KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Crisis- En Herstelwet
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Beschrijving Project
2.2 Juridische Regeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Duurzaamheid
4.8 Kabels En Leidingen
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Natuur
4.11 Niet Gesprongen Explosieven
4.12 Verkeer En Parkeren
4.13 Water
4.14 Molenbiotoop
4.15 Conclusie
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Financiële Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek 2018
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek 2005
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek 2017
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Quickscan Wet Natuurbescherming 2019
Bijlage 8 Memo Stikstofberekening
Bijlage 9 Wateradvies
Bijlage 10 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.- Beoordeling
Bijlage 11 Rapport Zienswijze & Ambtshalve Aanpassingen

De Woongaard Serooskerke

Bestemmingsplan - Gemeente Veere

Vastgesteld op 18-03-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan De Woongaard Serooskerke met identificatienummer NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01 van de gemeente Veere

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 archeologisch deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het bezit van een opgravingsbevoegdheid.

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden, gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.14 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is, met uitsluiting van vertrekken onder de begane grondvloer, zoals een kelder, souterrain en onderbouw.

1.16 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.23 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.24 mantelzorg

de zorg bij het dagelijks functioneren, die vrijwillig en onbetaald wordt verleend door gezinsleden, buren of vrienden aan personen die - door welke oorzaak dan ook - vrij ernstige fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen hebben.

1.25 molendeskundige

de vereniging De Zeeuwse Molen of de Hollandsche Molen danwel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens.

1.26 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.28 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, waterhuishoudkundige voorzieningen, telefooncellen, abri's en apparatuur voor telecommunicatie.

1.29 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.30 peil

  1. a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
  2. b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.31 recreatieve kamerverhuur

kleinschalige overnachtingsruimte in een woning, gericht op het aanbieden van een toeristisch en kortdurend recreatief verblijf, waarbij:

  1. a. het serveren van ontbijt toegestaan is:
  2. b. de te verhuren kamers alleen bereikbaar zijn via de hoofdtoegang van de woning, zonder dat een toiletruimte, badruimte of technische ruimte betreden moet worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand

De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

Ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;

  1. c. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.10 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.11 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, sport- en speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een ontsluitingsweg;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens voor de realisatie van een parkeervoorziening;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen De Jonge Johannes als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element; bij deze
  5. e. bestemming behorende voorzieningen, zoals waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. evenementen zijn toegestaan.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop': tevens voor het behoud van de molen De Jonge Johannes als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, wegen en paden, sport- en speelvoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken an de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt en de breedte ten hoogste 3 m.

6.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande dakhelling, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 Molenbiotoop

7.2 Geluidzone-weg

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - weg" mogen op gronden gelegen binnen deze zone, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, geen woningen of andere geluidgevoelige objecten worden gebouwd.
  1. a. Het onder a genoemde bouwverbod geldt niet:
    1. 1. voor het vernieuwen, veranderen of vergroten van woningen of andere geluidgevoelige objecten overeenkomstig de regels van dit plan, mits daarbij de afstand tot de weg niet wordt verkleind, de bouwhoogte van het gebouw niet toeneemt, het aantal woningen of andere geluidgevoelige objecten niet toeneemt en wordt voldaan aan de van toepassing zijnde eisen voor de karakteristieke geluidwering uit het Bouwbesluit;
    2. 2. indien burgemeester en wethouders ten behoeve van de bouw van de woningen of andere geluidgevoelige objecten een hogere grenswaarde hebben vastgesteld en wordt voldaan aan de van toepassing zijnde eisen voor de karakteristieke geluidwering uit het Bouwbesluit;
    3. 3. indien door middel van akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat door het treffen van een maatregel, zoals het aanbrengen van geluidreducerend asfalt of de plaatsing van een geluidscherm, een situatie kan worden gecreëerd, waardoor de geluidsbelasting op de gevels van de woning of het andere geluidsgevoelige object ten hoogste 48 dB bedraagt;
    4. 4. indien de naar de weg gekeerde zijde van de woning of van het andere geluidgevoelige object voldoet aan de voorwaarden, zoals vermeld in artikel 1b, lid 5 van de Wet geluidhinder en door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond, dat minimaal sprake is van één geluidluwe gevel (geluidsbelasting minder dan 48 dB).

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. c. afwijking als bedoeld onder a is niet toegestaan voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  4. d. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ' De Woongaard Serooskerke'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Op het perceel Vrouwenpolderseweg, gelegen tussen de huisnummers 26 en 30, te Serooskerke is het plan De Woongaard ontwikkeld. De Woongaard is een burgerinitiatief dat is ontstaan binnen de Woon Werkgemeenschap Walcheren. Het beoogt in collectief particulier opdrachtgeverschap een woongemeenschap te realiseren, waar wonen gecombineerd wordt met duurzaamheid, natuur en landschap, zorg voor elkaar en een gezonde leefomgeving. Binnen de woonfunctie wordt voorzien in de mogelijkheid een beroep of bedrijf aan huis te vestigen. Het plan voorziet in de bouw van maximaal 25 woningen met de daarbij behorende bijgebouwen en een gezamenlijk te gebruiken gemeenschappelijke ruimte. Daarbij wordt voorzien in een gemeenschappelijke buitenruimte, met de benodigde parkeervoorzieningen en een (moes)tuin. In het bestemmingsplan Kom Serooskerke is aan het perceel een agrarische bestemming toegekend. Dit houdt in dat de voorgenomen ontwikkeling slechts gerealiseerd kan worden na een wijziging van het bestemmingsplan.

De gemeente is gevraagd medewerking te verlenen aan de plannen, en dus aan de noodzakelijke bestemmingsplanwijziging, en daartoe de bij haar in eigendom zijnde gronden te verkopen. Op basis van dat besluit is onderhavig bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in het toekennen van de bestemmingen Wonen, met een daarbij behorend bouwvlak, en Groen, waardoor aan het perceel invulling gegeven kan worden aan de plannen voor de ontwikkeling van De Woongaard.

1.2 Plangebied

De locatie is een (voormalige) perenboomgaard van circa 1,5 hectare, die gedeeltelijk omgeven wordt door een windsingel van elzenbomen. De voormalige boomgaard ligt aan de rand van het dorp Serooskerke. Een goed bereikbaar dorp op Walcheren, met veel voorzieningen zoals een basisschool, sportverenigingen, een openlucht zwembad, een sportschool, diverse winkels, waaronder een supermarkt, een huisarts en een fysiotherapeut.

Daarnaast is de N57 op een beperkte afstand gelegen, waardoor een vlotte ontsluiting in zowel noordelijke richting als naar de steden Middelburg, Vlissingen, Goes en Gent mogelijk is.


afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0001.png"

Figuur 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: Geoweb, bewerking Juust)

1.3 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is de beoogde ontwikkeling planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.4 Crisis- En Herstelwet

Op 31 maart 2010 is de Crisis- en herstelwet in werking getreden. Deze wet is gericht op de versnelling van projecten in het ruimtelijk domein, om de economische crisis en de bijbehorende gevolgen te bestrijden en duurzaam herstel van de economische structuur van Nederland te bevorderen. De wet voorziet in nieuwe/aangepaste procedures om zo doelgericht een bijdrage te leveren aan werkgelegenheid en duurzaamheid.

De ontwikkeling van De Woongaard betreft een project als bedoeld in categorie 3.1 van bijlage I van de Crisis- en herstelwet (Chw). Gelet op artikel 1.1 van de Crisis- en herstelwet en bijlage I van die wet is op (de procedure tot het vaststellen van) het bestemmingsplan afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit hoofdstuk bevat procedurele bepalingen die een spoedig verloop van de beroepsprocedure bevorderen door middel van:

  • beperking van het beroepsrecht; in afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan een niet tot de centrale overheid behorende rechtspersoon, die krachtens publiekrecht is ingesteld of een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan geen beroep instellen tegen een besluit, indien dat besluit niet is gericht tot die rechtspersoon of tot een orgaan van die rechtspersoon, onderscheidenlijk tot dat bestuursorgaan of tot de rechtspersoon waartoe dat bestuursorgaan behoort;
  • het relativiteitsvereiste; beroep op een rechtsregel kan alleen slagen, wanneer de regel, waarop een beroep wordt gedaan strekt tot bescherming van de belangen van degene, die er een beroep op doet; deze regeling is sinds 1 januari 2013 ook opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht;
  • beperking van proceduretijd in de beroepsfase; daarvoor wordt o.a. Afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (versnelde behandeling) benut; ook wordt uitgesloten, dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd;
  • ruimere mogelijkheid om gebreken in de besluitvorming te passeren (geen gevolgen aan verbinden), indien aannemelijk is, dat een belanghebbende daardoor niet wordt benadeeld; deze regeling is sinds 1 januari 2013 ook opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht;
  • uitsluiting van het pro forma beroepschrift. De belanghebbende moet in het beroepschrift aangeven welke beroepsgronden hij aanvoert tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd.

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende milieuaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Beschrijving Project

2.1.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een boomgaard, een daarbij behorende windsingel en watergangen. Daarmee is sprake van een overwegend agrarisch gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0002.png"

Figuur 2 | Huidige situatie plangebied (bron: Geoweb, bewerking Juust)

2.1.2 Toekomstige situatie

De plannen van De Woongaard omvatten de realisatie van maximaal 25 grondgebonden woningen in een mix van rijwoningen en geschakelde of twee-onder-éénkapwoningen. Indien dit in de uitvoeringsfase gewenst blijkt, kunnen de woningen ook vrijstaand worden gerealiseerd. De inzet is een gevarieerd aanbod van duurzame woningen, passend bij de behoefte van een brede doelgroep die bestaat uit zowel alleenstaanden als gezinnen, senioren en starters. Voor de ontwikkeling is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, dat als bijlage 1 bij het bestemmingsplan is gevoegd.

De Woongaard is een gemeenschap waar de individuele vrijheid belangrijk is, maar waar delen en duurzaam samenleven voorop staan. Naast de woningen wordt ruimte gemaakt voor individuele aan-, uit- en bijgebouwen. Ten behoeve van tussenwoningen mogen bijgebouwen ook geclusterd worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erf-1'. Naast bijgebouwen bij de woningen is er ruimte voor gedeelde bouwwerken, zoals een gemeenschappelijk bijgebouw voor bijeenkomsten en flexwerken, een tuinkas, een klusruimte, een gezamenlijke fietsenstalling en een kippenren. Deze gemeenschapsruimte(n) krijgt of krijgen in beginsel een centrale plek in het plan, een kas wordt voorzien aan de buitenzijde van het plangebied.

De woningen staan in een gemeenschappelijke tuin, waar bewoners elkaar ontmoeten en samenwerken. De woningen die worden gedefinieerd als de hoofdgebouwen, plus een contour van maximaal 3 meter aan de zij- en achterzijde, vormen de private ruimte. Het overige deel is gemeenschappelijk eigendom en in deze gezamenlijke tuin is ruimte voor onder meer een moestuin, spelen, ontmoeten, het houden van kleinvee, insectenverblijven en een helofytenfilter.

Het oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 1,4 hectare, hiervan wordt maximaal 2.850 m2 (circa 20%) bebouwd. Daarbij wordt uitgegaan van een autovrije ontwikkeling, parkeren wordt aan de noordrand van het terrein, aan de zijde van de Vrouwenpolderseweg, ondergebracht. Enkel de vereiste voorzieningen voor bereikbaarheid met hulpdiensten en ten behoeve van onderhoud aan infrastructuur zullen worden aangelegd. Er wordt uitgegaan van een parkeernorm van 1,6 en het gebruik van deelauto's in de toekomst. De parkeervakken worden zodanig geclusterd dat er over een lengte van tenminste 40% van het plangebied aan de zijde van de Vrouwenpolderseweg niet geparkeerd wordt.

Er is een grote ambitie op het gebied van ecologisch bouwen en duurzaamheid. De daken worden voorzien van installaties om zonne-energie op te wekken zoals PV panelen en zonnecollectoren. Oriëntaties van oost over zuid naar west zijn daartoe geschikt. Mogelijk worden ook elders binnen het plangebied hiervoor geschikte locaties benut, bijvoorbeeld voor het opwekken van voldoende energie ten behoeve van het opladen van elektrische auto's. De bestaande windsingel van elzen en andere lokale boomsoorten blijft zo veel mogelijk gehandhaafd om een wind-luw microklimaat te bevorderen. Tussen de gebouwde volumes blijft voldoende afstand om de bezonning van de gevels mogelijk te maken.


afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0003.png"
Figuur 3 | Indicatief verkavelingsplan (bron: CPO De Woongaard, Serooskerke, Beeldkwaliteitsplan)

2.2 Juridische Regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kom Serooskerke' van de gemeente Veere. Dit bestemmingsplan is op 15 maart 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Agrarisch' en kennen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Daarnaast geldt voor vrijwel het gehele plangebied de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'. Voor een klein deel geldt een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-lpg'. Tenslotte geldt voor een deel van het plangebied de gebiedsaanduiding 'geluidzone-weg'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0004.png"

Figuur 4 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.2.2 Planuitwerking

Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken is het noodzakelijk de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Groen'. Binnen de woonbestemming kan een woongemeenschap worden gerealiseerd met ten hoogste 25 grondgebonden woningen en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken en gebruiksfuncties. Het uitgangspunt voor de bestemming 'Groen' is om de vrije ruimte tussen de insteek van de sloot (aan de zijde van de Vrouwenpolderseweg) en de parkeerplaatsen met streekeigen beplanting in te planten om het zicht op 'het blik' weg te nemen (in de zomer) of te verminderen (in de winter). Dit is ook van toepassing op het meest oostelijke deel van de parkeervoorziening, grenzend aan het perceel Vrouwenpolderseweg 30. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie -3' kan, na overleg met de Walcherse Archeologische Dienst, vervallen. Ook de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' aan de zuidwestzijde van het plangebied vervalt na overleg met de gemeente. De overige aanduidingen die nu aan het perceel zijn toegekend, i.c., 'geluidszone - weg' aan de oostzijde van het plangebied en 'vrijwaringszone - molenbiotoop' voor vrijwel het gehele plangebied, blijven behouden.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Groen (artikel 3)

Bestaande en nieuwe structurele groenvoorzieningen aan de randen van het plangebied zijn bestemd voor Groen. Binnen de bestemming Groen zijn onder andere water en fiets- en voetpaden toegestaan. Op de gronden met deze bestemming mogen 'niet-voor-bewoning' bestemde gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht zoals nutsvoorzieningen. De afmetingen van een gebouw moeten beperkt blijven (maximaal 15 m² en ten hoogste 3,5 meter hoog). Voor de planspecifieke aspecten, zoals de parkeervoorziening en de ontsluiting van het plangebied zijn aanduidingen opgenomen.


Wonen (artikel 4)
De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor de huisvesting van personen en de bijbehorende tuinen en erven. Binnen de bestemming Wonen is door middel van het aanwijzen van een bouwvlak waarbinnen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan en de functieaanduidingen 'specifieke vorm van wonen - erf 1' en 'specifieke vorm van wonen - erf 2' de indeling van het plangebied tot uitdrukking gebracht. Woningen, met de daarbij behorende aan- of uitbouwen, worden geheel binnen het bouwvlak voor hoofdgebouwen gebouwd. In het bouwvlak en ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - erf 1' en 'specifieke vorm van wonen - erf 2' mogen bijgebouwen worden gerealiseerd.

Beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning zijn mogelijk. Door de ideologie van de woongemeenschap wordt ook in het gemeenschappelijke bijgebouw ruimte geboden voor beroeps- en of bedrijfsmatige activiteiten. De woonfunctie van de woningen en het gemeenschappelijke deel van de gronden en gebouwen mag evenwel niet worden aangetast, waardoor maximale oppervlaktematen voor deze activiteiten worden aangehouden.

Voor mantelzorg is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen, evenals voor het bieden van ruimte voor recreatieve kamerverhuur.


Situering hoofdgebouwen, aan- of uitbouwen en bijgebouwen

Binnen de bestemming Wonen is een bouwvlak aangewezen, waarbinnen hoofdgebouwen, i.c. maximaal 25 woningen, zijn toegestaan, evenals bijbehorende bouwwerken. Door de bijzondere wijze waarop dit project in gezamenlijkheid wordt vormgegeven, is ervoor gekozen bijgebouwen geclusterd te realiseren. Hiervoor zijn in de planregels maximale oppervlaktematen aangegeven. De maximale goot- en bouwhoogtes zijn vastgelegd op de verbeelding.

De gronden zonder bouwvlak, betreffen de gronden waar geen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan. Het gaat hierbij om gronden tussen de plangrens langs de Vrouwenpolderseweg en de grens van het bouwvlak.


Bouwwijze van woningen

In beginsel is de bouwwijze van woningen vrij gelaten. Deze mogen dus aaneengebouwd, twee-aan-een, geschakeld en vrijstaand worden gebouwd, maar niet gestapeld. Daar waar de woningen niet aaneen of twee-aan-een worden gerealiseerd, bedraagt de afstand tussen de woningen ten minste negen meter. Om het groene karakter van het gebied te behouden, zijn er beperkingen opgenomen ten aanzien van oppervlaktematen. Ook de goot- en bouwhoogte zijn vastgelegd.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels

Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de kaart aangeduid met een dikke lijn.

Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

Dit artikel bevat een regeling voor bestaande maten die afwijken van de voorgeschreven maten in deze regels. Het artikel betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn meerdere gebiedsaanduidingen opgenomen.

Er is een gebiedsaanduiding opgenomen voor de molenbiotoop. Voor de molenbiotoop is voor hoogopgaande beplanting een aanlegverbod zonder omgevingsvergunning opgenomen. Aangezien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden alleen kan worden geëist als er te beschermen waarden of kwaliteiten zijn die in het bestemmingsplan zijn beschreven, is in de van toepassing zijnde bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingsartikelen opgenomen dat de gronden tevens zijn bestemd voor de belangen van de Serooskerke molen als werktuig en als beeldbepalend cultuurhistorische waardevol element.

Er is een gebiedsaanduiding 'geluidzone-weg' opgenomen voor de N57 en de Rondweg Serooskerke. Binnen deze zone mogen in beginsel geen woningen of andere geluidgevoelige objecten worden gebouwd. Het bouwverbod kan worden opgeheven nu door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond dat de geluidsbelasting, veroorzaakt door het verkeer op de N57, voldoet aan de grenswaarde van 48 dB.

Op basis van de rekenresultaten blijkt gecumuleerde geluidbelasting hoger dan 48 dB, te weten ten hoogste 51 dB. Aangezien er in onderhavige situatie geen hogere waarde wordt vastgesteld, geldt de minimum eis van 20 dB voor de karakteristieke geluidwering. Om een goed woon- en leefklimaat in de woningen te garanderen, mag in een verblijfsruimte de binnenwaarde ten hoogste 35 dB te bedragen. Omdat de minimumeis van de karakteristieke geluidwering op grond van het Bouwbesluit 20 dB bedraagt, is tot en met een geluidbelasting van 35+20 = 55 dB een goed woon- en leefklimaat in de geluidgevoelige ruimtes gegarandeerd.

Algemene afwijkingsregels

Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen is een algemene afwijkingsregel opgenomen.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.

Overige regels

Dit artikel bevat één bepaling, namelijk "Werking wettelijke regeling" In een (toenemend) aantal gevallen wordt in de regels van bestemmingsplannen verwezen naar een (andere) wettelijke regeling of wordt een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Ook in de begripsbepalingen komen die verwijzingen voor. Op grond van jurisprudentie mag een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd. Het impliciet wijzigen van een bestemmingsplan door wijzigingen in wetgeving in de bepalingen waarnaar wordt verwezen is niet toegestaan. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen in dit hoofdstuk van de regels een artikel "Wettelijke regelingen" op te nemen, waarin is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de voorschriften wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Hierdoor behoeft niet meer telkens te worden verwezen naar publicaties in het staatsblad.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie en natuur. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van het Nederlands werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Het beleid zoals vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft geen gevolgen voor de voorgenomen ontwikkeling. Voor die ontwikkeling vindt de afweging decentraal plaats.

Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening

Het Besluit ruimtelijke ordening is een nadere uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening. Het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt hoe ruimtelijke plannen tot stand moeten komen en welke overheidslaag waarvoor verantwoordelijk is. De bepalingen in het Besluit ruimtelijke ordening hebben onder andere betrekking op structuurvisies, bestemmingsplannen en andere planologische besluiten.


Ladder voor duurzame verstedelijking

In de ladder voor duurzame verstedelijking staat een zorgvuldige afweging bij ruimtelijke besluiten, duurzaam ruimtegebruik en het tegengaan van overprogrammering centraal. Belangrijk is het aantonen van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, er is een onderscheid tussen de toetsing van de behoefte en de reikwijdte waarin die behoefte afgestemd moet worden (een voorgenomen ontwikkeling die uitsluitend gevolgen heeft voor een gemeente hoeft niet in regionaal verband afgestemd te worden). De aard en omvang van een stedelijke ontwikkeling vragen immers niet altijd om afstemming in regionaal verband.

Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is bepalen of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een behoefte vervult en indien nodig motiveren waarom de voorgenomen ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Tevens dient de behoefte aan de mogelijk gemaakte ontwikkeling met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan te zijn onderbouwd. Het betrokken bestuursorgaan dient aan te tonen dat zij er in redelijkheid van heeft kunnen uitgaan dat binnen de planperiode van in beginsel tien jaar behoefte zal bestaan aan de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt. Voor de onderbouwing van de behoefte aan woningen kan onder meer gebruik worden gemaakt van provinciale, regionale en of gemeentelijke (woon-)visies en (woningbouw)programma's.

Op 18 december 2018 is de 'Actualisatie Walcherse woningmarktafspraken 2016-2025' vastgesteld door de afzonderlijke colleges van de gemeenten Vlissingen, Veere en Middelburg. De gemeenten worden hierbij concreet geconfronteerd met:

  1. 1. Een urgente behoefte aan nieuwbouwwoningen (deels inhaalvraag, deels als gevolg van huishoudensgroei).
  2. 2. Gebrek aan flexibiliteit in planning en realisatie.
  3. 3. Groeiend huishoudensaantal en veranderende samenstelling.
  4. 4. Nieuwe flexibele/alternatieve woonvormen.
  5. 5. Nieuwe doelgroepen op de markt (zoals tijdelijk en definitief hier verblijvende arbeidsmigranten).
  6. 6. Specifieke woonvoorkeuren voor locatie of woonmilieu.
  7. 7. Sloop en energietransitie: meer dan 90% van de toekomstige woningvoorraad staat er als, maar is die klaar voor de toekomst?


In de komende 10 jaar is de verwachting dat de woningvoorraad met circa 7% moet groeien om aan de behoefte te kunnen voldoen. Dit is meer dan waar eerder rekening mee is gehouden. De huidige plancapaciteit van de drie Walcherse gemeenten is 5%. Zo kan de woningmarktvraag worden ingevuld, maar blijft er ook ruimte voor flexibiliteit om in te spelen om veranderingen in de woningmarkt. Om invulling te geven aan de geprognotiseerde behoefte voor reguliere woningen is een onderscheid gemaakt in tussen de netto nieuwbouwbehoefte, herstructurering en deeltijdwoningen. Ten behoeve van de woningbouwopgave zijn ruim 3.500 van de te bouwen woningen opgenomen in nader gedefinieerde nieuwbouwprojecten. In deze projectenlijst wordt onderscheid gemaakte tussen plannen die planologisch geregeld zijn door middel van bijvoorbeeld een onherroepelijk bestemmingsplan (de zogenaamde 'harde plancapaciteit'), en plannen die dat niet zijn (de 'zachte plancapaciteit'). Om projecten gefaseerd op de markt te kunnen brengen, is in de woningmarktafspraken een voorlopige planning opgenomen voor het planologisch 'hard' maken van de plannen.

Voor Veere is het gehele project Serooskerke Oost, waar dit project onderdeel van uitmaakt, opgenomen als 'zachte plancapaciteit' woningen. Binnen de periode 2019-2025 kunnen er binnen de hiervoor vast te stellen bestemmingsplannen 45 woningen worden gerealiseerd. De huidige ladderruimte geeft, gelet op het vorenstaande, voldoende ruimte voor de ontwikkeling van de beoogde woningen. Nu hier sprake is van een project dat in collectief particulier opdrachtgeverschap wordt uitgevoerd en de deelnemers/initiatiefnemers hiertoe de nodige gezamenlijke stappen hebben gezet en zullen zetten, past deze ontwikkeling binnen de regionale woningbouwafspraken. Nu sprake is van bestaand stedelijk gebied, is ook hiervoor geen nadere motivering noodzakelijk.

Het rijksbeleid en de daarop gebaseerde wettelijke regelingen vormen geen belemmering voor dit project.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018

Op 21 september 2018 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Alle hoofdlijnen voor de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Zowel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, maar ook economie, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Binnen bestaand bebouwd gebied heeft de gemeente grote vrijheid bij de regie van ruimtelijke ontwikkelingen. In de woningmarkt is er steeds meer vraag naar stedelijk wonen. Door aanvullende woningbouw te concentreren in stedelijk gebied, wordt gebouwd waar de markt om vraagt en wordt draagvlak voor voorzieningen in de directe omgeving behouden. Het behoud en herontwikkeling van voorzieningen is essentieel. Voor het behoud van het voorzieningenniveau en het vestigingsklimaat van heel Zeeland is een samenhangende gebiedsgerichte aanpak noodzakelijk.

De provincie Zeeland wenst daarbij de Zeeuwse burger en zijn of haar woonwensen centraal te stellen. Het is van provinciaal belang dat de regionale woningmarkten in Zeeland goed functioneren, het woonbeleid is hierop afgestemd. Gestreefd wordt naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. De woningvoorraad van Zeeland is vergeleken met andere provincies ouder en van mindere kwaliteit. Door de sociaal-demografische ontwikkelingen neemt de behoefte aan woningen nabij voorzieningen in steden en centrumkernen toe. Bij woningbouw staan de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik hoog op de agenda. Er moet daarom op regionaal niveau gekozen worden voor de woningbouwplannen die qua omvang, locatie en type aansluiten bij de woonwensen van de Zeeuwse burger. De keuzes moeten worden gemaakt in regionale woningmarktafspraken voor Walcheren. De regionale woningmarktafspraken zijn bedoeld om regionaal woningbouwbeleid vast te stellen en dienen als onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals verwoord in paragraaf 3.1.2.

Hierbij kan de invulling van de regionale woningmarktprogrammering inspelen op het verschil in voorzieningenniveau en ontwikkelingsbehoefte van kernen. Door ook ruimte te bieden voor bijzondere ontwikkelingen als de onderhavige, wordt niet alleen gebouwd waar de markt om vraagt, maar wordt ook het draagvlak voor voorzieningen in de directe omgeving behouden.

3.2.2 Omgevingsverordening Zeeland 2018

De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2, dat gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.

Met het voorliggende project worden de doelstellingen voor het wonen bereikt. Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie gemeente Veere 2025

De Structuurvisie gemeente Veere 2025 is vastgesteld op 13 september 2012 en geeft richting aan de keuzen die benodigd zijn om de bestaande kwaliteiten van de gemeente nog verder te ontwikkelen en nieuwe potenties te benutten.

De Structuurvisie gemeente Veere omschrijft Serooskerke als volgt; Serooskerke ligt midden in het open middengebied van Walcheren en is via lintbebouwing uitgegroeid tot een aanzienlijke woonkern. Er is sprake van wonen en werken op een knooppunt in het middengebied. Het heeft tegelijkertijd een bedrijvenconcentratie op bedrijventerrein de Zompe en is gelegen aan een knooppunt van wegen en de N57. De sociaal-culturele structuur in Serooskerke is sterk en het voorzieningenniveau relatief hoog. De N57 vormt de etalage op het landschap. Voorkomen moet worden dat aan de N57 gebouwd gaat worden maar het gebied tussen Serooskerke en de N57 biedt op termijn wellicht mogelijkheden voor ontwikkeling om de natuurlijke groei op te vangen. Daarnaast biedt het gezien de gunstige ligging aan de N57 mogelijkheden voor functies op het gebied van gezondheidszorg.

Wonen in de kernen is, zo blijkt uit de Structuurvisie, het uitgangspunt. Vanuit het uitgangspunt van zuinig ruimtegebruik, maar ook gezien het belang van de woonfunctie voor de identiteit van iedere kern. Deze is in de toekomst blijvend groot. Niet alleen als het gaat om voorzieningen, zorg en leefbaarheid, maar ook voor behoud van het kapitale landschap. Dit betekent het volgende. Nieuwe woonlocaties zijn primair inbreidingslocaties: uitleglocaties aan de randen van de kernen zijn, op bestaande ontwikkelingen en mogelijk (kleinschalige) nichemarkten na, niet aan de orde. Bestaande ontwikkelingen zijn: De Tienden 2 in Zoutelande, Serooskerke-Oost en Veere-Zanddijk.

Onderhavige ontwikkeling is onderdeel van het project Serooskerke-Oost en is als zodanig ook opgenomen in de woningbouwprogrammering. Hierbij is rekening gehouden met de woningbouwaantallen die hier worden voorgestaan. Stap voor stap neemt de gemeente maatregelen om deze ontwikkeling te kunnen (laten) realiseren.

3.3.2 Duurzaamheidsplan gemeente Veere 2017-2020 (2 november 2016)

De gemeente Veere wil een duurzame gemeente zijn die uiterlijk in 2050 energieneutraal is. Het behalen van die ambitie vraagt om inspanningen van zowel gemeente als samenleving. De gemeente Veere zet in op het duurzaam ontwikkelen. Dat betekent dat de kwaliteit van leven nu geen al te grote druk mag leggen op de kwaliteit van leven in de toekomst. Energieneutraal houdt voor de gemeente Veere in dat in 2050 binnen de gemeentegrenzen minimaal evenveel energie opgewekt moet worden als dat er verbruikt wordt. De opgewekte energie moet afkomstig zijn van hernieuwbare bronnen. Het duurzaamheidsplan is een routekaart die aangeeft hoe de gemeente Veere zich wil ontwikkelen tot duurzame en energieneutrale gemeente.

Een onderdeel van het duurzaamheidsplan is de ambitie om de woningvoorraad te verduurzamen. Het verduurzamen bestaat zowel uit het beperken van het energieverbruik van woningen als uit het levensloopbestendig maken van woningen. Nieuwe woningen moeten levensloopbestendig, duurzaam en energieneutraal zijn. De ontwikkeling van De Woongaard voldoet hieraan.

Om de bevolking te beschermen tegen wateroverlast en om de kansen die water biedt in ontwikkelingsprocessen te benutten, zet het duurzaamheidsplan ook in op een verantwoord waterbeheer. Ruimtelijke inrichting speelt hierbij een belangrijke rol. De ruimte moet zodanig ingericht worden dat wateroverlast en -tekort voorkomen worden en effecten van wateroverlast mogen niet afgewenteld worden op naburige gebieden. Voor De Woongaard wordt een watertoets uitgevoerd die onder andere ingaat op bescherming tegen wateroverlast.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.

Voor het plangebied geldt de archeologische dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 3'. Gelet hierop is in 2018 een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd, dat als bijlage 2 bij dit bestemmingsplan is gevoegd (ISSN 2213-7424, 19 december 2018). Op basis van dat onderzoek geldt binnen het plangebied uitsluitend nog een middelhoge verwachting voor de top van het Hollandveen op het aantreffen van vindplaatsen uit de IJzertijd en Romeinse Tijd. De veentop is gelegen op een diepte van 1,70 -mv of dieper. Aanbevolen wordt geen graafwerkzaamheden uit te voeren beneden deze diepte. Indien het niet mogelijk is om, bij concrete bouwplannen, de gronden beneden dit niveau te ontzien, is archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.

Het rapport van het verkennend archeologisch onderzoek is ter beoordeling voorgelegd aan de Walcherse Archeologische Dienst (WAD). Op 4 december 2019 is door de WAD aangegeven dat (de resultaten van het) het rapport akkoord zijn bevonden. De WAD komt tot een andere conclusie. Van het veenpakket Hollandveen een belangrijk deel van de bovenkant is verdwenen en er is een lage verwachting op resten uit de ijzertijd en de Romeinse tijd. Van het veenpakket is nog maar ca. 45 cm over, waar het pakket in dit gedeelte van Walcheren vaak een meter dik is. Ook ontbreekt een veraarde top evenals een afdekkende, zogenaamde slufterlaag. Gelet hierop kan van het advies worden afgeweken en kan de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie-3' in zijn geheel komen te vervallen.

Vanzelfsprekend bestaat de mogelijkheid dat er, ondanks dat er bij het vooronderzoek geen behoudenswaardige archeologische waarden zijn aangetroffen, toch relevante archeologische vindplaatsen in de bodem verborgen zijn en dat deze in de uitvoeringsfase aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat de wettelijke meldingsplicht op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet 1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.

Het plangebied ligt, blijkens de Cultuurhistorische waardenkaart, op de grens van een kreekrug en de historische kern. Hierbij is de oorspronkelijke structuur van kern en toegangswegen belangrijk en bij ruimtelijke ingrepen wordt rekening gehouden met:

  • eigenheid van individuele kernen;
  • historische schaal, structuur en bebouwing;
  • relatie kern en toegangswegen/lintbebouwing;
  • herkenbaarheid silhouet met beeldbepalende bebouwing zoals kerktorens, molens en andere gebouwen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0005.png"

Figuur 5 | Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart, plangebied is groen omcirkeld (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Cultuurhistorische context

Serooskerke hoort tot de typische ringdorpen zoals die vanaf het begin van de jaartelling op de kreekruggen zijn ontstaan. Het dorp bevindt zich op een kruising van doorgaande kreekruggen. Kenmerk van de kern is een stevige zandige ondergrond met daarop de kerk en van daaruit een organisch karakter van bebouwingslinten met verspringende rooilijnen, verschillende kavelgroottes en bebouwingstypen. Ook de dorpstraverse Vrouwenpolderseweg, Kerkring, Torenstraat behoren tot de oorspronkelijke wegenstructuur over de kreekruggen.

In de twintigste eeuw is er een breuk ontstaan met de organische groei van het dorp. Met name door de forse bevolkingsgroei na de Tweede Wereldoorlog komen dorpsuitbreidingen in veel grotere oppervlakten en met hogere woningaantallen tot stand, aan de hand van grootschalige vlekkenplannen. De beleving van de oorspronkelijke lintbebouwing vanuit het landschap is hierdoor geleidelijk steeds verder verdwenen. Aan het eind van de jaren '70 werd de Kadetweg aan de oostzijde van het dorp verbreed waardoor een deel van het doorgaande autoverkeer uit het dorp verdween. De aanleg van deze weg betekende wel dat het dorp werd afgesneden van het open agrarische gebied aan de oostzijde


Landschappelijke context
Het (agrarisch) gebied rond Serooskerke is een lappendeken van weide, boomgaarden en akkerland. De grillige structuur werd oorspronkelijk gevormd door de ligging van kreken en poelgronden. Ook nu nog liggen de hoofdwegen op de vroegere kreekruggen en is het agrarisch gebied geconcentreerd op de vroegere poelgronden. Doordat de wegen begeleid worden door bomenrijen en meer besloten beplantingen, is er op de kreekruggen sprake van een kleinschalig karakter met op bepaalde plekken lange zichtlijnen. Aan de noordzijde van Serooskerke is er eveneens sprake van een kleinschalig landschap waar weiden en akkers afgewisseld worden met boomgaarden en windhagen.

De noordrand van Serooskerke heeft een groen karakter, dat voornamelijk wordt gevormd door boomgaarden en de bijbehorende windhagen. Vanaf de provinciale wegen N287 en N57 heeft Serooskerke drie belangrijke entrees. Het betreft de dorpsentrees bij de kruisingen Torenstraat/Oostkapelseweg/ Wilgen- hoekweg, Vrouwenpolderseweg/ Molenweg en Noordweg/Gapingseweg.

De ontwikkeling van Serooskerke laat in hoofdlijnen een bouwgeschiedenis zien van kleine bouwstromen en van grote individuele vrijheid. In de basis ontwikkeling geven de kerkring, de radiale wegen op de kreekrug en landgoederen, structuur aan de groei van het dorp.


Landschappelijke onderlegger

De grondslag van Serooskerke is leesbaar in haar grondgebruik en de historische dorpsstructuur. Een dorp gebouwd op hoger gelegen zandruggen, begeleid door een slingerend krekenstelsel. Een stelsel dat na de ruilverkaveling bovengronds is recht getrokken doch ondergronds nog altijd door het land slingert. Soms zichtbaar, soms onzichtbaar. Met het veranderende klimaat zal de ondergrond een steeds grotere rol gaan spelen in de duurzaamheid van het gebruik. Zo ook in De Woongaard.

De ontwikkeling van De Woongaard vormt, gelet op de invulling en doelstelling, geen aantasting van een cultuurhistorisch waardevol landschap.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Voor het overige is ten aanzien van de bedrijfsactiviteiten gebruik gemaakt van de inschaling van de bedrijven zoals deze in het bestemmingsplan Kom Serooskerke heeft plaatsgevonden. Zowel het bedrijf aan de Vrouwenpolderseweg 53b (diervoeder- en kunstmesthandel) als op nummer 22 (verkooppunt voor motorbrandstoffen) en nummer 53c (brandweer) kennen een algemene toelaatbaarheid in milieucategorie B1. Daarnaast is bij het verkooppunt voor motorbrandstoffen in het bestemmingsplan de verkoop van LPG toegelaten en is de brandweer ingeschaald in categorie C. Categorie B1 betreft Bedrijfsactiviteiten die direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. Categorie C betreft activiteiten genoemd onder categorie B2, waarbij vanwege relatief grote verkeersaantrekkende werking een directe ontsluiting op hoofdinfrastructuur gewenst is. Daar waar mogelijk conflicterende situaties ontstaan tussen de genoemde activiteiten en de beoogde nieuw te bouwen woningen, betreft het geluidsaspecten, waarvoor wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek zoals dat in paragraaf 4.6 is beschreven en als bijlage is bijgevoegd. Andere beperkingen voor zowel de woningen als de bedrijven zijn niet te verwachten, nu het verkooppunt voor motorbrandstoffen een onbemand tankstation omvat, waar LPG niet langer wordt verkocht. In de paragraaf 4.5 Externe veiligheid wordt dit nader toegelicht.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de kwaliteit van de bodem ter plaatse is er door SMA Zeeland B.V. een tweetal onderzoeken uitgevoerd in opdracht van de gemeente Veere. Dit betreft het:

  1. 1. Eindrapport verkennend bodemonderzoek Vrouwenpolderseweg 26 Serooskerke, van 21 december 2005 met projectnummer 850274.
  2. 2. Eindrapport verkennend bodemonderzoek inclusief asbest Vrouwenpolderseweg 26 te Serooskerke, van 16 juni 2017 met projectnummer 23170188.


Het verkennend onderzoek als genoemd onder 1. is uitgevoerd ten behoeve van de aankoop van de gronden door de gemeente Veere. Het doel was om te onderzoeken of het gebruik van de gronden als boomgaard heeft geleid tot verontreiniging van de grond of het grondwater. Ten tijde van het onderzoek zijn verhoogde gehalten van diverse stoffen aangetroffen, zoals lood, kwik, PAK, DDT/DDE/DDD en HCH's, in de bodem. In enkele grondwatermonsters is een verhoogd gehalte aan nikkel aangetroffen. Een nader onderzoek naar de ernst en omvang van de verontreiniging met lood in de grond en nikkel in het grondwater wordt aanbevolen.

In aanvulling op het onderzoek heeft de gemeente aangegeven dat deze stoffen zijn aangetroffen ter plaatse van een in het verleden gedempte greppel. De gemeente zal er na de bestemmingswijziging, maar voor overdracht van de gronden aan De Woongaard, voor zorgdragen dat deze greppel tot 0,5 m -mv wordt ontgraven en vervangen voor schone teelaarde ten behoeve van de nieuwe functie.

Ten behoeve van de verkoop van de gronden aan De Woongaard is in aanvulling op het onderzoek uit 2005 een tweede verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit verkennend onderzoek als genoemd onder 2 is gebleken dat:

  • in de bovengrond in de ondergrond achtergrondwaarde-overschrijdingen voor enkele zware metalen en organochloorbestrijdingsmiddelen zijn aangetoond;
  • in de ondergrond plaatselijk een geringe achtergrondwaarde-overschrijding voor kobalt is aangetoond;
  • in het grondwater geringe streefwaarde-overschrijdingen voor naftaleen, xylenen en plaatselijk Per zijn aangetoond, evenals natuurlijke streefwaarde-overschrijdingen voor barium en plaatselijk molybdeen;
  • in de gedempte greppel geen asbest is aangetroffen.


De conclusie is echter dat de op de onderzoekslocatie geconstateerde verhoogde gehalten in de grond en het grondwater geen aanleiding geven tot het uitvoeren van aanvullend of nader bodemonderzoek. De grond mag echter niet zonder meer worden verplaatst op of van de onderzoekslocatie.

De volledige rapporten zijn als bijlage 3 en 4 bij dit bestemmingsplan gevoegd.


PFAS

Nadat de bodemonderzoeken als hiervoor beschreven tot stand zijn gekomen, dat wil zeggen vanaf 8 juli 2019, geldt er een verplichting om de grond op PFAS (poly- en perfluoroalkylstoffen) te analyseren. In opdracht van de gemeente Veere is een aanvullend onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan vormen geen belemmering voor de uitvoering van het project.

4.5 Externe Veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving zoals:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.


Twee begrippen staan in dit beleidsveld van de externe veiligheid centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).


Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is omschreven als de kans dat een persoon die gedurende een heel jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, ten gevolge van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden.

In het relevante beleid- en wetgevingskader geldt het PR met de risicocontour van de kans één op een miljoen per jaar (kans 10-6 per jaar) als grenswaarde voor kwetsbare objecten. Vanwege de definiëring als grenswaarde kan hiervan niet worden afgeweken. Voor beperkt kwetsbare objecten werkt deze norm slechts als een richtwaarde. Van een richtwaarde kan na een uitgebreide motivering eventueel worden afgeweken. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de kans van één op de honderdduizend per jaar (kans 10-5 per jaar) als grenswaarde.

Kwetsbare objecten zijn gebouwen of verblijfsterreinen waar zich kwetsbare en/of grote groepen personen (kunnen) bevinden. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen of verblijfsterreinen waar dat doorgaans niet het geval is. Een limitatieve opsomming van (beperkt) kwetsbare objecten, wordt in de wetgeving niet gegeven. Het bevoegd gezag heeft daarom een zekere mate van beoordelingsvrijheid over wat zij in een specifieke situatie als kwetsbaar object beschouwt.


Groepsrisico (GR)

Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen van 10, 100 en 1.000 personen tegelijk komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen. Het GR is niet genormeerd. Hiervoor geldt enkel een oriënterende waarde waarboven een afweging gemaakt moet worden over de aanvaardbaarheid van de risico's. De oriënterende waarde is gelijk aan de factor 1 en die is grafisch in de fN-curve weergegeven door de rechte lijn die de punten N=10 personen bij f=10-5, N=100 personen bij f=10-6 en N=1.000 personen bij f=10-8 kruist, zie onderstaande figuur .


afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0006.png"
Figuur 6 | Voorbeeld van een fN-curve voor het groepsrisico

Het GR wordt enkel bepaald voor het invloedsgebied van een risicobron. Het invloedsgebied is het gebied waarin personen worden meegeteld voor de berekening van het GR. Veelal wordt hiervoor het gebied gebruikt dat is gelegen binnen de 10-8-contour van het PR (het gebied dat wordt getroffen door een ongeval met een kans van één op honderd miljoen per jaar). Aangezien sommige ongevalscenario's ook bij (nog) kleinere ongevalkansen nog tot dodelijke slachtoffers kunnen leiden, wordt in die gevallen het gebied gebruikt waarbinnen nog 1% van de aanwezige personen kan komen te overlijden (de zogenaamde 1%-letaliteitsgrens).

Wet Basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes

Per 1 april 2015 zijn de Wet Basisnet en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden. In de wet is het Basisnet juridisch verankerd. Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Hiermee wordt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) beoogt om duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten en de daarbij behorende maximale omvang van de risico's die dat transport mag veroorzaken.

Het Bevt vormt het toetsingskader voor ruimtelijke plannen voor het vervoer over de weg, het spoor en het water. Op basis van het Bevt gelden de volgende normen.

  • De contour van het PR met een kans van 10-6 per jaar geldt als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. De ligging ervan is te vinden in de bijlagen bij de Regeling Basisnet.
  • Het groepsrisico dient berekend te worden voor de realisatie van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen een afstand van 200 meter van route die is aangewezen in het Bevt. Daarbij geldt dat het groepsrisico berekend en (uitgebreid) verantwoord moet worden indien:
      1. a. het groepsrisico hoger is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde of,
      2. b. het groepsrisico met meer dan 10% toeneemt of,
      3. c. de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Bij het mogelijk maken van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten in het plasbrandaandachtsgebied (PAG) gemotiveerd moet worden waarom deze objecten toelaatbaar zijn, gelet op de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen.


Onderzoek

Het onderzoek naar de relevante risicobronnen is verricht op basis van de nationale risicokaart (www.risicokaart.nl geraadpleegd november 2019). Daarnaast is een voormalige risicobron relevant voor dit bestemmingsplan op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan Kom Serooskerke.

Relevante risicobronnen

In de nabijheid van het plangebied bevindt zich volgens de risicokaart een relevante risicobron. Dat is namelijk de Rijksweg N57 waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, zie ook figuur 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0007.png"Figuur 7 | Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl)

De Rijksweg N57 is een route die is aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen en die deel uitmaakt van het Basisnet. De route is opgenomen in bijlage I van de Regeling Basisnet, zie tabel 1.

route risicoplafonds plasbrandaandachtsgebied
wegvak nummer naam Basisnetweg afstand contour tot aan de weg
PR 10-6 PR 10-7
Ze12 N57: afrit N287 (Serooskerke) - Middelburg 0 m 73 m NEE

Tabel 1 | Gegevens risicocontouren relevante wegvak uit Bijlage 1 van de Regeling Basisnet


Uit tabel 1 blijkt dat de ligging van de maatgevende contour van het PR (die met kans 10-6 per jaar) als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de Rijksweg N57 ter plaatse van het plangebied zich niet buiten de weg bevindt. Evenmin is rondom het betreffende wegvak een zone aangewezen als plasbrandaandachtsgebied.

Het plangebied bevindt zich binnen 200 meter afstand van de weg. Op grond van het Bevt moet daarmee in beginsel het groepsrisico inzichtelijk worden gemaakt. Het invloedsgebied waarbinnen het groepsrisico kan worden bepaald, blijkt zich echter niet binnen het plangebied te bevinden (PR 10-7 per jaar, zie tabel 1). De beoogde ontwikkeling van het plangebied tot nieuwe woonwijk bevindt zich daarmee niet binnen het invloedsgebied van deze risicobron en een beoordeling van het groepsrisico kan daarom ook achterwege blijven.

De beoogde ontwikkeling van het plangebied voldoet daarmee aan de normstelling uit het Bevt.


Voormalige risicobron: LPG-tankstation Vrouwepolderseweg

Aan de Vrouwepolderseweg bevond zich een benzineservicestation waar ook LPG werd verkocht. In het geldende bestemmingsplan Kom Serooskerke is de mogelijkheid tot verkoop van LPG op deze locatie juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Rondom het voormalige tankstation is in de juridische planregeling een gebiedsaanduiding opgenomen, zie figuur 8.

Op grond van artikel 22.3.2 van de planregels geldt dat op gronden die zijn voorzien van deze aanduiding nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, zoals woningen, niet zijn toegestaan.

Momenteel is het benzineservicestation ingericht voor uitsluitend zelf-service. Verkoop van LPG vindt momenteel niet plaats. Daarmee is geen sprake van een actuele risicobron. Op grond van artikel 5.67 van de Activiteitenregeling is het ook niet toegestaan ter plaatse LPG wordt verkocht. Dat artikel bepaalt immers dat in geval van verkoop van LPG altijd een toezichthoudend persoon aanwezig moet zijn.

Dit bestemmingsplan zal, na inwerkingtreding, het onderliggende bestemmingsplan Kom Serooskerke vervangen voor zover het plangebied van dit bestemmingsplan dat van het plan Kom Serooskerke overlapt. Het huidige verbod uit artikel 22.3.2 van plan Kom Serooskerke, heeft daarom geen doorwerking naar dit bestemmingsplan en staat de vaststelling ervan niet in de weg. Omdat geen sprake is van een actuele risicobron, is evenmin sprake van een invloedsgebied waarvoor het groepsrisico moet worden beoordeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0008.png"

Figuur 8 | Gebiedsaanduiding veiligheidszone bestemmingsplan Kom Serooskerke

Wanneer in de toekomst de verkoop van LPG ter plaatse van het tankstation zou worden hervat, zal hiervoor een nieuwe beoordeling moeten plaatsvinden op basis van de dan geldende wet- en regelgeving. Het is dan aan het bevoegd gezag om de risico's die samenhangen met de verkoop van LPG ter plaatse, te beoordelen op basis van de nieuwe situatie.


Conclusie

Uitgaande van de risicokaart bevindt zich nabij het plangebied een relevante risicobron. Dat is het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijksweg N57.

Uit de gegevens van het risicoregister en de Regeling Basisnet blijkt dat de beoogde ontwikkeling van het plangebied voldoet aan de normstelling uit het Bevt.

Vanwege de geringe omvang van het invloedsgebied die samenhangt met deze risicobron is een beoordeling van het groepsrisico voor de ontwikkeling van het plangebied tot woonwijk niet noodzakelijk.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.

Ten behoeve van de ontwikkeling van De Woongaard is door Kraaij Akoestisch Adviesbureau onderzoek uitgevoerd naar zowel industrielawaai en wegverkeerslawaai. De resultaten hiervan zijn neergelegd in de rapporten 'Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan 'Vrouwenpolderseweg' in Serooskerke (Gemeente Veere)' van 24 februari 2020 met nummer BP.1721.R01 en 'Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Bestemmingsplan 'Vrouwenpolderseweg' in Serooskerke (Gemeente Veere)' van 24 februari 2020 met nummer BP.1721.R02, die als bijlage 6 bij dit bestemmingsplan is gevoegd. De tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediende zienswijze heeft geleid tot een actualisatie van het eerstgenoemde onderzoek met inachtneming van de door de indiener van de zienswijze aangeleverde informatie. De actualisatie van het onderzoek is neergelegd in het rapport BP.1721.R01 van 12 januari 2021 en als bijlage 5 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

4.6.1 Industrielawaai

Het onderzoek beoogt de geluidbelasting vanwege twee bedrijven (de brandweerkazerne aan de Vrouwenpolderseweg 53c en de detailhandel in diervoeder aan de Molenweg 2) en de voetbalvereniging aan Kadetweg 2 op de planlocatie in beeld te brengen. Hierbij staan twee vragen centraal:

  1. 1. Wat is de invloed van de bedrijven en de voetbalvereniging op het woon- en leefklimaat en is er sprake van een goede ruimtelijke ordening?
  2. 2. Worden de bedrijven en de voetbalvereniging in hun bedrijfsvoering beperkt als er woningbouw wordt gepleegd op deze locatie?

Uit de conclusies zoals die in het rapport zijn opgenomen blijkt dat de eerst vraag bevestigend, en de tweede vraag ontkennend kan worden beantwoord. De conclusie van het onderzoek luidt als volgt:

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

Op basis van de rekenresultaten wordt geconcludeerd dat zowel het dierenvoederbedrijf als de brandweerkazerne niet in zijn huidige bedrijfsvoering wordt belemmerd. Het woon- en leefklimaat kan worden beoordeeld als 'goed' tot 'zeer goed'. Indien uitgegaan wordt van de maximaal planologische situatie voor het perceel van het diervoederbedrijf, is het woon- en leefklimaat bij de woningen tegenover het bedrijf te kwalificeren als 'redelijk' en in de rest van het plangebied als 'goed' tot 'zeer goed'.


Maximaal geluidniveau

Brandweer

Het maximaal geluidniveau is voor wat betreft het uitrukken van de brandweer met prio 1 (sirenes) van invloed op het woon- en leefklimaat ter plaatse. Aangezien het om een calamiteitendienst gaat, wordt deze situatie aanvaardbaar geacht.

Omdat het gebruik van sirenes in het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt uitgesloten van toetsing aan de geluidnormen, is geen maatwerkvoorschrift noodzakelijk. In de reguliere bedrijfssituatie treedt er in de nachtperiode een normoverschrijding op van ten hoogste 5 dB(A) op de bouwnummers 1, 2 en 20 tot en met 25. Hiervoor dient een maatwerkvoorschrift te worden opgesteld. Het maatwerkvoorschrift dient een maximaal geluidniveau van ten hoogste 65 dB(A) op de gevels van de woningen van die bouwnummers vast te stellen.


Diervoederbedrijf

Het maximaal geluidniveau vanwege het diervoederbedrijf overschrijdt de geluidnorm van 65 dB(A) in de avond- en 60 dB(A) in de nachtperiode op de bouwnummers 2, 15 en 18 tot en met 24. Voor de bouwnummers 18 tot en met 25 wordt alleen de geluidnorm van 60 dB(A) in de nachtperiode overschreden.

Voor zover thans bekend wordt er alleen in de dagperiode gelost en is er geen sprake van een belemmering in de bedrijfsvoering. Indien het bedrijf tussen 19.00 en 23.00 uur laad- en losactiviteiten ontplooit is er sprake van een belemmering in de bedrijfsvoering. Deze belemmering treedt niet alleen op vanwege de nieuwbouw, maar ook ten gevolge van de bestaande bouw. De bestaande bouw betreft de geluidgevoelige (wwon)bestemming op het terrein van het bedrijf zelf. Indien ter plaatse van de bestaande bouw wordt voldaan aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, wordt automatisch ook voldaan ter plaatse van de nieuwbouw. In die zin is er geen sprake van een belemmering in de bedrijfsvoering, uitgaande van het vigerend bestemmingsplan “Kom Serooskerke” in combinatie met de planontwikkeling “De Woongaard Serooskerke”.

Voor de normoverschrijding op de bouwnummers 2, 15 en 18 tot en met 24 dient wel een maatwerkvoorschrift te worden opgesteld. Dit maatwerkvoorschrift is inmiddels vastgesteld.

Om een goed woon- en leefklimaat in de woningen te bewerkstelligen, wordt geadviseerd voor deze woningen voldoende geluidwering te realiseren. Op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden geluidnormen voor het maximaal geluidniveau in geluidgevoelige ruimtes bij aanpandige situaties. Analoog aan die regelgeving mag het maximaal geluidniveau in de avondperiode in een geluidgevoelige ruimte niet meer bedragen dan 50 dB(A). In onderstaande tabel is de vereiste geluidwering opgenomen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0009.png"

Tabel 2 | Vereiste geluidwering a.g.v. het diervoerderbedrijf

Op grond van het Bouwbesluit geldt voor nieuw te bouwen woningen een minimaal vereiste geluidwering van 20 dB(A). De bouwnummers 2, 15, 23 en 24 voldoen hier aan. Bij deze minimale eis is er dus eveneens sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woningen. Voor de andere woningen geldt dat de geluidwering hoger moet zijn dan de minimale eis uit het Bouwbesluit. Omdat de woningen gasloos worden gebouwd en dus gebruikt gemaakt wordt van een gebalanceerd ventilatiesysteem, zal de geluidwering van de woningen hoger zijn dan 25 dB(A). Dus ook voor de andere woningen geldt dat in de woningen er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Sportvelden

Het maximaal geluidniveau vanwege de sportvelden overschrijdt de aanvaardbare waarde van 65 dB(A) in de avondperiode op de woningen met bouwnummers 6 tot en met 8 en 10. Om een goed woon- en leefklimaat in de woningen te bewerkstelligen, wordt geadviseerd voor deze woningen voldoende geluidwering te realiseren. Op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden geluidnormen voor het maximaal geluidniveau in geluidgevoelige ruimtes bij aanpandige situaties. Analoog aan die regelgeving mag het maximaal geluidniveau in de avondperiode in een geluidgevoelige ruimte niet meer bedragen dan 50 dB(A). In onderstaande tabel is de vereiste geluidwering opgenomen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0010.png"

Tabel 3 | Vereiste geluidwering a.g.v. de sportvelden

Op grond van het Bouwbesluit geldt voor nieuw te bouwen woningen een minimaal vereiste geluidwering van 20 dB(A). Bij deze minimale eis is er dus eveneens sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woning. Aanvullende gevelmaatregelen zijn niet noodzakelijk.

Vanuit de gemeente is bevestigd dat het gebruik van het trainingsveld beëindigd wordt, voordat de woningen zullen worden bewoond. Er is dan ook geen noodzaak extra maatregelen te treffen of in de bouwregels een geluidwerende voorziening voor te schrijven.

Het volledige rapport is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

4.6.2 Wegverkeerslawaai

Bij een bestemmingsplanwijziging is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai verplicht, indien de planlocatie zich binnen de geluidzone van een weg bevindt. In onderhavige situatie is de planlocatie gelegen langs de Vrouwenpolderseweg en nabij de N57.

De Vrouwenpolderseweg is buiten de bebouwde kom zoneringsplichtig op grond van de Wet geluidhinder. Op grond van deze wet moet de geluidbelasting op de woningbouwlocatie, welke binnen de geluidzone van deze weg is gelegen, worden bepaald. Het binnen de bebouwde kom gelegen deel van de Vrouwenpolderseweg heeft een maximum toegestane rijsnelheid van 30 km/u. Dergelijke wegen hebben formeel volgens de Wet geluidhinder geen geluidzone en vallen zodoende buiten de toetsingsplicht. Op basis van jurisprudentie is het, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, wenselijk de geluidbelasting vanwege 30 km/u wegen te beschouwen als zij een relevante bijdrage leveren aan de geluidbelasting op de nieuwbouw. Dit is voor dit gedeelte van de Vrouwenpolderseweg mogelijk het geval.

Het plangebied bevindt zich eveneens binnen de zone van de N57.

Het akoestisch onderzoek heeft dus tot doel de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai te bepalen en deze te toetsen aan de normen uit de Wet geluidhinder en te beoordelen op de aanvaardbaarheid van het akoestisch woon- en leefklimaat ofwel de aanwezigheid van een goede ruimtelijke ordening.


Vrouwenpolderseweg (buiten de bebouwde kom)

Op basis van de rekenresultaten wordt geconcludeerd dat de geluidbelasting vanwege het gezoneerd deel van de Vrouwenpolderseweg voldoet aan den de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Nader onderzoek naar geluidwerende maatregelen is niet noodzakelijk. Ook hoeft er geen hogere waarde te worden vastgesteld.


N57

Op basis van de rekenresultaten wordt geconcludeerd dat de geluidbelasting vanwege de N57 voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Nader onderzoek naar geluidwerende maatregelen is niet noodzakelijk. Ook hoeft er geen hogere waarde te worden vastgesteld.


Vrouwenpoldersweg (30 km/ uur gedeelte, binnen de bebouwde kom)

Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting vanwege het niet geluidgezoneerd gedeelte van de Vrouwenpolderseweg ten hoogste 41 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de richtwaarde van 48 dB en is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.


Gecumuleerde geluidbelasting/ Beoordeling woon- en leefklimaat

Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting op twee toetspunten (geveldelen) 51 dB bedraagt. Hier wordt het woon- en leefklimaat als 'redelijk' betiteld. Het woon- en leefklimaat bij de overige gevels van de woningen binnen het plangebied is overwegend 'zeer goed' tot 'goed'.

Toets aan Bouwbesluit

De minimumeis voor de karakteristieke geluidwering is op grond van het Bouwbesluit 20 dB. Daarnaast mag, indien er een hogere waarde besluit is vastgesteld, de karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied niet kleiner zijn dan het verschil tussen de in dat besluit opgenomen hoogst toelaatbare geluidbelasting en 33 dB. De geluidbelasting op de gevels waar mee gerekend moet worden is exclusief aftrek conform art. 110g van de Wet geluidhinder.

Aangezien er in onderhavige situatie geen hogere waarde wordt vastgesteld, geldt de minimum eis van 20 dB voor de karakteristieke geluidwering. Om een goed woon- en leefklimaat in de woningen te garanderen, dient in een verblijfsruimte de binnenwaarde ten hoogste 35 dB te bedragen. Omdat de minimumeis van de karakteristieke geluidwering op grond van het Bouwbesluit 20 dB bedraagt, is tot en met een geluidbelasting van 35+20 = 55 dB een goed woon- en leefklimaat in de geluidgevoelige ruimtes gegarandeerd.

Omdat de gecumuleerde geluidbelasting ten hoogste 51 dB bedraagt, is een goed woon- en leefklimaat in de geluidgevoelige ruimtes gegarandeerd.

Het volledige onderzoek is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

4.7 Duurzaamheid

Centraal in het project staat sociale duurzaamheid, dit komt onder andere tot uiting in de wijze waarop de bewoners met elkaar samen leven: temidden van een gezamenlijke tuin met gezamenlijke voorzieningen.

Er wordt uitgegaan van comfortabele, goed geïsoleerde woningen die in het gebruik zo min mogelijk energie nodig hebben: nul op de meter. De energie die er nog nodig is wordt ter plaatse op een duurzame manier opgewekt. Daarbij wordt door de bewoners van De Woongaard 'bewust' omgegaan met het eigen energiegebruik.

Er worden dampopen gevels toegepast, hierdoor word een gezond binnenklimaat gerealiseerd met een goede natuurlijke vochthuishouding en warmteregulering. Het toepassen van dampopen gevels voorkomt bovendien condensatie, schimmelvorming en bacteriegroei in bouwconstructies.

Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van materialen van natuurlijke, biologische oorsprong. Materialen die niet belastend zijn voor het milieu en bovendien een gezond binnenklimaat bevorderen. Er wordt hierbij ook gezocht naar materialen die lokaal beschikbaar zijn, zoals: schelpen, wieren, zeegrassen, vlas en hennep.

De Woongaard wil een mooie, duurzame én sociale woonomgeving creëren en een voorbeeldfunctie vervullen voor de ontwikkeling van andere duurzame (cpo) projecten in Zeeland.

Ecologisch, duurzaam en energiezuinig:

  • Zeer goed isolerende daken, muren en vloeren.
  • Sedum begroeing zal worden toegepast op dakvlakken die door hun ligging minder geschikt zijn voor energieopwekking.
  • Zeer goed isolerende ramen met HR++ glas of triple glas.
  • Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van biobased materialen.
  • Ter plaatse opwekken van duurzame energie oa. door middel van zonnepanelen en collectoren.
  • Er wordt uitgegaan van EPC=0 en gestreefd naar 'nul op de meter' woningen.
  • Systemen voor ventilatie en verwarming die niet belastend zijn voor het milieu.
  • Daar waar mogelijk warmte terugwinnen.
  • Meetapparatuur die energiegebruik inzichtelijk maakt.
  • Gebruik A+(++) label huishoudelijke apparatuur en verlichting.
  • Natuurlijke infiltratie van regenwater door halfverharding, molgoten en wadi.

4.8 Kabels En Leidingen

In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante solitaire leidingen en leidingstroken, hoogspanningsverbindingen en optisch vrije paden voor telecommunicatieverbindingen aanwezig zijn. Dit houdt in dat er vanuit dit oogpunt geen milieubelemmeringen voor de in het plangebied aanwezige functies aan de orde zijn.

4.9 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In onderhavig geval is sprake van een ontwikkeling met slechts 25 woningen, zodat hieraan wordt voldaan.

4.10 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Op 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming in werking getreden, waarin de bescherming van de natuur, ten opzichte van de voorheen geldende wetgeving, gemoderniseerd en vereenvoudigd is. Op provinciaal niveau is het Natuurnetwerk Zeeland (voorheen EHS), als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland, vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018.

Binnen de wetgeving is een onderverdeling gemaakt in soortenbescherming en gebiedsbescherming. Bij de wetgeving ten aanzien van de soortenbescherming gaat het erom, dat het voortbestaan van de soort niet in gevaar komt, terwijl de gebiedsbescherming gericht is op het veilig stellen van grotere gebieden om bijzondere ecosystemen of leefgebieden (habitats) te kunnen beschermen en behouden.

Door Buijs Eco Consult B.V. is Quickscan Wet natuurbescherming bouwvlak 20 woningen Vrouwenpolderseweg Serooskerke uitgevoerd met als doel het opsporen van eventuele strijdigheden die door de voorgenomen ingreep/ontwikkeling met de huidige (en per 01/01/2017 van kracht geworden) Wet natuurbescherming kunnen ontstaan. En verder het bepalen of de aanvraag van een ontheffing (gebiedsbescherming/soortbescherming) danwel het werken volgens een goedgekeurde gedragscode noodzakelijk is. De resultaten zijn neergelegd in een rapport met Projectnummer 180420, gedateerd 25 maart 2019, dat als bijlage 7 bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen in de directe omgeving van beschermde gebieden (zie figuur 9). Het Natura 2000 gebied Veerse Meer ligt meer dan 3 km afstand evenals de Manteling van Walcheren en Voordelta. Vanwege de afstand van plangebied tot Natura 2000 gebied zijn (behalve stikstof) geen effecten te verwachten. Voor het voorgenomen plan dient wel een separate Aerius-berekening (stikstof) te worden gemaakt om te beoordelen of er sprake is van overschrijding van stikstof op stikstofgevoelige habitattypen en hiermee alsnog een vergunningplicht dan wel meldplicht bij de Provincie Zeeland aan de orde is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0011.png"

Figuur 9 | Globale ligging plangebied (binnen rode contour) ten opzichte van Natura 2000 (donker blauw) (bron ondergrond: kaarten Zuid Holland)

Ook is nabij het directe plangebied geen Natuur Netwerk Nederland (NNN) aanwezig (zie figuur 10). Wel is op circa 400 meter afstand het park Welgelegen aanwezig dat is aangewezen als NNN. Vanwege de afstand tot het door bebouwing en tuinen omringde NNN gebied Welgelegen (> 400 m) zijn geen effecten denkbaar op dit gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0012.png"

Figuur 10 | Globale ligging plangebied (rode contour) ten opzichte van NNN gebied (groene vlakken) (bron: Kaarten Zeeland)

Stikstofdepositie

De ontwikkeling omvat maximaal 25 gasloze woningen. De locatie is een voormalige perenboomgaard van circa 1,5 hectare, die gedeeltelijk omheind wordt door een windsingel van elzenbomen. De beoogde locatie ligt op circa 3 kilometer afstand van de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (Manteling van Walcheren en Veerse Meer). Andere Natura 2000-gebieden liggen op (veel) grotere afstand van de locatie (zie ook figuur 1). Vanwege deze grote afstand zijn effecten als verstoring, versnippering, verdroging etc. op voorhand uitgesloten. Effecten als vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie zijn op dergelijke afstanden niet op voorhand uit te sluiten. Ten behoeve van de ontwikkeling is dan ook een Aerius-berekening uitgevoerd, om de depositie-effecten op Natura 2000 gebied in de aanlegfase en de gebruiksfase te bepalen. Tevens zijn de resultaten hiervan door Rho in een memo van 1 oktober 2019 vastgelegd. Na berekening geeft het programma aan dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j, zodat effecten zijn uitgesloten. Het memo is als bijlage 8 bijgesloten.

Soortenbescherming

Grondgebonden zoogdieren

Tijdens de werkzaamheden kunnen kleine algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren worden verstoord en hun vaste verblijfplaatsen vernield. Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor deze soort een vrijstelling van een ontheffingsaanvraag. Hierbij moet wordt het zorgplichtprincipe worden toegepast. Schade aan algemeen voorkomende zoogdieren is maar moeilijk te voorkomen. De effecten worden verminderd door de werkzaamheden buiten de voortplantingsperiode (en bij voorkeur ook buiten winterrustperiode) te plannen en uit te voeren.

Deze bepaling komt voort uit de 'algemene zorgplicht' zoals die in de Wet natuurbescherming is beschreven en voorkomt (zo veel als mogelijk) overtreding van de verbodsbepalingen.

De gunstige staat van instandhouding van de algemeen voorkomende zoogdiersoorten is niet in het geding.


Vleermuizen

Op basis van het veldbezoek en bureaustudie van de quickscan is vastgesteld dat (in de directe omgeving van de planlocatie) vleermuizen aanwezig zijn en mogelijk functies vervullen (woonhuis en opstallen). Echter blijven het voor vleermuizen in potentie geschikte woonhuis en bijbehorende opstallen (inclusief tuin) behouden. Het is voorzienbaar dat de (voor vleermuizen niet potentiele) metalen loods zal verdwijnen. Doordat geschikte verblijfplaatsen verder ontbreken worden er geen effecten verwacht op vleermuizen. Door het intensief agrarisch gebruik van de boomgaard wordt de boomgaard zelf minder functioneel verwacht voor vleermuizen als foerageergebied. Bovendien wordt het plangebied omringd door potentieel foerageergebied in de opgaande beplanting op- en rond de begraafplaats en voetbalvelden. Door de aanwezigheid van meerdere groenstructuren rond het plangebied gaan geen essentiële functies voor vleermuizen verloren.

De gunstige staat van instandhouding van vleermuizen is niet in het geding.


Vogelrichtlijnsoorten

Nesten van vogels worden verstoord door zowel bewegingen als geluid, maar niet elke vogel is even gevoelig. In het algemeen geldt dat regelmatige verstoring tijdens het broeden tot gevolg heeft dat het broedsel in de steek wordt gelaten door een gevoel van onveiligheid. Voor soorten die slechts één broedsel per jaar produceren betekend dit een verloren jaar. Voor vogels die meerdere broedsels per jaar produceren zijn de gevolgen veel minder desastreus. Die soorten kunnen dan een nieuwe broedplek zoeken en opnieuw eieren leggen en uit broeden. Indien de werkzaamheden worden uitgevoerd in de periode maart - augustus, dan worden daarbij veelal broedende vogels verstoord. Alle nesten, eieren en jongen zijn beschermd gedurende de voortplantingsperiode.

Het is niet mogelijk om een ontheffing te verkrijgen voor het vernielen/vernietigen van nesten van broedende vogels in kader van ruimtelijke ontwikkelingen. Als er nesten aanwezig zijn moeten de werkzaamheden worden uitgesteld tot het moment dat de jonge vogels uitvliegen.

Als er geen broedende vogels aanwezig zijn kunnen de werkzaamheden het hele jaar starten. In het plangebied komen zeker broedvogels voor, hierdoor dienen de werkzaamheden op deze locatie plaats te vinden buiten het kwetsbare broedseizoen, dus bij voorkeur na 15 augustus of voor 15 maart. Door buiten deze periode te werken is het aannemelijk dat er geen verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden.

De gunstige staat van instandhouding van de algemeen voorkomende broedvogelsoorten is niet in het geding.

De initiatiefnemers hebben aangegeven buiten de genoemde periode de werkzaamheden aan te vangen.

Amfibieën en reptielen

Algemeen voorkomende amfibieën kunnen in het plangebied voorkomen. In de omgeving is voldoende alternatief habitat aanwezig voor deze soortgroepen (groenstrook rondom sportveldencomplex). Na het bouwrijp maken kan in potentie geschikt biotoop ontstaan voor de rugstreeppad. Dit is namelijk een pioniersoort die bouwlocaties met plassen water snel weet te koloniseren. Het voorkomen van (tijdelijke) plassen water op de bouwlocatie is een goede beheermaatregel. Aanwezigheid van reptielen is niet aannemelijk door ontbreken geschikt habitat en verspreiding. Om effecten te verzachten vinden de ruimtelijke ingrepen (waarbij potentieel landbiotoop verwijderd wordt plaats in de periode augustus-november.

De gunstige staat van instandhouding van de algemeen voorkomende amfibieën is niet in het geding.

Vissen

Schade aan beschermde vissen wordt niet verwacht omdat er geen beschermde vissen in het plangebied voorkomen. Indien werkzaamheden aan de wateren plaats gaan vinden is met een zorgvuldige werkwijze (uitvoeringsperiode en werkwijze) uit te voeren zonder de gunstige staat van instandhouding van de voorkomende vissen in gevaar te brengen. Deze werkwijze bestaat bijvoorbeeld uit eventueel dempen richting open water en/of verbredingen uitvoeren vanuit het droge. Hiermee wordt invulling gegeven aan de zorgplicht. Ingrepen aan waterlopen worden niet verwacht.

De gunstige staat van instandhouding van de voorkomende vissen is niet in het geding.


Overig beschermde soorten

Er zijn geen effecten te verwachten op andere beschermde soorten, zoals dagvlinders, reptielen, libellen, kevers en andere ongewervelden.

De gunstige staat van instandhouding zal niet worden aangetast als gevolg van de voorgenomen ingreep.


Planten

Op de planlocatie zijn geen beschermde planten waargenomen. Op basis van het habitat worden de in de Wet natuurbescherming beschermde planten in het plangebied ook niet verwacht.

De gunstige staat van instandhouding van de voorkomende planten is niet in het geding.



Mitigerende maatregelen

Ter voorkoming van overtreding van verbodsbepalingen voor de planrealisatie en tijdens de uitvoering zoals volgen hier een aantal mitigerende maatregelen:


Zoogdieren

Effecten op zoogdieren zijn tijdelijk van aard, bovendien komen er alleen zoogdieren voor waarvoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen. Om effecten te verzachten wordt aanbevolen om het bouwrijp maken (verwijderen begroeiing) uit te voeren buiten de winter- en voortplantingsperiode (bij voorkeur in augustus tot en met september). Door richting de groenstroken van het voetbalveldencomplex te werken, hebben eventueel aanwezige zoogdieren een vluchtroute richting extensief gebied.


Vogels

Algemeen dienen de werkzaamheden voor bouwrijp maken buiten de periode van 15 maart tot 15 augustus te worden uitgevoerd. Voorafgaand aan de uitvoering wordt een controle in het veld uitgevoerd door een ter zake deskundig ecoloog.

Amfibieën

Op basis van verspreidingsgegevens worden alleen algemeen voorkomende amfibieën verwacht. Werken buiten de winterrust van amfibieën heeft de voorkeur (optimale uitvoeringperiode augustus-november). Na het bouwrijp maken kan de bouwlocatie in potentie geschikt raken voor de zwaar beschermde rugstreeppad. Tijdens de bouw dient tijdelijk voortplantingswater (ondiepe plassen op bouwlocatie) voorkomen te worden in de periode april - augustus. Indien wel aanwezig kan dit een aantrekkende werking hebben op rugstreeppadden. De rugstreeppad is namelijk een zeer mobiele soort die snel nieuwe gebieden kan koloniseren.


Aanbevelingen

Het rapport bevat diverse aanbevelingen. Deze worden door de initiatiefnemers in de uitvoeringsfase nagevolgd. Het betreft de volgende aanbevelingen:
Voorkom tijdens de uitvoering van het project dat er plassen water op de bouwlocatie ontstaan die rugstreeppadden kunnen aantrekken.

  • Bouw de woningen "natuur inclusief" met op de noordoostgevels eventueel inbouwvoorzieningen voor huismus en gierzwaluw en op de zuidoost georiënteerde gevels geïntegreerde vleermuisvoorzieningen.
  • Door toepassen van groene erfafscheidingen en aanplant van inheemse bomen en struiken in de woonwijk wordt de potentie voor alle soorten fauna vergroot en voorkomt hittestress en zorgt deels voor waterbuffering.
  • Indien waterbuffering is voorzien in de vorm van vijver of verbreden bestaande watergang wordt aanbevolen om zoveel mogelijk te werken met natuurvriendelijke oevers/taluds om de kansen voor biodiversiteit te vergroten.
  • De werkzaamheden (bouwrijp maken) uit te laten voeren onder ecologische begeleiding en opstellen van een bijbehorend ecologisch werkprotocol om risico's (rugstreeppad) te beheersen.

4.11 Niet Gesprongen Explosieven

Op locaties waar in het verleden oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden kunnen zogenoemde conventionele explosieven (CE) worden aangetroffen. In de gemeente Veere hebben in het verleden oorlogshandelingen plaatsgevonden. Er worden dan ook nog regelmatig explosieven gevonden. Bij de planvorming van (grootschalige) bouwprojecten wordt dan ook rekening gehouden met de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven.

Teneinde te beoordelen of ten behoeve van het uitvoeren van werkzaamheden onderzoek moet worden uitgevoerd naar het voorkomen van niet gesprongen (conventionele) explosieven, is de Explosievenkaart Veere geraadpleegd. Hieruit blijkt dat onbekend is of hier oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. Uit historisch oogpunt is het aannemelijk dat hier geen vliegtuigbommen liggen. Echter is hier niet uit te sluiten dat geen conventionele explosieven kunnen liggen. Wanneer er binnen deze gebieden grondroerende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, hoeft vooraf aan de werkzaamheden geen vooronderzoek te worden uitgevoerd conform de bestaande regelgeving. Het protocol "Toevalstreffer CE uit de WO II" is overigens wel van toepassing op deze gebieden.

4.12 Verkeer En Parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Gelet op de wijze waarop de ontwikkeling van De Woongaard wordt vormgegeven, en waarbij de ecologische footprint zo klein mogelijk wordt gehouden, onder meer door het voorgestane gebruik van deelauto's, wordt een parkeernorm van 1,6 pp/per woning aangehouden. Op het perceel is hiervoor voldoende ruimte aanwezig. Gelet op de beeldkwaliteit en de wens de woningen te situeren in een gemeenschappelijke tuin, wordt het parkeren vormgegeven langs de Vrouwenpolderseweg. Ten hoogste 40% van de perceelsbreedte wordt ingezet ten behoeve van deze functie teneinde het zicht vanaf het openbaar gebied op De Woongaard niet te laten overheersen door geparkeerde auto's. De planregels bevatten een verplichting tot het aanleggen en in stand houden van voldoende parkeergelegenheid.

Voor wat betreft de verkeersbewegingen kan de locatie worden aangemerkt als centrum-dorps, hetgeen leidt tot 6,3 verkeerbewegingen per woning per etmaal . In totaal zal er dus sprake zijn van 158 extra verkeersbewegingen per etmaal, die op de N287 en N57 opgaan in het heersende verkeersbeeld. De Vrouwenpolderseweg kan een dergelijke toename zonder problemen verwerken, de locatie is dicht bij de N57 gelegen, zodat de ontsluiting uitstekend is te noemen.

Rond wegen met een nationale en regionale stroomfunctie, gebiedsverbindende functie en gebiedsontsluitende functie geldt, aan beide zijden van de weg, een waarborgingszone van 40 meter uit de as van de weg. De N57 betreft zo'n weg met een gebiedsverbindende functie. De bijbehorende waarborgzone van 40 meter uit de as van de weg is door middel van een gebiedsaanduiding op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan Kom Serooskerke opgenomen. Deze ligt buiten het plangebied, zodat de beoogde ontwikkeling geen gevolgen heeft voor de verkeersplanologische functie van de weg voor de toekomst.

4.13 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.
Het plangebied is niet gelegen binnen een waterstaatswerk of beschermingszone van de waterkering.
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.
De (dak)oppervlakte van de bebouwing is maximaal 2.850 m² . De parkeerplaatsen en toegangspaden vormen een toename aan verhard oppervlak van circa 1960 m² . Uitgaande van een waterberging van 75 mm/m² is er een watercompensatie benodigd van 424 m³ . Deze wordt op de volgende manier vormgegeven:
- 645 m drainage-infiltratieranden rondom alle bebouwing, 30 cm breed, 40 cm diep;
- ongeveer 1.400 m² wadi's/poelen met een gemiddelde variabele hoogte van 30 cm.
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
Het regenwater wordt opgevangen op eigen terrein als hierboven beschreven bij "voorkomen overlast door oppervlaktewater". Het 'zwarte' water wordt afgevoerd via de riolering. Het 'grijze' water gaat naar het helofytenfilter, bij een overschot dat niet geïnfiltreerd raakt, wordt dit via een overstort naar de omliggende sloten afgevoerd. Toepassing van grijswater is alleen voor doorspoelen toiletten, bewateren tuin ect. Consumptie ervan is uitgesloten. Het gebruik van huishoudelijke schoonmaakmiddelen wordt opgenomen in het huishoudelijk regelement en zodoende geborgd. Nieuwe bewoners worden daarvan op de hoogte gesteld.
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.
Er is geen sprake van een kwetsbaar gebied. Van verdroging is geen sprake. De infiltratie op het terrein van alle hemelwater en van 65% van het gezuiverd huishoudwater kan de oppervlakte verdroging voorkomen in de zomersituatie. Door in de winter water naar de diepere bodem af te voeren kan de 100% infiltratie doelstelling gerealiseerd worden.

Alternatief blijft om het overtollige gezuiverde huishoudwater toch nog op het riool te lozen, ongeveer 40 liter ppd in de winter. Ook bij verzadiging van het helofytenfilter zal een nood overstort dienst doen om problemen te voorkomen.
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.
Er wordt niet gebouwd in of nabij een natuur- of infiltratiegebied of een gebied voor drinkwatervoorziening. Er wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende materialen zoals zink.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Het hemelwater wordt afgekoppeld/niet aangesloten op de riolering, conform de door het Waterschap gehanteerde afkoppelbeslisboom. Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
In het plangebied wordt geen oppervlaktewater gerealiseerd. Er zijn dus ook geen overstorten die uitkomen op het oppervlaktewater.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
Niet van toepassing.
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
Niet van toepassing.
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.
Er is geen sprake van oppervlaktewater in het plangebied. Wel wordt het plangebied aan de noord- en oostzijde hierdoor begrensd. Aan de noordzijde bevindt zich reeds beplanting, bij het vernieuwen hiervan wordt een watervergunning gevraagd. Aan de oostzijde is bij de planontwikkeling rekening gehouden met een vrije onderhoudsstrook van 5 meter.
Anderer belangen waterbeheer
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.
De ontwikkeling werkt niet belemmerend.
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap.
In het plangebied bevinden zich geen vaarwegen of wegen in eigendom van het waterschap, Rijkswaterstaat of de provincie. De toename aan verkeersbewegingen is beperkt en levert geen gebruiksschade op.

4.14 Molenbiotoop

Aan de Vrouwenpolderseweg 55a in Serooskerke is de molen de Jonge Johannes gelegen. Deze molen is een zogeheten achtkante beltmolen. De molen ligt buiten de bebouwde kom met weinig bebouwing in de directe omgeving. De landschappelijke waarde is groot, maar wordt verminderd door beplantingen. Uit de meeste richtingen is de windvang uitstekend.

Voor het behoud van de molen is het van belang dat deze technisch kan blijven functioneren. Een zoveel mogelijk onbelemmerde windtoetreding is daarvoor nodig. Bebouwing en begroeiing in de nabijheid van een molen veroorzaken windbelemmeringen, waardoor rendementsverlies ontstaat. Zelfs een geringe windsnelheidsreductie heeft al een grote vermindering van het vermogen van de molen tot gevolg. Daarnaast kunnen bebouwing en begroeiing leiden tot windturbulenties en tot sterk wisselende windkrachten op het wiekenkruis en askop, waardoor schade kan ontstaan aan het mechaniek van de molen (wanneer deze in bedrijf is). In de omgeving van een molen moeten dan ook beperkingen worden gesteld aan de hoogte van obstakels. Het gebied waarbinnen deze hoogtebeperkingen gelden, wordt molenbiotoop of molenbeschermingszone genoemd. Afhankelijk van het molentype en van de omgeving waarin de molen is gelegen, kan de molenbeschermingszone een groot gebied bestrijken (vele honderden meters). In de Handleiding Molenbiotoop van De Vereniging tot behoud van molens in Nederland ("De Hollandsche Molen") en op de website van de vereniging (www.molens.nl) zijn relevante molengegevens opgenomen waaronder een formule waarmee de hoogte kan worden berekend die een obstakel mag hebben op een bepaalde afstand van een molen, zonder te veel windbelemmering te veroorzaken. Deze formule luidt als volgt: H(x) = X/n+ (c*z).

waarin:

H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters);

X = afstand van een obstakel tot de molen (in meters)

n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare windreductie. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt: 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied;

c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2;

z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling).

Omgekeerd kan ook de afstand worden bepaald bij een bepaalde bouwhoogte: X = n(Hx-c*z). Hierbij dient de eerste 100 meter wel vrij te blijven van obstakels, dan wel in geval van een berg of stelling dient de obstakelhoogte niet hoger te zijn dan de berg- of stellinghoogte.

Het omringende gebied aan de zijde van de bebouwde kom van Serooskerke wordt gekenmerkt door een vrij dichte bebouwingsstructuur, welke overeenkomstig de genoemde handleiding en website moeten worden beschouwd als gesloten gebied (n = 50). De molen heeft een vlucht van 21,70 meter. De hoogte van de belt bedraagt 1,70 meter. De askop bevindt zich op een hoogte van circa 12,55 meter. Invulling van de relevante gegevens in genoemde formule leiden tot de in tabel B8.1 aangegeven richtafstanden en -hoogten.

Hx = X / n + c.z afstand in meters richthoogte obstakel in meters gesloten gebied (n=50) (huidig omgevingstype)
bij x = 100 100 4,51
bij x = 200 200 6,51
bij x = 300 300 8,51
bij x = 400 400 10,51
X = n(Hx-c.z)
hoogte in meters richtafstand obstakels in meters
4 74,5
5 124,5
6 174,5
7 224,5
8 274,5
9 324,5
10 374,5
11 424,5
12 474,5

Ook de gemeente Veere erkent het belang van behoud van deze cultuurhistorisch waardevolle molen. Het gemeentebestuur is daarbij wel van mening dat het toepassen van voornoemde formule resulteert in richthoogten en richtafstanden, waarvan afwijking mogelijk is. Binnen deze context wordt de molenbeschermingszone / molenbiotoop en de daarmee samenhangende richtafstanden en -hoogten door de gemeente beschouwd als één van de afwegingsfactoren bij de planologische beoordeling van ruimtelijke plannen en / of ontwikkelingen zoals nieuwbouw en herstructurering en herinrichting van bestaand stedelijk gebied. De gemeente is van mening dat vermelde formule niet altijd onverkort kan of moet worden toegepast. De mate waarin het molenbiotoop van een molen planologisch-juridisch moet worden beschermd moet immers het resultaat zijn van een afweging van alle in het geding zijnde belangen én rechten in het gebied. In de afweging is het volgende van belang en besloten:

Het gebruik van de molen

Een molen die bedrijfsmatig wordt gebruikt (dat wil zeggen voor het verkrijgen van een hoofdinkomen) verdient een sterkere bescherming dan een molen die slechts nu en dan draait. De molen is bedrijfsmatig in gebruik als onderdeel van de "Uitspanning De Jonge Johannes". Terughoudendheid ten aanzien van het beperken van bouwhoogten en hoogten van beplanting in de omgeving van de molen is in dit geval niet op zijn plaats, zeker gezien het feit dat er binnen een straal van 400 meter weinig bebouwing voorkomt. Concreet betekent dit dat de gemeente tot op een afstand van 400 meter van de molen beperkingen wenst op te leggen aan de hoogte van bestaande bebouwing en beplanting.


Het onderscheid in bestaande en nieuwe bebouwing

Bestaande rechten worden zoveel mogelijk gerespecteerd. In geval van nieuwe situaties geldt binnen een afstand van 100 meter uit de molen een bebouwingshoogte tot maximaal circa 4,51 meter. Op grotere afstand wordt de formule als uitgangspunt voor de berekening genomen.

4.15 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

In onderhavig geval is de gemeente eigenaar van de gronden van het plangebied en wordt het verplicht kostenverhaal op deze wijze verzekerd.

Vanzelfsprekend zijn de kosten die samenhangen met de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling voor de initiatiefnemers. De gemeente heeft zich ervan vergewist dat deze door hen gedragen kunnen worden, zodat de ontwikkeling economisch uitvoerbaar wordt geacht.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg


Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.


Provincie Zeeland

De provincie reageerde per brief van 1 juli 2020 op het plan. Er waren twee opmerkingen:

  1. 1. Er kan ingestemd worden met de aanbevelingen in de ecologische quick scan, mits ook gevolg wordt gegeven aan deze aanbevelingen en een ecologisch werkprotocol wordt opgesteld.
  2. 2. Er wordt verwezen naar een memo en uitgevoerde Aerius-berekeningen. Deze ontbraken bij de toegezonden stukken.


Overwegingen

  1. 1. Zoals bij de aanbevelingen al is aangegeven, conformeert De Woongaard zich hieraan en zal tijdig een dergelijk protocol worden opgesteld door een deskundige.
  2. 2. Deze zijn nagezonden en per e-mail van 11 augustus 2020 is bevestigd dat de berekeningen akkoord zijn.


Waterschap Scheldestromen

Het waterschap reageerde per e-mail van 15 juli 2020 op het plan. De voornaamste conclusie was dat De Woongaard ongeveer 75 vervuilingseenheden zal genereren, zodat het aansluiten van het huishoudelijk afvalwater op een IBA, in casu een helofytenfilter, geen haalbare oplossing is. Hierop heeft nader overleg plaatsgevonden tussen De Woongaard en het waterschap. Overeengekomen is het volgende:

  1. a. het 'zwart water circuit' (het afvalwater van het toilet) wordt rechtstreeks aangesloten op de riolering;
  2. b. het 'grijs water circuit' (het afvalwater van douche, wastafel, gootsteen, keuken etc.) wordt, na zuivering via het helofytenfilter, hergebruikt voor het doorspoelen van het toilet en, indien nodig, voor het beregenen van de (gemeenschappelijke) tuin. Om te voorkomen dat er chemicaliën worden gebruikt die de werking van het helofytenfilter kunnen schaden, wordt een bepaling aan het Huishoudelijk reglement van de Vereniging van Eigenaren toegevoegd.

Dit overleg heeft geresulteerd in het wateradvies van 12 augustus 2020, dat als bijlage 9 bij het bestemmingsplan is gevoegd. Hier wordt het volgende opgemerkt:

  1. 1. Het waterschap juicht de ideeën over het, waar mogelijk, hergebruiken van huishoudelijk afvalwater toe. Wel adviseren zij hierbij zorgvuldigheid te betrachten in het bouwproces om 'foute' aansluitingen te voorkomen.
  2. 2. Ook vraagt hergebruik via een helofytenfilter om een ander gebruik van schoonmaakmiddelen. Verzocht wordt dit in een latere fase af te stemmen met de heer J. Goossen van het waterschap.
  3. 3. Het waterschap merkt op dat het de wens is te werken met een helofytenfilter, wadi's en drainage. Voor zover hen bekend is, is de ondergrond beperkt geschikt voor infiltratie. Uit de contacten met De Woongaard blijkt dat beoogd wordt het water te hergebruiken in het grijswatersysteem van de woningen.
  4. 4. In de waterparagraaf is niet correct beschreven dat het terrein aan de noord- en oostzijde is begrensd door oppervlaktewater. Dit oppervlaktewater is in beheer bij het waterschap. Volgens de Keur geldt aan twee zijden een obstakelvrije zone van ca. 5 meter vanaf de insteek. Bij vernieuwing van aanplant of andere obstakels is een watervergunning nodig.
  5. 5. Verzocht wordt het definitieve waterhuishoudingsplan voor te leggen aan de heer W. Schwartz.


Overwegingen

  1. 1. De verdere uitwerking komt bij de aanvraag omgevingsvergunning aan bod, maar de insteek is om bij de aanleg van het rioleringsstelsel verschillende kleuren voor zwart en grijswater toe te passen zodat men altijd direct weet waar welke leiding voor is en de werking van een helofytenfilter is gewaarborgd.
  2. 2. Als een helofytenfilter wordt gerealiseerd, worden de noodzakelijke afspraken omtrent schoonmaakmiddelen vastgelegd in het Huishoudelijk reglement van de Vereniging van Eigenaren. De watertoets wordt overeenkomstig het vorenstaande aangepast. Vanzelfsprekend zal bij de verdere planvorming gebruik gemaakt worden van de expertise van het waterschap.
  3. 3. De constatering dat het de bedoeling is het huishoudelijk afvalwater, waar mogelijk, benutten voor het grijswatersysteem van de woningen is correct.
  4. 4. Het oppervlaktewater ligt buiten het plangebied, maar wordt hierdoor wel begrensd. De watertoets is hierop aangepast.
  5. 5. Ook hier zal voor het uiteindelijke plan gebruik gemaakt worden van de expertise van het waterschap.



VRZ

De veiligheidsregio Zeeland reageerde op bij brief van 24 juli 2020. Zij adviseerden over diverse maatregelen ter verbetering zelfredzaamheid en de beheersbaarheid.


Overwegingen

  1. 1. Zelfredzaamheid

Overeenkomstig het advies kiest De Woongaard ervoor de te bouwen woningen luchtdicht afsluitbaar te maken. Dit houdt in dat ramen en deuren te sluiten zijn (inclusief automatische schuifdeuren) en dat de mechanische ventilatie met een eenvoudige druk op een knop uitgeschakeld kan worden.

Bovendien zal worden voorzien in een goede informatievoorziening aan de aanwezige personen, zodat zij weten hoe te handelen tijdens een calamiteit, bijvoorbeeld door voorlichting. Hierbij kan de infographic die als bijlage bij het advies is gevoegd, dienen.

  1. 2. Beheersbaarheid

De beheersbaarheid richt zich voor wat betreft externe veiligheid op de locatie waar de calamiteit plaatsvindt, dus bij de risicobron. De risicobron bevindt zich buiten het plangebied. De beheersbaarheid bij de bron is hiermee niet relevant. Wel blijken er knel- of aandachtspunten zijn op het gebied van de bestrijdbaarheid (bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid).

  1. a. Bereikbaarheid

In het autovrije plan worden enkel de vereiste voorzieningen voor hulpdiensten aangelegd. De VRZ adviseert er voor te zorgen dat hulpdiensten toegang hebben tot elk pand via een weg in het plangebied die voldoet aan de gewenste situatie als beschreven onder het kopje Bereikbaarheid in Bijlage 2 van deze adviesbrief. Daarbij heeft het de voorkeur dat het plan langs twee zijden bereikbaar is.

De eigendomsverhoudingen en de gewenste groene inpassing maakt het slechts mogelijk één toegang tot het plangebied te realiseren voor auto's. Voor fietsers en voetgangers zijn er twee toegangen. De enkele toegang biedt, direct na de groene inpassing, in het plangebied wel twee rijrichtingen voor de hulpdiensten. De kleinste binnenbochtstraal is 8,10 m (westelijk in het plan).

  1. b. Opstelplaatsen

Voor de tankautospuit moet een opstelplaats mogelijk zijn op maximaal 40 meter afstand van iedere woning. Voor het redvoertuig moet worden voorzien in een aantal vrij te kiezen opstelplaatsen aan de weg. Er zijn drie specifieke opstelplaatsen voorzien voor tankautospuit en/of redvoertuig. De opstelplaatsen zijn zodanig gesitueerd dat alle woningen binnen een straal van 40 m bereikt kunnen worden. De ontsluitingsweg is 3,5 m breed en zodanig verhard dat een aslast van 11,5 ton gedragen kan worden, alsmede een totaalgewicht van 30 ton. Voor de opstelplaatsen worden daarboven voorzien in een mogelijke stempeldruk van 50 ton/m². Alle opstelplaatsen hebben een vorm en afmeting zodanig dat er een netto opstelplaats van 5 x 10 m in past, en dat vloeiend inrijden mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0013.png"

  1. c. Primair bluswater

Het plan moet voorzien in voldoende primair bluswater, bijvoorbeeld in de vorm van brandkranen. Er is een brandkraan tegen over het gebouw van de brandweer tevens tegenover de toegang tot het plangebied. De afstand tot de verst gelegen opstelplaats no 3 is minder dan 100 m.


afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0159BPWoogaaSrk-VG01_0014.png"

  1. d. Secundair bluswater

Het is noodzakelijk om per woonwijk te beschikken over een strategisch gekozen bluswatervoorziening om te kunnen voorzien in bluswater bij escalatie van een incident. De Gapingsche Watergang aan de parallelweg N57 kan voldoen aan deze gewenste situatie. Gelet op de eigendomssituatie (buiten het plangebied) en het bredere kader van deze voorziening, is het de verantwoordelijkheid van de gemeente hier te zijner tijde een vaste opstelplaats te realiseren en adequaat onderhoud te plegen aan deze watergang.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.

Het ontwerpbestemmingsplan 'De Woongaard' heeft van 17 september 2020 tot en met 28 oktober 2020 ter inzage gelegen. Tijdens de periode van terinzagelegging (dus tijdig) is één zienswijze ingekomen. Deze zienswijze is in het rapport zienswijze & ambtshalve aanpassingen Ontwerp bestemmingsplan De Woongaard Serooskerke (corsanummer: 21B.00938) samengevat weergegeven en voorzien van overwegingen en een conclusie. Op basis van de zienswijze is het akoestisch onderzoek geactualiseerd, wat heeft geleid tot een wijziging van bijlage 5 van het bestemmingsplan en een actualisatie van paragraaf 4.6.1. de toelichting.

Daarnaast is in de periode van ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, overeenkomstig de in overleg met de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit ontworpen en vervolgens goedgekeurde woningen, een vooroverleg bouwplan ingediend. Bij de toetsing hiervan is gebleken dat het vooroverlegplan op enkele punten niet in overeenstemming is met het voor deze woningen opgestelde bestemmingplan. Omdat het bestemmingsplan is toegesneden op deze woningen, waarvan het ontwerp in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand zoals bevestigd door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, heeft dit geleid tot ambtshalve aanpassingen van de regels en de verbeelding (ter plaatse van de inrit) van het ontwerp bestemmingsplan. Deze aanpassingen zijn eveneens in het rapport zienswijze & ambtshalve aanpassingen Ontwerp bestemmingsplan De Woongaard Serooskerke opgenomen.

Bij besluit van 18 maart 2021 heeft de gemeenteraad, met in achtneming van de ingediende zienswijze en het rapport zienswijze & ambtshalve aanpassingen Ontwerp bestemmingsplan De Woongaard Serooskerke besloten het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. Het raadsbesluit en het rapport zienswijze & ambtshalve aanpassingen Ontwerp bestemmingsplan De Woongaard Serooskerke zijn als bijlagen opgenomen bij dit bestemmingsplan.

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek 2018

Bijlage 2 Archeologisch onderzoek 2018

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek 2005

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek 2005

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek 2017

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek 2017

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek industrielawaai

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 7 Quickscan Wet Natuurbescherming 2019

Bijlage 7 Quickscan Wet natuurbescherming 2019

Bijlage 8 Memo Stikstofberekening

Bijlage 8 Memo stikstofberekening

Bijlage 9 Wateradvies

Bijlage 9 Wateradvies

Bijlage 10 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.- Beoordeling

Bijlage 10 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.- beoordeling

Bijlage 11 Rapport Zienswijze & Ambtshalve Aanpassingen

Bijlage 11 Rapport zienswijze & ambtshalve aanpassingen