kunnen worden. Daarbij dient in acht te worden genomen dat het dikwijls om situaties gaat, waarbij sprake is van een groot tijdsverloop. Dat betekent dat een groot aantal situaties niet is gewraakt. De meeste gevallen zullen dan ook voor legalisatie in aanmerking komen en bij de vaststelling van het bestemmingsplan positief bestemd worden. Daarbij wordt ook uitdrukkelijk in acht genomen dat door de wijziging van de Woningwet een groot aantal bouwactiviteiten vergunningvrij is. Voor zover daar redenen voor zijn, zullen uitdrukkelijk alleen die illegale gevallen worden aangepakt, die fundamenteel strijdig zijn met het geformuleerde ruimtelijk beleid in het nieuwe bestemmingsplan. De aan te pakken gevallen zullen op hun eigen merites worden beoordeeld, zodat een op de situatie afgestemde gerichte aanpak kan plaatsvinden. Daarbij zal afgewogen worden wat de illegale situatie voor impact geeft op de ruimtelijke kwaliteit. Planologische excessen worden aangepakt. In de gevallen waarbij het om langer bestaande situaties gaat, zal een overgangsregeling worden geformuleerd. Uitgangspunt daarbij is, dat voorkomen wordt dat er een gedoogsituatie ontstaat. Er moet duidelijk gemaakt worden wat er gaat gebeuren en wanneer, zodat er geen sprake is van rechtsongelijkheid.

Ontwikkeling gestructureerd toezicht

De afgelopen jaren vond handhaving van het ruimtelijk beleid veelal plaats op basis van het "piepsysteem" en toevallige controle. De doelstelling binnen de gemeente Veere is om te komen tot een integrale structurele vorm van toezicht en opsporing. Daarvoor zullen afspraken gemaakt worden tussen de verschillende ambtelijke diensten. Niet alleen intern, zoals tussen de bouwinspecteurs, milieu-inspecteurs en dergelijke, maar ook extern, zoals met politie en Waterschap. De afspraken zullen zich niet alleen moeten richten op praktische werkafspraken, maar ook afstemming en coördinatie van beleidsdoelstellingen. Een gestructureerde vorm van oog-en-oor functie sluit rechtsongelijkheid in hoge mate uit, maar heeft tevens een preventieve werking. Geconstateerde overtredingen zullen worden geplaatst op een handhavingslijst, waarvan bestuurlijk de prioriteit van uitvoering zal worden vastgesteld.

Uitvoering handhaving

Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving. Het voornemen bestaat om het proces van bestuursrechtelijke handhaving vast te leggen in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. Hiervoor biedt de Wet Economische Delicten de grondslag. Een concretisering van de rol van het strafrecht met het Openbaar Ministerie en de politie ligt hier voor de hand. Het toepassen van privaatrechtelijke handhaving blijkt langzamerhand door de heersende rechtsopvattingen als een minder adequaat middel te worden gezien, zodat hiervan slechts met uitzondering gebruik zal worden gemaakt.

Gezien het reparatoire karakter van bestuursrechtelijke handhaving, gaat de voorkeur uit naar het toepassen van bestuursdwang, zeker in die gevallen waarbij sprake is van illegale bouwwerken. Illegaal gebruik blijkt in de praktijk dikwijls moeilijk door middel van bestuursdwang te kunnen worden beëindigd, zodat in die situaties een lastgeving onder verbeurdverklaring van een dwangsom voor de hand ligt.

Het bewust niet handhavend optreden tegen een illegale situatie zal slechts in uitzonderlijke gevallen plaats mogen vinden, bijvoorbeeld in die situaties waarbij wegens gewijzigde beleidsinzichten aanpassing van de regelgeving daarop nog niet heeft plaatsgevonden en in redelijkheid niet verlangd kan worden dat nog voldaan wordt aan de geldende regels. Uiteraard dienen in dergelijke situaties de belangen van derden-belanghebbenden te worden afgewogen.

Verantwoording

De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.

Tweede woningenbeleid

In de 'Gebruiksverordening 2e woningen Veere' is het gebruik van woningen in het werkingsgebied als tweede woningen verboden. Op basis van deze verordening voert de gemeente een gericht handhavingsbeleid. Flankerend beleid is evenwel noodzakelijk om de bestaande voorraad in de kernen optimaal te kunnen benutten en de negatieve effecten voor de leefbaarheid te beperken.

NB. Permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het concept ontwerpbestemmingsplan 'Kom Koudekerke' (versiedatum 2 maart 2012) is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan de Provincie Zeeland en het Waterschap Zeeuwse eilanden. Hierna volgen de reacties.

Provincie

De Provincie Zeeland heeft de volgende opmerkingen op het concept ontwerpbestemmingsplan gemaakt.

Opmerkingen:

  1. 1. Buiten het plangebied (circa 100 buiten de bestemmingsplangrens) ligt de historische windmolen De Lelie. De molenbiotoop van deze molen ligt over het plangebied. Gelet op de Provinciale ruimtelijke verordening moet de molenbiotoop opgenomen worden in het bestemmingsplan.
  2. 2. In de juridische planbeschrijving ontbreekt de beschrijving van een aantal functieaanduidingen die gebruikt zijn op de verbeelding en in de regels.

De Provincie heeft aangegeven geen reden te zien om verder vooroverleg te voeren over het voorliggende plan.

Beantwoording

  1. 1. De molenbiotoop is opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Op de verbeelding is een gebiedsaanduiding weergegeven in en de regels is een regeling opgenomen conform de vereisten uit de Provinciale ruimtelijke verordening. In de toelichting is een beschrijving van de cultuurhistorische waarde van de molen opgenomen.
  2. 2. De nog niet genoemde functieaanduidingen zijn opgenomen in de juridische planbeschrijving.

Waterschap Zeeuwse eilanden

Het Waterschap Zeeuwse had de volgende aandachtspunten op het concept ontwerpbestemmingsplan.

Opmerkingen

  1. 1. Ten aanzien van de beoogde woning aan de Biggekerksestraat heeft het waterschap aangegeven wat het te hanteren hoogste streefpeil is. In dit gebied gaat het waterschap uit van een waterpeil van NAP -0,8 m, gebaseerd op een statistische regenbui die eens in de 100 jaar voorkomt.
  2. 2. Op basis van de archeologische dubbelbestemming Waarde - Archeologie geldt een aanlegverbod voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Het Waterschap verzoekt activiteiten die plaatsvinden ten behoeve van normaal beheer en onderhoud op te nemen als uitzondering op het aanlegverbod.
  3. 3. Het Waterschap verzoekt in de regels van de wijzigingsbevoegdheden toe te voegen dat het waterschap om advies wordt gevraagd.

Beantwoording

  1. 1. Het te hanteren streefpeil is verwerkt in de ruimtelijke onderbouwing voor de beoogde woning aan de Biggekerksestraat.
  2. 2. In de regels met de archeologische bestemmingen (artikel 16 tot met 18) is de uitzondering voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden toegevoegd aan de artikelen. In de artikelen 16.3.2., 17.3.2. en 18.3.2. is een nieuw lid f toegevoegd luidende: de werken en werkzaamheden betrekking hebbende op het normaal beheer en onderhoud van de gronden.
  3. 3. Het voeren van een wateroverleg is een wettelijke verplichting bij de totstandkoming van een ruimtelijke ontwikkeling. Het toevoegen van regels aan de wijzigingsbevoegdheid voegt niets toe en is omwille van deregulering dan ook niet opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Bij De Vaststelling Aangebrachte Wijzigingen

Het ontwerpbestemmingsplan 'Kom Koudekerke' heeft in het kader van de vaststellingsprocedure van 10 mei 2012 tot en met 20 juni 2012 zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Wel hebben ambtshalve wijzigingen geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. De wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn in de hierna volgende paragraaf vermeld. Volstaan is met een opsomming van de aangebrachte wijzigingen. Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar het raadsvoorstel en het vaststellingsbesluit. Het bestemmingsplan is door de gemeenteraad op 13 september 2012 gewijzigd vastgesteld.

8.1 Ambtshalve Aanpassingen

Regels

De wijzigingsbevoegdheid uit artikel 24.2.1 is gewijzigd ten behoeve van de uitbreiding van de supermarkt aan de Badhuisstraat 6. Wijziging naar woningbouw is hiermee niet meer mogelijk met de wijzigingsbevoegdheid.

Verbeelding

De begrenzing van de gronden met de aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied - 1 is aangepast. Een kleine uitstulping aan de zuidzijde van het vlak was op gronden van derden gesitueerd.

Toelichting

De toelichting is aangepast/aangevuld op de gewijzigde wijzigingsbevoegdheid voor de uitbreiding van de supermarkt.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Toelichting Op Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing Biggekerksestraat

Bijlage 4 Inventarisatie En Inschaling Bedrijven Koudekerke

Bijlage 5 Molenbiotoop

Bijlage 6 Waterschapsadvies