KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Horeca
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Natuur
Artikel 9 Recreatie
Artikel 10 Sport
Artikel 11 Tuin
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Waterstaatswerken
Artikel 16 Waarde - Archeologie 1
Artikel 17 Waarde - Hydrologische Bufferzone
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Artikel 20 Algemene Bouwregels
Artikel 21 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 24 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Planopgave En Doelstelling
1.2 Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Omgeving
2.2 Bestaande Situatie Fort Den Haakweg-gebied
2.3 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidsaspecten
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Nadere Onderbouwing Behoefte Diverse Functies
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
4.2 Bodem
4.3 Niet Gesprongen Explosieven
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Kabels, Leidingen En Telecommunicatieverbindingen
4.7 Verkeer En Parkeren
4.8 Geluid
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Water
4.11 Ecologie
4.12 Landschap
4.13 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Wettelijk Kader
5.2 Toelichting Op De Gehanteerde Bestemmingen
5.3 Toelichting Op De Algemene Regels
5.4 Toelichting Op De Overgangsregels En Slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische En Financiële Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Handhaving
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Landschappelijk Inrichtingsplan Park Fort Den Haak
Bijlage 1 Resultaat Berekeningen Omni-x
Bijlage 2 Resultaat Berekening Meerstrooksrondeverkenner
Bijlage 3 Plots Verkeersmodel
Bijlage 4 Parkeernorm
Bijlage 5 Contouren Wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 7 Aerius-berekening
Bijlage 8 Kwantitatieve Risicoanalyse N57
Bijlage 9 Watertoetstabel
Bijlage 10 Landschappelijk Inrichtingsplan Park Fort Den Haak
Bijlage 11 Kaart Landschappelijk Inrichtingsplan Park Fort Den Haak
Bijlage 12 Raadsbesluit Vaststelling Landschappelijk Inrichtingsplan Park Fort Den Haak
Bijlage 13 Eindadvies Supervisor
Bijlage 14 Zienswijzennota
Bijlage 15 Vaststellingsbesluit

Park Fort den Haak

Bestemmingsplan - Gemeente Veere

Vastgesteld op 08-06-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.5 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.7 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.8 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.11 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van de exploitatie en het beheer van een complex.

1.12 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

de totale vloeroppervlakte in gebouwen zijnde kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de verdiepingen en daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.14 bestaande bouwwerken

bouwwerken die bestaan of kunnen worden gebouwd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is, met uitsluiting van vertrekken onder de begane grondvloer, zoals een kelder, souterrain en onderbouw.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.26 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van de exploitatie en het beheer van een complex voor verblijfsrecreatie, gericht op het als onderneming aan meerdere, steeds wisselende, personen per jaar aanbieden van recreatief verblijf.

1.27 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.28 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen.

1.29 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt.

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen, met inbegrip van afhaal, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening

het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes, autorijscholen en videotheken.

1.32 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (inclusief opbouw en afbraak) korter duren dan 10 dagen per evenement.

1.33 extensieve recreatie

recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving, bijvoorbeeld wandelen en fietsen. Er zijn weinig of geen gebouwen nodig en het aantal recreanten is beperkt.

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.36 horecabedrijf

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  1. a. het verstrekken van dranken en/of etenswaren, teneinde deze ter plaatse te nuttigen, al dan niet in combinatie met:
    1. 1. het exploiteren van zaalaccommodatie;
    2. 2. het verstrekken van nachtverblijf.

1.37 kantoor/praktijk(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerp-technisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.38 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.39 landschapsdeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van landschap.

1.40 landschapswaarde

De aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van levende en niet-levende natuur.

1.41 natuurwaarde

een aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.42 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.43 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, waterhuishoudkundige voorzieningen, telefooncellen, abri's en apparatuur voor telecommunicatie.

1.44 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.45 peil

  1. a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
  2. b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.46 pension

een gebouw, bestemd om gelijktijdig door meerdere gezinnen of daarmee gelijk te stellen groepen van personen te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.47 trekkershut

een verblijfsrecreatie-eenheid met een oppervlak van ten hoogste 45 m².

1.48 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals een recreatiewoning, hotelkamers, een logeergebouw, een pension of een trekkershut, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.49 voorgevel van een gebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een gebouw. Indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), bepaalt het bevoegd gezag welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd.

1.50 voorgevelrooilijn

een denkbeeldige dan wel met de aanduiding 'gevellijn' aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, balustrades, liftinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen en functies, zoals (niet uitputtend): groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening ten behoeve van de (verblijfs)recreatieve functies in de omgeving;
  2. b. uitsluitend op de verdiepingen: verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen en hotelkamers;
  3. c. ten diensten van de functies zoals genoemd onder sub a en b:
    1. 1. horeca-activiteiten tot en met categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
    2. 2. sport;
    3. 3. wellness;
    4. 4. detailhandel met een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 200 m²;
    5. 5. maatschappelijke voorzieningen;
    6. 6. kantoor;
    7. 7. cultuur en ontspanning;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen en functies, zoals (niet uitputtend): sport-, spel- en speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, laad- en losruimte, erven, tuinen, terrassen, reclame-uitingen, afvalverzamelvoorzieningen, evenementen en nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan met een centrale bedrijfsmatige exploitatie.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water en voet- en fietspaden;
  2. b. landschappelijke inpassing;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen en functies, zoals (niet uitputtend): waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, wandel-, fiets- en ruiterpaden en evenementen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1c': horecabedrijven tot en met categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen en functies, zoals (niet uitputtend): laad- en losruimte, parkeren, vergaderruimte, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen, terrassen, reclame-uitingen, evenementen, sport- en speelvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. religie;
  2. b. openbare dienstverlening;
  1. a. informatievoorziening;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen en functies, zoals (niet uitputtend): parkeren, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en evenementen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 8 Natuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud en herstel en versterking van actuele en potentiële cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.3 Omgevingsvergunning voor de activiteit uitvoeren van werken en/of werkzaamheden

Artikel 9 Recreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'manege': een manege;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1': een outdoorpark bestaande uit:
    1. 1. een outdoorpark met sport- en spelvoorzieningen;
    2. 2. verblijfsrecreatie in de vorm van ten hoogste 25 trekkershutten;

met dien verstande dat deze functies worden ingebed in een kwalitatief hoogwaardig landschap, dat een aantrekkelijk recreatiemilieu waarborgt en een goede inpassing in de omgeving;

  1. d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': één horecabedrijf tot en met categorie 1d van de Staat vanHoreca-activiteiten met een bedrijfsvloeroppervlak (bvo) van ten hoogste 400 m²;
  2. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  3. f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': één recreatiewoning;
  4. g. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie': verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen;
  5. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen en functies, zoals (niet uitputtend): parkeren, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, terrassen, elektrische oplaadpunten, uitritten, culturele activiteiten, evenementen en afvalverzamelvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.3 Specifieke gebruiksregels

Verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan met een centrale bedrijfsmatige exploitatie.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport -1': tennisbanen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport -2': een schietbaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'pitch & putt':
    1. 1. een pitch&putt-golfbaan met ten hoogste 9 holes;
    2. 2. ondergeschikte horeca-activiteiten tot en met categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten met een bedrijfsvloeroppervlak (bvo) van ten hoogste 300 m²;
    3. 3. visvijvers;

met dien verstande dat deze functies worden ingebed in een kwalitatief hoogwaardig landschap, dat een aantrekkelijk recreatiemilieu waarborgt en een goede inpassing in de omgeving;

  1. d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen;
  2. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen en functies, zoals (niet uitputtend): sport- en speelvoorzieningen, parkeren, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, wegen voor bestemmingsverkeer, voetpaden, wandelpaden, ruiterpaden en fietspaden.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.3 Specifieke gebruiksregels

Verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan met een centrale bedrijfsmatige exploitatie.

10.4 Voorwaardelijke verplichting

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 11.2.1 voor het bebouwen van gronden met de bestemming 'Tuin' met aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot ten hoogste 40 m² met inachtneming van de volgende regels/voorwaarden:

  1. a. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  2. b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  3. c. het ontwerp van het bouwplan voldoet aan de Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  3. c. parkeren;
  4. d. verblijfsgebied;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': een zend-/ontvangstinstallatie;
  6. f. bij deze doeleinden behorende voorzieningen en functies, zoals (niet uitputtend): pleinen, terrassen, markten, standplaatsen voor ambulante handel, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, sloten, sanitaire voorzieningen, oplaadpunten voor elektrische voertuigen, afvalverzamelvoorzieningen, parkeerbetaalautomaten, slagbomen, geluidswerende voorzieningen, reclame-uitingen en evenementen;

met dien verstande dat de genoemde functies worden ingebed in een kwalitatief hoogwaardige inrichting, die een aantrekkelijk verblijfsklimaat waarborgt en een goede inpassing in de omgeving.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen,
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'erf': voor erven bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen en functies, zoals (niet uitputtend): erven, tuinen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, water en nutsvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 14.2.1 sub d voor het bebouwen van gronden met de aanduiding 'erf' tot ten hoogste 100 m² met inachtneming van de volgende regels/voorwaarden:

  1. a. de hoogtematen zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 14.2.3 sub a en b;
  2. b. het ontwerp van het bouwplan voldoet aan de nota Ruimtelijke Kwaliteit en leidt niet tot een stedenbouwkundige aantasting van het perceel in relatie tot de omgeving;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 15 Waterstaatswerken

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaatswerken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterstaatkundige voorzieningen, zoals waterkering, waterbeheersing, kaden, dijksloten, opslag en onderhoud ten behoeve van vaar- en waterwegen, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermde dijk': tevens voor behoud en/of herstel van de daaraan eigen landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de dijk;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden': tevens het behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige natuurwetenschappelijke en/of bufferfunctie ten opzichte van een aangrenzende bestemming Natuur;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kreekruggen': het behoud, herstel en/of versterking van de aanwezige kreekruggen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 onder a met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. de waterstaatkundige belangen worden door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - beschermde dijk', 'natuurwaarden' en 'specifieke vorm van agrarisch - kreekruggen' de gronden niet worden aangetast of niet significant worden, of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen;
  4. d. alvorens omtrent de bevoegdheid tot afwijken te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  2. b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
    2. 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    3. 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.2 en b.3 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Waarde - Hydrologische Bufferzone

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Hydrologische bufferzone' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de hydrologische bufferzone.

17.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Waterstaat - Waterkering

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – primair bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen, zoals waterkering, waterbeheersing, kaden, dijksloten, opslag en onderhoud ten behoeve van vaar- en waterwegen, wegen, paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 onder c met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. de waterstaatkundige belangen worden door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  3. c. alvorens omtrent de bevoegdheid tot afwijken te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene Bouwregels

20.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt en de breedte ten hoogste 3 m.

20.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande dakhelling, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 21 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. c. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

23.2 Wijzigen

Artikel 24 Overige Regels

24.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Park Fort den Haak'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Planopgave En Doelstelling

1.1.1 Planopgave

Dorpsplan Vrouwenpolder

Onderdeel van de ruimtelijk-economische agenda van het 'Dorpsplan Vrouwenpolder' (hierna: het dorpsplan) is het opstellen van een integrale ontwikkelvisie, inclusief toeristisch-economische verkenning, voor het Fort den Haakweg-gebied. Aanleiding hiervoor is de onsamenhangende beeldkwaliteit van de Fort den Haakweg die de belangrijkste verbinding is tussen de woonkern en de kustzone en de Veerse Dam. Het doel van deze opgave is om van de Fort den Haakweg een aantrekkelijke verbinding te maken tussen de woonkern en de kustzone waardoor er op organische wijze een integrale en samenhangende dorpsontwikkeling tot stand komt.

Masterplan Fort den Haakweg-gebied

Gebiedsvisie

Als eerste stap om te komen tot een ontwikkelingsvisie is onder begeleiding van het bureau Stipo een gebiedscoalitie geformeerd. Deze gebiedscoalitie bestaat uit een brede afvaardiging van stakeholders uit het Fort den Haakweg-gebied. De gebiedscoalitie heeft de 'Gebiedsvisie Fort den Haakweg 2020' (hierna: de gebiedsvisie) opgesteld. Deze visie geeft inzicht in de ruimtelijke, landschappelijke en economische mogelijkheden van het Fort den Haakweg-gebied.

Ontwikkelplan

Als uitwerking van de gebiedsvisie is er onder begeleiding van het bureau Ordito het 'Ontwikkelplan Fort den Haakweg' (hierna: het ontwikkelplan) opgesteld. In dit ontwikkelplan is de gebiedsvisie concreet uitgewerkt op stedenbouwkundig en landschappelijk niveau waarbij er per ontwikkellocatie randvoorwaarden en uitgangspunten zijn opgenomen.

Nota Supervisie Fort den Haakweg

Om de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de ontwikkelingen in het Fort den Haakweg-gebied te waarborgen is een supervisor aangesteld. De ruimtelijke kwaliteitstoets is verwoord en verbeeld in de Nota Supervisie Fort den Haakweg (hierna: de nota) en vormt samen met het ontwikkelplan het Masterplan voor het Fort den Haakweg-gebied. Op 11 juni 2015 stelde de gemeenteraad (hierna: de raad) deze nota vast en besloot om hiervoor een bestemmingsplan op te stellen.

1.1.2 Doelstelling

Het doel van het voorliggend bestemmingsplan is om het door de raad vastgestelde Masterplan juridisch-planologisch mogelijk te maken. Daarbij zijn de ontwikkelingen beoordeeld en getoetst aan het geldende beleid en wet- en regelgeving (dit is verwoord in de toelichting), zijn er regels opgesteld en zijn de ontwikkelingen opgenomen op de kaart (verbeelding).

1.2 Plangebied

Het plangebied bestaat uit de gronden die liggen tussen de Fort den Haakweg en de parallelweg van de N57. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Noorddijk, aan de westzijde door de Fort den Haakweg, aan de noordzijde door de strand-/duinovergang 'Duinoord' en aan de oostzijde door de parallelweg van de Rijksweg N57. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 22,5 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Plangebied bestemmingsplan Park Fort den Haak (Bron: Google Earth)

1.3 Leeswijzer

De toelichting is als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 2 worden de omgeving, de bestaande en de nieuwe situatie van het plangebied beschreven.
  • In hoofdstuk 3 is de beoogde ontwikkeling getoetst aan het geldende overheidsbeleid.
  • In hoofdstuk 4 is de beoogde planvorming getoetst aan de omgevingsaspecten en de geldende wet- en regelgeving.
  • Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de planregels en de verbeelding van het bestemmingsplan.
  • In hoofdstuk 6 wordt de maatschappelijke, economische en financiële uitvoerbaarheid van het plan beschreven.
  • Hoofdstuk 7 gaat in op de handhaving van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Omgeving

Vrouwenpolder

Vrouwenpolder is één van de dertien kernen van de gemeente Veere. Vanuit het noorden vormt Vrouwenpolder de entree van Walcheren. Vrouwenpolder is een veelzijdig vakantiedorp met een strategische ligging nabij de zee, de natuur van de Manteling van Walcheren en het Veerse Meer. Vrouwenpolder is daarnaast een woonkern die is opgebouwd rondom de Dorpsdijk. Aan de Dorpsdijk ligt het centrumgebied met diverse centrumvoorzieningen zoals horeca, detailhandel, maatschappelijke functies een kerk en twee bouwbedrijven. Ten westen van Vrouwenpolder ligt een open agrarisch en landschappelijk gebied dat zich uitstrekt tot aan Oostkapelle. Ten zuiden van de kern ligt het kerngebonden bedrijventerrein 'Schoolstraat'. Ten oosten van Vrouwenpolder ligt eveneens een open agrarisch en landschappelijk gebied dat zich uitstrekt via de Polredijk tot aan de stad Veere. Ten noorden ligt het recreatiegebied en de kustzone die wordt begrensd door de Veerse Dam en het Veerse Meer. De Fort den Haakweg vormt van oudsher de verbinding tussen het centrum en het recreatiegebied en kustzone. Vrouwenpolder profileert zich als sportief gebied aan de kust.

Landschap

Het landschap rondom Vrouwenpolder wordt gekenmerkt door een dijkenstructuur die ontstaan is met de inpoldering van het voormalige schorrengebied. Veel dijken zijn als hoogteverschil inmiddels verdwenen, maar de Dorpsdijk en de Noorddijk zijn nog steeds herkenbaar aanwezig. De Noorddijk vormde ooit de overgang tussen het 'natte duinbos' en het kleinschalig open agrarisch landschap, dat gekenmerkt werd door meidoornhagen rondom percelen en langs wegen. De meidoornhagenstructuur is grotendeels verdwenen en de overgang tussen het duinbos en het agrarisch landschap is noordelijker komen te liggen (ter hoogte van Breezand II).

Kustzone en het Veerse Meer

Ten noorden liggen het recreatiegebied en de kustzone die aan de noordzijde worden begrensd door de Veerse Dam en aan de oostzijde door het Veerse Meer. De kustzone bestaat uit zee, strand, duinen en dijken. De afwisseling en verscheidenheid, kleinschaligheid en evenwichtigheid zijn kenmerkend voor het karakter en daarmee de identiteit van de kustzone. De aantrekkingskracht van dit gebied is bijzonder groot.

2.2 Bestaande Situatie Fort Den Haakweg-gebied

Het gebied tussen de duinen en de Noorddijk is te typeren als een overgangszone tussen de woonkern van Vrouwenpolder en de kustzone met de grote verblijfsrecreatieve concentraties. Als tussengebied vervult het meerdere rollen die echter niet optimaal tot uitdrukking komen. De betekenis als overgangsgebied oogt willekeurig of toevallig. Een duidelijke ruimtelijke en functionele identiteit ontbreekt.

Het gebied tussen het lint van de Fort den Haakweg en de N57 is landschappelijk gezien een geïsoleerd polderfragment. Een deel van de gronden heeft nog een agrarisch gebruik. Er liggen echter ook een aantal toeristische en recreatieve voorzieningen in het gebied zoals een hotel, openbare strandparking, tennisvelden, tropische tuin en een gebouw van de schietvereniging. In het uiterste noorden, tegen de kustzone, ligt een klein natuurgebied met daarin het restant van het oude Fort den Haak. Het betreft een collage van functies zonder een duidelijk ruimtelijke samenhang en identiteit, zoals te zien is in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0002.png"

Figuur 2.1 Bestaande situatie; diversiteit aan functies zonder duidelijke ruimtelijke samenhang (2017)

Een onmiskenbare betekenis van het gebied is die van de verbinding tussen de kust en het dorp, de recreatieconcentratie en de andere bestemmingen. Die rol wordt momenteel alleen ingevuld door de Fort den Haakweg als enige route tussen deze deelgebieden. De weg heeft een smal profiel. De verschillende weggebruikers (gemotoriseerd verkeer, fietsers en voetgangers) worden door de inrichting van het wegprofiel strikt gescheiden, maar hebben allen weinig ruimte binnen hun eigen zone. De inrichting van de weg kent weinig kwaliteit. De Fort den Haakweg mist een aansprekende ruimtelijke identiteit die verwacht mag worden bij de belangrijkste badroute van Vrouwenpolder.

De bebouwing langs de Fort den Haakweg loopt bijna door tot aan het dorp. Er is een opvallend verschil in het bebouwingsbeeld aan de oost- en westzijde van de weg. Aan de oostzijde is de (lint)bebouwing landelijk, dorps, kleinschalig en met een duidelijke oriëntatie op de weg. Aan de westzijde is dat anders. De bebouwing is planmatig ontwikkeld en heeft daarbij wel de ruimte aan de Fort den Haakweg ingenomen, zonder aan de identiteit en het bebouwingsbeeld van de weg kwaliteiten toe te voegen. 'Breezand II' ligt met de achterkanten van de bebouwing aan de Fort den Haakweg. Het complex 'Veerse Bree' neemt door afwijkende schaal, maat en bebouwingstypologie een dominante positie in.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0003.png"

Figuur 2.2 Luchtfoto plangebied vanaf de noordzijde

Ontsluiting

Het plangebied wordt momenteel enkel ontsloten door de Fort den Haakweg. De Fort den Haakweg is in hoofdzaak te bereiken via de Dorpsdijk die aansluit op de N57. Via de Noorddijk (eenrichtingsverkeer) is de parallelweg van de N57 bereikbaar, die aansluit in zuidelijke richting op de N57 en in noordelijke richting op de Veerse Dam.

In 2013 is de Dorpsdijk heringericht met het principe 'shared space' waarbij de auto te gast is en er een verblijfsgebied in het centrum ontstaat. Het plangebied is hoofdzakelijk te bereiken via de Dorpsdijk. Met name in het toeristenseizoen wordt de Dorpsdijk (te) druk belast en ervaart de directe omgeving verkeers- en parkeeroverlast.

2.3 Toekomstige Situatie

2.3.1 Dorpsplan Vrouwenpolder

Het gebied dat begrensd wordt door de bebouwing van de Fort den Haakweg, de N57, de kustzone en het dorp vraagt om een samenhangend toekomstperspectief. Voor een betere balans tussen de kwaliteit van verkeers- en verblijfsfunctie wordt een extra ontsluiting voorgesteld vanaf de westelijke parallelweg van de N57. De ideale aanhaking op de Fort den Haakweg ligt pal tegenover het bestaande receptiegebouw van 'Breezand II'. Vanaf de rotonde van de N57 is de kustzone dan bereikbaar via zowel het dorp als de oostflank van Vrouwenpolder. Deze voorgestelde nieuwe/extra ontsluiting biedt voordelen ten opzichte van de bestaande verkeersontsluiting. Door dit nieuwe tracé zal de belasting door het autoverkeer op de Dorpsdijk en de Fort den Haakweg afnemen. Dit creëert gunstige condities voor het scheppen van een veilig en prettig verblijfsgebied in het centrum. Eveneens ontstaan er betere condities voor de herinrichting van het noordelijk gedeelte van de Fort den Haakweg als aantrekkelijke badroute. Verder zal de bereikbaarheid van de voorzieningen in het Fort den Haakweg-gebied beter worden. Ten slotte ontstaan er hierdoor kansen voor ontwikkeling van het gebied tussen de huidige dorpsrand en de N57. De 'achterkant' van het dorp krijgt door de nieuwe route een nieuwe oriëntatie en is eenvoudiger te ontsluiten.

De mogelijkheden voor (her)ontwikkeling en herinrichting van het Fort den Haakweg-gebied als gevolg van de voorgestelde nieuwe/extra ontsluiting zijn verkend. Er is daarbij een onderscheid gemaakt tussen het mogelijke beeld van de Fort den Haakweg zelf en het gebied ten oosten daarvan.

Het streefbeeld voor de Fort den Haakweg gaat uit van een identiteit als badroute. Omdat aan de westzijde van de weg de aanliggende bebouwing nauwelijks ruimtelijk ondersteunend werkt, is het denkbaar dat een continue lijnstructuur van bomen die visuele begeleiding overneemt. De strikte fysieke scheiding wordt bij voorkeur opgeheven. De herinrichting van de weg zorgt ervoor dat de automobilist zich te gast voelt. Inrichtingselementen en materiaalgebruik ondersteunen dit. Het einde van de weg, nabij hotel 'Duinoord' en de strand-/duinovergang, is een rustmoment op een knooppunt van routes. Door de herinrichting van de openbare ruimte heeft dit verblijfsgebied een aantrekkelijke uitstraling en een prettig verblijfsklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0004.png"

Figuur 2.3 Het nieuwe verblijfsgebied aan de voorzijde van hotel 'Duinoord'

Aan de oostzijde van de badroute kan door inpassing van diverse (her)ontwikkelingen een verdichting van het bebouwingslint ontstaan. Eventuele nieuwe bebouwing sluit qua schaal en maat aan bij de bestaande bouwvolumes. De uitstraling is landelijk dorps, met een streekeigen DNA. In functionele zin gaat het bij de herontwikkeling om verblijfsrecreatieve eenheden, met zo mogelijk een aanvulling met kleinschalige, op de toerist gerichte (economische) activiteiten.

De kavels aan de westzijde van de weg, tussen het 'Veerse Bree' en de Noorddijk, zijn ingevuld met een tweetal woningen met een moderne uitstraling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0005.png"

Figuur 2.4 Inbreiding kavels tussen het 'Veerse Bree' en de Noorddijk met woningen

In de oksels van de kruising van de Fort den Haakweg met de Noorddijk liggen groene onbebouwde ruimtes. Dit knooppunt van hoofdstructuurlijnen heeft daardoor een landschappelijk karakter. Het markeert ook de overgang tussen verschillende deelgebieden. Behoud van de huidige karakteristiek is uitgangspunt.

Het functionele streefbeeld van de oostflank ontwikkelt zich rond de dagrecreatieve thema's sport, natuur, ontspanning en cultuur. Met deze thema's wordt het een gebied dat betekenis heeft voor zowel de vaste bewoners als de gasten/toeristen. Een vernieuwend aanvullend aanbod van dag- en verblijfsrecreatie complementeert de kracht van Vrouwenpolder als vakantiedorp. Verder zijn er mogelijkheden voor de uitbreiding van verblijfsrecreatieve accommodaties. Naast de ontwikkeling van nieuwe functies moet ook gekeken worden naar de inpassing en/of herschikking van bestaande functies zoals de tennisvelden, de volkstuinen, de schietbaan en de antennemast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0006.png"

Figuur 2.5 Visiekaart Fort den Haakweg uit Dorpsplan Vrouwenpolder

2.3.2 Masterplan

Het Masterplan beoogt een duurzame kwalitatieve verbetering van de verbinding van de dorpskern met het recreatiegebied en de kustzone van Vrouwenpolder. Om dit te bereiken worden bestaande functies herontwikkeld (hotel 'Duinoord' en de subtropische tuin). Ook vindt transformatie plaats van agrarisch areaal tot een toeristisch (leisure)landschap, vindt kwaliteitsverbetering plaats van de bestaande bungalowparken 'Breezand I en II' door de nieuwbouw van een multifunctioneel receptiecomplex en vindt kwaliteitsverbetering plaats van de bestaande sportvoorzieningen. Om de beeldkwaliteit van het lint van de Fort den Haakweg te verbeteren, biedt het Masterplan mogelijkheden voor inbreiding. Ten slotte wordt het openbaar gebied opgeknapt door de herinrichting van de Fort den Haakweg, de aanleg van een landschapsparking, opwaardering van het bestaande openbare parkeerterrein en de aanleg van een verbindings-/ontsluitingsweg tussen de Fort den Haakweg en parallelweg N57. In de onderstaande afbeelding zijn de ontwikkelingen opgenomen en worden deze op hoofdlijnen nader toegelicht.

2.3.3 Ontwikkellocaties

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0007.png"

Figuur 2.6 Overzichtskaart ontwikkellocaties

Tabel 2.1 Overzicht ontwikkellocaties

adres ontwikkeling
1. Fort den Haakweg 24 (kadastrale nummers 194, 2551, 2552, 2553 en 1453) Kwaliteitsverbetering manege.
2. Fort den Haakweg 30-32 (kadastrale nummers 2547, 2548, 2549, 3364 en 3360) Inbreiding wonen.
3. Fort den Haakweg ongenummerd (kadastraal nummer 2264) Kwaliteitsverbetering bungalowparken Breezand I en II - nieuwbouw receptiecomplex Breezand Vakanties.
4. Fort den Haakweg 36 (kadastrale nummers 2164 en 2264) Kwaliteitsverbetering sportcomplex – uitbreiding schietbaan + herinrichting tennisbanen, verplaatsing antennemast en inbreiding verblijfsrecreatie.
5. Fort den Haakweg 2 (kadastrale nummers 709, 3411, 2539 en 2600) Opwaardering natuurgebied, opwaardering openbaar parkeerterrein, opwaardering restanten Fort den Haak en functieverbetering toeristenkerk tot informatie- en inspiratiepunt.
6. Breezand 65 (kadastrale nummers 816, 2121 en 3411) Kwaliteitsverbetering herontwikkeling en uitbreiding hotel 'Duinoord'.
7. Fort den Haakweg ongenummerd (kadastraal nummer 3419) Transformatie agrarisch areaal tot Pitch&Putt golfbaan + 9 vrijstaande recreatiewoningen + visvijver.
8. Fort den Haakweg 38 Herontwikkeling subtropische tuin tot outdoorpark.
9. Fort den Haakweg ongenummerd (kadastraal nummer 2264) Openbaar gebied - aanleg landschapsparking.
10. Herinrichting Fort den Haakweg + aanleg verbindings-/ontsluitingsweg.

Kwaliteitsverbetering manege (tabel nummer 1)

Initiatiefnemer heeft een planidee voor kwaliteitsverbetering van de bestaande manege. Een deel van de bestaande opstallen wordt gesloopt en herbouwd met 1 nieuwe loods. Aan het bebouwingslint zijn 2 verblijfsrecreatieve eenheden voorzien. In het voorliggend bestemmingsplan wordt voor deze ontwikkeling een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0008.png"

Figuur 2.7 Manege Wattel

Inbreiden - wonen (tabel nummer 2)

Langs en in het bebouwingslint van de Fort den Haakweg wordt via het voorliggend bestemmingsplan planologisch kwaliteitsverbetering mogelijk gemaakt. Het betreft de volgende locaties:

  • Fort den Haakweg 22;
  • Fort den Haakweg 28a; ten behoeve van mantelzorg (reeds gerealiseerd);
  • Fort den Haakweg 34-36 (reeds gerealiseerd);
  • Fort den Haakweg 30.

Aan het bebouwingslint Fort den Haakweg liggen in privébezit volkstuinen. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt en ter verbetering van de beeldkwaliteit van de Fort den Haakweg is het logisch dat dit deel van het lint wordt ingebreid. In het voorliggend bestemmingsplan wordt voor deze ontwikkeling een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0009.png"

Figuur 2.8 Volkstuinen aan de Fort den Haakweg

Kwaliteitsverbetering en nieuwbouw multifunctioneel receptiecomplex Breezand Vakanties (tabel nummer 3)

Aan de overzijde van het huidige receptiekantoor van Breezand Vakanties wordt een nieuw multifunctioneel receptiecomplex gebouwd om daarmee een kwaliteitsverbeteringsslag te maken voor een duurzame toekomstgerichte bedrijfsvoering. Op de begane grond is ondergeschikt en ten behoeve van de bedrijfsvoering lichte horeca (tot en met categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten) en detailhandel voorzien. Op de 1e en 2e verdieping zijn recreatieve verblijfseenheden voorzien bestaande uit appartementen en suites. Daarnaast biedt het nieuw complex mogelijkheden om maatschappelijke voorzieningen te huisvesten, zoals bewegingsonderwijs. Als nieuw aanvullende jaarrond voorziening is er tevens een bowlingbaan voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0011.png"

Figuur 2.9 Het huidige receptiekantoor (boven) en een voorlopige impressie van het nieuwe multifunctioneel receptiecomplex (onder)

Kwaliteitsverbetering sportcomplex - uitbreiding schietbaan, herinrichting tennisbanen, verplaatsing antennemast en inbreiding verblijfsrecreatie (tabel nummer 4; figuur 2.9)

Uitbreiding schietbaan

De schietvereniging heeft de wens om de bestaande 12 m baan uit te breiden tot een 50 m baan. In het voorliggend bestemmingsplan wordt voor deze ontwikkeling een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Herinrichting tennisbanen

De bestaande tennisvelden aan de Fort den Haakweg worden heringericht. Er worden twee volwaardige allround banen en een mini-baan aangelegd. De tennisbanen worden landschappelijk ingepast in de omgeving en zijn voorzien van bijbehorende voorzieningen, zoals een kantine, lichtmasten en parkeren.

Verplaatsing antennemast

Ten behoeve van de planontwikkeling wordt de bestaande antennemast verplaatst binnen dit deelgebied. De mast heeft een site-oppervlakte van circa 100m2 en de hoogte van de mast is ca. 40 meter.

Inbreiding verblijfsrecreatie

Door de herinrichting van de huidige tennisbanen, ontstaat er in het lint van de Fort den Haakweg de mogelijkheid voor inbreiding. Gedacht wordt aan 3 kavels in het lint. Bij de planontwikkeling worden de mogelijkheden voor beperkte aanvullende verblijfsrecreatie voor zorgtoerisme onderzocht.

Verplaatsing/handhaving volkstuinen

Bij de planontwikkeling van dit deelgebied wordt de situering van de volkstuinen onderzocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0012.jpg"

Figuur 2.10 De huidige tennisvelden (links) en een voorlopige impressie van de herinrichting van de tennisvelden, de uitbreiding van de schietbaan, de inbreiding van verblijfsrecreatie en de nieuwe locatie van de zendmast (rechts)

Opwaardering natuurgebied, opwaardering openbaar parkeerterrein, opwaardering restanten Fort den Haak en functieverbetering toeristenkerk tot informatie- en inspiratiepunt (tabel nummer 5)

Tussen hotel Duinoord, het huidige openbare parkeerterrein en de Veerse Dam ligt een natuurgebied en de restanten van het voormalige Fort den Haak. Het idee is om dit deelgebied open te stellen zodat de natuur- en cultuurhistorische waarden beter tot hun recht komen. De strand- en duinovergang is inmiddels opgewaardeerd. Daarnaast kan gedacht worden aan het opwaarderen van het openbare parkeerterrein en het aanleggen van openbare wandelpaden. Centraal punt hierin is de toeristenkerk. Deze kerk wordt nu beperkt gebruikt en leent zich er voor om, in het kader van de opwaardering van dit deelgebied, meer gebruikt te worden. Gedacht kan worden aan een informatie- en inspiratiepunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0014.png"

Figuur 2.11 Fort den Haak (april 2016)

Kwaliteitsverbetering herontwikkeling en uitbreiding hotel 'Duinoord' (tabel nummer 6)

Het bestaande hotel Duinoord breidt uit tot een hoogwaardig familiehotel met 46 kamers met een gezamenlijke wellnessvoorziening. De bestaande voorzieningen blijven gehandhaafd. De beoogde uitbreiding kan enkel zuidwaarts plaatsvinden, vanwege de ligging van de waterkeringszone. Via een afzonderlijke planologische procedure wordt deze ontwikkeling mogelijk gemaakt. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing voor deze ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0016.png"

Figuur 2.12 Het huidige hotel (boven) en een voorlopige impressie van de planvorming voor het nieuwe hotel (onder)

Transformatie agrarisch areaal tot Pitch&Putt-golfbaan, 9 vrijstaande recreatiewoningen, visvijver, clubgebouw met ondersteunende lichte horeca (tabel nummer 7)

Het huidige agrarische areaal wordt getransformeerd tot een leisurelandschap dat ingericht wordt met een 9-holes Pitch&Putt-golfbaan, 2 clusters met in totaal 9 vrijstaande recreatiewoningen, visvijvers en een clubgebouw ten behoeve van de golfbaan en de visvijvers met ondersteunende lichte horeca. Door het landschap zijn openbare wandel-, fiets-, en ruiterpaden voorzien. Het landschap wordt zo ingericht dat de karakteristieke zichtlijnen door het gebied en op Vrouwenpolder versterkt worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0018.png"

Figuur 2.13 De huidige agrarische percelen (boven) en een voorlopige impressie van het leisurelandschap (onder)

Herontwikkeling subtropische tuin tot outdoorpark (tabel nummer 8)

De bestaande subtropische tuin wordt herontwikkeld tot een (openbaar) outdoorpark met outdooractiviteiten, gecombineerd met maximaal 25 verblijfsrecreatieve eenheden (trekkershutten), een nieuwe horecagelegenheid en de herbouw van de bestaande beheerderswoning. De nieuwe horecagelegenheid dient mogelijk ook als exploitatiepunt van de golfbaan en visvijvers. Het outdoorpark kent een centrale bedrijfsmatige bedrijfsvoering. De horeca op het outdoorpark dient tevens voor de exploitatie van de Pitch&Putt-golfbaan en zal worden gebruikt als receptiefunctie van de trekkershutten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0019.png"

Figuur 2.14 De bestaande subtropische tuin

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0020.png"

Figuur 2.15 Het voorlopige ontwerp van het nieuwe horecagebouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0021.png"

Figuur 2.16 Impressie terreininrichting Outdoorpark, uit stedenbouwkundig masterplan (Bron: Nota supervisie, 2015)

2.3.4 Openbare ruimte

Herinrichting Fort den Haakweg

Voor het verbeteren van de verbinding met Vrouwenpolder en versterken van de beeldkwaliteit wordt de Fort den Haakweg heringericht. In het ontwikkelplan is hiervoor een voorlopig ontwerp gemaakt. Tot aan het kruispunt Noorddijk/Fort den Haakweg krijgt de Fort den Haakweg een 'dorps karakter' dat aansluit op dat deel dat in 2013 al is heringericht. Vanaf het kruispunt Noorddijk/Fort den Haakweg krijgt de Fort den Haakweg de uitstraling en inrichting van een 'strandboulevard'. Het huidige snelheidsregime van 50 km/h wordt na de herinrichting verlaagd naar 30 km/h. De weg is voor gemengd verkeer (zowel auto's als fietsers). Naast de weg komt een vrijliggende wandelpromenade te liggen. De Fort den Haakweg wordt verder ingericht met verblijfsgebieden in de vorm van 'shared spaces' ter hoogte van de nieuwbouw van het multifunctionele receptiecomplex en hotel 'Duinoord'. Deze dienen als 'stepping stones' die het karakter van de badroute versterken.

Nieuwe verbindings-/ontsluitingsweg

Ten behoeve van een verbetering van de verkeersregulatie en -circulatie rondom Vrouwenpolder wordt er vanaf de parallelweg N57 tot aan de Fort den Haakweg een nieuwe verbindings-/ontsluitingsweg aangelegd. Deze nieuwe weg beoogt meerdere effecten. Naast de al aangegeven verbetering van de verkeersregulatie en -circulatie, draagt deze weg bij aan de vermindering van de verkeersintensiteit op de Dorpsdijk, waardoor ze beter gaat functioneren als verblijfsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0022.png"

Figuur 2.17 Het voorlopige ontwerp van de nieuwe ontsluitingsweg

Landschapsparking

Aan de nieuwe ontsluitingsweg wordt een nieuwe collectieve openbare parkeergelegenheid aangelegd in de vorm van een landschapsparking. Deze parking biedt parkeergelegenheid voor het multifunctionele receptiecomplex, het outdoorpark, tennisbanen de Pitch&Putt-golfbaan. Daarnaast voorziet deze parking in compensatie van het bestaande openbare parkeerterrein.

2.3.5 Landschappelijke kwaliteit en inpassing

In het ruimtelijk streefbeeld is een robuust groen raamwerk beeldbepalend. Dit landschappelijke raamwerk bestaat uit streekeigen beplantingen en is het best te typeren als een kleinschalig coulissenlandschap. Dit landschappelijke raamwerk kan ook doorgezet worden tot in het gebied tussen de Noorddijk, de Dorpsdijk en de rotonde bij de N57. Zo ontstaat er een eenduidige groene dorpsrand. Ter versterking van de landschappelijke kwaliteit en inpassing is in het Masterplan een landschappelijk raamwerk opgenomen. Dat raamwerk is ten behoeve van de ontwikkeling van het Park Fort den Haak uitgewerkt in een landschappelijk inpassingsplan (zie figuur 2.17). Verwezen wordt naar de bijlagen 10 (landschapsplan Park Fort den Haak), 11 (kaart landschapsplan Park Fort den Haak) en 12 (raadsbesluit vaststelling landschapsplan Park Fort den Haak).

Bestaande landschappelijk eenheden versterken

De overgang tussen duin en agrarisch landschap komt zuidelijker te liggen op de grens tussen de beoogde golfbaan en de visvijver. Het gebied ten noorden ervan wordt dichter begroeid in aansluiting op de natuurgebieden aan de noordoostzijde. In het gebied ten zuiden ervan worden de karakteristieke meidoornhagen teruggebracht als structurerende elementen.

Inrichten als 'Poort van Walcheren'

Door zichtlijnen vanaf de N57 te creëren wordt de beleving van het gebied vanaf de N57 versterkt. Sommige zichtlijnen (op de kerk van Vrouwenpolder) worden gevrijwaard van bebouwing en hoog opgaande beplanting. Andere zichtlijnen worden zo geënsceneerd dat er zicht ontstaat op de nieuwe ontwikkelingen.

Aantrekkelijkheid van de route dorp-strand versterken

Naast een eenduidige inrichting en hoogwaardige afwerking van het profiel van de Fort den Haakweg is het van belang om op de route verschillende 'events' te realiseren. Dat kan een 'shared space' of prettige verblijfsplek zijn, een mooie zichtlijn op het omliggende landschap, een kunstwerk, etc. In combinatie met een struinroute dwars door het gebied, die op verschillende plekken aantakt op de Fort den Haakweg, krijgt de route extra gelaagdheid en wordt daarmee aantrekkelijker.

Bestaande bebouwingskarakteristiek versterken

Nieuwbouw in het gebied dient zich qua uitstraling (schaal, maat, dakvorm en materialisering) te relateren aan het landschappelijk raamwerk en de bestaande bebouwing, met bijzondere aandacht voor het daklandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0023.png"

Figuur 2.18 Impressie landschappelijke inpassing (Bosch Slabbers 2016)

Hoofdstuk 3 Beleidsaspecten

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de gebiedsontwikkeling Park Fort den Haak getoetst aan het relevante beleidskader. Daarbij wordt getoetst of de ontwikkeling en de verschillende initiatieven passen binnen het geldende ruimtelijk beleid. Achtereenvolgens worden het beleid van het Rijk, de provincie Zeeland, het regionaal beleid en het beleid van de gemeente Veere uitgelicht.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: de SVIR) bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het Rijk. Met de SVIR kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt plaats in wetgeving zoals de toekomstige Omgevingswet. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: het Barro) bevat inhoudelijke regels van de Rijksoverheid waaraan regionaal en lokaal ruimtelijk/planologisch beleid moet voldoen.

Er is sprake van een hoog abstractieniveau: de visie richt zich alleen op nationale belangen zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en de waterveiligheid.

Toetsing

Het noordelijk deel van het gebied is aangemerkt als kustfundament en ecologische hoofdstructuur. De SVIR heeft een hoog abstractieniveau. Voor de toetsing wordt verwezen naar paragraaf 3.2.2 en 3.3.2.

Conclusie

Het plan is niet in strijd met het rijksbeleid; zie paragraaf 3.2.2 en 3.3.2.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de juridische vertaling op rijksniveau van het beleid dat geschetst is in de SVIR. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau.

Ecologische hoofdstructuur

Provincies moeten de Natura 2000-gebieden en ecologische hoofdstructuur vastleggen in hun verordeningen.

Toetsing

Voor de toetsing wordt verwezen naar paragraaf 3.3.2.

Kustfundament

Het plangebied is gedeeltelijk onderdeel van het kustfundament (zie figuur 3.1). Voor het kustfundament geldt dat:

  • geen activiteiten mogelijk mogen worden gemaakt die een belemmering vormen voor het uitzicht op de vrije horizon vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn met de blik op zee;
  • een bestemmingsplan de bestemming 'waterkering' geeft aan gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben;
  • een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van een beschermingszone die gronden aanduidt met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – duin', indien de primaire waterkering een duin is, de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – dijk', indien de primaire waterkering een dijk is en in overige gevallen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – waterstaatswerk';
  • er geen belemmeringen mogen ontstaan voor de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament, of het onderhoud, de veiligheid of mogelijkheden voor versterking van de primaire waterkering;
  • een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden buiten het stedelijk gebied ten opzichte van het daaraan voorafgaande geldende bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing mogelijk maakt, met uitzondering van:
    1. 1. bouwwerken ten behoeve van tijdelijke of seizoensgebonden activiteiten;
    2. 2. herbouw of verbouw van een bestaand bouwwerk waarbij een eenmalige uitbreiding van het grondoppervlak met ten hoogste tien procent is toegestaan, te rekenen vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit;
    3. 3. bouwwerken voor het openbaar belang voor zover deze bouwwerken niet buiten het kustfundament tot stand gebracht kunnen worden. Tot deze bouwwerken behoren in elk geval:
      1. a. bouwwerken voor telecommunicatievoorzieningen, opsporing, winning, opslag en transport van olie, gas en water, transport van elektriciteit en kleinschalige opwekking van elektriciteit door middel van windturbines;
      2. b. bouwwerken voor het operationeel beheer van natuur of van hulpdiensten;
      3. c. bouwwerken voor de waterstaatkundige functie van het kustfundament;
    4. 4. nieuwe bebouwing die bijdraagt aan versterking van het zandige deel van het kustfundament.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0024.jpg"

Figuur 3.1 Kustfundament (bron: Barro)

Toetsing

Het gedeelte van het plangebied dat is gelegen in het kustfundament betreft een natuurgebied met de restanten van het voormalige Fort den Haak. Dit gebied zal worden opengesteld, zodat de natuur- en cultuurhistorische waarden beter tot hun recht komen. Dit bestemmingsplan maakt in het kustfundament geen nieuwe bouwwerken mogelijk. De beschermingszones van de waterkering zijn als zodanig bestemd in de regels van dit bestemmingsplan. Uit de toetsing in paragraaf 4.10 blijkt dat de plannen geen belemmering vormen voor de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament, of het onderhoud, de veiligheid of mogelijkheden voor versterking van de primaire waterkering. Ook worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die een belemmering vormen voor het uitzicht op de vrije horizon vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn met de blik op zee. Er vinden gelet op het bovenstaande geen ontwikkelingen plaats die in strijd zijn met de belangen van het kustfundament.

Conclusie

De ontwikkeling is niet in strijd met de regels in het Barro.

3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat voor ruimtelijke plannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken, de treden van de Ladder voor duurzame verstedelijking moeten worden doorlopen. Doel van de ladder is zorgvuldig ruimtegebruik. Daarbij wordt getoetst:

  1. 1. of de voorgenomen ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. 2. als dat het geval is, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  3. 3. indien de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Op basis van de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu vallen recreatieve ontwikkelingen onder 'overige stedelijke voorzieningen'. Daarmee zouden recreatieve ontwikkelingen, zoals in het geval van Park Fort den Haak het uitbreiden van een schietbaan, het aanleggen van een golfbaan, het realiseren van appartementen en hotelkamers, het bouwen van recreatiewoningen en recreatie-eenheden (bijvoorbeeld natuurhuisjes) en het plaatsen van trekkershutten op basis van artikel 1.1.1. onder 1i van het Besluit ruimtelijke ordening kunnen worden beschouwd als nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Dit is mede afhankelijk van het aantal nieuwe bouwwerken en de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan op de beoogde locatie al biedt. Gelet op de omvang van de totale ontwikkeling, wordt deze beschouwd als een nieuwe stedelijke ontwikkeling en getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Toetsing behoefte, locatiekeuze en ontsluiting

Het gebied tussen de duinen en de Noorddijk is een overgangszone tussen de woonkern van Vrouwenpolder en de kustzone met de grote verblijfsrecreatieve concentraties. Als tussengebied vervult het meerdere rollen die niet optimaal tot uitdrukking komen. Een duidelijke ruimtelijke en functionele identiteit ontbreekt.

De behoefte aan kwaliteitsverbetering en opwaardering van dit overgangsgebied naar een volwaardige recreatieve hotspot in een landschappelijke setting is onderbouwd in hoofdstuk 2 en in het beleidskader van de provincie en gemeente.

In paragraaf 3.5 is in het algemeen ingegaan op de behoefte aan leisurefuncties. Vervolgens wordt in deze paragraaf nader ingezoomd op de behoefte aan hotelkamers, recreatiewoningen en een Pitch&Putt-golfbaan.

Het is gelet op de recreatieve functie en de daarvoor noodzakelijke landschappelijke setting niet mogelijk om een recreatieve hotspot binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren. Bovendien is het beleid gericht op kwaliteitsverbetering van een bestaande overgangszone met grote recreatieve potenties, aansluitend aan het dorpsgebied van Vrouwenpolder. De beoogde ontwikkelingen maken gebruik van de bestaande kwaliteiten van dit gebied en benutten de recreatieve potentie ervan. Hiermee vormen zij een belangrijke toegevoegde waarde voor het gebied en de omgeving.

Op de multimodale ontsluiting is ingegaan in paragraaf 4.7. Het gebied wordt passend ontsloten.

Conclusie

Met de beoogde ontwikkeling naar een recreatieve hotspot is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.3.1 Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

Beleidskader

Het provinciaal ruimtelijk beleid is neergelegd in het Omgevingsplan Zeeland. De belangrijkste doelstelling en ambities zijn een duurzame ontwikkeling, het versterken van de economische sectoren (waaronder recreatie en toerisme) en vernieuwend samenwerken waarbij de provincie optreedt als stuwende kracht. Prioriteit in het economisch-ruimtelijke beleid is het vernieuwen van de toeristische sector.

De provincie wil de toeristisch-recreatieve potenties van Zeeland optimaal benutten. De provincie stimuleert toekomstgerichte verblijfsrecreatieve ontwikkelingen, op – vanuit economische opzicht en vanuit landschappelijk oogpunt – wenselijke en goed bereikbare locaties. De recreatiekansenkaart vormt de onderlegger voor het recreatiebeleid. Op deze kaart wordt onderscheid gemaakt in 'hotspots', kustzone, regionale ontwikkelingslocaties en overig Zeeland. De nadruk ligt daarbij op kwaliteitsverbetering en productinnovatie.

Uitgangspunt voor de hotspots is dat meerdere kansrijke (verblijfs)recreatieve ontwikkelingen worden gecombineerd tot initiatieven met een economische meerwaarde voor het gebied. Per hotspot wordt op de recreatiekansenkaart inzichtelijk gemaakt welke kansen er voor het betreffende gebied liggen.

Hotspots

Het plangebied is op de recreatiekansenkaart aangewezen als 'hotspot'. Uitgangspunt voor de hotspots is dat meerdere kansrijke (verblijfs)recreatieve ontwikkelingen worden gecombineerd tot initiatieven met een economische meerwaarde voor het gebied. Per hotspot wordt op de recreatiekansenkaart inzichtelijk gemaakt welke kansen er voor het betreffende gebied liggen. Voor het plangebied zijn opgenomen hotel, recreatiewoningencomplex en camping. Ook andere ontwikkelingen die bijdragen aan het realiseren van een samenhangend (verblijfs)recreatief product zijn mogelijk. Nieuwvestiging van bedrijven behoort tot de mogelijkheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0025.png"

Figuur 3.2 Uitsnede Recreatiekansenkaart Omgevingsplan

Kustzone

Revitalisering vormt de belangrijkste opgave voor het bestaande verblijfsrecreatieve aanbod in de kustzone. Om dit te kunnen realiseren wordt bestaande bedrijven de mogelijkheid geboden tot kwaliteitsverbetering en productinnovatie (of transformatie) al dan niet in combinatie met een (beperkte) uitbreiding. De mogelijkheid tot nieuwvestiging van bedrijven is gekoppeld aan de transformatie van het bestaand verblijfsrecreatief product. Dit kan op directe wijze, doordat een bestaand bedrijf wordt getransformeerd, of op indirecte wijze, doordat bij nieuwvestiging van een bedrijf een bijdrage wordt geleverd aan de transformatie (functieverandering) van een bestaand bedrijf.

Recreatiewoningen

Aan de realisatie van nieuwe recreatiewoningen met een verblijfsrecreatieve bestemming zijn specifieke voorwaarden gekoppeld. In het algemeen geldt de voorwaarde van een centrale bedrijfsmatige exploitatie. Op deze manier wordt het beschikbare recreatieve verhuuraanbod ook daadwerkelijk in de markt gezet, blijft de verhuur gebundeld bij één aanbieder en kan een kwalitatief beter verhuurproduct worden gewaarborgd. Daarbij is het overigens niet verplicht dat eigenaren de recreatiewoningen ook daadwerkelijk jaarrond voor verhuur aanbieden. Permanente bewoning binnen een recreatieve bestemming is niet toegestaan. Gemeenten worden geacht dit te handhaven.

Hotels

De realisatie van nieuwe hotels in het luxere segment is mogelijk. Daarbij moet de realisatie bij voorkeur in samenhang plaatsvinden met andere initiatieven in de op de recreatiekansenkaart weergegeven hotspots. Een van de acties is het combineren van kansrijke nieuwe initiatieven in hotspots en het bieden van ruimte aan nieuwe bedrijven.

Toetsing verblijfsrecreatie

Het plangebied is gelegen in een hotspot. Hier zijn nieuwe (verblijfs)recreatieve ontwikkelingen mogelijk, bij voorkeur in combinatie met elkaar om een economische meerwaarde voor het gebied te leveren. De beoogde ontwikkelingen voorzien hierin. Tevens dragen zij bij aan de kwaliteitsverbetering van bestaande voorzieningen in het gebied (onder andere door het nieuwe centrumgebouw) alsook aan de algehele kwaliteitsverbetering van het gebied door het toevoegen van nieuwe voorzieningen. Onder andere de recreatie-eenheden (bijvoorbeeld natuurhuisjes), luxe suites en trekkershutten op het outdoorpark zijn voorbeelden van productinnovatie. Centrale bedrijfsmatige exploitatie is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.

Conclusie verblijfsrecreatie

De beoogde verblijfsrecreatieve ontwikkelingen passen binnen de uitgangspunten van het Omgevingsplan 2012-2018 (inclusief herziening) en dragen bij aan de uitvoering hiervan.

Dagrecreatie

Beleidskader dagrecreatie

Algemene doelstelling is een toename van mogelijkheden voor dagrecreatie en het vergroten van de bijdrage van de dagrecreatie aan de economie. Aan dagrecreatie worden voorwaarden verbonden. Zo moet de verwachte verkeerstoename worden opgelost, moet er voldoende parkeergelegenheid zijn, moeten de activiteiten aansluiten op het karakter van Zeeland en naar aard en schaal passen bij de locatie. De recreatieve infrastructuur wordt bevorderd ten behoeve van de recreatie.

Toetsing dagrecreatie

Het voorliggend bestemmingsplan maakt het Masterplan Fort den Haakweg juridisch-planologisch mogelijk. Doel van het Masterplan is dat de beoogde ontwikkeling een economische spin-off creëert voor Vrouwenpolder en omgeving als onderdeel van de hotspot. De beoogde ontwikkeling biedt een samenhangende diversiteit van (verblijfs)recreatie waarbij nadrukkelijk wordt ingezet op een duurzame kwaliteitsverbetering en productinnovatie van bestaande recreatiebedrijven. Er worden nieuwe dagrecreatieve voorzieningen toegevoegd die passen bij het DNA van Vrouwenpolder en die daarmee een bijdrage leveren aan de economie.

Conclusie dagrecreatie

De beoogde dagrecreatieve ontwikkelingen passen binnen de uitgangspunten van het Omgevingsplan 2012-2018 (inclusief herziening) en dragen bij aan de uitvoering hiervan.

Kustfundament

De regels omtrent het kustfundament/de waterkering komen terug in het beleid bij het Rijk (zie paragraaf 3.2.2) en het Waterschap (zie paragraaf 4.10).

Natuur en landschap

Beleidskader natuur en landschap

Algemene doelstelling is bescherming, beheer en ontwikkeling van typisch Zeeuwse natuurwaarden, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het behoud van de (inter)nationale biodiversiteit en de omgevingskwaliteit. Ingezet wordt op het voor publiek ontsluiten van natuurgebieden en het platteland. Bestaande natuurgebieden worden planologisch beschermd. Voor gronden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Zeeland geldt een afwegingszone van 100 m waarbij bij nieuwe ontwikkelingen wordt beoordeeld of er (significante) gevolgen zijn voor de natuur. Aan het plangebied grenst het Natura 2000-gebied de Manteling van Walcheren. In paragraaf 4.11 is het omgevingsaspect 'Ecologie' nader beoordeeld.

Voor nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied geldt dat deze ontwikkelingen moeten aansluiten bij het bestaande karakter van het landschap. Algemeen uitgangspunt is dat een nieuwe ontwikkeling zodanig in het landschap wordt ingebed dat het een logisch onderdeel vormt van het landschap. Hiervoor wordt uitgegaan van een 10 m brede afschermende groengordel. Bij de landschappelijke inpassing is ook het principe van verevening van toepassing.

Toetsing natuur en landschap

In het Masterplan is een kwalitatief hoogwaardig landschappelijk raamwerk opgenomen dat ingaat op het versterken van de bestaande landschappelijke eenheden, het inrichten van het plangebied als de 'Poort van Walcheren' (gezien vanaf de N57/Veerse Dam), het verbeteren van de route tussen Vrouwenpolder en de kustzone door middel van openbare wandel-, fiets- en ruiterpaden en versterking van de bestaande bebouwingskarakteristiek. Dit landschappelijke raamwerk is verder uitgewerkt in een organisch inrichtingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0026.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0027.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0028.png"

Figuur 3.3 Schets totaalplan landschappelijke inpassing (Bosch Slabbers 2016)

Met de initiatiefnemers is privaatrechtelijk overeengekomen dat er, mede, op basis van de 'Handreiking Verevening' een bijdrage wordt geleverd voor de kwalitatieve opwaardering en versterking van de landschapskwaliteit.

Het aspect natuur wordt nader getoetst in paragraaf 4.11.

Conclusie

Het voorliggend bestemmingsplan draagt bij aan de uitvoering van het provinciale ruimtelijke beleid. Er is geen sprake van onevenredig negatieve effecten op het Natuurnetwerk Zeeland.

3.3.2 Verordening ruimte provincie Zeeland

Beleidskader

Met de Verordening ruimte maakt de provincie vooraf duidelijk welke onderdelen van het provinciale beleid bindende betekenis hebben voor gemeentelijke plannen. In de Verordening ruimte provincie Zeeland die op 28 september 2012 vastgesteld en op 11 maart 2016 gedeeltelijk is herzien, worden regels gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

Toetsing

  • In Artikel 2.5 (recreatie) zijn regels gesteld ter voorkoming van permanente bewoning in recreatiewoningen. Ook moet duurzaam beheer en onderhoud van het terrein worden gewaarborgd.
  • In Artikel 2.12 (natuurgebieden) zijn regels opgenomen ter bescherming van bestaande natuur.
  • Artikel 2.16 (afwegingszone natuurgebieden) stelt dat binnen 100 m van natuurgebieden aannemelijk moet worden gemaakt dat er geen negatieve effecten op het natuurgebied te verwachten zijn.
  • In Artikel 2.17 landschap en erfgoed zijn regels opgenomen ter bescherming van landschappen, landschapselementen of cultuurhistorische elementen.

In dit bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de eisen uit de verordening. Er is geen sprake van aantasting van natuurlijke, landschappelijke of cultuurhistorische waarden en er worden regels gesteld ten aanzien van bedrijfsmatige exploitatie en het voorkomen van permanente bewoning in recreatiewoningen.

Conclusie

De verordening vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.

Op 14 december 2016 is het concept van de Zeeuwse Kustvisie openbaar gemaakt.

3.3.3 Concept Kustvisie

Uitgangspunten

Met de Kustvisie wordt ingezet op het beschermen en versterken van de Zeeuwse Kwaliteitskust en het herstellen ervan waar nodig. De focus ligt op kwaliteit in plaats van op kwantiteit. De uitgangspunten voor de Kustvisie zijn:

  • symbiose van de omgeving, accommodaties en de onderliggende organisatie ervan;
  • prioriteit aan de Zeeuwse identiteit;
  • herstel van kwaliteiten;
  • differentiatie van het recreatieve product en het creëren van toekomstwaarde.

Strategie en koppeling met gebieden

De ontwikkelingsstrategie van de Kustvisie is zowel gericht op het beschermen, versterken en beleven van bestaande kwaliteiten als het gebiedsgericht ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten. De ontwikkelstrategieën zijn gekoppeld aan de volgende gebieden:

  • Gebieden voor beschermen en versterken bestaande waarden en kwaliteiten:
    1. 1. strand en waterkering;
    2. 2. groene topkwaliteit;
    3. 3. Zeeuwse badplaatsen;
    4. 4. verblijfsrecreatief gebied;
    5. 5. open agrarisch gebied;
    6. 6. mobiliteit.
  • Gebieden voor ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten: aandachtsgebieden voor een gebiedsgerichte aanpak.

De ontwikkelingsstrategieën zijn voor elk type gebied apart uitgewerkt. Deze zijn van toepassing op de gehele Zeeuwse kust.

Het plangebied ligt in het open agrarisch gebied en is tevens aangewezen als aandachtsgebied (zie figuur 3.4).

Open agrarisch gebied

De karakteristieke openheid van het agrarische landschap is een belangrijke kwaliteit van de Zeeuwse kwaliteitskust. Het behoud van het contrast tussen de verdichte kust en het kenmerkende open agrarische landschap staat centraal. Met uitzondering van de aandachtsgebieden zijn nieuwe (verblijfs)recreatieve ontwikkelingen hier in principe uitgesloten.

Aandachtsgebieden

In aandachtsgebieden staan de oorspronkelijke ruimtelijke kwaliteiten onder druk, of zijn deze al (deels) verdwenen. Hier liggen kansen voor nieuwe ontwikkelingen op basis van een gezamenlijk streefbeeld, waarmee de Zeeuwse kwaliteitskust kan worden versterkt. De ontwikkeling van de landschapsstructuur is daarbij essentieel. Het ontwikkelen van deze gebieden vindt alleen plaats als er ondernemers willen investeren en betrokken zijn. De ontwikkeling in een aandachtsgebied dient bij te dragen aan het oplossen van verblijfsrecreatieve knelpunten (herstructurering, verplaatsing, sanering) elders in de betreffende regio van de Zeeuwse kust.

Regiovisies

Binnen de provincie Zeeland heeft elke regio zijn eigen unieke kenmerken. In aanvulling op de algemene strategieën per gebiedstype is daarom in de regiovisies voor de verschillende eilanden gedetailleerder ingegaan op de specifieke regionale kwaliteiten en opgaves.

Fort den Haakweg

Walcheren kent een gevarieerde kwaliteitskust met een goede balans tussen recreatie, wonen en landschap. Het gebied rondom de Fort den Haakweg is één van de aandachtsgebieden in deze regio. Dit gebied heeft de potentie om getransformeerd te worden tot de 'Poort van Walcheren'. De beoogde ontwikkelingen dienen van het gebied een overgangszone te maken die de verbinding tussen het agrarische gebied, het dorp en de duinen herstelt. Het is van belang dat hierbij rekening wordt gehouden met de zichtlijnen van de N57 op het gebied. In de figuur 3.4 is een uitsnede opgenomen van de visiekaart ter plaatse van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0029.png"

Figuur 3.4. Kustvisie (Bron: concept Kustvisie provincie Zeeland)

Toetsing en conclusie

Voor de Fort den Haakweg en omgeving wordt een integrale gebiedsontwikkeling nagestreefd. De beoogde ontwikkelingen maken gebruik van de bestaande kwaliteiten van dit gebied en benutten de recreatieve potentie ervan. Het gebied wordt samen met ondernemers getransformeerd tot een aantrekkelijke overgangszone tussen agrarisch gebied, het dorp Vrouwenpolder en de duinen; recreatieve ontwikkelingen vinden plaats in samenhang met de ontwikkeling van het landschap. Binnen het plan is bovendien veel aandacht voor het behoud en versterken van bestaande zichtlijnen en het creëren van nieuwe zichtlijnen. De beoogde ontwikkelingen vormen daarom een belangrijke toegevoegde waarde voor het gebied en de omgeving. De ontwikkelingen dragen in belangrijke mate bij aan het versterken van het (verblijfs)recreatief product van Vrouwenpolder. Door het opwaarderen van de Fort den Haakweg en het realiseren van de nieuwe verbindingsweg wordt bijgedragen aan verbetering van het verblijfsklimaat in de kern en wordt de Fort den Haakweg een kwalitatief hoogwaardige verbinding tussen de kern en het strand, die de kwaliteit van het verblijfsrecreatiegebied van Breezand ten goede komt. Ook het nieuwe centrumgebouw draagt bij aan kwaliteitsverbetering van het bestaande park Breezand.

Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkelingen passen binnen de concept kustvisie en bijdragen aan het uitvoeren daarvan.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Dorpsplan Vrouwenpolder (februari 2012)

De ontwikkeling van het Fort den Haakweg-gebied is als projectmaatregel opgenomen in de ruimtelijk-economische agenda van het dorpsplan. Aangeven is dat er voor deze ontwikkeling een Masterplan wordt opgesteld dat bestaat uit een integrale ontwikkelingsvisie, inclusief toeristisch-economische verkenning, voor de Fort den Haakweg en het gebied tussen dit bebouwde lint en de N57. Naast een ruimtelijke structuurschets en -ontwerp zal ook een financiële strategie worden ontwikkeld.

3.4.2 Structuurvisie gemeente Veere 2025 (september 2012)

De participatie, bestaand beleid (lokaal, provinciaal, landelijk) en de opgaven hebben geleid tot vier uitgangspunten die aan de basis staan van de structuurvisie Veere 2025. Deze uitgangspunten zijn:

  1. 1. de bestaande kwaliteiten van de gemeente;
  2. 2. duurzaamheid;
  3. 3. zuinig ruimtegebruik wat betreft de ruimtelijke opgave;
  4. 4. integrale structuurversterking wat betreft de functionele opgave.

De bestaande kwaliteit - kustzone

De kustzone wordt als een van de belangrijkste kwaliteiten van Veere genoemd. Ze bestaat uit de zee, strand, duinen en dijken, kustplaatsen en bos- en natuurgebieden. De afwisseling en verscheidenheid, kleinschaligheid en evenwichtigheid zijn kenmerkend voor het karakter en daarmee de identiteit van de kustzone. In het middengebied staan de kwaliteiten als openheid, kleinschaligheid en het fijnmazige netwerk van wegen centraal.

Duurzaamheid

Duurzaamheid is één van de speerpunten in het gemeentelijke beleid. De nadruk ligt daarbij op duurzaam bouwen en het vergroten van duurzaamheid binnen de eigen leefomgeving. In 2016/2017 wordt dit beleid nader uitgewerkt in een nieuw ambitieus duurzaamheidsplan.


Zuinig ruimtegebruik wat betreft de ruimtelijke opgave

Er wordt richting gegeven aan kwaliteitsverbetering door herontwikkeling van bestaande woningen, bedrijfsruimten, voormalige agrarisch bebouwing en areaal en recreatiegebieden. Dit wordt hergebruikt en verbeterd door herstructurering, vernieuwing, aanpassing of transformatie.

Integrale structuurversterking functionele opgave

Integrale structuurversterking gaat over het leggen van duurzame combinaties tussen verschillende functies. De structuurvisie maakt daarin veel mogelijk. Het doel is:

  • bestaand multifunctioneel (ruimte)gebruik te versterken, zoals bijvoorbeeld in de kustzone;
  • de oplossingen voor de opgaven bovensectoraal te zoeken;
  • nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken waar bijvoorbeeld de veeleisende toerist of de starter op de woningmarkt mee verleid kan worden;
  • partijen in Veere en daarbuiten (markt, overheden, bewoners, ondernemers en organisaties) stimuleren tot samenwerking om met elkaar de opgaven waar de gemeente voor staat aan te gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0030.png"

Figuur 3.5 Ambitiekaart gemeente Veere

Economie

De toeristische sector is een van de belangrijkste economische pijlers van de gemeente Veere. Om de economische positie in de markt te versterken dient de toeristische sector structureel te investeren in vernieuwing, verbetering en verduurzaming De opgave voor de sector is om in te spelen op marktontwikkelingen. De gemeente profileert zich als een bijzondere en buitengewoon aantrekkelijke jaarrond toeristische gemeente. Er worden nieuwe product-/marktcombinaties ontwikkeld die met een stimulerende gemeente het toeristische product maken, innoveren en verduurzamen. Dit vereist samenwerking en de (her)ontwikkeling van onderscheidende en duurzame toeristische producten voor verblijfsrecreatie en dagrecreatie. Hiermee ontstaat een transitie van het aanbodgerichte massaproduct naar verschillende kleinschaligere kwaliteitsproducten voor nichemarkten. Ontwikkeling van de verblijfsrecreatie vindt plaats bij de huidige toeristische concentraties en kustplaatsen in de kustzone. Zuinig en verantwoord duurzaam ruimtegebruik is het uitgangspunt en kwaliteitsverbetering vindt plaats door herstructurering, opwaarderen of transformatie. Andere belangrijke kaders voor de ontwikkeling van de verblijfsrecreatieve sector zijn integrale structuurversterking, duurzaamheid, nichemarkten en jaarrond-exploitatie. Er is ruimte voor uitbreiding en vernieuwing van dagrecreatieve voorzieningen.

3.4.3 Masterplan (juni 2015)

Gebiedsvisie (oktober 2014)

De gebiedsvisie omvat een marktanalyse en een ruimtelijke verkenning van de mogelijkheden van het gebied aan de oostzijde van de Fort den Haakweg.

Vanuit deze marktverkenning is een gebiedscoalitie voor het Fort den Haakweg-gebied opgericht. Dit is een samenwerkingsvorm die als doel heeft in samenhang de herontwikkeling van het gebied te realiseren en de economische en ruimtelijke structuur te versterken.

Ontwikkelplan (oktober 2015)

Op basis van het dorpsplan en de gebiedsvisie is in het ontwikkelplan het globale structuurbeeld geconcretiseerd. Per ontwikkellocatie zijn stedenbouwkundige en landschappelijke randvoorwaarden opgenomen.

Nota supervisie (juni 2015)

De stedenbouwkundige en landschappelijke kaders zijn in de nota supervisie kwalitatief beoordeeld en geoptimaliseerd. Dit heeft geleid tot een verbeterd ruimtelijk en landschappelijk raamwerk. Deze nota heeft tot doel te komen tot een toekomstige ruimtelijk en landschappelijk kwalitatieve gebiedsontwikkeling van de Fort den Haakweg die een sociaal-economische impuls geeft aan Vrouwenpolder en omgeving. Op basis van deze nota wordt het vigerende bestemmingsplan aangepast waardoor de gebiedsontwikkeling gerealiseerd kan worden.

3.4.4 Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2016) en de structuurvisie Cultuurhistorie (2016)

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit vervangt de welstandsnota uit 2012, waarbij meer ingezet wordt op versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De zorgplicht ligt niet meer uitsluitend bij de gemeente maar is een gezamenlijke inspanning tussen initiatiefnemer, ontwerper, de gemeente en direct betrokkenen. De gewenste integrale ruimtelijke kwaliteit gaat over de bebouwing, de buitenruimte, het verleden maar ook de toekomst. De richtlijnen vormen samen met een eventuele locatieverkenning of een beeldkwaliteitsplan de basis voor de beoordeling van een bouwplan. De richtlijnen gaan in op de situering hoofdvorm, gevel, dak, detaillering en materiaal, kleur en textuur.

3.4.5 Huisvestingsverordening tweede woningen Veere 2015

Het bestemmingsplan maakt niet meer dan 5 nieuwe woningen mogelijk. Deze woningen vallen niet in het werkingsgebied van de 'Huisvestingsverordening tweede woningen Veere 2025'. De bestaande woningen in het lint van de Fort den Haakweg hebben de bestemming ' Wonen'. Deze woningen mogen daarom gebruikt worden voor permanente bewoning en als tweede woning. Het is functioneel aanvaardbaar dat de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte woningen dezelfde gebruiksmogelijkheden krijgen als de bestaande woningen. Daarom krijgen deze woningen ook de bestemming ' Wonen'. In de regionale woningbouwafspraken zijn er voor Vrouwenpolder 25 woningen opgenomen. Deze 5 woningen worden daaraan toegerekend.

3.5 Nadere Onderbouwing Behoefte Diverse Functies

In deze paragraaf zijn de ontwikkelingen die door het Rijk als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' kunnen worden gezien, nader onderbouwd. Het gaat om de onderstaande functies:

  • verblijfsrecreatie in de vorm van:
    1. 1. 11 recreatie-eenheden (bijvoorbeeld natuurhuisjes) ter hoogte van de tennisbanen;
    2. 2. 9 recreatiewoningen bij de golfbaan;
    3. 3. 25 trekkershutten bij het outdoorpark;
    4. 4. 27 suites en 3 appartementen in het receptiecomplex van Breezand;
  • dagrecreatie in de vorm van:
    1. 1. Pitch&Putt-golfbaan (6,8 ha);
    2. 2. outdoorpark;
  • horecavoorziening van 400 m2 bij het outdoorpark;
  • clubgebouw ten behoeve van de golfbaan en de visvijvers met ondersteunende lichte horeca.

Voor de uitbreiding van het hotel wordt een separate procedure doorlopen. Voor de volledigheid wordt ook de uitbreiding van het hotel in de volgende onderbouwing benoemd.

3.5.1 Verblijfsrecreatie

Integrale gebiedsontwikkeling

Uit de toetsing aan het provinciaal en gemeentelijk beleid zoals beschreven in paragraaf 3.2 en 3.3, blijkt dat het beleidsmatig zeer wenselijk is om het gebied rondom de Fort den Haakweg een nieuwe impuls te geven door middel van een integraal recreatief concept waarin verschillende recreatieve functies worden gecombineerd en elkaar versterken. De verblijfsrecreatieve voorzieningen maken daarom integraal onderdeel uit van de herontwikkeling van dit gebied.

Behoefte vanuit de markt

Uit rapporten van onder andere ZKA en de NVM blijkt dat Zeeland erg populair is onder kopers van recreatiewoningen. Uit cijfers van het Kenniscentrum Kusttoerisme blijkt dat het aantal gasten en overnachtingen toeneemt. Tegelijkertijd is het aanbod aan recreatiebungalows in de verhuur de afgelopen jaren gestegen. Daardoor staan huurbezettingen onder druk en is er een stevige prijsconcurrentie. Volgens ZKA moet echter, ook in een grotendeels verzadigde markt, altijd ruimte zijn voor vernieuwende initiatieven die zich focussen op een duidelijke doelgroep en iets toevoegen aan het bestaande aanbod. Hiermee kunnen nieuwe markten worden aangesproken.

De trekkershutten bij het outdoorpark en de recreatiewoningen bij de golfbaan hebben een directe link met deze dagrecreatieve voorzieningen en zullen daarom een specifieke doelgroep aantrekken. Uit de onderbouwing hierna blijkt dat er in Zeeland behoefte is aan een Pitch&Putt-golfbaan en een outdoorpark. Voor deze laatste geldt dat een dergelijke ontwikkeling vooral kansrijk is in combinatie met verblijfsrecreatie.

De invulling van de 11 (natuur)huisjes ter hoogte van de tennisbanen is nog niet bekend. Uitgangspunt is dat ook deze huisjes een onderscheidend concept zullen vormen. Hierbij wordt gedacht aan recreatie-eenheden (bijvoorbeeld natuurhuisjes) in combinatie met zorg.

Conclusie

Er is in Zeeland voldoende vraag naar nieuwe recreatiewoningen, zowel voor huur als voor koop. De beoogde ontwikkelingen zijn daarom kansrijk.

3.5.2 Hotels

Naar verwachting neemt de vraag in de regio naar hotelaccommodatie verder toe. Na een goed 2015 (tot 5% groei van de vraag) zal de vraag naar logies in 2016 verder groeien met circa 3%. Deze groei komt door de aantrekkende economie en de structurele groei van het aantal buitenlandse toeristen. Van dit laatste profiteren vooral de regio Amsterdam en de kustgebieden (bron: Rabobank Cijfers & Trends, 2016). Anderzijds neemt ook het aanbod aan hotelfaciliteiten in de regio toe en is AirBnB inmiddels een serieuze factor in de markt. De trends in de hotelbranche kunnen als volgt worden samengevat (Rabobank Cijfers & Trends, 2016).

  • Pricing en beleving worden steeds belangrijker: de consument van nu wil een zo goed mogelijk kwalitatief product tegen een zo scherp mogelijke prijs. Enkel voor een uniek product dat een bijzondere herinnering of beleving creëert, is de consument nog bereid om een meerprijs te betalen. Het gevolg van deze trend is dat er sprake is van een opkomst van hotels zonder horeca of bijzondere voorzieningen. Als tegenreactie hierop zijn er steeds meer hotels met meer beleving, thematisering en luxe.
  • Branchevervlechting en -vervaging. In toenemende mate vervagen grenzen tussen branches, met name tussen dag- en verblijfsrecreatie. Pretparken bieden hotelkamers aan, dierentuinen bungalowovernachtingen, terwijl hotelondernemingen juist weer diverse vormen van recreatie aanbieden om de gast die unieke beleving te bieden. Aan de onderkant van de markt groeit het kleinschalige particuliere aanbod (bed & breakfast, kamerverhuur, huisruil).
  • Het particulier verhuren van verblijfsaccommodaties wint terrein.

Kerncijfers toerisme Zeeland

De groei van het aanbod in hotels is een direct gevolg van de groei van het aantal toeristen. Dit blijkt ook uit gegevens van het Kenniscentrum Kusttoerisme. In tabel 3.1 is de toename van het aantal gasten in Zeeland te zien over de jaren 2012, 2013 en 2014. In het vakantiejaar 2014 brachten Nederlanders 1,27 miljoen vakanties in Zeeland door. Dit is iets meer dan in 2013 (aantal vakanties 1,15 miljoen). De vakanties duren daartegenover wel iets korter. Het aantal buitenlandse gasten is toegenomen met 16%. Het aantal gasten uit eigen land is toegenomen met 12%.

Tabel 3.1 Aantal gasten in Zeeland (Kenniscentrum Kusttoerisme, 2014)

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0031.jpg"

In tabel 3.2 is de ontwikkeling van het aantal overnachtingen in Zeeland weergegeven. Ook hier is een duidelijke stijging in waar te nemen. Het aantal buitenlandse overnachtingen is toegenomen met 15%, ten opzichte van een stijging van 5% van overnachtingen uit eigen land.

Tabel 3.2 Aantal overnachtingen in Zeeland (Kenniscentrum Kusttoerisme, 2014)

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0032.jpg"

Conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de vraag naar hotelaccommodatie toeneemt. De groei zit niet zozeer in het traditionele hotelconcept, maar veel meer in vernieuwende concepten, met meer luxe, comfort, privacy en identiteit.

Het toevoegen van hotelkamers is kansrijk in de toeristisch populaire regio's, zeker wanneer sprake is van een onderscheidend concept. Het plangebied maakt deel uit van een toeristische regio.

Het hotelconcept sluit naadloos aan op deze vraagontwikkeling.

De suites en appartementen in het receptiecomplex van Breezand vormen een aanvulling op het bestaande verblijfsrecreatieve aanbod van het recreatiepark en zijn met name gericht op het hogere segment. De nabijheid van de dagrecreatieve voorzieningen die in het plangebied worden gerealiseerd, maakt dat deze accommodaties aantrekkelijk zijn voor een nieuw publiek.

3.5.3 Pitch&Putt-golfbaan en leisure

Pitch&Putt golf

Bron: http://www.greenkeeper.nl

Pitch&Putt golf is een nieuw concept op een beperkt oppervlakte. De lengte van de holes van een Pitch&Putt-baan varieert van 30 tot 70 m. De holes zijn nog korter dan op een shortgolfbaan.

Bij de circa twintig Pitch&Putt-banen in Nederland is geen sprake van een driving range, terwijl men op veel shortgolfbanen juist veel voordelen ziet in een overdekte driving range.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0033.png"

Figuur 3.6 Bestaand aanbod Pitch&Putt-locaties (bron: http://www.pitch-putt.nl/locaties)

Conclusie
In Zeeland zijn geen Pitch&Putt-golfbanen beschikbaar. Het toevoegen van een Pitch&Putt-golfbaan in Zeeland is kansrijk.

Leisure

Bron: https://www.rabobankcijfersentrends.nl/index.cfm?action=branche&branche=Dagrecreatie

Dagrecreatie is een van de meest heterogene branches in de sector horeca en recreatie. Bedrijven die tot de branche worden gerekend, zijn onder andere: dierentuinen, attractieparken, kinderspeelparadijzen, kermissen, musea, theaters, bioscopen, zwembaden, dagstranden, kartbanen, bowlingcentra, sporthallen, skihallen en outdoorcentra. Bindende factor bij deze bedrijven is dat de omzet grotendeels afhankelijk is van de bezoekersaantallen en de bestedingen per bezoeker (onder andere entreegeld en horeca-bestedingen).

Perspectief

Vechtersmarkt

Ten opzichte van 2015 zal de totale vraag in 2016 licht stijgen. Na jaren van recessie waarin de consument de hand op de knip hield, profiteert de vrijetijdsindustrie momenteel van een opleving. De stijgende consumentenbestedingen hebben een direct positief effect op de vraag. Ondanks deze vraagstijging blijft het echter een vechtersmarkt. De afgelopen jaren is het aanbod van vrijetijdsbesteding namelijk substantieel toegenomen. Er zijn tientallen pret- en themaparken, dierentuinen, musea, kartbanen en nog veel meer vormen van vertier bijgekomen. Daarnaast is op een regenachtige dag de IKEA de grootste concurrent geworden voor de reguliere dagrecreatie. De concurrentie vanuit andere branches neemt verder toe nu retailers meer beleving en horeca in hun concepten doorvoeren om de gast te blijven trekken. Een dagje funshoppen is nog nooit zo populair geweest. De enorme concurrentie tussen dagrecreatiebedrijven wordt vooral op de prijs gevoerd. Inmiddels is de vraag niet meer óf de bezoeker korting krijgt, maar hoe hóóg de korting is. In toenemende mate krijgen wederverkopers (korting- en veilingsites, de grote supermarktketens) een dominante rol in het verkoopproces, wat ten koste gaat van de marge. De combinatie van een stabiele vraag maar structureel toenemend aanbod zorgt voor een neutraal sentiment.

Meer bezoekers

De prognose voor de komende jaren blijft neutraal. Positief is dat het totaal aantal bezoekers aan de verschillende vormen van dagrecreatie elk jaar stijgt. De Nederlander gaat graag een dagje uit en zoekt continu naar nieuwe ervaringen en vormen van beleving. De vraag neemt ook verder toe door het toenemend aantal buitenlandse toeristen. Kortom, kansen genoeg voor de dagrecreatie. Echter die vraag moet wel over meer aanbieders verdeeld worden, wat leidt tot permanente prijsdruk. Tegelijkertijd is het de uitdaging om de consument continu te verrassen met nieuwe attracties en events. Door de steeds sneller veranderende consumententrends, wordt de levenscyclus van een attractie steeds korter. Tegelijkertijd duurt het door de verschraling van de marges langer om de grote investeringen terug te verdienen. Dit leidt tot een uitdagende spagaat voor dagrecreatiebedrijven en vraagt ongekende innovatiekracht van het management.

Trends

  • Schaalvergroting en toenemende ketenvorming.
  • Dynamic pricing als prijswapen tegen de vele kortingsacties.
  • Integratie van retail met dagattracties en horeca en vice versa.
  • Opkomst van multigeneratie dagjes uit.
  • Opkomst van augmented en virtual reality concepten; integratie van on- en offline beleving.
  • Opkomst digitale innovaties gericht op ontzorgen van de klant tijdens zijn bezoek aan het park: bijvoorbeeld mobiele betaalapplicaties. Dit genereert voor de exploitant vitale informatie over het daadwerkelijke klantgedrag en zijn wensen.
  • Integratie van dag- en verblijfsrecreatie.
  • Toenemende macht van online veiling- en kortingsites.

Kansen en bedreigingen

  • Het creëren van een bijzondere herinnering is een must voor het realiseren van herhaalbezoeken; dit kan door het ontwikkelen van unieke concepten en nieuwe vormen van beleving.
  • Aanwezigheid op internet en (interactie via) social media is een vereiste; dagrecreatie met een multimediaal en interactief karakter trekt meer bezoekers.
  • Groei van het aantal buitenlandse toeristen leidt tot toenemende vraag naar dagrecreatie; met name in regio Groot Amsterdam.
  • Betere toegankelijkheid van attracties en parken voor mensen met een beperking.
  • Investeringen in nieuwe attracties worden steeds groter, terwijl de productlevenscyclus juist korter wordt.
  • Toenemende verzadiging van de markt en branchevervaging. Opkomst 'edutainment': musea brengen hun educatieve boodschap met entertainment en beleving.
  • Meeneemgedrag: bezoekers houden de hand op de knip en nemen eten en drinken mee van huis.
  • Gebrek aan goed personeel: personeel is de sleutel naar succesvolle beleving. Seizoensinvloed is onlosmakelijk verbonden met de attractiesector en maakt het lastig om goed personeel te behouden.

Conclusie

Er is behoefte aan nieuwe dagrecreatieve voorzieningen. De locatie is daarbij kansrijk, gelet op de integratie van dag- en verblijfsrecreatie. In het Omgevingsplan 2012-2018 heeft de provincie aangegeven dat ruimte wordt geboden voor kleinere dagrecreatieve ontwikkelingsmogelijkheden in het stedelijk gebied. Hoewel Park Fort den Haak geen deel uitmaakt van het stedelijk gebied, zijn de leisurevoorzieningen een essentieel onderdeel in de gewenste ontwikkeling van de hotspot en de integrale gebiedsontwikkeling van de Fort den Haakweg.

3.5.4 Horeca

De behoefte aan horeca blijkt uit onderstaande bronnen.

Rabobank, cijfers en trends horeca en recreatie

Bron: https://www.rabobankcijfersentrends.nl/index.cfm?action=sector&sector=Horeca_en_Recreatie

Perspectief

Nederland leisureland
De Horeca & Recreatie profiteert momenteel van het brede economische herstel. In nagenoeg alle branches is sprake van groei. Na een uitstekend verlopen 2015 verwacht de Rabobank ook voor 2016 een verdere groei van zo'n 3%. Groei veroorzaakt door hogere consumentenbestedingen, een aantrekkende zakelijke vraag en meer inkomend toerisme. Nederland kent als bestemmingsland een toenemende populariteit. Jaar-op-jaar groeit het aantal toeristen en vooral Amsterdam is dé plek waar je als internationale toerist geweest moet zijn. Nederland ontwikkelt zich in toenemende mate tot 'leisureland' waar wonen, werken en winkelen niet meer zonder goede horeca- en belevingsconcepten kunnen. Enige nuance is wel noodzakelijk. De groei concentreert zich met name in de toeristisch en economisch sterke gebieden zoals Amsterdam, Randstad en de kustgebieden. Tegelijkertijd volgen consumententrends elkaar zo snel op, dat wat vandaag in is, morgen weer uit kan zijn. De levenscyclus van producten en concepten staat zo onder druk. Dit in combinatie met toenemende concurrentie, ook vanuit branchevreemde partijen zoals foodretailers en AirBnB, leidt tot een uitdagend speelveld en een neutraal sentiment.

Groeimarkt
Voor de langere termijn is er nog steeds sprake van een groeimarkt; meer buitenshuis eten, op meerdere momenten van de dag, meer dagen of weekendjes weg en het nieuwe (flex)werken zorgt voor toenemende zakelijke vraag. Locatie wordt wel steeds belangrijker om tot een succesvolle exploitatie te komen. Ondernemingen die niet op een A-locatie of in een sterke regio gevestigd zijn, zullen moeten investeren in een uniek en onderscheidend concept. Consumenten zoeken naar producten met een bijzondere beleving of emotionele lading en zijn dan nog altijd bereid een meerprijs te betalen. De concurrentie vanuit branchevreemde spelers zal in de toekomst alleen maar intensiever worden, met name vanuit online boeking- en reserveringsplatforms en de grote foodretailers. De verwachting is dan ook dat de grote horeca- en leisureketens intensiever zullen gaan samenwerken of fuseren om zo een blok te vormen tegen de opkomst van deze gamechangers. Als tegenreactie zullen aan de onderkant van de markt steeds meer kleinschalige, particuliere initiatieven ontstaan waar duurzaamheid, authenticiteit en vakmanschap weer centraal staan.

Trends

  • CBS trendmonitor:
    1. 1. omzetontwikkeling horeca: meer omzet voor horeca dan een jaar eerder; grootste omzetgroei restaurants; minder consumpties in cafés;
    2. 2. gematigde prijsstijging, meer vraag naar personeel, minder faillissementen;
    3. 3. vertrouwen en verwachtingen horecaondernemers onveranderd positief;
    4. 4. aanhoudende omzetgroei hotels;
    5. 5. eet- en drinkgelegenheden: snackverkoop valt wat terug;
    6. 6. bestedingen huishoudens en consumentenvertrouwen: koopbereidheid toegenomen.
  • Kwaliteit, gastvrijheid en beleving zijn van essentieel belang geworden om nog een meerprijs te kunnen realiseren. Nu internet inzage geeft in aanbod, kwaliteit en pricing is het de consument die bepaalt.
  • Toenemende schaalvergroting en ketenvorming. En als tegenreactie: opkomst van de kleine, particuliere exploitant in de vorm van foodtrucks, pop-up outlets en B&B's.
  • Integratie van verblijf- en dagrecreatie om meer beleving te creëren of de verblijfsduur te verlengen, en integratie van horecaconcepten in (food)retail in strijd om de gunsten van de 'buitenhuisconsument'.
  • Toenemende aandacht voor duurzaamheid; met name energieneutraal opereren en terugdringen van voedselverspilling.
  • Leisure- en hospitalityconcepten als essentieel onderdeel van nieuwe vastgoedprojecten en transformatie van leegstaand kantoren- of winkelvastgoed. Keerzijde: nieuw aanbod sluit lang niet altijd aan bij de vraag en kans op overaanbod dreigt in sommige regio's of steden.

Kansen en bedreigingen

  • Samenwerking tussen horeca, recreatie en retail voor realiseren van meer regionale 'merkbeleving'.
  • De juiste online propositie is van doorslaggevend belang geworden.
  • Horeca wordt als tool gebruikt om de aantrekkelijkheid van de gemeente te vergroten; dit biedt kansen voor nieuwe initiatieven en concepten.
  • Klinkende keuzes: het simpel en overzichtelijk houden van aanbod met transparante en heldere prijzen; duidelijkheid geven in herkomst van voedsel en de manier van productie.
  • Bij de groeiende groep welvarende ouderen heeft gezond zijn en blijven een grote invloed op hun vrijetijdsbesteding. De groep heeft veel vrije tijd en wil daarvan in steeds grotere mate genieten.
  • Kleinschalig particulier aanbod (bed & breakfast, kamerverhuur, huisruil, theetuin) stijgt.
  • Supermarkten zien de foodservicemarkt als nieuw te winnen terrein; voorbeeld is de overname van La Place door Jumbo. Ook andere branchevreemde spelers wagen zich op het terrein van food.
  • De meeste branches en regio's raken verzadigd door overaanbod; de uitdaging is om in een verzadigde markt voldoende 'schaarste' te creëren in jouw specifieke product.
  • De trend van 'hebben maar niet houden' heeft grote impact op de verkoop van vakantiewoningen, boten, participaties in golfbanen en lidmaatschappen aan particulieren.
  • Het werven en vervolgens ook behouden van personeel zijn grote problemen in de horeca.

Conclusie

De marktverwachting in de horeca is positief. Zelfstandige horeca kan de recreatieve hotspot versterken.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie En Cultuurhistorie

4.1.1 Archeologie

Beleid en normstelling

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.

Toetsing

Het plangebied ligt in de zogenaamde Nieuwe Polder die pas in de laatste eeuwen van de middeleeuwen is drooggelegd. Daarvoor was het gebied altijd zee en/of schorrengebied.

Aan de noordoostzijde van het plangebied ligt het archeologische waardevol terrein met resten van Fort den Haak (zie onderstaande figuur in oranje). In 1588 werd Fort den Haak gebouwd om de toegang van het Veerse Gat onder controle te houden. In het natuurgebied zijn nog contouren van delen van het fort herkenbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0034.png"

Figuur 4.1 Bovenaanzicht Fort den Haakweg (Bron: Bernard Meijlink, Walcherse Archeologische Dienst)

Conclusie

De archeologische verwachtingswaarden ter plaatse van het voormalige Fort den Haak zijn beschermd via de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-1', zoals opgenomen in de regels en verbeelding.

Voor het overige deel van het plangebied is geen bescherming noodzakelijk, gezien voor dit deel een lage (tot geen) archeologische verwachtingswaarde geldt.

De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Indien tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen, geldt een meldingsplicht. Bodemvondsten kunnen telefonisch worden gemeld bij Walcherse Archeologische Dienst (B. Silkens 06-50850164 / B. Meijlink 06-52552925).

4.1.2 Cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarden. In de Structuurvisie Cultuurhistorie Veere 2015 (2015) beschrijft de gemeente hoe zij wil omgaan met de aanwezige cultuurhistorie. Uitgangspunt is 'behoud door ontwikkeling'.

Voor de uitvoering van dit beleid beschikt de gemeente over een beleidswaardenkaart die aangeeft waar de materiële overblijfselen uit het verleden zich bevinden, waar deze in het huidige landschap tastbaar en zichtbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0035.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0036.png"

Figuur 4.2 Uitsnede Beleidswaardenkaart (Structuurvisie Cultuurhistorie, gemeente Veere, 2015)

Toetsing en conclusie

Het gebied ten oosten van het bebouwingslint is op de Beleidswaardenkaart van de gemeente Veere aangeduid als een gebied met een hoge waarde, waarbij het vestigingswerk Fort den Haak specifiek is aangeduid. Zowel binnen het bebouwingslint als het gebied hier ten oosten van (met uitzondering van de gronden behorende bij het vestigingswerk) zijn diverse ontwikkelingen beoogd.

De aanwezige waarden zoals het cultuurhistorisch landschap zijn als kernwaarden meegewogen bij de integrale planvorming voor het Park Fort den Haak zoals beschreven in paragraaf 3.4. De aangestelde supervisor zorgt dat de alle kernkwaliteiten, waaronder het cultuurhistorisch landschap, worden meegewogen bij de verdere uitwerking van de planvorming. Daarbij wordt ook het adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit betrokken. Zie bijlage 13 voor het eindadvies van de supervisor.

Daarbij is tevens het plan opgevat om het voormalige Fort den Haak weer beleefbaar te maken. Om het plan in meer detail te bekijken is de gemeente Veere begonnen met een kleine studie naar de oorspronkelijke contouren van het fort.

4.2 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsing

Op basis van informatie van de gemeente Veere blijkt dat de locaties nabij het plangebied die in het verleden onderzocht zijn allemaal onverdacht zijn en dat er geen bijzonderheden zijn geconstateerd. Daarnaast blijkt uit de bodemkwaliteitskaart van Zeeland (www.zeeuwsbodemvenster.nl) dat ter plaatse van het plangebied de kwaliteit Achtergrondwaarde geldt. Dit betekent dat er sprake is van een schone grond. Op basis hiervan wordt het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht om bodemonderzoeken uit te voeren.

In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen dient een actueel bodemonderzoek te worden overlegd. Door middel van een verkennend bodemonderzoek wordt inzicht verkregen in de bodemkwaliteit ter plaatse van het specifieke deelgebied. Daarnaast geldt het advies om de grond binnen het plangebied te hergebruiken en bij afvoer naar een andere locatie eerst een partijkeuring te doen.

Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.3 Niet Gesprongen Explosieven

Beleid en normstelling

Op veel locaties in Nederland bevinden zich nog explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de grond. Wanneer er aanwijzingen zijn dat zich in het plangebied conventionele explosieven kunnen bevinden is een historisch onderzoek aan te bevelen. Of en wanneer een historisch onderzoek moet plaatsvinden, is afhankelijk van diverse factoren en locatiespecifieke omstandigheden. Onderzoek is nodig wanneer op een locatie gegraven of gebouwd gaat worden en niet kan worden uitgesloten dat er een verhoogde kans bestaat op de aanwezigheid van explosieven in de ondergrond.

Toetsing

Het plangebied ligt niet in een gebied dat bij de gemeente Veere bekend staat als risicovol gebied (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0037.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0038.png"

Figuur 4.3 Uitsnede explosievenkaart

Van de gebieden die wit zijn op de explosievenkaart is het uit historisch oogpunt niet bekend dat hier oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. Uit historisch oogpunt is het aannemelijk dat hier geen vliegtuigbommen liggen.

Wanneer er binnen deze gebieden grondroerende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, hoeft vooraf aan de werkzaamheden geen vooronderzoek te worden uitgevoerd conform de bestaande regelgeving. Wel is het protocol Toevalstreffer CE uit de WO II van toepassing, omdat nog niet uitgesloten is dat hier conventionele explosieven liggen.

Conclusie

Er is geen nader onderzoek naar niet gesprongen explosieven noodzakelijk. Het aspect niet gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.4 Bedrijven En Milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand.

De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige

functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de

richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede

ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.

Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Toetsing

Richtafstanden

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn naast (recreatie)woningen diverse andere functies aanwezig, zoals een hotel, horecagelegenheid, tennisbanen en een schietbaan. Ten oosten van het plangebied ligt de N57. Vanwege de aanwezigheid van diverse functies in dit gebied en de nabijheid van de N57 kan het getypeerd worden als 'gemengd gebied'.

In tabel 4.1 worden de relevante (beoogde) milieuhinderlijke functies binnen het plangebied weergegeven. Voor deze functies is op basis van de VNG-publicatie aangegeven van welke milieucategorie is uitgegaan met de bijbehorende richtafstand ten opzichte van een gemengd gebied.

Voor het beoogde outdoor sportpark en het receptiecomplex geldt dat deze niet specifiek genoemd worden in de VNG-publicatie, maar wel kunnen leiden tot milieuhinder in de omgeving.

Voor het outdoor sportpark is het uitoefenen van diverse buitensportactiviteiten maatgevend. Deze activiteiten zijn vergelijkbaar met de activiteiten bij een veldsportcomplex, die wel is opgenomen in de VNG-publicatie. Echter zal het outdoor sportpark minder intensief gebruikt worden dan een veldsportcomplex, waardoor de milieuhinder van het outdoor sportpark naar verwachting ook minder is. Binnen het receptiecomplex zijn diverse kleinschalige voorzieningen beoogd, zoals kantoorruimte, een fitnesscentrum, detailhandel en horeca. Deze activiteiten bestaan uit maximaal categorie 2 van de VNG-publicatie.

Tabel 4.1 Milieuhinderlijke functies

functie milieucategorie richtafstand t.o.v. gemengd gebied
Tennisvelden 3.1 30 m
Outdoor sportpark 3.1 30 m
Receptiecomplex Breezand 2 10 m
Pitch&Putt-baan 1 0 m
Openbaar parkeerterrein en landschapsparking 2 10 m
Schietbaan 4.1 100 m

Naast bovengenoemde ontwikkelingen worden er aan de Fort den Haakweg, ten zuiden van het beoogde receptiecomplex enkele (recreatie)woningen gerealiseerd.

Beoordeling

Binnen de richtafstand van de beoogde tennisvelden, het outdoor sportpark, receptiecomplex, de golfbaan, de parkeerplaats en de schietbaan worden geen nieuwe burgerwoningen gerealiseerd. De dichtstbijzijnde nieuwbouwwoning aan de Fort den Haakweg is gelegen op circa 180 m afstand. Aan de benoemde richtafstanden wordt dan ook ruimschoots voldaan. Ter plaatse van de bestaande woningen in de omgeving blijft ook na de realisering van de voorzieningen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Binnen de richtafstand van de tennisvelden, schietbaan en parkeerplaats zijn diverse recreatiewoningen c.q. appartementen beoogd (ten zuiden en ten noorden van de schietbaan). In het receptiecomplex zal er aan de noordzijde sprake zijn van geluidshinder als gevolg van de beoogde sportvoorzieningen/schietbaan en aan de oostzijde door de N57. De geluidhinder als gevolg van de provinciale weg zal verder worden toegelicht in paragraaf 4.8. Verblijfsrecreatieve voorzieningen zijn wettelijk geen kwetsbare functies. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het gewenst afschermende maatregelen te treffen tegen de geluidsbelasting ten gevolge van de schietbaan en tennisvelden. Daartoe zal een muur worden gerealiseerd, tussen de schietbaan en het nieuwe centrumgebouw, met een hoogte van 30 cm boven de verdiepingsvloer van het receptiecomplex. Bovendien wordt voor de verdiepingen aan de noordzijde van het nieuwe centrumgebouw de voorwaarde van een dove gevel gesteld. Met in achtneming van deze maatregelen, zal er ter plaatse van de beoogde recreatieve eenheden sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarnaast zal de beoogde bedrijvigheid niet in haar bedrijfsvoering worden beperkt.

Conclusie

Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de beoogde verblijfsrecreatieve functies en dat de bedrijfsvoering van de overige functies niet belemmerd wordt.

4.5 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6-waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik

Per 26 november 2006 is de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik in werking getreden. Op grond van het beleid in deze circulaire, dient rond iedere opslagplaats voor ontplofbare stoffen een veiligheidsafstand te worden aangehouden tot kwetsbare objecten als woningen, kantoren en winkels. Deze veiligheidsafstand moet in het bestemmingsplan worden vastgelegd. De grootte van de veiligheidsafstand is afhankelijk van de hoeveelheid ontplofbare stof die wordt opgeslagen en de effect beperkende maatregelen die zijn getroffen.

Onderzoek en conclusie

Uit de professionele risicokaart blijkt dat er ten oosten van het plangebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de N57. Verder vindt er in de directe omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, het water of door buisleidingen. Tevens zijn er in de directe omgeving geen risicovolle bronnen aanwezig die relevant zijn voor de externe veiligheidssituatie ter plaatse van het plangebied. Aangezien het bestemmingsplan een nieuwe schietbaan mogelijk maakt, zal er specifiek aandacht worden besteed aan de opslag van de schietbaan.

Schietbaan

Ten aan zien van schietbanen geldt de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Aangezien het hier de opslag van munitie < 250.000 patronen betreft is hier sprake van een gevarensubklasse 1.4. De opslag van gevarensubklasse 1.4 is geregeld in het Activiteitenbesluit. De effectafstanden voor de opslag van meer dan 10.000 patronen voor vuurwapens is circa 8 meter. Dit is op basis van onderzoek door TNO. Daarom is in de artikelen 4.3 en 4.4 van het Activiteitenbesluit opgenomen dat vanaf de opslag een afstand van ten minste 8 meter tot (beperkt) kwetsbare objecten moet worden aangehouden. Voor patronen voor vuurwapens hoeft deze effectafstand niet meer worden aangehouden indien de opslag is gelegen in een brandcompartiment of als brandcompartiment is uitgevoerd. Indien de opslag niet in een brandcompartiment is gelegen, dient er een veiligheidsafstand van 8 meter te worden vastgesteld in het bestemmingsplan.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de N57

Direct ten oosten van het plangebied is de N57 gelegen. Uit het basisnet weg blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) voor dit wegvak niet buiten de weg ligt. Deze contour vormt dan ook geen belemmering. Vanwege het vervoer van brandbare gassen (GF3-stoffen) bedraagt het maatgevende invloedsgebied voor het groepsrisico 355 m. Dit invloedsgebied reikt over het plangebied. Omdat binnen het invloedsgebied ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die invloed kunnen hebben op de hoogte van het groepsrisico, is door Rho Adviseurs een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld (zie bijlage 8).

Uit dit onderzoek blijkt dat het groepsrisico in de huidige situatie maximaal 0,003 x de oriëntatiewaarde is. Ten gevolge van de beoogde ontwikkelingen neemt het groepsrisico niet toe. De hoogte van het groepsrisico vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Voor het groepsrisico geldt geen harde norm maar een oriëntatiewaarde en een verantwoordingsplicht. Omdat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden en het groepsrisico in de toekomstige situatie niet toeneemt, kan worden volstaan met de onderstaande beperkte verantwoording van het groepsrisico. Bij deze verantwoording spelen de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid een belangrijke rol.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid zegt iets over de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van een risicobron om zich in veiligheid te brengen, indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting.

Het plan voorziet in diverse ontwikkelingen, waaronder een outdoorpark, recreatiewoningen en een golfbaan. Er worden binnen het plangebied geen functies mogelijk gemaakt die specifiek bedoeld zijn voor niet of verminderd zelfredzame personen. De bevolking binnen het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit zelfredzame personen. Binnen het plangebied zullen wel kinderen/ouderen aanwezig zijn. Zij worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de verzorgers/begeleiders de personen kunnen begeleiden, zodat zij gezamenlijk kunnen vluchten. Dit levert dan ook geen beperking op. Maatregelen om de zelfredzaamheid te vergroten zijn onder andere:

  • gebruikers binnen het plangebied door middel van risicocommunicatie instrueren over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen;
  • rekening houden met het verhogen van de brandwerendheid van de gevels.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpdiensten. De hulpdiensten moeten in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering te allen tijde een belangrijke rol.

Belangrijk voor een ongeval met brandbare gassen is dat de brandweer zo snel mogelijk ter plaatse van de calamiteit bij de tankwagen is. De brandweer heeft hier voldoende bluswatercapaciteit voor nodig (primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorziening).

Het plangebied wordt in de huidige situatie ontsloten op de Fort den Haakweg. Deze weg is van de risicobron (N57) afgelegen en loopt van noord naar zuid. Het ontwikkelplan voorziet tevens in de realisatie van een nieuwe verbindingsweg tussen de parallelweg van de N57 en de Fort den Haakweg. Deze nieuwe verbinding is voorzien ter hoogte van de bestaande aansluiting van vakantiepark Breezand op de Fort den Haakweg. Hiermee wordt de bereikbaarheid van het plangebied en de vluchtmogelijkheid van de risicobron af verder verbeterd.

Conclusie

Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de N57 waar gevaarlijke stoffen over worden vervoerd. De beoogde ontwikkelingen leiden niet tot een relevante verslechtering van de risicosituatie. Het groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde en neemt niet toe ten gevolge van de beoogde ontwikkelingen.

Er is, vanwege hoofdzakelijk zelfredzame personen binnen het invloedsgebied, sprake van een goede zelfredzaamheid. Daarnaast zijn er diverse mogelijkheden om de zelfredzaamheid te vergroten en is sprake van een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.6 Kabels, Leidingen En Telecommunicatieverbindingen

Beleid en normstelling

Direct naast de schietbaan staat een zendmast op gemeentegrond. De zendmast is nodig voor een goede dekking van de mobiele telefonie. Gezien de beoogde ontwikkeling van een nieuw recreatiecomplex direct naast de mast, is het van belang dat de mast een andere locatie krijgt. De gemeente zal overleg voeren met de providers over de nieuwe locatie voor de gsm-mast.

Toetsing

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen, leidingstroken en hoogspanningsverbindingen aanwezig.

Conclusie

Uit oogpunt van kabels, leidingen en telecommunicatieverbinding zijn geen belemmeringen voor het bestemmingsplan aan de orde.

4.7 Verkeer En Parkeren

Verkeersontsluiting

Het plangebied wordt in de huidige situatie ontsloten via de Fort den Haakweg. De weg kent tussen hotel Duinoord en de kruising met de Noorddijk een maximumsnelheid van 50 km/u en is ingericht met een enkele rijloper. De maximumsnelheid zal worden teruggebracht naar 30 km/u. Parallel aan het westzijde van het wegvak ligt een vrijliggend fietspad. In zuidelijke richting loopt de Fort den Haakweg naar de Dorpsdijk. Tussen het kruispunt met de Noorddijk en de Dorpsdijk geldt een maximumsnelheid van 30 km/u. Hier zijn tussen de Noorddijk en de Monnikendijk fietsstroken aanwezig. Verder naar de Dorpsdijk is de weg uitgevoerd in een enkele rijloper zonder specifieke fietsvoorzieningen. De Dorpsdijk en de Monnikendijk vormen samen een ringstructuur rondom het dorpscentrum van Vrouwenpolder. In oostelijke richting wordt aangesloten op de parallelweg van de N57. Via deze parallelweg (60 km/u) wordt enerzijds aangesloten op de hoofdrijbanen van de N57 en anderzijds verzorgt deze de ontsluiting in noordelijke richting naar het parkeerterrein bij het strand en in zuidelijke richting naar het buitengebied. De N57 zelf verzorgt de regionale ontsluiting naar onder andere de A58, Middelburg en Vlissingen in het zuiden en de N59 en de Randstad in noordelijke richting.

Het masterplan voorziet in de realisatie van een nieuwe verbindingsweg tussen de parallelweg van de N57 en de Fort den Haakweg. Deze nieuwe verbinding is voorzien ter hoogte van de bestaande aansluiting van vakantiepark Breezand II op de Fort den Haakweg. De beoogde landschapsparking zal op deze verbindingsweg worden aangesloten. Het wandelpad aan de oostzijde van Fort den Haakweg blijft de noord-zuidverbinding voor de voetgangers die zich richting het dorp of het strand begeven. Een nieuw recreatief wandelpad ('pelgrimspad') ter hoogte van de visvijvers, de Pitch&Putt-baan en het outdoorcentrum biedt wandelaars de mogelijkheid om ook via een alternatieve route van noord naar zuid (en andersom) te wandelen. Daarnaast worden diverse ontsluitingsvoorzieningen aangelegd om gemotoriseerd verkeer, wandelaars en fietsers toegang te bieden tot de nieuwe recreatieve functies in Park Fort den Haak. In het landschappelijk inpassingsplan (Bosch Slabbers, 2016) zijn deze routes nader uitgewerkt.

Voor de uitvoering van de nieuwe verbindingsweg tussen de parallelweg van de N57 en de Fort den Haakweg, bestaan twee alternatieven welke binnen dit bestemmingsplan beide mogelijk zijn:

  • de weg wordt uitgevoerd met ontsluitingsmogelijkheden in beide richtingen van en naar zowel de parallelweg van de N57 als de Fort den Haakweg;
  • de weg wordt uitgevoerd als eenrichtingsweg waarbij een verplichte rijrichting geldt in westelijke richting (van de parallelweg van de N57 naar de Fort den Haakweg).

De nieuwe verbindingsweg heeft als doel om de kern van Vrouwenpolder te ontlasten. Verkeer van en naar de recreatieve functies in het gebied zal om de kern heen worden geleid via de parallelweg van de N57 en de verbindingsweg. Deze route dient als alternatief voor de bestaande route via de Dorpsdijk en Fort den Haakweg. Ook verzorgt de nieuwe verbindingsweg een betere bereikbaarheid van het gebied en de kustzone en draagt deze bij aan een verbetering van de verkeerscirculatie rondom Vrouwenpolder.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De verschillende ontwikkelingen binnen het plangebied trekken nieuwe bezoekers en dus meer verkeer aan. De verkeersgeneratie is waar mogelijk berekend op basis van kencijfers van het CROW, zoals opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (2012). Hierbij geldt als uitgangspunt de ligging van het plangebied in een niet-stedelijke omgeving (bron: CBS) en het restgebied van de bebouwde kom. De kencijfers geven een bandbreedte (minimum en maximum). Binnen de berekening is het gemiddelde binnen deze bandbreedte aangehouden. Dit is realistisch, omdat de nieuwe recreatieve functies waarschijnlijk in de verkeersgeneratie deels zullen overlappen. Indien uitgegaan wordt van het maximum zal sprake zijn van een overschatting.

De kencijfers van het CROW gaan uit van de verkeersgeneratie op een gemiddelde weekdag. Voor een onderbouwing van de verkeersafwikkeling wordt vaak uitgegaan van de werkdagwaarden. Doorgaans is de verkeersgeneratie op een werkdag maatgevend. Omdat de ontwikkeling veelal gerelateerd is aan (verblijfs)recreatieve functies bestaat de kans echter dat de verkeersgeneratie op een weekdag hoger zal zijn. Om dit te bepalen is zowel voor de week- als de werkdag de verkeersgeneratie berekend. Omrekening van de verkeersgeneratie op een weekdag (op basis van de CROW kencijfers) heeft plaatsgevonden op basis van omrekenfactoren zoals opgenomen in de CROW publicaties 317 en 272.

Niet voor alle functies zijn direct kencijfers voor de berekening van de verkeersgeneratie beschikbaar. Voor deze functies is de verkeersgeneratie bepaald op basis van het wel beschikbare parkeerkencijfer, waarbij per parkeerplaats gerekend wordt met een bepaald turnover (aantal keer dat een parkeerplaats zal worden gebruikt). Hierbij geldt dat elk gebruik van een parkeerplaats steeds twee verkeersbewegingen genereert (aankomst en vertrek). In de volgende tabel is de berekening van de verkeersgeneratie opgenomen.

Tabel 4.2 Berekening verkeersgeneratie

adres ontwikkeling verkeers-
generatie weekdag
(mvt/etmaal)
verkeers-
generatie
werkdag (mvt/etmaal)
1. Fort den Haakweg 24
(kadastrale nummers 194, 2551, 2552, 2553 en 1453)
kwaliteitsverbetering manege
2

3
2. Fort den Haakweg 30-32 (kadastrale nummers 2547, 2548, 2549, 3364 en 3360) Inbreiding wonen
8

9
3. Fort den Haakweg ongenummerd
(kadastraal nummer 2264)
kwaliteitsverbetering bungalowparken Breezand I en II - nieuwbouw receptiecomplex Breezand Vakanties
62

70
4. Fort den Haakweg 36 (kadastrale nummers 2164 en 2264) kwaliteitsverbetering sportcomplex-uitbreiding schietbaan + verplaatsing tennisbanen, verplaatsing antennemast en inbreiding verblijfsrecreatie (zorgtoerisme)
29

32
5. Fort den Haakweg 2 (kadastrale nummers 709, 3411, 2539 en 2600) opwaardering natuurgebied, opwaardering openbaar parkeerterrein, opwaardering restanten Fort den Haak en functieverbetering toeristenkerk tot informatie- en inspiratiepunt.
18

20
6. Breezand 65
(kadastrale nummers 816, 2121 en 3411)
kwaliteitsverbetering herontwikkeling en uitbreiding hotel 'Duinoord'
51

56
7. Fort den Haakweg ongenummerd
(kadastraal nummer 3419)
transformatie agrarisch areaal tot Pitch&Putt-golfbaan + 9 vrijstaande recreatiewoningen + visvijver
472

387
8. Fort den Haakweg 38 herontwikkeling subtropische tuin tot outdoorpark 118 131
9. Fort den Haakweg ongenummerd
(kadastraal nummer 2264)
openbaar gebied - aanleg landschapsparking - -
10. herinrichting Fort den Haakweg + aanleg verbindings-/ontslui- tingsweg - -
Totaal 760 708

Uit de berekening blijkt de verkeersgeneratie op een gemiddelde weekdag hoger is dan op een werkdag. De verkeersgeneratie op de weekdag is daarmee maatgevend. Met deze verkeersgeneratie is rekening gehouden voor zowel voor de onderbouwing van het aspect verkeer als verschillende milieuonderzoeken.

Met behulp van het Verkeersmodel Walcheren (Goudappel Coffeng, 2016) is de verkeersgeneratie toebedeeld aan het omliggende wegennet. Binnen dit model is een prognose opgesteld voor 2030 waarbij, naast de verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkelingen, tevens rekening is gehouden met een autonome verkeersgroei. Verder is ook rekening gehouden met de realisatie van de nieuwe verbindingsweg. Vanwege de planologische ruimte die het plan biedt, zijn vier van de varianten doorgerekend:

  • variant 1: een nieuwe verbindingsweg (30 km/u) met verkeer in twee richtingen en op de Fort den Haakweg een maximumsnelheid van 50 km/u;
  • variant 2: een nieuwe verbindingsweg (30 km/u) met verkeer in één richting en op de Fort den Haakweg een maximumsnelheid van 50 km/u;
  • variant 3: een nieuwe verbindingsweg (30 km/u) met verkeer in twee richtingen en op de Fort den Haakweg een maximumsnelheid van 30 km/u;
  • variant 4: een nieuwe verbindingsweg (30 km/u) met verkeer in één richting en op de Fort den Haakweg een maximumsnelheid van 30 km/u.

De plots met modelresultaten zijn opgenomen in bijlage 3. Uit de modelresultaten blijkt dat de realisatie van de nieuwe verbindingsweg zorgt voor een verlichting van de verkeersdruk in de kern van Vrouwenpolder. De Dorpsdijk en Fort den Haakweg zullen ten opzichte van de autonome situatie worden ontlast. Voor zowel de Fort den Haakweg als voor de nieuwe verbindingsweg zal een maximumsnelheid van 30 km/u gelden. Dat betekent dat variant 1 en 2 afvallen. De keuze tussen varianten 3 en 4 zal worden gebaseerd op nader onderzoek. In dit bestemmingsplan wordt onderbouwd dat beide varianten (3 en 4) planologisch aanvaardbaar zijn.

Ten aanzien van de verkeersafwikkeling is met name de verkeersdruk op het zuidelijke deel van de Fort den Haakweg en de Dorpsdijk maatgevend. Hier zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig, wat voor knelpunten kan zorgen in combinatie met relatief hoge verkeersintensiteiten. De maximaal wenselijke intensiteit bedraagt hier, op basis van een beperkte rijbaanbreedte en het gemengd afwikkelen van het gemotoriseerde verkeer en fietsverkeer, 3.000 mvt/etmaal. In de modelplots is af te lezen dat in de autonome toekomstsituatie de intensiteit op de Dorpsdijk zal toenemen tot boven de maximaal wenselijke intensiteit. Binnen de alternatieven met een nieuwe verbindingsweg zal deze capaciteitsgrens niet worden overschreden.

Op het noordelijk deel van de Fort den Haakweg en de parallelvoorziening van de N57 zijn fietsvoorzieningen aanwezig, waardoor deze wegen een ruimere capaciteit hebben (> 3.000 mvt/etmaal). Als gevolg van de ontwikkelingen zal de intensiteit op de parallelweg van de N57 toenemen. Deze bedraagt maximaal 1.520 mvt/etmaal. Ook hier zal sprake zijn van een verkeersintensiteit die in voldoende mate afgewikkeld kan worden. Voor de rotonde N57 – Parallelweg N57 West – Dorpsdijk en het met verkeerslichten geregelde kruispunt N57 - Parallelweg N57 West - Parallelweg N57 Oost - zijn capaciteitsberekeningen uitgevoerd. Hierbij zijn voor de rotonde en het kruispunt als invoer de hoogste verkeersbelastingen uit de modelvarianten gehanteerd. De capaciteitsberekening voor de rotonde is uitgevoerd op basis van de Meerstrooksrotondeverkenner (zie bijlage 2). De berekening voor het met verkeerslichten geregelde kruispunt is gebaseerd op het softwareprogramma Omni-X (zie bijlage 1). Uit de berekeningen blijkt voor de rotonde in de toekomstige situatie een maximale verzadigingsgraad van 0,50. Voor een rotonde wordt een verzadigingsgraad tot 0,80 acceptabel geacht. De ontwikkeling leidt op de rotonde N57 – Parallelweg N57 West – Dorpsdijk niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Verder blijkt voor het kruispunt N57 - Parallelweg N57 West - Parallelweg N57 Oost dat het verkeer kan worden afgewikkeld binnen een cyclustijd van circa 105 seconden. Cyclustijden worden acceptabel geacht tot een waarde van maximaal 120 seconden. Verder blijkt uit de berekening een maximale wachtrij van 17 pae op de noordelijke tak van de N57 en van 13 pae op de zuidelijke tak van de N57. In beide gevallen geldt dit voor het rechtdoorgaande verkeer. De aanwezige opstelvakken op de N57 zijn lang genoeg om ervoor te zorgen dat het links en rechts afslaande verkeer vanaf de N57 niet wordt gehinderd. Uit de berekening blijkt zodoende dat het verkeer binnen een acceptabele cyclustijd kan worden afgewikkeld en dat de vormgeving van het kruispunt voldoende capaciteit biedt.

De intensiteit op de nieuwe verbindingsweg zal maximaal 2.019 mvt/etmaal bedragen, rekening houdend met de verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling en een andere verdeling van de bestaande verkeersstromen. Ook voor deze weg geldt op basis van de beoogde inrichting (wegprofiel 5,5 m breed en gemengd verkeer) een maximaal wenselijke intensiteit van 3.000 mvt/etmaal. Deze capaciteitsgrens zal in de meest drukke situatie niet worden overschreden.

Parkeren

Het uitgangspunt voor de parkeersituatie is de realisatie van een goed ontsloten landschapsparking van waaruit alle (nieuwe) functies én het strand bereikbaar zijn. Alleen voor hotel Duinoord, de nieuwe recreatie-eenheden in het lint van de Fort den Haakweg en eventueel ook de visvijver zullen parkeervoorzieningen worden gerealiseerd op eigen terrein.

Bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen voor de functies wordt gebruikgemaakt van de parkeerkencijfers van het CROW. Op basis van het nu bekende globale programma van de nieuwe functies is een parkeerbalans opgesteld, welke is opgenomen in bijlage 4.

Een samenvatting van de totale parkeerbehoefte is opgenomen in de onderstaande tabel.

Tabel 4.3 Totale parkeerbehoefte

parkeerterrein deelplan aantal parkeerplaatsen
hotel Duinoord 57
centrale parkeerplaats outdoorpark 124
receptiecomplex Breezand 77 (exclusief 15 parkeerplaatsen voorzijde hotel voor wisseldag)
golfbaan 60
compensatie 139
sub totaal 400
aftrek ca. 25% dubbelgebruik -100
totaal centrale parkeerplaats 300
tennisvelden en schietvereniging 18
visvijver visvijver 20
Totaal 395

Langs de nieuwe ontsluitingsweg is een nieuwe centrale landschapsparking gepland met totaal circa 420 parkeerplaatsen. Het terrein heeft een openbaar karakter, maar er is wel een parkeerregime van toepassing.

Op piekmomenten kunnen strandgasten uitwijken naar de parkeerplaatsen langs de Veerse Gatdam welke bereikbaar is via de nieuwe ontsluitingsweg. Zoekverkeer ter plaatse van de Fort den Haakweg en het dorp wordt daarmee zo veel mogelijk voorkomen.

4.8 Geluid

Beleid en normstelling

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van enkele nieuwe reguliere woningen en recreatiewoningen. Woningen zijn in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) aangewezen als geluidsgevoelige functies, waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden indien deze zijn gelegen binnen de wettelijke geluidszone van wegen of spoorwegen. Recreatiewoningen zijn binnen de Wgh niet beschermd. Hiervoor zou akoestisch onderzoek achterwege kunnen blijven. Echter dient op basis van het provinciaal beleid, zoals opgenomen in het 'Omgevingsplan Zeeland 2012-2018', ook voor recreatiewoningen onderbouwd te worden dat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Langs alle wegen en spoorwegen – met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wgh geluidszones waarbinnen de geluidshinder aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen.

De breedte van de geluidszone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging. De breedte van een geluidszone van een weg is in tabel 4.4 weergegeven. De geluidszone wordt gemeten vanaf de binnenzijde van de kant van de weg (aan weerszijden van de weg).

Tabel 4.4 Schema zonebreedte aan weerszijden van de weg volgens artikel 74 Wgh

aantal rijstroken breedte van de geluidszone (in meters)
buitenstedelijk gebied stedelijk gebied
5 of meer 600 350
3 of 4 400 350
1 of 2 250 200

In artikel 1 van de Wgh zijn de definities opgenomen van binnenstedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze definities luiden:

  • binnenstedelijk gebied: het gebied binnen de bebouwde kom met uitzondering van het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg;
  • buitenstedelijk gebied: het gebied buiten de bebouwde kom, alsmede het gebied binnen de bebouwde kom voor zover gelegen binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.

Dosismaat Lden

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. De berekende geluidswaarde in Lden vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk). Het plangebied is buitenstedelijk gelegen. Zodoende geldt een maximale ontheffingswaarde van 53 dB.

Recreatiewoningen en 30 km/u-wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/u of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd en zijn recreatiewoningen niet aangewezen als geluidsgevoelige functies. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie en het provinciaal beleid dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn.

Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde.

Aftrek ex artikel 3.4 RMG 2012

Krachtens artikel 3.4 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder (RMG) 2012 mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een representatief te achten snelheid lager dan 70 km/u geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of hoger is de toegestane aftrek afhankelijk van de geluidsbelasting exclusief aftrek. In basis geldt een aftrek van 2 dB. Echter mag bij een geluidsbelasting exclusief aftrek van 56 dB of 57 dB een aftrek worden toegepast van respectievelijk 3 dB of 4 dB.

Toetsing

Uitgangspunten

Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de N57, de parellelvoorziening van de N57 en de Fort den Haakweg. De Fort den Haakweg zal worden afgewaardeerd naar 30 km/u-weg. Verder is tevens rekening gehouden met de realisatie van een nieuwe verbindingsweg tussen de Fort den Haakweg en de parallelvoorziening van de N57. Deze weg zal worden uitgevoerd als 30 km/u-weg.

Voor het akoestisch onderzoek dienen verkeersintensiteiten voor het planjaar te worden gehanteerd. Voor alle wegen, uitgezonderd de N57, zijn modelcijfers gehanteerd voor het planjaar 2030. Binnen deze cijfers is ook rekening gehouden met de verkeersgeneratie als gevolg van alle ontwikkelingen. Voor de voertuig- en etmaalverdelingen is ten aanzien van de Fort den Haakweg en de nieuwe verbindingsweg van de N57 de standaardverdeling aangehouden zoals bekend voor wijkontsluitingswegen. Voor de parallelvoorziening van de N57 geldt de standaardverdeling voor plattelandswegen. Voor deze wegen is verder uitgegaan van een uitvoering in dicht asfaltbeton. Voor deze wegen zijn de resultaten berekend voor vier verschillende varianten.

  • variant 1: een nieuwe verbindingsweg (30 km/u) met verkeer in twee richtingen en op de Fort den Haakweg een maximumsnelheid van 50 km/u;
  • variant 2: een nieuwe verbindingsweg (30 km/u) met verkeer in één richting en op de Fort den Haakweg een maximumsnelheid van 50 km/u;
  • variant 3: een nieuwe verbindingsweg (30 km/u) met verkeer in twee richtingen en op de Fort den Haakweg een maximumsnelheid van 30 km/u;
  • variant 4: een nieuwe verbindingsweg (30 km/u) met verkeer in één richting en op de Fort den Haakweg een maximumsnelheid van 30 km/u.

Zoals hiervoor aangegeven zal voor zowel de Fort den Haakweg als voor de nieuwe verbindingsweg een maximumsnelheid van 30 km/u gelden. Dat betekent dat varianten 1 en 2 afvallen en dat variant 3 of 4 zal worden gerealiseerd. Op basis van nader onderzoek zal de keuze tussen varianten 3 en 4 worden gemaakt.

Voor de N57 dienen de invoergegevens uit het geluidsregister gehanteerd te worden. In het geluidsregister zijn gegevens opgenomen omtrent het aantal motorvoertuigen per categorie, de representatief te achten gemiddelde snelheid per categorie, de ligging van de bronregisterlijnen, het type wegdek, afschermende objecten en mate van absorptie daarvan, de breedte van de weg en de plafondcorrectiewaarde. Alle invoergegevens, zoals hierboven bedoeld, zijn te raadplegen op het elektronisch raadpleegbare geluidsregister: http://www.rws.nl/geotool/geluidsregister.aspx.

Resultaten contourberekeningen

Voor de verschillende wegen is een eerste verkenning naar wegverkeerslawaai uitgevoerd middels contourberekeningen. Deze geluidscontouren geven aan waar de voorkeursgrenswaarde/richtwaarde van 48 dB ligt en tot welke grens een ontheffing kan worden aangevraagd voor reguliere woningen en waar de grens ligt voor een maximaal aanvaardbare geluidbelasting ten aanzien van recreatiewoningen of ten opzichte van 30 km/u-wegen. Onderstaand zijn per bron de uitkomsten van de contourberekeningen toegelicht. De berekende contouren voor de Fort den Haakweg en de nieuwe verbindingsweg zijn opgenomen in bijlage 5.

Fort den Haakweg

In het akoestisch onderzoek is, ten aanzien van de Fort den Haakweg, onderzoek gedaan naar een situatie met een maximumsnelheid van 50 km/u (conform huidige situatie) en een maximumsnelheid van 30 km/u (afwaardering tot erftoegangsweg). De gemeente Veere heeft onlangs besloten dat de maximumsnelheid op de Fort den Haakweg zal worden teruggebracht naar 30 km/u. Zodoende is de Fort den Haakweg in de toekomstige situatie niet gezoneerd.

Hiermee vervallen de eerder onderzochte varianten 1 en 2.

Bij variant 3 ligt de 48 dB-contour als gevolg van het wegverkeer op de Fort den Haakweg vrijwel geheel tegen de wegkant van de rijbaan aan. Op alle bestaande woningen zal dus sprake zijn van een geluidsbelasting van minder dan 48 dB. Daarmee wordt voldaan aan de, voor 30 km/h geldende richtwaarde.

Binnen variant 4 ligt de 48 dB-contour over een aantal bestaande woningen. De geluidbelasting bedraagt op de eerstelijnsbebouwing 48 dB tot mogelijk maximaal 53 dB. De richtwaarde wordt in deze variant overschreden, de maximaal aanvaardbare waarde niet. Het bestemmingsplan maakt bij een aantal bestaande woningen een uitbreiding van het hoofdgebouw mogelijk. De uitbreiding van het hoofdgebouw kan enkel aan de zijkant of aan de achterzijde plaatsvinden. Bij geen enkele uitbreiding van de woning komt de woning dichter naar de weg toe te liggen, dus de geluidsbelasting zal ook ter plaatse van de uitbreiding maximaal 53 dB bedragen. Daarnaast zorgt een uitbreiding niet voor een toename van het aantal geluidsgehinderden. Ook voor de nieuwe recreatie-eenheden geldt dat ter plaatse de geluidsbelasting maximaal 53 dB bedraagt. Ook hier is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Voor zowel variant 3 als 4 kan worden geconcludeerd dat er sprake zal zijn van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Via de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid kunnen nieuwe (recreatie)woningen worden gerealiseerd. In het kader van het wijzigingsplan dient een akoestisch onderzoek te worden overlegd. Aan de hand van de opgestelde contouren kan bepaald worden of de betreffende woning binnen of buiten de 48 dB-contour ligt.

Nieuwe verbindingsweg

De nieuwe verbindingsweg zal worden uitgevoerd als 30 km/h-weg. Beoordeling vindt enkel plaats op basis van een goede ruimtelijke ordening. Uit de contourberekeningen blijkt ten aanzien van deze weg in alle varianten dat de geluidsbelasting buiten de verkeersbestemming nooit hoger zal zijn dan 53 dB. Langs deze weg zijn geen reguliere woningen voorzien, enkel recreatiewoningen. In alle varianten zal voor de recreatiewoningen sprake zijn van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

N57

De geluidscontouren van de N57 zijn inzichtelijke gemaakt door Cauberg-Huygen en toegelicht in de memo 'Akoestisch onderzoek Fort den Haakweg te Vrouwenpolder – Eerste beoordeling wegverkeer – schietbaan – tennisvelden'. In figuur 4.4 zijn de contouren weergegeven. Tabel 4.5 geeft hieruit de belangrijkste conclusies weer.

Te zien is dat op hogere waarneemhoogten een hogere geluidsbelasting wordt ervaren.

Tabel 4.5 Geluidbelasting N57

waarneemhoogte afstand tot de N57 geluidbelasting
1,5 m 0 m tot 225 m maximaal 53 dB
1,5 m > 225 m maximaal 48 dB
4,5 m 0 m tot 115 m meer dan 53 dB
4,5 m 115 m tot 260 m meer dan 48 dB maar maximaal 53 dB
4,5 m > 260 m maximaal 48 dB
7,5 m 0 m tot 128 m meer dan 53 dB
7,5 m 128 m tot 340 m meer dan 48 dB maar maximaal 53 dB
7,5 m > 340 m maximaal 48 dB

Ten aanzien van de N57 geldt op basis van de Wgh voor reguliere woningen een maximale ontheffingswaarde van 53 dB. Deze geldt voor recreatiewoningen als maximaal aanvaardbare waarde. Voor de waarneemhoogte van 1,5 m geldt dat in een zone van circa 225 m parallel aan de N57 sprake zal zijn van een geluidsbelasting tot 53 dB. De geluidsbelasting zal binnen het plangebied niet hoger zijn dan deze waarde.

Bij een waarneemhoogte van 4,5 m geldt dat in een zone van 260 m parallel aan de N57 sprake zal zijn van een geluidbelasting tot 53 dB. In een zone van 115 m buiten de N57 zal de geluidbelasting een waarden hebben boven de 53 dB. Hier is voor reguliere woningen sprake van een geluidbelasting boven de maximale ontheffingswaarde en voor recreatiewoningen geldt dat de maximaal aanvaardbare waarde wordt overschreden in dit gebied. Voor de waarneemhoogte van 7,5 m ligt de 53 dB-contour op een afstand van 340 m uit de weg. In een zone van 128 m uit de as van de weg is sprake van een geluidbelasting boven de maximale ontheffingswaarde/maximaal aanvaardbare waarde van 53 dB.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0039.png"

Figuur 4.4 Geluidscontouren N57 links op waarneemhoogte 1,5 m, midden op waarneemhoogte 4,5 m en rechts op waarneemhoogte 7,5 m (Bron: Akoestisch onderzoek Fort den Haakweg te Vrouwenpolder; 16 mei 2014.)

Tabel 4.6 Geluidsbelasting N57

object (dichtstbijzijnde t.o.v. N57) waarneemhoogte (worstcase) minimum afstand tot de as van de N57 maximale geluidsbelasting
trekkershutten (outdoorpark) 1,5 m 45 m 53 dB
recreatiewoningen (golfbaan) 1,5 m en 4,5 m 135 m 53 dB
vrijstaande woning (nr. 28a) 4,5 m 344 m 48 dB
gestapelde recreatiewoningen aan de Fort den Haakweg (nr. 22b t/m 22e) 4,5 m 324 m 48 dB
verblijfsrecreatie, receptiecomplex Breezand 7,5 m 262 m 53 dB

In de bovenstaande tabel worden de relevante geluidsgevoelige objecten die binnen het plangebied worden mogelijk gemaakt, getoetst aan geluidscontouren. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat voor de nieuw te realiseren reguliere woningen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Een verdere procedure in het kader van de Wgh kan zodoende achterwege blijven. Ten aanzien van de te realiseren verblijfsrecreatie kan gesteld worden dat de geluidsbelasting ten hoogste 53 dB bedraagt. Hiermee wordt de maximaal aanvaardbare waarde niet overschreden. Er is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Conclusie

Het aspect wegverkeerslawaai staat de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan niet in de weg.

4.9 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.7 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Nibm

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Toetsing

Door de ontwikkelingen die het bestemmingsplan biedt is er een maximale toename van verkeer van 760 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 1%. Uit de nimb-tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,73 µg/m³ en van fijn stof van 0,13 µg/m³. Beide toenames blijven beneden de 1,2 µg/m³. De ontwikkelingen in het bestemmingsplan dragen dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0040.png"

Figuur 4.5 Worstcase berekening

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wel van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied te geven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N57 (als maatgevende doorgaande weg langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 17,2 µg/m³ voor NO2, 19,2 µg/m³ voor PM10 en 11,8 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 7 dagen.

Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.10 Water

Beleid en normstelling

Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.

Onderzoek

Voor het uitvoeren van de watertoets is door Waterschap Scheldestromen een watertoetstabel opgesteld. De watertoetstabel ondersteunt de onderbouwing van de wateraspecten in een ruimtelijk plan. De ingevulde watertoetstabel is opgenomen in bijlage 9.

Conclusie

Vanwege de relevante toename van verharding is watercompensatie noodzakelijk. In de nadere planfase wordt dit verder uitgewerkt. Een mogelijke optie is de aanleg van een visvijver. Middels een wijzigingsbevoegdheid wordt voorafgaand aan de aanleg van de visvijver hydrologisch onderzoek vereist. Omdat het plan niet voorziet in permanente grondwateronttrekking vormt de gedeeltelijke ligging in kwetsbaar gebied geen belemmering. Ter bescherming van het kwetsbaar gebied wordt de dubbelbestemming 'waarde - hydrologie' opgenomen. Het plangebied is deels gelegen binnen de beschermingszone A en B van de primaire waterkering langs de Noordzee. Binnen de beschermingszone A en B worden geen nieuwe bouwwerken voorzien. De uitbreiding van hotel Duinoord is onderbouwd en afgestemd in een separaat plan.

4.11 Ecologie

Beleid en normstelling

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).
  • Natura-2000 gebieden.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bijzondere nationale natuurgebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en
  • de bescherming van overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. In de provincie Zeeland voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling gelden voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Deze lijst zal in provincie Zeeland ongeveer vergelijkbaar met de “Tabel 1-soorten”, dus de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er overigens geen beleidsruimte en blijft de bescherming onveranderd.

Programma Aanpak Stikstof (PAS)

Sinds 1 juli 2015 is PAS van kracht. Met het PAS is gezocht naar ontwikkelingsruimte voor projecten en handelingen. Tegenover deze ontwikkelingsruimte staan maatregelen die zijn opgenomen in de Beheerplannen voor Natura 2000-gebieden. Voor projecten die een bijdrage hebben van minder dan 1 mol N/ha/jr geldt een vrijstelling van de vergunningplicht van de Wet natuurbescherming. Voor projecten die betrekking hebben op landbouw, industrie en infrastructuur dient wel een melding te worden gedaan indien de toename meer dan 0,05 mol N/ha/jr. bedraagt.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Het noordoostelijke deel van het plangebied, natuurgebied 'Fort den Haak' maakt deel uit van het Natura 2000-gebied Manteling van Walcheren. Op iets grotere afstand liggen de Natura 2000-gebieden Voordelta en Veerse Meer. In de onderstaande figuur zijn de verschillende deelgebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0041.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0042.png"

Figuur 4.5 Natura 2000-gebieden in en om het plangebied (bron: AERIUS Calculator)

Het natuurgebied 'Fort den Haak' maakt ook deel uit van het Natuurnetwerk Zeeland, evenals de overige gronden die deel uit maken van de Natura 2000-gebieden. Volgens het provinciale beleid moet binnen een straal van 100 m rond een gebied worden bekeken of bepaalde ontwikkelingen gevolgen hebben voor de natuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0043.png"

Figuur 4.7 Natuurnetwerk Zeeland

De Manteling van Walcheren is een kalkarm duingebied aan de noordwestrand van Walcheren. Doordat de kust zich hier al gedurende enkele eeuwen terugtrekt, zijn de primaire duinen zeer smal en reiken de oudere duinen tot vlak bij de kustlijn. Het gebied kenmerkt zich verder westwaarts door de aanwezigheid van een aantal oude buitenplaatsen. Behalve duingraslanden en vochtige duinvalleien zijn het vooral bossen en duinstruwelen die het aanzien van het landschap bepalen.

De Manteling van Walcheren is aangewezen in het kader van de Habitatrichtlijn. Het gebied is aangewezen voor verschillende habitattypen en de nauwe korfslak. Het gebied is in relatie tot de ontwikkelingen in het plangebied gevoelig voor areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en vermesting/verzuring door stikstofdepositie.

Areaalverlies en versnippering treden alleen op door ontwikkelingen in het Natura 2000-gebied. Het is mogelijk dat op termijn wandelpaden worden aangelegd in dit deel van het plangebied. Daarbij zal rekening moeten worden gehouden met aanwezige habitattypen en eventuele leefgebieden van de nauwe korfslak. Ten behoeve van de ontwikkelingen is geen aangepast waterbeheer nodig. Verhard oppervlak zal moeten worden afgekoppeld. Verandering van de waterhuishouding treedt dan ook niet op.

De verkeerstoename ten gevolge van de beoogde ontwikkelingen zou kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in nabijgelegen beschermde natuurgebieden. Vanwege de beschermde status van deze gebieden zijn stikstofberekeningen met AERIUS Calculator gemaakt. Met deze berekeningen is berekend wat de stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden bedraagt ten gevolge van de ontwikkelingen die worden mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Daarbij zijn vier verschillende varianten met betrekking tot de inrichting van de gebiedsontsluitingswegen doorgerekend, zoals beschreven in paragraaf 4.7. De uitkomsten van deze berekening is opgenomen in bijlage 7. De hoogste depositie als gevolg van de ontwikkelingen bedraagt 0,95 mol N/ha/jr. Het project omvat weliswaar een nieuwe ontsluitingsweg, maar geen (grootschalige) infrastructuurproject. De ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden, vallen niet onder de genoemde categorieën. Een melding is dan ook niet aan de orde. De uitkomsten van de AERIUS berekening dienen wel 5 jaar te worden bewaard.

In de Voordelta en het Veerse Meer komen ook soorten voor die gevoelig zijn voor verstoring. Dat geldt niet voor het natuurgebied Fort den Haak. Gezien de afstand van het plangebied tot de Voordelta en het Veerse Meer treedt geen verstoring op in de bouwfase. In de gebruiksfase zou het aantal recreanten in deze gebieden zeer beperkt toe kunnen nemen. Doordat de recreanten zich voegen in de bestaande recreatiestromen, is geen sprake van een merkbare toename van de verstoring.

Soortbescherming

In het plangebied is een ecologische quickscan uitgevoerd (zie bijlage 6). Per ontwikkeling is in hoofdstuk 5 van dat rapport aangegeven welke soorten voor kunnen komen.

Tabel 4.8 Overzicht van de te onderzoeken soort(groep)en per deelgebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0096BPForthVrp-VG01_0044.png"

Conclusie

De benodigde werkzaamheden ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

Gebiedsbescherming

  • Geconcludeerd wordt dat binnen het PAS voldoende ontwikkelingsruimte aanwezig is voor de beoogde ontwikkelingen. Vanwege de maatregelen die in het kader van het PAS worden getroffen, worden de natuurlijke waarden en kenmerken van het Natura 2000-gebied niet aangetast. Van significant negatieve effecten is geen sprake. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
  • Indien in het natuurgebied 'Fort den Haak' daadwerkelijk paden worden aangelegd, dient hier nader onderzoek naar flora en nauwe korfslak plaats te vinden.

Soortenbescherming

  • In de provincie Zeeland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Deze lijst zal in provincie Zeeland ongeveer vergelijkbaar met de voormalige “Tabel 1-soorten”, dus de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Bij aanvang en tijdens werkzaamheden dient er rekening te worden gehouden met broedende vogels. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of wanneer er geen broedgeval aanwezig is. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
  • Voorafgaand aan de daadwerkelijke ontwikkelingen is gezien deze conclusies uit de quickscan vervolgonderzoek naar vleermuizen, broedvogels met vaste nesten, flora en rugstreeppad noodzakelijk.
  • Doordat het gebied in samenhang wordt ontwikkeld, bestaan er voldoende mogelijkheden om, indien daadwerkelijk beschermde soorten worden aangetroffen, maatregelen te treffen om overtreding van de verbodsbepalingen te voorkomen.

4.12 Landschap

Het landschap rondom Vrouwenpolder wordt gekenmerkt door een dijkenstructuur die ontstaan is met de inpoldering van het voormalige schorrengebied. Veel dijken zijn als hoogteverschil inmiddels verdwenen, maar onder andere de Dorpsdijk en de Noorddijk zijn nog steeds herkenbaar aanwezig. De Noorddijk vormde ooit de overgang tussen het 'natte duinbos' en het kleinschalig open agrarisch landschap, dat gekenmerkt werd door meidoornhagen rondom percelen en langs wegen. De meidoornhagenstructuur is grotendeels verdwenen en de overgang tussen duinbos en agrarisch landschap is noordelijker komen te liggen (ter hoogte van Breezand II).

Ter versterking van deze karakteristieken is – in het kader van de Nota supervisie Ontwikkelplan Fort den Haakweg – naast het stedenbouwkundig kader ook een landschappelijk raamwerk ontwikkeld, dat bestaat uit vier onderdelen:

  1. 1. bestaande landschappelijk eenheden versterken;
  2. 2. inrichten als een 'Poort van Walcheren';
  3. 3. aantrekkelijkheid van de route dorp – strand versterken;
  4. 4. bestaande bebouwingskarakteristiek versterken.

De nadere uitwerking is opgenomen in paragraaf 2.3.5.

4.13 Duurzaamheid

Beleid en normstelling

Klimaatverandering, luchtvervuiling en uitputting van natuurlijke hulpbronnen hebben negatieve gevolgen voor de natuur en gezondheid. Dit dwingt ons verantwoordelijkheid te nemen en te kiezen voor een bewuste, duurzame manier van leven die geen negatieve invloed heeft op het leven van toekomstige generaties.

In de gemeente Veere is duurzaamheid sinds jaar en dag een van de speerpunten van het gemeentelijk beleid. De nadruk ligt daarbij op duurzaam bouwen en het vergroten van duurzaamheid binnen de eigen leefomgeving. De gemeente Veere heeft haar ambitie neergelegd in een duurzaamheidsplan genaamd 'Op weg naar een Energieneutrale gemeente Veere'.

Toetsing

Duurzaamheid staat dus ook centraal bij de herontwikkeling van het gebied Fort den Haakweg. De kerncoalitie heeft aangegeven duurzaamheid als uitgangspunt bij de planontwikkeling te willen hanteren en wil inzetten op duurzaam toerisme. In het ontwikkelplan zijn concrete adviezen over de verdere uitwerking van de deelprojecten opgenomen.

  • Wat betreft eventuele bebouwingen is het advies deze zo energiezuinig te doen en het liefst energieneutraal (zonneboiler, glastype, warmtepompen, zonnepanelen, ventilatie, verlichting). Slim gebruik maken van water, opvangen van het hemelwater en dit eventueel hergebruiken in de gebouwen i.c.m. waterberging. Opwekken van duurzame energie d.m.v. zonnepanelen hoeft niet per se op daken, het kan bijvoorbeeld ook als straatmeubilair (lantarenpalen) of op land.
  • Energiezuinige en slimme verlichting in de omgeving. Verlichten als het moet en dan energiezuinig (dit doe je ook om lichtvervuiling te voorkomen).
  • Gebruik van duurzame materialen en producten (denk hierbij aan FSC, biodiversiteit, Cradle to Cradle).
  • Inpassen van de nieuwe gebouwen in de omgeving, hierbij kan je bijvoorbeeld denken aan sedumdaken, of gebouwen onder de grond (oplaten gaan in de omgeving).

Behalve energieneutraal bouwen, moet het principe van duurzaamheid dat ook tot uiting komen in de bedrijfsvoering (bijvoorbeeld greenkey) en het eten (lokaal en biologisch). Daarnaast kan als voorbeeld worden genomen de bungalows op Breezand, waar al ingezet wordt op zonnepanelen, zonneboilers e.d. Het is de trend voor de toekomst en met name de Duitse gasten waarderen dit.

Om de Fort den Haakweg als verbindingsroute tussen het centrum van Vrouwenpolder en het strand aantrekkelijker te maken, zijn langs de Fort den Haakweg, ter hoogte van het plein bij hotel Duinoord en de receptie van Breezand, oplaadpunten voor elektrische fietsen gerealiseerd. Deze zijn medio mei 2014 geplaatst.

Conclusie

Ondernemers in het plangebied zijn meer dan bereid om bij te dragen aan de energieneutrale gemeente Veere middels duurzaam bouwen, duurzame energie opwekken én duurzaam ondernemen.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Wettelijk Kader

In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.

Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.

Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.

Verbeelding

Een bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.

Regels

Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.

  • In de inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In de bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen, zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven.
  • De algemene regels bevatten een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelregel en de algemene bouwregels.
  • De overgangs- en slotregels geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

5.2 Toelichting Op De Gehanteerde Bestemmingen

Agrarisch (artikel 3)

De bestemming Agrarisch is opgenomen voor agrarische percelen waarvan de gronden uitsluitend mogen worden gebruikt voor grondgebonden agrarische bedrijven, alsmede voor aquacultuur, de teelt van wormen of slakken en toeristisch-recreatief medegebruik. Daarnaast mogen de gronden worden gebruikt voor de verkoop van boerderij- en streekproducten. Hierbij mag de verkoopvloeroppervlakte niet meer bedragen dan 50 m² en mag er geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven en andere functies.

Het perceel met de bestemming Agrarisch is niet voorzien van een bouwvlak. Op de bestemming zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Gemengd (artikel 4)

Voor het nieuwe receptiecomplex van recreatiepark Breezand is de bestemming 'Gemengd' opgenomen. Deze bestemming is aangewezen voor dienstverlening en verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen en hotelkamers. Verblijfsrecreatie mag uitsluitend op de verdiepingen plaatsvinden.

Verder zijn de gronden, ten dienste van de eerder genoemde functies, bestemd voor sport, wellness, detailhandel met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 200 m², maatschappelijke voorzieningen, kantoor, cultuur en ontspanning en horeca-activiteiten tot en met categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten.

Om eventuele hinder van horecabedrijven zoveel mogelijk te voorkomen, is de toelaatbaarheid van de soort horecabedrijven gekoppeld aan de Staat van Horeca-activiteiten. Deze is opgenomen als bijlage bij de regels. Horeca-activiteiten uit categorie 1a van de Staat (enkel lichte vormen van horeca) zijn rechtstreeks toegestaan in het plan.

Op de bestemming 'Gemengd' mogen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) ten hoogste 3.000 m² bedraagt. Op de verbeelding is daarnaast aangegeven wat de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt en binnen welk bouwvlak gestapelde bebouwing mag worden gebouwd. Ten behoeve en bescherming van de geluidsgevoelige functies dient de oostzijde van het gebouw vanaf de derde verdieping doof te worden uitgevoerd.

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden verschillende maximale bouwhoogtes: erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg mogen maximaal 1 m bedragen. Op alle andere plekken mogen deze 2 m bedragen. Vlaggenmasten hebben een maximale bouwhoogte van 15 m, speelvoorzieningen maximaal 6 m en overige bouwwerken maximaal 5 m.

Verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijfsmatige exploitatie.

Groen (artikel 5)

Structurele groenvoorzieningen zijn bestemd als 'Groen'. Deze gronden zijn bestemd voor groen, water, voet- en fietspaden en landschappelijke inpassing. Op deze gronden zijn enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Daarnaast zijn ondergeschikte functies toegestaan zoals waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, wandel-, fiets- en ruiterpaden en evenementen.

Horeca (artikel 6)

Hotel Duinoord is bestemd als 'Horeca'. De toegestane horeca-activiteiten voor deze bestemming zijn gekoppeld aan de Staat van Horeca-activiteiten. Vanwege de hotelfunctie zijn activiteiten tot en met maximaal categorie 1c van de Staat toegestaan.

Hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd. Voor het zuidelijke deel van het bouwvlak geldt, conform het vigerende bestemmingsplan, een maximum bebouwingspercentage van 50%. Daarnaast is de goothoogte ook op de verbeelding aangegeven: voor het noordelijke deel geldt een maximum goothoogte van 6 m. Voor het zuidelijke deelgebied geldt een maximum goothoogte van 3 m. De bouwhoogte van hoofdgebouwen is maximaal 5 m hoger dan de goothoogte. De goothoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 3 m.

De dakhelling van een constructie bedraagt ten hoogste 65°, tenzij anders aangegeven op de verbeelding.

De maximale goothoogte van een gebouw mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen. Om te voorkomen dat de dakkapellen de gehele lengte van het dak beslaan, mag de breedte van een dakkapel maximaal 50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak beslaan. Voor de achter- en zijgevel is dit maximaal 70%.

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de maximaal toegestane horeca-categorie. Hierbij moet in acht worden genomen dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving behoord tot de reeds toegestane functies tot en met categorie 1c van de Staat. Verder mogen de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Maatschappelijk (artikel 7)

De toeristenkerk heeft de bestemming 'Maatschappelijk'. Deze bestemming is specifiek bedoeld voor religie, openbare dienstverlening en informatiecentrum.

Binnen het bouwvlak mogen enkel hoofdgebouwen worden gebouwd. De maximale goothoogte is op de verbeelding weergegeven. De maximale bouwhoogte is 5 m meer dan de toegestane goothoogte. Hellende dakvlakken zijn maximaal 65°. De maximale goothoogte mag worden overschreden door dakkapellen.

Natuur (artikel 8)

Het Natura 2000-gebied Manteling van Walcheren is bestemd als 'Natuur'. De gronden zijn bestemd voor het behoud en herstel en versterking van actuele en potentiële landschaps- en natuurwaarden. Binnen deze bestemming zijn onder andere ook wandelpaden en strandovergangen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toestaan. Hierbij mogen erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m bedragen. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 m. Voor de bescherming van de natuurwaarden, is een aanlegverbod zonder omgevingsvergunning opgenomen. Uitzonderingen hierop zijn werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud ten dienste van de bestemming betreffen of werkzaamheden die reeds op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn.

Recreatie (artikel 9)

De bestemming Recreatie is opgenomen voor het outdoorpark, de manege, de gronden direct ten zuiden van de manege en de volkstuinen. Per functie is een aparte aanduiding opgenomen op de verbeelding, waarbinnen enkel de genoemde functie is toegestaan.

Gebouwen en overkappingen moeten worden gebouwd binnen het bouwvlak. De maximale goothoogte is op de verbeelding aangegeven. De maximale bouwhoogte is 5 m meer dan de toegestane goothoogte. Hellende dakvlakken zijn maximaal 65°, tenzij anders aangegeven wordt op de verbeelding. De maximale goothoogte van een gebouw mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen. Om te voorkomen dat de dakkapellen de gehele lengte van het dak beslaan, mag de breedte van een dakkapel maximaal 50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak beslaan. Voor de achter- en zijgevel is dit maximaal 70%.

Een bedrijfswoning is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' toegestaan. Deze bedraagt, inclusief aan- en uitbouwen, maximaal 200 m² en 750 m³.

Verder zijn trekkershutten toegestaan met een maximale oppervlakte van 45 m². De bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.

Verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan in de vorm van een bedrijfsmatige exploitatie.

Sport (artikel 10)

De Pitch&Putt-baan, de visvijvers, het tennisveld en de schietbaan zijn voorzien van de bestemming Sport. De verschillende functies zijn voorzien van aanduidingen. Op de verbeelding is ter plaatse van de aanduiding alleen de genoemde functie toegestaan. Bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd, tenzij er een maximum bebouwingspercentage is opgenomen op de verbeelding. De maximale goothoogte is op de verbeelding weergegeven. De maximale bouwhoogte is 5 m meer dan de toegestane goothoogte. De goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen respectievelijk 3 en 7 m. Hellende dakvlakken zijn maximaal 65°, tenzij anders aangegeven wordt op de verbeelding. De maximale goothoogte van een gebouw mag uitsluitend worden overschreden door dakkapellen. Om te voorkomen dat de dakkapellen de gehele lengte van het dak beslaan, mag de breedte van een dakkapel maximaal 50% van de breedte van de onderliggende gevel in het voorgeveldakvlak beslaan. Voor de achter- en zijgevel is dit maximaal 70%.

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' zijn maximaal 9 vrijstaande recreatiewoningen toegestaan. Elke recreatiewoning mag maximaal 90 m² bedragen.

Voor de schietbaan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dit houdt in dat het bouwvlak kan worden gewijzigd, als er wordt voldaan aan verschillende eisen, waaronder landschappelijke inpassing, normen van CROW, er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en de economische en financiële uitvoerbaarheid is aangetoond.

Tuin (artikel 11)

De woonpercelen worden in beginsel geheel bestemd voor Wonen. Een aantal woonpercelen is zeer diep. Vanuit landschappelijk oogpunt is het niet wenselijk dat buiten de huidige bebouwingszone bebouwing wordt opgericht. De bestemming Tuin heeft dan ook als uitgangspunt het in stand houden van het onbewoonde en open karakter. Binnen de bestemming Tuin zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen voor nutsvoorzieningen toegestaan.

Verkeer (artikel 12)

Binnen deze bestemming zijn de gebiedsontsluitingswegen, het parkeerterrein ten zuiden van hotel Duinoord en het centrale parkeerterrein aan de nieuwe gebiedsontsluitingsweg opgenomen. Deze bestemming is bedoeld voor wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden, parkeren en als verblijfsgebied.

Gebouwen zijn enkel toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen en mogen maximaal 20 m² bedragen met een maximale bouwhoogte van 3,5 m.

Ter plaatse van de aanduiding is een zendmast toegestaan met een maximale hoogte van 40 m.

Water (artikel 13)

Al de bestaande waterpartijen en (primaire) waterlopen, zoals sloten en watergangen, zijn bestemd als 'Water'. Op deze gronden mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Wonen (artikel 14)

De woningen aan de Fort den Haakweg zijn bestemd als Wonen. Daarnaast mogen ter plaatse van de aanduiding 'erf' erven worden aangelegd op gronden die grenzen aan hoofdgebouwen.

Binnen een bouwvlak mogen hoofdgebouwen met daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Binnen de aanduiding 'erf' mogen uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Het erf mag voor maximaal 50% worden vol gebouwd, met een maximum van 60 m² per bouwperceel. Buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'erf' mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Hellende dakvlakken zijn maximaal 65 graden, tenzij anders aangegeven wordt op de verbeelding.

Hoofdgebouwen worden minimaal 3 m uit de perceelsgrens gebouwd, een uitzondering hierop zijn woningen met de aanduiding 'twee-aaneen'. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen gebouwen niet tegen andere gebouwen op een aangrenzend bouwperceel worden gebouwd. De maximale goothoogte is op de verbeelding weergegeven. De maximale bouwhoogte is 5 m meer dan de toegestane goothoogte.

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen hebben een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 5 m. Ter plaatse van de aanduidingen 'twee-aaneen' en 'geschakeld' moeten aan- en uitbouwen en bijgebouwen minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd.

Waterstaatswerken (artikel 15)

De bestemming Waterstaatswerken is opgenomen ter bescherming van de waterkerende functie. Overeenkomstig het bestaande gebruik zijn paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen binnen deze bestemming toegestaan. Er zijn aparte aanduidingen opgenomen voor het behoud van de beschermde dijk en de aanwezige natuurwaarden en kreekruggen.

Waarde - Archeologie 1 (WR - A - 1) (artikel 16)

Dit artikel betreft een zogenoemde dubbelbestemming. De dubbelbestemming is met arceringen op de verbeelding weergegeven. De bestemming valt samen met een aantal andere bestemmingen. De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Hiervoor is het beleid zoals dat is vermeld in paragraaf 4.1 leidend.

Voordat er ten behoeve van een samenvallende bestemming een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, moet eerst worden nagegaan of daardoor geen onevenredige schade aan de archeologische waarden wordt toegebracht. Om deze afweging mogelijk te maken, is het bouwen afhankelijk gemaakt van een omgevingsvergunning.

Voor andere werkzaamheden dan bouwen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de archeologische waarde wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.

Het slopen van bouwwerken zonder omgevingsvergunning is ook niet toegestaan.

Waarde - Hydrologische bufferzone (artikel 17)

Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van de hydrologische bufferzone. Voor werkzaamheden (bijvoorbeeld graven van sloten) is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig. Deze wordt niet verleend indien daardoor in onevenredige mate schade aan de hydrologische bufferzone wordt of kan worden toegebracht. Slechts onder bepaalde voorwaarden is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.

Waterstaat - Waterkering (artikel 18)

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is opgenomen ter bescherming van de waterkering.

De bescherming van de waterkering is afgestemd op de kernzone van de Keur waterkeringszorg van het waterschap. Omdat de Keur voldoende waarborgen biedt voor de bescherming van de waterkering wordt het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden niet noodzakelijk geacht. Dubbele regelgeving wordt hiermee voorkomen.

Op de gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Onder voorwaarden is het bij een omgevingsvergunning mogelijk hiervan af te wijken.

Borging beoogde ruimtelijke kwaliteit

De beoogde ontwikkelingen worden ingebed in een hoogwaardig landschap, zoals uitgewerkt in het voorlopig ontwerp van de landschappelijke inpassing (Bosch Slabbers, 2016). Om deze inbedding te borgen is in de regels voor verschillende ontwikkelingen een aanlegvergunningenstelsel opgenomen: de nieuwe golfbaan met visvijvers (bestemming Sport), het nieuwe outdoorcentrum (bestemming Recreatie), het nieuwe parkeerterrein en de nieuwe verbindingsweg (bestemming Verkeer). Daarnaast zijn vergelijkbare voorwaarden opgenomen voor enkele wijzigingsbevoegdheden (voor de huidige tennisbanen en de realisatie van een nieuwe woning). Op die wijze wort geborgd dat de nieuwe inrichting van het gebied voldoet aan het landschapsplan. Daarbij is tevens als voorwaarde opgenomen dat advies wordt gevraagd aan de landschapsdeskundige. Deze deskundige toetst of inhoudelijk aan de voorwaarden wordt voldaan.

5.3 Toelichting Op De Algemene Regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

Anti-dubbeltelregel (artikel 19)

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. De anti-dubbeltelregel zorgt ervoor dat op een terrein door herverkaveling niet meer kan worden gebouwd dan door de wetgever wordt beoogd. Om hiervan een voorbeeld te geven: binnen de bestemming Wonen mag een bepaald percentage van het erf worden bebouwd. Indien het absolute oppervlak (uitgedrukt in m²) is bereikt, kan door het bijkopen van een stuk erf van het aangrenzend perceel extra bebouwing tot dit maximum worden gerealiseerd. De anti-dubbeltelregel voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Algemene bouwregels (artikel 20)

Overschrijding bouwgrenzen

Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de kaart aangeduid met een dikke lijn.

Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

Dit artikel bevat een regeling voor bestaande maten die afwijken van de voorgeschreven maten in deze regels. Het artikel betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (artikel 21)

Dit artikel is opgenomen, omdat bij de inwerkingtreding van de Wro, de Invoeringswet Wro en het Bro op 1 juli 2008 de intrekking van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeernormen en de regeling voor het parkeerfonds) in de bouwverordening niet in werking is getreden. De stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening blijven dus vooralsnog bestaan.

Algemene afwijkingsregels (artikel 22)

Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen is een algemene afwijkingsregel opgenomen.

Algemene wijzigingsregels (artikel 23)

Dit bestemmingsplan bevat drie gebiedsgerichte wijzigingsbevoegdheden:

  1. 1. ter plaatse van 'wro-zone-wijzigingsgebied 1' mag door burgemeester en wethouders de bestemming worden gewijzigd in 'Recreatie' met de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  2. 2. ter plaatse van 'wro-zone-wijzigingsgebied 2' mag door burgemeester en wethouders het bouwvlak en het aantal woningen worden gewijzigd;
  3. 3. ter plaatse van 'wro-zone-wijzigingsgebied 3' mag door burgemeester en wethouders de bestemming en het bouwvlak worden gewijzigd, zodat verblijfsrecreatie mogelijk wordt.

Overige regels (artikel 24)

Dit artikel bevat één bepaling: 'Werking wettelijke regeling' (artikel 24.1). In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de voorschriften een artikel 'Wettelijke regelingen' op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de voorschriften wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

5.4 Toelichting Op De Overgangsregels En Slotregels

Hoofdstuk 4 bevat bepalingen inzake het overgangsrecht voor (strijdig gebruik van) bouwwerken en de titelbepalingen.

Overgangsrecht (artikel 25)

Op grond van artikel 7.10 Wro is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. In artikel 25 van de regels is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 25.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen.

In lid 25.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruikgemaakt.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Voortraject

In 2013 is een start gemaakt met het opstellen van het masterplan. Dit heeft geleid tot de gebiedsvisie. Kenmerkend en vernieuwend voor dit proces was de formatie van een zogenaamde gebiedscoalitie: een samenwerking tussen lokale initiatiefnemers en de gemeente die als partners van elkaar een coalitie vormen om de gebiedsontwikkeling tot stand te brengen. In oktober 2013 is de gebiedsvisie door de raad behandeld.

In 2014 zijn de initiatieven van de gebiedscoalitie geconcretiseerd in het Ontwikkelplan Fort den Haakweg. Het ontwikkelplan is in oktober 2014 door de raad behandeld. Op 15 oktober 2014 is er een openbare informatieavond georganiseerd om het ontwikkelplan toe te lichten aan de bewoners van Vrouwenpolder.

In het verdere traject is de gebiedscoalitie aangevuld met onafhankelijk supervisor en een afvaardiging van de Dorpsraad. Veder is er een onafhankelijk voorzitter aangesteld die het proces leidt. Dit heeft geresulteerd in de nota supervisie. Op 11 juni 2015 stelde de raad deze nota vast. Samen met het ontwikkelplan vormt dit het Masterplan voor het Fort den Haakweg-gebied. Op 15 juni 2015 is er een openbare informatieavond georganiseerd om het Masterplan toe te lichten

Op 16 maart 2016 is opnieuw een informatiebijeenkomst georganiseerd om de stand van zaken van het planproces toe te lichten.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1. Bro is het ontwerpbestemmingsplan in vooroverleg gestuurd aan:

  1. 1. Provincie Zeeland;
  2. 2. Waterschap Scheldestromen;
  3. 3. Staatsbosbeheer;
  4. 4. Rijkswaterstaat;
  5. 5. Delta Infra B.V.;
  6. 6. Zeeuwse Milieufederatie;
  7. 7. Dorpsraad Vrouwenpolder;
  8. 8. Ondernemersvereniging Vrouwenpolder;
  9. 9. Stichting Duinbehoud.

Daarnaast zijn alle eigenaren en belangenverenigingen grenzend aan de Fort den Haakweg (ten noorden van de Noorddijk) schriftelijk geïnformeerd over het ontwerpbestemmingsplan.

Procedure

Op grond van artikel 1.3.1 Bro is op 10 januari 2016 in de Faam, het Gemeenteblad en de Staatscourant bekend gemaakt dat het voorliggend bestemmingsplan in voorbereiding is en dat de ontwerpprocedure wordt gestart.

Op grond van artikel 3.8 Wro en afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht is op 10 januari 2017 bekendgemaakt dat het ontwerpbestemmingsplan van 12 januari tot en met 22 februari 2017 ter inzage ligt. Dit is bekend gemaakt in de Faam, het Gemeenteblad, de Staatscourant, www.ruimtelijkeplannen.nl (plannummer NL.IMRO.0717.0096BPForthVRp-OW01) en op www.veere.nl (onder bestuur – projecten – project Vrouwenpolder). Eenieder is in de gelegenheid gesteld om mondeling of schriftelijk een zienswijze in te dienen. De ingediende zienswijzen zijn beantwoord/weerlegd in de bijgevoegde zienswijzennota (zie bijlage 14). De gemeenteraad heeft, met inachtneming van de zienswijzennota het bestemmingsplan vastgesteld op 8 juni 2017 (zie bijlage 15).

6.2 Economische En Financiële Uitvoerbaarheid

Grondexploitatie

De Wro verplicht de raad om een exploitatieplan vast te stellen voor de gronden waarop een bij de het Bro aangegeven bouwplan is voorgenomen. Het voorliggende bestemmingsplan bevat dergelijke bouwplannen. Daarom moet de raad in beginsel een grondexploitatieplan vaststellen. De raad kan hiervan afzien als de kosten anderszins zijn verzekerd. Voor de economische en financiële uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan heeft de raad een grondexploitatieopzet vastgesteld waarin de uitgaven en opbrengsten zijn weergegeven. Daaruit blijkt dat het voorliggende bestemmingsplan economisch en financieel uitvoerbaar is. Voor de verzekering van de opbrengsten zijn met de initiatiefnemers in mei 2015en juni 2017 overeenkomsten gesloten. Daarmee is het wettelijke kostenverhaal anderszins verzekerd.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Inleiding

In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.

Handhavingsbeleid

Binnen de gemeente Veere bestaat de uitdrukkelijke wens concreet werk te maken van de handhaving en te komen tot een beleidsmatige aanpak. Het handhavingsbeleid zal zich moeten ontwikkelen tot het vastleggen van een structuur, waarbij de door het bestuur vastgelegde doelen nagestreefd moeten worden. In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden.

Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Het handhavingsbeleid zal zich primair richten op het voorkomen van nieuwe illegale situaties. Als belangrijke handhavingsdoelen kunnen genoemd worden, het bouwen zonder omgevingsvergunning, waarbij legalisatie achteraf niet mogelijk is en daar waar sprake is van grove afwijking van reeds verleende omgevingsvergunningen. Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en/of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en/of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd, het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel en het straffen van de overtreder.

Uitvoering handhaving

Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechtelijke handhaving.

Het voornemen bestaat om het proces van bestuursrechtelijke handhaving vast te leggen in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. Hiervoor biedt de Wet Economische Delicten de grondslag. Een concretisering van de rol van het strafrecht met het Openbaar Ministerie en de politie ligt hier voor de hand. Het toepassen van privaatrechtelijke handhaving blijkt langzamerhand door de heersende rechtsopvattingen als een minder adequaat middel te worden gezien, zodat hiervan slechts met uitzondering gebruik zal worden gemaakt.

Gezien het reparatoire karakter van bestuursrechtelijke handhaving, gaat de voorkeur uit naar het toepassen van bestuursdwang, zeker in die gevallen waarbij sprake is van illegale bouwwerken. Illegaal gebruik blijkt in de praktijk dikwijls moeilijk door middel van bestuursdwang te kunnen worden beëindigd, zodat in die situaties een lastgeving onder verbeurdverklaring van een dwangsom voor de hand ligt.

Het bewust niet handhavend optreden tegen een illegale situatie zal slechts in uitzonderlijke gevallen plaats mogen vinden, bijvoorbeeld in die situaties waarbij wegens gewijzigde beleidsinzichten aanpassing van de regelgeving daarop nog niet heeft plaatsgevonden en in redelijkheid niet verlangd kan worden dat nog voldaan wordt aan de geldende regels. Uiteraard dienen in dergelijke situaties de belangen van derde-belanghebbenden te worden afgewogen.

Verantwoording

De uitvoering en voortgang van de handhaving zal jaarlijks worden vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk dient te worden vastgesteld.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Landschappelijk Inrichtingsplan Park Fort Den Haak

Bijlage 2 Landschappelijk inrichtingsplan Park Fort den Haak

Bijlage 1 Resultaat Berekeningen Omni-x

Bijlage 1 Resultaat berekeningen Omni-X

Bijlage 2 Resultaat Berekening Meerstrooksrondeverkenner

Bijlage 2 Resultaat berekening meerstrooksrondeverkenner

Bijlage 3 Plots Verkeersmodel

Bijlage 3 Plots verkeersmodel

Bijlage 4 Parkeernorm

Bijlage 4 Parkeernorm

Bijlage 5 Contouren Wegverkeerslawaai

Bijlage 5 Contouren wegverkeerslawaai

Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 6 Quickscan flora en fauna

Bijlage 7 Aerius-berekening

Bijlage 7 AERIUS-berekening

Bijlage 8 Kwantitatieve Risicoanalyse N57

Bijlage 8 Kwantitatieve risicoanalyse N57

Bijlage 9 Watertoetstabel

Bijlage 9 Watertoetstabel

Bijlage 10 Landschappelijk Inrichtingsplan Park Fort Den Haak

Bijlage 10 Landschappelijk inrichtingsplan Park Fort den Haak

Bijlage 11 Kaart Landschappelijk Inrichtingsplan Park Fort Den Haak

Bijlage 11 Kaart landschappelijk inrichtingsplan Park Fort den Haak

Bijlage 12 Raadsbesluit Vaststelling Landschappelijk Inrichtingsplan Park Fort Den Haak

Bijlage 12 Raadsbesluit vaststelling landschappelijk inrichtingsplan Park Fort den Haak

Bijlage 13 Eindadvies Supervisor

Bijlage 13 Eindadvies supervisor

Bijlage 14 Zienswijzennota

Bijlage 14 Zienswijzennota

Bijlage 15 Vaststellingsbesluit

Bijlage 15 Vaststellingsbesluit