KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Bestaande Regels Van Toepassing
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
Artikel 6 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.2 Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Kabels En Leidingen
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Natuur
4.10 Niet Gesprongen Explosieven
4.11 Verkeer En Parkeren
4.12 Water
4.13 Milieu Effect Rapportage
4.14 Conclusie
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkeerstellingen Wilgenhoekweg
Bijlage 4 Berekening Wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Stikstofberekening
Bijlage 6 Quickscan Wet Natuurbescherming

Wijzigingsplan Wilgenhoekweg 24a Serooskerke

Wijzigingsplan - Gemeente Veere

Vastgesteld op 06-02-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

De begrippen zoals opgenomen in artikel 1.1 en 1.2 van het bestemmingsplan 'Kom Serooskerke' (NL.IMRO.0717.0024BPSrkAp-VG01) worden als volgt gewijzigd en gelden alleen voor het wijzigingsplan 'Wilgenhoekweg 24, Serooskerke':

1.1 plan

Het bestemmingsplan Wijzigingsplan Wilgenhoekweg 24a Serooskerke met identificatienummer NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-OW01 van de gemeente Veere.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

Artikel 2 Bestaande Regels Van Toepassing

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Kom Serooskerke' (NL.IMRO.0717.0024BPSrkAp-VG01), en eventuele bijlagen, zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Wilgenhoekweg 24, Serooskerke' van de gemeente Veere.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

De bestemmingsregels uit artikel 16 'Wonen' van het bestemmingsplan 'Kom Serooskerke' (NL.IMRO.0717.0024BPSrkAp-VG01) zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

  1. a. aan de specifieke gebruiksregels een voorwaardelijke verplichting waterberging wordt toegevoegd:
    1. 1. Binnen het peilgebied overeenkomend met het peilgebied waarbinnen het plangebied is gelegen, ten minste een waterberging/infiltratievoorziening is gerealiseerd met een inhoud van minimaal 19 m³ en deze duurzaam in stand wordt gehouden. Tenzij met het waterschap anders is overeengekomen.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

De bestemmingsregels uit artikel 19 'Waarde - Archeologie 3' van het bestemmingsplan 'Kom Serooskerke' (NL.IMRO.0717.0024BPSrkAp-VG01) zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

De regels die deel uitmaken van de bestemmingsplannen 'Kom Serooskerke' (NL.IMRO.0717.0024BPSrkAp-VG01) met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

De regels die deel uitmaken van de bestemmingsplannen 'Kom Serooskerke' (NL.IMRO.0717.0024BPSrkAp-VG01) met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wijzigingsplan Wilgenhoekweg 24a Serooskerke'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Dit wijzigingsplan is opgesteld met het doel om de aanvaardbaarheid toe te lichten van het toevoegen van een woning op het perceel van Wilgenhoekweg 24 in Serooskerke. In het geldende bestemmingsplan 'Kom Serooskerke' ligt op deze gronden de bestemming 'Agrarisch'. Ter plaatse is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de agrarische bestemming te wijzigen naar 'Wonen'. De gemeente wil toepassing geven aan deze bevoegdheid. Door middel van het voorliggend wijzigingsplan kan de wijziging juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt. In dit wijzigingsplan wordt gemotiveerd dat nieuwbouw ter plaatse mogelijk en wenselijk is en dat voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening.

Tot nu toe is er nog geen gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. Omdat inmiddels de woningwens concreet is geworden, wordt er nu alsnog gebruik van gemaakt. Vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is dat ook een laatste mogelijkheid. Onder de Omgevingswet, met de daarin beschikbare planologische instrumenten, bestaat de wijzigingsbevoegdheid in deze vorm niet meer.

1.2 Plangebied

De locatie waar de woning moet komen is onderdeel van het kavel met het adres Wilgenhoekweg 24 in Serooskerke. Dat adres ligt aan de zuid-westkant van de bebouwde kom, aan het kenmerkende lint van de Wilgenhoekweg – Oostkapelseweg. Het perceel is gesitueerd aan de 'buitenkant' van het dorp, dus gericht naar het buitengebied. Ten zuiden van de planlocatie ligt (naast de buurwoning) nog 1 landbouwkavel, en daarna bedrijventerrein De Zompe. En naar het noordwesten toe loopt het lint verder in de vorm van vrijstaande woningen, wat zich gaandeweg wat meer verdicht richting de Oostkapelseweg.

Het beoogde bouwkavel is onderdeel van het perceel, kadastraal bekend gemeente Veere (VRE00), sectie G, perceelnummer 1066. Het betreft het deel (staand op de Wilgenhoekweg) links voor, grenzend aan nummer 26.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-VG01_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust B.V.)

1.3 Doel

Het doel van dit wijzigingsplan is de bouw van een vrijstaande woning planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit wijzigingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Beschrijving Project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied, begrensd door de contour van de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied-5', bestaat in de huidige situatie uit hoofdzakelijk grasland, met aan 2 zijden een groenstrook. Het plangebied wordt buiten de kadastrale grenzen omringd door:

  • (noord-oost) de Wilgenhoekweg: een 30-km weg met fietssuggestiestroken, een berm en een sloot;
  • (zuid-oost) Woonperceel Wilgenhoekweg 26, met de woning en bijbehorend bouwwerk op 1 à 2 meter vanaf de perceelsgrens
  • (zuid-west) Aansluitend grasland op privéterrein
  • (noord-west) Aansluitend privéterrein met oprijbaan met beukenhaag naar de woning Wilgenhoekweg 24

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2 | Foto van toegang tot plangebied (bron: initiatiefnemer)

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 3 | Foto van plangebied (bron: initiatiefnemer)

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-VG01_0004.png"

Afbeelding 4 | Foto's van de vier randen van het plangebied (bron: initiatiefnemer, bewerking: Juust B.V.)

2.1.2 Toekomstige situatie

Binnen het plangebied met de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied-5' wordt een vrijstaande woning gerealiseerd. De plaatsing van de woning en eventuele bijbehorende bouwwerken op het erf moeten nog exact worden bepaald, maar worden ingekaderd door het geprojecteerde bouwvlak en de aanduiding 'erf'.

De positie van de woning (en daarmee van het bouwvlak) hangt af van de grenzen van het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is, en meer specifiek:

  • de afstand tot de inrit;
  • de vrijstaandheid ten opzichte van de (beoogde herbouw van de) woning nr. 26; [voor een goede afstemming over de beoogde herbouw van de woning nr. 26 wordt nauw contact gehouden met de buren];
  • qua rooilijn wordt de 'gemiddelde' rooilijn van dat deel van de Wilgenhoekweg aangehouden, met onder andere de woon-werk-kavels die op een afstand van ruim 20 meter tot de wegverharding liggen, de opnieuw geprojecteerde woning van nr. 26 (beoogd) en de woning nr. 22 met een afstand van een kleine 10 meter tot de wegverharding (zie een concept-situatieschets die in opdracht van de bewoners van nr. 26 is opgesteld in afbeelding 5).
  • het niet teveel opschuiven naar de oprit van de naar achter gelegen woning van nr. 24, omdat dan teveel een woning achter een woning ontstaat, en
  • de groenstrook grenzen aan de Wilgenhoekweg, met daarin de gemeentelijke drukriolering gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-VG01_0005.png"

Afbeelding 5 | Herbouwstudie voor nr. 26 op situatie- en rooilijnniveau (bron: Veldman Architecten)

Ontsluiting

De ontsluiting van het nieuwe woonperceel zal via de bestaande dam plaatsvinden, grenzend aan het perceel van Wilgenhoekweg 26. Deze dam wordt nu ook al gebruikt als toegang voor het huidige grasland.

Bouwplan

Van de woning is nog geen bouwplan beschikbaar. Dat zal gaandeweg tijdens of volgend op de wijzigingsprocedure worden opgesteld. Voorlopig uitgangspunt is dat het een (moderne) 'schuurwoning' wordt, met de nok evenwijdig aan de Wilgenhoekweg. Qua bouwmassa wordt één bouwlaag met kap mogelijk gemaakt. De Welstandscommissie zal het ontwerp toetsen aan de geldende criteria en een en ander in samenhang bezien met de omgeving.

In de wijzigingsbevoegdheid zijn onderstaande voorwaarden opgenomen:

  • in de nieuwe situatie is sprake van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld
  • de stedenbouwkundige structuur wordt in acht genomen.

Om aan te tonen dat hier aan wordt voldaan is er een stedenbouwkundig plan opgesteld ( zie bijlage 1).

Situatie en bebouwing

De beoogde ontwikkeling wordt gesitueerd aan de voorzijde van het perceel Wilgenhoekweg 24. De contouren van deze wijzigingsbevoegdheid zijn in rood weergegeven. De massa van de nieuwe bebouwing is opgetrokken uit één bouwlaag plus (zadel)kap. De materialen staan in dienst van de eenvoud van de hoofdvorm. Gelet op de gebruikte materialen van omliggende bebouwing is er vrijheid in materialisatie. Architectonische accenten in een andere materialisatie dan specifiek omliggende bebouwing zijn toegestaan. Bij het ontwerp en de materialisatie zullen een mooi ontwerp van de woning, aansluiting bij de karakteristiek van de dorpskern, opname en afstemming binnen het lint en een respectvolle verhouding tot de bestaande bebouwing van nr. 24 een rol spelen. Het hoofdgebouw en het bijgebouw worden in dezelfde architectuur vormgegeven. De verhoudingen van de massa's komen overeen, enkel de bouwhoogte verschilt. Het hoofdgebouw kent niet één voorgevel, maar kan benaderd worden vanaf meerdere zijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-VG01_0006.png"

Afbeelding 6 | Overzichtstekening Wilgenhoekweg 24a (bron: Juust B.V.)

De te bouwen woning kan dus qua materialisatie afwijken van de huidige bebouwing op het perceel. Hierdoor kan de huidige boerderijschuur zichtbaarder afsteken tegenover de te bouwen woning. Door de eenvoudige hoofdvorm en eenvoudige materialisatie van de te bouwen woning leidt deze niet af van de huidige bebouwing. Bij deze uitgangspunten zal het evenwicht worden gezocht tussen enerzijds opname in het lint langs de Wilgenhoekweg met een architectuur die daarmee niet detoneert (NB: hierbij wordt waar mogelijk ook rekening gehouden met de beoogde her-nieuwbouw van nr. 26) en anderzijds de verhouding tot de bestaande bebouwing van nr. 24. (Dit evenwicht komt ook terug bij de te maken keuze rond zichtbaarheid vanaf de weg versus strikt behoud van het groen, zie hierna onder Erf en groen).

Erf en groen

De nieuwe bebouwing wordt gesitueerd op een erf, welke toegankelijk is via een bestaande oprit in de hoek. Deze is hetzelfde bestraat als de hoofdoprit van het ensemble. Het bestaande groen blijft qua hoofdopzet behouden, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van en zicht vanaf de weg op de landschappelijke kamer in het bladseizoen behouden blijft. Hierbij moet wel de balans worden gezocht tussen het enigszins zichtbaar maken van de woning vanaf de weg en het zo intact mogelijk laten van de begroeiing als onderdeel van de landschappelijke kamer. Tijdens het bladloze seizoen blijft het zicht op de boerderij intact over het grootste frontale deel van de kavelbreedte (transparante pijlen).

Aan de achterzijde van de nieuwe woning kan middels bijvoorbeeld smalle hagen een gevoel van privacy gecreëerd worden ten opzichte van nr. 24,met behoud van uitzicht naar het zuid-westen. Bij de hagen kan gedacht worden aan streekeigen beplanting, zoals meidoorn en veldesdoorn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-VG01_0007.png"

Afbeelding 7 | Stedenbouwkundige schets Wilgenhoekweg 24a (bron: Juust B.V.)

2.2 Juridische Regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kom Serooskerke' van de gemeente Veere. Dit bestemmingsplan is op 15 maart 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden ter plaatse zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Agrarisch' en kennen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'.

Het bijzondere van het plangebied is dat het onderdeel is van een strook die ligt in het bestemmingsplan 'Kom Serooskerke', terwijl de rest van het eigendomsperceel met perceelnummer 1066 in het bestemmingsplan 'Buitengebied' ligt. In dat bestemmingsplan 'Buitengebied' (inclusief herzieningen) heeft het kavel de bestemming 'Wonen', met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf'. De strook langs de Wilgenhoekweg op hetzelfde kadastrale perceel ligt echter in het bestemmingplan 'Kom Serooskerke' en heeft de bestemming 'Agrarisch'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-VG01_0008.png"

Afbeelding 8 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

In het geldende bestemmingsplan is in artikel 24.2.5 een wijzigingsbevoegheid opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van van de gronden met de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5' de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen' met in achtneming van de onderstaande regels. Per voorwaarde is de toetsing cursief weergegeven.

  1. a. in het gebied is ten hoogste 1 vrijstaande woning toegestaan; In voorliggend wijzigingsplan wordt maximaal 1 woning planologisch mogelijk gemaakt.
  2. b. de goothoogte van de woning bedraagt ten hoogste 4 m en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 9 meter; Deze maatvoering is vastgelegd op de verbeelding.
  3. c. in de nieuwe situatie is sprake van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; Zie paragraaf 2.1.2Toekomstige situatie.
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast; Zie Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving.
  5. e. de stedenbouwkundige structuur wordt in acht genomen; Zie paragraaf 2.1.2 Toekomstige situatie.
  6. f. het bepaalde in het artikel 15 "Wonen" wordt van overeenkomstige toepassing verklaard; (Er wordt abusievelijk verwezen naar artikel 15 “Wonen”. Gelet op het op 15 maart 2012 vastgestelde bestemmingsplan 'Kom Serooskerke' moet dit artikel 16 Wonen zijn.)
  7. g. met onderzoek is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de volgende uitvoeringsaspecten:
  1. 1. water; Zie paragraaf 4.12 Water.
  2. 2. bodemverontreiniging; Zie paragraaf 4.4. Bodem.
  3. 3. geluidshinder; Zie paragraaf 4.6 Geluid.
  4. 4. milieuzonering; Zie paragraaf 4.3 Bedrijven en milieuzonering.
  5. 5. externe veiligheid; Zie paragraaf 4.5 Externe veiligheid.
  6. 6. luchtkwaliteit; Zie paragraaf 4.8 Luchtkwaliteit.
  7. 7. archeologie; Zie paragraaf 4.2 Archeologie en cultuurhistorie.
  8. 8. flora en fauna; Zie paragraaf 4.9 Natuur.
  9. 9. financieel-economische uitvoerbaarheid; Zie paragraaf 5.1 Financiële uitvoerbaarheid.

2.2.2 Planuitwerking

Voor dit plan wordt gebruikt gemaakt van de hiervoor aangegeven wijzigingsbevoegdheid. Het wijzigingsplan bestaat uit planregels, een verbeelding en een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan. De regels uit het moederplan 'Kom Serooskerke' vormen het kader voor de gewenste ontwikkeling. Om deze reden wordt in de regels van dit wijzigingsplan verwezen naar het moederplan. De regels van dit wijzigingsplan zijn dus niet zelfstandig leesbaar en moeten in combinatie met de desbetreffende artikelen in het moederplan worden gelezen om een volledig beeld te krijgen van de gebruiks- en bouwmogelijkheden binnen het plangebied.

Het plangebied krijgt de enkelbestemming 'Wonen'. Er wordt een bouwvlak opgenomen met de bouwaanduiding 'vrijstaand'. Verder wordt aansluitend op het bouwvlak de functieaanduiding 'erf' toegepast, behalve aan de voorzijde van de kavel en grenzend aan de oprijbaan voor de woning op Wilgenhoekweg 24. Ook is als aanvulling op de bestemming 'Wonen' uit het moederplan een voorwaardelijk verplichting opgenomen om te voorzien in voldoende waterberging binnen het plangebied. Verder is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' opgenomen uit het moederplan.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Kom Serooskerke' (NL.IMRO.0717.0024BPSrkAp-VG01), met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Wilgenhoekweg 24a Serooskerke' van de gemeente Veere.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

  1. 10. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  2. 11. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  3. 12. Sterke en gezonde steden en regio's.
  4. 13. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Toetsing en conclusie

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan. Het planvoornemen is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid inzake het mogelijk maken van een vrijstaande woning wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. Met de wijziging van het bestemmingsplan ontstaan geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

Toetsing en conclusie
Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Nu het wijzigingsplan voorziet in het toevoegen van 1 woning, waarbij er ook geen relatie is te leggen naar andere ruimtelijke besluiten die ook woningen mogelijk zouden maken, is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in de Ladder.


Verdere toetsing aan de vervolgvragen van de Ladder is dan ook niet nodig. Wel wordt in de hierna volgende onderdelen (provinciaal en gemeentelijk beleid) nog wel aandacht besteed aan de behoefte aan het plan. En uiteraard wordt aan de hand van de verschillende aspecten van de fysieke leefomgeving beoordeeld of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Raadplegen van ruimteplannen.nl leert dat er slechts een paar onderwerpen mogelijk van belang kunnen zijn, zie afbeelding 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-VG01_0009.png"

Afbeelding 9 | Aspecten vanuit het Barro in relatie tot het plangebied (rode markeerpunt) (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: initiatiefnemer)

De dichtstbijzijnde belangen betreffen:

  • Kustfundament (titel 2.3 Barro)
  • Elektriciteitsvoorziening (titel 2.8 Barro)
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament (titel 2.11 Barro)

Toetsing en conclusie

Gelet op de bijbehorende regels bij het aspect Kunstfundament, Elektriciteitsvoorziening en Primaire waterkeringen buiten het kustfundament kan worden geconcludeerd dat het toevoegen van de bestemming 'Wonen' ten behoeve van 1 woning op geen enkele manier de daarin geregelde aspecten raken, aangezien:

  • dit geen belemmering vormt voor het uitzicht op de vrije horizon vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn met de blik op zee;
  • maken de gronden van het plangebied geen deel uit van een beschermingszone van een primaire waterkering binnen en buiten (aansluitend aan) het Kustfundament en levert het plangebied geen belemmering op voor
  • de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament, of
  • het onderhoud, de veiligheid of mogelijkheden voor versterking van de primaire waterkering.
  • het toevoegen van 1 woning aan een al bestaand stedelijk gebied geen betekenis heeft voor de aangewezen 'vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Borssele/Vlissingen' of voor de aangewezen 'vestigingsplaats voor kernenergie – Borssele/Vlissingen'.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Zeeland

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. In de Omgevingswet zijn alle bestaande wetten die te maken hebben op de fysieke leefomgeving samengevoegd. De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:

  1. 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
  2. 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
  3. 3. Een duurzame en innovatieve economie.
  4. 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:

  1. 1. Doe meer met minder grond.
  2. 2. Werk samen en deel kosten en baten.
  3. 3. Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
  4. 4. Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.

De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven.

Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet.

Toetsing en conclusie

Het toevoegen van een bestemming 'Wonen' draagt bij aan het verwezenlijken van de ambities en (sub)doelen uit de Zeeuwse Omgevingsvisie, dan wel vormt geen belemmering ter verwezenlijking ervan. De beoogde nieuwbouwwoning zal qua duurzaamheidskenmerken moeten gaan voldoen aan de milieuprestatie- en BENG-eisen uit het Bouwbesluit (Besluit bouwwerken leefomgeving onder de Omgevingswet), en wanneer deze woning wordt uitgevoerd als een nultredenwoning, wordt invulling gegeven aan zowel de CO2-doelstellingen als aan levensloopbestendigheid.

Omgevingsverordening Zeeland 2018

De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.

Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

Zeeuwse Woondeal

Het Rijk heeft de provincies en gemeenten gevraagd om met woningbouwplannen te komen in de vorm van zogenaamde woondeals. Die woondeals geven regionale invulling aan de nationale woningbouwambities. De Zeeuwse Woondeal is de uitwerking van het provinciale bod dat in 2022 is vormgegeven in afstemming met de Zeeuwse gemeenten. De woondeal is 6 maart 2023 ondertekend door de minister voor VRO en vertegenwoordigers namens de colleges van GS en B&W van de Zeeuwse gemeenten. De hoofdlijnen van de Woondeal Zeeland zijn als volgt:

  • streven naar 16.500 extra woningen in Zeeland in de periode t/m 2030;
  • het streven is 2/3e van die woningen in de categorie ‘betaalbaar’ te realiseren;
  • elke gemeente neemt een eerlijk deel van de regionale opgave op zich; de gemeente Veere heeft een aandeel van 453 woningen.

Het betreft een kleinschalige woningbouwontwikkeling die past binnen de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte binnen de gemeente Veere. Het bouwplan past daarmee binnen de kaders van de recent gesloten Zeeuwse Woondeal.

De hierboven genoemde provinciale beleidsdocumenten vormt geen belemmering van de gewenste ontwikkeling.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Omgevingsvisie Veere 2047

De Omgevingsvisie Veere 2047 is vastgesteld op 23 maart 2023 en in werking getreden per 29 april 2023. De omgevingsvisie is opgesteld in de geest van de nieuwe Omgevingswet, die beoogd is per 1 januari 2024 in werking te treden. Binnen het huidige wettelijke kader van de Wet ruimtelijke ordening (art. 2.1) kiest de gemeente Veere ervoor om de omgevingsvisie feitelijk de structuurvisie voor Veere te laten zijn.

De Omgevingsvisie Veere 2047 biedt een vooruitblik op de leefomgeving tot het jaar 2047. Het is een langetermijnvisie op hoofdlijnen voor de ontwikkeling van de leefomgeving. Het biedt een stip aan de horizon voor de ambities en doelstellingen met als doelstelling een aantrekkelijke, vitale en gezonde fysieke leefomgeving. De omgevingsvisie heeft betrekking op het hele grondgebied van de gemeente Veere, dus op alle kernen en het hele buitengebied.

De Omgevingsvisie Veere 2047 ziet op ontwikkelingen die bijdragen aan een aantrekkelijk, vitaal en gezond Veere. Daarbij is kwaliteit voorop gesteld en gekozen voor oplossingen die de Veerse kwaliteiten per saldo behouden of versterken, als het nodig is met compenserende maatregelen. En bij elke ontwikkeling wordt gestreefd naar een maatschappelijke meerwaarde en een efficiënt en zorgvuldig ruimtegebruik door bijvoorbeeld slimme combinaties van functies (multifunctionaliteit, benutten van koppelkansen).

De laatste jaren is sprake van een groeiende vraag naar meer, betaalbare en ook andersoortige woningen, zoals sociale koop, zelfbouw, klus-woningen, tiny houses, levensloopbestendige woningen, knarrenhofjes en woonzorgconcepten. Dit komt mede door andere gezinssamenstellingen (eenoudergezinnen, alleenstaanden) en langer thuiswonende ouderen, maar ook door de toenemende belangstelling voor gezondheid, energie-neutraliteit en andere leefstijlen. De woningmarkt is op dit moment redelijk overspannen. Het aantal huishoudens blijft de komende jaren stijgen waardoor de druk op de woningmarkt in sommige segmenten ook steeds meer toeneemt. De huidige voorraad in Veere is nogal eenzijdig met vooral veel eigendom (80% koop) en relatief veel vrijstaande woningen.

De woningprijzen stijgen en daarnaast wordt de doorstroming in de woningvoorraad beperkt doordat woningen niet of beperkt beschikbaar komen. Deze trend zorgt ervoor dat starters en (soms kwetsbare) mensen met een laag of middelhoog inkomen moeilijker aan een woning kunnen komen.

In- en uitbreiding van kernen

Voor woningbouw en voorzieningen wordt primair gezocht naar inbreiding in de kern en secundair naar uitbreiding buiten de bestaande bebouwde kom. In of direct rondom de kernen heeft het realiseren van woningbouw en voorzieningen de prioriteit, met name om te voorzien in de lokale behoefte. De bestaande schaal en ruimtelijke structuur van de directe omgeving zijn hierbij leidend voor inpassing van nieuwbouw.

Toetsing en conclusie

Doordat de ambities en doelen uit de Omgevingsvisie Veere 2047 alleen doelen op hoofdlijnen bevat, en vrijwel niet specifiek gericht zijn op een particulier woningbouwinitiatief van 1 woning, kan niet overtuigend worden aangegeven dat het wijzigingsplan een substantiële bijdrage levert aan het verwezenlijken van de visie. Vanwege de kleinschaligheid van het initiatief kan dit hooguit op sommige aspecten als een klein bouwsteentje worden beschouwd. Tegelijkertijd kan ook worden gesteld dat het wijzigingsplan niet belemmerend werkt voor het verwezenlijken van de visie.

Programma Wonen Veere 2022-2027

Het Programma Wonen Veere 2022-2027 is een verdiepend en actiegericht programma dat valt onder de Omgevingsvisie 2047. Hierin zijn de ambities, belangrijkste woonvraagstukken en prioriteiten opgenomen. Daarnaast worden concrete acties benoemd om te komen tot betaalbaar en duurzaam wonen in vitale kernen. Ook zijn de beoogde woningbouwaantallen voor de komende periode tot en met 2030 opgenomen.

Het Veerse bouwprogramma: in de periode 2022 tot en met 2030 worden in het basisscenario ruim 850 woningen aan de voorraad toegevoegd:

  • ca. 470 sociale huur en sociale koop tot €250.000;
  • ca. 300 betaalbare koop vanaf €250.000 tot € 355.000;
  • ca. 80 duurdere koop vanaf € 355.000 en hoger.

Toetsing en conclusie

Het voorliggende plan ziet op de realisatie van een duurdere koopwoning. Tot en met 2030 is er ruimte voor 80 duurdere koopwoningen, zodoende is er nog voldoende ruimte binnen het bouwprogramma voor de voorgenomen ontwikkeling. Het Programma Wonen vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

Omgevingsprogramma Duurzaam Veere 2022-2025

De gemeente Veere wil een duurzame gemeente zijn die uiterlijk in 2050 energieneutraal is. Het behalen van die ambitie vraagt om inspanningen van zowel gemeente als samenleving. De gemeente Veere zet in op het duurzaam ontwikkelen. Dat betekent dat de kwaliteit van leven nu geen al te grote druk mag leggen op de kwaliteit van leven in de toekomst. Energieneutraal houdt voor de gemeente Veere in dat in 2050 binnen de gemeentegrenzen minimaal evenveel energie opgewekt moet worden als dat er verbruikt wordt. De opgewekte energie moet afkomstig zijn van hernieuwbare bronnen. Het Omgevingsprogramma geeft aan hoe de gemeente Veere zich wil ontwikkelen tot duurzame en energieneutrale gemeente.

Een onderdeel van het duurzaamheidsplan is de ambitie om de woningvoorraad te verduurzamen. Het verduurzamen bestaat zowel uit het beperken van het energieverbruik van woningen als uit het levensloopbestendig maken van woningen. Nieuwe woningen moeten duurzaam en energieneutraal zijn. De voorgenomen ontwikkeling voordoet hieraan.

Om de bevolking te beschermen tegen wateroverlast en om de kansen die water biedt in ontwikkelingsprocessen te benutten, zet het Omgevingsprogramma ook in op een verantwoord waterbeheer. Ruimtelijke inrichting speelt hierbij een belangrijke rol. De ruimte moet zodanig ingericht worden dat wateroverlast en -tekort voorkomen worden en effecten van wateroverlast mogen niet afgewenteld worden op naburige gebieden. Voor de voorgenomen ontwikkeling is een watertoets uitgevoerd die onder andere ingaat op bescherming tegen wateroverlast.

Toetsing en conclusie

Woning zal minimaal voldoen aan de MPG-norm en de BENG-prestatie-eisen uit het Bouwbesluit. Ook zal bij het ontwerp worden bezien of vrijwillig extra duurzaamheidsmaatregelen kunnen worden toegepast, zoals een systeem met grijs water. Ten aanzien van de waterhuishouding is met de watertoets aangetoond dat er geen nadelige effecten zijn, of dat de juiste (compenserende) maatregelen worden genomen.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Voor het plangebied geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 3'. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 500 m2 en niet dieper reiken dan 40 centimeter. Het te verstoren oppervlak zal naar verwachting onder de 500 m² blijven, er is zodoende geen archeologisch onderzoek benodigd. Nadere toetsing van het exact te verstoren oppervlak zal plaatsvinden in kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

De boerderij op Wilgenhoekweg 24 is aangewezen als historische boerderij. De beoogde woning komt op een afstand van circa 50 meter van de boerderij gelegen. In de huidige situatie is de boerderij vanaf de openbare weg gedurende het voorjaar en de zomer nauwelijks zichtbaar door de aanwezige bomenrij. De realisatie van de woning zal niet zorgen voor een afname van de zichtlijnen ten opzichte van de waardevolle boerderij en zal geen negatieve invloed hebben op de cultuurhistorische waarden van de boerderij. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Om te beoordelen of de afstanden tussen de milieubelastende activiteit en de milieugevoelige functies acceptabel is, kan worden aangesloten bij de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'. Ten oosten van het plangebied is een basisschool gesitueerd. Voor een basisschool geldt in een rustige woonwijk een richtastand van 30 meter, het maatgevend aspect hiervoor is geluid. De gevel van de beoogde woning komt op een afstand van meer dan 3o meter van de basisschool gelegen. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand ten opzichte van de basisschool.

Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - randzone'. Het is uit oogpunt van de milieuhygiënische situatie verboden op of in de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - randzone' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders boomgaarden aan te planten binnen 50 meter van een aangrenzende woonkern of verblijfsrecreatief gebied.

Er zijn in Nederland geen wettelijke bepalingen over minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld en nabij gelegen woningen. De Nederlandse wetgeving met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen is met name gericht op de reductie van de risico’s van het gebruik van deze middelen voor het watermilieu.

De in jurisprudentie aangehaalde richtafstand van 50 meter is in de open teelt met name van belang voor boomkwekerijen en boomgaarden, omdat gewasbeschermingsmiddelen daarbij niet alleen neerwaarts worden gespoten, maar ook zij- en opwaarts. Hierbij kan een deel van de gewasbeschermingsmiddelen verwaaien naar de naastliggende omgeving. Recente gerechtelijke uitspraken maken duidelijk dat ook bij akkerbouw een motivatieplicht bestaat inzake spuitzones.

De gronden zijn in eigendom en gebruik van melkveebedrijf Ruit-Hora aan de Zandvoortseweg 1 te Grijpskerke. De gronden worden gebruikt voor de teelt van voedergewassen. De gronden zijn reeds gelegen binnen 50 meter van bestaande woningen. Fruitteeltboomgaarden zijn om die reden op deze locatie uitgesloten. De afstand van de woning tot het agrarisch perceel bedraagt circa 12 meter. Tussen de beoogde woning en het agrarisch perceel is reeds een landschappelijke inpassingsstrook aanwezig.

De agrariër van het melkveebedrijf heeft aangegeven dat de toegelaten gewasbeschermingsmiddelen op het aangrenzende perceel worden toegepast met een neerwaartse spuittechniek met minimaal de driftreductie die volgens het etiket is vereist, wat in de praktijk kan neerkomen op een driftreductie tot 97,5 of 99%.

De agrariër maakt (hoofdzakelijk via een loonwerkersbedrijf) gebruik van driftreductie die mede is gebaseerd op luchttechniek.

Via de loonwerker is de volgende relevante informatie nog opgehaald: Bij het spuiten wordt het optimum gezocht qua middel-efficiency. Voor een zo goed mogelijke gewasopbrengst en vanuit een milieukundig én economisch streven wordt nauwkeurig geprobeerd om het middel maximaal te laten landen op het gewas, omdat het anders 'weggegooid geld' is. Om dat optimum te bereiken, wordt de juiste en volgens het etiket verplichte balans gezocht tussen de fijnmazigheid van de druppels: bij fijne druppeltjes is er betere opname, is minder middel nodig, maar grotere kans op drift. En andersom: een grovere druppel leidt weliswaar tot minder drift, maar je hebt meer middel nodig, omdat de contactverhouding middel-gewas niet optimaal is. Ook met het toepassen van de juiste spuitdruk, het meer of minder toevoegen van lucht, het niet spuiten bij te veel wind of het toevoegen van uitvloeimiddel aan het spuitwater kan gestuurd worden op het optimum voor gewas en drift. Tot slot telt voor de agrariër ook verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, reden waarom ook drift zoveel mogelijk wordt voorkomen.

De agrariër teelt veelal de meest voorkomende voedergewassen zoals maïs, gras, rogge, soms ook voederbieten (mangels). Hij is echter voornemens om deze met dezelfde techniek te (laten) bespuiten als andere teelt. Tegenwoordig worden voederbieten met dezelfde kenmerken verbouwd als suikerbieten. Spuiten met luchttechniek is daarbij mogelijk. (Mogelijk dat dit in het verleden bij bijvoorbeeld de toen geteelde 'groenkraag' niet kon.)

Voedergewassen worden vaak alleen bespoten vanwege onkruid (maïs (vaak maar eenmalig), gras (alleen bij eerste groei), rogge). Alleen voederbieten kunnen naast onkruid-bestrijding (meerdere keren met lage dosering) soms worden bespoten tegen luizen. Dit spuitbeeld maakt dat voedergewassen een duidelijk lager gebruik kennen van gewasbeschermingsmiddelen dan andere teelt. Zie ook verder de informatie van 'Compendium voor de Leefomgeving' in de volgende punten.

In de winter wordt in principe niet gespoten, slechts zeer zeer incidenteel blijkt dit noodzakelijk (te zijn geweest). Bij normale omstandigheden wordt pas op zijn vroegst half april gestart met spuiten. Incidenteel (als het seizoen of de voorgenomen teelt dat vraagt) wordt begin april wel eens gespoten om de akker 'schoon te zetten', maar dan altijd met de maximale driftreductie. Aangezien in april (gemiddeld) ook de bladontwikkeling/-ontplooiing start (van de bestaande, 5 tot 6 meter brede groenstrook), sluiten die twee ontwikkelingen op elkaar aan, zodat een wintergroene haag van geen/weinig toegevoegde en proportionele waarde is.

Zoals aangegeven, verbouwt de veehouder voornamelijk ruwvoer/voedergewassen voor vee, zoals maïs, rogge, gras, voederbieten. Gelet op de informatie van 'Compendium voor de Leefomgeving', tabblad 'Akkerbouw', betreft dit gewassen die het laagste gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de akkerbouw kennen, uitgedrukt in kg werkzame stof per hectare. (Met de kanttekening dat dit niet allesbepalend is, aangezien nog niet volledig bekend is welke (combinaties van) stoffen directe gevolgen voor de gezondheid kunnen hebben.)

Een meer algemene ontwikkeling is dat het totale gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw (over 42 gewassen) tussen 2016 en 2020 fors is gedaald van 5,6 naar 5,0 miljoen kg werkzame stof. De ontwikkelingen richting de toekomst zullen er meer en meer op zijn gericht om met minder, i.c. zo weinig mogelijk middelen onkruid, ongedierte en/of schimmels te bestrijden of het kiemen en/of groei te reguleren. Daarnaast wordt geprobeerd om bijvoorbeeld met resistentiemanagement, precisielandbouw, strokenteelt en het stimuleren van natuurlijke vijanden het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nog verder terug te dringen.

Door toepassing van deze technieken worden emissies van gewasbeschermingsmiddelen tot het minimum beperkt en kan er op middelen worden bespaard. De noordwestkant van het perceel aan de Wilgenhoekweg 24 heeft ook de bestemming 'Agrarisch', dit gedeelte van het perceel is echter in gebruik als particulier gazon behorende bij de woning aan Wilgenhoekweg 24. Naast de driftreducerende maatregelen zorgt de landschappelijke inpassingstrook ervoor dat voldoende beperkingen van drift tot stand komen. Op basis van de bovengenoemde aspecten kan geconcludeerd worden dat de spuitzone geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Op een afstand van 90 meter van het plangebied zijn woon-werk kavels aan de Wilgenhoekweg gelegen. Op de woon-werk kavels is een bedrijf binnen milieucategorie 2 mogelijk. Hiervoor geldt een richtafstand 30 meter waardoor wordt voldaan aan de richtafstand. Op een afstand van ongeveer 100 meter is het bedrijventerrein 'De Zompe' gelegen. Op dit bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 mogelijk. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter, waardoor wordt voldaan aan de richtafstand.

Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt op basis van het bovenstaande geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

In mei 2023 is door ABO-Milieuconsult B.V. een vooronderzoek en een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5725 en NEN 5740 uitgevoerd (zie Bijlage 2). Voor de onderzoeksopzet wordt verwezen naar het rapport, zie SAMENVATTING en Hoofdstuk 3.

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt het volgende geconcludeerd:
In de bodem is een lichte verontreiniging met lood aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met molybdeen. De aangetroffen lichte verontreinigingen geven geen risico's voor de volksgezondheid bij het voorgenomen gebruik als wonen met tuin.

De bodem is geschikt voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en de nieuwbouw van een woning.

4.5 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.

In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. De dichtstbijzijnde transportroute gevaarlijke stoffen is de N57 en ligt op ruime afstand (700 meter) van het plangebied. Voor deze weg geldt een PR-plafond van 0 meter en een GR-plafond van 73 meter. Het plangebied valt daarmee niet binnen het invloedsgebied van deze weg. Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Woningen zijn geluidsgevoelige functies in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). De locatie ligt binnen niet binnen een geluidzone van wegen zoals die bedoeld zijn in de Wgh.

Op basis van jurisprudentie moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau. De voorgevel van de beoogde woning komt op minimaal 12 meter afstand van de Wilgenhoekweg. Op de Wilgenhoekweg geldt ter hoogte van het plangebied een maximum snelheid van 30 km/u. De Wilgenhoekweg betreft een doorgaande route met een relatief hoge verkeersintensiteit en bestaat uit elementverharding in keperverband (klinkers). Op basis daarvan dient aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Op basis van gemeentelijke verkeerscijfers ( zie bijlage 3) is een geluidsberekening uitgevoerd (zie bijlage 4) . Het berekend geluidsniveau ter plaatse van de voorgevel is 52.985 dB.

Conform artikel 3.4 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 bedraagt voornoemde aftrek:

  1. a. 3 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidbelasting vanwege de weg zonder toepassing van artikel 110g van de Wgh 56 dB is;
  2. b. 4 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidbelasting vanwege de weg zonder toepassing van artikel 110g van de Wgh 57 dB is;
  3. c. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidbelasting afwijkt van de onder a en b genoemde waarden;
  4. d. 5 dB voor de overige wegen;
  5. e. 0 dB bij toepassing van de artikelen 3.2 en 3.3 van het Bouwbesluit 2012 en bij toepassing van de artikelen 111b, tweede en derde lid, 112 en 113 van de Wgh.

De voornoemde aftrek van 5 dB voor overige wegen is tevens gehanteerd voor de 30 km/uur weg Wilgenhoekweg. Uit technische overwegingen zijn er geen argumenten waarom de aftrek bij 30 km/uur lager zou zijn dan bij 50 km/uur. De meest logische werkwijze is derhalve om aan te sluiten bij de aftrek zoals die voor 50 km/uur wegen bestaat. Daaruit volgt dat de geluidbelasting op de voorgevel ten hoogste 48 dB bedraagt. Omdat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden, is in onderhavige situatie geen sprake van een relevante blootstelling aan geluid vanwege wegen en is geen nader akoestisch onderzoek benodigd.

Op basis van het bovenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Kabels En Leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In het plangebied is een gemeentelijke persleiding gelegen (zie afbeelding 10).Er moet een minimale afstand van 2,5m aan weerszijden van de persleiding geborgd zijn. Het bouwvlak is op ruime afstand van de persleiding gesitueerd. De aanwezigheid van de persleiding vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-VG01_0010.png"

Afbeelding 10 | Gemeentelijke persleiding (roze lijn) (bron: Gemeente Veere)

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de toename aan NO2 en PM10 inzichtelijk gemaakt aan de hand van de NIBM tool. In paragraaf 4.11 Verkeer en parkeren is de verkeersgeneratie van het project inzichtelijk gemaakt. Deze wordt geschat op gemiddeld 9 motorvoertuigen per etmaal. De NIBM tool laat zien dat deze verkeerstoename niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-VG01_0011.png"
Afbeelding 11 | NiBM-tool (bron: Infomil)

4.9 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming

Het plangebied is gelegen op circa 3,5 kilometer van het Natura 2000-gebied 'Manteling van Walcheren', op een afstand van circa 3,6 kilometer tot het Natura 2000-gebied 'Veerse Meer' en op een afstand van circa 5,4 kilometer van het Natura 2000-gebied 'Voordelta'. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling op enige afstand van beschermde Natura 2000-gebieden plaatsvindt worden geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trilling en licht) verwacht.

Voor dit plan is de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (Bijlage 5). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

Soortenbescherming

Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). Er zijn geen sloopactiviteiten voorzien, er zullen waarschijnlijk een aantal bomen gekapt worden. De woningen worden gebouwd op een locatie die momenteel fungeert als grasveld, het kan zijn dat daardoor beschermde soorten worden gestoord. Een quickscan Wet natuurbescherming is benodigd. Door MaGRID is in mei 2023 een quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd (zie Bijlage 6). In de quickscan zijn de effecten van de planologische ontwikkeling op de dieren en planten binnen het plangebied in beeld gebracht. Zie onderstaande resultaten:
Vogels

Een negatief effect op beschermde nesten, leefgebied, rust- of voortplantingslocaties van (al dan niet wettelijk beschermde) vogels kan redelijkerwijs worden uitgesloten, mits aan de hierna genoemde voorwaarden wordt voldaan. De aanwezigheid van broedvogels in het plangebied maken een start van de uitvoering van de bouwwerkzaamheden tijdens de broedtijd onwenselijk. Dit betekent dat de werkzaamheden ‘veilig’ kunnen worden gestart in de periode 15 augustus-1 maart, maar in een vroeg of laat voor- of najaar kunnen deze grenzen in overleg met een ecologisch deskundige worden aangepast. Indien er eenmaal geregeld bouwactiviteiten zijn, kunnen deze ook in de broedtijd worden voortgezet. Kap van bomen en struiken dienen per definitie plaats te vinden buiten de broedtijd, dus wél in de periode 15 augustus-1 maart.

Vleermuizen

Een significant negatief effect op leefgebied, rust- of voortplantingslocaties van (wettelijk beschermde) vleermuizen kan worden uitgesloten. Er is geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de soortenbescherming. Het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.

Amfibiëen en reptielen

Indien wordt voorkomen dat tijdens de werkzaamheden geschikte voortplantingshabitat voor rugstreeppadden ontstaat (ondiepe zoete of brakke plassen in medio april-medio september), kunnen effecten op rugstreeppadden redelijkerwijs worden uitgesloten. Voor de soorten waarvoor een provinciale vrijstelling van toepassing is, geldt de zorgplicht. Met inachtneming van het ecologisch werkprotocol is er geen sprake van overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van de soortenbescherming. Het aanvragen van een ontheffing is niet nodig.

Met in achtneming van het ecologisch werkprotocol vormt het aspect 'natuur' geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Niet Gesprongen Explosieven

In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden. De Provincie Zeeland heeft een kaart ontwikkeld waar op te zien is waar gevochten is en waar een grote kans is om blindgangers in de bodem aan te treffen.

Op locaties waar in het verleden oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden kunnen zogenoemde conventionele explosieven (CE) worden aangetroffen. In de gemeente Veere hebben in het verleden oorlogshandelingen plaatsgevonden. Er worden dan ook nog regelmatig explosieven gevonden. Bij de planvorming van (grootschalige) bouwprojecten wordt dan ook rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven.

Teneinde te beoordelen of ten behoeve van het uitvoeren van werkzaamheden onderzoek moet worden uitgevoerd naar het voorkomen van niet gesprongen (conventionele) explosieven, is de Explosievenkaart Veere geraadpleegd. Het plangebied is niet aangeduid als verdacht gebied voor het aantreffen van niet gesprongen explosieven. Uit historisch oogpunt is het aannemelijk dat hier geen vliegtuigbommen liggen. Echter is hier niet uit te sluiten dat geen conventionele explosieven kunnen liggen. Wanneer er binnen deze gebieden grondroerende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, hoeft vooraf aan de werkzaamheden geen vooronderzoek te worden uitgevoerd conform de bestaande regelgeving. Het protocol "Toevalstreffer CE uit de WO II" is overigens wel van toepassing op deze gebieden.

4.11 Verkeer En Parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Parkeren

In de Nota Parkeernormen Gemeente Veere 2022 is vastgelegd hoeveel parkeerplaatsen er benodigd zijn voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Voor een vrijstaande koopwoning in een kern geldt een parkeerbehoefte van gemiddeld 2,9 parkeerplaatsen per wooneenheid. Dit betekent dat er afgerond 3 parkeerplaatsen benodigd zijn. De parkeerplaatsen dienen op eigen terrein te worden aangelegd, gelet op de grootte van het perceel vorm dit aspect geen belemmering.


Verkeersgeneratie en ontsluiting

Voor het berekenen van de verkeersgeneratie is uitgegaan van de kenmerken 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom' op basis van de CROW normen. Er wordt voor de verkeersgeneratie daarom uitgegaan van de normen voor een vrijstaande koopwoning. Er wordt een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 per woning gehanteerd. Het verkeer wordt ontsloten op de Wilgenhoekweg. Gelet op de beperkte toename van de verkeergeneratie door de beoogde ontwikkeling worden er geen problemen met de ontsluiting verwacht.

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.12 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.
Het plangebied lig niet in en niet in de nabijheid van een waterkering.
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-VG01_0012.png"

Door de ontwikkeling zal meer verhard dakoppervlak en meer dichte bodemverharding worden gerealiseerd. In de huidige situatie is het plangebied onverhard en onbebouwd. In de nieuwe situatie zal er naar verwachting 150 m2 aan dakoppervlak en 100 m2 aan bodemverharding aanwezig zijn.

In totaal wordt er 250 m² aan verhard oppervlakte
toegevoegd. Derhalve zal 250 x 0,075 = 18,75 m³ aan
wateropvang gerealiseerd moeten worden. Dit is
geborgd in de planregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0131WPWilweg24aSer-VG01_0013.png"
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
Afvoer van afvalwater zal gebeuren middels een aansluiting op de bestaande riolering. Hemelwater kan binnen het plangebied opgevangen worden en infiltreren in de bodem. Hemelwater wordt mogelijk opgevangen en hergebruikt in de woning.
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. Er wordt eventuele grondwateroverlast voorkomen door het realiseren van de waterberging.
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.
De grondwaterkwaliteit zal als gevolg van de ontwikkeling niet verslechteren. Er worden duurzame, niet uitloogbare materialen toegepast.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Er zijn geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten.
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
De ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de volksgezondheid.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
Er zal geen bodemdaling optreden als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
Met de gewenste ontwikkeling worden waardevolle wateren en natte natuur niet aangetast.
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.
Rekening wordt gehouden met de regels van de Keur voor wat betreft de ruimte en bereikbaarheid voor onderhoudsstroken van de waterlopen rondom het plangebied.
Anderer belangen waterbeheer
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.
Het waterschap is waterbeheerder. In het ontwerp is rekening gehouden met obstakelvrije en goed toegankelijke onderhoudsstroken voor al het oppervlaktewater.
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?

*na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).
Niet van toepassing, de Wilgenhoekweg valt onder beheer van de gemeente Veere.




4.13 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

In onderdeel D 11.2 van het Besluit m.e.r. is de activiteit 'stedelijk ontwikkelingsproject' opgenomen met een drempelwaarde van 100 hectare of 2000 of meer woningen. Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is afhankelijk van de aard en omvang van de ontwikkeling. In onderhavig plan wordt één vrijstaande woning gerealiseerd. Het project wordt, gezien de aard en omvang, niet aangemerkt als een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Evenmin zijn er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten (zie paragraaf 4.2 t/m 4.12). Het opstellen van een vormvrije m.e.r. beoordeling is gelet op uitblijven van nadelige gevolgen voor het milieu niet doelmatig.

4.14 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

In dit geval is er sprake van een bouwplan. Met de initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst gesloten waarin onder andere is vastgelegd dat de plankosten en eventuele planschade voor rekening komt van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid is daarmee aangetoond.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzage legging ontwerp-wijzigingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerp-wijzigingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij het college van burgemeester en wethouders. Vaststelling van het wijzigingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.

Het ontwerp-wijzigingsplan heeft ter inzage gelegen van 8 december 2023 tot en met 19 januari 2024. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkeerstellingen Wilgenhoekweg

Bijlage 4 Berekening Wegverkeerslawaai

Bijlage 5 Stikstofberekening

Bijlage 6 Quickscan Wet Natuurbescherming